ARBOCATALOGUS
DEEL 5
Biologische agentia VERSIE 2013
Deel 5: Biologische Agentia Arbocatalogus sector Waterschappen
dossier : D1539 registratienummer : MD-AF20110448 versie : definitief
A&O-fonds Waterschappen September 2013 definitief, versie 1.2
A&O-fonds Waterschappen
INHOUD
BLAD
VERKLARENDE WOORDENLIJST
3
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
DEFINITIE, WETGEVING EN AANPAK Definitie Wetgeving Toepassingsgebied Taken en functies Een integrale aanpak van biologische agentia
4 4 4 5 5 6
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
ALGEMENE MAATREGELEN TEN AANZIEN VAN BIOLOGISCHE AGENTIA Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) Jeugdigen en zwangeren Periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek Hygiëneprotocol Vaccinatiebeleid Voorlichting en instructie Persoonlijke beschermingsmiddelen Eerste hulp Incidenten
10 10 13 13 15 17 18 20 22 22
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4
BUITENWERKZAAMHEDEN Werken met zieke dieren of kadavers Risico-inventarisatie en evaluatie Organisatorische maatregelen Handelingen met zieke dieren en kadavers Werken in het groen Risico-Inventarisatie en -Evaluatie Organisatorische maatregelen Persoonlijke beschermingsmiddelen Werken in / met oppervlaktewater Risico-Inventarisatie en –Evaluatie Ontwerp Communicatie en voorlichting Incidenten en eerste hulp
23 23 23 23 24 29 29 29 30 32 32 32 32 34
4 4.1 4.2 4.3
AFVALWATER Risico-Inventarisatie en -Evaluatie Ontwerp Hoog risico werkzaamheden
35 35 37 39
LITERATUURLIJST
Arbocatalogus Biologische agentia
42
versie 1.1, november 2011 -1-
A&O-fonds Waterschappen
BIJLAGEN 1 2 3 4 5 6 7
VOORBEELD RI&E VOORBEELD HYGIENEPROTOCOL VOORBEELD VACCINATIEBELEID VOORBEELDDOCUMENT REGISTRATIE VACCINATIE VOORLICHTINGSFOLDER LYME VOORBEELD TRA REINIGEN SLIBGISTINGSTANK VRAGENLIJST BLOOTSTELLING LYME MUSKUSRATTENBESTRIJDERS
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 -2-
A&O-fonds Waterschappen
VERKLARENDE WOORDENLIJST Aerosol
Een mengsel van stofdeeltjes of vloeistofdruppels in een gas.
Agens / agentia Allergie
Meervoud van agens, alles wat op het lichaam inwerkt. Reactie door overgevoeligheid voor bepaalde stoffen (bijv. pollen (hooikoorts), huisstofmijt, voedingsstoffen, metalen). De manier waarop ziektekiemen aan een persoon worden overgedragen.
Besmettingsroute Biologische agentia Kinney & Wiruth methode
Infectieziekten
Micro-organismen, celculturen en menselijke endoparasieten, al dan niet genetisch gemodificeerd, die een infectie, allergie of toxiciteit kunnen veroorzaken Een methode om risico’s te beoordelen. Bij deze methode dienen drie parameters te worden bepaald: het effect in de zin van grootte van de gezondheidschade en/of ernst van de ziekte de blootstelling; in de zin van het product van blootstellingsfrequentie, de blootstellingsduur en het aantal blootgestelde personen; de waarschijnlijkheid dat het effect optreedt (gegeven de blootstelling). Ziekten die ontstaan door een infectie met een virus, bacterie, gist, schimmel of parasiet.
Intoxicatie
Vergiftiging
RIEBA Risicoklasse
Risico lnventarisatie en Evaluatie Biologische Agentia Biologische agentia worden in 4 klassen ingedeeld, waarbij klasse 1 het minst risicovol is en klasse 4 het meest risicovol is. Giftige stof die wordt geproduceerd door een organisme, vooral door bacteriën of schimmels. Zoönosen zijn ziekten die van dieren op mensen kunnen worden overgebracht. Zoönosen kunnen worden veroorzaakt door virussen, bacteriën, eencelligen, schimmels of parasieten.
Toxines Zoönosen
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 -3-
A&O-fonds Waterschappen
1
DEFINITIE, WETGEVING EN AANPAK
1.1
Definitie
In deze Arbocatalogus wordt onder biologische agentia (BA) verstaan: “micro-organismen, celculturen en menselijke endoparasieten, al dan niet genetisch gemodificeerd, die een infectie, allergie of toxiciteit kunnen veroorzaken.”
1.2
Wetgeving
In de Arbowet- en regelgeving zijn onderstaande doelvoorschriften opgenomen ten aanzien van biologische agentia: Artikel nr. Arbobesluit 8.1
Doelvoorschriften Algemene vereisten persoonlijk beschermingsmiddel
Arbobesluit 8.2 Arbobesluit 8.3 Arbobesluit 4.84.
Keuze persoonlijk beschermingsmiddel Beschikbaarheid en gebruik persoonlijk beschermingsmiddel Biologische agentia, celculturen en micro-organismen: definitie; categorie-indeling Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie
Arbobesluit 4.85 Arbobesluit 4.86 Arbobesluit 4.87 Arbobesluit 4.87a Arbobesluit 4.87b
Gevolgen van de categorie-indeling Vervangen van biologische agentia Voorkomen of beperken van blootstelling Voorkomen en beperken van Legionella bij luchtbevochtigingsinstallatie en een waterinstallatie
Arbobesluit 4.88 Arbobesluit 4.89 Arbobesluit 4.90 Arbobesluit 4.91 Arbobesluit 4.92
Veiligheidssignalering Hygiënische beschermingsmaatregelen Registratie Onderzoek en vaccins Informatie in verband met een ongeval of incident: contact met de ondernemingsraad
Arbobesluit 4.93 Arbobesluit 4.94 Arbobesluit 4.95 Arbobesluit 4.96 Arbobesluit 4.99 Lid 2 Arbobesluit 102 Arbobesluit 105 Arbobesluit 109
Overige informatie Kennisgeving Ongevallen en incidenten Kennisgeving Werken met biologische agentia in laboratoria
in
bedrijf
nemen
van
een
Voorlichting en onderricht Arbeidsverboden voor gevaarlijke stoffen en biologische agentia Arbeidsverboden enkele biologische agentia
Bij het gebruik van de catalogus is de wettelijke indeling (Arbobesluit artikel 4.84) van biologische agentia van groot belang: categorie 1: een agens waarvan het onwaarschijnlijk is dat het bij de mens een ziekte kan veroorzaken; categorie 2: een agens dat bij de mens een ziekte kan veroorzaken en een gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers kan opleveren, maar waarvan het
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 -4-
A&O-fonds Waterschappen
-
-
1.3
onwaarschijnlijk is dat het zich onder de bevolking verspreidt, terwijl er gewoonlijk een effectieve profylaxe of behandeling bestaat; categorie 3: een agens dat bij de mens een ernstige ziekte kan veroorzaken en een groot gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers kan opleveren en waarvan er een kans is dat het zich onder de bevolking verspreidt, terwijl er gewoonlijk een effectieve profylaxe of behandeling bestaat; categorie 4: een agens dat bij de mens een ernstige ziekte veroorzaakt en een groot gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers oplevert en waarvan het zeer waarschijnlijk is dat het zich onder de bevolking verspreidt, terwijl er gewoonlijk geen effectieve profylaxe of behandeling bestaat.
Toepassingsgebied
De arbocatalogus geeft voorschriften voor onderstaande situaties waarbij biologische agentia een rol kunnen spelen: buitenwerkzaamheden: hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen: o het werken met zieke dieren en / of kadavers; o werken in het groen; o werken in / met oppervlaktewater (inclusief bagger). werken met afvalwater.
1.4
Taken en functies
In onderstaande tabel is een niet-limitatieve opsomming gemaakt van taken, functies en locaties waar risico’s met betrekking tot biologische agentia kunnen voorkomen. De functies kunnen ook uitgevoerd worden door derden (bijvoorbeeld aannemers). De catalogus heeft in principe geen betrekking op bezoekers of burgers, terwijl deze groepen wel kunnen worden blootgesteld aan biologische agentia. Het is van belang dat het waterschap in het kader van de zorgplicht ook ten behoeve van deze groepen maatregelen neemt. Situatie
Voorbeeldfuncties
(niet-
Locaties / objecten
limitatief)
Voorbeeld werkzaamheden (niet-limitatief)
Buitenwerkzaamheden:
Medewerkers groen
werken in het groen
Onderhoudsmedewerkers
Bomen, struiken en gras
beschoeiingen
Installatiemonteurs
Grondverzet
Muskusrattenbestrijders
Snoeien, maaien
Inspecteurs / handhavers
Handhaving
Monsternemers
bosrijk gebied
Toezichthouders
Werkzaamheden
/
aan
inspectie
in
Muskusrattenbestrijding
Buitenwerkzaamheden:
Muskusrattenbestrijders
Krooshekreinigers
Verwijderen rat uit val
handelingen met
Onderhoudmonteurs
Watergangen
Verwijderen
kadavers of zieke
Buitendienstmedewerkers
Dijken en oevers
watergangen.
dieren
(rayonbeheerders)
Roostergoedinstallaties
Verwijderen dode dieren voor
Buitenwerkzaamheden:
Onderhoudsmedewerkers
Oppervlaktewater
werken in / met het
Monsternemers
Schoonmaken
oppervlaktewater
Inspecteurs / handhavers
duikers
Landmeters
Werken met maaiboot
dode
vis
uit
roosters. Werk aan beschoeiingen verstopte
Watermonsters nemen
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 -5-
A&O-fonds Waterschappen
Situatie
Voorbeeldfuncties
(niet-
Locaties / objecten
limitatief)
Voorbeeld werkzaamheden (niet-limitatief) Inspectiewerkzaamheden Verwijderen rottend materiaal 1
“Veek” verwijderen Afval verwijderen Baggeren Bagger-
en
watermonsters
nemen Werken met afvalwater
Onderhoudsmedewerkers
Slibontwatering: bijvoorbeeld
Onderhoud
Bedieningsmedewerkers
-
zeefbandpers
schoonmaken)
Procesoperators
-
roostergoedverwijdering
slibontwateringsapparatuur
Procestechnologen
Membraanfilters
(bijvoorbeeld schoonspuiten)
Projectleiders
Rioolgemalen: persleidingen
Schoonmaken met effluent in
Laboratoriummedewerkers
2
(bijv. aan
het algemeen
Klaarmeesters
Monstername in slibtanks
Technisch beheerder Inspecteurs / handhavers
Bedrijven
Heffingstechnologen
Monster nemen geloosd afvalwater Inspectie na overstort
Tabel 1-1
Overzicht van functies, locaties en werkzaamheden waarbij blootstelling aan biologische agentia mogelijk is.
1.5
Een integrale aanpak van biologische agentia 3
In deze catalogus beschrijven we een integrale aanpak gebaseerd op de Arboregels , goede praktijken en inzichten van deskundigen. De tabellen op de volgende pagina’s geven beknopt de integrale aanpak weer die waterschappen dienen te nemen om de risico’s met betrekking tot biologische agentia te minimaliseren. Deze integrale aanpak maakt onderscheid in drie gebieden: algemene maatregelen met betrekking tot biologische agentia (hoofdstuk 2); maatregelen met betrekking tot buitenwerkzaamheden (hoofdstuk 3); maatregelen met betrekking tot het werken met afvalwater (hoofdstuk 4).
1
Veek: drijvend organisch en anorganisch materiaal
2
Deze arbocatalogus gaat niet specifiek in op werkzaamheden en beheersmaatregelen voor blootstelling aan
biologische agentia in laboratoria. 3
Hiermee wordt de Arbowet, het Arbobesluit en de Arboregeling verstaan.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 -6-
A&O-fonds Waterschappen
Algemene aspecten
Verplicht volgens Arbowet
Verplicht volgens catalogus
Aanbevolen volgens catalogus
Uitwerking in paragraaf
Ja
Ja
n.v.t.
2.1
Ja
Ja
n.v.t.
Nee Nee
Nee Nee
Ja Ja
Ja
Ja
n.v.t.
Neem in het jeugdigen en zwangerschaps- beleid biologische agentia op. Licht jeugdigen en zwangerschappen actief voor de risico’s en restricties ten aanzien van hun werkzaamheden
Ja
Ja
n.v.t.
2.2
Ja
Ja
n.v.t.
2.2
Besteed in het periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek specifiek aandacht aan biologische agentia. Bied een lymetest aan bij medewerkers op basis van het totaalbeeld van blootstelling aan teken, symptomen, klachten en uitslagen van bloedtests.
Ja
Ja
n.v.t.
2.3
Nee
Nee
Ja
2.3
10. Stel een hygiëneprotocol op en communiceer dit naar de werknemers.
Ja
Ja
n.v.t.
2.4
11. Stel een beleid op in overleg met een arbeidshygiënist en/of arboarts. 12. Bied Hepatitus en Tetanus vaccinaties aan voor risicogroepen. 13. Voer een aanvullende risico-analyse uit voor werknemers die zich niet willen laten vaccineren.
Nee
Ja
n.v.t.
2.5
Ja
Ja
n.v.t.
Ja
Ja
n.v.t.
Ja
Ja
n.v.t.
Nee
Nee
Ja
Nee Ja Nee
Nee Ja Ja
Ja n.v.t. n.v.t.
Ja
Ja
n.v.t.
Ja
Ja
n.v.t.
Nee
Ja
n.v.t.
Ja
Ja
n.v.t.
Aanpak RI&E
Aspect 1. 2.
3. 4.
5.
Jeugdigen en zwangeren Gezonheidskundig onderzoek
6. 7.
8.
9.
Hygiëneprotocol
Besteed specifiek aandacht aan biologische agentia. Behandel onderstaande aspecten: - risicovolle werkzaamheden; - inschatting van initieel risico; - getroffen beheersmaatregelen - restrisico Stel een functie-gevarenmatrix op Ga na of er in de omgeving activiteiten worden ontplooid die tot een verhoogd risico op biologische agentia kunnen leiden. Besteed in het V&G-plan specifiek aandacht aan biologische agentia.
