Sectorgids Autocontrole
Primaire Dierlijke Productie BIJLAGEN Datum voorliggende versie Vervangt versie Beheer gids Controle gids
versie 2 dd. 5/08/2009 versie 1 dd. 18/04/2008 CODIPLAN vzw Controleorganismen – erkend door FAVV en geaccrediteerd voor sectorgids autocontrole primaire dierlijke productie & FAVV
CODIPLAN vzw Diestsevest 40 3000 Leuven Tel: 016 28 64 01 Fax: 016 28 64 09 E-mail:
[email protected] Website: www.CODIPLAN.be
Inhoud INHOUD
1. Inleiding ....................................................................................................................................... 7 Bijlage 1_1: Provinciale Controle Eenheden (PCE) van het FAVV ............................................ 7 Bijlage 1_2: DGZ en ARSIA – contactgegevens ....................................................................... 10 Bijlage 1_3 : Contactgegevens MCC en Comité du Lait ........................................................... 11 Bijlage 1_4: Overzicht termen, definities & afkortingen ........................................................... 12 Bijlage 1_5: Opsomming geldende wetgeving .......................................................................... 17 2. Algemene voorwaarden.............................................................................................................. 23 Bijlage 21_1: Bedrijfsregistratie – identificatie producent & bedrijf ........................................ 23 Bijlage 23_1: Diervoeder – stoffen die niet in diervoeder mogen worden gebruikt .................. 30 Bijlage 23_2: Diervoeder – gebruik van verwerkt dierlijk eiwit ............................................... 31 Bijlage 23_3: Ruwvoeder – teeltfiche ........................................................................................ 32 Bijlage 23_4: Diervoeder – register bevoorrading diervoeder tussen landbouwers onderling .. 33 Bijlage 24_1: Diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding – overeenkomst bedrijfsbegeleidend dierenarts ............................................................................................................. 34 Bijlage 24_2: Diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding – overeenkomst plaatsvervangend bedrijfsbegeleidend dierenarts............................................................................. 35 Bijlage 24_3: Diergeneesmiddelen – toediening- en verschaffingdocument (TVD) ................. 36 Bijlage 24_4: Diergeneesmiddelenregister – register UIT ......................................................... 37 Bijlage 24_5: Dierengezondheid – attest bij verhandelen van behandelde dieren ..................... 38 Bijlage 24_6: Dierengezondheid – aangifteplichtige dierziekten .............................................. 39 Bijlage 24_7: Noodslachting – verklaring veehouder (voorlopig model).................................. 41 Bijlage 28_1: Meldingsplicht – meldingsformulier ................................................................... 42 3. Specifieke voorwaarden ............................................................................................................ 44 3.1 transport 44 Bijlage 31_1: Transport – aanvraag tot erkenning van handelaar van levende dieren en toelating van vervoerder ...................................................................................... 44 Bijlage 31_2: Transport – toelating als vervoerder .................................................................... 45 3.2. melkvee 47 Bijlage 32_1: Runderen – eerste registratie rundveebeslag ....................................................... 47 Bijlage 32_2: Runderen – melding in Sanitel van geboorte of vertrek van een rund ................ 49 Bijlage 32_3: Runderen – overeenkomst bedrijfsdierenarts & plaatsvervanger ........................ 50 Bijlage 32_4: Runderen – bezoekrapport diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding .................... 51 Bijlage 32_5 : Runderen - Het droogzetten van melkkoeien, een cruciale periode voor de uiergezondheid. ................................................................................................... 52 Bijlage 32_6 : Voorbereiding van de uier - aanbevelingen ........................................................ 53 Bijlage 32_7: Runderen – Adviesmodelregister vervoerder runderen ....................................... 55 Bijlage 32_8: Runderen – Adviesmodelregister ontsmetting vervoerder runderen ................... 56
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 3/242
Inhoud 3.3. Vleesvee 57 Bijlage 33_1: Runderen – eerste registratie rundveebeslag ....................................................... 57 Bijlage 33_2: Runderen – melding aan Sanitel van geboorte of vertrek van een rund ............. 59 Bijlage 33_3: Runderen – overeenkomst bedrijfsdierenarts & plaatsvervanger ........................ 60 Bijlage 33_4: Runderen – bezoekrapport diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding .................... 61 Bijlage 33_5: Runderen – adviesmodel register vervoerder runderen ....................................... 62 Bijlage 33_6: Runderen – adviesmodel register ontsmetting vervoerder runderen ................... 63 3.4. Vleeskalveren ..................................................................................................................... 64 Bijlage 34_1: Vleeskalveren – melding van aan- en afvoer van dieren ..................................... 64 Bijlage 34_2: Vleeskalveren – gemeenschappelijk vervoersdocument ..................................... 66 Bijlage 34_3: Vleeskalveren – voorbeeld protocol -Hemoglobine-bepaling ............................. 67 Bijlage 34_4: Runderen – overeenkomst bedrijfsdierenarts & plaatsvervanger ........................ 68 Bijlage 34_5: Runderen – bezoekrapport diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding .................... 69 Bijlage 34_7: Runderen – adviesmodel register ontsmetting vervoerder runderen .................. 70 3.5. Varkens 71 Bijlage 35_1: Varkens – eerste registratie varkensbeslag .......................................................... 71 Bijlage 35_2: Varkens – register aan- en verkoop varkens ........................................................ 73 Bijlage 35_3: Varkens – permanente inventaris ........................................................................ 74 Bijlage 35_4: Varkens – overeenkomst bedrijfsdierenarts & plaatsvervanger .......................... 75 Bijlage 35_5: Varkens – bezoekrapport diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding ...................... 76 Bijlage 35_6: Varkens – laad- en losbon voor vervoer varkens ................................................ 77 3.6. Paardachtigen .................................................................................................................... 79 Bijlage 36_1: Paarden – begeleidingsdocument vervoer van levende dieren ............................ 79 3.7. Reproductiepluimvee .......................................................................................................... 81 Bijlage 37_1: Pluimvee – eerste registratie veebeslag ............................................................... 81 Bijlage 37_2: Pluimvee – stroomschema ................................................................................... 83 Bijlage 37_3: Pluimvee – overzicht registers ............................................................................. 84 Bijlage 37_4: Pluimvee – meldinsformulier uitval .................................................................... 86 Bijlage 37_5: Pluimvee – ingangscontrole Salmonella.............................................................. 87 Bijlage 37_6: Pluimvee – stofstalen - voederstalen ................................................................... 92 Bijlage 37_7: Pluimvee – overeenkomst verantwoordelijke en bedrijfsdierenarts .................... 93 Bijlage 37_8: Pluimvee – bezoekrapport diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding .................... 94 Bijlage 37_9: Pluimvee – preventieve maatregelen tegen Aviaire Influenza ............................ 95 Bijlage 37_10: Pluimvee – meldingsplichtige ziekten ............................................................... 96 Bijlage 37_11: Pluimvee – uitgangscontrole Salmonella .......................................................... 99 Bijlage 37_12: Pluimvee –begeleidingsdocument slachtpluimvee .......................................... 100 Bijlage 37_13: Pluimvee – hygiënogram ................................................................................. 102 Bijlage 37_14: Pluimvee – erkende middelen.......................................................................... 103
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 4/242
Inhoud Bijlage 37_15: Pluimvee – wateronderzoek............................................................................. 104 Bijlage 37_16: Pluimvee – inzendformulier labo-analyse ....................................................... 107 Bijlage 37_17: Pluimvee –certificaat voor de intracommunautaire handel ............................. 108 Bijlage 37_18: Pluimvee – gevarenanalyse ............................................................................. 111 3.8. Broeierijen ........................................................................................................................ 116 Bijlage 38_1: Broeierij – stroomschema .................................................................................. 116 Bijlage 38_2: Broeierij – status vermeerderingsdieren of ééndagskuikens ............................. 117 Bijlage 38_3: Broeierij – overeenkomst verantwoordelijke en bedrijfsdierenarts ................... 120 Bijlage 38_4: Broeierijen – leidraad opstellen van GHP-handboek ........................................ 121 Bijlage 38_5: Broeierijen – procescontrole .............................................................................. 123 Bijlage 38_6: Broeierijen – hygiëneonderzoeken en Salmonellacontrole ............................... 131 Bijlage 38_7: Broeierijen – wateronderzoek ............................................................................ 136 Bijlage 38_8: Broeierijen – cerificaat voor de intracommunautaire handel ........................... 138 Bijlage 38_9: Broeierijen – overzicht registers ........................................................................ 141 Bijlage 38_10: Broeierijen – traceringonderzoek en systeemcontrole..................................... 143 Bijlage 38_11: Broeierijen – meldingsplichtige ziekten .......................................................... 150 Bijlage 38_12: Broeierijen – modelregister vervoer en reiniging en ontsmetting ................... 153 Bijlage 38_13: Broeierijen – monstername .............................................................................. 154 Bijlage 38_14: Broeierijen – preventieve maatregelen tegen Aviaire Influenza ..................... 159 Bijlage 38_15: Broeierijen – meldingsformulier uitval ........................................................... 160 Bijlage 38_16: Broeierijen – erkende middelen ....................................................................... 161 Bijlage 38_17: Broeierijen – gevarenanalyse........................................................................... 162 3.9. Productiepluimvee - Legkippen ........................................................................................ 171 Bijlage 39_1: Legkippen – registratie productieplaats eieren .................................................. 171 Bijlage 39_2: Legkippen – eerste registratie veebeslag ........................................................... 172 Bijlage 39_3: Pluimvee – meldingsformulier uitval ééndagskuikens ...................................... 174 Bijlage 39_4: Pluimvee – stofstalen en voederstalen ............................................................... 175 Bijlage 39_5: Pluimvee – onderzoek drink- en reinigingswater .............................................. 176 Bijlage 39_6: Pluimvee – overeenkomst verantwoordelijke en bedrijfsdierenarts .................. 179 Bijlage 39_7: Pluimvee – bezoekrapport diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding .................. 180 Bijlage 39_8 : Bemonsteringsmethode legkippen door de bedrijfsdierenarts (2007)/verantwoordelijke (vanaf 2008) ............................................................ 181 Bijlage 39_9: Pluimvee – document begeleiding slachtpluimvee ........................................... 182 Bijlage 39_10 : Pluimvee – certificaat en inspectieverslag intracommunautair handelsverkeer ........................................................................................................................... 183 3.10. Productiepluimvee - braadkippen .................................................................................. 186 Bijlage 310_1: Pluimvee – eerste registratie veebeslag ........................................................... 186 Bijlage 310_2: Braadkippen - stroomschema .......................................................................... 188 Bijlage 310_3: Braadkippen – overzicht registers ................................................................... 189 Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 5/242
Inhoud Bijlage 310_4: Pluimvee – meldingsformulier uitval ééndagskuikens .................................... 191 Bijlage 310_5: Pluimvee – stofstalen en voederstalen ............................................................. 192 Bijlage 310_6: Pluimvee – onderzoek drink- en reinigingswater ............................................ 193 Bijlage 310_7 Pluimvee – overeenkomst verantwoordelijke en bedrijfsdierenarts ................. 196 Bijlage 310_8: Pluimvee – bezoekrapport diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding ................ 197 Bijlage 310_9: Braadkippen – preventieve maatregelen tegen Aviaire Influenza ................... 198 Bijlage 310_10: Braadkippen – meldingsplicht ziekten .......................................................... 199 Bijlage 310_11: Braadkippen – ingangscontrole Salmonella .................................................. 202 Bijlage 310_12: Braadkippen – uitgangscontrole Salmonella ................................................. 204 Bijlage 310_13: Braadkippen – erkende middelen .................................................................. 207 Bijlage 310_14: Braadkippen – hygiënogram .......................................................................... 208 Bijlage 310_15: Braadkippen - begeleidingsdocument slachtpluimvee ................................. 209 Bijlage 310_16: Braadkippen – certificaat voor de intracommunautaire handel ..................... 211 Bijlage 310_17: Braadkippen – inzendformulier labo-analyse ................................................ 214 Bijlage 310_18: Braadkippen – gevarenanalyse ...................................................................... 215 3.11. loopvogels....................................................................................................................... 221 Bijlage 311_1: Loopvogels – eerste registratie veebeslag ....................................................... 221 Bijlage 311_2: Loopvogels – begeleidingsdocument vervoer levende dieren ......................... 223 3.2. Eenden en ganzen ............................................................................................................. 224 Bijlage 312_1: Pluimvee – eerste registratie veebeslag ........................................................... 224 Bijlage 312_2: Pluimvee – meldingsformulier uitval ééndagskuikens .................................... 226 Bijlage 312_3: Pluimvee – stofstalen en voederstalen ............................................................. 227 Bijlage 312_4: Pluimvee – onderzoek drink- en reinigingswater ............................................ 228 Bijlage 312_5: Pluimvee – overeenkomst verantwoordelijke en bedrijfsdierenarts ................ 231 Bijlage 312_6: Pluimvee – document begeleiding slachtpluimvee ......................................... 232 Bijlage 312_7: Pluimvee – certificaat en inspectieverslag intracommunautair handelsverkeer ........................................................................................................................... 234 3.13. Koniijnen ........................................................................................................................ 237 Bijlage 313_1: Konijnen – begeleidingsdocument vervoer levende dieren ............................. 237 3.14. Kleine Herkauwers en hertachtigen ............................................................................... 238 Bijlage 314_1: Kleine herkauwers en hertachtigen – eerste registratie veebeslag .................. 238 Bijlage 314_2: Kleine herkauwers en hertachtigen – verplaatsingsdocument ......................... 240 Bijlage 314_3: Kleine herkauwers en hertachtigen – adviesmodel ontsmettingsregister ........ 242
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 6/242
Bijlage 1_1
1. Inleiding BIJLAGE 1_1: PROVINCIALE CONTROLE EENHEDEN (PCE) VAN HET FAVV De lijst van provinciale controle eenheden kan geraadpleegd worden op de website van het FAVV: http://www.favv.be/
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 7/242
Bijlage 1_1
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 8/242
Bijlage 1_1
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 9/242
Bijlage 1_2
BIJLAGE 1_2: DGZ EN ARSIA – CONTACTGEGEVENS DGZ Provincie Straat + nr West-Vlaanderen Industrielaan 29 Oost-Vlaanderen Deinse Horsweg 1 Antwerpen Hagenbroeksesteenweg 167 – – – – –
Identificatie & Registratie (Sanitel) Laboratorium Gezondheidsadministratie Diergeneeskundige & epidemiologische ondersteuning Boekhouding & Facturatie
Plaats 8820 Torhout 9031 Drongen 2500 Lier
Telefoon Fax 050 23 05 53 050 23 05 98 09 236 44 44 09 216 71 41 03 491 03 45 03 489 09 85
Tel Fax 070 22 00 23 070 22 01 22
E-mail
[email protected]
070 22 00 24 070 22 01 23
[email protected]
070 22 01 24 070 22 01 25
[email protected]
BRIEFWISSELING
Identificatie & Registratie (Sanitel) Labo oost Labo west Gezondheidsadministratie Facturatie
Adres Deinse Horsweg 1 9031 Drongen Hagenbroeksesteenweg 167 2500 Lier Industrielaan 29 8820 Torhout Hagenbroeksesteenweg 167 2500 Lier Deinse Horsweg 1 9031 Drongen
Fax 070 22 01 22 070 22 01 23 050 23 05 69 070 22 01 23 070 22 01 25
ARSIA Provincie Hainaut Liège Liège Est Luxembourg Namur
Straat + nr Drève du Prophète 2 Av. Alfred Deponthière 40 Av. Alfred Deponthière 40 rue de la Scierie 30 Allée des Artisans 2
Département Identification Département Santé animale Département Politique générale Département Qualité
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Plaats 7000 Mons 4431 Loncin 4431 Loncin 6800 Libramont 5590 Ciney
Telefoon 065 32 88 50 04 239 95 00 04 239 95 00 061 23 99 10 083 23 05 18
Adres Drève du Prophète 2 7000 Mons Allée des Artisans 2 5590 Ciney Allée des Artisans 2 5590 Ciney Allée des Artisans 2 5590 Ciney
Fax 065 32 88 61 04 239 95 01 04 239 95 01 061 23 99 11 083 23 05 19 Tel 065 32 88 50 083 23 05 18 083 23 05 15 083 23 05 15
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 10/242
Bijlage 1_3
BIJLAGE 1_3 : CONTACTGEGEVENS MCC EN COMITÉ DU LAIT
Comité du Lait Melkcontrolecentrum
Adres Route de Herve 104 4651 Battice Hagenbroeksesteenweg 169 2500 Lier
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Tél.
Fax
087 69 26 30
087 69 26 40
078 15 47 10
078 15 48 10
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 11/242
Bijlage 1_4
BIJLAGE 1_4: OVERZICHT TERMEN, DEFINITIES & AFKORTINGEN ABS AGROFRONT
Algemeen Boerensyndicaat Overlegplatform van representatieve landbouworganisaties (ABS, BB, FWA) ARSIA Association Régionale de Santé et d’Identification Animales asbl – onder meer verantwoordelijk voor de registratie in Sanitel van gegevens betreffende identificatie van veehouders en dieren; contacten – zie bijlage 1_2 Audit Controle door het FAVV of een door het FAVV erkend en door BELAC geaccrediteerd controleorganisme, waarbij wordt nagegaan of de veehouder voldoet aan de voorwaarden van de gids Auditeur Persoon die door het controleorganisme aangesteld is om de toepassing van de gids te controleren; verwijst ook naar inspecteur volgens ISO 17020 Autocontrole Geheel van maatregelen die door bedrijven worden genomen om ervoor te zorgen dat producten in alle stadia van productie, verwerking en distributie die onder hun beheer vallen: -) voldoen aan de wettelijke voorschriften inzake voedselveiligheid; -) voldoen aan de wettelijke voorschriften inzake kwaliteit van de producten waarvoor het FAVV bevoegd is; -) voldoen aan de voorschriften over de traceerbaarheid en het toezicht op de effectieve naleving van die voorschriften; specifiek voor primaire productie – voldoen aan hygiënevoorschriften en bijhouden van registers BB Belgische Boerenbond Bedrijf Inrichting gebruikt voor het houden van dieren BedrijfsVerzameling van allerhande gegevens, facturen en documenten die administratie door de veehouder wordt bijgehouden Bedrijfsregister Verzameling van allerhande gegevens, facturen en documenten die door de veehouder wordt bijgehouden en bewaard gedurende vijf jaren in het kader van traceerbaarheid; maakt deel uit van de bedrijfsadministratie BELAC Belgische accreditatieorganisatie Bezoeker Elke persoon die niet belast is met de dagelijkse verzorging van de dieren Braadkippen Kippen die gehouden worden voor de vleesproductie en die gehuisvest zijn in gesloten hokken Broedeieren Eieren bestemd om te worden bebroed Broeierij Bedrijf dat zich toelegt op het inleggen en uitbroeden van broedeieren en het opleveren van eendagskuikens Certificeren Uitreiken van een certificaat ControleAantoonbaar bewijs dat wordt afgeleverd na een gunstige audit en certificaat waaruit blijkt dat de veehouder voldoet aan de gids ControleAuditeert de autocontrole en is bij BELAC geaccrediteerd volgens organisme de norm ISO 17020; erkend door FAVV; contacten – http://www.favv.be/sp/auto/autocontrole_nl.asp#proc
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 12/242
Bijlage 1_4
DGZ
Diergeneesmiddelen Eéndagskuikens EHBO FAVV
Fokpluimvee FWA GGO Gids Grootouderdieren GSP-Pluimvee Hokkaart Interprofessioneel Organisme
KB KB autocontrole Koper
Legkippen
Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw – onder meer verantwoordelijk voor de registratie in Sanitel van gegevens betreffende identificatie van veehouders en dieren; contacten – zie bijlage 1_2 Geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik: - met of zonder wachttijd - al of niet voorschriftplichtig. Pluimvee dat nog geen 72 uur oud is en dat nog niet is gevoerd Eerste hulp bij ongevallen Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen – kortweg het Voedselagentschap; veehouders hebben doorgaans contact met het FAVV via de Provinciale Controle Eenheid (PCE) gevestigd in hun provincie Pluimvee van 72 uur en ouder, bestemd voor de productie van broedeieren Fédération Wallonne de l’Agriculture Genetisch gemodificeerde organismen Sectorgids autocontrole primaire dierlijke productie Pluimvee in het stadium van de leg, bestemd voor de productie van broedeieren voor ouderdieren Goede service praktijken – pluimvee Fiche waarop de veehouder een aantal gegevens en kenmerken noteert over de betrokken productieronde; maakt deel uit van het bedrijfsregister Door de minister erkend voor de bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk; paritair bestuurd door melkveehouders en kopers van de melk; 2 actief in België – MCC-Vlaanderen voor Vlaanderen & Comité du Lait voor Wallonië Koninklijk besluit Koninklijk besluit van 14.11.2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen Persoon, groepering van personen of onderneming die van een veehouder dieren of dierlijke producten (melk, eieren) koopt -) om deze in de handel te brengen, -) om deze – eventueel in loonwerk – in te zamelen, te verpakken, op te slaan, te koelen en te behandelen of te verwerken; -) om deze door te verkopen aan een of meer bedrijven die de dierlijke producten behandelen of verwerken; een groepering van in een zelfde geografisch gebied gevestigde kopers die voor rekening van de aangeslotenen administratieve en boekhoudkundige handelingen verricht welke noodzakelijk zijn voor de betaling van de heffing, wordt als koper beschouwd Pluimvee van 72 uur en ouder, dat wordt opgefokt voor de productie van consumptie-eieren
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 13/242
Bijlage 1_4
Legkippenbedrijf Lot pluimvee M.g. MB MB meldingsplicht Melkhuis
Melkinstallatie Melkkoeltank Melklokaal Melkophaler – transporteur Melkveebedrijf MRL
NCD Notificatielimiet Opfokbedrijf Opfokbedrijf voor fokpluimvee Opfokbedrijf voor legkippen Opfokgrootouderdieren Opfokker Opfokouderdieren Ouderdieren PCB Primaire dierlijke productie Melkproductieeenheid
Installaties die worden gebruikt voor het houden van legkippen Groep pluimvee die gehuisvest wordt in een zelfde hok en een identieke behandeling krijgt Mycoplasma gallisepticum Ministerieel besluit Ministerieel besluit van 22.01.2004 betreffende de modaliteiten voor de meldingsplicht in de voedselketen Ruimte voor opslag van het materiaal voor het melken en van de in gebruik zijnde reinigingsmiddelen, verder kunnen de spoelbak voor de melkstellen, een wasbak en de koelgroep zich hier bevinden Geheel van apparatuur gebruikt om dieren te melken Installatie voor het koelen en het koud bewaren van de rauwe melk op het veebedrijf Ruimte die uitsluitend gebruikt wordt voor het melken van dieren Natuurlijke of rechtspersoon die rauwe melk ophaalt en/of vervoert als koper of voor rekening van een koper Geheel van de door een melkveehouder uitgebate melkproductie-eenheden Maximale Residu Limiet of maximum residugehalte: het hoogste wettelijk toegestane concentratieniveau van een residu van een diergeneesmiddel of een bestrijdingsmiddel in een levensmiddel of diervoeder Newcastle Disease Waarde vanaf wanneer een veehouder voor een bepaalde parameter een verplichte melding moet doen bij het FAVV volgens de modaliteiten vastgelegd in het MB meldingsplicht Opfokbedrijf voor fokpluimvee of voor legkippen Inrichting die zich toelegt op het opfokken van fokpluimvee tot het voortplantingsstadium Inrichting die zich toelegt op het opfokken van legkippen tot het legstadium Pluimvee ouder dan 72 uur maar nog niet in het stadium van de leg, bestemd voor de productie van grootouderdieren Veehouder met een opfokouderdierenbedrijf Pluimvee ouder dan 72 uur maar nog niet in het stadium van de leg, bestemd voor de productie van ouderdieren Pluimvee in het stadium van de leg, bestemd voor de productie van broedeieren voor gebruikspluimvee Polychloorbifenyl De productie, het fokken en het telen van dieren en primaire producten van dierlijke oorsprong; inclusief melken en de productie van dieren voorafgaande aan het slachten Geheel van functioneel samenhangende middelen, door de melkveehouder uitgebaat voor de productie van melk en uitsluitend voor deze productie gebruikt – bijvoorbeeld weiden, stallen, melkinstallatie, dieren, voedervoorraden;
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 14/242
Bijlage 1_4
Pluimvee Productieeenheidnummer (PE-nummer) Productieronde
Provinciale Controle Eenheid - PCE R.M.O.-chauffeur Rauwe melk Reproductiebedrijf S.e./S.g./S.p./S.t. Sanitair verantwoordelijke
SANINET SANITEL
Selectiebedrijf Stal Tanklokaal Toedienings- en verschaffingsdocument
Kippen, parelhoenders, kalkoenen, eenden, ganzen, kwartels, fazanten, patrijzen en vleesduiven – voor de productie van vlees of eieren voor menselijke consumptie Uniek nummer toegekend aan elke melkproductie-eenheid door het FAVV Dieren – vleeskalveren, vleesvarkens, pluimvee, konijnen – die gedurende een bepaalde termijn op het veebedrijf gehouden worden, die ongeveer even oud zijn, gezamenlijk de productie doorlopen, en ongeveer gelijktijdig afgevoerd worden. Bij pluimvee mag het tijdsverschil tussen de eerste en laatste levering ééndagskuikens maximaal 72 uur bedragen. Op het pluimveebedrijf kunnen meerdere productieronden en bijgevolg meerdere leeftijden aanwezig zijn. Provinciaal gestructureerde buitendiensten van het FAVV die instaan voor controle op het terrein; contacten – zie bijlage 1_1 Persoon die verantwoordelijk is voor het ophalen, de monsterneming en het vervoer van de rauwe melk naar een losplaats Product voortkomend van het melken van één of meer dieren (opfok)Ouderdierenbedriif Salmonella enteritidis / gallinarum / pullorum / typhimurium Veehouder of eigenaar die gewoonlijk over de dieren van een veebeslag een onmiddellijk beheer en toezicht uitoefent. Deze persoon zorgt er in het kader van de autocontrole voor dat de in deze gids beschreven maatregelen worden nageleefd en dat de registers op het bedrijf worden bijgehouden. Programma waarmee een veehouder via internet gegevens – veebewegingen – overmaakt aan Sanitel en op computer een geïnformatiseerd register bijhoudt Informaticasysteem voor de identificatie en de registratie van dieren, veehouders (sanitaire verantwoordelijken), veebedrijven (beslagen), veehandelaars, veevervoerders en verplaatsingen van de dieren – van het FAVV en beheerd door DGZ/ARSIA (opfok)Grootouderdierbedrijf; legt zich toe op de productie van broedeieren, bestemd voor de productie van fokpluimvee Ruimte waarin de dieren zijn gehuisvest en worden gevoederd – ook veestal Ruimte waarin de melkkoeltank zich bevindt Standaarddocument dat de dierenarts opstelt op het ogenblik dat hij een geneesmiddel zelf toedient (in risicoperiode) of verschaft / aflevert aan de veehouder
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 15/242
Bijlage 1_4
Toom Traceerbaarheid Uniek lotnummer Melkveebedrijf Veebedrijf
Veebeslag Veehouder
Veestapel Verbintenis van de veehouder
Vermeerderaar Vermeerderingsbedrijf Voorschrift Zuivelfabriek
Productieronde of deel van een productieronde die/dat eenzelfde gezondheidsstatus heeft. Mogelijkheid om een product door alle stadia van de productie, verwerking en distributie op te sporen en te volgen Uniek nummer toegekend door een satelliet aan elk lot pluimvee Geheel van de door een melkveehouder uitgebate melkproductie-eenheden Duidelijk omschreven sanitaire en geografische eenheid waar vee gehouden wordt - geheel van dieren gehouden op één bedrijf; vormen een afzonderlijke eenheid op basis van door de diensten van het FAVV vastgestelde epidemiologische banden; elk veebeslag moet – ook als het maar één dier telt – worden aangegeven in Sanitel Het geheel van een groep dieren van dezelfde diersoort op een bedrijf met één sanitair statuut. De landbouwuitbater – natuurlijk persoon, rechtspersoon, groepering van natuurlijke personen, van rechtspersonen of van beide – die autonoom tot eigen voordeel en voor eigen rekening een bedrijf beheert en die, uit dien hoofde, dieren of dierlijke producten (melk, eieren) verkoopt of levert aan een koper of eindverbruiker; is geregistreerd bij het FAVV Alle dieren, ongeacht soort of ras, die op een veebedrijf worden gehouden met het oog op de fokkerij of de productie van vlees, melk of eieren Verklaring van de veehouder waarin hij erkent rechtstreeks verantwoordelijk te zijn voor de toepassing van de normen uit de gids op zijn bedrijf en zich ertoe verbindt zijn verplichtingen ten aanzien van de volgende schakels van de dierlijke productiekolom te zullen nakomen Exploitant van een ouderdierenbedrijf Bedrijf dat zich toelegt op de productie van broedeieren bestemd voor de productie van legkippen Standaarddocument dat de dierenarts opstelt op het ogenblik dat hij één of meerdere geneesmiddelen of gemedicineerd voeder voorschrijft Industriële melkinrichting waar rauwe melk een behandeling ondergaat tot het bekomen van een eindproduct of halffabrikaat voor de handel; erkend door het FAVV
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 16/242
Bijlage 1_5
BIJLAGE 1_5: OPSOMMING GELDENDE WETGEVING
Dierengezondheid Wet van 24.03.1987 – Dierengezondheidswet (BS 17.04.1987). Koninklijk besluit van 25.04.1988 tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24.03.1987 (BS 14.05.1988). Ministerieel besluit van 21.02.1951 betreffende de ontsmetting van lokalen, plaatsen en voorwerpen besmet door zieke dieren (BS 29.03.1951). Koninklijk besluit van 22.05.2005 houdende maatregelen voor de bewaking van en de bescherming tegen bepaalde zoönoses en zoönoseverwekkers (BS 26.05.2005). Runderen Ministerieel besluit van 22.04.2002 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer (BS 23.05.2002). Koninklijk besluit van 17.10.2002 betreffende de bestrijding van rundertuberculose (BS 14.03.2002). Koninklijk besluit van 06.12.1978 betreffende de bestrijding van de runderbrucellose (BS 12.12.1978). Koninklijk besluit van 16.12.1991 betreffende de bestrijding van de runderleucose (BS 18.01.1992). Verordening (EG) nr. 1234/2003 van de Commissie van 10.07.2003 tot wijziging van de bijlagen I, IV en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europese Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1326/2001 voor wat betreft overdraagbare spongiforme encefalopathieën en diervoeding (PBL 173/11.07.2003). Varkens Koninklijk besluit van 10.09.1981 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de klassieke varkenspest en de Afrikaanse varkenspest (BS 11.11.1981). Koninklijk besluit van 05.03.1993 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de ziekte van Aujeszky (BS 27.03.1993). Ministerieel besluit van 04.05.1999 houdende maatregelen van controle op de uitvoering van de vaccinatie tegen de ziekte van Aujeszky (BS 22.05.1999). Pluimvee Koninklijk besluit van 12.06.1970 betreffende de bestrijding van besmettelijke ziekten van pluimvee en andere neerhofdieren, alsook het in de handel brengen van broedeieren, eendagskuikens en fokpluimvee (BS 30.07.1970). Ministerieel besluit van 20.07.1992 tot uitvoering van de artikelen 2, 6, 7 en 11 van het KB van 12.06.1970 betreffende de bestrijding van de besmettelijke ziekten van pluimvee en andere neerhofdieren, alsook het in de handel brengen van broedeieren, eendagskuikens en fokpluimvee (BS 29.08.1992). Ministerieel Besluit van 21.12.1992 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren en wijzigingen (BS 03.02.1993). Koninklijk besluit van 28.11.1994 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de aviaire influenza en de ziekte van Newcastle (BS 11.02.1995). Ministerieel besluit van 03.04.2006 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza (BS 05.04.2006).
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 17/242
Bijlage 1_5
Ministerieel besluit van 25.01.1993 houdende reglementering van de vaccinatie tegen pseudovogelpest en tot wijziging van het MB van 04.05.1992 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van de pseudovogelpest (BS 26.01.1993). Ministerieel besluit van 28.08.1970 betreffende de bestrijding van pullorose (BS 25.09.1970). Koninklijk besluit van 22.01.1975 betreffende de opsporing en de bestrijding van de chronische ademhalingsziekte bij het pluimvee (BS 08.04.1975). Ministerieel besluit van 04.02.1975 betreffende de opsporing en de bestrijding van de chronische ademhalingsziekte bij het pluimvee (BS 08.04.1975). Koninklijk besluit van 24.06.1997 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren, vastgesteld voor de sector pluimvee (BS 15.07.1997). Konijnen Ministerieel besluit van 15.07.1991 houdende tijdelijke maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van het virale hemorragisch syndroom bij konijnen (R.H.D.) (BS 26.07.1991). Besluit van de regent van 10.05.1950 houdende maatregelen inzake gezondheidspolitie betreffende de tulareamie (BS 27.05.1950). Zoönosen Koninklijk Besluit van 22.05.2005 houdende maatregelen voor de bewaking van en de bescherming tegen bepaalde zoönoses en zoönoseverwekkers (B.S. 26.05.2005) Verordening (EG) Nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17.11.2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (P.B. L 325 van 12.12.2003) Verordening (EG) Nr. 1003/2005 van de Commissie van 30.06.2005 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van bepaalde serotypen salmonella bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2160/2003 (PB L 170 van 1.7.2005) Verordening (EG) nr. 1168/2006 van de Commissie van 31 juli 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van bepaalde serotypen salmonella bij legkippen van Gallus gallus en tot wijziging van de Verordening (EG) nr. 1003/2005 (PB L 211 van 1.8.2006) Verordening (EG) nr. 1177/2006 van de Commissie van 1 augustus 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorschriften voor het gebruik van specifieke bestrijdingsmethoden in het kader van de nationale programma’s voor de bestrijding van salmonella bij pluimvee (PB L 212 van 2.8.2006) Koninklijk Besluit van 27.04.2007 betreffende de bestrijding van Salmonella bij pluimvee (B.S. 18.06.2007) Koninklijk Besluit van 27.04.2007 betreffende de bewaking van Salmonella bij varkens(B.S. 05.07.2007) Ministerieel Besluit van 27.04.2007 betreffende de bewaking van Salmonella bij varkens(B.S. 05.07.2007) Epidemiologisch toezicht – bedrijfsbegeleiding - uitrustingsvoorwaarden
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 18/242
Bijlage 1_5
Koninklijk besluit van 28.02.1999 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige runderziekten (BS 26.03.1999). Koninklijk besluit van 15.02.1995 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige varkensziekten (BS 23.03.1995). Koninklijk besluit van 14.06.1993 tot bepaling van de uitrustingsvoorwaarden voor het houden van varkens (BS 02.07.1993). Koninklijk besluit van 10.08.1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee (BS 17.09.1998). Ministerieel besluit van 19.08.1998 betreffende de modaliteiten ter uitvoering van het KB van 10.08.1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee (BS 17.09.1998). Koninklijk besluit van 10.04.2000 houdende bepalingen betreffende de diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding (BS 02.08.2000). Plantenziekten Koninklijk besluit van 19.11.1987 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen. Koninklijk besluit van 10.08.2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen (BS 31.08.2005). Ministerieel besluit van 14.04.2005 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van de maïswortelboorder, Diabrotica virgifera Le Conte (BS 27.04.2005). Identificatie en Registratie Koninklijk besluit van 19.12.1990 betreffende de identificatie van runderen (BS 23.01.1991). Koninklijk besluit van 08.08.1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van runderen (BS 19.09.1997). Ministerieel besluit van 29.01.1998 tot uitvoering van artikel 3 van het KB van 08.08.1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen (BS 28.03.1998). Ministerieel besluit van 07.01.2003 houdende uitvoeringsbepalingen in het kader van KB van 08.08.1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van runderen (BS 14.01.2003). Koninklijk besluit van 15.02.1995 betreffende de identificatie van varkens (BS 23.03.1995). Ministerieel besluit van 27.01.1988 houdende bijzondere tijdelijke maatregelen inzake de registratie en inventarisatie van varkens en varkensbedrijven (BS 30.01.1988). Koninklijk besluit van 03.05.2003 betreffende de identificatie en de registratie van inrichtingen waar legkippen worden gehouden (BS 16.05.2003). Koninklijk besluit van 02.07.1996 betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen (BS 20.08.1996). Verordening (EG) nr. 21/2004 houdende de identificatie- en registratiesysteem voor geiten en schapen. Koninklijk besluit van 16.06.2005 betreffende de identificatie en de encodering van de paarden in een centrale gegevensbank (BS 03.08.2005).
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 19/242
Bijlage 1_5
Ministerieel besluit van 27.06.2005 houdende de modaliteiten voor de bewegingsregistratie van dieren bij handelaars, verzamelcentra, halteplaatsen en vervoerders (BS 29.07.2005). Dierenwelzijn Wet van 14.08.1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren (BS 03.12.1986). Koninklijk besluit van 25.04.1994 houdende uitvoering van artikel 36, 10°, van de wet van 14.08.1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren (BS 18.05.1994). Koninklijk besluit van 01.03.2000 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren (BS 06.05.2000). Koninklijk besluit van 23.01.1998 betreffende de bescherming van kalveren in kalverhouderijen (BS 03.04.1998). Koninklijk besluit van 15.05.2003 betreffende de bescherming van varkens in varkenshouderijen (BS 24.06.2003). Koninklijk besluit van 17.10.2005 tot vaststelling van de minimumnormen voor de bescherming van legkippen (BS 20.10.05). Koninklijk besluit van 04.03.2005 inzake het welzijn van loopvogels gehouden voor landbouwdoeleinden (BS 13.05.2005). Koninklijk besluit van 09.07.1999 betreffende de bescherming van dieren tijdens het vervoer en de erkenningvoorwaarden van vervoerders, handelaars, halteplaatsen en verzamelcentra (BS 02.09.1999). Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97. (PB L3 van 05.01.2005) Koninklijk besluit van 17.05.2001 betreffende de toegestane ingrepen bij gewervelde dieren, met het oog op het nutsgebruik van de dieren of op de beperking van de voortplanting van de diersoort (BS 04.07.2001). Koninklijk besluit van 16.01.1998 inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden (BS 19.02.1998). Dierenvoeding Koninklijk besluit van 08.02.1999 betreffende de handel en het gebruik van producten die bestemd zijn voor het voederen van dieren (BS 21.04.1999). Koninklijk besluit van 25.03.2003 betreffende het verbod op het gebruik van dierlijke afvallen voor de dierenvoeding (BS 03.04.2003). Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europese Parlement en de Raad van 22.09.2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders. Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12.03.2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PB L 106/17.04.2001). Koninklijk besluit van 21.02.2005 tot reglementering van de doelbewuste introductie in het leefmilieu evenals van het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen of van producten die er bevatten (BS 24.02.2005).