Vaccinatiebeleid
Voorlichting en instructie Persoonlijke beschermingsmiddelen
Eerste hulp en Incidenten
Tabel 1-2
14. Geef voorlichting en instructie over: de risico’s van blootstellingen, de voorzorgsmaatregelen, de noodmaatregelen en het gebruik van PBM’s. 15. Informeer werknemers over de besmettingsrisico’s voor hun omgeving 16. Stel een PBM beleid op. 17. Stel vervangingscriteria vast voor elk PBM 18. Gebruik onafhankelijke adembescherming bij > 50x de grenswaarde. 19. Geef instructie over het uitrekken / uitdoen van PBM’s 20. Stel ongewenste gebeurtenissen vast en leg de beheersmaatregelen vast. 21. Geef duidelijk aan wat een waterschap zelf doet en wanneer wordt doorverwezen naar een hulpdienst. 22. Registreer alle incidenten met biologische agentia.
2.6
2.7
2.8
2.9
Integrale aanpak van biologische agentia: algemene aspecten
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 -7-
A&O-fonds Waterschappen
Buitenwerkzaamheden
Verplicht volgens
Verplicht
Aanbevolen
volgens
volgens
Uitwerking in
catalogus
catalogus
paragraaf
Aanpak
Aspect
RI&E
1. Neem handelingen, vervoer en overslag en opslag van zieke dieren of kadavers op in de RI&E.
Ja
Ja
n.v.t.
3.1.1
Organisatorische maatregelen
2. Besteed bij het ontwerp van kunstwerken aandacht aan het voorkomen van het te water of verstrikt raken van dieren. 3. Stel criteria vast voor het ruimen van zieke dieren of kadavers.
Nee
Nee
Ja
3.1.2
Nee
Ja
n.v.t.
3.1.2
4. Gebruik handschoenen en indien nodig wegwerpoveralls en adembescherming. 5. Gebruik wegwerpverpakkingen. 6. Scheid het schone en het vuile gedeelte van een voertuig bij het transport van kadavers of zieke dieren. 7. Kadavers worden opgeslagen in speciale gekoelde opslagvoorzieningen.
Ja
Ja
n.v.t.
3.1.3
Nee Nee
Nee Ja
Ja n.v.t.
3.1.3 3.1.3
Nee
Ja
n.v.t.
3.1.3
1. Gebruik een vragenlijst om meer inzicht te krijgen in de blootstelling aan Lyme.
Nee
Nee
Ja
3.2.1
2. Houd bij de inrichting van de werkzaamheden rekening met de seizoenen. 3. Geef instructie over tekenbeten
Nee
Nee
Ja
3.2.2
Ja
Ja
n.v.t.
3.2.2
4. Gebruik lange en sluitende kleding. 5. Stel hulpmiddelen beschikbaar voor het verwijderen van teken. 4 6. Wees voorzichtig met het gebruik van Deet.
Nee Nee
Ja Ja
n.v.t. n.v.t.
3.2.3 3.2.3
Nee
Ja
n.v.t.
3.2.3
Ja
Ja
n.v.t.
3.3.1
3.3.2
Arbowet
Werken met zieke dieren of kadavers
Handelingen met zieke dieren en kadavers
Werken in het groen
RI&E
Organisatorische maatregelen
Persoonlijke beschermingsmaatregelen
3.2
Werken in het oppervlaktewater
RI&E
Ontwerp
3.3
1.
Besteed in de RI&E aandacht aan de meest voorkomende biologische agentia.
2.
Betrek incidenten bij het dimensioneren van kunstwerken. Werk samen met gemeenten en Rijkswaterstaat bij het ontwerpen van rioleringssystemen
Nee
Ja
n.v.t.
Nee
Nee
Ja
3.
Communicatie
4.
Stel een communicatieplan op om snel medewerkers te informeren bij een overstort of nooduitlaat.
Nee
Nee
Ja
3.3.3
Incidenten
5.
Raadpleeg de Arbo-arts of huisarts als iemand in “verdacht” water terecht komt. Beoordeel of uitklimvoorzieningen nodig zijn (Arbocatalogus deel 3)
Nee
Ja
n.v.t.
3.3.4
Nee
Ja
n.v.t.
6.
4
Insectenwerende organische verbinding, bedoeld om op de huid of kleding aan te brengen. Biedt o.a. bescherming
tegen tekenbeten.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 -8-
A&O-fonds Waterschappen
Tabel 1-3
Integrale aanpak van biologische agentia: buitenwerkzaamheden
Afvalwater Aanpak Risico-analyse
Aspect 1.
Toets de blootstellingsmetingen of - schattingen aan
Verplicht volgens
Verplicht
Aanbevolen
Uitwerking
volgens
volgens
in
catalogus
catalogus
paragraaf
Nee
Nee
Ja
4.1
Ja
Ja
n.v.t.
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Ja
4.2
Nee
Ja
n.v.t.
4.3
Nee
Ja
n.v.t.
4.3
Nee
Ja
n.v.t.
4.3
Nee
Ja
n.v.t.
4.3
Arbowet
de normering uit deze arbocatalogus. 2.
Leg risico’s en beheersmaatregelen voor werkzaamheden aan objecten met biologische agentia vast in procedures of voer een aanvullende risico-analyse (bijvoorbeeld TRA) uit.
3.
Stel calamiteitenscenario’s op met betrekking tot grootschalige blootstelling aan biologische agentia.
V&G-ontwerp
4.
Voorkom aerosolvorming en minimaliseer voetgangersbewegingen langs bronnen van biologische agentia.
Werkzaamheden met hoge blootstelling
Schoonmaakwerkzaamheden 5.
Minimaliseer het risico door: -
Slib bij voorkeur droog te verwijderen.
-
Bij voorkeur geen hoge druk te gebruiken voor verwijdering van slib.
Gebruik van watervernevelende apparatuur 6.
Minimaliseer het risico door: -
Ontwerpmaatregelen: ontwerp van ventilatiesystemen en voorkomen van installatieonderdelen waar watertemperatuur > 25˚C.
-
Organisatorische maatregelen: beperking van de aanwezigheid, aparte schoonmaakprocedures
-
Collectieve maatregelen: compartimenteringen, omkastingen, camera’s, besturing op afstand.
Nemen van monsters 7.
Minimaliseer het risico door: -
Goed ontwerp van het monsternamepunt.
-
Goede ventilatie
-
Minimale hoeveelheid slib in aerosolen.
-
Beperkte duur van de monstername.
Werkzaamheden in slibontwaterings- en roostergebouw 8.
Minimaliseer het risico door: -
Beperkte aanwezigheid.
-
Goede ventilatie.
-
Schone werkomgeving en voldoende pauze.
-
Adembescherming (afhankelijk van de
blootstelling) Tabel 1-4
Integrale aanpak van biologische agentia: afvalwater
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 -9-
A&O-fonds Waterschappen
2
ALGEMENE MAATREGELEN TEN AANZIEN VAN BIOLOGISCHE AGENTIA
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de volgende onderwerpen: Risico-Inventarisatie en Evaluatie (RI&E); Periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek; het hygiëneprotocol; persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s); het vaccinatiebeleid; voorlichting en instructie eerste hulp; incidenten;
2.1
Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E)
Het inventariseren, analyseren en schriftelijk vastleggen van de risico’s is vastgelegd in artikel 5 van de Arbowet en in artikel 4.85, 4.87a, 4.87b en 4.89 van het Arbobesluit. Oplossingen Besteed bij de risico-inventarisatie aandacht aan: werkzaamheden waarbij blootstelling aan biologische agentia mogelijk is; de inschatting van het risico door de blootstelling vast te stellen (Kinney & Wiruth of RIEBA methodiek); relevante externe omgevingsfactoren die mogelijk tot blootstelling kunnen leiden; V&G-plannen: besteed expliciet aandacht aan biologische agentia; Tip: gebruik het voorbeeld van de risico-inventarisatie voor biologische agentia uit bijlage 1.
Risico-inventarisatie In de RI&E van een waterschap dient expliciet aandacht te worden besteed aan biologische agentia. De RI&E die wordt opgesteld dient minimaal onderstaande informatie te bevatten: een overzicht van de werkzaamheden waarbij blootstelling aan biologische agentia plaats kan vinden; (schatting van het) aantal personen dat wordt blootgesteld aan biologische agentia tijdens deze werkzaamheden; inschatting van de blootstelling aan het biologisch agens: o aard van de blootstelling. Hierbij moet minimaal worden aangegeven om welk biologisch agens en welke categorie (zie paragraaf 1.2) het gaat. Het is echter ook verstandig om hierbij de mogelijke ziekte en symptomen te vermelden; o de mate van blootstelling; o de duur van de blootstelling; beheersmaatregelen die het waterschap voor deze werkzaamheden heeft getroffen om het risico van blootstelling aan het biologisch agens voor de genoemde werkzaamheden te minimaliseren; het risico. Zie de volgende subparagraaf over risico-evaluatie. In bijlage 1 is een voorbeeld opgenomen van een RI&E voor biologische agentia.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 10 -
A&O-fonds Waterschappen
De RI&E dient te worden getoetst door een kerndeskundige (bedrijfsarts, A&O-deskundige, 5 arbeidshygiënist of veiligheidskundige) . Functie-gevaren matrix Het is verstandig om de gevaren ten aanzien van biologische agentia per functie, opgesplitst naar functies (buitendienst, technisch), weer te geven. Onderstaande tabel is een voorbeeld van een dergelijke functie – gevaren matrix:
(Storings) Monteur, schoonmaak – Wtb
(Storings) monteur, leidingmonteur – E&I
Bewaking, recreatie, sluis-/brugwachter
Faunabeheer
Vergunnn, emissie, insp., handh., alg. dnst
Aansluiting, facturatie, buitendnst, incasso
Belastingen, inning, deurwaarder
8
3
2
4
6
2
6
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
Hoofd productie, hoofd onderhoud / beheer Teamleider, projectleider, opzichter, wachtchef, coordinator, beheerder
2
Schoonmaker, facilitair medewerker
Machinist beheer, onderhoud
Openbare ruimte
18
2
8
2
4
2
8
Techniek
4
Medewerkers archief, magazijn
4
Ontwerper, tekenaar, onderz., adv., rekenaar
10
Inspecteurs, auditors, opnemers en innmeters (BAZ, bedrijfs – procesvoeringstechnoloog) ICT, Midd. , M&O,,JZ, FZ, Control, Financien
Aantal medewerkers
Receptie, balie, servicedesk en callcentre
Gevaren ↓
Directie, secr, bestuursadvies./-medew.
Functies !
Locatie Reiniging, inspectie, realisatie, operator, schipper/schuitenvoerder
Kantoor
RISICO PROFIELEN
Microbiologische agentia (ziekte) √
•
Virussen alg. (hepatitis A, polio)
•
Virussen bloedgebonden (hep. B)
•
Bacteriën “groen” (Lyme)
√
√
√
√
√
•
Bacteriën “ weg-/waterbouw” (tetanus, Weil, botulisme)
√
√
√
√
√
•
Bacteriën “lucht” (Legionella)
√
•
Dieren en dierziekten (vogelgriep, varkenspest, wespen, honden)
•
Toxinen (blauwalg) Tabel 2-1
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
Voorbeeld functie-risico tabel (inclusief aantal medewerkers) voor biologische agentia. Deze tabel
maakt deel uit van een risicoprofiel waarbij meerdere gevaren (niet alleen biologische agentia) worden beoordeeld.
Risico-evaluatie In de RI&E moet het risico voor blootstelling aan biologische agentia worden ingeschat voor alle werkzaamheden waarbij biologische agentia mogelijk een rol spelen. Het risico kan worden ingeschat door de Kinney & Wiruth-methode toe te passen. Deze methode is toegepast in bijlage 1 van deze catalogus. 6
Naast de Kinney & Wiruth methodiek kan ook de RIEBA methodiek worden gebruikt. RIEBA is ontwikkeld door een gezamenlijke werkgroep van de Nederlandse Vereniging voor Veiligheidskunde en de Nederlandse vereniging van Arbeidshygiëne. Bij de methode wordt de risicocategorie van het microorganisme direct in de ranking verwerkt. Een mogelijk nadeel van deze methode is dat de kwantificering van het restrisico andere bandbreedtes heeft dan de Kinney & Wiruth methodiek.
5
Momenteel is een branche RI&E-instrument in ontwikkeling. Bij het gebruik van een getoetste branche RI&E-
instrument komt deze toetsing te vervallen. 6
RIEBA: Risico lnventarisatie en Evaluatie Biologische Agentia
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 11 -
A&O-fonds Waterschappen
RIEBA-model: inschatting risico blootstelling biologische agentia Risico = frequentie x handelingsrisico x klasse Factor Frequentie
Handelingsrisico
Klasse
Mate
Toelichting
Weging
Zelden Soms Reqelmatiq Vaak
Minder dan 4 maal per jaar 1 – 3 maal per kwartaal
1 2
Eenmaal per maand Eenmaal of vaker per week
4 8
Nauwelijks kans Enige kans
0,5
Grote kans Klasse 2 Klasse 3
4 2 5
2 Zie paragraaf 1.2
Risicoscore
Risicogetal
Risico-inschatting
Hoog Midden Laag
R > 20 10 < R < 20 R < 10
Belangrijk risico Mogelijk risico Wellicht aanvaardbaar
Klasse 1 en klasse 4 micro-organismen worden uit deze risicobeoordeling gelaten. Voor klasse 1 micro-organismen is de reden dat het onwaarschijnlijk is dat deze ziekten kunnen veroorzaken bij mensen. Voor klasse 4 micro-organismen geldt dat deze dermate gevaarlijk zijn dat deze specifiek moeten worden beoordeeld en een standaardaanpak (zoals RIEBA) niet goed mogelijk is. Risico’s uit de omgeving Het is verstandig dat in de risicobeoordeling ook aandacht wordt besteed aan mogelijke risico’s met betrekking tot biologische agentia die voort kunnen komen uit activiteiten in de omgeving van waterschapslocaties. Nabijgelegen bedrijven zoals schapen- of geitenboerderijen (Q-koorts), pluimveebedrijven (vogelgriep), ziekenhuizen, laboratoria of slachterijen kunnen een risico vormen op het gebied van biologische agentia. Veiligheids- en gezondheidsplan (V&G-plan) 7 In het Arbobesluit (artikel 2.28) is opgenomen dat voor grote projecten een veiligheids- en gezondheidplan (V&G-plan) moet worden opgesteld. Verder worden ook vaak V&G-plannen opgesteld voor risicovolle werkzaamheden. Indien een dergelijk plan wordt opgesteld, is het verplicht om hierin het gevaar van blootstelling aan biologische agentia te beoordelen in de risico-inventarisatie.
7
Volgens het Arbobesluit artikel 2.28 is sprake van een groot project als: - de geraamde duur meer is dan 30 werkdagen én als op de bouwplaats zijn meer dan 20 werknemers tegelijkertijd aan het werk; of - de geraamde duur van het project is groter dan 500 mensdagen.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 12 -
A&O-fonds Waterschappen
2.2
Jeugdigen en zwangeren
Jeugdigen, zwangere vrouwen en het (ongeboren) kind kunnen vatbaarder zijn voor infecties na blootstelling aan biologische agentia. In het arbobesluit artikel 4.105 en 4.109 is opgenomen dat jeugdigen en zwangeren niet aan bepaalde biologische agentia mogen worden blootgesteld. Oplossingen Om de risico’s ten aanzien van biologische agentia bij jeugdigen en zwangeren te minimaliseren, kunnen onderstaande maatregelen worden genomen: neem in het beleid bijzondere groepen het onderwerp biologische agentia op. licht de betrokken medewerkers actief voor over de mogelijke risico’s
Beleid Elk waterschap dient een beleid jeugdigen en zwangeren op te stellen. In dit beleid dient ten aanzien van biologische agentia onderstaande te worden vastgelegd: Jeugdigen (< 18 jaar) mogen niet worden blootgesteld aan biologische agentia die zijn geclassificeerd als categorie 3 of 4. Zwangeren mogen niet worden blootgesteld aan Toxoplasma en Rubellavirus, tenzij is aangetoond dat zij hiervoor immuun zijn. Voorlichting Werknemers (incl. aannemers) dienen actief te worden voorgelicht over het jeugdigen- en zwangerenbeleid. Het is verstandig om de voorlichting te baseren op de functie-gevarenmatrix (zie paragraaf 2.1). Om aan de voorlichting goed invulling te geven kan het beste onderstaande strategie worden gevolgd (Bron: stichting van de Arbeid; handreiking Zwangerschap): ga na of voor welke functies blootstelling aan biologische agentia mogelijk is. Tip: gebruik hiervoor de functie-gevarenmatrix (zie paragraaf 2.1); informeer al het personeel op wie het beleid mogelijk van toepassing is. Dit houdt dus in dat alle vrouwen in de vruchtbare leeftijd die werken met bovengenoemde biologische agentia moeten worden voorgelicht. Geef hierbij onderstaande informatie: o moment van melden van de zwangerschap; o werken bij vermoede of prille zwangerschap; o het melden van het geven van borstvoeding; o waar ze met vragen terecht komen; neem biologische agentia op in het introductieprogramma (video, presentatie of boekje); bespreek met de medewerker en leidinggevende welke maatregelen getroffen moeten worden. Hanteer hierbij het RAAK-principe: o R: Risico’s wegnemen binnen de eigen functie en de eigen werkplek o A: Aanpassing van het werk en/of aanpassing van de werk- en rusttijden o A: Ander werk o K: Keerpunt in de benadering, namelijk het vrijstellen van het verrichten van arbeid
2.3
Periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 13 -
A&O-fonds Waterschappen
In artikel 18 van de Arbowet is opgenomen dat de werkgever de werknemers in staat stelt periodiek een medisch onderzoek te laten ondergaan. Voor werknemers die worden blootgesteld aan biologische agentia zijn deze regels verder verscherpt in artikel 4.91 uit het Arbobesluit. Oplossingen Besteed ten aanzien van het Periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek ten minste aandacht aan onderstaande onderwerpen: aanbieden van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek: o aan alle werknemers die een gerede kans hebben op de blootstelling aan biologische agentia; o het aanbieden van een tussentijds medisch onderzoek ingeval van ziekte of infectie naar aanleiding van blootstelling aan een biologisch agens inhoud: het onderzoek dient zowel een vragenlijst als een lichamelijk onderzoek te bevatten. Besteed bij het aanbieden van een lymetest aandacht aan het totaalbeeld van blootstelling aan teken, symptomen, klachten en uitslagen van bloedtests.
Conform artikel 4.91 Arbobesluit is men verplicht om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek aan te bieden aan iedereen die een gerede kans heeft op blootstelling aan biologische agentia (zie risico en functies paragraaf 2.1). Verder is men verplicht een tussentijds medisch onderzoek aan te bieden als: een werknemer een infectie of ziekte heeft opgelopen naar aanleiding van blootstelling aan biologische agentia; een werknemer die aan eenzelfde biologisch agens is blootgesteld als gevolg waarvan een andere werknemer een infectie of ziekte heeft opgelopen. Een Arboarts en/of arbeidshygiënist dient een centrale rol te spelen bij het opstellen van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek. Deze persoon dient onder andere de frequentie en inhoud van het onderzoek te bepalen. Een arbeidsgezondheidskundig onderzoek naar biologische agentia zou onder andere kunnen bestaan uit: vragenlijsten die informatie verzamelen over het in aanraking komen met biologische agentia, over gezondheidsklachten en leefgewoonten; fysisch-diagnostisch onderzoek: bijvoorbeeld inspectie van de huid; longfunctietest; bloedbezinking. Ziekte van Lyme De ziekte van Lyme wordt veroorzaakt door de bacterie Borrelia burgdorferi. Deze bacterie wordt overgebracht door geïnfecteerde teken. Bij met name buitendienstmedewerkers van waterschappen komt het steeds vaker voor dat zij in aanraking komen met deze teken. De ziekte van Lyme kan onder andere leiden tot neurologische (zenuwstelsel / hersenen), dermatologische (huid), reumatologische (spieren en gewrichten), cardiologische (hart), opthalmologische (ogen) en psychiatrische klachten. Zie bijlage 5 voor meer informatie. Sinds oktober 2009 is Lyme als beroepsziekte erkend. Voor de waterschappen houdt dit in dat er extra aandacht besteed moet worden aan preventieve maatregelen die moeten voorkomen dat medewerkers de ziekte oplopen.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 14 -
A&O-fonds Waterschappen
Om infectie aan te tonen is het mogelijk om specifieke bloedtesten uit te laten voeren. De beschikbare bloedtesten verschillen in betrouwbaarheid en prijs. Het is bijvoorbeeld niet bij elke test mogelijk onderscheid te maken tussen een recente infectie en een reeds genezen infectie. Ook kan het zijn dat een test uitwijst dat een infectie aanwezig zou zijn, terwijl dat in werkelijkheid niet zo is. Het zou in dat geval dus kunnen dat onterecht een behandeling voorgeschreven wordt (antibiotica). Zonder klachten hoeft een bloedtest dus nog niets te zeggen. Het is belangrijk dat het totaalbeeld van blootstelling aan teken, symptomen, klachten en uitslagen van bloedtests door een deskundige arts wordt beoordeeld. Op basis hiervan kan een bloedtest worden aangeboden. Het is belangrijk om bovenstaande afweging in nauw overleg met de bedrijfsarts uit te voeren en rekening te houden met de onzekerheden die verbonden zijn aan de huidige bloedtesten. Verder is het belangrijk de huidige ontwikkelingen goed bij te houden omdat er diverse onderzoeken lopen waar mogelijk meer betrouwbare testen uit voortkomen.
2.4
Hygiëneprotocol
De hygiëneregels zijn vastgelegd in het Arbobesluit artikel 4.89. Dit artikel is van toepassing indien de werknemers een gerede kans lopen om blootgesteld te worden aan biologische agentia uit categorie 2, 3 of 4 (zie paragraaf 1.2). Dit betekent dat dit hygiëneprotocol van toepassing is voor alle werknemers waarvan in de RI&E is vastgesteld dat zij blootgesteld worden aan categorie 2, 3 of 4 agentia.
Oplossingen Elk waterschap dient een hygiëneprotocol op te stellen. Dit protocol moet minimaal onderstaande informatie bevatten: verbod op roken, eten & drinken en aanbrengen cosmetica tijdens werkzaamheden waarbij er de kans is op blootstelling aan biologische agentia; locatie van beschikbare werkkleding en PBM’s; locatie en gebruik van sanitaire voorzieningen; locatie en inrichting van kleedruimte; (werk)wijze voor reinigen van werkkleding. Dit protocol dient duidelijk kenbaar te worden gemaakt binnen de waterschapslocaties. Tip: gebruik het hygiëneprotocol uit bijlage 2 voor het opstellen van het eigen protocol.
Het doel van dit hygiëneprotocol is het beperken van de persoonlijke blootstelling aan biologische agentia en het voorkomen van mogelijke gevolgen daarvan. Verder speelt het hygiëneprotocol een belangrijke rol bij het beheersen van de restrisico’s. In het hygiëneprotocol moet minimaal onderstaande informatie bevatten: verbod op roken, eten en drinken en aanbrengen van cosmetica op de werkplek; aangeven waar en hoe werkkleding en persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar worden gesteld; locatie van sanitaire voorzieningen (douches, wasbakken); locatie van kleedruimten en de wijze waarop werknemers hun vuile en schone kleding kunnen scheiden; hygiënische maatregelen tijdens gebruik van sanitaire voorziening; wijze van reiniging van werkkleding;
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 15 -
A&O-fonds Waterschappen
-
werkwijze voor werknemers voor het inzamelen, reinigen, ontsmetten of vernietigen van besmette werkkleding, persoonlijke beschermingsmiddelen en hulpmiddelen. In bijlage 2 is een voorbeeld van een hygiëneprotocol opgenomen. Het hygiëneprotocol dient duidelijk kenbaar te worden gemaakt aan het personeel van de waterschappen. Dit kan bijvoorbeeld worden gedaan door het ophangen van het hygiëneprotocol bij de ingang van zuiveringen en/of in kleed- en sanitaire ruimten. In aanvulling hierop dient het hygiëneprotocol periodiek besproken te worden in (afdelings)overleg. Om aan de hygiënemaatregelen uitvoering te kunnen geven, dient elk waterschap: schone en vuile ruimten aan te wijzen op locaties waar blootstelling aan biologische agentia een risico vormt (zie Foto 2-1). voorzieningen te treffen zodat vuile en schone kleding is gescheiden. Een voorbeeld hiervan zijn gescheiden lockers (zie Foto 2-2). maatregelen te treffen dat werknemers (dus ook (tijdelijke) werknemers met een buitenfunctie), waarvan uit de RI&E blijkt dat zij een gerede kans hebben op blootstelling aan biologische agentia, hun kleding kunnen laten wassen. Deze werknemers mogen niet hun kleding thuis wassen. Voor buitenmedewerkers kan een oplossing worden gevonden door kleding in te zamelen bij een waterschapssteunpunt of een zuivering. Derden die in opdracht van het waterschap werkzaamheden uitvoeren, te wijzen op de hygiënemaatregelen die in acht moeten worden genomen. Te voorzien in voldoende reinigings- en ontsmettingsmiddelen zodat materiaal en (persoonlijke beschermings)middelen die met biologische agentia zijn besmet, gereinigd en gedesinfecteerd kunnen worden. In de verschillende paragrafen worden voorbeelden gegeven van goede en minder goede methoden voor reiniging en desinfectie. In geval van buitenwerkzaamheden moeten deze middelen in de auto aanwezig zijn (zie foto Foto 2-3).
Foto 2-1 Scheiding van vuile en schone kledingruimte bij een waterzuivering. Scheiding is duidelijk gemaakt door pictogram en ander kleur deur
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 16 -
A&O-fonds Waterschappen
Foto 2-2
2.5
Gescheiden kledingkasten (schoon en vuil)
Foto 2-3
Desinfectiemiddelen in een auto
Vaccinatiebeleid
In artikel 4.91 uit het Arbobesluit zijn de eisen vastgelegd ten aanzien van het vaccineren van werknemers. In lid 6 van dit artikel is opgenomen dat aan iedere werknemer die nog niet immuun is voor de biologische agentia waaraan hij is of kan worden blootgesteld, doeltreffende vaccins ter beschikking wordt gesteld. Oplossingen Elke waterschap is verplicht een vaccinatiebeleid op te stellen. Het vaccinatiebeleid bevat tenminste informatie over de blootstelling aan biologische agentia, de extra bescherming van het vaccin en het overzicht van de vaccins die worden aangeboden. Het aanbieden van vaccins dient aantoonbaar plaats te vinden. Indien werknemers weigeren zich te laten vaccineren is het verstandig dat zij een formulier ondertekenen waarmee ze aangeven de risico’s te accepteren ten aanzien van het niet laten vaccineren. Bovendien dient een aanvullende risico-analyse te worden uitgevoerd voor deze werknemer en zijn omgeving (bijvoorbeeld collega’s) Tips: -
Gebruik het voorbeeld vaccinatiebeleid, zie bijlage 3. Gebruik voorbeeld brief registratie vaccinatie, zie bijlage 4.
Het vaccinatiebeleid dient te worden opgesteld of goedgekeurd door een arboarts of een arbeidshygiënist. Het vaccinatiebeleid dient minimaal onderstaande inhoud te bevatten: aard van mogelijke blootstelling aan biologische agentia; overzicht van de risico’s van de blootstelling voor relevante functies die met het biologisch agens in aanraking komen; de extra bescherming die vaccinatie kan bieden; overzicht van de vaccinaties die worden aangeboden.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 17 -
A&O-fonds Waterschappen
Een voorbeeld van een vaccinatiebeleid is opgenomen in bijlage 3. Het waterschap is verplicht om voor risicogroepen die in de RI&E zijn gedefinieerd onderstaande vaccinaties aan te bieden: 8 Hepatitis A Tetanus Afhankelijk van situatie (afvalwater en verspreidingsrisico): Polio 9 Een oplossing kan het aanbieden van een DTP vaccinatie zijn. Elk waterschap dient aantoonbaar de vaccinaties aan te bieden. Indien werknemers weigeren zich te laten vaccineren, is het verstandig dat deze werknemers een formulier ondertekenen. In dit formulier moet zijn opgenomen wat de risico’s zijn van het niet vaccineren. Een voorbeeld van een dergelijk formulier is opgenomen in bijlage 4. Het waterschap wordt geacht rekening te houden met de verhoogde risico’s die de werknemers lopen die vaccinaties weigeren. Naar aanleiding hiervan dient het waterschap maatregelen te overwegen om de werknemer en zijn directe omgeving (incl. zijn directe collega’s) extra te beschermen. Hierbij kan gedacht worden aan het aanpassen van taken, verlagen van de blootstellingsduur en het gebruik van specifieke PBM’s. Het is verstandig om de groep werknemers die zich niet wil laten vaccineren apart op te nemen in de RI&E.