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 20/242
Bijlage 1_5
Diergeneesmiddelen – gemedecineerde voeders Koninklijk besluit van 23.05.2000 houdende bijzondere bepalingen inzake het verwerven, het in depot houden, het voorschrijven, het verschaffen en het toedienen van geneesmiddelen bestemd voor dieren door de dierenarts en inzake het bezit en het toedienen van geneesmiddelen bestemd voor dieren door de verantwoordelijke voor de dieren (BS 28.07.2000). Ministerieel besluit van 19.12.2002 tot vastlegging van het model en de gebruiksvoorwaarden van de documenten in toepassing van art. 22 van het KB van 23.05.2000 houdende bijzondere bepalingen inzake het verwerven, het in depot houden, het voorschrijven, het verschaffen en het toedienen van geneesmiddelen bestemd voor dieren door de dierenarts en inzake het bezit en het toedienen van geneesmiddelen bestemd voor dieren door de verantwoordelijken voor de dieren (BS 03.02.2003). Koninklijk besluit van 30.03.1995 betreffende gemedicineerde voormengsels en diervoeders (BS 01.07.1995). Hormonenwetgeving - residuen Wet van 15.07.1985 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, antihormonale, beta-adrenergische of productiestimulerende werking (BS 04.09.1985). Koninklijk besluit van 08.09.1997 betreffende maatregelen inzake de verhandeling van de landbouwhuisdieren ten aanzien van bepaalde stoffen of residuen daarvan met farmacologische werking (BS 07.10.1997). Plantenbeschermingsmiddelen Koninklijk besluit van 28.02.1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik (BS 11.04.1994). Ministerieel besluit van 25.08.2004 betreffende de verplichte keuring van spuittoestellen (BS 14.09.2004). Meststoffen Koninklijk besluit van 07.01.1998 betreffende de handel in meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten (BS 11.06.1998). Producten voor menselijke consumptie - Hygiënevoorschriften Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004) Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29.04.2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong. (PB L 139 van 30.4.2004) Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206–318) Koninklijk besluit van 22.12.2005 tot vaststelling van aanvullende maatregelen voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (BS 30.12.2005). Koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de controle van de kwaliteit van de rauwe melk en de erkenning van de interprofessionele organismen (B.S. 15.01.2007)
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 21/242
Bijlage 1_5
Autocontrole – meldingsplicht - traceerbaarheid Koninklijk besluit van 14.11.2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen (BS 12.12.2003). Ministerieel besluit van 22.01.2004 betreffende de modaliteiten voor de meldingsplicht in de voedselketen (BS 13.02.2004). Koninklijk besluit van 16.01.2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (BS 02.03.2006). Overige Ministerieel besluit van 17.03.2005 houdende de erkenningen en subsidiëring van organisaties in het kader van de aanmoediging en de verbetering van de pluimveeen konijnenfokkerij (BS 18.04.2005). Koninklijk besluit van 02.06.1998 betreffende de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de verbetering en de instandhouding van de pluimvee- en konijnenrassen (BS 29.07.1998). Samenwerkingsakkoord (ACI) 30.05.1996 betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 22/242
Bijlage 21_1
2. Algemene voorwaarden BIJLAGE 21_1: BEDRIJFSREGISTRATIE – IDENTIFICATIE PRODUCENT & BEDRIJF A. NATUURLIJK PERSOON (Particulier niet geregistreerd in de Kruispuntbank van Ondernemingen) AARD VAN DE AANVRAAG Deze aanvraag betreft een (kruis het gepaste vakje aan) : F nieuwe aanvraag F verlenging F nieuwe activiteit(en) F stopzetting van één of meerdere activiteiten IDENTIFICATIE VAN DE NATUURLIJKE PERSOON Rijksregisternummer of INSZ (1) :
…………………………………………………………………..
Naam : ..................... Voornaam : ............................................................................................................................
Adres : Straat : .......................................................................... Nr. : ...................... Bus :...................... Postcode : ..................... Gemeente : .......................................................................................... Land :........................................................................................................................................... Telefoon : ............................................................. GSM : ...................................................................... Fax : ......................................................................................................................................................... __________________________________________________________________________________ (1) Hier kan u uw Rijksregisternummer of uw INSZ invullen (het nummer dat zich in de rechterbovenhoek van de SIS-kaart bevindt). Indien dit nummer vermeld staat, hoeft u het adres en de latere wijzigingen niet in te vullen, voor zover deze gegevens reeds werden overgemaakt aan uw gemeente (of aan een Belgisch ziekenfonds voor de buitenlanders). IDENTIFICATIE VAN DE INRICHTING Indien u uw activiteiten elders wenst uit te oefenen dan op uw thuisadres, gelieve dit andere adres te vermelden: Adres : Straat : .......................................................................... Nr. : ...................... Bus :...................... Postcode : ..................... Gemeente : .......................................................................................... Land :........................................................................................................................................... Telefoon : ............................................................. GSM : ...................................................................... Fax : ......................................................................................................................................................... BETROKKEN ACTIVITEITEN Elke activiteit die u wenst uit te oefenen (of stopzetten) zoals bepaald op de internet site van het Agentschap, evenals de datum waarop deze activiteit aanvangt, dient nauwkeurig aangeduid te worden (met vermelding van ofwel een beschrijving van de activiteiten of de activiteitencodes). De gedetailleerde lijst is eveneens beschikbaar op de adressen bedoeld in artikel 18, §2 en op de internetsite van het Agentschap. Indien u meerdere activiteiten opgeeft, dient u uw economisch meest belangrijke activiteit (hoofdactiviteit) eerst in te vullen.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 23/242
Bijlage 21_1
Beschrijving van de activiteiten: Activiteit 1 (Hoofdactiviteit): ................................................................................................................ Activiteit 2 : ............................................................................................................................................ Activiteit 3 : ............................................................................................................................................ Activiteit 4 : ............................................................................................................................................ Activiteit 5 : ............................................................................................................................................ Activiteitencode: Activiteit 1 (Hoofdactiviteit): Activiteit 2 : Activiteit 3 : Activiteit 4 : Activiteit 5 :
Datum van het begin of de stopzetting van de activiteiten:
/
/
AANVRAAG TOELATING OF ERKENNING Indien de activiteiten die u wenst uit te oefenen vallen onder de activiteiten waarvoor een toelating of erkenning vereist is, zoals bedoeld in bijlage II of III, dient u het overeenkomstige nummer en de soort van inrichting hieronder in te vullen. Erkenning Nummer (uit bijlage II) ................................... ................................... ................................... ................................... ...................................
Soort inrichting (uit bijlage II) .............................................................................................................. .............................................................................................................. .............................................................................................................. .............................................................................................................. ..............................................................................................................
Toelating Nummer (uit bijlage III) ................................... ................................... ................................... ................................... ...................................
Soort inrichting (uit bijlage III) .............................................................................................................. .............................................................................................................. .............................................................................................................. .............................................................................................................. ..............................................................................................................
Bij een aanvraag van een erkenning of toelating kunnen bijkomende gegevens gevraagd worden. Een aanvraag wordt pas als volledig beschouwd indien alle gevraagde gegevens zijn ingediend.
OVERIGE INFORMATIE Andere relevante informatie : ................................... .............................................................................................................. ................................... .............................................................................................................. ................................... .............................................................................................................. Het aantal bijlagen bij de aanvraag : ....................................................................................................
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 24/242
Bijlage 21_1
NAAM : ..................................................................................................................................... VOORNAAM : .........................................................................................................................
DATUM : .................... / .................... /................... Volledig en naar waarheid ingevuld HANDTEKENING :
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 25/242
Bijlage 21_1
B. ONDERNEMING (natuurlijk of rechtspersoon) AARD VAN DE AANVRAAG Deze aanvraag betreft een (kruis het gepaste vakje aan) : F nieuwe aanvraag F verlenging F nieuwe activiteit(en) F stopzetting van één of meerdere activiteiten IDENTIFICATIE ONDERNEMING Ondernemingsnummer (1) : .................................................................................................................... Maatschappelijke naam (2) : ................................................................................................................... Afkorting* : ............................................................................................................................................. Juridische vorm* : ................................................................................................................................... Adres* : Straat : ........................................................................ Nr. : ...................... Bus :...................... Postcode : ..................... Gemeente : .......................................................................................... Land :........................................................................................................................................... Telefoon : ............................................................. GSM : ...................................................................... Fax : ......................................................................................................................................................... (1) Ondernemingen die reeds in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) geregistreerd zijn in uitvoering van de wet van 16 januari 2003 of haar uitvoeringsbesluiten vullen hier hun ondernemingnummer in. Indien het ondernemingsnummer wordt ingevuld hoeven de gegevens aangeduid met een *, noch latere wijzigingen ingevuld te worden voor zover deze gegevens reeds werden overgemaakt aan de KBO. Rechtspersonen naar buitenlands of internationaal recht die in België niet beschikken over een zetel en die niet geregistreerd zijn in de KBO, vullen hier desgevallend, hun internationaal identificatienummer en het type van nummer in. (2) Voor de ondernemingen natuurlijke personen betreft het hier de naam en voornaam van de oprichter ervan. IDENTIFICATIE VAN DE INRICHTING Vestigingseenheidnummer (3) : ..............................................................................................................
Handelsnaam : ............................................................................................................................ Adres* : Straat : ........................................................................ Nr. : ...................... Bus :...................... Postcode : ..................... Gemeente : .......................................................................................... Land :........................................................................................................................................... Telefoon : ............................................................. GSM : ...................................................................... Fax : .........................................................................................................................................................
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 26/242
Bijlage 21_1
Identificatiegegevens van contactpersoon : Functie: ....................................................................................................................................... Naam: ......................................................................................................................................... Voornaam: .................................................................................................................................. Telefoon: ..................................................................................................................................... GSM: ........................................................................................................................................... _________________________________________________________________________________ (3) : Vul hier het vestigingseenheidnummer in dat toegekend werd door de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) in uitvoering van de wet van 16 januari 2003 of haar uitvoeringsbesluiten. Indien het vestigingseenheidnummer wordt ingevuld hoeven de gegevens aangeduid met een sterretje noch latere wijzigingen ingevuld te worden voor zover deze gegevens reeds werden overgemaakt aan de KBO.
BETROKKEN ACTIVITEITEN Elke activiteit die u wenst uit te oefenen (of stopzetten) zoals bepaald op de internet site van het Agentschap, evenals de datum waarop deze activiteit aanvangt, dient nauwkeurig aangeduid te worden (met vermelding van ofwel een beschrijving van de activiteiten of de activiteitencodes). De gedetailleerde lijst is eveneens beschikbaar op de adressen bedoeld in artikel 18, §2 en op de internetsite van het Agentschap. Indien u meerdere activiteiten opgeeft, dient u uw economisch meest belangrijke activiteit (hoofdactiviteit) eerst in te vullen. Beschrijving van de activiteiten: Activiteit 1 (Hoofdactiviteit) : ................................................................................................................. Activiteit 2 : ............................................................................................................................................. Activiteit 3 : ............................................................................................................................................. Activiteit 4 : ............................................................................................................................................. Activiteit 5 : ............................................................................................................................................. Activiteit 6 : ............................................................................................................................................. Activiteit 7 : ............................................................................................................................................. Activiteit 8 : ............................................................................................................................................. Activiteit 9 : ............................................................................................................................................. Activiteit 10 : ........................................................................................................................................... Activiteitencode: Activiteit 1 (Hoofdactiviteit): Activiteit 2 : Activiteit 3 : Activiteit 4 : Activiteit 5 : Activiteit 6 : Activiteit 7 : Activiteit 8 : Activiteit 9 : Activiteit 10 : Datum van het begin of de stopzetting van de activiteiten :
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
/
/
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 27/242
Bijlage 21_1
AANVRAAG TOELATING OF ERKENNING Indien de activiteiten die u wenst uit te oefenen vallen onder de activiteiten waarvoor een toelating of erkenning vereist is, zoals bedoeld in bijlage II of III, dient u het overeenkomstige nummer en de soort van inrichting hieronder in te vullen. Erkenning Nummer (uit bijlage II) ……………………… ……………………… ……………………… ………………………
Soort inrichting (uit bijlage II) …………………………………………………………… …………………………………………………………… …………………………………………………………… ……………………………………………………………
Toelating Nummer (uit bijlage III) ……………………… ……………………… ……………………… ………………………
Soort inrichting (uit bijlage III) …………………………………………………………… …………………………………………………………… …………………………………………………………… ……………………………………………………………
Bij een aanvraag van een erkenning of toelating kunnen bijkomende gegevens gevraagd worden. Een aanvraag wordt pas als volledig beschouwd indien alle gevraagde gegevens zijn ingediend.
OVERIGE INFORMATIE Andere relevante informatie : ......................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................... Het aantal bijlagen bij de aanvraag : .........................................................................................................................................................
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 28/242
Bijlage 21_1
NAAM : VOORNAAM : ....................................................................................................................................... FUNCTIE :
DATUM :
/
/
Volledig en naar waarheid ingevuld HANDTEKENING :
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 29/242
Bijlage 23_1
BIJLAGE 23_1: DIERVOEDER – STOFFEN DIE NIET IN DIERVOEDER MOGEN WORDEN GEBRUIKT
Gebaseerd op de Europese negatieve lijst en de Belgische wetgeving, mogen volgende stoffen niet gebruikt worden in diervoeder: Stof Hormonale en antihormonale stoffen Giftige en schadelijke stoffen Niet-toegelaten gemedicineerde voeders Niet-toegelaten toevoegingmiddelen en bijzondere stikstofhoudende producten Niet-toegelaten vetten en oliën: Gerecycleerde oliën en vetten Niet-toegelaten vetten en oliën: Ongefilterde vetten van herkauwers Niet-toegelaten genetisch gemodificeerde organismen Faecaliën, urine en de door het leegmaken of verwijderen van het spijsverteringskanaal vrijgekomen inhoud daarvan, ongeacht de behandeling die zij hebben ondergaan of het mengsel waarin zij zijn verwerkt Met looistoffen behandelde huiden en afval daarvan Na het oogsten met het oog op de bestemming ervan met fytofarmaceutische producten behandelde zaden, planten of ander plantaardig teeltmateriaal, en de daarvan afgeleide bijproducten Met houtbeschermingproducten behandeld hout en zaagsel, alsmede afgeleide producten van aldus behandeld hout en zaagsel Afval (slib) bekomen in waterzuiveringinrichtingen in de loop van de behandeling van stads-, huishoudelijk of industrieel afvalwater, onafgezien van het toegepaste procédé of de oorsprong van het aldus behandelde water Vast stadsafval, bijvoorbeeld huishoudelijk afval In verband met de versheid ongeschikt geachte voedingsmiddelen die producten van dierlijke oorsprong bevatten; afval van voor menselijke consumptie bestemde voedingsmiddelen afkomstig van kantines, eetgelegenheden, cateringbedrijven of van de woning van de veehouder, die producten van dierlijke oorsprong bevatten en die bestemd zijn voor voedering aan dieren waarvan het vlees of de producten bestemd zijn voor de productie van voedingsmiddelen Verpakkingen en delen van verpakkingen afkomstig van het gebruik van producten van de voedingsmiddelenindustrie Verwerkt dierlijk eiwit : volgens de bepalingen vastgelegd in Verordening (EG) Nr. 1234/2003 (Zie ook bijlage x)
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Wet KB 08.02.1999
Art. 10 3&5 37 & 44 7&8
KB 1 03.06.1999 MB 4 01.12.1999 Verordening (EG) Nr. 1829/2003
KB 08.02.1999
4
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 30/242
Bijlage 23_2
BIJLAGE 23_2: DIERVOEDER – GEBRUIK VAN VERWERKT DIERLIJK EIWIT Sinds 01.01.2001 is het gebruik van verwerkt dierlijk eiwit in diervoeder strikt gereglementeerd in het kader van beschermingsmaatregelen ten aanzien van BSE (gekke koeienziekte). 1. Toegelaten in voeder voor alle dieren • Melk, melkproducten en biest • Eieren en eiproducten • Gelatine afgeleid van andere dieren dan herkauwers 2. Toegelaten in voeder voor dieren andere dan herkauwers & verboden in voeder voor herkauwers • Bicalciumfosfaat en tricalciumfosfaat van dierlijke oorsprong • Gehydrolyseerd eiwit afgeleid van dieren andere dan herkauwers • Gehydrolyseerd eiwit afgeleid van huiden en vellen van herkauwers • Vismeel • Bloedproducten Het gebruik van bovenstaande in voeder voor dieren andere dan herkauwers kan enkel indien geproduceerd conform de voorschriften van Verordening (EG) Nr. 1774/2002, en indien gebruikt op veebedrijven waarop geen herkauwers aanwezig zijn. 3. Verboden in voeder voor alle dieren • Beendermeel • Bloedmeel (toegelaten voor vissen) • Diermeel • Gedroogde kanen • Gedroogd plasma en andere bloedproducten • Gelatine en andere soortgelijke producten – met inbegrip van mengsels, diervoeders, toevoegsels bestemd voor vervoederen en voormengsels die deze producten bevatten • Hoefmeel • Hoornmeel • Pluimveemeel • Slachtafvalmeel van pluimvee • Verenmeel • Vleesbeendermeel
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 31/242
Bijlage 23_3
BIJLAGE 23_3: RUWVOEDER – TEELTFICHE
Jaar Volgnummer Teelt Aard van de behandeling
Datum (d/m)
Gebruikt product
Dosis
Nummer (1)
(1) Nummer van factuur, lot of leveringsbon.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 32/242
Bijlage 23_4
BIJLAGE 23_4: DIERVOEDER – REGISTER BEVOORRADING DIERVOEDER TUSSEN LANDBOUWERS ONDERLING
Datum
Omschrijving voeder
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Naam leverancier – landbouwer
Gewicht
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 33/242
Bijlage 24_1
BIJLAGE 24_1: DIERGENEESKUNDIGE BEDRIJFSBEGELEIDING – OVEREENKOMST BEDRIJFSBEGELEIDEND DIERENARTS
BIJLAGE I bij het Koninklijk Besluit van 10 april 2000 houdende bepalingen betreffende de diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding
I.A. Overeenkomst tussen de verantwoordelijke en de dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding 1. De ondergetekende, ........................................................ ...............................(naam en voornaam) .......................................................................................... ....................................... (volledig adres) verantwoordelijk voor de diersoort : .................................. ................................................................ op het beslagnummer : .................................. gelegen te : ............................................................... .......................................................................................... ................................................................ .......................................................................................... ....................................... (volledig adres) duidt in toepassing van artikel 3 van het Koninklijk Besluit van 10 april 2000 houdende bepalingen betreffende de diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding Dr. .............................................................. (naam en voornaam), erkende dierenarts te ................... ................................................................ (postcode en gemeente) ................................................... ................................. (straat en nummer) aan als dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding voor de hogervermelde diersoort. 2. De ondergetekende, Dr. ................................................... ...............................(naam en voornaam) erkende dierenarts te ....................................................... ......................... (postcode en gemeente) ingeschreven in de Orde onder het nummer .................... ................... verklaart kennis genomen te hebben van zijn/haar aanwijzing als dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding voor de diersoort .......................................................................................... ................................................................ door de heer/mevrouw ...................................................... ...............................(naam en voornaam) verantwoordelijke van het beslagnummer ....................... ................................................................ gelegen te : ....................................................................... ................................................................ .......................................................................................... ................................................................ .......................................................................................... ....................................... (volledig adres) 3. Opgesteld te ................................................................ , op ................................................................ in twee exemplaren, één voor de verantwoordelijke en één voor de dierenarts die een afschrift van zijn exemplaar overmaakt aan de Inspecteur-dierenarts en aan de Gewestelijke Raad van de Orde der dierenartsen. Handtekeningen :
de verantwoordelijke,
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
de dierenarts,
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 34/242
Bijlage 24_2
BIJLAGE 24_2: DIERGENEESKUNDIGE BEDRIJFSBEGELEIDING – OVEREENKOMST PLAATSVERVANGEND BEDRIJFSBEGELEIDEND DIERENARTS
I.B. Overeenkomst voor het aanwijzen van een plaatsvervangend dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding 1. De ondergetekende, ........................................................ ...............................(naam en voornaam) .......................................................................................... ....................................... (volledig adres) verantwoordelijk voor de diersoort : ................................. ................................................................ op het beslagnummer : .................................. gelegen te : ............................................................... .......................................................................................... ................................................................ .......................................................................................... ....................................... (volledig adres) en de ondergetekende, Dr. .............................................. ...............................(naam en voornaam) erkende dierenarts te ........................................................ ......................... (postcode en gemeente) dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding voor de hierboven beslag, ingeschreven in de orde onder het nr. ..................................................................... ................................duiden in onderlinge overeenstemming Dr. ....................................................... ...............................(naam en voornaam) erkende dierenarts te ........................................................ ......................... (postcode en gemeente) .......................................................................................... ................................. (straat en nummer) aan als plaatsvervangend dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding van de hieronder vermelde diersoort. 2. De ondergetekende, Dr. ................................................... ...............................(naam en voornaam) erkende dierenarts te ....................................................... ......................... (postcode en gemeente) ingeschreven in de Orde onder het nummer .................... ................... verklaart kennis genomen te hebben van zijn/haar aanwijzing als plaatsvervangend dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding voor de diersoort ...................................................... ................................................................ door de heer/mevrouw ...................................................... ...............................(naam en voornaam) verantwoordelijke van het beslagnummer ....................... ................................................................ gelegen te : ....................................................................... ................................................................ .......................................................................................... ....................................... (volledig adres) 3. Deze aanduiding is afhankelijk van het bestaan van een bedrijfsbegeleidingovereenkomst tussen de twee ondergetekenden hieronder vervat in punt 1. 4. Opgesteld te ................................................................ , op ................................................................ in drie exemplaren, één voor de verantwoordelijke, één voor de dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding en één voor de plaatsvervangende dierenarts belast met de bedrijfsbegeleiding, die een afschrift van zijn exemplaar overmaakt aan de Inspecteur-dierenarts en aan de Gewestelijke Raad van de Orde der dierenartsen. Handtekeningen :
de verantwoordelijke,
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
de dierenarts,
de plaatsvervangend dierenarts
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 35/242
Bijlage 24_3
BIJLAGE 24_3: DIERGENEESMIDDELEN – TOEDIENING- EN VERSCHAFFINGDOCUMENT (TVD)
TOEDIENINGS- EN VERSCHAFFINGSDOCUMENT KLEEF HIER EEN IDENTIEK VALIDATIE-VIGNET OP DE TWEE EXEMPLAREN
Bedrijfsbegeleidingsdierenarts van het beslag
Datum : .….. / ..…. / 20 ….. Beslagnummer : (of beslagetiket)
VERANTWOORDELIJKE
Naam :
BESLAGADRES
Adres :
(behalve KHD) :
□JA □NEEN
TOEGEDIENDE GENEESMIDDELEN
Identificatie dier(groep)
Aandoening/Initiële diagnose
Benaming geneesmiddel
Lotnummer
Wachttijd(en) M/V/E
Hoeveelheid
VERSCHAFTE GENEESMIDDELEN
Identificatie dier(groep)
Aandoening/Initiële diagnose
Benaming geneesmiddel
Lotnummer
Wachttijd(en) M/V/E
Aantal
Posologie
Duur
Opmerkingen/adviezen :
Handtekening dierenarts
Handtekening verantwoordelijke : (voor ontvangst)
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Het origineel is bestemd voor de verantwoordelijke van de dieren. De kopie wordt bewaard door de dierenarts.
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 36/242
Bijlage 24_4
BIJLAGE 24_4: DIERGENEESMIDDELENREGISTER – REGISTER UIT UITGAAND GENEESMIDDELENREGISTER NUMMER STAL/AFDELING: (indien gebruikt als stalfiche)
Data behandeling (*)
p.
x / xxx
………………………………………….
Identificatie van de Referentienr. behandeld(e) geneesmiddel dier(groep)
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Aandoening / initiële diagnose
Benaming Toegediende Sterfte geneesmiddel hoeveelheid (aantal)
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 37/242
Bijlage 24_5
BIJLAGE 24_5: DIERENGEZONDHEID – ATTEST BIJ VERHANDELEN VAN BEHANDELDE DIEREN Attest bepaald door het M.B. van 10/9/1997 houdende uitvoering van het Koninklijk Besluit van 8/9/1997 betreffende maatregelen inzake de verhandeling van landbouwdieren, ten aanzien van bepaalde stoffen of residu’s daarvan met farmacologische werking (B.S. van 7/10/1997): Ik ondergetekende, .................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. (naam, voornaam, adres van de overlater) verklaar dat het dier of het aantal dieren ................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. (identificatie) uit het beslag ........................................................................................................................................... .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. (beslagnummer en beslagadres) behandeld geweest is op datum van ……………. / ……………. / ……………. met ............................................................................................................................................................ .................................................................................................................................................................. (stoffen) en dat de wachttijd van ………………………… eindigt op …………… / …………… / ……………. Opgemaakt in twee exemplaren te ………………………….. op ……………. / …………… / …………… Handtekening van de overnemer voor ontvangst,
Handtekening van de overlater,
…………………………………………………………
……………………………………..
Dit attest is toe te voegen : • bij het begeleidingsluik van het identificatiedocument (runderpaspoort) • bij het vervoersdocument
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 38/242
Bijlage 24_6
BIJLAGE 24_6: DIERENGEZONDHEID – AANGIFTEPLICHTIGE DIERZIEKTEN De lijst van aangifteplichtige dierziekten kan geraadpleegd worden op de website van het FAVV: http://www.afsca.be/sp/pa-sa/zoosani_nl.asp . De lijst bestaat uit: Diersoort Alle zoogdieren
Alle herkauwers
Rundvee
Varkens
Paardachtigen
Aangifteplichtige dierziekte • Boutvuur • Hondsdolheid • Miltvuur • Blauwe tongziekte (Blue Tongue) • Mond- en klauwzeer • Pest bij kleine herkauwers • Rift Valley Fever • Runderpest • Besmettelijke pleuropneumonie • Boviene spongiforme encephalopathie • Enzoötische runderleucose • Klinische tuberculose • Nodulaire dermatose • Runderbrucellose (B. abortus) • Sarcoptes- en psoroptes schurft • Trichomoniase en vibriose • Vesiculaire stomatitis • Afrikaanse varkenspest • Enzoötische encephalomyelitis (ziekte van Teschen) • Klassieke varkenspest • Mond- en klauwzeer • Mysterious Reproductive Syndrome (M.R.S.) • Trichinose • Varkensbrucellose (B. suis) • Vesiculaire stomatitis • Vesiculaire varkensziekte • Ziekte van Aujeszky • Besmettelijke baarmoederontsteking • Dourine • Enzoötische meningo-encefalo-myelitis • Epizoötische lymfangitis • Infectieuze anemie • Malleus en worm • Paardenpest • Sarcoptes- en psoroptes schurft • Vesiculaire stomatitis
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 39/242
Bijlage 24_6
Diersoort Pluimvee
Konijnen
Geiten en schapen
Hertachtigen
Aangifteplichtige dierziekte • Infectieuze laryngotracheïtis • Pseudo-vogelpest (Newcastle disease) • Psittacose – ornithose • Vogelcholera (pasteurellosis) • Vogelpest (in verschillende vormen) • Ziekte van Marek • Mycoplasmen • Myxomatose • Tularemie • Virale hemorragische ziekte van het konijn • Brucellosen (B. abortus, B. melitensis en B. ovis) • Rotkreupel bij schapen • Sarcoptes-, psoroptes- en chorioptes schurft • Schapenpokken • Scrapie • Enzoötische hemorragische ziekte bij herten
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 40/242
Bijlage 24_7
BIJLAGE 24_7: NOODSLACHTING – VERKLARING VEEHOUDER (VOORLOPIG MODEL) VOORLOPIG MODEL VAN DE VERKLARING VAN DE VEEHOUDER. Ondergetekende, ......................................................................., exploitant van het levensmiddelenbedrijf dat het dier heeft gefokt, met name: - gelegen te......……………………………………………… ….…………..(adres) - beslagnummer:…………………………………………… ……………………… - gezondheidsstatuut B – L – T:…………………………… ……………………… verklaart dat aan het volgende in nood geslacht dier : - diersoort: ………………………………………………………………………….. - identificatienummer: ……………………………………………………………… de volgende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik of andere behandelingen werden toegediend (*): …………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………. Deze verklaring sluit aan bij het FAVV 20-document met nummer ………………………….. Gedaan te …………………………….., op ………………………….. . …………………………………………………………………………. (Handtekening van de exploitant).
* De toegediende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik of andere behandelingen dienen te worden vermeld tezamen met de data van toediening of behandeling en de wachttijden.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 41/242
Bijlage 28_1
BIJLAGE 28_1: MELDINGSPLICHT – MELDINGSFORMULIER
FORMULIER VOOR EXPLOITANTEN VAN DE SECTOR VAN DE PRIMAIRE DIERLIJKE PRODUCTIE zoals voorzien in bijlage III van het ministerieel besluit van 22 januari 2004 betreffende de modaliteiten voor de meldingsplicht in de voedselketen. IN TE VULLEN DOOR DE EXPLOITANTEN VAN DE SECTOR VAN DE PRIMAIRE DIERLIJKE PRODUCTIE EN / OF DE DIERENARTS ALGEMENE INFORMATIE 01:
HET BEDRIJF DAT DE MELDING DOET (schrappen wat niet van toepassing is)
02:
VERANTWOORDELIJKE VAN DE PRIMAIRE DIERLIJKE PRODUCTIE (NAAM, ADRES, TEL., FAX, E-MAIL, GSM) BESLAG N° (8 cijfers)
03:
DIERENARTS (NAAM, ADRES, TEL., FAX, E-MAIL, GSM) NUMMER VAN DE ORDE
04:
DATUM EN UUR VAN DE MELDING
VEEHOUDER / DIERENARTS
PRODUCT
05:
BETROKKEN DIEREN: - DIERSOORT - AANTAL PER DIERSOORT - SANITELNUMMERS (oornummers)
06:
BETROKKEN DIERENVOEDERS (indien van toepassing) : - LEVERANCIER (NAAM, ADRES, TEL., FAX, E-MAIL, GSM) - NAAM DIERENVOEDER
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 42/242
Bijlage 28_1
GEVAAR
07:
HET GEVAAR BETREFT (schrappen wat niet van toepassing is)
08:
AARD VAN HET GEVAAR (naam dierziekte of de omschrijving van het probleem)
09:
MONSTERS OPGESTUURD NAAR LABO EN DE COÖRDINATEN VAN DAT LABO
10:
RESULTATEN VAN DE ANALYSES (indien van toepassing)
11:
DATUM BEMONSTERING (indien van toepassing)
DIERZIEKTE / DIERVOEDER / MEDICATIE / ANDERE
GETROFFEN MAATREGELEN:
12:
REEDS ONDERNOMEN MAATREGELEN
ANDERE INFORMATIE
13:
BIJ FAVV GECONTACTEERD PERSOON
14:
ANDERE INFORMATIE
PERSOON DIE VERANTWOORDELIJK IS VOOR DE VERZENDING VAN DE MELDING: Verantwoordelijke van de primaire dierlijke productie / dierenarts (schrappen wat niet van toepassing is) Handtekening verantwoordelijke van de primaire dierlijke productie:
Handtekening dierenarts:
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 43/242
Bijlage 31_1
3. Specifieke voorwaarden 3.1
TRANSPORT
BIJLAGE 31_1: TRANSPORT – AANVRAAG TOT ERKENNING VAN HANDELAAR VAN LEVENDE DIEREN EN TOELATING VAN VERVOERDER
ZIE MODEL BIJLAGE 21-1
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 44/242
Bijlage 31_2
BIJLAGE 31_2: TRANSPORT – TOELATING ALS VERVOERDER HOOFDSTUK I Vergunning voor vervoerders overeenkomstig artikel 10, lid 1
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 45/242
Bijlage 31_2
HOOFDSTUK II Vergunning voor vervoerders overeenkomstig artikel 11, lid 1
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 46/242
Bijlage 32_1
3.2.
MELKVEE
BIJLAGE 32_1: RUNDEREN – EERSTE REGISTRATIE RUNDVEEBESLAG
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 47/242
Bijlage 32_1 D. Gegevens van de verantwoordelijke en klant (IN DRUKLETTERS) Diersoort : ................................................................. Verantwoordelijke
Facturatieadres (klant)
(moet een natuurlijk persoon zijn)
(indien verschillend van verantwoordelijke) ❐ natuurlijk persoon
❐ rechtspersoon (firma)
Naam :
....................................................
Naam :
........................................................
Voornaam :
....................................................
Voornaam :
........................................................
Geboortedatum :
....................................................
Geboortedatum :
........................................................
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Straat + nr. + bus : ....................................................
Straat + nr. + bus : ........................................................
Postnr. + deelgemeente : ...........................................
Postnr. + deelgemeente : .............................................
Fusiegemeente :
....................................................
Fusiegemeente :
........................................................
Tel. :
....................................................
Tel. :
........................................................
Fax :
....................................................
Fax :
........................................................
GSM :
....................................................
GSM :
........................................................
BTW-nr. :
....................................................
BTW-nr. :
........................................................
Rekeningnr. :
....................................................
Rekeningnr. :
.............................................
Datum : .......................................................................
Datum : ......................................................................
Handtekening verantwoordelijke :
Handtekening klant :
Diersoort : ............................................................... Verantwoordelijke
Facturatieadres (klant)
(moet een natuurlijk persoon zijn)
(indien verschillend van verantwoordelijke) ❐ natuurlijk persoon
❐ rechtspersoon (firma)
Naam :
....................................................
Naam :
........................................................
Voornaam :
....................................................
Voornaam :
........................................................
Geboortedatum :
....................................................
Geboortedatum :
........................................................
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Straat + nr. + bus : ....................................................
Straat + nr. + bus : ........................................................
Postnr. + deelgemeente : ...........................................
Postnr. + deelgemeente : .............................................
Fusiegemeente :
....................................................
Fusiegemeente :
........................................................
Tel. :
....................................................
Tel. :
........................................................
Fax :
....................................................
Fax :
........................................................
GSM :
....................................................
GSM :
........................................................
BTW-nr. :
....................................................
BTW-nr. :
........................................................
Rekeningnr. :
....................................................
Rekeningnr. :
.............................................
Datum : .......................................................................
Datum : ......................................................................
Handtekening verantwoordelijke :
Handtekening klant :
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 48/242
Bijlage 32_2
BIJLAGE 32_2: RUNDEREN – MELDING IN SANITEL VAN GEBOORTE OF VERTREK VAN EEN RUND
De melding van de geboorte van een kalf of het vertrek van een rund van het veebedrijf kan op drie manieren gebeuren: per post telefonisch via internet. De melkveehouder kiest de methode die best aansluit bij zijn bedrijfsvoering. Melding per post Bij geboorte van een kalf: • De melkveehouder vult een geboortemeldingsformulier in en stuurt dat op naar DGZ/ARSIA. • De geboorte wordt binnen de zeven dagen geregistreerd in Sanitel. • De melkveehouder ontvangt een gedrukt identificatiedocument van het kalf. Bij vertrek van een rund – bijvoorbeeld naar het slachthuis, een ander bedrijf of de markt, gebruikt de melkveehouder het vertrekluik van het identificatiedocument: • Vertrekdatum wordt ingevuld. • Luik wordt voorzien van handtekening. • Sanitair vignet wordt op het luik gekleefd. • Luik wordt opgestuurd naar DGZ/ARSIA binnen de zeven dagen na het vertrek van het rund. De verzendingskosten vallen ten laste van de melkveehouder. Telefonische melding (VRS) De mogelijkheid voor telefonische melding moet vooraf worden aangevraagd bij DGZ/ARSIA. De melding gebeurt via een voice response systeem (VRS). • Nadat de melkveehouder het nummer heeft gevormd, brengt hij alle gevraagde gegevens in via de toetsen van de telefoon. De gegevens worden rechtstreeks ingebracht in Sanitel, waarbij er controles zijn ingebouwd om vergissingen te vermijden. • Na elke geslaagde melding wordt een meldingsnummer gegeven. De melkveehouder noteert dit nummer zodat in geval van problemen hiernaar kan worden verwezen. • Indien de melkveehouder geen meldingsnummer te horen krijgt, is de registratie in Sanitel niet gelukt. De meldingsprocedure moet dan worden herhaald. De telefonische melding moet eveneens gebeuren binnen zeven dagen. De telefoonkosten zijn ten laste van Sanitel. Geboorteregistratieformulieren en vertrekluiken worden op het melkveebedrijf bewaard, en eenmaal per jaar opgestuurd naar DGZ/ARSIA. Melding via internet (Saninet) De toegang via internet moet vooraf worden aangevraagd bij DGZ/ARSIA. De melkveehouder moet beschikken over een aangepast programma en een toegangscode. De veehouders die hun gegevens doorsturen via internet kunnen bovendien steeds alle bedrijfsgegevens rechtstreeks raadplegen in Sanitel. Geboorteregistratieformulieren en vertrekluiken worden op het melkveebedrijf bewaard, en eenmaal per jaar opgestuurd naar DGZ/ARSIA.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 49/242
Bijlage 32_3
BIJLAGE 32_3: RUNDEREN – OVEREENKOMST BEDRIJFSDIERENARTS & PLAATSVERVANGER Overeenkomst tussen de verantwoordelijke en de bedrijfsdierenarts voor uitvoering van de bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en de preventie van aangifteplichtige runderziekten 1. Ondergetekende, .......................................................................................................................... (naam en voornaam) .................................................................................................................................................................... (volledig adres) Verantwoordelijke van het beslag met nr. .................................................................. gelegen te : ...................................... .................................................................................................................................................................... (volledig adres) duidt in toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 februari 1999 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en de preventie van aangifteplichtige runderziekten Dr. .................................................................................................................................................... (naam en voornaam) aan, erkende dierenarts te ........................................................................................................... (postcode en gemeente) ............................................................................................................................................................. (straat en nummer) als bedrijfsdierenarts belast met de uitvoering van de bijzondere maatregelen van het epidemiologisch toezicht en de preventie van aangifteplichtige runderziekten. 2. Ondergetekende, Dr. (naam en voornaam) ...........................................……………….............................................. erkende dierenarts te ............................................................................................................. (postcode en gemeente) ingeschreven bij de Orde onder het nummer …………… verklaart kennis genomen te hebben van zijn aanduiding als bedrijfsdierenarts door de heer/Mevrouw ........................................................................................................................ ......................................................................................................................................................... (naam en voornaam) ................................................................……............................................................................................ (volledig adres) verantwoordelijke van het beslag met nr. ................................................................................................................... voor de uitvoering van bijzondere maatregelen van het epidemiologisch toezicht en de preventie van aangifteplichtige runderziekten. 3. Gedaan te, ............................................................................................................ op ............................................ In twee exemplaren, één voor de verantwoordelijke en één voor de dierenarts die een afschrift van zijn exemplaar zal overmaken aan de inspecteur-dierenarts. Handtekeningen : Verantwoordelijke,
Bedrijfsdierenarts,
Overeenkomst ter aanduiding van een plaatsvervangend dierenarts Ondergetekende (naam en voornaam) ............................................................................................................................................................... (volledig adres) verantwoordelijke van het beslag met nr. ...................................................................... gelegen te : ................................... ................................................................................................................................................................ (volledig adres) en ondergetekende, Dr. .................................................................................................................. (naam en voornaam) bedrijfsdierenarts voor bovengenoemd beslag, ingeschreven bij de Orde onder het nummer .......................................... gedomicilieerd te ........................................................................................................................ (postcode en gemeente) ........................................................................................................................................................ (straat en nummer) duiden in onderling akkoord, Dr. .................................................................................................. (naam en voornaam) erkende dierenarts te................................................................................................................... (postcode en gemeente) ............................................................................................................................................................ (straat en nummer) aan, als plaatsvervangend bedrijfsdierenarts voor het hier bovengenoemd rundveebeslag. 2. Ondergetekende, Dr. .................................................................................................................. (naam en voornaam) erkende dierenarts te ................................................................................................................ (postcode en gemeente) ingeschreven bij de Orde on het nummer .............................. verklaart kennis genomen te hebben van zijn aanduiding als plaatsvervangend bedrijfsdierenarts door de heer/Mevrouw ............................................... (naam en voornaam) .................................................................................................................................................................. (volledig adres) voor het beslag met nr. ................................................................................................................................................ 3. Deze aanduiding loopt ten einde binnen de dertig dagen die volgen op de ontbinding door één van beide partijen van de overeenkomst tussen de verantwoordelijke en de bedrijfsdierenarts voor de uitvoering van bijzondere maatregelen van het epidemiologisch toezicht en de preventie van aangifteplichtige runderziekten. 4. Gedaan te, ..................................................................................................... op .......................................................... in drie exemplaren, één voor de verantwoordelijke, één voor de bedrijfsdierenarts en één voor de plaatsvervangend bedrijfsdierenarts die een afschrift van zijn exemplaar aan de inspecteur-dierenarts zal overmaken. Handtekeningen : Verantwoordelijke,
Bedrijfsdierenarts,
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Plaatsvervangend bedrijfsdierenarts,
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 50/242
Bijlage 32_4
BIJLAGE 32_4: RUNDEREN – BEZOEKRAPPORT DIERGENEESKUNDIGE BEDRIJFSBEGELEIDING
BIJLAGE II bij het Koninklijk Besluit van 10 april 2000 houdende bepalingen betreffende de diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding II.A. Bezoekrapport in het kader van een bedrijfsbegeleidingsovereenkomst voor runderen Beslagnummer : ………………….
Datum : ………. / ………. / ……….
Gezondheidstoestand van de dieren aanwezig op het bedrijf Ja Kalveren :
Analyses
- Spijsverteringsstoornissen
....................................................
- Ademhalingsstoornissen
....................................................