2.6
Voorlichting en instructie
In deze paragraaf wordt ingegaan op de voorlichting en instructie van werknemers. Voor biologische agentia is dit vastgelegd in artikel 4.102 van het Arbobesluit. Oplossingen Voorlichting en instructie omvat minimaal onderstaande onderwerpen: risico van blootstelling; de te nemen voorzorgsmaatregelen; de te nemen maatregelen in geval van een incident; gebruik en (reiniging) van werkkleding dragen en onderhoud van persoonlijke beschermingsmiddelen; Betrek in de voorlichting ook de besmetting van de directe omgeving (bijvoorbeeld familieleden) door de werknemer. Gebruik een test of enquete om inzicht te krijgen of de voorlichting en instructie effectief is geweest. Tip: gebruik de gegevens over biologische agentia op de website van het RIVM.
8
Er is veel discussie bij de waterschappen over het aanbieden van een vaccin tegen Hepatitus A. Omdat medewerkers
die met afvalwater in aanraking kunnen komen aantoonbaar een verhoogd risico hebben op infectie met Hepatitus A is elk waterschap verplicht om vaccinatie aan Hepatitus A aan te bieden. 9
Difterie Kinkhoest Tetanus
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 18 -
A&O-fonds Waterschappen
Alle werknemers die worden blootgesteld aan biologische agentia moeten worden voorgelicht. De voorlichting dient minimaal onderstaande aspecten te bevatten: het risico van blootstelling aan biologische agentia; de te nemen voorzorgsmaatregelen; de te nemen maatregelen in geval van een incident; gebruik en (reinigen) van werkkleding en persoonlijke beschermingsmiddelen. Het is verstandig om bij de voorlichting en instructie gebruik te maken van de informatie die beschikbaar wordt gesteld op de website van het RIVM. Het wordt aanbevolen dat het waterschap controleert of de instructie en voorlichting goed begrepen is door de werknemers. Dit kan bijvoorbeeld plaatsvinden door een kleine toets na de voorlichtingsbijeenkomst of het laten invullen van een enquêteformulier. Weerstand en familieleden Uit de statistiek en epidemiologie is bekend dat medewerkers die bij bedrijven gaan werken waarbij zij in aanraking kunnen komen met grotere hoeveelheden micro-organismen in de eerste maanden van hun werk aldaar meer ziek zijn. Dit beperkt zich niet alleen tot tijdelijk verminderde weerstand. Biologische agentia kunnen ook leiden tot blijvende verminderde weerstand. Dit kan bijvoorbeeld invloed hebben op personen die suikerziekte, COPD (verzamelnaam voor chronische bronchitis en longemfyseem) of bepaalde medicijnen gebruiken. In de loop van de tijd bouwen medewerkers een zekere resistentie op en over het algemeen neemt het ziekteverzuim weer af. Door de aard van het werk kunnen zij echter wel in contact blijven komen met micro-organismen en eventuele besmettingen mee naar huis nemen. Dit geldt mogelijk in versterkte mate voor de medewerkers die zich niet willen laten vaccineren. Het is aan te bevelen dat werknemers die blootgesteld worden aan biologische agentia voorgelicht worden over deze (besmettings)risico’s voor hun directe omgeving.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 19 -
A&O-fonds Waterschappen
2.7
Persoonlijke beschermingsmiddelen
In artikel 3b van de Arbowet is opgenomen dat doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) aan de medewerker ter beschikking moeten worden gesteld als door bron- en collectieve maatregelen het gevaar niet voorkomen kan worden. Algemene voorschriften en eisen ten aanzien van keuze, beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen zijn opgenomen in Arbobesluit artikelen 8.1 tot en met 8.3. In artikel 4.89 van het Arbobesluit zijn regels opgenomen omtrent het reinigen en opslaan van kleding en PBM’s die verontreinigd zijn met biologische agentia. Oplossingen Stel een PBM-beleid op waarin onderstaande zaken zijn opgenomen: overzicht van taken en functies waarbij PBM’s gedragen moeten worden; beschikbaarheid van PBM’s; opslag van PBM’s; toezicht op het dragen van PBM’s (met eventuele verwijzing naar het sanctiebeleid). Geef het personeel (waar relevant) voorlichting over de juiste volgorde van het uittrekken of afdoen van PBM’s. Stel vervangingscriteria vast voor elk persoonlijk beschermingsmiddel. Filters en maskers: blootstelling lager dan 50 maal de wettelijke grenswaarde: draag een P3-masker of onafhankelijke adembescherming. blootstelling hoger dan 50 maal de wettelijke grenswaarde: draag onafhankelijke adembescherming. Besteed aandacht aan het schoon houden van de PBM’s. Sla de filters en maskers op in een luchtdichte opslagvoorziening (bijvoorbeeld zak).
Specifieke informatie over persoonlijke beschermingsmiddelen is opgenomen in de verschillende paragrafen uit deze arbocatalogus. Beleid persoonlijke beschermingsmiddelen Het is verstandig het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) vast te leggen in een beleid. In dit beleid zijn onderstaande zaken weergegeven: overzicht van taken en functies waarbij PBM’s gedragen moeten worden; beschikbaarheid van PBM’s; opslag en onderhoud van PBM’s; toezicht op het dragen van PBM’s (met eventuele verwijzing naar het sanctiebeleid). Vervangingscriteria Voor elk persoonlijk beschermingsmiddel dient duidelijk te worden gemaakt wanneer het vervangen moet worden. Bij het bepalen van deze frequentie is het verstandig informatie uit de RI&E en gegevens van de leverancier van het PBM te gebruiken.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 20 -
A&O-fonds Waterschappen
Filters en maskers Voor situaties waarbij de grenswaarde (zie paragraaf 4.1) lager is dan 50 maal de grenswaarde mag afhankelijke adembescherming worden gedragen zoals een P3-filter. Voor situaties waarbij de blootstelling hoger is dan 50 maal de grenswaarde dient onafhankelijke adembescherming (verse luchtkap of perslucht) te worden toegepast. Bij het gebruik van adembescherming in besloten ruimte is Arbocatalogus deel 2 “Besloten ruimte” van toepassing. Gebruik van P3-filters De P3-filters zijn er in twee vormen: als onderdeel van een halfgelaatmasker of als filtrerend gelaatstuk (een speciaal type “snuitje”). Bij het gebruik van een halfgelaatmasker is het van belang dat dit regelmatig goed schoon gemaakt wordt en dat de medewerker bewaakt wanneer het filter vervangen moet worden. Het filtrerend gelaatstuk is bij uitstek geschikt voor éénmalig gebruik. Bovenstaande aspecten dienen te worden opgenomen in de introductie voor nieuwe medewerkers en jaarlijks in een opfrisinstructie of toolbox. Ten aanzien van de opslag van filters en maskers is het aan te bevelen om deze in een luchtdichte opslagvoorziening (bijvoorbeeld zak) te bewaren zodat voorkomen wordt dat ze vervuilen. Uittrekken van persoonlijke bescherminsmiddelen Bij het uittrekken of afdoen van persoonlijke beschermingsmiddelen kan een hoge blootstelling aan biologische agentia plaatsvinden als dit niet in de juiste volgorde plaatsvindt. De juiste volgorde van uittrekken is: maak eerst de handschoenen en schoenen (ook profiel) schoon met bijvoorbeeld water en een borstel; gooi de borstel in een afvalzak; trek de overall binnenste buiten uit en stop deze in de zak; doe de handschoenen uit (ook binnenste buiten) en stop deze ook in de zak; doe de eventuele adembescherming af en gooi het wegwerpgedeelte weg (in de zak) maak de zak dicht. Deze volgorde dient besproken te worden in de voorlichting over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 21 -
A&O-fonds Waterschappen
2.8
Eerste hulp
In deze paragraaf is opgenomen welke maatregelen een waterschap moet nemen in het kader van eerste hulp. De Arbowet (artikel 22) verplicht iedere werkgever tot het organiseren van bedrijfshulpverlening als een uitvloeisel van de algemene verplichting tot arbozorg. Oplossingen Ten aanzien van de eerste hulp maatregelen dient het waterschap: mogelijke ongewenste gebeurtenissen vast te leggen; organiseren van eerste hulp (bijvoorbeeld tekentang); aan te geven in welke gevallen doorverwezen wordt naar hulpdiensten. Tip: zie bijlage 2 voor eerste hulpmaatregelen in het hygiëneprotocol.
Elk waterschap dient in de RI&E vast te stellen welke mogelijke ongewenste gebeurtenissen kunnen plaatsvinden met betrekking tot biologische agentia. Deze gebeurtenissen kunnen bijvoorbeeld zijn: • blootstelling via luchtwegen (inademen aerosolen); • blootstelling via maag/darmkanaal (inslikken, hand-mond contact, mond); • blootstelling via slijmvliezen, mond, neus en oog; • blootstelling via huid (o.a. wond, tekenbeet). Voor bovenstaande gebeurtenissen moet het waterschap duidelijk maken welke maatregelen genomen worden als ze optreden. Een onderdeel hiervan is dat aangegeven wordt wat een waterschap zelf doet op het gebied van eerste hulp en wanneer een werknemer wordt doorverwezen naar een hulpdienst (bijvoorbeeld huisarts). Deze eerste hulp maatregelen dienen duidelijk gecommuniceerd te worden naar de werknemers. In bijlage 2 zijn deze maatregelen opgenomen in het hygiëneprotocol.
2.9
Incidenten
In het Arbobesluit artikel 4.92 en 4.95 zijn de regels opgenomen voor de afhandeling en registratie van incidenten. Oplossingen Ten aanzien van incidenten dient het waterschap: Alle incidenten te registreren. Incident met biologische agentia categorie 3 of 4 waarbij er een kans op besmetting bestaat moet gemeld worden bij de Arbeidsinspectie.
Alle incidenten met biologische agentia (categorie 2, 3 en 4) dienen te worden geregistreerd. Deze incidenten moeten worden medegedeeld aan de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging. Dit betekent dat ook alle tekenbeten gemeld moeten worden. Geadviseerd wordt om aan te sluiten bij het meldingsysteem dat de meeste waterschappen al hebben ten behoeve van het melden van (bijna)ongevallen en de meldingen m.b.t. biologische agentia op te nemen in het ongevallenregister. Incidenten met biologische agentia categorie 3 en 4 waarbij er een kans op besmetting bestaat, moeten worden gemeld bij de Arbeidsinspectie.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 22 -
A&O-fonds Waterschappen
3
BUITENWERKZAAMHEDEN
Ten aanzien van biologische agentia bij buitenwerkzaamheden zijn drie activiteiten beschouwd: het werken met zieke dieren of kadavers; werken in het groen; werken in / met oppervlaktewater (inclusief bagger). Bij het werken met zieke dieren of kadavers, kunnen de dieren een besmettingsbron zijn van biologische agentia. Bij buitenwerkzaamheden zijn er verschillende mogelijkheden dat werknemers kunnen worden blootgesteld aan biologische agentia zoals tekenbeten en de eikenprocessierups. Bij oppervlaktewater zijn er onder andere risico’s ten aanzien blauwalg, botulisme en de ziekte van Weil. De drie bovenstaande onderwerpen worden elk in een aparte paragraaf uitgewerkt.
3.1
Werken met zieke dieren of kadavers
3.1.1 Risico-inventarisatie en evaluatie In de RI&E dient aandacht te worden besteed aan onderstaande onderwerpen: handelingen met zieke dieren en/of kadavers; vervoer en overslag van zieke dieren en/of kadavers; opslag van kadavers. Voor de uitvoer van de RI&E wordt verwezen naar paragraaf 2.1.
3.1.2 Organisatorische maatregelen Conform artikel 3, lid 1b uit de Arbowet en artikel 4.87a uit het Arbobesluit is de werkgever in eerste instantie verplicht om gevaarlijke situaties te voorkomen. Oplossingen Het waterschap dient organisatorische maatregelen te nemen ten aanzien van: het ontwerp van kunstwerken, waterstaatswerken en waterkanten; leg criteria vast voor het wel of niet ruimen van zieke dieren of kadavers.
Ontwerp van kunstwerken Door in de ontwerpfase van kunstwerken aandacht te besteden aan het voorkomen dat dieren in het water kunnen geraken of verstrikt raken, kan de blootstelling worden verminderd. Voorbeelden van oplossingen zijn uitklimvoorzieningen voor dieren (zie Foto 3-1) of vistrappen.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 23 -
A&O-fonds Waterschappen
Foto 3-1
Uitklimvoorziening bij een kanaal. Om de 250 meter is een dergelijke voorziening gerealiseerd.
Criteria voor wel- of niet ruimen van kadavers Elk waterschap dient criteria vast te leggen die aangeven wanneer wel en wanneer niet kadavers en zieke dieren worden geruimd. Hierbij dient aan onderstaande aspecten aandacht te worden besteed: vindplaats en vindmoment van het dier (in het water of op het land); soort dier (grootte); staat van het kadaver. Het is verstandig om deze criteria af te stemmen met de nabijgelegen gemeenten en de eventuele regionale ophaaldiensten, de dierenambulance of destructiebedrijven van kadavers.
3.1.3 Handelingen met zieke dieren en kadavers Deze subparagraaf is verdeeld in een drietal gedeelten: contact met zieke dieren en/of kadavers; transport van zieke dieren en/of kadavers; opslag van kadavers. Oplossingen Beperk de risico’s bij handelingen met zieke dieren of kadavers door: gebruik van hulpmiddelen (bijv. schepnet, plukhaak en maaibalk) om het contact te beperken; gebruik van handschoenen bij mogelijk contact; draag wegwerpoveralls bij verdenking van ziekte bij grote dieren en het ruimen van grote aantallen vis- en schelpdieren; adembescherming (met koolfilter) als besmetting via de lucht kan plaatsvinden; het gebruik van wegwerpverpakkingen (bij voorkeur); het vervoer van zieke dieren en kadavers in voertuigen waarbij er een schoon en vuil gedeelte is dat fysiek is gescheiden; de opslag van kadavers in speciale koelcontainers.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 24 -
A&O-fonds Waterschappen
Contact met zieke dieren en PBM’s Het contact met zieke dieren en kadavers dient te worden beperkt door het aantal handelingen en de duur van het contact te minimaliseren. Gebruik van hulpmiddelen Afhankelijk van het aantal en de grootte van de kadavers kunnen hulpmiddelen worden gebruikt waardoor het contact wordt beperkt. Voorbeelden hiervan zijn: een schepnet voor de kleinere vissen en een plukhaak voor grote vissen. Het gebruik van een maaibalk aan trekker met giek kan worden toegepast om grotere hoeveelheden vis of grote kadavers uit het water te halen.
Schepnet
Plukhaak
Maaibalk Foto 3-2
Foto’s van hulpmiddelen om contact met dode of zieke dieren te beperken
Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen Bij handelingen met zieke dieren of kadavers, die mogelijk kunnen leiden tot besmetting met biologische agentia, gelden onderstaande eisen ten aanzien van PBM’s: handschoenen; waterdicht en bij voorkeur met mechanische bescherming; wegwerpoverall: bij verdenking van ziekte bij grote dieren en het ruimen van grote aantallen vis- en schelpdieren; P3 mondkap met koolfilter: indien besmetting mogelijk is via de lucht; Bovenstaande PBM’s dienen in voldoende mate beschikbaar te worden gesteld aan werknemers die vanwege hun functie mogelijk te maken krijgen met zieke dieren of kadavers. Verder gelden de eisen voor werkkleding en PBM’s ten aanzien van reinigen, desinfectie en vernietiging zoals die zijn vastgelegd in paragraaf 2.7.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 25 -
A&O-fonds Waterschappen
Foto 3-3
Handschoen met lange schacht en mechanische bescherming
Verpakken van kadavers Kleine kadavers Om het aantal handelingen en de blootstelling te minimaliseren dienen bij voorkeur wegwerpverpakking te worden gebruikt. Deze wegwerpverpakking kunnen zijn: dubbele plastic zak; wegwerpvat. Kadavertonnen dienen zoveel mogelijk vermeden te worden. Indien ze toch worden toegepast mogen ze alleen als tussenopslag functioneren en moeten ze na elk gebruik worden gereinigd of gedesinfecteerd. Bij het gebruik van dubbele verpakkingen (bijvoorbeeld zak met een kadaver in een kadaverton) dient de binnenverpakking vloeistofdicht en goed sluitbaar te zijn. Is dit niet het geval dan dient ook de kadaverton na ieder gebruik schoongemaakt te worden. Grote kadavers Grote kadavers dienen te worden afgedekt. Met behulp van de ruimingscriteria (zie paragraaf 3.1.2) dient te worden afgestemd op welke wijze deze kadavers worden afgevoerd.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 26 -
A&O-fonds Waterschappen
Transport van zieke dieren of kadavers Bij het transport is het van belang dat de biologische agentia niet verder verspreid kunnen worden in het voertuig. Om deze reden dient het vervoer aan onderstaande eisen te voldoen: het vuile en schone gedeelte van het voertuig moet fysiek gescheiden zijn (zie Foto 3-4); het vuile gedeelte moet goed te reinigen en te desinfecteren zijn; het kadaver dient bij voorkeur in een gesloten verpakking te worden vervoerd. Indien dit niet mogelijk is, dient het kadaver te worden afgedekt. Het gebruik van een aanhanger voor het vervoeren van kadavers is toegestaan.
Foto 3-4
Gescheiden schoon en vuil gedeelte. Het schone gedeelte is de bestuurdersruimte. Het vuile gedeelte is de gehele laadruimte. De ruimten worden gescheiden door de wand. Rechtsvoor is de kadaverton weergegeven.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 27 -
A&O-fonds Waterschappen
Opslag van kadavers De opslag van kadavers dient zo kort mogelijk plaats te vinden waarbij de risico’s op verspreiding van de biologische agentia zoveel mogelijk geminimaliseerd wordt. Voor de opslag van kadavers gelden 10 onderstaande eisen : bewaarperiode: o kadavers zwaarder dan 25 kilogram moeten binnen 1 werkdag na ontdekking worden afgevoerd; o kadavers lichter dan 25 kilogram moeten binnen twee weken worden opgehaald; o pluimvee (incl. eenden, ganzen, etc.) moet binnen vier weken worden opgehaald; Opslag: o De omgevingstemperatuur is ten hoogste 10 °C; o Indien alleen pluimvee wordt opgeslagen en de opslagperiode langer is dan twee weken, is de omgevingstemperatuur ten hoogste 5 °C; Ophalen van kadavers: o De kadavers worden opgehaald op een zodanige plaats dat het vanaf de verharde openbare weg binnen het vrije bereik ligt van de laadkraan van het vervoermiddel waarmee het materiaal wordt opgehaald. Hierbij is het uitgangspunt dat het vervoermiddel niet verder dan één wagenlengte op het erf behoeft te komen. Na lediging moet de container worden gedesinfecteerd.
Foto 3-5
Koeling waar kadavers tijdelijk worden opgeslagen. De koeling is voorzien van gevaarsymbolen en een gebodspictogram voor het dragen van handschoenen.
10
Regels zijn afkomstig uit de Regeling dierlijke bijproducten 2011.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 28 -
A&O-fonds Waterschappen
3.2
Werken in het groen
3.2.1 Risico-Inventarisatie en -Evaluatie Oplossingen Tips: -
gebruik de vragenlijst uit bijlage 7 om een beter beeld te krijgen van de blootstelling aan Lyme.
Risico’s ten aanzien van biologische agentia voor buitenwerkzaamheden dienen in de risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) te zijn opgenomen. Voor de eisen ten aanzien van de RI&E wordt verwezen naar paragraaf 2.1. In paragraaf 2.2 is speciaal aandacht besteed aan de ziekte van Lyme die als beroepsziekte is erkend. In bijlage 7 is een vragenlijst toegevoegd waarbij meer inzicht in het risico op de ziekte van Lyme wordt verkregen bij muskusrattenbestrijders. Deze vragenlijst kan ook worden aangepast voor andere “groene” functies. De resultaten van de vragenlijst kunnen worden verwerkt in de RI&E.
3.2.2 Organisatorische maatregelen Oplossingen Twee belangrijke organisatorische maatregelen waaraan aandacht dient te worden besteed bij buitenwerkzaamheden zijn: inrichting van de werkzaamheden rekening houdend met de seizoenen; instructie over tekenbeten. Tips: -
gebruik het informatie blad voor Lyme (bijlage 5) kijk op www.natuurkalender.nl wanneer en waar er teken zijn waargenomen.
Uitvoer van werkzaamheden zoveel mogelijk in de wintermaanden Het seizoen is vaak bepalend voor de aanwezigheid van organismen (bijvoorbeeld teken). Teken zijn over het algemeen in de wintermaanden minder actief. Het is verstandig om hiermee rekening te houden bij de planning van de werkzaamheden. Indien mogelijk dienen de werkzaamheden zoveel mogelijk gepland te worden in het seizoen dat het risico op blootstelling minimaal is. Bij het bepalen van de seizoenen kan gebruik gemaakt worden van de tekenkaart van de natuurkalender (www.natuurkalender.nl). Op deze website worden teken(beten) per regio en datum geregistreerd.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 29 -
A&O-fonds Waterschappen
Figuur 3-1
Overzicht van natuurkalender.nl waar en wanneer teken zijn waargenomen.
Instructie over tekenbeten Werknemers die vanwege hun functie regelmatig in een omgeving met begroeiing (bomen, struiken etc.) werkzaam zijn, dienen een specifieke instructie te ontvangen over tekenbeten. Deze instructie dient in te gaan op onderstaande onderwerpen: dagelijkse controle op tekenbeten; herkennen van symptomen van ziekten ten gevolge van tekenbeten; het verwijderen van teken met hulpmiddelen (bijvoorbeeld tekentang of tekenpincet); situaties (bijvoorbeeld symptomen) wanneer een huisarts moeten worden geraadpleegd. In bijlage 5 is een voorlichtingsblad opgenomen dat ingaat op de ziekte van Lyme.
3.2.3 Persoonlijke beschermingsmiddelen Persoonlijke beschermingsmiddelen vormen een belangrijke maatregel bij de bescherming tegen biologische agentia bij buitenwerkzaamheden. Oplossingen Maatregelen ten aanzien van persoonlijke beschermingsmiddelen zijn: gebruik van lange en goed sluitende kleding; beschikbaar stellen van hulpmiddelen voor het verwijderen van teken; bij het gebruik van Deet; overwegen van minder schadelijke alternatieven en extra instructie. Bij buitenwerkzaamheden in bosrijk gebied dienen minimaal onderstaande PBM’s gedragen te worden: lange en goed sluitende kleding: o lange pijpen die in de laarzen of sokken zijn gestopt; o shirt met lange mouwen dat in de broek is gestopt; o bij voorkeur hoofddeksel met nekklep; o handschoenen bij de uitvoer van werkzaamheden;
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 30 -
A&O-fonds Waterschappen
Verder dient het waterschap hulpmiddelen beschikbaar te stellen waarmee teken verwijderd kunnen worden. Bij het verstrekken van Deet (N,N-diethyl-meta-toluamide) dient men zeer voorzichtig te zijn. Andere minder schadelijke alternatieven dienen eerst te worden overwogen voordat Deet wordt toegepast. Indien toch Deet wordt verstrekt, is het waterschap verplicht voorlichting te geven over het gebruik van Deet en de mogelijke (schadelijke) gevolgen ervan.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 31 -
A&O-fonds Waterschappen
3.3
Werken in / met oppervlaktewater
3.3.1 Risico-Inventarisatie en –Evaluatie In de RI&E dient expliciet aandacht te worden besteed aan biologische agentia bij werkzaamheden in / met of nabij oppervlaktewater. Mogelijke biologische agentia waar medewerkers aan kunnen worden 11 blootgesteld zijn blauwalg , Weil (Leptospira interrogans) en botulisme. Verder kan blootstelling plaatsvinden aan diverse biologische agentia bij overstorten en nooduitlaten van afvalwater. Oplossingen Besteed bij RI&E voor oppervlakte water aandacht aan: risico’s ten aanzien van blauwalg, Weil en botulisme; blootstelling bij overstorten en nooduitlaten van afvalwater.
Voor verdere eisen omtrent de RI&E wordt verwezen naar paragraaf 2.1.
3.3.2 Ontwerp Het goed ontwerpen van kunstwerken kan de blootstelling aan biologische agentia minimaliseren. Aspecten die hierbij beoordeeld kunnen worden, is de diepte van waterlopen en de algehele dimensies van kunstwerken. Bovendien is het noodzakelijk dat tijdens het ontwerp incidenten worden beoordeeld die bij dezelfde of vergelijkbare installaties hebben plaatsgevonden. Op deze wijze kan worden geleerd van incidenten. Oplossingen Een tip bij het ontwerpen van kunstwerken is om contact te leggen met met andere overheidsinstanties om de dimensies vast te stellen.
Om de dimensies van de riooloverstorten en nooduitlaten te bepalen kan gebruik worden gemaakt van Optimalisatie Afvalwater Systemen (OAS). Hierbij beoordelen de waterschappen, gemeenten en Rijkswaterstaat samen het rioleringsstelsel.
3.3.3 Communicatie en voorlichting Blootstelling aan biologische agentia treedt vaak op na overstorten, incidentele lozingen of de 11 aanwezigheid van blauwalg in oppervlaktewateren. Om deze reden is het belangrijk dat medewerkers snel op de hoogte worden gebracht van de mogelijke risico’s.
11
Bij blauwalg moet rekening worden gehouden met het scenario dat in de weken na het verdwijnen van
blauwalgenbloei de concentratie aan (door blauwalgen uitgescheiden) toxinen nog gevaarlijk hoog kan zijn. Bij het uitvoeren van werkzaamheden in/met oppervlaktewater moet daarmee rekening worden gehouden.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 32 -
A&O-fonds Waterschappen
Oplossingen Besteed bij communicatie en overleg aandacht aan: Over welke onderwerp gecommuniceerd wordt; Wat er gecommuniceerd wordt; Hoe er gecommuniceerd wordt.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 33 -
A&O-fonds Waterschappen
Een mogelijke oplossing kan een communicatieplan zijn waarin is aangegeven wie in welke situaties wordt geïnformeerd. De locatie en het tijdstip van de overstort, lozing of blauwalgbesmetting dient expliciet en duidelijk te worden weergegeven. Ook kunnen deze situaties worden opgenomen op het intranet.
3.3.4 Incidenten en eerste hulp Alle incidenten waarbij medewerkers onverwacht worden blootgesteld aan biologische agentia (categorie 2 – 4) moeten direct worden gemeld aan de daartoe aangewezen medewerker (bijvoorbeeld de Arbocoördinator). Indien een persoon in het water valt waarbij het vermoeden is dat het water is besmet met biologische agentia, dient altijd een huisarts of arboarts te worden geraadpleegd. Bij vaste locaties is het verstandig om na te gaan of uitklimvoorzieningen voor mensen kunnen worden gerealiseerd. De eisen ten aanzien van uitklimvoorzieningen zijn opgenomen in Arbocatalogus deel 3 Struikelen, uitglijden en vallen.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 34 -
A&O-fonds Waterschappen
4
AFVALWATER
In dit hoofdstuk worden oplossingen aangedragen voor het minimaliseren van de risico’s van biologische agentia die zich in afvalwater bevinden. In dit hoofdstuk worden onderstaande aspecten belicht: Risico-Inventarisatie en -Evaluatie ontwerp; maatregelen om blootstelling te minimaliseren bij hoog risico activiteiten; gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
4.1
Risico-Inventarisatie en -Evaluatie
Ingevolge art. 3, lid 1b en art. 5 Arbowet en art. en 4.85, 4.87a en 4.87b en 4.89 uit het Arbobesluit is de werkgever verplicht doeltreffende maatregelen te treffen ter voorkoming of beperking van de blootstelling aan biologische agentia. In deze paragraaf wordt ingegaan op onderstaande aspecten: Risico-Inventarisatie en Evaluatie (RI&E); Aanvullende risico analyse; Calamiteitenscenario’s. Oplossingen De risico’s en beheersmaatregelen dienen door risicoinventarisaties en calamiteitenscenario’s beter inzichtelijk te worden gemaakt: toets blootstellingsmetingen aan de normering uit deze Arbocatalogus. objecten en machines waarbij een hoge blootstelling aan biologische agentia wordt verwacht zijn geïnventariseerd. bij werkzaamheden aan deze objecten wordt een aanvullende risicoanalyse (bijvoorbeeld Taak Risico Analyse) uitgevoerd of is een werkinstructie of procedure voorhanden. Calamiteitenscenario’s voor grootschalige blootstelling zijn vastgesteld. Tip: zie bijlage 6 voor een voorbeeld TRA.
Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) Voor de uitvoer van de RI&E wordt verwezen naar paragraaf 2.1. Voor de meeste biologische agentia geldt dat er momenteel geen officiële grenswaarde is. Voor het beoordelen van blootstellingsmetingen en schattingen is het verstandig de onderstaande richtwaarden toe te passen bij het interpreteren van metingen of schattingen van blootstellingen.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 35 -
A&O-fonds Waterschappen
Richtwaarden ruimtelucht (aantal KVE/m3 ruimtelucht) Groep 1: schadelijkheid +/Groep 2: schadelijkheid + Groep 3: schadelijkheid ++ matig behoorlijk groot Goed: < 500 KVE/m
3
Goed: < 100 KVE/m
Matig: 500 – 1000 KVE/m Slecht: > 1000 KVE/m
3
3
Matig: 100 – 200 KVE/m
3
Slecht: > 200 KVE/m
Micrococcus spp Staphylococcen (overig) Bacillus (overig) Niet geïdentificeerden.
Goed: < 10 KVE/m 3
3
Schimmelsoorten Acremoniumsoorten Aspergillus (overig) Aureobasidium pullulans Alternaria Chaetomium Cladosporium Eurotium soorten Fusarium Mucor Penicillium (overig) Rhizopus Scopulariopsis Stachybotrys Candida (overig) Gisten: Candida Rhodutorula
Indicatororganismen voor de aanwezigheid van stof. Hoge waarden veroorzaken een duffe lucht. Een hoge concentratie stof kan irritaties aan de ogen en slijmvliezen veroorzaken. Tabel 4-1
Problematisch bij mensen met overgevoeligheid zoals carapatiënten. Vooral aandoeningen aan de luchtwegen en ogen.
3
Matig: 10 – 20 KVE/m Slecht: > 20 KVE/m
3
3
Bacteriesoorten Bacillus anthracis Enterobacteriaceae Legionellasoorten Micromonospora Microbispora Staphylococcus aureus Thermofiele actinomyceten
Schimmelsoorten Aspergillus fumigatus Aspergillus niger Aspergillus flavus Candida albicans Penicillium marneffei Cladosporium bantianum Veroorzakers van infecties en allergieën aan onder meer de huid, neus, oren, ogen en longen.
Deze richtwaarden opgesteld door een aantal onderzoekbureaus voor microbiologisch luchtonderzoek
en bruikbaar bij de interpretatie van gegevens over individuele soorten in de ruimtelucht.
Aanvullende risico analyse Elk waterschap dient een overzicht op te stellen van installaties en machines waarbij een hoge blootstelling aan biologische agentia wordt verwacht. Voorbeelden van deze installaties en objecten kunnen onder andere zijn: voorbezinktanks; slibbandpersen; slibcentrifuges; roostergoedgebouw; overstorten vijzels (niet afgedekt); de gehele sliblijn; slibpompen; rioolgemalen. Voor werkzaamheden aan deze installaties en machines dient een aparte risicoanalyse te worden opgesteld waarbij de risico’s en beheersmaatregelen worden vastgesteld. Het is verstandig om zogenoemde Taak Risico Analyses op te stellen. Bij veel voorkomende werkzaamheden kunnen de risico’s en maatregelen worden opgenomen in een procedure of een andere schriftelijk vastgelegde werkwijze.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 36 -
A&O-fonds Waterschappen
In bijlage 6 is een voorbeeld TRA opgenomen voor het reinigen van een menger uit een slibgistingstank. In deze TRA is ook een aantal aspecten opgenomen ten aanzien van biologische agentia. Voorbereid zijn op calamiteiten Het is wenselijk dat een waterschap calamiteitenscenario’s vaststelt waarbij een grootschalige blootstelling kan plaatsvinden. Voorbeelden van dergelijke situaties kunnen zijn: breuk persleiding riolering; overstromen van een gistingstank; niet functionerende afsluiters; onvergunde lozing (bijvoorbeeld vanuit ziekenhuis, laboratorium, etc.). De scenario’s kunnen worden opgenomen in het noodplan. Voor elk scenario dienen onderstaande aspecten te worden vastgelegd: taken en verantwoordelijkheden in geval van een calamiteit; overzicht van maatregelen en benodigde middelen die in geval van het plaatsvinden van de calamiteit genomen kunnen worden; alarmering van omliggende bedrijven, burgers en hulpdiensten.
4.2
Ontwerp
Conform artikel 3, lid 1b uit de Arbowet en artikel 4.4 uit het Arbobesluit is de werkgever in eerste instantie verplicht om gevaarlijke situaties te voorkomen. Voor biologische agentia betekent dit dat ontwerpmaatregelen bij procesonderdelen moeten worden genomen zodat het gevaar kan worden weggenomen of geminimaliseerd. Oplossingen Minimaliseer de risico’s door ontwerpmaatregelen. Besteed hierbij aandacht aan: het voorkomen van aërosolvorming; het minimaliseren van aanwezigheid van mensen bij objecten die een bron kunnen zijn van biologische agentia.
Voorkom aerosolvorming Een belangrijke blootstellingroute van biologische agentia bij afvalwater is inademing. Belangrijke 12 ontwerpmaatregelen die de aerosolvorming kunnen minimaliseren zijn : toepassen van gesloten systemen in plaats van open systemen. rekening houden met ophopen van aërosolen bij inpandige processen. In het kader van de arbeidshygiënische strategie dient eerst bronafzuiging te worden toegepast (zie Foto 4-1). Indien dit niet afdoende is dient de ruimteafzuiging vergroot te worden. Een aantal procesonderdelen in het zuiveringsproces wordt tegenwoordig standaard al voorzien van bronafzuiging. Voorbeelden hiervan zijn zeefbandpersen, filterpersen, roostergoedverwijderingsinstallaties en centrifuges. Geadviseerd wordt om dit zoveel mogelijk op te nemen in ‘standaarden’ zodat hier aandacht voor is bij het aanschaffen van nieuwe installaties en het aanpassen van bestaande installaties. Het voorkomen / minimaliseren van slib in aerosolen.
12
Hierbij is gebruik gemaakt van het Stowa-onderzoek “Voorkomen van Endotoxinen op RWZI’s, 2002”.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 37 -
A&O-fonds Waterschappen
-
-
-
Installaties met hoge blootstelling: uitvoer van makkelijk reinigbare vloeren en wanden. Om uitglijden te voorkomen dient aandacht te worden besteed aan orde & netheid en het dragen van het juiste schoeisel. Het toepassen van geforceerde ventilatie bij inpandige processen. Zeefbandgebouw: voorkom dat zeefbandpersen handmatig schoongemaakt worden. Roostergoedgebouw: indien het noodzakelijk is in het roostergebouw schuimvorming tegen te gaan, moeten technische maatregelen getroffen worden om aërosolvorming te minimaliseren. Bij monsternamepunten: o bekijk of automatische monstername mogelijk is (zie Foto 4-2); o pas tappunten toe in plaats van luiken. o indien dit niet mogelijk is, realiseer het monsternamepunt op een zo veilig mogelijke plek (lage blootstelling aan biologische agentia).
Foto 4-1 Bronafzuiging op bandindikker
Foto 4-2 Automatische monstername
Minimaliseer aanwezigheid van medewerkers bij objecten die mogelijk besmet zijn met biologische agentia Bij ontwerp en renovatie van een zuivering dienen objecten (installaties en voorzieningen) die een mogelijke besmettingsbron kunnen zijn van biologische agentia in kaart te worden gebracht. De looppaden en (logische) wandelroutes dienen zodanig te worden ontworpen en aangelegd dat de mogelijke blootstelling minimaal is.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 38 -
A&O-fonds Waterschappen
4.3
Hoog risico werkzaamheden
Uit de literatuur (Stowa, 2002 en 2004) en ervaringen bij waterzuiveringen blijkt dat bij onderstaande werkzaamheden een hoge blootstelling aan biologische agentia kan worden verwacht: schoonmaakwerkzaamheden; controlewerkzaamheden en monsternames; werkzaamheden aan slibontwateringsapparatuur. Oplossingen Minimaliseer het risico van biologische agentia bij onderstaande werkzaamheden door het nemen van de volgende maatregelen: Schoonmaakwerkzaamheden: o probeer het gebruik van hoge druk te vermijden; o beperkte duur schoonmaakwerk; o geforceerde ventilatie; o adembescherming bij inpandige werkzaamheden; o slib bij voorkeur droog verwijderen. Gebruik van watervernevelende apparatuur: o Ontwerpmaatregelen: ontwerp van ventilatiesystemen en voorkomen van installatieonderdelen waar watertemperatuur > 25˚C. o Organisatorische maatregelen: beperking van de aanwezigheid, aparte schoonmaakprocedures o Collectieve maatregelen: compartimenteringen, omkastingen, camera’s, besturing op afstand. Monsternames: o goed ontwerp van het monsternamepunt. o goede ventilatie o minimale hoeveelheid slib in aerosolen. o beperkte duur van de monstername. Werkzaamheden in slibontwaterings- en roostergebouwen: o beperkte aanwezigheid. o goede ventilatie. o schone werkomgeving en voldoende pauze. o adembescherming bij langdurig werkzaamheden. Tip: gebruik het Stowarapport 41 (Stowa, 41) en 44 (Stowa, 2002) en om een beeld te krijgen van de mogelijke blootstelling.
Schoonmaakwerkzaamheden Schoonmaakwerkzaamheden dragen voor een belangrijk deel bij aan de dagdosis aan biologische agentia. Aspecten die de blootstelling verhogen zijn: inpandig uitvoeren van schoonmaakwerkzaamheden; gebruik van watervernevelende apparatuur; schoonmaken onder hoge druk; 13 de mate waarin zich slib (en dus endotoxinen) in de aerosolen bevindt .