- Zenuwstoornissen
.................................................... ....................................................
Runderen (- dan 2 jaar) : - Spijsverteringsstoornissen
Volwassen Runderen :
Diagnose
- Ademhalingsstoornissen
....................................................
- Zenuwstoornissen
....................................................
- Ademhalingsstoornissen
....................................................
- Melkgiftestoornissen
....................................................
- Voortplantingstoornissen
....................................................
- Verwerpingen
....................................................
- Zenuwstoornissen
....................................................
Beheer van de geneesmiddelenreserve (Artikel 5, §3 van dit besluit)
–
Geneesmiddelen met preventief karakter gebruikt in het kader van de normale bedrijfsplanning Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
–
NEEN
Geneesmiddelen bij gelegenheid gebruikt in het kader van de uitvoering van artikel 5, 2° van de wet op de uitoefening van de diergeneeskunde van 28 augustus 1991. Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
–
JA
JA
NEEN
Geneesmiddelen voor problemen die het voorwerp uitmaken van een initiële diagnose Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
JA
NEEN
Opmerkingen van de dierenarts : .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... Opmerkingen van de verantwoordelijke : .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... Handtekening van de verantwoordelijke
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Handtekening en stempel van de dierenarts
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 51/242
Bijlage 32_5
BIJLAGE 32_5 : RUNDEREN - HET DROOGZETTEN VAN MELKKOEIEN, EEN CRUCIALE PERIODE VOOR DE UIERGEZONDHEID. Het beëindigen van de melkproductie, het stoppen met melken op het einde van de lactatie noemen we droogzetten. De periode waarin de koe niet meer wordt gemolken is de droogstand. In deze periode kunnen een aantal gezondheidsproblemen die optreden tijdens het begin van de nieuwe lactatie, voorkomen worden. Het gaat hier dan hoofdzakelijk over moeilijkheden bij het kalven, het ophouden van de nageboorte, baarmoederontstekingen, uieroedeem, uierontstekingen (gedurende de eerste drie maanden), verplaatsing van de lebmaag, acetonemie, acidose, kalverdiarree, …. De fysiologische veranderingen tijdens de droogstand zijn belangrijk. Er is een wijziging in het hormonaal evenwicht, de inkrimping van de uier en later de nieuwe ontwikkeling van alveolair weefsel. Tevens zijn er veranderingen van de pensomvang en -structuur, van de voedingsbehoeften, van het metabolisme t.o.v. de lactatie, … Het droogzetten. Dit kan in één maal of progressief gebeuren en al dan niet gepaard gaan met een behandeling. Bij het droogzetten moet tevens het rantsoen aangepast worden. Complete rantsoenen zijn hier te vermijden omwille van mogelijke problemen met vervetting. Ideaal worden de droogstaande koeien apart gehuisvest. Daardoor kan hun rantsoen beter afgestemd worden. Verder zal de melkafscheiding gemakkelijker afnemen als de dieren niet meer bij de koeien in productie aanwezig zijn tijdens de melkbeurten. Er is dan ook geen risico meer om een droogstaande koe te melken. De duur van de droogstand. Hier wordt 40 tot 60 dagen geadviseerd i.f.v. de conditie van de koe, het aantal lactaties en het productieniveau De droogstand, een risicoperiode voor de gezondheid van de uier. De droogstand is kritiek voor de ontwikkeling van nieuwe ontstekingen in de uier. De gevaarlijkste momenten zijn: - de eerste dagen van de droogstand met het krimpen van de uier, met de degeneratie van het alveolair weefsel en met de ontwikkeling van een keratinestop in het melkkanaal van de spenen. Risico’s in deze periode worden meestal goed beheerst als een droogzetpreparaat gebruikt wordt. - de laatste dagen vóór het kalven met de ontwikkeling van de melkklieren, de afscheiding van de biestmelk en het openen van de speenkanalen. De hygiënische huisvesting (proper en droog), het gebruik van dip- en spraymiddelen bij het begin en op het einde van de droogstand en het gebruik van coatingproducten die de spenen beschermen zijn belangrijk voor de preventie van om nieuwe uierontstekingen. Behandelingen tijdens de droogstand. Preventieve of curatieve behandelingen tegen uierontstekingen tijdens de droogstand moeten goed overwogen worden en in elk geval niet systematisch gebeuren. Tijdens de droogstand worden wel bij voorkeur een aantal andere behandelingen uitgevoerd zoals: vaccinaties, ontworming, bestrijding van parasieten, … Voeding. Het voedingsniveau moet afhankelijk zijn van de conditie van de droogstaande koe. Het rantsoen moet specifiek zijn en aangepast aan de behoeften zodat tevens de lever ontlast wordt. De voeding in de droogstand moet rijk zijn aan ruwe celstof om de penswerking op peil te houden. Rantsoenen met teveel energie of teveel eiwit zijn af te raden. Er moet een specifieke aanvoer van mineralen zijn. Op het einde van de droogstand krijgen de droogstaande koeien best reeds het rantsoen van de productieve.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 52/242
Bijlage 32_6
BIJLAGE 32_6 : VOORBEREIDING VAN DE UIER - AANBEVELINGEN ALGEMEEN De doelstelling van een goede uiervoorbereiding is drievoudig : het reinigen van de spenen, het stimuleren van de melkgifte en de controle van de eerste melkstralen. Er zijn verschillende werkwijzen die tot een goed eindresultaat kunnen leiden. Onafhankelijk van de gebruikte werkwijze, moet men er echter voor zorgen dat de spenen volledig droog zijn vooraleer het melkstel wordt aangehangen en dient uiteraard voorkomen dat er vreemde stoffen in de melk terecht komen. Om een goed resultaat te bekomen, dient elke methode consequent uitgevoerd te worden. WERKWIJZEN 1. Afvegen en masseren met 1 droog papier per koe. Het reinigend effect is minimaal. Massage kan voldoende gebeuren. Bij bevuilde uiers moet een andere methode (2. of 3.) gebruikt worden. 2.
Wassen en masseren met de hand of met 1 doek nat gemaakt met lauwwarm water. Nadien afdrogen met 1 doek of 1 papier per koe. Herbruikbare doeken dienen goed gewassen en ontsmet tussen twee melkbeurten. Alles wat nat is moet ook afgedroogd worden.
3.
Lauwwarm water met uierwasmiddel in emmer met zoveel katoenen doeken als koeien. De emmer wordt bij “veel” koeien opnieuw gevuld. Met 1 doek wordt 1 koe gereinigd. Deze doek wordt uitgewrongen (niet terug in emmer) en omgekeerd om de uier te drogen al masserend. De doeken dienen goed gewassen en ontsmet tussen twee melkbeurten. Alles wat nat is moet ook afgedroogd worden.
4.
Spenen bevochtigen, met een “voorschuimproduct” of met een ander toegelaten product, door middel van een adequaat recipiënt. Al masserend afdrogen met 1 papier per koe. Bij bevuilde uiers moet een andere methode (2. of 3.) gebruikt worden. Voldoende aandacht moet besteed worden aan de onderkant van de uier.
5.
Gebruik van papier geïmpregneerd met alcohol en chloorhexidine. Met 1 papier per koe wordt reiniging en massage uitgevoerd. Afdrogen is niet nodig door de aanwezigheid van alcohol. Papier best bewaren op kamertemperatuur en in gesloten verpakking. Bij bevuilde uiers moet een andere methode (2. of 3.) gebruikt worden.
6
Gebruik van papier geïmpregneerd met uierwasmiddel onder droge vorm. Het papier wordt bevochtigd met lauwwarm water. Door middel van 1 papier per koe wordt een reiniging uitgevoerd. Alleen een minimale massage. Als de spenen en/of de uier nog nat zijn na de behandeling, moet er gedroogd worden met een droog papier. Bij bevuilde uiers moet een andere methode (2. of 3.) gebruikt worden.
7
Gebruik maken van een apparaat voor mechanische voorbereiding. Dit is een toestel met drie draaiende borstels die de speen omvatten. Tegelijk wordt lauwwarm water met chloorhexidine toegevoegd. Na de wasbeurt laat men de borstels draaien, zonder watertoevoeging, om de spenen te drogen. Spenen en slotgat zijn goed zuiver en er is goede massage. Ook het drogen is goed. Bij bevuilde uiers moet een andere methode (2 of 3) gebruikt worden.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 53/242
Bijlage 32_6
Elke robot moet voorzien zijn van een adequate voorbehandeling. Aanbeveling: wanneer de reiniging gebeurt via de melkklauwen zelf dient bijzondere aandacht besteed te worden aan de scheiding van de melk en het reinigingswater. Opmerkingen : – Bij gebruik van papier wordt erop gelet dat het papier specifiek bestemd is voor uierhygiëne. – Gebruikt papier wordt steeds vernietigd en blijft zeker niet rondslingeren in de melkplaats. – Bij gebruik van katoenen doeken is het aangewezen om deze, tussen twee melkingen in, proper en droog te bewaren.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 54/242
Bijlage 32_7
BIJLAGE 32_7: RUNDEREN – ADVIESMODELREGISTER VERVOERDER RUNDEREN BIJLAGE V REGISTER VERVOERDER RUNDEREN Pagina ……………. van 3
LUIK 1 Registratienummer van de vervoerder : BE : ……………..1 LADEN 1
ALGEMENE INFORMATIE
4
Belgisch erkenningsnummer van de handelaar of buitenlands 3 nummer
Nummerplaat van het transportmiddel : ………………….2 IDENTIFICATIE
LOSSEN 2
6
7
5 Datum
Uur
Officieel nummer van de laadplaats
Officieel nummer van het herkomstbeslag
Officieel nummer van het dier
Nummer van het gezondheidscertificaat
Datum
Uur
Datum : Handtekening :
Officieel nummer van de losplaats
8
______________________________________________________ 1 : Oorsprong (laden) : beslag – verzamelcentrum – handelaar 2 : Bestemming (lossen) : beslag – verzamelcentrum – handelaar - slachthuis 3 : Erkenningsnummer van de handelaar voor wiens rekening het vervoer wordt uitgevoerd
TE VERMELDEN GEGEVENS
1:
Door het FAVV toegekend toelatingsnummer van de vervoerder
2:
Nummerplaat van het gebruikte vervoermiddel (vrachtwagen, aanhangwagen) toegelaten door het FAVV.
3:
Er is voor elk voertuig een register. De pagina’s worden zo genummerd dat per dag een bundel wordt samengesteld.
4:
Algemene informatie -
5:
Inladen -
6:
Sanitelnummer van het laatste beslag waar het dier heeft verbleven, Sanitelnummer van het rund Voor intracommunautair handelsverkeer of invoer : nummer van het gezondheidscertificaat dat met het dier overeenstemt.
Uitladen -
8:
Datum en tijdstip van inladen. Sanitelnummer van de plaats waar het dier werd ingeladen (al naargelang van het geval : Sanitelnummer van het beslag, van het verzamelcentrum, van de handelaar…)
Identificatie (dit deel bevat informatie over het dier) -
7:
Sanitelnummer van de handelaar voor wie het vervoer plaats vindt (bedrijfsnummer als het vervoer voor een landbouwer werd gedaan). Indien de vervoerder zijn eigen dieren vervoert, moet het nummer, niet worden ingevuld.
Datum en tijdstip van uitladen Sanitelnummer van de plaats waar het dier werd uitgeladen (al naargelang van het geval : Sanitelnummer van een beslag, van een verzamelcentrum, van een handelaar, van een slachthuis…)
Vóór terugzending aan ARSIA/DGZ valideert de vervoerder de doorgestuurde gegevens door het register te dateren en de ondertekenen.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 55/242
Bijlage 32_8
BIJLAGE 32_8: RUNDEREN – ADVIESMODELREGISTER ONTSMETTING VERVOERDER RUNDEREN
BIJLAGE VIII REGISTER ONTSMETTING VERVOERDER RUNDEREN
LUIK 2 ONTSMETTING Datum
Uur
Gegevens van de derde die de reiniging en / of ontsmetting heeft uitgevoerd of officieel nummer van de plaats van reiniging / ontsmetting
2
1
(*)
Naam van het erkend ontsmettingsmiddel
Officiële controle op de ontsmetting (in voorkomend geval)
3
4
REGISTER ONTSMETTING VERVOERDER VAN RUNDEREN Dit register wordt vermeld in het MB van 27/06/2005 als luik 2 van het register vervoerders runderen. Het moet echter als een apart register worden beschouwd. Per voertuig is er één register. TE VERMELDEN GEGEVENS 1 Datum en tijdstip van ontsmetting 2 Als de reiniging/ontsmetting niet plaats heeft bij de vervoerder : gegevens of Sanitelnummer van de plaats waar de ontsmetting gebeurde (slachthuis, markt, ander vervoerder, handelaar…). 3 Naam van het gebruikte product (dit moet absoluut door het FAVV goedgekeurd zijn ter ontsmetting). 4 Handtekening en officiële stempel van de verantwoordelijke van de handelingen i.v.m. reiniging/ontsmetting (als de reiniging/ontsmetting plaats vond op een markt of in een slachthuis).
(*)
Enkel in te vullen indien de ontsmetting niet plaatsvindt bij de inrichting van de vervoerder.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 56/242
Bijlage 33_1
3.3. VLEESVEE BIJLAGE 33_1: RUNDEREN – EERSTE REGISTRATIE RUNDVEEBESLAG
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 57/242
Bijlage 33_1 D. Gegevens van de verantwoordelijke en klant (IN DRUKLETTERS) Diersoort : ................................................................. Verantwoordelijke
Facturatieadres (klant)
(moet een natuurlijk persoon zijn)
(indien verschillend van verantwoordelijke) ❐ natuurlijk persoon
❐ rechtspersoon (firma)
Naam :
....................................................
Naam :
........................................................
Voornaam :
....................................................
Voornaam :
........................................................
Geboortedatum :
....................................................
Geboortedatum :
........................................................
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Straat + nr. + bus : ....................................................
Straat + nr. + bus : ........................................................
Postnr. + deelgemeente : ...........................................
Postnr. + deelgemeente : .............................................
Fusiegemeente :
....................................................
Fusiegemeente :
........................................................
Tel. :
....................................................
Tel. :
........................................................
Fax :
....................................................
Fax :
........................................................
GSM :
....................................................
GSM :
........................................................
BTW-nr. :
....................................................
BTW-nr. :
........................................................
Rekeningnr. :
....................................................
Rekeningnr. :
.............................................
Datum : .......................................................................
Datum : ......................................................................
Handtekening verantwoordelijke :
Handtekening klant :
Diersoort : ............................................................... Verantwoordelijke
Facturatieadres (klant)
(moet een natuurlijk persoon zijn)
(indien verschillend van verantwoordelijke) ❐ natuurlijk persoon
❐ rechtspersoon (firma)
Naam :
....................................................
Naam :
........................................................
Voornaam :
....................................................
Voornaam :
........................................................
Geboortedatum :
....................................................
Geboortedatum :
........................................................
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Straat + nr. + bus : ....................................................
Straat + nr. + bus : ........................................................
Postnr. + deelgemeente : ...........................................
Postnr. + deelgemeente : .............................................
Fusiegemeente :
....................................................
Fusiegemeente :
........................................................
Tel. :
....................................................
Tel. :
........................................................
Fax :
....................................................
Fax :
........................................................
GSM :
....................................................
GSM :
........................................................
BTW-nr. :
....................................................
BTW-nr. :
........................................................
Rekeningnr. :
....................................................
Rekeningnr. :
.............................................
Datum : .......................................................................
Datum : ......................................................................
Handtekening verantwoordelijke :
Handtekening klant :
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 58/242
Bijlage 33_2
BIJLAGE 33_2: RUNDEREN –
MELDING AAN SANITEL VAN GEBOORTE OF VERTREK VAN EEN
RUND
De melding van de geboorte van een kalf of het vertrek van een rund van het veebedrijf kan op drie manieren gebeuren: per post telefonisch via internet. De rundveehouder kiest de methode die best aansluit bij zijn bedrijfsvoering. Melding per post Bij geboorte van een kalf: • De rundveehouder vult een geboortemeldingsformulier in en stuurt dat op naar DGZ/ARSIA. • De geboorte wordt binnen de zeven dagen geregistreerd in Sanitel. • De rundveehouder ontvangt een gedrukt identificatiedocument van het kalf. Bij vertrek van een rund – bijvoorbeeld naar het slachthuis, een ander bedrijf of de markt, gebruikt de rundveehouder het vertrekluik van het identificatiedocument: • Vertrekdatum wordt ingevuld. • Luik wordt voorzien van handtekening. • Sanitair vignet wordt op het luik gekleefd. • Luik wordt opgestuurd naar DGZ/ARSIA binnen de zeven dagen na het vertrek van het rund. De verzendingskosten vallen ten laste van de rundveehouder. Telefonische melding (VRS) De mogelijkheid voor telefonische melding moet vooraf worden aangevraagd bij DGZ/ARSIA. De melding gebeurt via een voice response systeem (VRS). • Nadat de rundveehouder het nummer heeft gevormd, brengt hij alle gevraagde gegevens in via de toetsen van de telefoon. De gegevens worden rechtstreeks ingebracht in Sanitel, waarbij er controles zijn ingebouwd om vergissingen te vermijden. • Na elke geslaagde melding wordt een meldingsnummer gegeven. De rundveehouder noteert dit nummer zodat in geval van problemen hiernaar kan worden verwezen. • Indien de rundveehouder geen meldingsnummer te horen krijgt, is de registratie in Sanitel niet gelukt. De meldingsprocedure moet dan worden herhaald. De telefonische melding moet eveneens gebeuren binnen zeven dagen. De telefoonkosten zijn ten laste van Sanitel. Geboorteregistratieformulieren en vertrekluiken worden op het rundveebedrijf bewaard, en eenmaal per jaar opgestuurd naar DGZ/ARSIA. Melding via internet (Saninet) De toegang via internet moet vooraf worden aangevraagd bij DGZ/ARSIA. De rundveehouder moet beschikken over een aangepast programma en een toegangscode. De veehouders die hun gegevens doorsturen via internet kunnen bovendien steeds alle bedrijfsgegevens rechtstreeks raadplegen in Sanitel. Geboorteregistratieformulieren en vertrekluiken worden op het rundveebedrijf bewaard, en eenmaal per jaar opgestuurd naar DGZ/ARSIA.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 59/242
Bijlage 33_3
BIJLAGE 33_3: RUNDEREN – OVEREENKOMST BEDRIJFSDIERENARTS & PLAATSVERVANGER Overeenkomst tussen de verantwoordelijke en de bedrijfsdierenarts voor uitvoering van de bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en de preventie van aangifteplichtige runderziekten 1. Ondergetekende, .......................................................................................................................... (naam en voornaam) .................................................................................................................................................................... (volledig adres) Verantwoordelijke van het beslag met nr. .................................................................. gelegen te : ...................................... .................................................................................................................................................................... (volledig adres) duidt in toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 februari 1999 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en de preventie van aangifteplichtige runderziekten Dr. .................................................................................................................................................... (naam en voornaam) aan, erkende dierenarts te ........................................................................................................... (postcode en gemeente) ............................................................................................................................................................. (straat en nummer) als bedrijfsdierenarts belast met de uitvoering van de bijzondere maatregelen van het epidemiologisch toezicht en de preventie van aangifteplichtige runderziekten. 2. Ondergetekende, Dr. (naam en voornaam) ...........................................……………….............................................. erkende dierenarts te ............................................................................................................. (postcode en gemeente) ingeschreven bij de Orde onder het nummer …………… verklaart kennis genomen te hebben van zijn aanduiding als bedrijfsdierenarts door de heer/Mevrouw ........................................................................................................................ ......................................................................................................................................................... (naam en voornaam) ................................................................……............................................................................................ (volledig adres) verantwoordelijke van het beslag met nr. ................................................................................................................... voor de uitvoering van bijzondere maatregelen van het epidemiologisch toezicht en de preventie van aangifteplichtige runderziekten. 3. Gedaan te, ............................................................................................................ op ............................................ In twee exemplaren, één voor de verantwoordelijke en één voor de dierenarts die een afschrift van zijn exemplaar zal overmaken aan de inspecteur-dierenarts. Handtekeningen : Verantwoordelijke,
Bedrijfsdierenarts,
Overeenkomst ter aanduiding van een plaatsvervangend dierenarts Ondergetekende (naam en voornaam) ............................................................................................................................................................... (volledig adres) verantwoordelijke van het beslag met nr. ...................................................................... gelegen te : ................................... ................................................................................................................................................................ (volledig adres) en ondergetekende, Dr. .................................................................................................................. (naam en voornaam) bedrijfsdierenarts voor bovengenoemd beslag, ingeschreven bij de Orde onder het nummer .......................................... gedomicilieerd te ........................................................................................................................ (postcode en gemeente) ........................................................................................................................................................ (straat en nummer) duiden in onderling akkoord, Dr. .................................................................................................. (naam en voornaam) erkende dierenarts te................................................................................................................... (postcode en gemeente) ............................................................................................................................................................ (straat en nummer) aan, als plaatsvervangend bedrijfsdierenarts voor het hier bovengenoemd rundveebeslag. 2. Ondergetekende, Dr. .................................................................................................................. (naam en voornaam) erkende dierenarts te ................................................................................................................ (postcode en gemeente) ingeschreven bij de Orde op het nummer .............................. verklaart kennis genomen te hebben van zijn aanduiding als plaatsvervangend bedrijfsdierenarts door de heer/Mevrouw ............................................... (naam en voornaam) .................................................................................................................................................................. (volledig adres) voor het beslag met nr. ................................................................................................................................................ 3. Deze aanduiding loopt ten einde binnen de dertig dagen die volgen op de ontbinding door één van beide partijen van de overeenkomst tussen de verantwoordelijke en de bedrijfsdierenarts voor de uitvoering van bijzondere maatregelen van het epidemiologisch toezicht en de preventie van aangifteplichtige runderziekten. 4. Gedaan te, ..................................................................................................... op .......................................................... in drie exemplaren, één voor de verantwoordelijke, één voor de bedrijfsdierenarts en één voor de plaatsvervangend bedrijfsdierenarts die een afschrift van zijn exemplaar aan de inspecteur-dierenarts zal overmaken. Handtekeningen : Verantwoordelijke,
Bedrijfsdierenarts,
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Plaatsvervangend bedrijfsdierenarts,
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 60/242
Bijlage 33_4
BIJLAGE 33_4: RUNDEREN – BEZOEKRAPPORT DIERGENEESKUNDIGE BEDRIJFSBEGELEIDING
BIJLAGE II bij het Koninklijk Besluit van 10 april 2000 houdende bepalingen betreffende de diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding II.A. Bezoekrapport in het kader van een bedrijfsbegeleidingsovereenkomst voor runderen Beslagnummer : ………………….
Datum : ………. / ………. / ……….
Gezondheidstoestand van de dieren aanwezig op het bedrijf Ja Kalveren :
Analyses
- Spijsverteringsstoornissen
....................................................
- Ademhalingsstoornissen
....................................................
- Zenuwstoornissen
.................................................... ....................................................
Runderen (- dan 2 jaar) : - Spijsverteringsstoornissen
Volwassen Runderen :
Diagnose
- Ademhalingsstoornissen
....................................................
- Zenuwstoornissen
....................................................
- Ademhalingsstoornissen
....................................................
- Melkgiftestoornissen
....................................................
- Voortplantingstoornissen
....................................................
- Verwerpingen
....................................................
- Zenuwstoornissen
....................................................
Beheer van de geneesmiddelenreserve (Artikel 5, §3 van dit besluit)
–
Geneesmiddelen met preventief karakter gebruikt in het kader van de normale bedrijfsplanning Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
–
NEEN
Geneesmiddelen bij gelegenheid gebruikt in het kader van de uitvoering van artikel 5, 2° van de wet op de uitoefening van de diergeneeskunde van 28 augustus 1991. Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
–
JA
JA
NEEN
Geneesmiddelen voor problemen die het voorwerp uitmaken van een initiële diagnose Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
JA
NEEN
Opmerkingen van de dierenarts : .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... Opmerkingen van de verantwoordelijke : .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... Handtekening van de verantwoordelijke
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Handtekening en stempel van de dierenarts
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 61/242
Bijlage 33_5
BIJLAGE 33_5: RUNDEREN – ADVIESMODEL REGISTER VERVOERDER RUNDEREN BIJLAGE V REGISTER VERVOERDER RUNDEREN Pagina ……………. van 3
LUIK 1 Registratienummer van de vervoerder : BE : ……………..1 ALGEMENE INFORMATIE
LADEN 1
IDENTIFICATIE
LOSSEN 2
5
6
7
4
Belgisch erkenningsnummer van de handelaar of buitenlands nummer 3
Datum
Nummerplaat van het transportmiddel : ………………….2
Uur
Officieel nummer van de laadplaats
Officieel nummer van het herkomstbeslag
Officieel nummer van het dier
Nummer van het gezondheidscertificaat
Datum
Uur
Datum : Handtekening :
Officieel nummer van de losplaats
8
______________________________________________________ 1 : Oorsprong (laden) : beslag – verzamelcentrum – handelaar 2 : Bestemming (lossen) : beslag – verzamelcentrum – handelaar - slachthuis 3 : Erkenningsnummer van de handelaar voor wiens rekening het vervoer wordt uitgevoerd
TE VERMELDEN GEGEVENS
1:
Door het FAVV toegekend toelatingsnummer van de vervoerder
2:
Nummerplaat van het gebruikte vervoermiddel (vrachtwagen, aanhangwagen) toegelaten door het FAVV.
3:
Er is voor elk voertuig een register. De pagina’s worden zo genummerd dat per dag een bundel wordt samengesteld.
4:
Algemene informatie -
5:
Inladen -
6:
Sanitelnummer van het laatste beslag waar het dier heeft verbleven, Sanitelnummer van het rund Voor intracommunautair handelsverkeer of invoer : nummer van het gezondheidscertificaat dat met het dier overeenstemt.
Uitladen -
8:
Datum en tijdstip van inladen. Sanitelnummer van de plaats waar het dier werd ingeladen (al naargelang van het geval : Sanitelnummer van het beslag, van het verzamelcentrum, van de handelaar…)
Identificatie (dit deel bevat informatie over het dier) -
7:
Sanitelnummer van de handelaar voor wie het vervoer plaats vindt (bedrijfsnummer als het vervoer voor een landbouwer werd gedaan). Indien de vervoerder zijn eigen dieren vervoert, moet het nummer, niet worden ingevuld.
Datum en tijdstip van uitladen Sanitelnummer van de plaats waar het dier werd uitgeladen (al naargelang van het geval : Sanitelnummer van een beslag, van een verzamelcentrum, van een handelaar, van een slachthuis…)
Vóór terugzending aan ARSIA/DGZ valideert de vervoerder de doorgestuurde gegevens door het register te dateren en de ondertekenen.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 62/242
Bijlage 33_6
BIJLAGE 33_6: RUNDEREN – ADVIESMODEL REGISTER ONTSMETTING VERVOERDER RUNDEREN BIJLAGE VIII REGISTER ONTSMETTING VERVOERDER RUNDEREN
LUIK 2 ONTSMETTING Datum
Uur
Gegevens van de derde die de reiniging en / of ontsmetting heeft uitgevoerd of officieel nummer van de plaats van reiniging / ontsmetting
2
1
(*)
Naam van het erkend ontsmettingsmiddel
Officiële controle op de ontsmetting (in voorkomend geval)
3
4
REGISTER ONTSMETTING VERVOERDER VAN RUNDEREN Dit register wordt vermeld in het MB van 27/06/2005 als luik 2 van het register vervoerders runderen. Het moet echter als een apart register worden beschouwd. Per voertuig is er één register. TE VERMELDEN GEGEVENS 1 Datum en tijdstip van ontsmetting 2 Als de reiniging/ontsmetting niet plaats heeft bij de vervoerder : gegevens of Sanitelnummer van de plaats waar de ontsmetting gebeurde (slachthuis, markt, ander vervoerder, handelaar…). 3 Naam van het gebruikte product (dit moet absoluut door het FAVV goedgekeurd zijn ter ontsmetting). 4 Handtekening en officiële stempel van de verantwoordelijke van de handelingen i.v.m. reiniging/ontsmetting (als de reiniging/ontsmetting plaats vond op een markt of in een slachthuis).
(*)
Enkel in te vullen indien de ontsmetting niet plaatsvindt bij de inrichting van de vervoerder.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 63/242
Bijlage 34_1
3.4. VLEESKALVEREN BIJLAGE 34_1: VLEESKALVEREN – MELDING VAN AAN- EN AFVOER VAN DIEREN 1. Aanvoer van kalveren Aanvoer van
Kalververzamelplaats
Kalveren paspoorten vergezeld van vervoersdocument
Handelaar leverancier
Invoerder – EU-lidstaten
paspoorten eventueel vervoersdocument
Invoerder – niet-EUlidstaat
Paspoorten gezondheidscertificaat (kopie) Voor invoerder verwittigt PCE – aankomst FAVV Bij aankomst controle overeenstemming kalveren (oormerken, haarkleed) en documenten indien geen vervoersdocument: voorlopig register invullen paspoorten afstempelen met beslagnummer en volgnummer ‘aanvoer nuka’s’ aanvullen – incl. eventuele onregelmatigheden Binnen de 7 paspoorten + paspoorten + dagen na aanvoer nuka’s aanvoer nuka’s + aanvoer kopie gezondheidsopsturen naar certificaat DGZ/ARSIA
Contacteer PCE voor verdere richtlijnen
2. Sterfte van kalveren Tijdstip ten opzichte van communicatie met DGZ/ARSIA
Voorlopig register Naar DGZ/ARSIA
Definitief register
Voor inleveren paspoort
Na inleveren paspoort en voor ontvangst identificatiedocumenten via post via post/fax/ e-mail binnen 3 dagen invullen
paspoort met ‘DOOD’ + aanvoer nuka’s
melding sterfte aanvullen en binnen 7 dagen overmaken
nakijken op vermelding ‘Dood dier’
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Na ontvangst identificatiedocumenten
via post
identificatiedocument met ‘DOOD’ + afvoer veka’s binnen 7 dagen strook aanvullen en bewaren binnen 3 dagen invullen
via Saninet
melding binnen 3 dagen opsturen, gevalideerd paspoort met ‘DOOD’ binnen 7 dagen vertrekluik en strook bewaren automatisch ingevuld
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 64/242
Bijlage 34_1
3. Interne verhuis van kalveren – vleeskalveren -> rundvee • • • •
Wordt een kalf binnen eenzelfde beslag verplaatst van ‘vleeskalveren’ naar ‘rundvee’, dan meldt de veehouder de wijziging in status aan DGZ/ARSIA. Het identificatiedocument met vermelding ‘interne verhuis vleeskalf -> rund’ wordt opgestuurd naar DGZ/ARSIA. Melding via Saninet is hier niet mogelijk. Het register vleeskalveren en het register runderen worden binnen de drie dagen aangepast.
4. Afvoer van kalveren Afvoer naar 24 uren op voorhand Kalf vergezeld van
Ander beslag in België
gevalideerd paspoort
Belgisch slachthuis
afgestempeld gevalideerd paspoort
Buitenland uitvoerder meldt aan PCE voor opmaak gezondheidscertificaat gevalideerd paspoort
via PAPIER Binnen de 3 dagen Binnen de 7 dagen
aanvullen register vleeskalveren overmaken aan DGZ/ARSIA vertrekluik + afvoer veka’s aangevulde strook
Bewaren via Saninet Binnen de 3 dagen Met overnemer Bewaren
vertrek melden aan Saninet vertreklijst uit Saninet of vertrekluik laten ondertekenen vertrekluik + strook
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 65/242
Bijlage 34_2
BIJLAGE 34_2: VLEESKALVEREN – GEMEENSCHAPPELIJK VERVOERSDOCUMENT BIJLAGE X
Volgnummer : 1
GEMEENSCHAPPELIJK VERVOERSDOCUMENT
…………………………
Voor vervoer van kalveren rechtstreeks van de erkende kalververzamelplaats naar de erkende kalvermesterij.
2
4
3
I. ERKENDE KALVERVERZAMELPLAATS
II. ERKENDE KALVERMESTERIJ
Erkenningsnummer : ..................................................................
Beslagnummer : .............................................................
Naam : ........................................................................................
Naam : ...........................................................................
Adres : ........................................................................................
Adres : ............................................................................
Tel. : ...........................................................................................
Tel. : ...............................................................................
III. TRANSPORT
IV. BIJ INVOER
- Volgnummer in register : ..........................................................
Nr. gezondheidscertificaat : ...........................................
5
- Aantal kalveren : ...................................................................... - Nr. vrachtwagen : ..................................................................... - Datum. : .................................................................................... Officieel nummer 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
6
Officieel nummer 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36.
Officieel nummer 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54.
7
Ontvangen te …………………………….. op ……………………… Handtekening verantwoordelijke
TE VERMELDEN GEGEVENS
Een document wordt opgesteld voor elke groep vervoerde dieren.
1: 2:
Toekennen van een volgnummer aan het document. Erkende kalververzamelplaats Het erkenningsnummer van de erkende kalververzamelplaats; De naam, het adres en telefoonnummer van deze plaats.
3:
Erkende kalvermesterij Het Sanitel nummer van de erkende kalvermesterij; De naam, het adres en telefoonnummer van deze plaats.
4:
Vervoer Het volgnummer toegekend aan het blad in het register; Het aantal vervoerde kalveren; Het toelatingsnummer van de vervoerder en de nummerplaat van het voertuig (toegelaten door het FAVV); Datum en uur van laden.
5:
Bij invoer - Het overeenkomend gezondheidscertificaatnummer.
6: 7:
Individueel nummer van de dieren. Handtekening van de verantwoordelijke ter validatie van het document.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 66/242
Bijlage 34_3
BIJLAGE 34_3: VLEESKALVEREN – VOORBEELD PROTOCOL -HEMOGLOBINE-BEPALING Hierna worden enkele voorbeelden gegeven van mogelijke procedures om het hemoglobinegehalte van de vleeskalveren op te volgen en indien nodig te corrigeren. Dit zijn voorbeelden: de vleeskalverhouder is niet verplicht om deze procedures letterlijk over te nemen. Overleg hiervoor steeds met uw bedrijfsdierenarts.
Voorbeeld 1 Het Hb-gehalte van de vleeskalveren wordt gevolgd door een bloedafname op twee tijdstippen tijdens de kweekronde : 1) op 12 weken : alle individuele kalveren worden bemonsterd 2) op 18 weken : een steekproef van 10% van het lot wordt bemonsterd Een lijst met de resultaten wordt aan de kalverhouder bezorgd. In overleg met de technische begeleider wordt dan beslist hoe en waar wordt bijgestuurd ( via voeding, via injectie...).
Voorbeeld 2 De procedure is: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
De kalverhouder vraagt de bloedstaalnemer op het bedrijf op een door de integratie vastgesteld tijdstip : in casu op de leeftijd van 9- 10 weken (stalstand) of 14 dagen na de laatste orale ijzergifte. De bloedstaalnemer neemt een bloedstaal van alle aanwezige kalveren in de koppel en analyseert het hemoglobine. In overleg met de technische begeleider worden alle kalveren met een Hbgehalte dat te laag is voor de leeftijd geïnjecteerd met een ijzer-preparaat. Eventueel wordt de gehele koppel oraal ijzer toegediend via de voeding. Bij twijfel kan de kalverhouder in overleg met de technische begeleider de bloedstaalnemer opnieuw vragen op de leeftijd van 17-18 weken stalstand. Ofwel worden opnieuw bij alle dieren een bloedstaal genomen, waarna de vorige procedure herhaald wordt. Ofwel worden bij 10% van de dieren een staal genomen. Na analyse kan de technische begeleider dan beslissen om de koppel kalveren nog oraal ijzer bij te geven.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 67/242
Bijlage 34_4
BIJLAGE 34_4: RUNDEREN – OVEREENKOMST BEDRIJFSDIERENARTS & PLAATSVERVANGER Overeenkomst tussen de verantwoordelijke en de bedrijfsdierenarts voor uitvoering van de bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en de preventie van aangifteplichtige runderziekten 1. Ondergetekende, .......................................................................................................................... (naam en voornaam) .................................................................................................................................................................... (volledig adres) Verantwoordelijke van het beslag met nr. .................................................................. gelegen te : ...................................... .................................................................................................................................................................... (volledig adres) duidt in toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 februari 1999 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en de preventie van aangifteplichtige runderziekten Dr. .................................................................................................................................................... (naam en voornaam) aan, erkende dierenarts te ........................................................................................................... (postcode en gemeente) ............................................................................................................................................................. (straat en nummer) als bedrijfsdierenarts belast met de uitvoering van de bijzondere maatregelen van het epidemiologisch toezicht en de preventie van aangifteplichtige runderziekten. 2. Ondergetekende, Dr. (naam en voornaam) ...........................................……………….............................................. erkende dierenarts te ............................................................................................................. (postcode en gemeente) ingeschreven bij de Orde onder het nummer …………… verklaart kennis genomen te hebben van zijn aanduiding als bedrijfsdierenarts door de heer/Mevrouw ........................................................................................................................ ......................................................................................................................................................... (naam en voornaam) ................................................................……............................................................................................ (volledig adres) verantwoordelijke van het beslag met nr. ................................................................................................................... voor de uitvoering van bijzondere maatregelen van het epidemiologisch toezicht en de preventie van aangifteplichtige runderziekten. 3. Gedaan te, ............................................................................................................ op ............................................ In twee exemplaren, één voor de verantwoordelijke en één voor de dierenarts die een afschrift van zijn exemplaar zal overmaken aan de inspecteur-dierenarts. Handtekeningen : Verantwoordelijke,
Bedrijfsdierenarts,
Overeenkomst ter aanduiding van een plaatsvervangend dierenarts Ondergetekende (naam en voornaam) ............................................................................................................................................................... (volledig adres) verantwoordelijke van het beslag met nr. ...................................................................... gelegen te : ................................... ................................................................................................................................................................ (volledig adres) en ondergetekende, Dr. .................................................................................................................. (naam en voornaam) bedrijfsdierenarts voor bovengenoemd beslag, ingeschreven bij de Orde onder het nummer .......................................... gedomicilieerd te ........................................................................................................................ (postcode en gemeente) ........................................................................................................................................................ (straat en nummer) duiden in onderling akkoord, Dr. .................................................................................................. (naam en voornaam) erkende dierenarts te................................................................................................................... (postcode en gemeente) ............................................................................................................................................................ (straat en nummer) aan, als plaatsvervangend bedrijfsdierenarts voor het hier bovengenoemd rundveebeslag. 2. Ondergetekende, Dr. .................................................................................................................. (naam en voornaam) erkende dierenarts te ................................................................................................................ (postcode en gemeente) ingeschreven bij de Orde on het nummer .............................. verklaart kennis genomen te hebben van zijn aanduiding als plaatsvervangend bedrijfsdierenarts door de heer/Mevrouw ............................................... (naam en voornaam) .................................................................................................................................................................. (volledig adres) voor het beslag met nr. ................................................................................................................................................ 3. Deze aanduiding loopt ten einde binnen de dertig dagen die volgen op de ontbinding door één van beide partijen van de overeenkomst tussen de verantwoordelijke en de bedrijfsdierenarts voor de uitvoering van bijzondere maatregelen van het epidemiologisch toezicht en de preventie van aangifteplichtige runderziekten. 4. Gedaan te, ..................................................................................................... op .......................................................... in drie exemplaren, één voor de verantwoordelijke, één voor de bedrijfsdierenarts en één voor de plaatsvervangend bedrijfsdierenarts die een afschrift van zijn exemplaar aan de inspecteur-dierenarts zal overmaken. Handtekeningen : Verantwoordelijke,
Bedrijfsdierenarts,
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Plaatsvervangend bedrijfsdierenarts,
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 68/242
Bijlage 34_5
BIJLAGE 34_5: RUNDEREN – BEZOEKRAPPORT DIERGENEESKUNDIGE BEDRIJFSBEGELEIDING
BIJLAGE II bij het Koninklijk Besluit van 10 april 2000 houdende bepalingen betreffende de diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding II.A. Bezoekrapport in het kader van een bedrijfsbegeleidingsovereenkomst voor runderen Beslagnummer : ………………….
Datum : ………. / ………. / ……….
Gezondheidstoestand van de dieren aanwezig op het bedrijf Ja Kalveren :
Analyses
- Spijsverteringsstoornissen
....................................................
- Ademhalingsstoornissen
....................................................
- Zenuwstoornissen
.................................................... ....................................................
Runderen (- dan 2 jaar) : - Spijsverteringsstoornissen
Volwassen Runderen :
Diagnose
- Ademhalingsstoornissen
....................................................
- Zenuwstoornissen
....................................................
- Ademhalingsstoornissen
....................................................
- Melkgiftestoornissen
....................................................
- Voortplantingstoornissen
....................................................
- Verwerpingen
....................................................
- Zenuwstoornissen
....................................................
Beheer van de geneesmiddelenreserve (Artikel 5, §3 van dit besluit)
–
Geneesmiddelen met preventief karakter gebruikt in het kader van de normale bedrijfsplanning Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
–
NEEN
Geneesmiddelen bij gelegenheid gebruikt in het kader van de uitvoering van artikel 5, 2° van de wet op de uitoefening van de diergeneeskunde van 28 augustus 1991. Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
–
JA
JA
NEEN
Geneesmiddelen voor problemen die het voorwerp uitmaken van een initiële diagnose Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
JA
NEEN
Opmerkingen van de dierenarts : .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... Opmerkingen van de verantwoordelijke : .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... Handtekening van de verantwoordelijke
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Handtekening en stempel van de dierenarts
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 69/242
Bijlage 34_7
BIJLAGE 34_7: RUNDEREN – ADVIESMODEL REGISTER ONTSMETTING VERVOERDER RUNDEREN BIJLAGE VIII REGISTER ONTSMETTING VERVOERDER RUNDEREN
LUIK 2 ONTSMETTING Datum
Uur
Gegevens van de derde die de reiniging en / of ontsmetting heeft uitgevoerd of officieel nummer van de plaats van reiniging / ontsmetting
2
1
(*)
Naam van het erkend ontsmettingsmiddel
Officiële controle op de ontsmetting (in voorkomend geval)
3
4
REGISTER ONTSMETTING VERVOERDER VAN RUNDEREN Dit register wordt vermeld in het MB van 27/06/2005 als luik 2 van het register vervoerders runderen. Het moet echter als een apart register worden beschouwd. Per voertuig is er één register. TE VERMELDEN GEGEVENS 1 Datum en tijdstip van ontsmetting 2 Als de reiniging/ontsmetting niet plaats heeft bij de vervoerder : gegevens of Sanitelnummer van de plaats waar de ontsmetting gebeurde (slachthuis, markt, ander vervoerder, handelaar…). 3 Naam van het gebruikte product (dit moet absoluut door het FAVV goedgekeurd zijn ter ontsmetting). 4 Handtekening en officiële stempel van de verantwoordelijke van de handelingen i.v.m. reiniging/ontsmetting (als de reiniging/ontsmetting plaats vond op een markt of in een slachthuis).
(*)
Enkel in te vullen indien de ontsmetting niet plaatsvindt bij de inrichting van de vervoerder.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 70/242
Bijlage 35_1
3.5. VARKENS BIJLAGE 35_1: VARKENS – EERSTE REGISTRATIE VARKENSBESLAG
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 71/242
Bijlage 35_1 D. Gegevens van de verantwoordelijke en klant (IN DRUKLETTERS) Diersoort : ................................................................. Verantwoordelijke
Facturatieadres (klant)
(moet een natuurlijk persoon zijn)
(indien verschillend van verantwoordelijke) ❐ natuurlijk persoon
❐ rechtspersoon (firma)
Naam :
....................................................
Naam :
........................................................
Voornaam :
....................................................
Voornaam :
........................................................
Geboortedatum :
....................................................
Geboortedatum :
........................................................
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Straat + nr. + bus : ....................................................
Straat + nr. + bus : ........................................................
Postnr. + deelgemeente : ...........................................
Postnr. + deelgemeente : .............................................
Fusiegemeente :
....................................................
Fusiegemeente :
........................................................
Tel. :
....................................................
Tel. :
........................................................
Fax :
....................................................
Fax :
........................................................
GSM :
....................................................
GSM :
........................................................
BTW-nr. :
....................................................
BTW-nr. :
........................................................
Rekeningnr. :
....................................................
Rekeningnr. :
.............................................
Datum : .......................................................................
Datum : ......................................................................
Handtekening verantwoordelijke :
Handtekening klant :
Diersoort : ............................................................... Verantwoordelijke
Facturatieadres (klant)
(moet een natuurlijk persoon zijn)
(indien verschillend van verantwoordelijke) ❐ natuurlijk persoon
❐ rechtspersoon (firma)
Naam :
....................................................
Naam :
........................................................
Voornaam :
....................................................
Voornaam :
........................................................
Geboortedatum :
....................................................
Geboortedatum :
........................................................
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Straat + nr. + bus : ....................................................
Straat + nr. + bus : ........................................................
Postnr. + deelgemeente : ...........................................
Postnr. + deelgemeente : .............................................
Fusiegemeente :
....................................................
Fusiegemeente :
........................................................
Tel. :
....................................................
Tel. :
........................................................
Fax :
....................................................
Fax :
........................................................
GSM :
....................................................
GSM :
........................................................
BTW-nr. :
....................................................
BTW-nr. :
........................................................
Rekeningnr. :
....................................................
Rekeningnr. :
.............................................
Datum : .......................................................................
Datum : ......................................................................
Handtekening verantwoordelijke :
Handtekening klant :
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 72/242
Bijlage 35_2
BIJLAGE 35_2: VARKENS – REGISTER AAN- EN VERKOOP VARKENS Datum
AANKOOP Categorie Aantal varkens (1)
Verkoper
Datum
VERKOOP Categorie Aantal varkens (1)
Aankoper
(1) Categorie varkens: Fokvarkens – zeugen, beren en biggen bestemd voor de kweek; Mestvarkens – biggen bestemd voor de vetmesting; Slachtvarkens – varkens bedoeld om zonder verwijl afgeslacht te worden.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 73/242
Bijlage 35_3
BIJLAGE 35_3: VARKENS – PERMANENTE INVENTARIS Alle varkens die in het bedrijf binnengebracht worden of het bedrijf verlaten – alsook elke geboorte en sterfte – moeten dezelfde week op de inventaris worden ingeschreven. IN Datum
Aankopen
GEBOORTE
Aantal Verkoper (1)
Aantal
UIT Verkopen
Aantal Datum Sterfte gespeende (2) biggen Aantal Koper Aantal (1)
(1) Inclusief naam, voornaam en gemeente. (2) Niet in te vullen voor biggen die nog niet zijn gespeend.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 74/242
Bijlage 35_4
BIJLAGE 35_4: VARKENS – OVEREENKOMST BEDRIJFSDIERENARTS & PLAATSVERVANGER Overeenkomst tussen de verantwoordelijke en de bedrijfsdierenarts ter uitvoering van de reglementaire controles en de profylactische ingrepen bij de varkens 1. Ondergetekende, ...................................................................................................................... (naam en voornaam) ............................................................................................................................................................... (volledig adres) verantwoordelijke van het beslag met nr : ............................................................... gelegen te : .................................. ............................................................................................................................................................... (volledig adres) duidt in toepassing van artikel 2, koninklijk besluit van 15 februari 1995 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige varkensziekten Dr. ................................................................................................................................................. (naam en voornaam) aan, erkende dierenarts te ......................................................................................................... (postcode en gemeente) ........................................................................................................................................................... (straat en nummer) als bedrijfsdierenarts belast met de uitvoering van de reglementaire controles en de profylactische ingrepen in de bestrijding van aangifteplichtige varkensziekten. 2. Ondergetekende, Dr. .................................................................................................................... (naam en voornaam) erkende dierenarts te .................................................................................................................. (postcode en gemeente) ingeschreven bij de Orde onder het nummer ………………. verklaart kennis genomen te hebben van zijn aanduiding als bedrijfsdierenarts door de heer/Mevrouw ............................................................................................... ......................................................................................................................................................... (naam en voornaam) .................................................................................................................................................................. (volledig adres) verantwoordelijke van het beslag met nv. ............................................................................................................................. voor de uitvoering van de reglementaire controles en de profylactische ingrepen in de bestrijding van aangifteplichtige varkensziekten. 3. Gedaan te ................................................ ........................................................, op ........................................................ in twee exemplaren, één voor de verantwoordelijke en één voor de dierenarts die een afschrift van zijn exemplaar zal overmaken aan de inspecteur-dierenarts. Handtekeningen : Verantwoordelijke, Bedrijfsdierenarts, Overeenkomst ter aanduiding van een plaatsvervangend dierenarts 1. Ondergetekende, ........................................................................................................................ (naam en voornaam) ................................................................................................................................................................................................ .................................................................................................................................................................. (volledig adres) verantwoordelijke van het beslag met nr. ................................................................. gelegen te ................................... ................................................................................................................................................................................................ ................................................................................................................................................................... (volledig adres) en ondergetekende, Dr. ............................................................................................................... (naam en voornaam) bedrijfsdierenarts voor bovengenoemd beslag, ingeschreven bij de Orde onder het nummer .................................... gedomicilieerd te .............................................................................................................................................................. ..................................................................................................................................................... (postcode en gemeente) ............................................................................................................................................................ (straat en nummer) duiden in onderling akkoord, Dr. .................................................................................................. (naam en voornaam) erkende dierenarts te ................................................................................................................. (postcode en gemeente) ............................................................................................................................................................ (straat en nummer) aan, als plaatsvervangend bedrijfsdierenarts voor het hier bovengenoemd varkensbeslag. 2. Ondergetekende, Dr. ................................................................................................................... (naam en voornaam) erkende dierenarts te .................................................................................................................. (postcode en gemeente) ingeschreven bij de Orde onder het nummer ………………. verklaart kennis genomen te hebben van zijn aanduiding als plaatsvervangend bedrijfsdierenarts door de heer/Mevrouw .................................................................. ......................................................................................................................................................... (naam en voornaam) ................................................................................................................................................................................................ .................................................................................................................................................................. (volledig adres) voor het beslag met nr. .......................................................................................................................................................... 3. Deze aanduiding loopt ten einde binnen de dertig dagen die volgen op de beëindiging door één van beide partijen van de overeenkomst tussen de verantwoordelijke en de bedrijfsdierenarts voor de uitvoering van bijzondere maatregelen van het epidemiologisch toezicht en de preventie van aangifteplichtige varkensziekten. 4. Gedaan te ........................................................ ..................................................., op ...................................................... in drie exemplaren, één voor de verantwoordelijke, één voor de bedrijfsdierenarts en één voor de plaatsvervangend bedrijfsdierenarts die een afschrift van zijn exemplaar aan de inspecteur-dierenarts zal overmaken. Handtekeningen : Verantwoordelijke,
Bedrijfsdierenarts,
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Plaatsvervangend bedrijfsdierenarts,
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 75/242
Bijlage 35_5
BIJLAGE 35_5: VARKENS – BEZOEKRAPPORT DIERGENEESKUNDIGE BEDRIJFSBEGELEIDING
II.B. Bezoekrapport in het kader van een bedrijfsbegeleidingsovereenkomst voor varkens Beslagnummer : ………………….
Datum : ………. / ………. / ……….
Gezondheidstoestand van de dieren aanwezig op het bedrijf Ja Biggen :
Mestvarkens :
Fokvarkens :
Analyses
Diagnose
- Spijsverteringsstoornissen
....................................................
- Ademhalingsstoornissen
....................................................
- Rhinitis
....................................................
- Zenuwstoornissen
....................................................
- Spijsverteringsstoornissen
....................................................
- Ademhalingsstoornissen
....................................................
- Zenuwstoornissen
....................................................
- Ademhalingsstoornissen
....................................................
- Voortplantingstoornissen
....................................................
- Verwerpingen
....................................................
- Zenuwstoornissen
....................................................
Beheer van de geneesmiddelenreserve (Artikel 5, §3 van dit besluit)
–
Geneesmiddelen met preventief karakter gebruikt in het kader van de normale bedrijfsplanning Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
–
NEEN
Geneesmiddelen bij gelegenheid gebruikt in het kader van de uitvoering van artikel 5, 2° van de wet op de uitoefening van de diergeneeskunde van 28 augustus 1991. Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
–
JA
JA
NEEN
Geneesmiddelen voor problemen die het voorwerp uitmaken van een initiële diagnose Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
JA
NEEN
Opmerkingen van de dierenarts : .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... Opmerkingen van de verantwoordelijke : .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... ..........................................................................................................................................................................................................
Handtekening van de verantwoordelijke
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Handtekening en stempel van de dierenarts
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 76/242
Bijlage 35_6
BIJLAGE 35_6: VARKENS – LAAD- EN LOSBON VOOR VERVOER VARKENS
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 77/242
Bijlage 35_6
REGISTER VERVOERDER VAN VARKENS TE VERMELDEN GEGEVENS
1:
Naam, adres, telefoon- en faxnummer, BTW-nummer van de vervoerder.
2:
Er wordt door de vervoerder aan het document een enig nummer toegekend.
3:
Toelatingsnummer van de vervoerder (door het FAVV toegekend), erkenningsnummer van de handelaar (door het FAVV toegekend), nummerplaat van het voor het vervoer gebruikte voertuig (toegelaten door het FAVV), voor intracommunautair handelsverkeer of uitvoer: nummer van het gezondheidscertificaat dat de partij dieren vergezelt. Indien de vervoerder zijn eigen dieren vervoert, moet het nummer van de handelaar niet worden vermeld.
4:
Inladen - Datum en tijdstip van inladen; - Sanitelnummer van de inlaadplaats (al naargelang van het geval: nummer van het beslag van herkomst, van een verzamelcentrum, de toelatingsnummer van de vervoerder…); - Als het beslag niet de inlaadplaats is: Sanitelnummer van het beslag van herkomst; - Aantal dieren en categorie; - Het vak ‘status’: Aujeszkystatus, de datum van aanpassing van de status is de datum van vervoer; - De verantwoordelijke van de inlaadplaats valideert de gegevens door zijn handtekening te plaatsen.
5:
Uitladen -
Datum en tijdstip van uitladen; Sanitelnummer van de uitlaadplaats (al naargelang van het geval : nummer van het beslag van bestemming, van een verzamelcentrum, van een slachthuis, de toelatingsnummer van de vervoerder…); Aantal dieren en categorie; De verantwoordelijke van de uitlaadplaats valideert de gegevens door zijn handtekening te plaatsen.
6:
Het sanitair vignet met vermelding van de R status van het beslag van herkomst moet op dit document worden vastgekleefd.
7:
Reinigen-Ontsmetten -
8:
Beschrijving van de categorieën van dieren -
9:
Datum en tijdstip van ontsmetting van het vervoermiddel; Sanitelnummer van de plaats waar de reiniging-ontsmetting plaats vond (al naargelang het geval: een bedrijfsnummer, een nummer van een verzamelcentrum, een slachthuisnummer, een nummer van een vervoerder); Het bij het ontsmetten gebruikte product (het moet gaan om een product dat door het FAVV is goedgekeurd om vervoermiddelen te ontsmetten); De voor de verrichtingen van reiniging-ontsmetting verantwoordelijke persoon plaats zijn handtekening en stempel (stempel is verplicht als de ontsmetting gebeurde in een slachthuis of een verzamelcentrum).
Beer: geslachtrijp mannelijk varken of reformbeer; Zeug: geslachtrijp vrouwelijk varken (vanaf eerste worp) of reformzeug; Fokvarken of vleesvarken: jong (mannelijk of vrouwelijk) varken vanaf ongeveer 3 maand tot de geslachtrijpheid of tot de eerste worp voor fokvarkens, tot slachtrijpheid voor vleesvarkens; Big: jong varken met een leeftijd van 4 weken tot 3 maand of jong varken van ongeveer 3 maand oud en bestemd voor een mesterij.
De vervoerder valideert de gegevens door zijn handtekening op het document te plaatsen.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 78/242
Bijlage 36_1
3.6. PAARDACHTIGEN BIJLAGE 36_1: PAARDEN – BEGELEIDINGSDOCUMENT VERVOER VAN LEVENDE DIEREN
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 79/242
Bijlage 36_1
BEGELEIDINGSDOCUMENT VERVOER VAN LEVENDE DIEREN
Deze informatie moeten in het voertuig tijdens het vervoer van de volgende diersoorten beschikbaar zijn: - de paarden; - de als huisdiergehouden herkauwers andere dan runderen, schapen, geiten en hertachtigen; - het pluimvee (kippen, parelhoenen, kalkoen, eenden, ganzen, fazanten, kwartels, patrijzen en loopvogels); - konijnen; - de als huisdier gehouden katten en honden, andere zoogdieren en vogels, andere gewervelde dieren en koudbloedige dieren: alleen als de afstand groter is dan 50 km of als vervoer niet afkomstig of bestemd is van of naar een markt. TE VERMELDEN GEGEVENS
1. Het door het FAVV toegekende toelatingsnummer van de vervoerder; 2. De nummerplaat van het voor het vervoer gebruikte voertuig (vrachtwagen, aanhangwagen) toegelaten door het FAVV; 3. De naam en adres van de eigenaar van het dier; 4. De naam en adres van de plaats van herkomst van het dier. Enkel in te vullen indien verschillend van punt 3; 5. De naam en adres van laadplaats. Enkel indien verschillend van punt 3 of 4; 6. De datum en het uur van vertrek; 7. De naam en adres van de plaats van bestemming.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 80/242
Bijlage 37_1
3.7. REPRODUCTIEPLUIMVEE BIJLAGE 37_1: PLUIMVEE – EERSTE REGISTRATIE VEEBESLAG
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 81/242
Bijlage 37_1 D. Gegevens van de verantwoordelijke en klant (IN DRUKLETTERS) Diersoort : ................................................................. Verantwoordelijke
Facturatieadres (klant)
(moet een natuurlijk persoon zijn)
(indien verschillend van verantwoordelijke) ❐ natuurlijk persoon
❐ rechtspersoon (firma)
Naam :
....................................................
Naam :
........................................................
Voornaam :
....................................................
Voornaam :
........................................................
Geboortedatum :
....................................................
Geboortedatum :
........................................................
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Straat + nr. + bus : ....................................................
Straat + nr. + bus : ........................................................
Postnr. + deelgemeente : ...........................................
Postnr. + deelgemeente : .............................................
Fusiegemeente :
....................................................
Fusiegemeente :
........................................................
Tel. :
....................................................
Tel. :
........................................................
Fax :
....................................................
Fax :
........................................................
GSM :
....................................................
GSM :
........................................................
BTW-nr. :
....................................................
BTW-nr. :
........................................................
Rekeningnr. :
....................................................
Rekeningnr. :
.............................................
Datum : .......................................................................
Datum : ......................................................................
Handtekening verantwoordelijke :
Handtekening klant :
Diersoort : ............................................................... Verantwoordelijke
Facturatieadres (klant)
(moet een natuurlijk persoon zijn)
(indien verschillend van verantwoordelijke) ❐ natuurlijk persoon
❐ rechtspersoon (firma)
Naam :
....................................................
Naam :
........................................................
Voornaam :
....................................................
Voornaam :
........................................................
Geboortedatum :
....................................................
Geboortedatum :
........................................................
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Straat + nr. + bus : ....................................................
Straat + nr. + bus : ........................................................
Postnr. + deelgemeente : ...........................................
Postnr. + deelgemeente : .............................................
Fusiegemeente :
....................................................
Fusiegemeente :
........................................................
Tel. :
....................................................
Tel. :
........................................................
Fax :
....................................................
Fax :
........................................................
GSM :
....................................................
GSM :
........................................................
BTW-nr. :
....................................................
BTW-nr. :
........................................................
Rekeningnr. :
....................................................
Rekeningnr. :
.............................................
Datum : .......................................................................
Datum : ......................................................................
Handtekening verantwoordelijke :
Handtekening klant :
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 82/242
Bijlage 37_2
BIJLAGE 37_2: PLUIMVEE – STROOMSCHEMA HULPSTOFFEN
Instrooien stal
Strooisel Voeder Medicatie Drinkwater Reinigingswater R&O producten Ongediertebestrijdingsmiddelen
Opwarmen stal Voer op papier
OPFOK
Aanvoer ééndagskuikens MANAGEMENT: - klimaatregeling - voederen - drenken - vaccinatie en medicatie - dagelijkse verzorging en controle - preventie en monitoring dierenziekten en Salm.
OMGEVINGSFACTOREN Andere dieren Ongedierte Infrastructuur
DIENSTEN DOOR DERDEN: - dierenarts - bezoekers - pluimveeservicebedrijven - afhalen krengen
AFVALSTROMEN Krengen Afvalwater Vuil strooisel en mest
Afvoer van uitgeselecteerd pluimvee
Laden van legrijpe poeljen en hanen
Uitmesten opfokstal
Reinigen en ontsmetten stal
Transport van legrijpe poeljen en hanen HULPSTOFFEN Instrooien productiestal
VERMEERDERING
Lossen van de ouderdieren MANAGEMENT: - voederen - drenken - vaccinatie en medicatie - dagelijkse verzorging en controle - preventie en monitoring pluimveeziekten en Salm. DIENSTEN DOOR DERDEN: - dierenarts - bezoekers - pluimveeservicebedrijven - afhalen krengen
Strooisel Voeder Medicatie Drinkwater Reinigingswater R&O producten Ongediertebestrijdingsmiddelen
OMGEVINGSFACTOREN Andere dieren Ongedierte Infrastructuur INSTROOM Hanen
Afvoer broedeieren Afvoer van uitgeselecteerd pluimvee
AFVALSTROMEN Krengen
Nuchter zetten slachtrijpe kippen
Afvalwater Vuil strooisel en mest
Wegladen Uitmesten stal Reinigen en ontsmetten stal
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 83/242
Bijlage 37_3
BIJLAGE 37_3: PLUIMVEE – OVERZICHT REGISTERS In het kader van traceerbaarheid dient de opfokker en/of vermeerderaar de gegevens bij te houden van alle producten die hij aankoopt en gebruikt en van alle producten die hij verkoopt of levert. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de formulieren en documenten waarnaar kan verwezen worden om de gevraagde gegevens te verstrekken.
Inkomende producten
Eén of meerdere van onderstaande formulieren en documenten
Diervoeders
Leveringsbonnen Facturen Voederetiketten
Diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders
Toedienings- en verschaffingsdocumenten Voorschriften
Dieren
Leveringsbonnen (ééndagskuikens, poeljen en hanen) Facturen Aflever- en plaatsingsdocument (met uniek lotnummer) Bij invoer het gezondheidscertificaat
Door middel van bovenstaande documenten en formulieren moeten minstens de volgende gegevens kunnen voorgelegd worden: • aard en identificatie van het product (bijvoorbeeld: pluimveevoeder + etiket), • hoeveelheid van het product (bijvoorbeeld: aantal kg aangekocht product), • ontvangst- of leveringsdatum, • identificatie van de leverancier – fabrikant, handelaar of transporteur (bijvoorbeeld veevoederbedrijf X + adres).
Uitgaande producten
Eén of meerdere van onderstaande formulieren en documenten
Dieren
Leveringsbonnen Facturen Kopie van document begeleiding slachtpluimvee of bij uitvoer het gezondheidscertificaat
Broedeieren
Facturen of ophaalbonnen Bij uitvoer het gezondheidscertificaat
Eieren bestemd voor de eiverwerkende industrie
Facturen of ophaalbonnen
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 84/242
Bijlage 37_3
Door middel van bovenstaande documenten en formulieren moeten minstens de volgende gegevens kunnen voorgelegd worden: • aard en identificatie van het product (bijvoorbeeld: eieren, legrijpe poeljen, reforme kippen), • hoeveelheid van het product (bijvoorbeeld: aantal dieren dat moet worden geslacht, aantal geproduceerde eieren, …), • ontvangst- of leveringsdatum, • identificatie van de afnemer (bijvoorbeeld vermeerderingsbedrijf / broeierij / slachthuis + adres).
Andere gegevens
Gebruik van diergeneesmiddelen
Eén of meerdere van onderstaande formulieren en documenten
Aanwezigheid van aangifteplichtige ziekten
Resultaten relevante analyses
Bezoek
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Toedienings- en verschaffingsdocumenten Voorschriften Schriftelijke overeenkomst met de bedrijfsdierenarts In geval van diergeneeskundige begeleiding: uitgaand diergeneesmiddelenregister Evaluatierapport van de bedrijfsdierenarts Formulieren meldingsplicht (zie bijlage 10)
Uitslagen van de reguliere onderzoeken voor NCD, M.g., Salmonella en eventuele sectieonderzoeken Uitslag van het hygiënogram Wateronderzoeken
Bezoekersregister
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 85/242
Bijlage 37_4
BIJLAGE 37_4: PLUIMVEE – MELDINSFORMULIER UITVAL Aantal uitgevallen eendagskuikens in de eerste week na aflevering
Per post, fax of e-mail versturen aan de toeleverende broeierij binnen 2 weken na de aflevering van de ééndagskuikens
Naam pluimveehouder: ................................................................................................ Beslagnummer: ........................................................................................................... Straat + gemeente: ...................................................................................................... Telefoonnummer: ........................................................................................................ Naam broeierij: ............................................................................................................ Datum aflevering kuikens: ........................................................................................... Eventueel uniek lotnummer: ........................................................................................ Uitval dag van aflevering: Uitval dag 1 na aflevering: Uitval dag 2 na aflevering: Uitval dag 3 na aflevering: Uitval dag 4 na aflevering: Uitval dag 5 na aflevering: Uitval dag 6 na aflevering:
……………………… ……………………… ……………………… ……………………… ……………………… ……………………… ………………………
kuikens kuikens kuikens kuikens kuikens kuikens kuikens
Totale uitval:
………………………
kuikens
Opgemaakt op …………..
……………………………… (naam en handtekening)
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 86/242
Bijlage 37_5
BIJLAGE 37_5: PLUIMVEE – INGANGSCONTROLE SALMONELLA Voor elke productieronde is een ingangscontrole op Salmonella verplicht. Elke productieronde moet onderzocht worden, ook als het geïmporteerde kuikens betreft. Er worden vier verschillende Salmonellastatussen onderscheiden, nl.: vrij, verdacht, besmet met niet te bestrijden Salmonella’sen besmet met te bestrijden Salmonella’s. De monsterneming gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de bedrijfsdierenarts en wordt uitgevoerd bij aankomst van de dieren op het bedrijf. De bedrijfsdierenarts is de aangewezen persoon om uitleg te geven over de manier van staalname en is steeds beschikbaar voor advies. 1. Ingangscontrole op opfokbedrijf De ingangscontrole bij eendagskuikens (zowel voor hanen als hennen) voor fokpluimvee bestaat uit : bacteriologisch onderzoek op inlegvellen én serologisch onderzoek van ééndagskuikens. 1.1. Staalname op inlegvellen Benodigdheden (te bekomen bij DGZ/ARSIA)
Steriele plastiek zakken Etiketten Steriele plastiek handschoenen Inzendformulier: model te bekomen bij erkend laboratorium
Aantal te nemen stalen: De staalname moet goed gespreid worden over de ganse levering: de stalen worden gelijkmatig verspreid over vrachtwagen en eventueel aanhangwagen. Minimaal één staalname per vrachtwagen + eventueel aanhangwagen. Indien in één vrachtwagen of aanhangwagen kuikens zitten die bedoeld zijn voor meerdere pluimvee-bedrijven, dient per bedrijf één staalname uitgevoerd te worden. Bij levering van de eendagskuikens moet men afzonderlijk stalen nemen van de inlegvellen van de henkuikens en van de haankuikens. 20 inlegvellen van dozen (of bakjes) met henkuikens en 20 inlegvellen van dozen (of bakjes) met haankuikens worden bemonsterd per levering gelijkmatig verspreid over de vrachtwagen en eventueel aanhanger. Indien de levering minder dan 20 dozen of bakjes telt: alle inlegvellen worden bemonsterd. Procedure: Scheur met behulp van steriele plastiek handschoenen een duidelijk met mest besmeurd deel (ongeveer 5 op 5 cm) van een inlegvel af. Doe dit in een steriele plastiek zak.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 87/242
Bijlage 37_5
Breng in een zak 20 stukjes van verschillende inlegvellen bij elkaar afkomstig van de henkuikens, en in een andere zak 20 stukjes inlegvel afkomstig van de haankuikens. Zorg ervoor dat de stalen niet met iets anders in aanraking komen, om eventueel besmetting vanuit de omgeving te voorkomen. Sluit de zakken onmiddellijk zorgvuldig af en voorzie elke zak van een etiket met de volgende gegevens: beslagnummer, bedrijfsadres, inlegvellen van hennen of hanen, uniek lotnummer, stalnummer(s), datum van staalname.
1.2. Staalname van ééndagskuikens Benodigdheden (te bekomen bij DGZ/ARSIA):
Kuikendozen Etiketten Steriele plastiek handschoenen Inzendformulier
Aantal te nemen stalen: Bij levering van de eendagskuikens moet men 20 vitale henkuikens en 20 vitale haankuikens kiezen. Per volle kuikendoos of –bakje neemt men slechts één kuiken. Indien er minder dan 20 dozen of bakjes met hen- en/of haankuikens wordt geleverd, dan worden er meerdere kuikens per doos genomen. Men let er op dat de kuikens gelijkmatig verspreid over de vrachtwagen en eventueel aanhanger genomen worden. Procedure: Neem met steriele plastiek handschoenen één kuiken uit een volle kuikendoos, en plaats het in een reeds geledigde doos (eenmalige verpakking). Doe dit voor de henkuikens en haankuikens afzonderlijk, zodat beide gescheiden worden verpakt. Sluit de twee kuikendozen zorgvuldig af, en voorzie elke doos van een etiket met volgende gegevens: beslagnummer, bedrijfsadres, hennen of hanen, uniek lotnummer, stalnummer(s), datum van staalname. 1.3. Afleveren op erkend laboratorium
De pluimveehouder is verantwoordelijk voor het binnenbrengen van de stalen op het labo. Elke inzending (stalen van inlegvellen samen met de levende eendagskuikens) moet vergezeld gaan van een volledig ingevuld inzendformulier. Een afschrift van het formulier kan bekomen worden bij binnenbrengen van de stalen op het laboratorium. Het afschrift wordt bewaard op het pluimveebedrijf. De stalen van de inlegvellen en de levende eendagskuikens dienen binnen de 24 uur aangeboden worden bij een erkend laboratorium, tijdens de openingsuren. Enkel tengevolge van opzet tijdens het weekeinde of tijdens sluitingsdagen van de laboratoria kan gewacht worden tot de eerstvolgende werkdag. Levende dieren mogen echter slechts maximaal drie dagen oud zijn. De stalen van de inlegvellen moeten koel bewaard worden.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 88/242
Bijlage 37_5
2. Ingangscontrole op ouderdierenbedrijf De ingangscontrole bij opgezette poeljen en hanen gebeurt door bacteriologisch onderzoek van mestmengstaal, verspreid genomen in de kratten (bakken, laden, containers) die gebruikt worden voor het transport. Benodigdheden (te bekomen bij DGZ/ARSIA): Steriele swabs Steriele plastiek zakken of potten Etiketten Steriele plastiek handschoenen Inzendformulier Aantal te nemen stalen: Bij levering van het opgefokte pluimvee moet men stalen nemen van mest die zich in de kratten (bakken, laden, containers) bevindt, voor hennen en hanen afzonderlijk. Per koppel van herkomst moeten 60 individuele meststalen genomen worden, bij voorkeur blindedarmmest. Deze 60 individuele stalen worden samengevoegd tot één mestmengstaal. Per krat (bak, lade, container) neemt men maximaal twee swabs. Indien een levering bestaat uit minder dan 30 kratten (bakken, laden, containers) kan men meer dan 2 swabs nemen per krat (bak, lade, container). In dit geval moeten alle kratten (bakken, laden, containers) bij de staalname betrokken worden. De stalen moeten gelijkmatig verspreid over de geleverde dieren genomen worden. Uitvoering staalname : Neem met behulp van een steriele swab ongeveer een gram mest van de bodem van een krat (bak, lade, container). Draag hiervoor de steriele plastiek handschoenen. Doe de swab met mest in een steriele plastiek zak of pot. Kies minstens 30 verschillende kratten (bakken, laden, containers) om het mestmengstaal van 60 swabs samen te stellen. Maak een afzonderlijk mengstaal met mest uit kratten (bakken, laden, containers) met hennen en uit kratten met hanen. Zorg ervoor dat de swabs niet met iets anders in aanraking komen, om eventueel besmetting vanuit de omgeving te voorkomen. Indien het geleverde lot kippen afkomstig is uit meer dan één opfokhok dienen per opfokhok afzonderlijke mengstalen genomen te worden. Sluit de zakken of potten direct na de staalname zorgvuldig af en voorzie elke zak of pot van een etiket met volgende gegevens: beslagnummer, bedrijfsadres, uniek lotnummer, stalnummer, datum van staalname, bedrijfsadres en hoknummer van opfokhok, type: hennen of hanen. Inzendformulier en binnenbrengen op het labo: De pluimveehouder is verantwoordelijk voor het binnenbrengen van de stalen op het labo.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 89/242
Bijlage 37_5
Elke inzending moet vergezeld gaan van een volledig ingevuld inzendformulier. Een afschrift van het formulier kan bekomen worden bij binnenbrengen van de stalen op het laboratorium. Het afschrift wordt bewaard op het pluimveebedrijf. De stalen dienen binnen de 48 uur aangeboden te worden op het laboratorium, tijdens de openingsuren. Enkel tengevolge van een opzet tijdens het weekeinde of tijdens sluitingsdagen van de laboratoria, kan gewacht worden tot de eerstvolgende werkdag. De mestmengstalen moeten koel bewaard worden.
3. Ingangscontrole ingeval van bijplaatsen hanen De ingangscontrole ingeval van bijplaatsen van hanen tijdens een productieronde gebeurt door bacteriologisch onderzoek van mestmengstaal, verspreid genomen in de kratten (bakken, laden, containers) die gebruikt worden voor het transport. Benodigdheden (te bekomen bij DGZ/ARSIA): Steriele swabs Steriele plastiek zakken of potten Etiketten Steriele plastiek handschoenen Inzendformulier Aantal te nemen stalen: Bij levering van de hanen moet men stalen nemen van mest die zich in de kratten (bakken, laden, containers) bevindt. Men neemt twee maal 60 individuele meststalen, bij voorkeur blindedarmmest. Deze 60 individuele stalen worden telkens samengevoegd tot één mestmengstaal. Per krat (bak, lade, container) neemt men maximaal twee swabs. Indien een levering bestaat uit minder dan 30 kratten (bakken, laden, containers) kan men meer dan 2 swabs nemen per krat (bak, lade, container). In dit geval moeten alle kratten (bakken, laden, containers) bij de staalname betrokken worden. De stalen moeten gelijkmatig verspreid over de geleverde dieren genomen worden. Uitvoering staalname : Neem met behulp van een steriele swab ongeveer een gram mest van de bodem van een krat (bak, lade, container). Draag hiervoor de steriele plastiek handschoenen. Doe de swab met mest in een steriele plastiek zak of pot. Kies minstens 30 verschillende kratten (bakken, laden, containers) om het mestmengstaal van 60 swabs samen te stellen. Indien er minder dan 30 kratten zijn: bemonster elke krat. Zorg ervoor dat de swabs niet met iets anders in aanraking komen, om eventueel besmetting vanuit de omgeving te voorkomen.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 90/242
Bijlage 37_5
Sluit de zakken of potten direct na de staalname zorgvuldig af en voorzie elke zak of pot van een etiket met volgende gegevens: beslagnummer, bedrijfsadres, uniek lotnummer, stalnummer, datum van staalname, bedrijfsadres en hoknummer van herkomst.
Inzendformulier en binnenbrengen op het labo: De pluimveehouder is verantwoordelijk voor het binnenbrengen van de stalen op het labo. Elke inzending moet vergezeld gaan van een volledig ingevuld inzendformulier. Een afschrift van het formulier kan bekomen worden bij binnenbrengen van de stalen op het laboratorium. Het afschrift wordt bewaard op het pluimveebedrijf. De stalen dienen binnen de 48 uur aangeboden te worden op het laboratorium, tijdens de openingsuren. Enkel tengevolge van een opzet tijdens het weekeinde of tijdens sluitingsdagen van de laboratoria, kan gewacht worden tot de eerstvolgende werkdag. De mestmengstalen moeten koel bewaard worden. 4. Erkende onderzoekslaboratoria De volgende laboratoria zijn gemachtigd om de onderzoeken uit te voeren : laboratoria van Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw; laboratoria van ARSIA asbl. De bacteriologische detectie wordt uitgevoerd volgens de ISO 6579-2002 Annex D Methode (MSRV). De serotypering wordt uitgevoerd volgens het Kaufmann-White Schema. 5. Resultaten en maatregelen Het laboratorium vermeldt op het beproevingsverslag ten minste de gegevens van het inzendformulier. Bijkomend wordt de Salmonellastatus genoteerd als eindvermelding. Het beproevingsverslag wordt gezonden naar de verantwoordelijke van het pluimveebedrijf en naar de bedrijfsdierenarts. De resultaten worden tevens gezonden naar het FAVV en naar de volgende schakel, namelijk voor het opfokbedrijf: het ouderdierenbedrijf en de broeierij; voor het ouderdierenbedrijf: de broeierij. Bij de ingangscontrole op een opfokbedrijf wordt het lot als positief op salmonella beschouwd als één of als beide onderzoeken positief is voor een te bestrijden zoönotische Salmonella. Tevens wordt het Salmonella-serotype vermeld. Indien de ingangscontrole aanwezigheid van een te bestrijden zoönotische Salmonella aantoont, wordt het FAVV op de hoogte gebracht door DGZ/ARSIA en door de bedrijfsverantwoordelijke en zal het FAVV de voorgeschreven maatregelen treffen. Indien de ingangscontrole andere Salmonella’s aantoont, kan een adequate behandeling ingezet worden, onder toezicht van de bedrijfsdierenarts. Een antibioticatherapie is echter verboden voor het behandelen van pluimvee tegen zoönotische Salmonella.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 91/242
Bijlage 37_6
BIJLAGE 37_6: PLUIMVEE – STOFSTALEN - VOEDERSTALEN
Procedure voor het nemen en bewaren
Bij elke voederlevering wordt een nieuwe stofzak gebruikt. Per levering bewaart de pluimveehouder een staal van: alle pluimveevoeders; alle enkelvoudige grondstoffen. De pluimveehouder ziet erop toe dat de stalen representatief zijn voor de levering en onder goede condities worden genomen en bewaard. De pluimveehouder heeft keuze tussen het nemen van stofstalen of voederstalen. 1. Ingeval van een stofstaal
De volledige stofzak kan bewaard worden als stofstaal. In dit geval wordt de stofzak ordelijk, koel, droog en op een donkere plaats, vrij van ongedierte bewaard. De pluimveehouder kan eveneens een stofstaal bewaren die uit de stofzak genomen wordt. Hierbij kan hij als volgt tewerk gaan: • Het stofstaal wordt genomen na goede reiniging en ontsmetting van de handen evenals van het gebruikte materiaal (b.v. schepje); • Elk stofstaal wordt afzonderlijk verpakt; • Op de verpakking wordt de leveringsdatum en het nummer van de leveringsbon genoteerd; • De stofstalen worden ordelijk, koel, droog en op een donkere plaats, vrij van ongedierte bewaard.
2. Ingeval van een voederstaal De pluimveehouder gaat hierbij als volgt tewerk: • Het voederstaal wordt genomen na goede reiniging en ontsmetting van de handen evenals van het gebruikte materiaal (b.v. schepje); • Elk voederstaal wordt afzonderlijk verpakt; • Op de verpakking wordt de leveringsdatum en het nummer van de leveringsbon genoteerd; • De voederstalen worden ordelijk, koel, droog en op een donkere plaats, vrij van ongedierte bewaard. De staalnames zijn bedoeld als basis voor een eventueel traceringsonderzoek. Deze stalen worden bijgevolg minstens bewaard tot wanneer de resultaten van de uitgangscontrole op Salmonella bekend zijn en negatief blijken; dus tot op het einde van de ronde.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 92/242
Bijlage 37_7
BIJLAGE 37_7: PLUIMVEE – OVEREENKOMST VERANTWOORDELIJKE EN BEDRIJFSDIERENARTS
1. De ondergetekende ………………………………………………………….………………………..
(naam en voornaam)
…………………………………………………… ……..………..……………………………………………..