13
De relatie tussen de aanwezigheid van slib en blootstelling aan endotoxinen is volgens het Stowarapport (Stowa,
2002) waarschijnlijk.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 39 -
A&O-fonds Waterschappen
Voor schoonmaakwerkzaamheden is het van belang dat: gemorst slib zoveel mogelijk droog wordt verwijderd; indien het niet mogelijk is slib droog te verwijderen mag schoon water worden gebruikt. Probeer het gebruik van effluent te vermijden bij het verwijderen van slib. er zo min mogelijk gebruik wordt gemaakt van hoge druk reiniging (zowel niet met effluent-, als schoonwater). Indien gebruik gemaakt wordt van hogedruk dan is P3-masker vereist. adembescherming (zie paragraaf 2.7) is verplicht bij inpandige schoonmaakwerkzaamheden. Gebruik van watervernevelende apparatuur Afgezien van het feit dat door gebruik van hoge druk biologische agentia in de lucht kan komen, kan er bij watervernevelende apparatuur sprake zijn van een risico op blootstelling aan Legionella. In het Stowarapport “Risico van blootstelling aan legionella op rwzi's” (rapport 2002-16) wordt beschreven dat bij bepaalde schoonmaakwerkzaamheden (o.a. met hogedruk) er een verhoogd risico kan zijn op blootstelling aan Legionella. Het risico kan worden verminderd door onderstaande maatregelen te nemen (hieronder uitgewerkt): brongerichte maatregelen; organisatorische maatregelen; collectieve technische maatregelen. Brongerichte maatregelen Bij (ver)nieuwbouw van installaties moet blootstelling aan biologische agentia kritisch worden beschouwd. Hierbij valt te denken aan de keuze/inrichting van beluchtingsystemen en compartimentering van ruimtes zodat aerosolen zoveel mogelijk gescheiden worden van ruimtes waar medewerkers langdurig in aanwezig zijn. Aangezien temperatuur een belangrijke factor is voor de vermeerdering van Legionella moet bij het ontwerp van installaties rekening worden gehouden met procesonderdelen en installatieonderdelen waar o de watertemperatuur kan oplopen tot 25 C of hoger. Denk hierbij aan de locatie van hydroforen. Ook moet in het ontwerp rekening worden gehouden met een eventuele lozing van koelwater op rioolwaterzuiveringen. Organisatorische maatregelen Voor organisatorische maatregelen is het belangrijk om de frequentie en duur van de aanwezigheid van medewerkers op plaatsen waar aerosolvorming plaatsvindt tot een noodzakelijk minimum te beperken. Deze maatregel is uiteraard niet alleen specifiek voor Legionella, maar geldt voor alle pathogenen die via aerosolen verspreid worden en ingeademd kunnen worden door medewerkers. Verder kunnen alternatieve schoonmaakprocedures worden overwogen waarbij minder aerosolen worden gevormd. Collectieve (technische) maatregelen Indien brongerichte en organisatorische maatregelen niet mogelijk zijn of onvoldoende effectief zijn kan overwogen worden om technische maatregelen te nemen om de vorming en/of verspreiding van aerosolen tegen te gaan of door (extra) ventilatie de concentratie te verlagen. Dat kan zowel een continu ventilatiesysteem zijn als een ventilatie die inschakelt voordat een medewerker de ruimte betreedt. Andere technische maatregelen zijn het plaatsen van omkastingen en compartimentering (met doorzichtramen), maar ook besturing op afstand, gebruik van camera’s. Naast het risico op blootstelling van medewerkers aan Legionella in afvalwater is er ook een potentieel risico op bloostelling van medewerkers aan Legionella in leidingwater. Belangrijke aspecten hierbij zijn onder meer de uitvoer van een risicoanalyse, het opstellen van een Legionellabeheersplan en maatregelen om gezondheidsrisico’s als gevolg van blootstelling aan Legionella te voorkomen. Een van de
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 40 -
A&O-fonds Waterschappen
mogelijke maatregelen is het opstellen van een instructie voor het spoelen van leidingen voordat de watervernevelende apparatuur wordt toegepast. Nemen van monsters en uitvoer van controles Bij controlewerkzaamheden en monsternames wordt een groot aantal installatieonderdelen bezocht. Een deel van deze installatieonderdelen bevat hoge concentraties biologische agentia. De blootstelling is sterk afhankelijk van de wijze waarop een monster wordt genomen. In situaties waarbij eerst een luik moet worden geopend om een monster te nemen is de blootstelling vaak groot. Per monsternamepunt dient de blootstelling te worden bepaald door onder meer onderstaande aspecten te beschouwen: wijze van monsternemen (luik, tappunt of anders); hoeveelheid slib dat zich in de aërosolen bevindt; aanwezigheid van natuurlijke en geforceerde ventilatie; duur van de monstername. Ga vervolgens na in hoeverre de blootstelling verminderd kan worden door de bovenstaande aspecten aan te passen. Indien blijkt dat de blootstelling mogelijk hoger is dan de grenswaarde, is men verplicht om adembescherming te dragen. Om inzicht te krijgen in de mogelijke blootstelling kunnen de meetgegevens in het Stowarapport (Stowa, 2002) worden gebruikt. Werkzaamheden in slibontwaterings- en roostergebouw Bij werkzaamheden in slibontwaterings- en roostergebouwen is in de meeste gevallen sprake van hoge concentraties aan biologische agentia. Om de blootstelling te minimaliseren zijn onderstaande maatregelen van toepassing in deze ruimten: beperk de aanwezigheid van personen op deze locaties. bij voorkeur geen rondleidingen in deze ruimten laten plaatsvinden. Indien dit wel gebeurt, dan dienen passende maatregelen genomen te worden om blootstelling zo minimaal mogelijk te houden. Voorbeelden van maatregelen zijn: aanpassen looproutes, duur bezoek beperken, vooraf extra ventileren. probeer het systeem zoveel mogelijk gesloten te houden (kleppen dicht); ventilatie: gebruik bronafzuiging in combinatie met overdruk in de werkruimte, zie Foto 4-1; schone werkomgeving: zorg voor een schone werkomgeving; het werk afwisselen met werk in een omgeving met geen of minimale blootstelling; adembescherming is, afhankelijk van de blootstelling, verplicht.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 41 -
A&O-fonds Waterschappen
LITERATUURLIJST Arbo-informatieblad (AI-blad) 9: Biologische agentia Handboek MURA, versie 4, juli 2003; Stowa (2002), voorkomen van Endotoxinen op RWZI’s, ISBN 90-5773-202-5 Website RIVM
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 42 -
A&O-fonds Waterschappen
COLOFON
Opdrachtgever A&O-fonds Waterschappen Secretaris/programmamanager Emma van Vliet Eindredactie Joost Scheepers, DHV Amersfoort Erik Koppenaal, Waterschap Veluwe Met dank aan de leden van de begeleidingscommissie en de leden van de werkgroep Inhoudelijke toetsing W. van Alphen Microbioloog, veiligheidskundige en arbeidshygiënist Concept, tekst en realisatie DHV, Amersfoort Fotografie omslag Erik Koppenaal, Waterschap Veluwe Vormgeving omslag RUURD Grafisch ontwerp en advies Oplage webdocument Uitgave Stichting Arbeidsmarkt- en Ontwikkelingsfonds Waterschappen
Stichting A&O-fonds Waterschappen bevordert en ondersteunt vernieuwende activiteiten op het gebied van arbeidsmarkt en HRM beleid. Actuele informatie over de verschillende projecten treft u aan op www.aenowaterschappen.nl © Stichting Arbeidsmarkt- en Ontwikkelingsfonds Waterschappen, Den Haag, september 2013. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enigerwijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de Stichting A&O-fonds Waterschappen. Hoewel aan deze uitgave de grootst mogelijke zorg is besteed, kunnen de samenstellers niet aansprakelijk gesteld worden voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend.
Arbocatalogus Biologische agentia
versie 1.1, november 2011 - 43 -
A&O-fonds Waterschappen
BIJLAGE 1
VOORBEELD RI&E
Bronnen: - Handboek MURA, versie 4, juli 2003; - Website RIVM.
Arbocatalogus Biologische agentia
bijlage 1 -1-
A&O-fonds Waterschappen
BIJLAGE 2
VOORBEELD HYGIENEPROTOCOL
Bron: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Voorkom blootstelling aan biologische agentia door hygiënisch te werken. De basisregels voor hygiënisch werken zijn: -
Voorkom dat je wordt blootgesteld aan biologische agentia: o probeer te voorkomen dat er aerosolen (dampen) ontstaan en dat je deze dampen inademt. o Gebruik voor het schoonspuiten geen effluent. o Gebruik bij het schoonspuiten van installatie-onderdelen die mogelijk besmet zijn met biologische agentia geen hoge druk. o Wees voorzichtig en draag alle gevraagde PBM’s in ruimten die beperkt geventileerd zijn (bijvoorbeeld slibontwatering en roostergoedgebouw). o Probeer niet langer dan nodig aanwezig te zijn bij geopende rioleringssystemen.
-
Zorg voor goede persoonlijke hygiëne o In elke ruimte is op de plattegronden aangegeven waar zich sanitaire voorzieningen (wasbakken, douches) bevinden. Zorg ervoor dat je op de hoogte bent van deze plattegronden voordat je gaat werken. o Eet en drink alleen maar in de kantine (schone ruimte), dus niet op de werkplek. o Breng alleen cosmetica (zoals make-up) aan in schone ruimten, dus niet op de werkplek. o Zorg dat je schone kleding aanhebt als je gaat eten. o Was je handen (liefst met vloeibare zeep): " voor je gaat eten; " voor je gaat roken; " voor en na je naar het toilet gaat. o Houd de werkkleding op de locatie en kleed je in de kleedruimte om (schoon- en vuil deel). o Betreed nooit met vuile kleding het schone gedeelte (ook schone kleedruimte). o Vuile kleding kan in speciale kledingboxen worden gedaan zodat de kleding professioneel gereinigd wordt. Het is verboden om vuile kleding mee te nemen naar huis. o Vernieuw de PBM’s (handschoenen (moeten van binnen schoon zijn), adembescherming, etc.) regelmatig.
-
Let op bij incidenten of (kleine) wonden o Bij bestaande wondjes: let op er is een verhoogd infectierisico bij werken met riool en slib. o Bij oppervlakkige huidverwonding: " Uitspoelen met kraanwater. " Goed met zeep wassen. " Als antiseptisch middel bij voorkeur chloorhexidine gebruiken. o Bij diepere verwondingen: altijd naar een arts voor onderzoek (controle op viezigheid in de wond). o Bij oogverwonding: " eerst uitspoelen met kraanwater of boven oogdouche " daarna naar huisarts en druppelen met geschikt antibioticum. o Bij griepachtige verschijnselen binnen 2 – 20 dagen na verwonding rekening houden met mogelijke besmetting van ziekte van Weyl of leptospirose (rattenziekte) en huisarts daarover informeren. o Het is verplicht om alle incidenten (ook tekenbeten) met biologische agentia te melden bij de daartoe aangewezen medewerker (bijvoorbeeld de Arbocoördinator).
Arbocatalogus Biologische agentia
bijlage 2 -1-
A&O-fonds Waterschappen
BIJLAGE 3
VOORBEELD VACCINATIEBELEID
Bron: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Samenvatting Het Vaccinatiebeleid is opgesteld om de eigen medewerkers in hun specifieke werkomstandigheden een extra bescherming te bieden, zoals mede wordt aangegeven in het Arbobesluit artikel 4.91. Het beleid omschrijft welke vaccinaties worden vergoed en aangeboden. Het beleid ten aanzien van vaccinaties is: -
de buitendienst medewerkers die tijdens hun werk regelmatig met rioolwater/ oppervlaktewater/ vervuilde grond in aanraking komen, een tetanus vaccinatie aan te bieden; de medewerkers op de RWZI’s de DTP en Hepatitis A vaccinatie aan te bieden.
Arbocatalogus Biologische agentia
bijlage 3 -1-
A&O-fonds Waterschappen
1
Inleiding
Het Arbobesluit schrijft in artikel 4.91 voor dat aan werknemers die nog niet immuun zijn voor de biologische agentia waar hij of zij (waarschijnlijk) aan wordt blootgesteld, doeltreffende vaccins ter beschikking moeten worden gesteld. Vaccinatie is een tamelijk ingrijpende vorm van ziektepreventie en gebeurt alleen op vrijwillige basis. Het gezondheidsrisico van bepaalde werkzaamheden moet daarom worden afgewogen tegen een dergelijk zware maatregel. Overigens is het lang niet in alle gevallen mogelijk om tegen bepaalde risico’s en ziekten te vaccineren. Het Vaccinatiebeleid is opgesteld om enerzijds de medewerkers in hun specifieke werkomstandigheden een extra bescherming te bieden, anderzijds om onduidelijkheid op te heffen wegens ontbreken van beleid of door verschillen vanuit beleid bij vroegere waterzuiveringsschappen.
2
Besmettingsroutes en vaccinatiemogelijkheden
2.1
DTP
Difterie Difterie is een acute infectieziekte, veroorzaakt door Corynebacterium diphteriae en wordt voornamelijk verspreid door aanhoesten van speekseldruppels van besmette personen. Ten gevolge van toxineproductie kunnen m.n. slik- en ademhalingsmoeilijkheden ontstaan. Zoals genoemd wordt het vaccin in combinatie met het tetanus- en poliovaccin gegeven vanaf jonge leeftijd. Tetanus Tetanus (kaakklem) wordt veroorzaakt door Clostridium Tetani, een Grampositieve bacterie, waarvan de sporen voorkomen in aarde, stof en faeces (ontlasting) van dieren en mensen. In die sporen zit de niet actieve levensvorm. Clostridium Tetani kan namelijk niet tegen een zuurstofrijke omgeving. Anders wordt het als de bacterie in een diepe, zuurstofarme wond komt. De sporen kunnen dan uitkomen en er treedt bacteriegroei op. Dit is het begin van de gifproductie. Het gif kan ernstige spierkrampen veroorzaken. In principe wordt iedere Nederlander enkele maanden na de geboorte ingeënt tegen tetanus de laatste vaccinatie vindt plaats op 12 jarige leeftijd. Personen die in militaire dienst gaan krijgen ook een herhalingsinjectie. Na afwerking van het vaccinatieschema blijft de mens tot ongeveer 15 jaar immuun. Wordt men na die 15 jaar verwond dan moet het volledig vaccinatieschema worden herhaald. Medewerkers die de afgelopen 15 jaar ingeënt zijn tegen tetanus hoeven nu dus niet preventief gevaccineerd te worden. Preventief vaccineren zou kunnen gelden voor medewerkers die de afgelopen 15 jaar geen vaccinatie hebben gehad en die tijdens het werk in aanraking zouden kunnen komen met de bacterie. Bij verwondingen kan dan worden volstaan met één herhalingsinjectie.
PoIio(myelitis) Het poliovirus kan verlammingen van het spier- en zenuwstelsel veroorzaken. Het virus kan zich bevinden in slijmvliezen, speeksel en ontlasting van besmette personen. Besmetting treedt op bij direct contact met speeksel en ontlasting. Buiten het lichaam heeft het virus maar een beperkte levensduur, wel kan het iets langer in rioolwater voorkomen. Het landelijk vaccinatieschema loopt parallel met die van tetanus, en wordt gecombineerd toegediend met het tetanus- en difterievaccin (DTP-vaccin). De bescherming bedraagt evenals bij tetanus 15 jaar.
Arbocatalogus Biologische agentia
bijlage 3 -2-
A&O-fonds Waterschappen
2.2
Hepatitis A
De verwekker van hepatitis A (besmettelijke geelzucht) is het hepatitis A-virus. Het virus verspreidt zich met behulp van menselijk bloed, ontlasting, urine, sputum en speeksel. Het virus heeft buiten het lichaam maar een hele korte levensduur. Besmetting treedt alleen op bij direct contact met genoemde producten, bv, aanraking van besmette personen of gezamenlijk gebruik van leefruimten/toiletten. Goede hygiëne en eventueel gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen als handschoenen is de beste preventie tegen hepatitis A; de ziekte geneest in het algemeen zonder restverschijnselen. Vaccinatie tegen hepatitis A is mogelijk, hiertoe zijn twee injecties noodzakelijk met een tussenliggende periode van 6-7 maanden, waardoor een bescherming van 10 jaar optreedt.
3
Beleid
Het waterschap vergoedt de volgende vaccinaties: -
een tetanus vaccinatie voor de buitendienstmedewerkers die tijdens hun werk regelmatig met rioolwater/ oppervlaktewater/ vervuilde grond in aanraking komen, de DTP en Hepatitis A vaccinatie voor de medewerkers op de RWZI’s
Binnen het waterschap zal aan de volgende medewerkers de vaccinatie worden aangeboden. (indien bescherming is verlopen van een eerdere vaccinatie)
3.1
Registratie
Registratie vaccinatie Alle inentingen worden geregistreerd in het personeelsregistratiesysteem. De daartoe aangewezen medewerker (bijvoorbeeld de Arbocoördinator) van het organisatieonderdeel zorgt voor de bewaking van de geldigheid van de vaccinaties. Via een beheersysteem wordt elk jaar gecontroleerd of medewerkers moeten worden ge(her)vaccineerd. Weigeren vaccinatie De aangeboden vaccinaties zijn aanbevolen. Een werknemer is echter niet verplicht om zich te laten vaccineren. Indien een werknemer zich niet laat vaccineren dient hij een formulier (zie bijlage 4) in te vullen waarmee hij aangeeft op de hoogte te zijn van de risico’s ten aanzien van het niet vaccineren.