(volledig adres)
Verantwoordelijke van het pluimveebeslag gelegen te ………………….………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………...………
(volledig adres)
wijst aan als bedrijfsdierenarts voor het uitvoeren van de reglementaire controles op pluimvee: dierenarts ……………………………………………………………………………………………… aangenomen dierenarts te ……………………………………………………………………….
(postnummer en gemeente)
……………………………………………………………………………………………………...……… 2. De ondergetekende, dierenarts …………………………………………………………..……… aangenomen dierenarts te …………………………………………………………………
(naam en voornaam) (straat en nummer) (naam en voornaam)
(postnummer en gemeente)
ordenummer…………………………………………………………………………….………….…………………………………… verklaart kennis genomen te hebben van zijn aanwijzing als bedrijfsdierenarts door de dhr. /mevr ……………………………………………………………………………………….……………….… verantwoordelijke te ………………………………………..…………………………………
(naam en voornaam) (postnummer en gemeente)
voor het uitvoeren van de reglementaire controles en hiermede in te stemmen. Hij verbindt zich ertoe in geval van verhindering of ziekte een aangenomen dierenarts ter vervanging aan te wijzen. 3. Opgesteld de ………………………………………… te ………………………………………..………………………………… In twee exemplaren, waarvan één bestemd is voor de verantwoordelijke en één voor de dierenarts. De dierenarts maakt een kopie van zijn exemplaar over aan de inspecteur-dierenarts. Handtekening van de verantwoordelijke,
Handtekening van de dierenarts,
…………………………………………. …
……………………………….
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 93/242
Bijlage 37_8
BIJLAGE 37_8: PLUIMVEE – BEZOEKRAPPORT DIERGENEESKUNDIGE BEDRIJFSBEGELEIDING II.C. Bezoekrapport in het kader van een bedrijfsbegeleidingsovereenkomst voor pluimvee Beslagnummer : ………………….
Datum : ………. / ………. / ……….
Gezondheidstoestand van de dieren aanwezig op het bedrijf Ja Pluimvee :
Analyses
Diagnose
- Spijsverteringsstoornissen
%
....................................................
- Ademhalingsstoornissen
%
....................................................
- Bewegingsstoornissen
%
....................................................
- Zenuwstoornissen
%
....................................................
- Andere stoornissen
%
....................................................
Beheer van de geneesmiddelenreserve (Artikel 5, §3 van dit besluit)
–
Geneesmiddelen met preventief karakter gebruikt in het kader van de normale bedrijfsplanning Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
–
NEEN
Geneesmiddelen bij gelegenheid gebruikt in het kader van de uitvoering van artikel 5, 2° van de wet op de uitoefening van de diergeneeskunde van 28 augustus 1991. Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
–
JA
JA
NEEN
Geneesmiddelen voor problemen die het voorwerp uitmaken van een initiële diagnose Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
JA
NEEN
Opmerkingen van de dierenarts : .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... Opmerkingen van de verantwoordelijke : .......................................................................................................................................................................................................... ..........................................................................................................................................................................................................
Handtekening van de verantwoordelijke
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Handtekening en stempel van de dierenarts
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 94/242
Bijlage 37_9
BIJLAGE 37_9: PLUIMVEE – PREVENTIEVE MAATREGELEN TEGEN AVIAIRE INFLUENZA Het risico voor insleep van het vogelgriepvirus is reëel. Daardoor zijn in pluimveebedrijven de volgende preventieve maatregelen vereist:
Aan alle in- en uitgangen van een pluimveestal of van een pluimveebedrijf moet een ontsmettingsvoetbad met een door de FOD toegelaten ontsmettingsmiddel (zie voetnoot 3 – p35) worden geplaatst. De toegang tot een pluimveestal is verboden voor alle personen die geen deel uitmaken van het bedrijf. Dat verbod geldt niet voor het bedrijfseigen verzorgend personeel, de bedrijfsdierenarts, het personeel van het FAVV en de personen die onder hun gezag werken en evenmin voor het personeel van andere overheidsdiensten. Personen die toch in de stallen moeten binnengaan, moeten overkledij en laarzen van het bedrijf aantrekken voordat zij de pluimveestal betreden. Zij moeten alle maatregelen treffen die nodig zijn om verspreiding van het aviaire influenzavirus te vermijden. De verantwoordelijke van een pluimveebedrijf moet een register bijhouden van de bezoeken. Alle pluimveestallen moeten slotvast worden afgesloten. Alle ziekten en abnormale sterfte van pluimvee moeten onmiddellijk door de bedrijfsdierenarts worden onderzocht. Als de bedrijfsdierenarts bij dat onderzoek vogelgriep niet kan uitsluiten, moet hij dit onmiddellijk melden aan de officiële dierenarts. Indien er sprake is van : • een daling van de normale voeder- en wateropname van meer dan 20%, • een sterfte van meer dan 3% per week, • een 2 dagen aanhoudende daling van de leg met meer dan 5 % • klinische tekens of postmortem letsels die wijzen op vogelgriep. is het verboden een therapeutische behandeling in te stellen voor een toom van meer dan 200 dieren tenzij tegelijk monsters werden doorgestuurd met het oog op een onderzoek op aviaire influenza.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 95/242
Bijlage 37_10
BIJLAGE 37_10: PLUIMVEE – MELDINGSPLICHTIGE ZIEKTEN
PLUIMVEEZIEKTEN WAARVAN VERPLICHT AANGIFTE MOET WORDEN GEDAAN BIJ HET FAVV Bepaalde dierenziekten zijn onderworpen aan een meldingsplicht zodat het risico op de verspreiding ervan zoveel mogelijk beperkt kan worden. In de Belgische wetgeving wordt melding gemaakt van deze ziekten in de dierengezondheidswet van 24 maart 1987. De pluimveeziekten waarvan door de vermeerderaars verplicht aangifte moet worden gedaan bij het FAVV zijn de volgende : ▪ vogelcholera (pasteurellosis); ▪ infectieuze laryngotracheïtis; ▪ ziekte van Marek; ▪ vogelpest (in verschillende vormen); ▪ pseudo-vogelpest (Newcastle disease); ▪ psittacose – ornithose; ▪ mycoplasmen. De melding moet aan de hand van onderstaand meldingsformulier gebeuren bij de volgende notificatiemeldpunten (ook te raadplegen op de website van het FAVV: www.favv.be). Na de melding zal het FAVV de voorgeschreven maatregelen treffen. 1. Notificatie-meldpunten in de provincie: PCE
GSM
WESTVLAANDEREN
E-mail voor de meldingen
E-mail voor info
Faxnummers
0478 87 62 21
[email protected]
[email protected]
050 30 37 12
OOSTVLAANDEREN
0478 87 62 20
[email protected]
[email protected]
09 210 13 13
ANTWERPEN
0478 87 62 19
[email protected]
[email protected]
03 20 22 811
LIMBURG
0478 87 62 18
[email protected]
[email protected]
011 26 39 85
VLAAMSBRABANT
0478 87 62 17
[email protected]
[email protected]
016 39 01 05
BRUSSEL
0478 87 62 22
[email protected]
[email protected]
02 208 33 89
WAALSBRABANT
0478 87 62 16
[email protected]
[email protected] 010 42 13 80
HENEGOUWEN
0478 87 62 15
[email protected]
[email protected]
NAMEN
0478 87 62 14
[email protected]
[email protected] 081 20 62 01
LUIK
0478 87 62 13
[email protected]
[email protected]
04 224 59 01
LUXEMBURG
0478 87 62 12
[email protected]
[email protected]
061 21 00 79
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
065 40 62 10
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 96/242
Bijlage 37_10
DGZ/ARSIA voert controles uit op Salmonella en op Mycoplasma gallisepticum (M.g.). Ingeval het resultaat van een van deze onderzoeken positief is, brengt DGZ/ARSIA de pluimveehouder, de bedrijfsdierenarts en het FAVV op de hoogte. Na de melding zal het FAVV de voorgeschreven maatregelen treffen. 2. Meldingsformulier Bron: Ministerieel Besluit van 22 januari 2004 betreffende de modaliteiten voor de meldingsplicht in de voedselketen, bijlage III. IN TE VULLEN DOOR DE EXPLOITANTEN VAN DE SECTOR VAN DE PRIMAIRE DIERLIJKE PRODUCTIE EN / OF DE DIERENARTS ALGEMENE INFORMATIE 01:
HET BEDRIJF DAT DE MELDING DOET (schrappen wat niet van toepassing is)
02:
VERANTWOORDELIJKE VAN DE PRIMAIRE DIERLIJKE PRODUCTIE (NAAM, ADRES, TEL., FAX, E-MAIL, GSM) BESLAG N° (8 cijfers)
03:
DIERENARTS (NAAM, ADRES, TEL., FAX, E-MAIL, GSM) NUMMER VAN DE ORDE
04:
DATUM EN UUR VAN DE MELDING
VEEHOUDER / DIERENARTS
PRODUCT 05:
BETROKKEN DIEREN: - DIERSOORT - AANTAL PER DIERSOORT - SANITELNUMMERS (oornummers)
06:
BETROKKEN DIERENVOEDERS (indien van toepassing) : - LEVERANCIER (NAAM, ADRES, TEL., FAX, E-MAIL, GSM) - NAAM DIERENVOEDER
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 97/242
Bijlage 37_10
GEVAAR 07:
HET GEVAAR BETREFT (schrappen wat niet van toepassing is)
08:
AARD VAN HET GEVAAR (naam dierziekte of de omschrijving van het probleem)
09:
MONSTERS OPGESTUURD NAAR LABO EN DE COÖRDINATEN VAN DAT LABO
10:
RESULTATEN VAN DE ANALYSES (indien van toepassing)
11:
DATUM BEMONSTERING (indien van toepassing)
DIERZIEKTE / DIERVOEDER / MEDICATIE / ANDERE
GETROFFEN MAATREGELEN: 12:
REEDS ONDERNOMEN MAATREGELEN
ANDERE INFORMATIE 13:
BIJ FAVV GECONTACTEERD PERSOON
14:
ANDERE INFORMATIE
PERSOON DIE VERANTWOORDELIJK IS VOOR DE VERZENDING VAN DE MELDING: Verantwoordelijke van de primaire dierlijke productie / dierenarts (schrappen wat niet van toepassing is) Handtekening verantwoordelijke van de primaire dierlijke productie:
Handtekening dierenarts:
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 98/242
Bijlage 37_11
BIJLAGE 37_11: PLUIMVEE – UITGANGSCONTROLE SALMONELLA De uitgangscontrole op Salmonella is verplicht per hok. De monsterneming gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de bedrijfsdierenarts. Zowel bij opfokdieren als bij reforme ouderdieren kan de uitslag van het laatste periodieke onderzoek naar Salmonella gebruikt worden. De staalname mag echter niet ouder zijn dan 14 dagen bij opfokdieren en bij reforme ouderdieren. De uitslag van de uitgangscontrole moet samen met het document begeleiding slachtpluimvee aan het slachthuis worden overgemaakt. Indien de uitgangscontrole aanwezigheid van Salmonella aantoont, worden volgende maatregelen opgelegd: a) het bedrijf wordt onder toezicht van het Agentschap geplaatst; b) contacten op het bedrijf worden beperkt. Enkel de verzorger van het pluimvee, de bedrijfsdierenarts, het personeel nodig voor de bedrijfsvoering, het bevoegde personeel van het Agentschap of andere overheidsdiensten en personen nodig voor de uitvoering van dringende herstellingen mogen de stal betreden; c) de dieren van de positieve toom worden geslacht of afgemaakt binnen de periode van één maand na de positieve staalname; d) reeds bebroede broedeieren geproduceerd na de datum van staalname van het laatste negatief bacteriologisch onderzoek worden vernietigd; e) onbebroede broedeieren geproduceerd na de datum van staalname van het laatste negatief bacteriologisch onderzoek, worden vernietigd of kunnen als consumptie-ei verhandeld worden indien zij een behandeling hebben ondergaan waarbij de uitschakeling van Salmonella gegarandeerd is. Het transport van deze eieren gebeurt volgens de bepalingen van artikel 22 van het KB van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee (zie ook Bijlage 1.5 zoönosen); f) voor de opzet van een nieuwe toom pluimvee wordt de stal grondig gereinigd en ontsmet. De nodige leegstand (minstens tot de stal volledig droog is) wordt gerespecteerd; g) na het reinigen en ontsmetten en de verplichte sanitaire leegstand wordt de stal gecontroleerd door DGZ of ARSIA op de aanwezigheid van Salmonella. Indien het resultaat van het bacteriologisch onderzoek positief is voor Salmonella, moet de stal opnieuw gereinigd en ontsmet worden. Dit wordt herhaald tot Salmonella niet meer kan teruggevonden worden door de controles van DGZ of ARSIA.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 99/242
Bijlage 37_12
BIJLAGE 37_12: PLUIMVEE –BEGELEIDINGSDOCUMENT SLACHTPLUIMVEE Bron: Bijlage II van Koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee. I. RUBRIEK VOORBEHOUDEN AAN DE VERANTWOORDELIJKE VAN HET PLUIMVEEBEDRIJF 1. Sanitel-vignette, zo niet : Beslagnummer : ...................................................................................................................................... Naam verantwoordelijke : ........................................................................................................................ Adres : ..................................................................................................................................................... Postcode / woonplaats : .......................................................................................................................... Tel. : ............................................................... Fax : ............................................................................... 2. Identificatie van productieronde : Aantal stuks pluimvee bij opzet : ............................................................................................................. Soort en type (vleeskippen / legkippen / kalkoenen / andere) : ............................................................... Datum van opzet : .................................................................................................................................... Kwalificatie :
A
B
C
3. Voeders met verplichte wachttijd toegediend gedurende de laatste 6 weken Naam van het voeder
Gebruikte additieven met wachttijden Naam van additief
Begindatum
Einddatum
Wachttijd
4. Naam en plaats van slachthuis van bestemming : Vermoedelijke slachtdatum : ................................................................................................................... 5. Het hierboven geïdentificeerde pluimvee is niet afkomstig van een bedrijf waar het pluimvee en de producten door de Dienst onder bewarend of definitief beslag werden geplaatst. Naar waarheid ingevuld door de bedrijfsverantwoordelijke : .............................................................................................. (handtekening) Datum : ................................................................................ II. RUBRIEK VOORBEHOUDEN AAN DE BEDRIJFSDIERENARTS 1. Bedrijfsdierenarts: stempel / naam / ordernummer : ........................................................................... Tel. : ..................................................................... Fax : ......................................................................... 2. Vaccinaties gedurende de laatste 8 weken (naam, datum van toediening) : .................................................................................................................................................................. 3. Diergeneeskundige onderzoeken en behandelingen gedurende de laatste 6 weken : Leeftijd
Sterfteaantal
Ziekten Naam
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Geneesmiddelen Begindatum Einddatum
Wachttijd
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 100/242
Bijlage 37_12 4. Resultaat laboratoriumonderzoeken voor de controle op zoönoseverwekkers : (niet verplicht in geval van kwalificatie ≪ C ≫) Het aantal bijlagen : Naar waarheid ingevuld door de bedrijfsdierenarts : ............................................................................................. (handtekening) Datum : ................................................................................
III. RUBRIEK VOORBEHOUDEN AAN DE VERVOERDER 1. Naam van de vervoerder : ................................................................................................................... Nummerplaat van voertuig : .................................................................................................................... 2. Laadmelding : Datum van laden .......................................... (uur (aanvang)) ................................................................ Voederpannen leeg om ................................................ (volgens verklaring van de verantwoordelijke) 3. Vervoer : Aantal dieren opgeladen : ..................................................................................................... Aantal dieren afgeleverd :......................................................................................................................... Naam van slachthuis : ............................................ gevestigd te (gemeente) : .................................... Naar waarheid ingevuld door de vervoerder : ............................................................................................. (handtekening) Datum : ................................................................................
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 101/242
Bijlage 37_13
BIJLAGE 37_13: PLUIMVEE – HYGIËNOGRAM Na reinigen en ontsmetten van het hok De doeltreffendheid van de reiniging en ontsmetting van het hok en de hokinrichting wordt gecontroleerd middels een hygiënogram uitgevoerd door een geaccrediteerd en erkend laboratorium, vóór de opzet van elke nieuwe productieronde. Indien één van de periodieke controles aanwezigheid van Salmonella aangaf, dient er samen met de staalname voor het hygiënogram tevens swabmonsters te worden genomen om de afwezigheid van Salmonella na te gaan.
1. Aanvaarde onderzoekslaboratoria De volgende laboratoria zijn gemachtigd om de staalname en onderzoeken uit te voeren: laboratoria van Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw; laboratoria van ARSIA asbl. De bacteriologische detectie wordt uitgevoerd volgens de ISO 6579-2002 Annex D Methode (MSRV). De serotypering wordt uitgevoerd volgens het Kaufmann-White Schema.
2. Resultaten en maatregelen 2.1. Hygiënogram(1) Uiterlijk 4 dagen na de aflezing in het labo wordt het resultaat aan de pluimveehouder en bedrijfsdierenarts overgemaakt. De scores van de individuele stalen alsook van de controlestalen en het gemiddelde worden op het formulier vermeld. De uitslagen van de laboratoriumonderzoeken dienen vijf jaar bewaard. Het labo-verslag vermeldt tevens de maatregelen die genomen moeten worden indien de score hoger is dan 1,5, namelijk : ≤ 1,5 : akkoord 1,5 ≤ 3,0 : er dient opnieuw ontsmet te worden alvorens nieuwe dieren worden geplaatst. Na de volgende leegstandsperiode mogen pas nieuwe dieren worden geplaatst indien de score ≤ 1,5 is. > 3,0 : Opnieuw reinigen en ontsmetten en nieuw hygiënogram. Er mogen pas nieuwe dieren worden geplaatst indien de score ≤ 1,5 is. 2.2. Swabmonsters Het laboratorium vermeldt op het beproevingsverslag de resultaten van de Salmonella-isolatie. Indien aanwezigheid van Salmonella wordt aangetoond, wordt tevens het serotype vermeld. Indien het onderzoek op de swabmonsters de aanwezigheid van Salmonella aantoont, dient opnieuw gereinigd en ontsmet te worden tot het onderzoek op swabmonsters de afwezigheid van Salmonella bevestigt. Pas dan kunnen de hokken opnieuw bevolkt worden.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 102/242
Bijlage 37_14
BIJLAGE 37_14: PLUIMVEE – ERKENDE MIDDELEN De lijst van erkende biociden voor reiniging, ontsmetting, ongediertebestrijding, dippen, sprayen is te raadplegen op https://portal.health.fgov.be/portal/page?_pageid=56,512448&_dad=portal&_schema =PORTAL&ITEM_ID=825582&SITE_ID=56&PAGE_ID=512606&isportlet=true&p_se curity=ON De lijst van erkende pesticiden en gedetailleerde informatie over de producten (o.a. toepassingsgebied) is terug te vinden op http://www.fytoweb.fgov.be/indexNL.asp De erkende ontsmettingsmiddelen die toegelaten zijn tegen aviaire influenza zijn raadpleegbaar op de website van het FAVV: http://www.favv.be/ai-ia/aisituation/measures_nl.asp
Alle bovenstaande informatie kan tevens aangevraagd worden bij het secretariaat van Belplume vzw – Albert II-laan 35, bus 51 – 1030 Brussel.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 103/242
Bijlage 37_15
BIJLAGE 37_15: PLUIMVEE – WATERONDERZOEK Hieronder worden de volgende punten achtereenvolgens omschreven omtrent het jaarlijks uit te voeren wateronderzoek: 1. Drinkwater: frequentie; 2. Reinigingswater: frequentie; 3. Procedure staalname; 4. Aanvaarde onderzoekslaboratoria; 5. Resultaten en maatregelen.
1. Drinkwater : analysefrequentie Er dient in principe een jaarlijks drinkwateronderzoek uitgevoerd te worden. Het drinkwatersysteem moet steeds gesloten zijn. Dit betekent dat wanneer er gebruik gemaakt wordt van een buffervat, dit minstens afgesloten moet zijn met een deksel. De uit te voeren onderzoeken zijn afhankelijk van de oorsprong van het gebruikte water en het al dan niet voorkomen van een buffervat:
Geen of goed afgesloten buffervat (vlotterbak of voorraadtank) Slecht afgesloten buffervat (vlotterbak of voorraadtank)
Putwater Per put een chemisch en bacteriologisch onderzoek
Per put een chemisch onderzoek en per hok een bacteriologisch onderzoek
Leidingwater Hetzij: geen onderzoek, maar tijdens leegstand drinkwatersysteem reinigen en ontsmetten Hetzij: bacteriologisch onderzoek in één hok Per hok een bacteriologisch onderzoek
De staalname moet gebeuren: Tijdens de periode van juni tot september; Tijdens een productieronde. 2. Reinigingswater : analysefrequentie Indien putwater als reinigingswater wordt gebruikt, dient : Jaarlijks een chemisch onderzoek per put uitgevoerd te worden. Indien het putwater ook als drinkwater gebruikt wordt, volstaat één chemisch onderzoek per jaar. Een bacteriologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien in alle hokken de score van het hygiënogram meer dan 1,5 aangeeft.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 104/242
Bijlage 37_15
3. Procedure staalname De pluimveehouder is verantwoordelijk voor correcte uitvoering van de staalname. Benodigdheden: Voor een bacteriologisch onderzoek: een steriele fles van 1 liter, afgesloten met een steriele dop (kurk of schroefdop); Voor een chemisch onderzoek: een steriele, bij voorkeur donkere fles van 250 ml, afgesloten met een steriele dop (kurk of schroefdop); Elke fles moet voorzien zijn van een etiket waarop minstens de volgende gegevens genoteerd worden: naam en adres van het labo, naam van de klant, afnamepunt, soort water en datum van de staalname; Inzendformulier : model zie bijlage 16. Praktische uitvoering van de staalname: De staalnemer draagt schone bedrijfskleding en wast en ontsmet zorgvuldig zijn handen alvorens de steriele fles en dop aan te raken; Indien het staal bedoeld is voor drinkwateronderzoek: het staal wordt zo proper mogelijk genomen op het einde van het drinkwatersysteem; Indien het staal bedoeld is voor onderzoek op reinigingswater: het staal wordt zo proper mogelijk genomen aan een aftappunt; Sluit de fles af, droog de buitenkant en voeg bij de fles het inzendformulier. Elke inzending moet vergezeld gaan van een ingevuld inzendformulier (model zie bijlage 10). De pluimveehouder is verantwoordelijk voor het binnenbrengen van het staal op het laboratorium. 4. Onderzoekslaboratoria De volgende laboratoria zijn gemachtigd om de onderzoeken uit te voeren: Laboratoria van Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw; Laboratoria van ARSIA asbl; Lavetan NV, Nijverheidstraat 15, 2350 Vosselaar; ProHealth BV, Schoutlaan 4a, NL-6002 EA Weert; Silliker NV, Hoogkamerstraat 42, 9100 Sint-Niklaas; Elk laboratorium dat geaccrediteerd is voor het uitvoeren van drinkwateranalyses en erkend is door het FAVV. Deze labo’s zijn er aan gehouden te werken conform hoofdstuk V van het Vademecum voor de bedrijfsdierenarts, Lastenboek voor de laboratoria, Gezondheidskwalificatie van pluimvee, Ministerie van Middenstand en Landbouw, Veterinaire Diensten, 30 maart 2000. 5. Resultaten en maatregelen De resultaten van de onderzochte criteria worden genoteerd op het beproevingsverslag dat de vermelding van het inzendformulier overneemt. Het document wordt gezonden naar de pluimveehouder en naar de bedrijfsdierenarts. De beproevingsverslagen worden gedurende vijf jaar op het bedrijf bewaard.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 105/242
Bijlage 37_15
Norm
Tolerantie (toegestane afwijking)
Bacteriologische parameters Totaal kiemgetal Max. 100.000 per ml Totaal E. Coli Max. 100 per ml Fecale streptococcen afwezig Chemische parameters pH (zuurtegraad) 4-9 Fe (ijzer) 2,5 mg/l Hardheid 20 °D nitriet 1,0 mg/l
10% 10% Geen 10% 10%
Indien de bacteriologische normen boven de toegestane afwijking worden overschreden, dient het drinkwatersysteem zo spoedig mogelijk gereinigd en ontsmet te worden. Daarna volgt een nieuwe staalname om de bacteriologische kwaliteit van het drinkwater te controleren. Indien het putwater betreft dient tevens een staal aan de bron genomen te worden om de bacteriologische kwaliteit van het drinkwater te controleren. Chemische parameters bij putwater : • indien de zuurtegraad en/of het nitrietgehalte de norm met meer dan 10% overschrijden, dan dienen passende maatregelen genomen te worden. Daarna volgt een nieuwe staalname om de chemische kwaliteit te controleren. Het putwater kan pas opnieuw gebruikt worden wanneer voldaan is aan de normen; • een te hoge score bij hardheid en ijzergehalte heeft geen directe consequenties. Een te hoge hardheid kan evenwel de werkzaamheid van sommige ontsmettingsmiddelen afremmen.
(1)
Bron :
Vademecum voor de bedrijfsdierenarts, Lastenboek voor de laboratoria, Gezondheidskwalificatie van pluimvee, Ministerie van Middenstand en Landbouw, Veterinaire Diensten, 30 maart 2000.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 106/242
Bijlage 37_16
BIJLAGE 37_16: PLUIMVEE – INZENDFORMULIER LABO-ANALYSE
IDENTIFICATIE PLUIMVEEBEDRIJF
LABORATORIUM VAN BESTEMMING
Naam : Volledig adres :
Naam : Volledig adres :
Beslagnummer : Type bedrijf : O reproductie O braadkippen Tel : Fax : e-mail : IDENTIFICATIE VAN DE BEDRIJFSDIERENARTS Naam : Volledig adres :
Tel : Fax : e-mail :
IDENTIFICATIE VAN HET STAAL Naam staalnemer : Datum en uur staalname : Hoknummer : Uniek lotnummer : O ANALYSE OP WATER
O ANALYSE OP VOEDER
Oorsprong water : O putwater O leidingwater Bestemming water : O drinkwater O reinigingswater Afgesloten buffervat aanwezig : O ja O neen Aangevraagd onderzoek : O totaal kiemgetal O E. Coli O fecale streptococcen O Salmonella-bepaling O Salmonella-typering1 O pH O ijzergehalte O hardheid O nitriet
Type staal : O mengstaal O enkelvoudig staal Materiaal : O stof O veevoeder Aangevraagd onderzoek : O Salmonella-bepaling O Salmonella-typering1 O ander : …………
Opm : 1 : Salmonella-typering is enkel verplicht voor reproductiebedrijven.
Opgemaakt te ….……………… op ../../…. Naam + handtekening verantwoordelijke pluimveehouder
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 107/242
Bijlage 37_17
BIJLAGE 37_17: PLUIMVEE –CERTIFICAAT VOOR DE INTRACOMMUNAUTAIRE HANDEL Bron: Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 tot vaststelling van een geharmoniseerd model voor een certificaat en inspectieverslag voor het intracommunautaire handelsverkeer in dieren en producten van dierlijke oorsprong. EUROPESE GEMEENSCHAP
Certificaat voor de intracommunautaire handel
Deel I : Informatie betreffende de aangeboden zending
I.1. Verzender
‘
I.2. Referentienummer certificaat
I.2.a. .Lokaal Referentienummer
Naam I.3. Bevoegde centrame autoriteit Adres I.4. Bevoegde lokale autoriteit
Postcode I.5. Geadresseerde
I.6. Nr. van bijbehorende originele certificaten documenten
Nr. Van bijbehorende
Naam Adres I.7. Handelaar
Postcode
Naam : I.8 Land van oorsprong
ISO-code
I.9 Regio van oorsprong
Code
I.12 Plaats van oorsprong / Plaats van de vangst
Erkenningsnummer
I.10 Land van bestemming
ISO-code
I.11 Regio van bestemming
Code
I.13 Plaats van bestemming
Bedrijf
Verzamelcentrum
Bedrijfsruimte van de handelaar
Bedrijf
Verzamelcentrum
Bedrijfsruimte van de handelaar
Erkende organisatie
Spermacentrum
Erkend aquacultuurbedrijf
Erkende organisatie
Spermacentrum
Erkend aquacultuurbedrijf
Embryoteam
Inrichting
Overige
Embryoteam
Inrichting
Overige
Naam :
Erkenningsnummer :
Naam :
Adres :
Erkenningsnummer :
Adres :
Postcode
Postcode
I.14 Plaats van lading
I.15 Datum en uur van vertrek
Postcode I.16 Vervoermiddelen
I.17 Vervoerder Vaartuig
Vliegtuig Wegvoertuig
Treinwagon Andere
Naam :
Erkenningsnummer
Adres :
Identiciatie : Postcode : I.18 Diersoort / Product
Lidstaat I.19 Productcode (GN-code) I.20 Aantal / Hoeveelheid
I.21 Temperatuur producten
I.22 Aantal verpakkingen Gekoeld
Omgevingstemperatuur I.23 Nr. zegel en nr. container :
Bevroren I.24 Aard van de verpakking
I.25 Dieren / Producten gecertificeerd voor : Fokken
Mesten
Slacht
Transhumance
Kunstmatige reproductie
Geregistreerde paarden
Heruitzetting wild
gezelschapsdieren
Menselijke consumptie
Diervoeder
Farmaceutisch gebruik
Technisch gebruik
I.26 Doorvoer door een derde land ISO-code
Lidstaat
ISO-code
Punt van uitgang
Code
Lidstaat
ISO-code
Punt van binnenkomst
Nr. BIP
Lidstaat
ISO-code
I.29 Geschatte duur van het vervoer
I.28 Uitvoer Derde land
Ja
Overige
I.27 Doorvoer door de lidstaten
Derde land
Punt van uitgang I.30 Reisschema
Erkende instelling
ISO-code Code Neen
I.31 Identificatie van de dieren
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 108/242
Bijlage 37_17 EUROPESE GEMEENSCHAP
Certificaat voor de intracommunautaire handel II.a. Referentienummer certificaat
II.b. .Lokaal Referentienummer
Deel II : Certificering
II. Informatie over de gezondheid
‘
Officiële dierenarts of officiële inspecteur Naam (in hoofdletters)
Hoedanigheid en titel
Lokale veterinaire eenheid
Nr. LVE
Datum :
Handtekening
Stempel
Specifieke gezondheidsvoorschriften die moeten worden ingevuld.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 109/242
Bijlage 37_17 EUROPESE GEMEENSCHAP
Certificaat voor de intracommunautaire handel
III.1. Datum van de controle
III.2. Referentienummer certificaat
III.3 Documentencontrole
Neen
Ja
Deel III : Controle
III.4 Overeenstemmingscontrole
Conform
Niet-conform
Aanvullende garanties
Conform
Niet-conform
Nationale eisen
Conform
Niet-conform
EU-norm
III.5 Fysieke controle
Neen
Aantal gecontroleerde dieren
Conform
Niet-conform
Neen
Conform
Ja Niet-conform
III.6 Laboratoriumtests
Neen
Ja
Steekproef
Verdenking
Conform
Niet-conform
Datum : Getest op :
III.7 Controle op het welzijn
Neen
Ja
Conform
Niet-conform
Resultaten :
III.9 Overtreding van de gezondheidswetgeving
III.8 Inbreuk op de wetgeving inzake dierenwelzijn
III.9.1 Geen / Ongeldig certificaat
III.8.1 Ongeldige vervoersvergunning
III.9.2 Documenten niet conform
III.8.2 Niet-conforme vervoermiddelen III.8.3 Overbelading
III.9.3 Niet-geautoriseerd land
Gemiddeld oppervlak
III.9.4 Niet-erkende regio / zone
III.8.4 Vervoertijden niet in acht genomen
III.9.5 Diersoort verboden
III.8.5 Te weinig drinken of voer
III.9.6 Geen aanvullende garanties
III.8.6 Mishandeling of verwaarlozing van de dieren
III.9.7 Bedrijf niet toegestaan
III.8.7 Overige
III.9.8 Zieke of verdachte dieren
III.10 Gevolgen van het vervoer voor de dieren Aantal dode dieren :
Schatting :
Aantal niet voor vervoer geschikte dieren :
Schatting :
III.9.9 Niet-conforme testresultaten III.9.10 Geen / Onwettige identificatie III.9.11 Voldoet niet aan de nationale eisen III.9.12 Onjuist adres van de plaats van bestemming
Aantal geboorten of abortussen :
III.9.14 Overige III.11 Correctieve maatregelen
III.12 Follow-up van de quarantaine
III.11.1 Vertrek uitgesteld III.11.2 Overlandprocedure III.11.3 Quarantaine III.12.1 Slacht / Euthanasie
III.11.4 Slacht / Euthanasie III.11.5 Vernietiging van de karkassen / producten
III.12.2 Ontslag
III.11.6 Terugzending III.11.7 Behandeling van de producten III.11.8 Gebruik van de producten voor andere doeleinden Identificatie III.13 Plaats van de controle Inrichting
Bedrijf
Verzamelcentrum
Bedrijfsruimte van de handelaar
Erkende organisatie
Spermacentrum
Haven
Vliegveld
Punt van uitgang
Onderweg
Overige
III.14 Officiële dierenarts of officiële inspecteur
Lokale veterinaire eenheid
Nr. LVE
Naam (in hoofdleteers) : Hoedanigheid en titel Datum :
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Handtekening :
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 110/242
Bijlage 37_18
BIJLAGE 37_18: PLUIMVEE – GEVARENANALYSE Processtap Instrooien stal
Aanvoer ééndagskuikens
MANAGEMENT: - Voederen
- Voerlevering
Omschrijving van het Aard Algemene en preventieve mogelijke gevaar maatregel B Bodemstrooisel moet zodanig Bodem- en neststrooisel opgeslagen worden dat dit kan toxines van schimmels schoon, droog en schimmelvrij of residuen van blijft behandelings-producten, Strooisel mag niet meer dan houtkrullen, … bevatten. 20% vocht bevatten, dient een normale kleur te hebben en dienen schoon te zijn en vrij van toxische stoffen Instroom gecontamineerd B Deugdelijke afwatering ten water opzichte van de pluimveehokken Microbiële contaminatie B Losplaatsen verhard en tijdens transport van reinigbaar ééndagskuikens Vervoermiddelen moeten visueel schoon zijn Insleep van SalmonellaB Van elke levering wordt een besmetting via stofstaal of een voederstaal diervoeders. bewaard. Dit kan gebruikt worden voor het traceringsonderzoek ingeval van Salmonella-positieve uitgangscontrole. Na elke productieronde moet voedersilo leeg zijn Indien S-onderzoeken op stof- of voederstalen positief zijn, moet silo leeg gemaakt, gereinigd en ontsmet worden Opstapelen van PCB’s, C Risicogrondstoffen (o.a. zware metalen, pesticiden, diermeel en dierlijke vetten, … uit het voeder in het haring- en vismeel en kaoliniet) kippenvlees. moeten gecontroleerd zijn op PCB’s. De veevoedersector heeft hiervoor in de ‘autocontrole-gids dierenvoeders’ een gevarenanalyse uitgevoerd. Microbiële contaminatie B Voedersilo’s worden op een via de transportmiddelen verharde, reinigbare ondergrond van voeder geplaatst en moeten van buiten de pluimveehokken gevuld worden Vervoermiddelen moeten visueel schoon zijn
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 111/242
Bijlage 37_18
- Drenken
Drinkwater met een te hoge bacteriologische belasting
B
- Vaccinatie en medicatie
Residuen van medicatie in het kippenvlees
C
- Dagelijkse verzorging en controle
Insleep van ziektes en microbiële contaminatie via verzorgers
B
- Preventie en monitoring dierenziekten en Salmonella
Salmonellabesmetting
B
Verhoogde gevoeligheid voor infecties tijdens de geforceerde rui op het einde van de legtijd
B
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Reiniging en ontsmetting van het drinkwatersysteem na elke productieronde Jaarlijks bacteriologische onderzoek van het drinkwater Het watersysteem moet gesloten zijn Naleven van wachttermijnen (gedocumenteerd in medicijnenregister) Medicijnenregister Schriftelijke overeenkomst met bedrijfsdierenarts Inentingen tegen NCD moeten gebeuren overeenkomstig de officiële vaccinatieschema’s en methodes Pluimveehokken afgesloten en enkel te betreden op vraag of onder begeleiding van bedrijfsleider Leefruimte van de dieren enkel betreden na gebruik hygiënesluis Bedrijfseigen kleding en schoeisel Uitvoeren ingangscontrole Uitvoeren uitgangscontrole per hok Indien Salmonella-onderzoeken op stof- of voederstalen aanwezigheid van S.e. of S.t. aantonen, reinigen en ontsmetten van de voedersilo’s Indien positieve uitgangscontrole swabonderzoek laten uitvoeren Uitvoeren staalnames volgens het opgelegd schema Preventief vaccinatie van de moederdieren. Tweewekelijkse bacterieel Sonderzoek
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 112/242
Bijlage 37_18
DIENSTEN DOOR DERDEN: - Dierenarts - Bezoekers
Pluimveeziekten
B
Insleep van ziektes en microbiële contaminatie via dierenarts Insleep van ziektes en microbiële contaminatie via bezoekers
B B
- Pluimveeservice- Insleep van ziektes en activiteiten microbiële contaminatie via personen en materiaal
B
- Ophalen krengen Insleep van ziektes en microbiële contaminatie door ophaling van krengen
B
OMGEVINGSFACTOREN: - Andere dieren
Microbiële kruiscontaminatie via ander sier- of nutsgevogelte of (landbouw)huisdieren
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
B
Schriftelijke overeenkomst met de bedrijfsdierenarts Verplichte vaccinatie tegen NCD De pluimveehouder laat alle productieronden onderzoeken door de bedrijfsdierenarts, indien er een reductie van de normale voeder- en wateropname is van meer dan 20 % of wanneer er een sterfte is van meer dan 3 % per week. In geval van een besmettelijke pluimveeziekte wordt de bevoegde provinciale controleeenheid (PCE) van het FAVV verwittigd. Schriftelijke overeenkomst met de bedrijfsdierenarts Pluimveehokken afgesloten en enkel te betreden op vraag of onder begeleiding van bedrijfsleider Leefruimte van de dieren enkel betreden na gebruik hygiënesluis Bedrijfseigen kleding en schoeisel Alle bezoekers moeten zich inschrijven in het bezoekersregister Pluimveeservicebedrijven, bedrijfseigen personeel en occasionele helpers moeten zich inschrijven in het bezoekersregister Leefruimte van de dieren enkel betreden na gebruik hygiënesluis Bedrijfseigen kleding en schoeisel Ophaling krengen zonder pluimveebedrijf te besmetten Opslagplaats voor krengen voorzien van koelinrichting Recipiënten dienen na elke ophaalbeurt gereinigd en ontsmet te worden Alle pluimvee gehouden op één bedrijf zijn onderworpen aan de autocontrolegids Geen (landbouw)huisdieren in de pluimveehokken
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 113/242
Bijlage 37_18
- Ongediertebestrijding
Microbiële kruiscontaminatie via andere vogels Ongedierte treedt op als vector voor Salmonella, Campylobacter of andere ziekteverwekkers Insleep van ziektes en microbiële contaminatie via personen en materiaal bij het uitvoeren van de ongediertebestrijding
B
Pluimveehokken zijn vogeldicht
B
Er wordt een doeltreffend ongediertebestrijdingplan toegepast. Indien niet effectief wordt dit bijgestuurd. Bedrijfseigen personeel en occasionele helpers moeten zich inschrijven in het bezoekersregister Bedrijfseigen kleding en schoeisel Gebruiken van nog nooit gebruikte karton trays, visueel schone en ontsmette plastic trays of voorbroedladen Uitgesorteerde eieren apart aanbieden Vervoermiddelen visueel schoon Nadat de broedeieren zijn opgehaald, wordt minstens de vloer van het eierbewaarlokaal gereinigd en ontsmet. Indien het eierlokaal geen afzonderlijke dienstingang heeft voor de ophaling van eieren moeten alle looproutes gereinigd en ontsmet worden nadat de broedeieren zijn opgehaald. Laadplaats verhard en reinigbaar Enkel bijplaatsing na serologisch en/of bacteriologisch onderzoek
B
Microbiële contaminatie van de broedeieren tijdens het transport
B
Insleep van ziektes
B
Insleep van ziektes door bijplaatsen van hanen die besmet zijn met S.e./S.t./M.g./… Microbiële contaminatie via kratten en transportmiddelen bij ophalen uitgeselecteerd pluimvee
B
Vaccinatie en Microbiële contaminatie snavelbehandeling via personen en materiaal door servicebedrijf bij het uitvoeren van volgende activiteiten: enten, snavelbehandelen
B
Afvoer broedeieren
INSTROOM: - Bijplaatsing hanen Afvoer van uitgeselecteerd pluimvee
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
B
Aanbieden van uitgeselecteerd pluimvee in zorgvuldig gereinigde en ontsmette kratten. Kratten en transportmiddelen van poeliers en slachthuizen mogen niet op het bedrijfsterrein gebracht worden. Bedrijfseigen personeel en occasionele helpers moeten zich inschrijven in het bezoekersregister Bedrijfseigen kleding en schoeisel
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 114/242
Bijlage 37_18
Voederpannen minstens 6 uur voor het laden leeg of omhoog getrokken zodat reforme kippen nuchter zijn bij het slachten. Drinkwater niet beperken Wegladen Insleep van ziektes en B Bedrijfseigen personeel en microbiële contaminatie occasionele helpers moeten zich via personen en materiaal inschrijven in het bij vangen en laden bezoekersregister Bedrijfseigen kleding en schoeisel Microbiële contaminatie B Laad- en losplaatsen verhard en via de transportmiddelen reinigbaar van reforme kippen Vervoermiddelen moeten visueel schoon zijn Microbiële B Alle kippen moeten bij levering kruiscontaminatie in het aan het slachthuis vergezeld te slachthuis van S-besmette zijn van het document naar niet-besmette loten begeleiding slachtpluimvee. Hierop wordt het resultaat van de uitgangscontrole genoteerd zodat het mogelijk is logistiek te slachten Microbiële B Na elke productieronde worden kruiscontaminatie van de de stallen gereinigd en ontsmet ene naar de volgende (met erkende productieronde ontsmettingsmiddelen). De doeltreffendheid van R&O wordt vóór de opzet van elke nieuwe productieronde gecontroleerd met een hygiënogram Wanneer uitgangscontrole positief is, bijkomend swabmonsters Reinigen en Water met een te hoge B/C Jaarlijks chemisch en ontsmetten van de hardheid, remt de werking bacteriologisch onderzoek van stallen van sommige het reinigingswater indien ontsmettingsmiddelen putwater Insleep van ziektes en B Bedrijfseigen personeel en microbiële contaminatie via occasionele helpers moeten zich personen en materiaal bij inschrijven in het het ontsmetten en reinigen bezoekersregister van hokken Bedrijfseigen kleding en schoeisel Nuchter zetten slachtrijpe kippen
Fecale contaminatie
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
B
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 115/242
Bijlage 38_1
3.8. BROEIERIJEN EN BIJLAGE 38_1: BROEIERIJ – STROOMSCHEMA
Ophalen en transport broedeieren Receptie en opslag broedeieren Ontsmetting broedeieren Inleg broedeieren Voorbroed Schouwen broedeieren Verwijderen klare eieren Broedeieren in uitkomkast Reinigen en ontsmetten herbruikbare voorbroedladen MANAGEMENT: - personeel - bezoekers - dagelijks onderhoud - reinigen en ontsmetten lokalen en inventaris - hygiënecontrole - preventie en monitoring pluimveeziekten en Salm. DIENSTEN DOOR DERDEN: - afhalen broeierij-afval - dierenarts - pluimveeservicebedrijven
HULPSTOFFEN Verpakkingsmateriaal Kuikenbakjes Entstoffen Water R&O producten Ongediertebestrijdingsmiddelen
OMGEVINGSFACTOREN Andere dieren Ongedierte Infrastructuur
AFVALSTROMEN Broeierij-afval Afvalwater
Scheiden kuikens van schalen Kwaliteitscontrole en afdoden uitgeselecteerde kuikens Tellen kuikens en vullen van kuikenbakjes Samenstellen loten kuikens per klant
Vaccinatie Opmaken aflever- en plaatsingsdocument
Transport ééndagskuikens Receptie, reinigen, ontsmetten en opslag van (gebruikte) kuikenbakjes
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 116/242
Bijlage 38_2
BIJLAGE 38_2: BROEIERIJ – STATUS VERMEERDERINGSDIEREN OF ÉÉNDAGSKUIKENS 1. Salmonellastatus van een lot vermeerderingsdieren Ingeval van vermeerderingsdieren worden vier verschillende Salmonellastatussen onderscheiden, nl.: vrij, verdacht, besmet met niet te bestrijden Salmonella's en besmet met te bestrijden Salmonella's. Voor de bepaling van deze Salmonellastatus wordt rekening gehouden met: • de resultaten van de onderzoeken bedoeld in Hoofdstuk 3.7.4. (F9) van de specifieke voorwaarden ‘reproductiepluimvee’; • de resultaten van de procescontrole bedoeld in Hoofdstuk 3.8.6. (K7) en Bijlage 38-5. STATUS Vrij
Verdacht
VOORWAARDEN Bij meest recent periodiek onderzoek op het lot vermeerderingsdieren: geen aanwezigheid van Salmonella aangetoond; En Bij de onderzoeken ‘procescontrole’: • hetzij geen aanwezigheid van Salmonella aangetoond; • hetzij aanwezigheid van Salmonella aangetoond, maar zonder bevestiging in de laatste drie controles. I. Bij meest recent periodiek onderzoek op het lot vermeerderingsdieren: aanwezigheid van niet te bestrijden Salmonella's, aangetoond maar niet bevestigd door een onderzoek binnen de 2 weken. II. Bij meest recente periodiek onderzoek op het lot vermeerderingsdieren: geen aanwezigheid van Salmonella aangetoond; En Bij de onderzoeken ‘procescontrole’: • hetzij aanwezigheid van te bestrijden zoönotische Salmonella's aangetoond, zonder ontkenning in de laatste drie controles; • hetzij aanwezigheid van zoönotische Salmonella, andere dan te bestrijden, aangetoond met herhaling van hetzelfde serotype binnen 2 weken.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
MAATREGELEN Procescontrole op schouweieren of indien dat technisch niet mogelijk is procescontrole op dons.
-
-
Logistiek broeden; Procescontrole op dons; De broeierij brengt de vermeerderaar op de hoogte van het positieve resultaat; Bevestigingsonderzoek op het lot vermeerderingsdieren, ingeval de besmetting vastgesteld is n.a.v. procescontrole.
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 117/242
Bijlage 38_2
Besmet met I. Bij meest recent periodiek onderzoek op niet te het lot vermeerderingsdieren: bestrijden aanwezigheid van niet te bestrijden Salmonella’s Salmonella, aangetoond én bevestigd door een onderzoek binnen de 2 weken
-
Besmet met II. Bij meest recent periodiek onderzoek op te bestrijden het lot vermeerderingsdieren: Salmonella’s aanwezigheid van te bestrijden zoönotische Salmonella's aangetoond én bevestigd door het tegenonderzoek door het FAVV
-
-
-
Logistiek broeden; Procescontrole op dons; De broeierij brengt de vermeerderaar op de hoogte van het positief resultaat. Ouderdieren die besmet zijn met te bestrijden Salmonella's worden op bevel van het FAVV geslacht; Eieren mogen niet uitgebroed worden en reeds ingelegde eieren worden vernietigd
2. Salmonellastatus van een lot ééndagskuikens De broeierij moet bij aflevering van ééndagskuikens aan braadkippenhouders de status van het lot ééndagskuikens meegeven, volgens onderstaande tabel: STATUS VOORWAARDEN EENDAGSKUIKENS
INFORMATIE NAAR BRAADKIPPENHOUDER
Vrij
-
Broedeieren waaruit de eendagskuikens geboren worden, zijn afkomstig van een lot vermeerderingsdieren met: - Salmonellastatus “vrij”; - Salmonellastatus “verdacht” met niet te bestrijden zoönotische Salmonella's ; - Salmonellastatus “besmet met niet te bestrijden zoönotische Salmonella's” én de broedeieren werden geproduceerd na de derde dag van de behandeling*;
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
-
Status “vrij” vermelden op afleverdocument; Indien uit de procescontrole blijkt dat de broedeieren en/of eendagskuikens toch besmet blijken: onderzoeksresultaat nazenden.
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 118/242
Bijlage 38_2
Mogelijk besmet
Broedeieren waaruit de eendagskuikens geboren worden, zijn afkomstig van een lot vermeerderingsdieren met Salmonellastatus “verdacht” of “besmet met niet te bestrijden zoönotische Salmonella's.” én de broedeieren werden geproduceerd tot en met de derde dag van de behandeling*; Of Tijdens de procescontrole: aanwezigheid van te bestrijden Salmonella's aangetoond
Status “mogelijk besmet” vermelden op afleverdocument; Onderzoeksresultaat ‘dons’ en/of ‘liggenblijvers’ nazenden.
* Een antibioticatherapie is verboden voor het behandelen van pluimvee tegen zoönotische Salmonella.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 119/242
Bijlage 38_3
BIJLAGE 38_3: BROEIERIJ – OVEREENKOMST VERANTWOORDELIJKE EN BEDRIJFSDIERENARTS 1. De ondergetekende ………………………………………………………….………………………..
(naam en voornaam)
…………………………………………………… ……..………..……………………………………………..
(volledig adres)
Verantwoordelijke van het pluimveebeslag gelegen te ………………….………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………...………
(volledig adres)
wijst aan als bedrijfsdierenarts voor het uitvoeren van de reglementaire controles op pluimvee: dierenarts ……………………………………………………………………………………………… aangenomen dierenarts te ……………………………………………………………………….
(postnummer en gemeente)
……………………………………………………………………………………………………...……… 2. De ondergetekende, dierenarts …………………………………………………………..……… aangenomen dierenarts te …………………………………………………………………
(naam en voornaam) (straat en nummer) (naam en voornaam)
(postnummer en gemeente)
ordenummer…………………………………………………………………………….………….…………………………………… verklaart kennis genomen te hebben van zijn aanwijzing als bedrijfsdierenarts door de dhr. /mevr ……………………………………………………………………………………….……………….… verantwoordelijke te ………………………………………..…………………………………
(naam en voornaam) (postnummer en gemeente)
voor het uitvoeren van de reglementaire controles en hiermede in te stemmen. Hij verbindt zich ertoe in geval van verhindering of ziekte een aangenomen dierenarts ter vervanging aan te wijzen. 3. Opgesteld de ………………………………………… te ………………………………………..………………………………… In twee exemplaren, waarvan één bestemd is voor de verantwoordelijke en één voor de dierenarts. De dierenarts maakt een kopie van zijn exemplaar over aan de inspecteur-dierenarts. Handtekening van de verantwoordelijke,
Handtekening van de dierenarts,
…………………………………………. …
……………………………….
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 120/242
Bijlage 38_4
BIJLAGE 38_4: BROEIERIJEN – LEIDRAAD OPSTELLEN VAN GHP-HANDBOEK De bedoeling van een GHP-handboek is op een systematische wijze de voorwaarden vast te leggen die gesteld worden aan de inrichting en aan de werking van een broeierij, teneinde kruisbesmetting met Salmonella of andere ziekteverwekkers maximaal te vermijden. Onderhavige leidraad is bedoeld als hulpmiddel en model bij het opstellen van een GHP-handboek. Elke broeierij dient de opgesomde onderwerpen verder te concretiseren voor de eigen bedrijfssituatie. Daartoe dienen minimaal de ondervermelde aandachtspunten in het bedrijfseigen GHP-handboek aan bod te komen. Elke bijkomende maatregel - die niet strijdig is met de vermelde basiseisen - is uiteraard toegestaan. Het GHP-handboek dient betrekking te hebben op zowel de inrichting als de werkwijze in de broeierij. Er wordt aanbevolen volgende vier hoofdstukken te weerhouden: 1. grondplan van de broeierij, 2. persoonlijke hygiëne, 3. hygiënemanagement in de broeierij, 4. behandeling bijproducten. 1. Grondplan van de broeierijgebouwen Op een origineel of kopie van een actueel grondplan van de bedrijfsgebouwen worden: • alle onderscheiden lokalen dienstig voor de broeierij-activiteiten aangeduid en benoemd: o.a de hygiënesluis, de eiersorteerplaats, het eierontvangst- en/of bewaarlokaal, het ontsmettingslokaal, het voorbroedlokaal, de overlegruimte, het uitkomstlokaal, het afraaplokaal, het kuikenlokaal en het waslokaal, opslaglokalen voor hulpstoffen (entmiddelen, kuikenpapier, reinigingsmiddelen, ontsmettingsmiddelen…) opslag- en aanbiedingsplaats van het destructiemateriaal, … • alle gebruikelijke aanvoerroutes: aanvoer broedeieren, hulpstoffen zoals vaccins, kuikenpapier, … • alle gebruikelijke afvoerroutes voor: ééndagskuikens, schouweieren, broeierijafval, … • de flow van materiaal en personeel binnen de broeierij • aanvoer- en afvoerstromen van lucht 2. Persoonlijke hygiëne Alle personen die de bedrijfsgebouwen betreden en/of er werkzaam zijn, dienen instructies te krijgen over persoonlijke hygiëne en hygiënisch handelen: 1) Alle personeelsleden - zowel in dienstverband als de helpers - dienen werkvoorschriften te ontvangen die handelen over o.a. het wassen van handen, douchen, dragen van bedrijfskleding (aparte kleding/schoeisel voor vuile en propere gedeelten van de broeierij), verbod op eten en roken op de werkplek, respecteren van het éénrichtingsverkeer in de bedrijfsgebouwen, enz. 2) Alle personeelsleden in dienstverband dienen intern of extern opgeleid te worden zodat ze een basiskennis hebben over hygiëne, de Salmonellaproblematiek, de wijze van de verspreiding en de interne werkvoorschriften om Salmonella te beheersen; 3) Ook voor bezoekers dienen er duidelijke voorschriften te zijn omtrent douchen, dragen van bedrijfseigen kleding en schoeisel, … 3. Hygiënemanagement in de broeierij De exploitant van de broeierij dient de hygiënische werking van het bedrijf te documenteren aan de hand van volgende elementen: 1) Werkvoorschriften aan de vermeerderaar over het aanleveren van de broedeieren, waaronder de schriftelijke toelating tot aanleveren van bevuilde broedeieren of gewassen eieren;
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 121/242
Bijlage 38_4
2) Werkvoorschriften voor de wijze van ontvangst en verwerking van de broedeieren, zoals: de specifieke verwerking van de broedeieren naargelang de status van de moederdieren, wijze van sorteren, wijze van ontsmetten van de broedeieren, behandeling en wijze van inleggen van vuile en gewassen eieren, hygiëne bij overleggen, enz.; 3) Hygiënesignalisatie in de bedrijfsgebouwen: zoals de wijze waarop propere en vuile gedeelten in de broeierij worden aangegeven, aanduiding van de looproutes in de broeierij. Deze inrichting van de gebouwen dient overeen te stemmen met de aanduidingen op het grondplan: zie ook 1. 4) Reinigings- en ontsmettingsplan (=R&O-plan), waarin minimaal volgende punten zijn beschreven: • frequentie in relatie tot de functie van het lokaal; • gebruikte reinigings- en ontsmettingsmiddelen: technische fiche en erkenningnummer; • opslag hulpstoffen: reinigings- en ontsmettingsmiddelen, hogedrukreinigers, borstels, … • volgorde waarin de lokalen, de transportmiddelen (kratten dan wel containers), dienen te worden gereinigd • werkvoorschriften voor reinigings- en ontsmettingsploeg • aanduiden van een verantwoordelijke voor R&O-activiteiten • checklijst voor de controle na R&O: o.a. met vermelding van de te controleren punten, de bevindingen, tijdstip van controle alsook de uitvoerder; 5) Ongediertebestrijdingplan: waarin minimaal volgende punten zijn beschreven: • plaatsing van lokaas en vallen, bij voorkeur aangeduid op een grondplan; • signalering van het lokaas in de lokalen; • gebruikte ongediertebestrijdingsmiddelen en rodenticiden: technische fiche en erkenningnummer; • opslag hulpstoffen; • aanduiden van een verantwoordelijke; • bepalen controlefrequentie; • checklijst voor de controle: o.a. met vermelding van de te controleren punten, de bevindingen, tijdstip van controle alsook de uitvoerder. 6) Traceringsysteem doorheen de broeierij: o.a. • identificatie en lokalisatie van broedeieren en ééndagskuikens; • link tussen de inkomende broedeieren en uitgaande ééndagskuikens; • bewijs van logistiek broeden. • Zie ook Hoofdstuk 3.8.6. (K10, K11 en K12) Indien de broeierij beroep doet op een externe firma voor de uitvoering van de R&O-werkzaamheden en/of de ongediertebestrijding, dan kan het uitwerken van het plan bedoeld in 4) en 5) uitbesteed worden. De exploitant van de broeierij blijft verantwoordelijk voor de doeltreffendheid van de uitbestede werkzaamheden. 4. Behandelen bijproducten De broeierijactiviteit geeft aanleiding tot een aantal bijproducten, zoals: schalen, dode kuikens, schouweieren, dons, … De behandeling, afvoer, tijdelijke opslag evenals de ophaling van de diverse bijproducten dient zo te worden georganiseerd dat besmetting van propere ruimtes of producten door de bijproducten maximaal wordt voorkomen. Daarvoor dient de gebruikelijk flow aangeduid te worden op een grondplan (zie ook 1). Tevens dienen: • aan het bevoegde personeel duidelijke werkinstructies te worden gegeven; • met de afhalers duidelijke afspraken te worden gemaakt over frequentie van afhalen, reinheid van de transportmiddelen, …
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 122/242
Bijlage 38_5
BIJLAGE 38_5: BROEIERIJEN – PROCESCONTROLE A. LOGISTIEK BROEDEN en PROCESCONTROLE I. Methode Onder “logistiek broeden” wordt verstaan: het geheel van preventieve maatregelen dat tijdens de opeenvolgende fases in de broeierijactiviteiten wordt getroffen ten aanzien van broedeieren en/of ééndagskuikens afkomstig van vermeerderingsdieren met Salmonellastatus ‘verdacht’ of ‘ besmet niet S.e./S.t.’. De basisregel hierbij is: door een in tijd en/of ruimte gescheiden behandelen van broedeieren en/of ééndagskuikens met een verschillende Salmonellastatus, wordt elk contact tussen de diverse stromen binnen de broeierij vermeden, om op die wijze de producten met de meest gunstige Salmonellastatus niet te besmetten via producten met een minder gunstige status. Gedurende de opeenvolgende fases en manipulaties in de broeierij wordt er zorg voor gedragen dat: 1) de producten met verschillende Salmonellastatus zoveel mogelijk in afzonderlijke ruimten worden behandeld; 2) ingeval van manipulaties binnen eenzelfde ruimte: de producten met de meest gunstige status als eerste behandeld worden, m.a.w. dat onderstaande volgorde steeds nageleefd wordt: 1) Salmonellastatus ‘vrij’ 2) Salmonellastatus ‘verdacht’ 3) Salmonellastatus ‘besmet niet S.e. of S.t.’ Hierbij wordt bedoeld met “Salmonellastatus” de status - vastgesteld conform de bepalingen van tabel 38- - van het lot vermeerderingsdieren waarvan de broedeieren of ééndagskuikens voortkomen. II. Onderscheiden fases en manipulaties 1. Eitransport en -bewaring Om horizontale transmissie te voorkomen, worden de broedeieren van de bedrijven met vermeerderingsdieren met Salmonellastatus ‘vrij’ niet tezamen vervoerd met broedeieren afkomstig van vermeerderingsdieren met een lagere status. Indien dat niet mogelijk is, wordt de ophaalronde zodanig georganiseerd dat de volgorde zoals hiervoor beschreven onder I.2) gerespecteerd wordt bij het ophalen bij de opeenvolgende vermeerderingsbedrijven. Ingeval broedeieren op het vermeerderingsbedrijf worden ontsmet: blijft bij prioriteit de ophaalvolgorde bepaald door de Salmonellastatus van de vermeerderingsdieren, maar bijkomend worden bij gelijke status de ontsmette broedeieren opgehaald vóór het ophalen van de niet-ontsmette broedeieren. Na transport van broedeieren afkomstig van status ‘verdachte’ en/of ‘besmet niet S.e./S.t.’ dient extra zorg besteed te worden aan de reiniging en ontsmetting van de vrachtwagen en het transportmateriaal. 2. Logistiek was- en grondeieren Waseieren en grondeieren afkomstig van Salmonellastatus ‘verdacht’ of ‘besmet niet S.e./S.t.’worden bij voorkeur niet ingelegd. Wanneer dergelijke broedeieren toch ingelegd worden, dan gebeurt dat: • nooit in dezelfde voorbroedmachine waarin broedeieren afkomstig van de Salmonellastatus ‘vrij’ aanwezig zijn; • bij voorkeur in een aparte voorbroeder met alleen waseieren en grondeieren of in een voorbroeder met alleen broedeieren van status ‘ besmet niet S.e./S.t.’; • wanneer dat niet mogelijk is, dienen de waseieren en grondeieren altijd onderaan te worden geplaatst, zodat besmettingen door klapeieren zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 123/242
Bijlage 38_5
3. Ontsmetting op 18 dagen Indien broedeieren van de status ‘vrij’ tezamen met broedeieren van de status ‘verdacht’ en /of ‘ besmet niet S.e./S.t.’ in dezelfde voorbroeder hebben verbleven: al deze broedeieren worden na omleggen ontsmet. 4. Logistiek van schouwen en omleggen Het schouwen en omleggen van broedeieren wordt dusdanig gepland dat de volgorde zoals hiervoor beschreven onder I.2) gerespecteerd wordt. Na schouw en omleg van broedeieren van status ‘verdacht’ of ‘ besmet niet S.e./S.t.’ dient de apparatuur met extra zorg gereinigd en ontsmet te worden. De staalname voor procescontrole dient te gebeuren conform de voorschriften uit bijlage 38_5. 5. Klimaatscheiding uitkomstlokalen Broedeieren van de status ‘verdacht’ en/of ‘ besmet niet S.e./S.t.’ dienen in een apart uitkomstlokaal behandeld te worden. Indien de aanvoerlucht afkomstig is van een gezamenlijke ruimte, moet de aanvoer volledig gescheiden plaatsvinden van de luchtkanalen van de overige uitkomstlokalen. Voor de afvoer van de lucht geldt: • Wanneer de luchtafvoer plaatsvindt via een gezamenlijk luchtkanaal, dient de luchtafvoer van het uitkomstlokaal dat gebruikt wordt voor de status ‘verdacht’ en/of ‘ besmet niet S.e./S.t.’ als laatste op het afvoerkanaal worden aangesloten, zo dicht mogelijk bij de afvoer. • Wanneer de luchtafvoer plaatsvindt via een gezamenlijk luchtkanaal maar het uitkomstlokaal dat gebruikt wordt voor de status ‘verdacht’ en/of ‘ besmet niet S.e./S.t.’ kan niet als laatste op het afvoerkanaal en zo dicht mogelijk bij de afvoer aangesloten worden, dan dient voldoende onderdruk aanwezig te zijn in het afvoerkanaal. Dergelijke installaties worden verplicht voorzien van een automatische alarmmelding. Na uitkomst van status ‘verdacht’ en/of ‘ besmet niet S.e./S.t.’ moet extra zorg besteed worden aan de reiniging en ontsmetting van de ruimte en apparatuur. 6. Logistiek van uitkomst Bij het afrapen en verzendklaar maken van ééndagskuikens wordt het werk dusdanig georganiseerd dat de volgorde zoals hiervoor beschreven onder I.2) gerespecteerd wordt. Eendagskuikens van de status ‘vrij’ moeten uit het lokaal verwijderd zijn alvorens de minder gunstige statussen aangevat worden. Eendagskuikens met status ‘vrij’ mogen niet gelijktijdig worden opgeslagen tezamen met ééndagskuikens met status of ‘mogelijk besmet’: dat kan georganiseerd worden middels gescheiden lokalen ofwel middels gebruik van één lokaal op verschillende tijdstippen. Na behandeling en verblijf van ééndagskuikens met status ‘mogelijk besmet’, moet extra zorg besteed worden aan de reiniging en ontsmetting van de ruimte en apparatuur. Bepaling status ééndagskuikens: zie tabel 38-2. De staalname voor procescontrole dient te gebeuren conform de voorschriften uit deel C. 7. Kuikentransport Eendagskuikens met status ‘vrij’ worden niet tezamen met ééndagskuikens van een minder gunstige status vervoerd. Transportmiddelen en vrachtwagens die gediend hebben voor ééndagskuikens met een status ‘mogelijk besmet’ worden met extra zorg gereinigd en ontsmet. 8. Tracering en werkvoorschriften De identificatie van de producten dient dusdanig te worden opgezet dat het voor de medewerkers duidelijk is van welke Salmonellastatus de broedeieren afkomstig zijn en welke daarmee corresponderende werkvoorschriften moeten nageleefd worden. Deze aspecten dienen uitvoerig beschreven te zijn in het bedrijfseigen GHP-plan : zie bijlage 38_4.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 124/242
Bijlage 38_5
B. FLOW BROEDEIEREN Salmonella status “vrij”
Salmonella status “verdacht”
Salmonella status Salmonella status “besmet” niet S.e./S.t. “besmet” S.e./S.t.
Ontvangst broedeieren -
Eieren worden niet uitgebroed; - Reeds ingelegde eieren worden uit de broedkasten
Ontsmettingssluis Eieropslag Voorbroedmachines Schouw+omleg (18e dag) Schouw+omleg (18e dag)
Uitkomstkasten
Uitkomstkasten
Uitkomst (21e dag)
Uitkomst (21e dag)
dons
Kuikenopslag
Kuikenopslag
Transport
Transport
LOGISTIEK BROEDEN
schouweieren
inlegvel
Braadkippenbedrijf
Braadkippenbedrijf
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 125/242
Bijlage 38_5
schouweieren Als schouweieren positief zijn op S.e. en/of S.t.: 1. logistiek broeden 2. bevestigingsonderzoek bij moederdieren 3. traceringsonderzoek Als schouweieren Salmonella-positief zijn, maar andere dan S.e. of S.t.: 1. opvolgen gedurende 4 weken: van dezelfde herkomsten wordt nagegaan of hetzelfde serotype Salmonella wordt geïsoleerd in schouweieren en/of dons; 2. zodra een tweede isolatie van hetzelfde serotype binnen 4 weken: zelfde maatregelen als bij vaststelling van S.e. en/of S.t.
dons Als dons positief is op S.e. en/of S.t.: 1. logistiek broeden 2. bevestigingsonderzoek bij moederdieren 3. Salmonellastatus moederdieren: verdacht tot bekend worden resultaat bevestigingsonderzoek Salmonellastatus ééndagskuikens: “mogelijk besmet” 4. traceringsonderzoek Als dons Salmonella-positief is, maar andere dan S.e. en/of S.t.: 1. opvolgen gedurende 4 weken: van dezelfde herkomsten wordt nagegaan of hetzelfde serotype wordt geïsoleerd in dons; 2. zodra een tweede isolatie van hetzelfde serotype binnen 4 weken: zelfde maatregelen als bij vaststelling van S.e. en/of S.t.
inlegvel Als inlegvel positief is op S.e. en/of S.t.: 1. logistiek broeden 2. bevestigingsonderzoek op moederdieren 3. Salmonellastatus moederdieren: verdacht tot bekend worden resultaat bevestigingsonderzoek Salmonellastatus ééndagskuikens: “mogelijk besmet” 4. traceringsonderzoek Als inlegvel positief is, maar andere dan S.e. of S.t.: 1. opvolgen gedurende 4 weken: van dezelfde herkomsten wordt nagegaan of hetzelfde serotype wordt geïsoleerd in schouweieren en/of dons; 2. zodra een tweede isolatie van hetzelfde serotype binnen 4 weken: zelfde maatregelen als bij vaststelling van S.e. en/of S.t.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 126/242
Bijlage 38_5
C. MONSTERNAME IN HET KADER VAN DE PROCESCONTROLE
1. Doel Dit werkvoorschrift beschrijft de monstername van dons, liggenblijvers en schouweieren in broeierijen. De monsters worden genomen door een medewerker van de broeierij met het oog op procescontrole. Deze procescontrole is bedoeld ter aanvulling en ondersteuning van de monitoring bij vermeerderingsdieren op de aanwezigheid van Salmonella in strooiselmonster volgens de frequentie bepaald in het lastenboek van de reproductiebedrijven.
2. Frequentie In het kader van de procescontrole op de broeierij worden volgende drie types van monstername voorzien: donsmonsters, monsters op liggenblijvers en mengmonsters op schouweieren. Plaats en tijdstip in het proces alsook de antecedenten van de reproductiebedrijven zijn bepalend voor het type monsterneming dat wordt opgelegd. 2.1. Dons Een monstername op dons is vereist in volgende gevallen: – bij logistiek broeden nl. op dons voortgebracht door broedeieren afkomstig van een lot moederdieren met de status: Salmonella-verdacht of Salmonella-besmet niet S.e./S.t.; – na vaststelling van Salmonella-positief inlegvel: te beginnen vanaf de volgende uitkomst én gedurende 4 weken: bemonstering van elke volgende uitkomst met dezelfde antecedenten; – na vaststelling van Salmonella-positief n.a.v. broeierij-hygiëneonderzoek: gedurende 4 weken: bemonstering van elke volgende uitkomst; – na vaststelling van Salmonella-positief n.a.v. stofmonster en/of broeierijafval: gedurende 4 weken bemonstering van elke volgende uitkomst; – bij dons voortgebracht door broedeieren afkomstig van een lot moederdieren met de status Salmonella-vrij, maar de broeierij niet voorzien is om een mengmonster te nemen van de schouweieren. 2.2. Liggenblijvers Een monstername op liggenblijvers is voorzien binnen de context van een traceringonderzoek: zie bijlage 38_10. 2.3. Mengmonster schouweieren Een mengmonster op schouweieren is aangewezen indien de broedeieren afkomstig zijn van moederdieren met de status “Salmonella-vrij” De broeierij heeft steeds de mogelijkheid te opteren voor donsonderzoek i.p.v. onderzoek op schouweieren. 3. Onderzoekslaboratoria Voor de onderzoeken op afwezigheid van Salmonella kan beroep gedaan worden op elk laboratorium dat geaccrediteerd en erkend is voor de betrokken matrix - parametercombinatie. 4. Benodigdheden 4.1. Monstername van dons – steriele plastic zakken of potten – steriele plastic handschoenen – etiketten – inzendformulier
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 127/242
Bijlage 38_5
4.2. Monstername van liggenblijvers – 2 ongebruikte karton trays – plastic zak – steriele plastic handschoenen – etiketten – inzendformulier 4.3. Monstername van schouweieren – steriele plastic potten – steriele plastic handschoenen – etiketten – inzendformulier 5. Aantal en locatie van de te nemen monsters 5.1. Monstername van dons – per uitkomstkast worden tenminste vijf donsmonsters genomen. 5.2. Monstername van liggenblijvers – van één lot broedeieren dienen 60 liggenblijvers te worden bemonsterd. 5.3. Monstername van schouweieren – Indien de schouweieren onder liquide vorm worden afgevoerd: per schouwdag en per recipiënt wordt minimaal één gehomogeniseerd monster genomen; – Indien de schouweieren niet onder liquide vorm worden afgevoerd: per schouwdag: 5 % van alle schouweieren worden verzameld en gehomogeniseerd. 6. Werkwijze 6.1. Monstername van dons – Per uitkomstkast worden tenminste vijf donsmonsters genomen. – Elk donsmonster moet een monster zijn van minimaal 5 gram natte dons, genomen ten laatste de dag voor de uitkomstdag. – De monsters dienen op verschillende plaatsen in de uitkomstkast genomen te worden waarbij, bij voorkeur een monster van de ventilator of grond genomen moet worden en monsters genomen dienen te worden van de linker-, rechter-, boven- en onderkant van de koelbuizen. – De vijf monsters (in totaal 25 gram dons) kunnen als mengmonster in één pot of zak verzameld worden. – De verantwoordelijkheid om de uitslagen van de monsters te traceren op hokniveau ligt bij de broeierij. De broeierij moet via haar traceringsysteem aantonen hoe dit wordt beheerst. – Het monster wordt op steriele wijze genomen. – Iedere monsterpot of -zak dient direct te worden voorzien van een etiket met de volgende gegevens: – Datum van monstername – Gegevens broeierij – Kastnummer – De broeierij moet een werkvoorschrift hebben waarin staat vermeld: – Wie verantwoordelijk is voor de monstername – Hoe de monstername wordt uitgevoerd – Hoe de monsters kunnen worden getraceerd naar het bedrijf / hok van herkomst 6.2. Monstername van liggenblijvers – De eieren dienen op verschillende plaatsen in de uitkomstbakken genomen te worden en dit per herkomstbedrijf.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 128/242
Bijlage 38_5
– – –
– –
De eieren worden op een karton tray verzameld: het monster wordt zo hygiënisch mogelijk genomen en elke aanraking met andere voorwerpen wordt vermeden, om een eventuele besmetting van/vanuit de omgeving te voorkomen. De twee karton trays worden lekdicht verpakt. Iedere verpakking dient direct te worden voorzien van een etiket met de volgende gegevens: – Datum van monstername – Gegevens broeierij – Bedrijven van herkomst De verantwoordelijkheid om de uitslagen van de monsters te traceren op hokniveau ligt bij de broeierij. De broeierij moet via haar traceringsysteem aantonen hoe dit wordt beheerst. De broeierij moet een protocol hebben waarin staat vermeld: – Wie verantwoordelijk is voor de monstername – Hoe de monstername wordt uitgevoerd – Hoe de monsters kunnen worden getraceerd naar het bedrijf / hok van herkomst
6.3. Monstername van schouweieren – Ingeval de schouweieren onder liquide vorm worden afgevoerd, dient het monster als volgt genomen te worden : – hetzij zodra de container met schouweieren vol en gemixt is: indien uitsluitend schouweieren met status “vrij” werden verwerkt; – hetzij op het tijdstip dat er overgeschakeld wordt van schouweieren met status ‘vrij” naar schouweieren met status “verdacht” of “besmet niet S.e./S.t.” Het monster dient steeds genomen te worden alvorens het mengsel behandeld wordt met een bewaarmiddel. – Indien schouweieren niet onder liquide vorm worden afgevoerd, dient per schouwdag: 5 % van alle schouweieren met status “vrij” gebroken en gemixt te worden in een voldoende groot recipiënt. – Het monster wordt zo hygiënisch mogelijk genomen en elke aanraking met andere voorwerpen wordt vermeden, om een eventuele besmetting van/vanuit de omgeving te voorkomen. – Elk monster bedraagt minimaal 200 gram en per monster dient een ongebruikte, steriele plastic pot gebruikt te worden. – Sluit iedere pot direct na het vullen zorgvuldig. – Iedere monsterpot dient direct te worden voorzien van een etiket met de volgende gegevens: – Datum van monstername – Gegevens broeierij – Herkomstbedrijven – De broeierij moet een protocol hebben waarin staat vermeld: – Wie verantwoordelijk is voor de monstername – Hoe de monstername wordt uitgevoerd – Hoe de monsters kunnen worden getraceerd naar het bedrijf / hok van herkomst 7. Inzendformulier – Elke inzending moet vergezeld gaan van een formulier waarop de gegevens van alle monsters van die dag worden geregistreerd. 8. Verzenden monsters – De monsters moeten binnen de 48 uur aanwezig zijn bij het laboratorium. – De monsters moeten zo verpakt zijn dat onderweg geen lekkage kan optreden en zo zijn geadresseerd dat voor de transporteur en de ontvanger geen verwarring ontstaat 9. Onderzoek – De broeierij dient een register bij te houden van alle toeleverende vermeerderingsbedrijven, waarin alle resultaten van het 2-wekelijks Salmonella-onderzoek (ook de negatieve) worden vastgelegd. Deze dienen minimaal vijf jaar na ruimen van het desbetreffende koppel te worden bewaard (i.v.m. traceringonderzoeken en systeemcontrole).
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 129/242
Bijlage 38_5
–
De monsters worden door het erkende laboratorium geanalyseerd op aan- of afwezigheid van Salmonella. Wanneer Salmonella aanwezig is, wordt serotypering uitgevoerd.