Arbocatalogus Biologische agentia
bijlage 3 -3-
A&O-fonds Waterschappen
BIJLAGE 4
VOORBEELDDOCUMENT REGISTRATIE VACCINATIE
Bron: Waterschap Rivierenland
Aanmeldingsformulier vaccinatieprogramma Hepatitis A en B, DTP Naam (en voorletters):
__________________________________________________
Adres:
__________________________________________________
Postcode en woonplaats:
__________________________________________________
Geboortedatum:
__________________________________________________
Werkzaam bij vestiging:
__________________________________________________
Functie:
__________________________________________________
Telnr:
__________________________________________________
Wenst u deel te nemen aan het vaccinatieprogramma voor Hepatitis A en B, DTP? O Ja, (gelieve de gezondheidsverklaring met dit formulier volledig ingevuld retour zenden) Bent u eerder gevaccineerd voor Hepatitis A en B, DTP? O Ja (s.v.p. kopie titerbepaling meesturen met retourneren vragenlijst) O Volledig gevaccineerd, wanneer: __________________________(datum en jaar) O Niet volledig gevaccineerd, wanneer:_______________________(datum en jaar) O Nee O Nee. Ik heb kennis genomen van de informatie over Hepatitis A en B, DTP en het aanbod van Waterschap XXX om me te laten vaccineren. Ik ben mij bewust van de risico’s maar besluit desondanks niet deel te nemen, omdat ___________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________
Gelieve het aanmeldingsformulier per omgaande te retourneren middels bijgevoegde antwoordenveloppe.
Ondertekening Ondergetekende verklaart hierbij het formulier naar waarheid te hebben ingevuld, Datum:____________________________ Plaats: ____________________________ Handtekening: ___________________________________________________________
Arbocatalogus Biologische agentia
bijlage 4 -1-
A&O-fonds Waterschappen
BIJLAGE 5
VOORLICHTINGSFOLDER LYME
De ziekte van Lyme Over Lyme Lymeborreliose is een multisysteem ziekte, veroorzaakt door een spirocheet (spiraalvormige bacterie), die behoort tot de groep Borrelia burgdorferi. In Europa wordt de mens besmet door de teek Ixodes ricinus, die de spirocheet overdraagt van dieren. De overdracht vindt plaats, doordat de teek zijn maaginhoud uitspuwt. In Nederland is het voorkomen van andere, door teken overgebrachte infectieziekten, niet aangetoond. Elders in de wereld (ook in ander delen van Europa) wel. In geval van infectie met Borrelia burgdorferi kunnen zich op korte termijn of later verschillende ziektebeelden voordoen, ingedeeld in drie stadia: 1. Vroege gelokaliseerde Lymeborreliose; 2. Vroege gedissemineerde Lymeborreliose; 3. Late of chronische Lymeborreliose. Indien er symptomen optreden in het eerste stadium dan zijn deze, met uitzondering van het kenmerkende Erythema Migrans (een rode ring op de huid rondom de plaats van de beet), niet specifiek. De bacterie kan geruime tijd na de tekenbeet in de bloedbaan terechtkomen en zich verspreiden naar alle organen. Men spreekt dan van gedissemineerde Lymeborreliose, die uiteindelijk na maanden over kan gaan in een chronische vorm.
Verschijnselen. Stadium 1. Vroege gelokaliseerde Lymeborreliose Een duidelijk kenmerk is het Erythema Migrans (EM), dit is een rode plek die geleidelijk groter wordt en centraal verbleekt. Het lijkt vaak alsof er een ring ontstaat.
Wanneer een EM optreedt, is dat meestal vanaf drie dagen tot drie maanden na de tekenbeet. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, hoeft een infectie niet gepaard te gaan met een EM. Arbocatalogus Biologische agentia
bijlage 5 -1-
A&O-fonds Waterschappen
Een griepachtig syndroom met algemene malaise, temperatuursverhoging, zwelling van lymfeklieren en verspringende pijnen in gewrichten, hoofd en spieren kan met of zonder EM voorkomen in het vroege stadium van Lymeborreliose. Dit duidt mogelijk op het dissemineren van de infectie. Stadium 2. Vroege gedissemineerde Lymeborreliose In het algemeen manifesteren symptomen van het vroege gedissemineerde stadium zich enkele weken tot ongeveer een jaar na de infectie. Hoewel Borrelia burgdorferi in elk orgaan terecht kan komen, ontstaan vooral ziekteverschijnselen van het zenuwstelsel (Neuroborreliose), de gewrichten (Lymeartritis) en het hart (zelden). Stadium 3: . Late of chronische Lymeborreliose. Chronische Lymeborreliose kan maanden tot jaren na de tekenbeet optreden. Er is geen duidelijke overgang tussen de vroege gedissemineerde en de chronische vormen van Lymeborreliose.
Diagnose en behandeling. Wanneer men Lymeachtige verschijnselen (zie vorige pagina) constateert dient men zich z.s.m. bij de huisarts te melden voor nader onderzoek. Indien noodzakelijk kan deze eventueel ook doorverwijzen naar een specialist (internist of neuroloog). Afhankelijk van de klachten en het stadium waarin de ziekte zich manifesteert, zijn er een aantal standaard behandelvoorschriften met antibiotica welke gehanteerd worden. Hiervoor zijn landelijke richtlijnen opgesteld. Omdat de ziekte van Lyme ook erkend wordt als beroepsziekte, is het belangrijk de bedrijfsarts in te schakelen bij een mogelijke infectie.
Risicogroepen. Personen die zich veel in het “groen” begeven lopen een risico voor het oplopen van een tekenbeet. Met name in de periode maart – november is de teek (Ixodes ricinus) actief en is er een groter risico.
Preventieve maatregelen Adviezen ter voorkoming van een tekenbeet tijdens het 'tekenseizoen', van maart tot november: • Blijf op de paden en vermijd hoog gras en struikgewas. Teken worden overal in Nederland gevonden en leven in vochtige gebieden in struik- en grasgewassen. • Draag bedekkende lichte kleding (lange broek, broekspijpen in de sokken, 'dichte' schoenen) en een pet. • Personen die frequent risicogebieden in de risicoperiode moeten betreden kunnen daarnaast de onbedekte huid insmeren met insectenwerende producten die DEET bevatten, bij voorkeur in combinatie met het dragen van met permetrine geïmpregneerde kleding. Bij gebruik van middelen die DEET bevatten, is voorzichtigheid geboden bij excessief gebruik. Deze middelen kunnen schadelijk zijn voor het zenuwstelsel. Sinds kort zijn ook alternatieve effectieve middelen op de markt. • Onderzoek het lichaam (bij elkaar) grondig op teken aan het einde van de dag.
Arbocatalogus Biologische agentia
bijlage 5 -2-
A&O-fonds Waterschappen
Maatregelen na een tekenbeet Adviezen ter voorkoming van Lymeborreliose na een tekenbeet: • Verwijder de teek zo snel mogelijk, liefst binnen 24 uur. • Brand de teek niet uit, gebruik geen middel om de teek te verdoven. Behandel de teek niet met chemicaliën. • Verwijder de teek door met een pincet de 'kop' zo dicht mogelijk bij de huid vast te pakken en langzaam een kwartslag draaiend te trekken. Hierdoor wordt voorkomen dat er delen van de mond van de teek blijven zitten. • Desinfecteer na het verwijderen de beetplaats met jodiumtinctuur of alcohol 70%. • Noteer de datum van de tekenbeet en meld dit aan de daarvoor aangewezen medewerker (bijvoorbeeld de Arbocoördinator). • Houd de bijtwond de daaropvolgende weken in de gaten en raadpleeg een arts bij het optreden van een EM of eventuele ziekteverschijnselen.
Arbocatalogus Biologische agentia
bijlage 5 -3-
A&O-fonds Waterschappen
BIJLAGE 6
VOORBEELD TRA REINIGEN SLIBGISTINGSTANK
Bron: Waterschap Veluwe
Arbocatalogus Biologische agentia
bijlage 6 -1-
A&O-fonds Waterschappen
TRA Sector: Waterzuivering Afdeling: Zuiveringsbeheer en B&K
Project:
Reinigen menger Slibgistingtank
Locatie
Toelichting: Taakrisicoanalyse wordt toegepast conform de richtlijnen die zijn vastgelegd in de procesbeschrijving: 'Samenstellen projectplan onderhoud technisch werk'. De taakrisicoanalyse wordt opgesteld door de KAM medewerker en gecontroleerd door de verantwoordelijke voor het werk.
Naam deelnemers startwerkbespreking
Paraaf voor deelname
Start datum Opgesteld door: Gecontroleerd door: Besproken door: Op: (datum)
TRA nr.
Omschrijving activiteit/taakstap
Risico en gevolg (als het gevaar zich manifesteert)
Repressieve Preventieve maatregelen beheersmaatregelen bij uitvoering Bedrijfshulpverlenin g
Algemene risico's Algemeen
Verblijf in omgeving met een gevaarlijke atmosfeer
Risico op: letsel ten gevolge van een gevaarlijke atmosfeer Gevolg: ziektebeelden door contact met biologische ziekteverwekkers
• Ventilatie opstelling wijzigen (zie ventilatie opstelling)
Specifieke risico's per taak nr. A-1
Schoonspoelen van de mengerbladen
Risico op: letsel ten gevolge van een gevaarlijke atmosfeer Gevolg: ziektebeelden door contact met biologische ziekteverwekkers
• Ventilatie opstelling wijzigen (zie ventilatie opstelling) • Aanvullende adembescherming gebruiken (P3 filtermasker)
nr. A-2
Betreden van de tank en begeleiden van de werkzaamheden bij het mangat
Risico op: Letsel t.g.v. vallen in diepte Gevolg: (Hoog energetisch) trauma door vallen in diepte, verdrinking door onderdompeling
• Gebruik persoonlijke valbescherming • Gebruik een back-up lijn
Risico op: letsel ten gevolge van een gevaarlijke atmosfeer Gevolg: ziektebeelden door contact met biologische ziekteverwekkers Vergiftiging door contact met amoniakgas
• Gebruik onafhankelijke adembescherming
Risico op: falen van de ademlucht voorziening Gevolg: acute vergiftiging door contact met ammoniakgas
• Werken met een terugkeer tijd op 100 bar. • Transport van de betreder wordt buiten de tank geregeld d.m.v. een Rollgliss
Risico op het ontsteken van een explosieve atmosfeer Gevolg: verbranding door contact met hittebronnen Risico op het doorsnijden van touwen met de zaag Gevolg: (Hoog energetisch) trauma door vallen in diepte, verdrinking door onderdompeling
• Werkzaamheden uitvoeren met een grenswaarde van 0% LEL (gemeten binnen een straal van 0,5 m van de machine) • Losbreken van de accu voorkomen d.m.v. borgen met duck tape
nr. A-3
Uitvoeren van schoonmaakwerkzaamheden met een reciprozaag (verwijderen roostergoed rond de as)
Arbocatalogus Biologische agentia
• De back-up voorziening kan ingezet worden als tweede takelsysteem • Zuurstofkit voor toediening van
bijlage 6 -2-
A&O-fonds Waterschappen
BIJLAGE 7
VRAGENLIJST BLOOTSTELLING LYME MUSKUSRATTENBESTRIJDERS
Bron: Waterschap Reest en Wieden Als vervolg op eerder onderzoek willen we graag periodiek bij de muskusrattenbestrijders een beeld krijgen hoe het is gesteld met de mate van blootstelling aan tekenbeten. We vragen je daarom onderstaande vragen in te vullen. De antwoorden zullen worden beoordeeld door onze bedrijfsarts en overlegd met landelijke deskundigen. Aan de hand van deze antwoorden kunnen we bepalen welke vervolgstappen nodig worden geacht. In eerste instantie gaat dit vooral om het algemene groepsbeeld, maar het vervolg kan ook verder individueel worden. Daarom mag je ook je naam invullen (is niet verplicht). Bij voorbaat dank. Graag in bijgevoegde envelop retourneren.
Vragenlijst “tekenbeten” voor de muskusrattenbestrijders. Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1. Hoe vaak heb je (voor zover je nog weet) tijdens je werk als muskusratbestrijder een tekenbeet gehad. -
In 2010: . . . . . . . . . . .
-
In 2009: . . . . . . . . . . .
-
in 2008: . . . . . . . . . . .
2. Hoe vaak heb je gemiddeld in de jaren voorafgaand aan 2008 tijdens je werk als muskusratbestrijder een tekenbeet gehad. -
……………..
3. Heb je ook buiten werktijd tekenbeten opgelopen? -
( ) nee ( ) ja,
gemiddeld …………….. per jaar.
4. Houd je ook altijd bij wanneer je een tekenbeet hebt gehad? -
( ) nee ( ) ja, zo ja, hoe? ( ) dat schrijf ik in mijn agenda of kalender ( ) anders, namelijk: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5. Heb je de teek altijd goed kunnen verwijderen? -
( ) n.v.t. ( ) nee ( ) ja, zo ja, hoe? ( ) teken –pincet –lasso –tang -pen
Arbocatalogus Biologische agentia
bijlage 7 -1-
A&O-fonds Waterschappen
( ) anders, namelijk: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6a. Heb je ooit zichtbare of voelbare klachten gehad na een tekenbeet ? -
( ) n.v.t. ( ) nee ( ) ja: welke ? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6b. Heb je die nu nog? () ()
nee ja, welke: ?”. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
............................................................................. 7. Ben je ooit behandeld voor klachten n.a.v. een tekenbeet? -
( ) nee ( ) ja
- zo ja, wanneer: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - zo ja, hoe: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - indien bekend, waarmee?: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8. Wat doe je zelf om te voorkomen dat je een tekenbeet oploopt? ............................................................................. .............................................................................
9. Hoe controleer je of je een tekenbeet hebt opgelopen? ............................................................................. .............................................................................
10. Heb je nog aanvullende vragen of opmerkingen? ............................................................................. .............................................................................
Gebruik zonodig een extra blad wanneer je te weinig ruimte hebt om te schrijven en verwijs zonodig naar de vraagnummering.
Arbocatalogus Biologische agentia
bijlage 7 -2-
A&O-fonds Waterschappen Postbus 96920 2509 JH Den Haag 070 763 00 20
[email protected] www.aenowaterschappen.nl