10. Rapportering en te nemen acties – Alle uitslagen van de procescontrole worden bewaard gedurende vijf jaar. – De verantwoordelijkheid om de uitslagen van de monsters te traceren op hokniveau ligt bij de broeierij. De broeierij moet via haar traceringssysteem aantonen hoe dit wordt beheerst. – Ingeval Salmonella-positief bij procescontrole én bevestigd overeenkomstig stap 8 van bijlage 38-10 op een monster gedurende de laatste drie procescontroles wordt de verantwoordelijke van het reproductiebedrijf verwittigd. – Indien de oorzaak niet kan herleid worden naar een hok moederdieren wordt de eventuele oorzaak binnen de broeierij opgespoord: zie ook traceringsonderzoek bijlage 38-10. – Het beproevingsverslag vermeldt de gegevens van het inzendformulier.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 130/242
Bijlage 38_6
BIJLAGE 38_6: BROEIERIJEN – HYGIËNEONDERZOEKEN EN SALMONELLACONTROLE
A. Doel Naast de procescontrole (zie bijlage 38-5) wordt tevens voorzien in een systeemcontrole die bedoeld is om de hygiënestatus van de broeierij-infrastructuur (lokalen, apparatuur…) op een systematische wijze te controleren. Daartoe worden twee types onderzoeken voorgeschreven: 1) hygiëneonderzoek: is een microbiologische kwaliteitscontrole die inzicht verschaft in de hygiënetoestand van de broeierij; 2) Salmonellacontrole: bedoeld om na te gaan of de eventueel ingesleepte Salmonella’s in de broeierij achterblijven en zich mogelijks binnen de broeierij verspreiden. B. Hygiëne-onderzoeken B.1 Frequentie Eén maal per trimester wordt door DGZ/ARSIA een controle uitgevoerd op de hygiënetoestand in de broeierij en dit overeenkomstig de instructies van het FAVV. B.2. Monstername De monstername vindt onaangekondigd plaats op een niet-uitkomstdag. De ruimten worden bemonsterd na ontsmetting, maar voor het hervatten van een volgende activiteit: alle oppervlakten dienen opgedroogd te zijn. De monstername bestaat uit afdrukken genomen met Rodac-plaatjes die gevuld zijn: voor de bepaling van totaal kiemgetal: met een algemene voedingsbodem; voor de bepaling van schimmelgetal: met een specifieke schimmelbodem. Onderstaande tabel geeft het aantal Rodac-afdrukken weer in functie van de capaciteit van broeierij. Capaciteit van de broeierij (broedeieren per week) 0 - 500.000 500.000 - 1.000.000 1.000.000 en meer
Bepaling totaal kiemgetal: aantal afdrukken 50 50 50
Bepaling schimmelgetal: aantal afdrukken 50 50 50
De afdrukken worden verdeeld over de lokalen en broedkasten: voorgeschreven verdeling in onderstaande tabel. De afdrukken worden éénmaal met een algemene voedingsbodem en éénmaal met een specifieke schimmelbodem genomen.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 131/242
Bijlage 38_6
Locatie monstername Eierlokaal - vloer - inventaris - transportkar Ontsmettingslokaal - vloer - wand - inventaris Kuikenlokaal - vloer - wand - inventaris Waslokaal - vloer - wand - inventaris - bak Opslaglokaal - vloer - wand - inventaris Voorbroedlokaal - vloer - wand - inventaris Uitkomstlokaal - vloer - wand - inventaris Voorbroedkast - vloer - plafond - lade - eieren Uitkomstkast - vloer - plafond - lade - eieren Positieve controle Negatieve controle Totaal aantal Rodac-plaatjes
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Aantal afdrukken 3 2 1 2 1 3 2 1 3 2 1 2 1 2 1 3 2 1 3 2 1 3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 52
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 132/242
Bijlage 38_6
B.3. Resultaten Van elk lokaal of kast wordt een “lokaalgemiddelde” berekend. Alle aangegeven onderdelen tellen mee voor het “broeierijgemiddelde”, dat wordt berekend door de gemiddelden van alle lokalen en kasten op te tellen en te delen door de som van het aantal lokalen en het aantal kasten. Op basis van het aantal kolonievormende eenheden (kve) dat geteld wordt op de Rodac-plaatjes, wordt een score toegekend. De volgende score wordt gebruikt bij het aflezen van de Rodac-plaatjes na incubatie: Totaal kiemgetal: aantal kolonievormende eenheden (kve) op het rodacplaatje (16 cm²) 0 1 t.e.m. 15 16 t.e.m. 50 51 t.e.m. 160
Totaal schimmelgetal: Aantal kolonievormende eenheden (kve) op het rodacplaatje (16 cm²) 0 1 t.e.m. 2 3 t.e.m. 5 6 t.e.m. 16
Code 0 1 2 3
Meer dan 160
Meer dan 16
4
ontelbaar
ontelbaar
5
B.4. Beoordeling en actie De beoordeling is gebaseerd op volgende twee aspecten: 1) het lokaalgemiddelde: het gemiddelde per lokaal of per kast mag niet hoger zijn dan 4, tenzij de monsternemer aangeeft dat tijdens de monstername dusdanige werkzaamheden werden uitgevoerd dat deze de uitslag beïnvloeden. Indien eenzelfde lokaal- of kastgemiddelde bij twee opeenvolgende hygiëneonderzoeken boven 4 uitkomt, wordt dit als “onvoldoende” bestempeld. 2) het broeierijgemiddelde: zowel voor het totaal kiemgetal als voor het schimmelgetal wordt de volgende norm gehanteerd: 0-1 1,1 - 2 2,1 - 2,5 2,6 - 2,9 3 en meer
: uitstekend : goed : redelijk : matig : onvoldoende
De uitslag van het onderzoek wordt zonder verwijl meegedeeld aan de bevoegde dierenarts en aan de broeierijverantwoordelijke die deze uitslag in de broeierijadministratie bijhoudt. Bij een ‘onvoldoende’ wordt de broeierij binnen de 14 dagen opnieuw op haar kosten onderzocht middels een uitgebreide controle en dit tot de resultaten bevredigend zijn.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 133/242
Bijlage 38_6
C. Salmonella-onderzoek C.1. Frequentie Naar aanleiding van elk hygiëne-onderzoek wordt tevens een Salmonella-onderzoek uitgevoerd door DGZ/ARSIA. C.2. Monstername Het Salmonella-onderzoek bestaat uit een monstername van 60 swabs. De swabs worden tijdens de monstername bevochtigd met Pepton/Fysiologisch zout. Per swab wordt een oppervlakte van 25 cm² bemonsterd. De swabs worden, per 20 stuks, verzameld in één pot. De volgende locaties dienen te worden bemonsterd: Locatie Eierlokaal - vloer - inventaris - transportkar Kleedlokaal - vloer - inventaris - wc Kantine - vloer - inventaris Voorbroedlokaal - vloer Voorbroedkasten en gereinigde uitkomstkasten - vloer Waslokaal - vloer - krattenwasser - inventaris Schouwlokaal - vloer - inventaris Kuikenlokaal - vloer - inventaris
Aantal swabs 5 2 2 3 2 1 3 2 6 14
3 1 2
Nr. van de pot 1
1
1 2 2
3
3 3
3
5 3
3
Er wordt geen onderverdeling gemaakt op basis van de capaciteit van de broeierij. Op alle broeierijen wordt eenzelfde onderzoek(schema) gehanteerd.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 134/242
Bijlage 38_6
C.3. Beoordeling en actie Indien Salmonella geïsoleerd wordt moet het FAVV op de hoogte gebracht worden en moeten de volgende acties ondernomen worden: Grondige reiniging en ontsmetting van de bedrijfsgebouwen en de besmette lokalen in het bijzonder; Nieuw Salmonella-onderzoek + uitgebreid hygiëne-onderzoek binnen de maand na isolatie van Salmonella; Donsonderzoek van alle uitkomstkasten gedurende 4 weken ingeval een te bestrijden Salmonella gevonden wordt.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 135/242
Bijlage 38_7
BIJLAGE 38_7: BROEIERIJEN – WATERONDERZOEK Hieronder worden de volgende punten achtereenvolgens omschreven omtrent het jaarlijks uit te voeren wateronderzoek: 1. Frequentie; 2. Procedure staalname; 3. Onderzoekslaboratoria; 4. Resultaten en maatregelen. 1. Frequentie Indien putwater als reinigingswater wordt gebruikt, dient er jaarlijks, per put een bacteriologisch onderzoek uitgevoerd te worden. 2. Procedure staalname De exploitant van de broeierij is verantwoordelijk voor correcte uitvoering van de staalname. Benodigdheden: Een steriele fles van 1 liter, afgesloten met een steriele dop (kurk of schroefdop). De fles moet voorzien zijn van een etiket waarop minstens de volgende gegevens genoteerd worden: naam en adres van het labo, naam van de klant, afnamepunt, soort water en datum van de staalname; Inzendformulier. Praktische uitvoering van de staalname: De staalnemer draagt schone bedrijfskleding en wast en ontsmet zorgvuldig zijn handen alvorens de steriele fles en dop aan te raken; Het staal wordt zo proper mogelijk genomen aan een aftappunt; Sluit de fles af, droog de buitenkant en voeg bij de fles het inzendformulier. Elke inzending moet vergezeld gaan van een ingevuld inzendformulier. De exploitant van de broeierij is verantwoordelijk voor het binnenbrengen van het staal op het laboratorium. 3. Onderzoekslaboratoria De volgende laboratoria zijn gemachtigd om de onderzoeken uit te voeren: Laboratoria van Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw; Laboratoria van ARSIA asbl; Lavetan NV, Nijverheidstraat 15, 2350 Vosselaar; ProHealth BV, Schoutlaan 4a, NL-6002 EA Weert; Silliker NV, Hoogkamerstraat 42, 9100 Sint-Niklaas; Elk laboratorium dat geaccrediteerd is voor het uitvoeren van drinkwateranalyses en erkend is door het FAVV.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 136/242
Bijlage 38_7
Deze labo’s zijn er aan gehouden te werken conform hoofdstuk V van het Vademecum voor de bedrijfsdierenarts, Lastenboek voor de laboratoria, Gezondheidskwalificatie van pluimvee, Ministerie van Middenstand en Landbouw, Veterinaire Diensten, 30 maart 2000. 4. Resultaten en maatregelen De resultaten van de onderzochte criteria worden genoteerd op het beproevingsverslag dat de vermeldingen van het inzendformulier overneemt. Het document wordt gezonden naar de broeierij. De beproevingsverslagen worden gedurende vijf jaar op de broeierij bewaard. Norm
Tolerantie (toegestane afwijking)
Totaal kiemgetal Totaal E. Coli Fecale streptococcen
Max. 100.000 per ml Max. 100 per ml Afwezig
10 % 10 % Geen
Indien de bacteriologische normen boven de toegestane afwijking worden overschreden, dient: 1) overgeschakeld te worden op leidingwater; 2) de oorzaak van de bacteriële besmetting te worden opgespoord: daarbij is aandacht voor zowel de waterput(ten), de opslagtanks als de leidingen; 3) een nieuwe staalname om de bacteriologische kwaliteit van het water te bevestigen alvorens opnieuw overgeschakeld wordt op putwater. Bron: Vademecum voor de bedrijfsdierenarts, Lastenboek voor de laboratoria, Gezondheidskwalificatie van pluimvee, Ministerie van Middenstand en Landbouw, Veterinaire Diensten, 30 maart 2000
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 137/242
Bijlage 38_8
BIJLAGE 38_8: BROEIERIJEN – CERIFICAAT VOOR DE INTRACOMMUNAUTAIRE
HANDEL
Bron: Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 tot vaststelling van een geharmoniseerd model voor een certificaat en inspectieverslag voor het intracommunautaire handelsverkeer in dieren en producten van dierlijke oorsprong. EUROPESE GEMEENSCHAP
Certificaat voor de intracommunautaire handel
Deel I : Informatie betreffende de aangeboden zending
I.1. Verzender
‘
I.2. Referentienummer certificaat
I.2.a. .Lokaal Referentienummer
Naam I.3. Bevoegde centrame autoriteit Adres I.4. Bevoegde lokale autoriteit
Postcode I.5. Geadresseerde
I.6. Nr. van bijbehorende originele certificaten documenten
Nr. Van bijbehorende
Naam Adres I.7. Handelaar
Postcode
Naam : I.8 Land van oorsprong
ISO-code
I.9 Regio van oorsprong
Code
I.12 Plaats van oorsprong / Plaats van de vangst
Erkenningsnummer
I.10 Land van bestemming
ISO-code
I.11 Regio van bestemming
Code
I.13 Plaats van bestemming
Bedrijf
Verzamelcentrum
Bedrijfsruimte van de handelaar
Bedrijf
Verzamelcentrum
Bedrijfsruimte van de handelaar
Erkende organisatie
Spermacentrum
Erkend aquacultuurbedrijf
Erkende organisatie
Spermacentrum
Erkend aquacultuurbedrijf
Embryoteam
Inrichting
Overige
Embryoteam
Inrichting
Overige
Naam :
Erkenningsnummer :
Naam :
Adres :
Erkenningsnummer :
Adres :
Postcode
Postcode
I.14 Plaats van lading
I.15 Datum en uur van vertrek
Postcode I.16 Vervoermiddelen
I.17 Vervoerder Vaartuig
Vliegtuig Wegvoertuig
Treinwagon Andere
Naam :
Erkenningsnummer
Adres :
Identiciatie : Postcode : I.18 Diersoort / Product
Lidstaat I.19 Productcode (GN-code) I.20 Aantal / Hoeveelheid
I.21 Temperatuur producten
I.22 Aantal verpakkingen Gekoeld
Omgevingstemperatuur I.23 Nr. zegel en nr. container :
Bevroren I.24 Aard van de verpakking
I.25 Dieren / Producten gecertificeerd voor : Fokken
Mesten
Slacht
Transhumance
Kunstmatige reproductie
Geregistreerde paarden
Heruitzetting wild
gezelschapsdieren
Menselijke consumptie
Diervoeder
Farmaceutisch gebruik
Technisch gebruik
I.26 Doorvoer door een derde land Derde land
ISO-code
Lidstaat
ISO-code
Code
Lidstaat
ISO-code
Punt van binnenkomst
Nr. BIP
Lidstaat
ISO-code
I.29 Geschatte duur van het vervoer
I.28 Uitvoer Derde land
Ja
Overige
I.27 Doorvoer door de lidstaten
Punt van uitgang
Punt van uitgang I.30 Reisschema
Erkende instelling
ISO-code Code Neen
I.31 Identificatie van de dieren
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 138/242
Bijlage 38_8 EUROPESE GEMEENSCHAP
Certificaat voor de intracommunautaire handel II.a. Referentienummer certificaat
II.b. .Lokaal Referentienummer
Deel II : Certificering
II. Informatie over de gezondheid
‘
Officiële dierenarts of officiële inspecteur Naam (in hoofdletters)
Hoedanigheid en titel
Lokale veterinaire eenheid
Nr. LVE
Datum :
Handtekening
Stempel
Specifieke gezondheidsvoorschriften die moeten worden ingevuld.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 139/242
Bijlage 38_8 EUROPESE GEMEENSCHAP
Certificaat voor de intracommunautaire handel
III.1. Datum van de controle
III.2. Referentienummer certificaat
III.3 Documentencontrole
Neen
Ja
Deel III : Controle
III.4 Overeenstemmingscontrole
Conform
Niet-conform
Aanvullende garanties
Conform
Niet-conform
Nationale eisen
Conform
Niet-conform
EU-norm
III.5 Fysieke controle
Neen
Aantal gecontroleerde dieren
Conform
Niet-conform
Neen
Conform
Ja Niet-conform
III.6 Laboratoriumtests
Neen
Ja
Steekproef
Verdenking
Conform
Niet-conform
Datum : Getest op :
III.7 Controle op het welzijn
Neen
Ja
Conform
Niet-conform
Resultaten :
III.9 Overtreding van de gezondheidswetgeving
III.8 Inbreuk op de wetgeving inzake dierenwelzijn
III.9.1 Geen / Ongeldig certificaat
III.8.1 Ongeldige vervoersvergunning
III.9.2 Documenten niet conform
III.8.2 Niet-conforme vervoermiddelen III.8.3 Overbelading
III.9.3 Niet-geautoriseerd land
Gemiddeld oppervlak
III.9.4 Niet-erkende regio / zone
III.8.4 Vervoertijden niet in acht genomen
III.9.5 Diersoort verboden
III.8.5 Te weinig drinken of voer
III.9.6 Geen aanvullende garanties
III.8.6 Mishandeling of verwaarlozing van de dieren
III.9.7 Bedrijf niet toegestaan
III.8.7 Overige
III.9.8 Zieke of verdachte dieren
III.10 Gevolgen van het vervoer voor de dieren Aantal dode dieren :
Schatting :
Aantal niet voor vervoer geschikte dieren :
Schatting :
III.9.9 Niet-conforme testresultaten III.9.10 Geen / Onwettige identificatie III.9.11 Voldoet niet aan de nationale eisen III.9.12 Onjuist adres van de plaats van bestemming
Aantal geboorten of abortussen :
III.9.14 Overige III.11 Correctieve maatregelen
III.12 Follow-up van de quarantaine
III.11.1 Vertrek uitgesteld III.11.2 Overlandprocedure III.11.3 Quarantaine III.12.1 Slacht / Euthanasie
III.11.4 Slacht / Euthanasie III.11.5 Vernietiging van de karkassen / producten
III.12.2 Ontslag
III.11.6 Terugzending III.11.7 Behandeling van de producten III.11.8 Gebruik van de producten voor andere doeleinden Identificatie III.13 Plaats van de controle Inrichting
Bedrijf
Verzamelcentrum
Bedrijfsruimte van de handelaar
Erkende organisatie
Spermacentrum
Haven
Vliegveld
Punt van uitgang
Onderweg
Overige
III.14 Officiële dierenarts of officiële inspecteur
Lokale veterinaire eenheid
Nr. LVE
Naam (in hoofdleteers) : Hoedanigheid en titel Datum :
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Handtekening :
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 140/242
Bijlage 38_9
BIJLAGE 38_9: BROEIERIJEN – OVERZICHT REGISTERS In het kader van traceerbaarheid dient de broeierij de gegevens bij te houden van alle producten die hij aankoopt en gebruikt en van alle producten die hij verkoopt of levert. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de formulieren en documenten waarnaar kan verwezen worden om de gevraagde gegevens te verstrekken. Inkomende producten
Broedeieren
Eéndagskuikens
Entstoffen
Eén of meerdere van onderstaande formulieren en documenten Ophaalbonnen of leveringsbonnen Facturen of aankooporders Bij invoer het gezondheidscertificaat Broedregister Ophaalbonnen of leveringsbonnen Facturen Bij invoer het gezondheidscertificaat Toedienings- en verschaffingsdocumenten
Door middel van bovenstaande documenten en formulieren moeten minstens de volgende gegevens kunnen voorgelegd worden: • hoeveelheid van het product (bijvoorbeeld: aantal aangevoerde broedeieren per lot vermeerderingsdieren per datum), • ontvangst- of leveringsdatum, • identificatie van de leverancier - fabrikant, vermeerderaar of transporteur (bijvoorbeeld vermeerderingsbedrijf X + adres) Uitgaande producten
Eéndagskuikens
Broedeieren
Eén of meerdere van onderstaande formulieren en documenten Leveringsbonnen Facturen Aflever- en plaatsingsdocument (met uniek lotnummer) Broedregister Facturen Bij uitvoer het gezondheidscertificaat
Door middel van bovenstaande documenten en formulieren moeten minstens de volgende gegevens kunnen voorgelegd worden: • hoeveelheid van het product (bijvoorbeeld: aantal ééndagskuikens, eventueel uitgesplitst voor hennen en hanen), • ontvangst- of leveringsdatum, • identificatie van de afnemer (bijvoorbeeld opfokbedrijf / braadkippenbedrijf).
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 141/242
Bijlage 38_9
Andere gegevens
Aanwezigheid van aangifteplichtige ziekten
Resultaten relevante analyses
Bezoek
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Eén of meerdere van onderstaande formulieren en documenten Evaluatierapport van de bedrijfsdierenarts Formulieren meldingsplicht Uitslagen van laboratoriumonderzoeken Uitslagen van hygiëneonderzoeken, donsonderzoeken, inlegvellenonderzoeken Wateronderzoeken Bezoekersregister
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 142/242
Bijlage 38_10
BIJLAGE 38_10: BROEIERIJEN – TRACERINGONDERZOEK EN SYSTEEMCONTROLE A. TRACERINGONDERZOEK Een traceringonderzoek dient uitgevoerd te worden zodra een labo-onderzoek uitgevoerd in het kader van de procescontrole (zie bijlage 38-5) wijst op Salmonellaaanwezigheid en meer bepaald: – telkens aanwezigheid van S.e. en/of S.t. wordt aangetoond; – indien ander serotype dan S.e. en/of S.t. wordt aangetoond met herhaling van hetzelfde Salmonella-serotype binnen 4 weken na de eerste vaststelling. De broeierij kan zich voor het traceringonderzoek laten bijstaan door de bedrijfsdierenarts of door een deskundige. Het traceringonderzoek verloopt in volgende stappen: I. Verwerken van de beschikbare labo-resultaten Hiervoor worden alle beschikbare resultaten verzameld: periodieke onderzoeken op moederdieren, inlegvellen, monsters geanalyseerd in kader van procescontrole, hygiëneonderzoek in de broeierij... De beschikbare resultaten worden samen gelegd en er wordt naar een oorzakelijk verband gezocht. Bij elk van de hierna volgende stappen wordt nagegaan: 1) of er een labo-resultaat beschikbaar is; 2) indien ja: of dat wijst op Salmonella-aanwezigheid; 3) zo ja: welk serotype werd terug gevonden. Stap 1: Periodiek onderzoek op moederdieren De broeierij legt via haar traceringsysteem de link met het lot of de loten van moederdieren waarvan de broedeieren afkomstig waren. De historiek van de periodieke onderzoeken op afwezigheid van Salmonella is de vertrekbasis van elk traceringonderzoek. STAP 2: ONDERZOEK OP INLEGVELLEN Volgende onderzoeksresultaten op inlegvellen zijn gerelateerd en bijgevolg relevant: - van ééndagskuikens uit dezelfde uitkomstkast geleverd in een ander lot; - van ééndagskuikens uit andere uitkomstkasten van de broeierij maar met dezelfde dag van uitkomst; - ééndagskuikens van dezelfde herkomst op dezelfde dag van uitkomst; - ééndagskuikens van dezelfde herkomst maar op latere uitkomsten, waarbij tot 4 weken vooruit in rekening worden genomen; - ééndagskuikens van dezelfde herkomst maar van vorige uitkomsten waarbij tot 4 weken terug wordt gegaan. STAP 3: ONDERZOEK OP SCHOUWEIEREN Volgende onderzoeksresultaten op schouweieren zijn gerelateerd en bijgevolg relevant: - eventuele bijkomende monsters op schouweieren op dezelfde dag van schouwen;
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 143/242
Bijlage 38_10
-
schouweieren van dezelfde herkomst op latere schouwdagen, waarbij tot 4 weken vooruit in rekening worden genomen; schouweieren met andere herkomst op later schouwdagen, waarbij tot 4 weken vooruit in rekening worden genomen; schouweieren van dezelfde herkomst maar vorige schouwdagen, waarbij tot 4 weken terug wordt gegaan.
STAP 4: ONDERZOEK OP DONS Volgende onderzoeksresultaten op dons zijn gerelateerd en bijgevolg relevant: uit uitkomstkasten waaruit de ééndagskuikens afkomstig zijn (ingeval van vaststelling Salmonella-aanwezigheid op inlegvellen); uit andere uitkomstkasten op dezelfde uitkomstdag; uit uitkomstkasten waar ééndagskuikens van dezelfde herkomst worden geboren, maar met latere uitkomsten, waarbij tot 4 weken vooruit in rekening worden genomen; uit uitkomstkasten waar ééndagskuikens met andere herkomst worden geboren, maar met latere uitkomsten, waarbij tot 4 weken vooruit in rekening worden genomen uit uitkomstkasten waar ééndagskuikens van dezelfde herkomst worden geboren, maar van vorige uitkomsten, waarbij tot 2 weken terug wordt gegaan. STAP 5: ONDERZOEK OP BROEIERIJAFVAL OF STOFMONSTERS CENTRAAL AFZUIGPUNT Deze stalen worden elke activiteitsdag onderzocht en geven in geval van Salmonella-isolatie, een indicatie over: - de aanwezigheid van Salmonella in één van de herkomstkoppels van broedeieren die op die bepaalde activiteitsdag werden uitgekipt; - of over een mogelijke besmetting in de broeierij of de voorschakels (transportmateriaal). De isolatie van Salmonella in deze stalen is indicatief en kan nuttig zijn voor het bepalen van de besmettingsbron bij eliminatie. STAP 6: BROEIERIJ ONDERZOEK Hierbij wordt rekening gehouden met zowel de resultaten inzake hygiëneonderzoek als met de resultaten van de Salmonella-swabbemonstering. II. Nieuwe, bijkomende bemonsteringen en labo-analyses STAP 7: ONDERZOEK OP LIGGENBLIJVERS Indien S.e. en/of S.t. vastgesteld wordt hetzij op dons, hetzij op inlegvellen, wordt een monster van liggenblijvers genomen van alle gerelateerde herkomsten, conform de bepalingen van bijlage 38-5. STAP 8: BEVESTIGINGSONDERZOEK BIJ MOEDERDIEREN Indien een monstername in kader van procescontrole of inlegvellen wijst op Salmonella-aanwezigheid, dan dient een bevestigingsonderzoek bij de moederdieren uitgevoerd te worden: - Onmiddellijk, indien S.e. en/of S.t. wordt aangetoond; - Indien ander serotype dan S.e. en/of S.t. wordt aangetoond met herhaling binnen de 2 weken na de eerste vaststelling.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 144/242
Bijlage 38_10
STAP 9: AANBEVELING: ONDERZOEK OP DIVERSE OMGEVINGSFACTOREN Indien voorgaande stappen geen mogelijke besmettingsbron hebben aangetoond, is verder onderzoek op de omgeving sterk aanbevolen. Indien daartoe staalname via swab’s vereist is, dient de broeierij beroep te doen op een deskundig staalnemer. Deze is verantwoordelijk voor de correcte staalname en het bezorgen van het (de) staal (stalen) aan een geaccrediteerd laboratorium. Inzake omgevingsfactoren dient gedacht te worden aan: 1. reinigingswater, vooral in geval van putwater; 2. controle op reinigen en ontsmetten van herbruikbare kuikenbakjes en ander transportmateriaal; 3. personeelsleden of chauffeurs (schoeisel, kledij, huidoppervlakte, e.d.); 4. directe omgeving: laad- en losplaatsen; 5. huisdieren broedmeester (vacht, poten, e.d.); 6. sporen van ongedierte. B. SYSTEEMCONTROLE – HYGIËNEONDERZOEK & SALMONELLACONTROLE A. Doel Naast de procescontrole (Bijlage 38-5) wordt tevens voorzien in een systeemcontrole die bedoeld is om de hygiënestatus van de broeierij-infrastructuur (lokalen, apparatuur…) op een systematische wijze te controleren. Daartoe worden twee types onderzoeken voorgeschreven: 3) hygiëneonderzoek: is een microbiologische kwaliteitscontrole die inzicht verschaft in de hygiënetoestand van de broeierij; 4) Salmonellacontrole: bedoeld om na te gaan of de eventueel ingesleepte Salmonella’s in de broeierij achterblijven en zich mogelijks binnen de broeierij verspreiden. B. Hygiëneonderzoeken B.1. Frequentie Eén maal per trimester wordt door DGZ/ARSIA een controle uitgevoerd op de hygiënetoestand in de broeierij en dit overeenkomstig de instructies van het FAVV. Deze onderzoeken worden hierna aangeduid met de term “routine-hygiëneonderzoek”. Bovendien worden jaarlijks door DGZ/ARSIA twee onderzoeken aangeraden met de bedoeling de volledige broeierij te controleren: hierna aangeduid als “uitgebreid hygiëne-onderzoek”. B.2. Monstername De monstername voor: • het routine-onderzoek vindt bij onaangekondigd plaats op een niet-uitkomstdag; • het uitgebreid onderzoek vindt na afspraak plaats. De ruimten worden bemonsterd na ontsmetting, maar voor het hervatten van een volgende activiteit: alle oppervlakten dienen opgedroogd te zijn.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 145/242
Bijlage 38_10
De monstername bestaat uit afdrukken genomen met Rodac-plaatjes die gevuld zijn: • voor de bepaling van totaal kiemgetal: met een algemene voedingsbodem; • voor de bepaling van schimmelgetal: met een specifieke schimmelbodem. Onderstaande tabel geeft het aantal Rodac-afdrukken weer in functie van enerzijds de capaciteit van broeierij en anderzijds het type hygiëneonderzoek.
Capaciteit van de broeierij (broedeieren per week) 0 - 500.000 500.000 1.000.000 1.000.000 en meer
ROUTINE onderzoek: 4 x per jaar Bepaling totaal Bepaling kiemgetal: aantal schimmelgetal: afdrukken aantal afdrukken
UITGEBREID onderzoek: 2 x per jaar Bepaling totaal kiemgetal: aantal afdrukken
50 50
50 50
51 70
50
50
95
De afdrukken worden verdeeld over de lokalen en broedkasten: voorgeschreven verdeling in onderstaande tabel. Voor het routineonderzoek worden de afdrukken éénmaal met een algemene voedingsbodem en éénmaal met een specifieke schimmelbodem genomen. Locatie monstername
Eierlokaal - vloer - inventaris - transportkar Hygiënesluis - vloer - wand Ontsmettingslokaal - vloer - wand - inventaris Kuikenlokaal - vloer - wand - inventaris Kantine - vloer - inventaris Waslokaal - vloer - wand - inventaris - bak
ROUTINEonderzoek
3 2 1
UITGEBREID onderzoek: naargelang de capaciteit, uitgedrukt in broedeieren per week 0 - 500.000 500.000 1.000.000 en 1.000.000 meer 2
2
2
1
1
1
1 1
1 1
1 1
2 2
2 2
2 2
2 1
2 1
2 1
2 2
2 2
2 2
2
2
2
2 1 3 2 1 3
2 1 2 1
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 146/242
Bijlage 38_10
Kleedlokaal - vloer Schouwlokaal - vloer - inventaris Gang - vloer Opslaglokaal - vloer - wand - inventaris Marek-depot - vloer - tafel Afvoergarage - vloer Voorbroedlokaal - vloer - wand - inventaris Uitkomstlokaal - vloer - wand - inventaris Voorbroedkast - vloer - plafond - wand - lade - eieren Uitkomstkast - vloer - plafond - wand - lade - eieren Positieve controle Negatieve controle Totaal aantal Rodacplaatjes
2
2
2
1 2
1 2
1 2
2
2
2
2 1
2 1
2 1
2 1 lokaal 2 1
2 2 lokalen 2x2 2x1
2 4 lokalen 4x2 4x1
2 lokalen 2x2 2x1
2 lokalen 2x2 2x1
3 lokalen 3x2 3x1
2 kasten 2x2
4 kasten 4x2
5 kasten 6x2
2x1
4x1
6x1
2x1 1 kast 1x2 1x1 1x1
4x1 2 à 3 kasten 3x2 3x1 3x1
6x1 4 à 5 kasten 5x2 5x1 5x1
1 1 53
1 1 72
1 1 97
2 1 3
2 1 3 2 1 3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 52
B.3. Resultaten Van elk lokaal of kast wordt een “lokaalgemiddelde” berekend. Alle aangegeven onderdelen tellen mee voor het “broeierijgemiddelde”, dat wordt berekend door de gemiddelden van alle lokalen en kasten op te tellen en te delen door de som van het aantal lokalen en het aantal kasten.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 147/242
Bijlage 38_10
Op basis van het aantal kolonievormende eenheden (kve) dat geteld wordt op de Rodac-plaatjes, wordt een score toegekend. De volgende score wordt gebruikt bij het aflezen van de Rodac-plaatjes na incubatie: Totaal kiemgetal: Totaal schimmelgetal: aantal kolonievormende Aantal kolonievormende Code eenheden (kve) op het eenheden (kve) op het rodacplaatje (16 cm²) rodacplaatje (16 cm²) 0 0 0 1 t.e.m. 15 1 t.e.m. 2 1 16 t.e.m. 50 3 t.e.m. 5 2 51 t.e.m. 160 6 t.e.m. 16 3 Meer dan 160
Meer dan 16
4
ontelbaar
Ontelbaar
5
B.4. Beoordeling en actie De beoordeling is gebaseerd op volgende twee aspecten: 3) het lokaalgemiddelde: het gemiddelde per lokaal of per kast mag niet hoger zijn dan 4, tenzij de monsternemer aangeeft dat tijdens de monstername dusdanige werkzaamheden werden uitgevoerd dat deze de uitslag beïnvloeden. Indien eenzelfde lokaal- of kastgemiddelde bij twee opeenvolgende hygiëneonderzoeken boven 4 uitkomt, wordt dit als “onvoldoende” bestempeld. 4) het broeierijgemiddelde: zowel voor het totaal kiemgetal als voor het schimmelgetal wordt de volgende norm gehanteerd: 0-1 : uitstekend 1,1 - 2 : goed 2,1 - 2,5 : redelijk 2,6 - 2,9 : matig 3 en meer : onvoldoende De uitslag van het onderzoek wordt zonder verwijl meegedeeld aan de bevoegde dierenarts en aan de broeierijverantwoordelijke die deze uitslag in de broeierijadministratie bijhoudt. Bij een ‘onvoldoende’ wordt de broeierij binnen de 14 dagen opnieuw op haar kosten onderzocht middels een uitgebreide controle en dit tot de resultaten bevredigend zijn. C. Salmonella-onderzoek C.1. Frequentie Naar aanleiding van elk routine hygiëneonderzoek wordt tevens een Salmonellaonderzoek uitgevoerd door DGZ/ARSIA. C.2. Monstername Het Salmonella-onderzoek bestaat uit een monstername van 60 swabs. De swabs worden tijdens de monstername bevochtigd met Pepton/Fysiologisch zout. Per swab wordt een oppervlakte van 25 cm² bemonsterd. De swabs worden, per 20 stuks, verzameld in één pot.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 148/242
Bijlage 38_10
De volgende locaties dienen te worden bemonsterd: Locatie Aantal swabs Nr. van de pot Eierlokaal - vloer 5 1 - inventaris 2 - transportkar 2 Kleedlokaal - vloer 3 1 - inventaris 2 - wc 1 Kantine - vloer 3 1 - inventaris 2 Voorbroedlokaal 2 - vloer 6 Voorbroedkasten en gereinigde uitkomstkasten 14 2 - vloer Waslokaal - vloer 3 3 - krattenwasser 1 - inventaris 2 Schouwlokaal - vloer 3 3 - inventaris 3 Kuikenlokaal - vloer 5 3 - inventaris 3 Er wordt geen onderverdeling gemaakt op basis van de capaciteit van de broeierij. Op alle broeierijen wordt eenzelfde onderzoek(schema) gehanteerd. C.3. Beoordeling en actie Indien Salmonella geïsoleerd wordt tijdens het broeierijonderzoek moet het FAVV op de hoogte gebracht worden en moeten de volgende acties ondernomen worden: • Grondige reiniging en ontsmetting van de bedrijfsgebouwen en de besmette lokalen in het bijzonder; • Nieuw Salmonellaonderzoek + uitgebreid hygiëneonderzoek binnen de maand na isolatie van Salmonella; • Donsonderzoek van alle uitkomstkasten gedurende 4 weken ingeval S.e. en/of S.t. gevonden wordt.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 149/242
Bijlage 38_11
BIJLAGE 38_11: BROEIERIJEN – MELDINGSPLICHTIGE ZIEKTEN Bepaalde dierenziekten zijn onderworpen aan een meldingsplicht zodat het risico op de verspreiding ervan zoveel mogelijk beperkt kan worden. In de Belgische wetgeving wordt melding gemaakt van deze ziekten in de dierengezondheidswet van 24 maart 1987. De pluimveeziekten waarvan door de broeierijen verplicht aangifte moet worden gedaan bij het FAVV zijn de volgende : - vogelcholera (pasteurellosis); - infectieuze laryngotracheïtis; - ziekte van Marek; - vogelpest (in verschillende vormen); - pseudo-vogelpest (Newcastle disease); - psittacose – ornithose; - mycoplasmen. De melding moet aan de hand van onderstaand meldingsformulier gebeuren bij de volgende notificatiemeldpunten (ook te raadplegen op de website van het FAVV: www.favv.be). Na de melding zal het FAVV de voorgeschreven maatregelen treffen.
1. Notificatiemeldpunten in de provincie: PCE
GSM
WEST-VLAANDEREN
E-mail voor de meldingen
E-mail voor info
Faxnummers
0478 87 62 21
[email protected]
[email protected]
050 30 37 12
OOST-VLAANDEREN
0478 87 62 20
[email protected]
[email protected]
09 210 13 13
ANTWERPEN
0478 87 62 19
[email protected]
[email protected]
03 20 22 811
LIMBURG
0478 87 62 18
[email protected]
[email protected]
011 26 39 85
VLAAMS-BRABANT
0478 87 62 17
[email protected]
[email protected]
016 39 01 05
BRUSSEL
0478 87 62 22
[email protected] [email protected] 02 208 33 89
WAALS-BRABANT
0478 87 62 16
[email protected] [email protected] 010 42 13 80
HENEGOUWEN
0478 87 62 15
[email protected]
NAMEN
0478 87 62 14
[email protected] [email protected] 081 20 62 01
LUIK
0478 87 62 13
[email protected]
[email protected]
04 224 59 01
LUXEMBURG
0478 87 62 12
[email protected]
[email protected]
061 21 00 79
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
[email protected]
065 40 62 10
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 150/242
Bijlage 38_11
2. Meldingsformulier Bron: Ministerieel Besluit van 22 januari 2004 betreffende de modaliteiten voor de meldingsplicht in de voedselketen, bijlage III. IN TE VULLEN DOOR DE EXPLOITANTEN VAN DE SECTOR VAN DE PRIMAIRE DIERLIJKE PRODUCTIE EN / OF DE DIERENARTS ALGEMENE INFORMATIE 01:
HET BEDRIJF DAT DE MELDING DOET (schrappen wat niet van toepassing is)
02:
VERANTWOORDELIJKE VAN DE PRIMAIRE DIERLIJKE PRODUCTIE (NAAM, ADRES, TEL., FAX, E-MAIL, GSM) BESLAG N° (8 cijfers)
03:
DIERENARTS (NAAM, ADRES, TEL., FAX, E-MAIL, GSM) NUMMER VAN DE ORDE
04:
DATUM EN UUR VAN DE MELDING
VEEHOUDER / DIERENARTS
PRODUCT 05:
BETROKKEN DIEREN: - DIERSOORT - AANTAL PER DIERSOORT - SANITELNUMMERS (oornummers)
06:
BETROKKEN DIERENVOEDERS (indien van toepassing) : - LEVERANCIER (NAAM, ADRES, TEL., FAX, E-MAIL, GSM) - NAAM DIERENVOEDER
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 151/242
Bijlage 38_11
GEVAAR 07:
HET GEVAAR BETREFT (schrappen wat niet van toepassing is)
08:
AARD VAN HET GEVAAR (naam dierziekte of de omschrijving van het probleem)
09:
MONSTERS OPGESTUURD NAAR LABO EN DE COÖRDINATEN VAN DAT LABO
10:
RESULTATEN VAN DE ANALYSES (indien van toepassing)
11:
DATUM BEMONSTERING (indien van toepassing)
DIERZIEKTE / DIERVOEDER / MEDICATIE / ANDERE
GETROFFEN MAATREGELEN: 12:
REEDS ONDERNOMEN MAATREGELEN
ANDERE INFORMATIE 13:
BIJ FAVV GECONTACTEERD PERSOON
14:
ANDERE INFORMATIE
PERSOON DIE VERANTWOORDELIJK IS VOOR DE VERZENDING VAN DE MELDING: Verantwoordelijke van de primaire dierlijke productie / dierenarts (schrappen wat niet van toepassing is) Handtekening verantwoordelijke van de primaire dierlijke productie:
Handtekening dierenarts:
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 152/242
Bijlage 38_12
BIJLAGE 38_12: BROEIERIJEN – MODELREGISTER VERVOER EN REINIGING EN ONTSMETTING Naam en adres vervoeder: ................................................................................................... .................................................................................................................................................. Identificatie transportmiddel : - nummerplaat: ........................................................................... ..................................................................................................................................................................
vergunningsnummer: ................................................................................................... Soort pluimvee : ..................................................................................................................... .................................................................................................................................................. Naam en adres van broeierij van herkomst : ..................................................................... ..................................................................................................................................................
VERTREK Datum
uur
AANTAL Datum uur
BESTEMMING REINIGING EN ONTSMETTING Naam van verantwoordelijke Datum uur Type en adres van veebeslag ontsmettingsmiddel
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 153/242
Bijlage 38_13
BIJLAGE 38_13: BROEIERIJEN – MONSTERNAME 1. Doel Dit werkvoorschrift beschrijft de monstername van dons, liggenblijvers en schouweieren in broeierijen. De monsters worden genomen door een medewerker van de broeierij met het oog op procescontrole. Deze procescontrole is bedoeld ter aanvulling en ondersteuning van de monitoring bij vermeerderingsdieren op de aanwezigheid van Salmonella in strooiselmonster volgens de frequentie bepaald in de gids voor de reproductiebedrijven (Hoofdstuk 3.7.4. - F9). 2. Frequentie In het kader van de procescontrole op de broeierij worden volgende drie types van monstername voorzien: donsmonsters, monsters op liggenblijvers en mengmonsters op schouweieren. Plaats en tijdstip in het proces alsook de antecedenten van de reproductiebedrijven zijn bepalend voor het type monsterneming dat wordt opgelegd. 2.1. Dons Een monstername op dons is vereist in volgende gevallen: Bij logistiek broeden nl. op dons voortgebracht door uit broedeieren afkomstig van een lot moederdieren met de status: Salmonellaverdacht of Salmonellabesmet met niet te bestrijden Salmonella’s; na vaststelling van Salmonellapositief inlegvel: te beginnen vanaf de volgende uitkomst én gedurende 4 weken: bemonstering van elke volgende uitkomst met dezelfde antecedenten; na vaststelling van Salmonellapositief n.a.v. broeierij-hygiëneonderzoek: gedurende 4 weken: bemonstering van elke volgende uitkomst; na vaststelling van Salmonellapositief n.a.v. stofmonster en/of broeierijafval: gedurende 4 weken bemonstering van elke volgende uitkomst; bij dons voortgebracht uit broedeieren afkomstig van een lot moederdieren met de status Salmonellavrij, maar de broeierij niet voorzien is om een mengmonster te nemen van de schouweieren. 2.2. Liggenblijvers Een monstername op liggenblijvers is voorzien binnen de context van een traceringsonderzoek: zie bijlage 38-5. 2.3. Mengmonster schouweieren Een mengmonster op schouweieren is aangewezen indien de broedeieren afkomstig zijn van moederdieren met de status “Salmonellavrij”. De broeierij heeft steeds de mogelijkheid te opteren voor donsonderzoek i.p.v. onderzoek op schouweieren.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 154/242
Bijlage 38_13
3. Onderzoekslaboratoria Voor de onderzoeken op afwezigheid van Salmonella kan beroep gedaan worden op elk laboratorium dat geaccrediteerd en erkend is voor de betrokken matrix parametercombinatie. 4. Benodigdheden 4.1. Monstername van dons - steriele plastic zakken of potten - steriele plastic handschoenen - etiketten - inzendformulier 4.2. Monstername van liggenblijvers - 2 ongebruikte karton trays - plastic zak - steriele plastic handschoenen - etiketten - inzendformulier 4.3. Monstername van schouweieren - steriele plastic potten - steriele plastic handschoenen - etiketten - inzendformulier 5. Aantal en locatie van de te nemen monsters 5.1. Monstername van dons - per uitkomstkast worden tenminste vijf donsmonsters genomen. 5.2. Monstername van liggenblijvers - van één lot broedeieren dienen 60 liggenblijvers te worden bemonsterd. 5.3. Monstername van schouweieren -
Indien de schouweieren onder liquide vorm worden afgevoerd: per schouwdag en per recipiënt wordt minimaal één gehomogeniseerd monster genomen; Indien de schouweieren niet onder liquide vorm worden afgevoerd: per schouwdag: 5 % van alle schouweieren worden verzameld en gehomogeniseerd.
6. Werkwijze 6.1. Monstername van dons -
Per uitkomstkast worden tenminste vijf donsmonsters genomen. Elk donsmonster moet een monster zijn van minimaal 5 gram natte dons, genomen ten laatste de dag voor de uitkomstdag.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 155/242
Bijlage 38_13
-
-
De monsters dienen op verschillende plaatsen in de uitkomstkast genomen te worden waarbij, bij voorkeur een monster van de ventilator of grond genomen moet worden en monsters genomen dienen te worden van de linker-, rechter-, boven- en onderkant van de koelbuizen. De vijf monsters (in totaal 25 gram dons) kunnen als mengmonster in één pot of zak verzameld worden. De verantwoordelijkheid om de uitslagen van de monsters te traceren op hokniveau ligt bij de broeierij. De broeierij moet via haar traceringssysteem aantonen hoe dit wordt beheerst. Het monster wordt op steriele wijze genomen. Iedere monsterpot of -zak dient direct te worden voorzien van een etiket met de volgende gegevens: Datum van monstername Gegevens broeierij Kastnummer De broeierij moet een werkvoorschrift hebben waarin staat vermeld: Wie verantwoordelijk is voor de monstername Hoe de monstername wordt uitgevoerd Hoe de monsters kunnen worden getraceerd naar het bedrijf / hok van herkomst
6.2. Monstername van liggenblijvers -
-
De eieren dienen op verschillende plaatsen in de uitkomstbakken genomen te worden en dit per herkomstbedrijf. De eieren worden op een karton tray verzameld: het monster wordt zo hygiënisch mogelijk genomen en elke aanraking met andere voorwerpen wordt vermeden, om een eventuele besmetting van/vanuit de omgeving te voorkomen. De twee karton trays worden lekdicht verpakt. Iedere verpakking dient direct te worden voorzien van een etiket met de volgende gegevens: - Datum van monstername - Gegevens broeierij - Bedrijven van herkomst - De verantwoordelijkheid om de uitslagen van de monsters te traceren op hokniveau ligt bij de broeierij. De broeierij moet via haar traceringssysteem aantonen hoe dit wordt beheerst. De broeierij moet een protocol hebben waarin staat vermeld: Wie verantwoordelijk is voor de monstername - Hoe de monstername wordt uitgevoerd - Hoe de monsters kunnen worden getraceerd naar het bedrijf / hok van herkomst
6.3. Monstername van schouweieren -
Ingeval de schouweieren onder liquide vorm worden afgevoerd, dient het monster als volgt genomen te worden : hetzij zodra de container met schouweieren vol en gemixt is: indien uitsluitend schouweieren met status “vrij” werden verwerkt;
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 156/242
Bijlage 38_13
-
-
-
hetzij op het tijdstip dat er overgeschakeld wordt van schouweieren met status ‘vrij” naar schouweieren met status “verdacht” of “besmet met niet te bestrijden Salmonella’s” Het monster dient steeds genomen te worden alvorens het mengsel behandeld wordt met een bewaarmiddel. Indien schouweieren niet onder liquide vorm worden afgevoerd, dient per schouwdag: 5 % van alle schouweieren met status “vrij” gebroken en gemixt te worden in een voldoende groot recipiënt. Het monster wordt zo hygiënisch mogelijk genomen en elke aanraking met andere voorwerpen wordt vermeden, om een eventuele besmetting van/vanuit de omgeving te voorkomen. Elk monster bedraagt minimaal 200 gram en per monster dient een ongebruikte, steriele plastic pot gebruikt te worden. Sluit iedere pot direct na het vullen zorgvuldig. Iedere monsterpot dient direct te worden voorzien van een etiket met de volgende gegevens: - Datum van monstername - Gegevens broeierij - Herkomstbedrijven De broeierij moet een protocol hebben waarin staat vermeld: - Wie verantwoordelijk is voor de monstername - Hoe de monstername wordt uitgevoerd - Hoe de monsters kunnen worden getraceerd naar het bedrijf / hok van herkomst
7. Inzendformulier Elke inzending moet vergezeld gaan van een formulier waarop de gegevens van alle monsters van die dag worden geregistreerd.
-
8. Verzenden monsters -
De monsters moeten binnen de 48 uur aanwezig zijn bij het laboratorium. De monsters moeten zo verpakt zijn dat onderweg geen lekkage kan optreden en zo zijn geadresseerd dat voor de transporteur en de ontvanger geen verwarring ontstaat.
9. Onderzoek -
-
De broeierij dient een register bij te houden van alle toeleverende vermeerderingsbedrijven, waarin alle resultaten van het 2-wekelijks Salmonella-onderzoek (ook de negatieve) worden vastgelegd. Deze dienen minimaal vijf jaar na ruimen van het desbetreffende koppel te worden bewaard (i.v.m. traceringsonderzoeken en systeemcontrole). De monsters worden door het erkende laboratorium geanalyseerd op aan- of afwezigheid van Salmonella. Wanneer Salmonella aanwezig is, wordt serotypering uitgevoerd.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 157/242
Bijlage 38_13
10. Rapportering en te nemen acties -
-
Alle uitslagen van de procescontrole worden bewaard gedurende vijf jaar. De verantwoordelijkheid om de uitslagen van de monsters te traceren op hokniveau ligt bij de broeierij. De broeierij moet via haar traceringssysteem aantonen hoe dit wordt beheerst. Ingeval Salmonella-positief bij procescontrole én bevestigd overeenkomstig stap 8 van bijlage 38-10 op een monster gedurende de laatste drie procescontroles wordt de verantwoordelijke van het reproductiebedrijf verwittigd. Indien de oorzaak niet kan herleid worden naar een hok moederdieren wordt de eventuele oorzaak binnen de broeierij opgespoord: zie ook traceringsonderzoek bijlage 8. Het beproevingsverslag vermeldt de gegevens van het inzendformulier.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 158/242
Bijlage 38_14
BIJLAGE 38_14: BROEIERIJEN – PREVENTIEVE MAATREGELEN TEGEN AVIAIRE INFLUENZA Het risico voor insleep van het vogelgriepvirus is reëel. Daardoor zijn in broeierijen de volgende preventieve maatregelen vereist:
Aan alle in- en uitgangen van de broeierij moet een ontsmettingsvoetbad met een door de FOD toegelaten ontsmettingsmiddel worden geplaatst. De toegang tot de broeierij is verboden voor alle personen die geen deel uitmaken van het bedrijf. Dat verbod geldt niet voor het bedrijfseigen verzorgend personeel, de bedrijfsdierenarts, het personeel van het FAVV en de personen die onder hun gezag werken en evenmin voor het personeel van andere overheidsdiensten. Personen die toch in de broeierij moeten binnengaan, moeten overkledij en laarzen van het bedrijf aantrekken voordat zij de broeierij betreden. Zij moeten alle maatregelen treffen die nodig zijn om verspreiding van het aviaire influenzavirus te vermijden. De verantwoordelijke van de broeierij moet een register bijhouden van de bezoeken. De broeierij moet slotvast worden afgesloten. Alle ziekten en abnormale sterfte van pluimvee moeten onmiddellijk door de bedrijfsdierenarts worden onderzocht. Als de bedrijfsdierenarts bij dat onderzoek vogelgriep niet kan uitsluiten, moet hij dit onmiddellijk melden aan de officiële dierenarts.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 159/242
Bijlage 38_15
BIJLAGE 38_15: BROEIERIJEN – MELDINGSFORMULIER UITVAL Per post, fax of e-mail versturen aan de toeleverende broeierij binnen 2 weken na de aflevering van de ééndagskuikens
Naam pluimveehouder: ............................................................................................... Beslagnummer: ........................................................................................................... Straat + gemeente: ...................................................................................................... Telefoonnummer: ........................................................................................................ Naam broeierij: ............................................................................................................ Datum aflevering kuikens: ........................................................................................... Eventueel uniek lotnummer: ........................................................................................ Uitval dag van aflevering: Uitval dag 1 na aflevering: Uitval dag 2 na aflevering: Uitval dag 3 na aflevering: Uitval dag 4 na aflevering: Uitval dag 5 na aflevering: Uitval dag 6 na aflevering:
……………………… ……………………… ……………………… ……………………… ……………………… ……………………… ………………………
kuikens kuikens kuikens kuikens kuikens kuikens kuikens
Totale uitval:
………………………
kuikens
Opgemaakt op …………..
……………………………… (naam en handtekening)
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 160/242
Bijlage 38_16
BIJLAGE 38_16: BROEIERIJEN – ERKENDE MIDDELEN De lijst van erkende biociden voor reiniging, ontsmetting, ongediertebestrijding, dippen, sprayen is te raadplegen op https://portal.health.fgov.be/portal/page?_pageid=56,512448&_dad=portal&_schem a=PORTAL&ITEM_ID=825582&SITE_ID=56&PAGE_ID=512606&isportlet=true&p _security=ON De lijst van erkende pesticiden en gedetailleerde informatie over de producten (o.a. toepassingsgebied) is terug te vinden op http://www.fytoweb.fgov.be/indexNL.asp De erkende ontsmettingsmiddelen die toegelaten zijn tegen aviaire influenza zijn raadpleegbaar op de website van het FAVV: http://www.favv.be/ai-ia/aisituation/measures_nl.asp
Alle bovenstaande informatie kan tevens aangevraagd worden bij het secretariaat van Belplume vzw – Albert II-laan 35, bus 51 – 1030 Brussel.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 161/242
Bijlage 38_17
BIJLAGE 38_17: BROEIERIJEN – GEVARENANALYSE
Processtap
Omschrijving van Aard Algemene en preventieve het mogelijke gevaar maatregel
Ophalen en transport Microbiële contaminatie broedeieren tijdens transport van broedeieren
Receptie en opslag broedeieren
B
Microbiële kruiscontaminatie tussen de broedeieren
B
Microbiële contaminatie door Salmonellabesmette eieren
B
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
De losplaats voor broedeieren verhard en reinigbaar Vervoermiddelen moeten visueel schoon zijn Rijroutes van en naar de broeierij moeten verhard zijn In het vervoerregister wordt het tijdstip van reinigen en ontsmetten vastgelegd. Gebruiken van nieuwe karton trays, gereinigde en ontsmette plastic trays of voorbroedladen Voorbroedwagens of containers dienen gereinigd en ontsmet te worden alvorens deze worden teruggebracht naar de ouderdierenbedrijven. Bevuilde, buiten de legnesten gelegde broedeieren of gewassen broedeieren dienen apart en herkenbaar te worden opgehaald. Eieren afkomstig van vermeerderingspluimvee dat positief is voor S.e. of S.t. mogen niet uitgebroed worden in de broeierij. Indien volgens aangeleverde informatie een toeleverend vermeerderingsbedrijf besmet is met andere Salmonella (niet-S.e./S.t.) of verdacht blijkt voor Salmonella is het verplicht deze eieren logistiek te broeden. Als de procescontrole aanwezigheid van Salmonella S.e./S.t. aangeeft of wanneer het een andere Salmonella (niet-S.e./S.t.) aangeeft, en hetzelfde type Salmonella herhaalt zich bij controle op broedeieren van dezelfde herkomst binnen 4 weken na de eerste
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 162/242
Bijlage 38_17
Foute tracering
Inleg broedeieren
Microbiële kruiscontaminatie tussen partijen van verschillende herkomst en verschillende status
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
B
vaststelling, dient de broeierij de eieren van de betreffende vermeerderingskoppels die nog aanwezig zijn in de broeierij onmiddellijk logistiek te broeden. Dit gebeurt zo tot het traceringonderzoek volledig is afgerond en een besmetting van het vermeerderingskoppel kan worden uitgesloten. Niet gestempelde broedeieren worden niet opgehaald. Bij ontvangst van de broedeieren wordt nagegaan of alle noodzakelijke informatie werd aangeleverd door de leverancier van de broedeieren Per activiteitsdag worden een aantal gegevens bijgehouden, o.a. het aantal ingelegde broedeieren per lot vermeerderingsdieren, per inlegdatum. In de broeierijadministratie moeten bovendien per ouderdierenbedrijf onder andere volgende gegevens voorhanden zijn: beproevingsverslagen van onderzoeken naar Salmonella, M.g. aantal aangevoerde eieren, … Broedeieren worden uitsluitend per uniek lotnummer of per herkomstbedrijf ingelegd. Indien in de broeierij eieren worden ingelegd van Salmonella-besmette niet S.e./S.t. of Salmonellaverdachte koppels is het nemen van donsmonsters van alle uitkomstkasten waarin deze kuikens uitkomen verplicht.
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 163/242
Bijlage 38_17
Schouwen broedeieren
Microbiële kruiscontaminatie
B
Broedeieren in uitkomkast
Microbiële kruiscontaminatie
B
Reinigen en ontsmetten voorbroedladen
Microbiële contaminatie via voorbroedladen
MANAGEMENT: a) Personeel
Insleep van ziektes en microbiële contaminatie via personeel
B
b) Bezoekers
Insleep van ziektes en microbiële contaminatie via bezoekers
B
c) Reinigen en Microbiële ontsmetten van kruiscontaminatie lokalen en inventaris Microbiële contaminatie via het reinigingswater
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
B
B
Het schouwen en omleggen van broedeieren wordt dusdanig gepland dat de volgorde ‘vrij’ - ‘verdacht’ ‘besmet niet S.e. of S.t.’ gerespecteerd wordt. Na schouw en omleg van broedeieren van status ‘verdacht’ of ‘ besmet niet S.e./S.t.’ dient de apparatuur met extra zorg gereinigd en ontsmet te worden. Broedeieren van de status ‘verdacht’ en/of ‘ besmet niet S.e./S.t.’ dienen in een apart uitkomstlokaal behandeld te worden. Na uitkomst van status ‘verdacht’ en/of ‘ besmet niet S.e./S.t.’ moet extra zorg besteed worden aan de reiniging en ontsmetting van de ruimte en apparatuur. De voorbroedwagens of containers dienen gereinigd en ontsmet te worden alvorens deze worden teruggebracht naar de ouderdierenbedrijven. Broeierij enkel betreden na gebruik hygiënesluis Bedrijfseigen kleding en schoeisel GHP-handboek (o.a. werkinstructies) Broeierij afgesloten en enkel te betreden onder begeleiding van bedrijfsleider Broeierij enkel betreden na gebruik hygiënesluis Bedrijfseigen kleding en schoeisel Alle bezoekers moeten zich inschrijven in het bezoekersregister Dagelijks worden de lokalen waarin werkzaamheden hebben plaatsgevonden gereinigd en ontsmet. Indien putwater gebruikt wordt, dient jaarlijks een bacteriologisch wateronderzoek uitgevoerd te worden
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 164/242
Bijlage 38_17
Insleep van ziektes en microbiële contaminatie via personen en materiaal bij het ontsmetten en reinigen van lokalen
B
d) Hygiëne binnen de broeierij
Microbiële contaminatie binnen de broeierij: besmetting van producten (broedeieren en ééndagskuikens) met Salmonella en andere ziekteverwekkers door onhygiënisch werken.
B
e) Preventie en monitoring pluimveeziekten en Salmonella
Salmonellabesmetting
B
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Occasionele helpers krijgen werkinstructies en moeten schone, bedrijfseigen kleding en schoeisel dragen Inschrijven in bezoekersregister Gebruik hygiënesluis In de broeierij heerst éénrichtingsverkeer voor broedeieren en materiaal. Luchtstroom gaat niet in tegen de productstroom. De vloeren, wanden en plafonds moeten vervaardigd zijn uit stevig materiaal, dat ondoordringbaar en afwasbaar is. Dagelijks worden de lokalen waarin werkzaamheden hebben plaatsgevonden gereinigd en ontsmet + visuele controle op reinheid De doeltreffendheid van R&O wordt minimaal 6 maal per jaar gecontroleerd met een hygiënogram en met een controle op Salmonella De broeierij dient over een doeltreffend GHP-handboek te beschikken, waarin wordt beschreven op welke wijze de broeierij is ingericht en op welke wijze er wordt gewerkt zodat in de broeierij en tijdens het transport kruisbesmetting met Salmonella of andere ziekteverwekkers maximaal wordt vermeden. Eieren afkomstig van vermeerderingspluimvee dat positief is voor S.e. of S.t. mogen niet uitgebroed worden in de broeierij. Reeds ingelegde eieren worden uit de broedkasten en de voorraad gehaald en vernietigd. Indien volgens aangeleverde informatie een toeleverend vermeerderingsbedrijf besmet is met andere Salmonella (niet-S.e./S.t.) of verdacht blijkt met Salmonella is het verplicht
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 165/242
Bijlage 38_17
deze eieren logistiek te broeden. De voorwaarden voor logistiek broeden zijn beschreven in Bijlage 38-5. Als de procescontrole (zie Bijlage 38-5) aanwezigheid van Salmonella S.e./S.t. aangeeft of wanneer het een andere Salmonella (nietS.e./S.t.) aangeeft, en hetzelfde type Salmonella herhaalt zich bij controle op broedeieren van dezelfde herkomst binnen 4 weken na de eerste vaststelling, dient de broeierij de eieren van de betreffende vermeerderingskoppels die nog aanwezig zijn in de broeierij onmiddellijk logistiek te broeden. Dit gebeurt zo tot het traceringonderzoek volledig is afgerond en een besmetting van het vermeerderingskoppel kan worden uitgesloten. Indien in de broeierij eieren worden ingelegd van Salmonella-besmette niet S.e./S.t. of Salmonellaverdachte koppels is het nemen van donsmonsters van alle uitkomstkasten waarin deze kuikens uitkomen verplicht. Aan het einde van elke uitkomstdag wordt een stofmonster genomen en aan het einde van elke productiedag wordt een monster van het broeierijafval genomen. Beide genoemde monsters worden onderzocht op de afwezigheid van Salmonella. Indien S.e./S.t. gevonden wordt, dienen er donsmonsters (van alle uitkomstkasten) genomen te worden.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 166/242
Bijlage 38_17
Pluimveeziekten op het vermeerderingsbedrijf
B
DIENSTEN DOOR DERDEN: a) Afhalen broeierijafval
Insleep van ziektes en microbiële contaminatie bij ophaling van broeierijafval
B
b) Dierenarts
Insleep van ziektes en microbiële contaminatie via dierenarts Insleep van ziektes en microbiële contaminatie via personen en materiaal
B
Microbiële kruiscontaminatie via ander sier- of nutsgevogelte of (landbouw)huisdieren Microbiële kruiscontaminatie via andere vogels
B
c) Pluimveeserviceactiviteiten
OMGEVINGSFACTOREN: a) Andere dieren
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
B
B
De verantwoordelijke van een broeierij signaleert de bedrijfsdierenarts indien wijziging in het rendement of ziektetekens het bestaan van een besmettelijke ziekte aantonen of het bestaan ervan laten vermoeden. In geval van een besmettelijke pluimveeziekte moeten de resultaten van het laboratoriumonderzoek onmiddellijk worden meegedeeld aan de bedrijfsdierenarts. De verantwoordelijke van een broeierij signaleert aan het FAVV zonder verwijl elk abnormaal hoog percentage van klare eieren of van sterfte voor of na het uitkippen. Ophaling broeierijafval zonder bedrijfsgebouwen te besmetten Ophaling minimaal wekelijks bij activiteit Schriftelijke overeenkomst met de bedrijfsdierenarts Gebruik hygiënesluis Pluimveeservicebedrijven, bedrijfseigen personeel en occasionele helpers moeten zich inschrijven in het bezoekersregister Leefruimte van de dieren enkel betreden na gebruik hygiënesluis Bedrijfseigen kleding en schoeisel Werkinstructies geven en opvolgen Geen (landbouw)huisdieren in de broeierij
Broeierij dient vogeldicht te zijn
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 167/242
Bijlage 38_17
b) Ongediertebestrijding
Scheiden kuikens van schalen
Ongedierte treedt op als vector voor Salmonella, Campylobacter en andere ziekteverwekkers
B
Microbiële contaminatie via personen en materiaal bij het uitvoeren van de ongediertebestrijding Microbiële kruiscontaminatie
B
Kwaliteitscontrole en Niet diervriendelijk afdoden doden van kuikens uitgeselecteerde kuikens
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
B
Broeierij moet zo ingericht zijn dat knaagdieren normaliter niet kunnen binnendringen Er wordt een doeltreffend ongediertebestrijdingplan toegepast. Indien niet effectief wordt dit bijgestuurd Het bedrijfsterrein, de bedrijfsgebouwen en de directe omgeving moeten schoongehouden worden, zodat geen ongedierte aangetrokken wordt Inschrijven in bezoekersregister Gebruik hygiënesluis Bij het afrapen en verzendklaar maken van ééndagskuikens wordt het werk dusdanig georganiseerd dat de volgorde ‘vrij’ ‘verdacht’ - ‘besmet niet S.e. of S.t.’ gerespecteerd wordt. Eéndagskuikens van de status ‘vrij’ moeten uit het lokaal verwijderd zijn alvorens de minder gunstige statussen aangevat worden. Eéndagskuikens met status ‘vrij’ mogen niet gelijktijdig worden opgeslagen tezamen met ééndagskuikens met status of ‘mogelijk besmet’. Na behandeling en verblijf van ééndagskuikens met status ‘mogelijk besmet’, moet extra zorg besteed worden aan de reiniging en ontsmetting van de ruimte en apparatuur. Er dient een installatie aanwezig te zijn voor het doden van ééndagskuikens op een diervriendelijke manier. Uitgeselecteerde kuikens worden op een diervriendelijke manier gedood met gebruik van aangepaste apparatuur (mechanische apparatuur of blootstelling aan kooldioxide)
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 168/242
Bijlage 38_17
Tellen kuikens en vullen van kuikenbakjes
Samenstellen loten kuikens per klant
Microbiële contaminatie door onreine kuikenbakjes Te veel of te weinig kuikens in een bakje
B
Foute tracering
Microbiële kruiscontaminatie tussen kuikens Vaccinatie
Microbiële contaminatie via personen die de broeierij betreden voor het enten Verminderde werking door foute opslag vaccin Onvoldoende bescherming tegen NCD van de braadkippen door fout of niet uitvoeren van vaccinatie Opmaken aflever- en Foute tracering plaatsingsdocument
B
B
Reiniging en ontsmetting van kuikenbakjes De kuikens beschikken over een oppervlakte van minimaal 21 cm²/kuiken. Elk lot kuikens moet per herkomst of per uniek lotnummer visueel herkenbaar zijn. Eéndagskuikens met status ‘vrij’ worden niet tezamen met ééndagskuikens van een minder gunstige status vervoerd. Inschrijven in bezoekersregister Gebruik hygiënesluis
B
De entstoffen worden bewaard in een koelkast.
B
Schriftelijke overeenkomst met de bedrijfsdierenarts.
Bij levering moet het afleveren plaatsingdocument getekend worden door de pluimveehouder én de chauffeur ter bevestiging van de plaatsing van de kuikens in het juiste hok Receptie en opslag Bezoedeling B/C/F Verpakkingsmaterialen verpakkingsmateriaal verpakkingsmaterialen moeten zodanig opgeslagen door foute opslag zijn dat deze schoon, droog en schimmelvrij blijven. Microbiële contaminatie Transport B De kuikens worden verpakt in via de ééndagskuikens verpakking voor éénmalig transportmiddelen van gebruik of in gewassen en ééndagskuikens ontsmette kuikenbakjes De laadplaats voor kuikens verhard en reinigbaar Vervoermiddelen moeten visueel schoon zijn Rijroutes van en naar de broeierij moeten verhard zijn In het vervoersregister wordt het tijdtip van reinigen en ontsmetten vastgelegd.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 169/242
Bijlage 38_17
Receptie, reinigen, ontsmetten en opslag van (gebruikte) kuikenbakjes
Microbiële contaminatie via kuikenbakjes
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
B
In het reinigings- en ontsmettingsplan moeten de werkvoorschriften voor het reinigen en ontsmetten van de kuikenbakjes opgenomen zijn en moeten ook de checklijsten voor de controle na R&O opgenomen zijn.
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 170/242
Bijlage 39_1
3.9. PRODUCTIEPLUIMVEE - LEGKIPPEN BIJLAGE 39_1: LEGKIPPEN – REGISTRATIE PRODUCTIEPLAATS EIEREN Formulier voor registratie van productieplaats van eieren SANITEL–nummer van het beslag : ............................................................................................................................................. Uniek nummer bij het Agentschap (indien reeds bekend) : BE .......................................................................... (vier cijfers) Aantal gescheiden gebouwen (hokken) : ....................................................................................................................................... MINIMALE REGISTRATIEGEGEVENS (verplicht vanaf 200 legkippen per productieplaats) 1. Inrichting : — Naam van de inrichting, in voorkomend geval : .................................................................................................................... — Adres : straat ......................................................................................................................................................... Nr. ........... — Postcode : .................... Gemeente : ........................................................................................................................................ 2. Verantwoordelijke : — Naam van de inrichting, in voorkomend geval : .................................................................................................................... — Adres : straat ........................................................................................................................................................... Nr. ........... — Postcode : .................... Gemeente :........................................................................................................................................... Tel. : .............................................................................................. Fax : ........................................................................................ — SANITEL-nummer van alle andere inrichtingen vanaf 200 legkippen waarvan dezelfde persoon de verantwoordelijke of de eigenaar is. Indien deze persoon de verantwoordelijke of de eigenaar is van inrichtingen gevestigd in een ander land, het adres van deze inrichtingen : ......................................................................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................................................................... 3. Eigenaar van de inrichting, indien verschillend van de verantwoordelijke : — Naam van de inrichting, in voorkomend geval : .................................................................................................................... — Adres : straat ........................................................................................................................................................ Nr. ........... — Postcode : .................... Gemeente : ....................................................................................................................................... Tel. : ........................................................................................... Fax : ........................................................................................ — SANITEL-nummer van alle andere inrichtingen vanaf 200 legkippen waarvan dezelfde persoon de verantwoordelijke of de eigenaar is. Indien deze persoon de verantwoordelijke of de eigenaar is van inrichtingen gevestigd in een ander land, het adres van deze inrichtingen : ......................................................................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................................................................... 4. Verdere informatie over de inrichting : Aantal legkippen per gebruikt houderijsysteem Houderijsysteem 0. BIO 1. Vrije uitloop 2. Scharrel 3. Kooi Maximumcapaciteit per houderijsysteem ........................ ................................... ................................... ................................... Handtekening van verantwoordelijke en datum : ........................................................................................................................
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 171/242
Bijlage 39_2
BIJLAGE 39_2: LEGKIPPEN – EERSTE REGISTRATIE VEEBESLAG
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 172/242
Bijlage 39_2 D. Gegevens van de verantwoordelijke en klant (IN DRUKLETTERS) Diersoort : ................................................................. Verantwoordelijke
Facturatieadres (klant)
(moet een natuurlijk persoon zijn)
(indien verschillend van verantwoordelijke) ❐ natuurlijk persoon
❐ rechtspersoon (firma)
Naam :
....................................................
Naam :
........................................................
Voornaam :
....................................................
Voornaam :
........................................................
Geboortedatum :
....................................................
Geboortedatum :
........................................................
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Straat + nr. + bus : ....................................................
Straat + nr. + bus : ........................................................
Postnr. + deelgemeente : ...........................................
Postnr. + deelgemeente : .............................................
Fusiegemeente :
....................................................
Fusiegemeente :
........................................................
Tel. :
....................................................
Tel. :
........................................................
Fax :
....................................................
Fax :
........................................................
GSM :
....................................................
GSM :
........................................................
BTW-nr. :
....................................................
BTW-nr. :
........................................................
Rekeningnr. :
....................................................
Rekeningnr. :
.............................................
Datum : .......................................................................
Datum : ......................................................................
Handtekening verantwoordelijke :
Handtekening klant :
Diersoort : ............................................................... Verantwoordelijke
Facturatieadres (klant)
(moet een natuurlijk persoon zijn)
(indien verschillend van verantwoordelijke) ❐ natuurlijk persoon
❐ rechtspersoon (firma)
Naam :
....................................................
Naam :
........................................................
Voornaam :
....................................................
Voornaam :
........................................................
Geboortedatum :
....................................................
Geboortedatum :
........................................................
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Straat + nr. + bus : ....................................................
Straat + nr. + bus : ........................................................
Postnr. + deelgemeente : ...........................................
Postnr. + deelgemeente : .............................................
Fusiegemeente :
....................................................
Fusiegemeente :
........................................................
Tel. :
....................................................
Tel. :
........................................................
Fax :
....................................................
Fax :
........................................................
GSM :
....................................................
GSM :
........................................................
BTW-nr. :
....................................................
BTW-nr. :
........................................................
Rekeningnr. :
....................................................
Rekeningnr. :
.............................................
Datum : .......................................................................
Datum : ......................................................................
Handtekening verantwoordelijke :
Handtekening klant :
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 173/242
Bijlage 39_3
BIJLAGE 39_3: PLUIMVEE – MELDINGSFORMULIER UITVAL ÉÉNDAGSKUIKENS MELDINGSFORMULIER
Aantal uitgevallen ééndagskuikens in de eerste week na aflevering Per post, fax of e-mail versturen aan de toeleverende broeierij binnen 2 weken na de aflevering van de ééndagskuikens
Naam pluimveehouder: ................................................................................................ Straat + gemeente: ...................................................................................................... Telefoonnummer: ........................................................................................................ Naam broeierij: ............................................................................................................ Datum aflevering kuikens: ........................................................................................... Uniek lotnummer: ........................................................................................................ Uitval dag van aflevering: Uitval dag 1 na aflevering: Uitval dag 2 na aflevering: Uitval dag 3 na aflevering: Uitval dag 4 na aflevering: Uitval dag 5 na aflevering: Uitval dag 6 na aflevering:
……………………… ……………………… ……………………… ……………………… ……………………… ……………………… ………………………
kuikens kuikens kuikens kuikens kuikens kuikens kuikens
Totale uitval:
………………………
kuikens
Opgemaakt op …………..
……………………………… (naam en handtekening)
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 174/242
Bijlage 39_4
BIJLAGE 39_4: PLUIMVEE – STOFSTALEN EN VOEDERSTALEN Bij elke voederlevering wordt een nieuwe stofzak gebruikt. Per levering bewaart de pluimveehouder een staal van: • alle pluimveevoeders; • alle enkelvoudige grondstoffen. Van de grondstoffen die op het bedrijf zelf gewonnen en opgeslagen zijn, dient de pluimveehouder minstens één representatief voederstaal per productieronde te bewaren. Dit geldt eveneens voor grondstoffen die via graanregelingen van boer tot boer op het bedrijf worden opgeslagen. De pluimveehouder ziet erop toe dat de stalen representatief zijn voor de levering en onder goede condities worden genomen en bewaard. De pluimveehouder heeft keuze tussen het nemen van stofstalen of voederstalen. 1. Ingeval van een stofstaal • •
De volledige stofzak kan bewaard worden als stofstaal. In dit geval wordt de stofzak ordelijk, koel, droog en op een donkere plaats, vrij van ongedierte bewaard. De pluimveehouder kan eveneens een stofstaal bewaren die uit de stofzak genomen wordt. Hierbij kan hij als volgt tewerk gaan: • Het stofstaal wordt genomen na goede reiniging en ontsmetting van de handen evenals van het gebruikte materiaal (b.v. schepje); • Elk stofstaal wordt afzonderlijk verpakt; • Op de verpakking wordt de leveringsdatum en het nummer van de leveringsbon genoteerd; • De stofstalen worden ordelijk, koel, droog en op een donkere plaats, vrij van ongedierte bewaard.
2. Ingeval van een voederstaal •
De pluimveehouder gaat hierbij als volgt tewerk: • Het voederstaal wordt genomen na goede reiniging en ontsmetting van de handen evenals van het gebruikte materiaal (b.v. schepje); • Elk voederstaal wordt afzonderlijk verpakt; • Op de verpakking wordt de leveringsdatum en het nummer van de leveringsbon genoteerd. Voor zelf gewonnen en op het bedrijf opgeslagen grondstoffen volstaat het vermelden van de datum van staalname; • De voederstalen worden ordelijk, koel, droog en op een donkere plaats, vrij van ongedierte bewaard.
De staalnames zijn bedoeld als basis voor het traceringonderzoek. Deze stalen worden bijgevolg minstens bewaard totdat bekend is dat dergelijk traceringonderzoek vereist is.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 175/242
Bijlage 39_5
BIJLAGE 39_5: PLUIMVEE – ONDERZOEK DRINK- EN REINIGINGSWATER Hieronder worden de volgende punten achtereenvolgens omschreven omtrent het jaarlijks uit te voeren wateronderzoek: 1. Drinkwater: frequentie 2. Reinigingswater: frequentie 3. Procedure staalname 4. Aanvaarde onderzoekslaboratoria 5. Resultaten en maatregelen 6. Inzendformulier aanvraag labo-analyse. 1. Drinkwater: frequentie • •
Er dient in principe een jaarlijks drinkwateronderzoek uitgevoerd te worden. De uit te voeren onderzoeken zijn afhankelijk van het type watersysteem en de oorsprong van het gebruikte water :
Putwater Gesloten per put een chemisch en drinkwatersysteem bacteriologisch onderzoek
Open per put een chemisch onderzoek drinkwatersysteem en per hok een bacteriologisch onderzoek
•
Leidingwater hetzij: geen onderzoek, maar tijdens leegstand drinkwatersysteem reinigen en ontsmetten hetzij: bacteriologisch onderzoek in één hok per hok een bacteriologisch onderzoek
De staalname moet gebeuren: • tijdens de periode van juni tot september; • tijdens een productieronde.
2. Reinigingswater: frequentie •
Indien putwater als reinigingswater wordt gebruikt, dient er: • jaarlijks chemisch onderzoek per put. Indien het putwater ook als drinkwater gebruikt wordt, volstaat één chemisch onderzoek per jaar. • bacteriologisch onderzoek indien in alle hokken de score van het hygiënogram meer dan 1,5 aangeeft.
3. Procedure staalname • •
•
De pluimveehouder is verantwoordelijk voor correcte uitvoering van de staalname. Benodigdheden: • Voor een bacteriologisch onderzoek: een steriele fles van 1 liter, afgesloten met een steriele dop (kurk of schroefdop). • Voor een chemisch onderzoek: een steriele, bij voorkeur donkere fles van 250 ml, afgesloten met een steriele dop (kurk of schroefdop). Praktische uitvoering van de staalname: • De staalnemer draagt schone bedrijfskleding en wast en ontsmet zorgvuldig zijn handen alvorens de steriele fles en dop aan te raken. • Indien het staal bedoeld is voor drinkwateronderzoek: het staal wordt zo proper mogelijk genomen op het einde van het drinkwatersysteem.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 176/242
Bijlage 39_5
• •
Indien het staal bedoeld is voor onderzoek op reinigingswater: het staal wordt zo proper mogelijk genomen een aftappunt. • Sluit de fles af, droog de buitenkant en voeg bij de fles het inzendformulier. Elke inzending moet vergezeld gaan van een ingevuld inzendformulier (zie 6.). De pluimveehouder is verantwoordelijk voor het binnenbrengen van het staal op het laboratorium.
4. Onderzoekslaboratoria De volgende laboratoria zijn gemachtigd om de onderzoeken uit te voeren: • Laboratoria van Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw • Laboratoria van ARSIA asbl • Lavetan NV, Nijverheidstraat 15, 2350 Vosselaar • ProHealth BV, Schoutlaan 4a, NL-6002 EA Weert • Silliker NV, Hoogkamerstraat 42, 9100 Sint-Niklaas • Elk laboratorium dat geaccrediteerd is voor het uitvoeren van drinkwateranalyses. 5. Resultaten en maatregelen •
De resultaten van de onderzochte criteria worden genoteerd op het beproevingsverslag dat de vermelding van het inzendformulier overneemt. Het document wordt gezonden naar de pluimveehouder en naar de bedrijfsdierenarts. De beproevingsverslagen worden gedurende vijf jaar op het bedrijf bewaard.
Bacteriologische parameters Totaal kiemgetal Totaal E. Coli Fecale streptococcen Chemische parameters pH (zuurtegraad) Fe (ijzer) Hardheid Nitriet •
• •
Norm
Tolerantie (toegestane afwijking)
max. 100.000 per ml max. 100 per ml afwezig
10% 10% geen
4-9 2,5 mg/l 20 °D 1,0 mg/l
10% 10%
Indien de bacteriologische normen boven de toegestane afwijking worden overschreden, dient het drinkwatersysteem zo spoedig mogelijk gereinigd en ontsmet te worden. Daarna volgt een nieuwe staalname om de bacteriologische kwaliteit van het drinkwater te controleren. Indien het putwater betreft dient tevens een staal aan de bron genomen te worden om de bacteriologische kwaliteit van het drinkwater te controleren. Chemische parameters bij putwater : Indien de zuurtegraad en/of het nitriet-gehalte de norm met meer dan 10% overschrijden, dan dienen passende maatregelen genomen te worden. Daarna volgt een nieuwe staalname om de chemische kwaliteit te controleren. Het putwater kan pas opnieuw gebruikt worden wanneer voldaan is aan de normen. Een te hoge score bij hardheid en ijzergehalte heeft geen directe consequenties. Een te hoge hardheid kan evenwel de werkzaamheid van sommige ontsmettingsmiddelen afremmen.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 177/242
Bijlage 39_5
6. Inzendformulier aanvraag labo-analyse IDENTIFICATIE PLUIMVEEBEDRIJF
LABORATORIUM VAN BESTEMMING
Naam : Volledig adres :
Naam : Volledig adres :
Beslagnummer : Type bedrijf : O reproductie O braadkippen Tel : Fax : e-mail : IDENTIFICATIE VAN DE BEDRIJFSDIERENARTS Naam : Volledig adres :
Tel : Fax : e-mail :
IDENTIFICATIE VAN HET STAAL Naam staalnemer : Hoknummer : O ANALYSE OP WATER
Datum en uur staalname : Uniek lotnummer : O ANALYSE OP VOEDER
Oorsprong water : O putwater O leidingwater Bestemming water : O drinkwater O reinigingswater Drinkwatersysteem : O open O gesloten Aangevraagd onderzoek : O totaal kiemgetal O E. Coli O fecale streptococcen O Salmonella-bepaling O Salmonella-typering1 O pH O ijzergehalte O hardheid O nitriet
Type staal : O mengstaal O enkelvoudig staal Materiaal : O stof O veevoeder Aangevraagd onderzoek : O Salmonella-bepaling O Salmonella-typering1 O ander : …………
Opm : 1 : Salmonella-typering volgens de methode van groepstypering met uitsluiting van S.e. en S.t. is enkel verplicht voor reproductiebedrijven. Opgemaakt te ….……………… op ../../…. Naam + handtekening verantwoordelijke pluimveehouder
BRON: Vademecum voor de bedrijfsdierenarts, Lastenboek voor de laboratoria, Gezondheidskwalificatie van pluimvee, Ministerie van Middenstand en Landbouw, Veterinaire Diensten, 30 maart 2000.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 178/242
Bijlage 39_6
BIJLAGE 39_6: PLUIMVEE – OVEREENKOMST VERANTWOORDELIJKE EN BEDRIJFSDIERENARTS
1. De ondergetekende ………………………………………………………….………………………..
(naam en voornaam)
…………………………………………………… ……..………..……………………………………………..
(volledig adres)
Verantwoordelijke van het pluimveebeslag gelegen te ………………….………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………...………
(volledig adres)
wijst aan als bedrijfsdierenarts voor het uitvoeren van de reglementaire controles op pluimvee: dierenarts ……………………………………………………………………………………………… aangenomen dierenarts te ……………………………………………………………………….
(postnummer en gemeente)
……………………………………………………………………………………………………...……… 2. De ondergetekende, dierenarts …………………………………………………………..……… aangenomen dierenarts te …………………………………………………………………
(naam en voornaam) (straat en nummer) (naam en voornaam)
(postnummer en gemeente)
ordenummer…………………………………………………………………………….………….…………………………………… verklaart kennis genomen te hebben van zijn aanwijzing als bedrijfsdierenarts door de dhr. /mevr ……………………………………………………………………………………….……………….… verantwoordelijke te ………………………………………..…………………………………
(naam en voornaam) (postnummer en gemeente)
voor het uitvoeren van de reglementaire controles en hiermede in te stemmen. Hij verbindt zich ertoe in geval van verhindering of ziekte een aangenomen dierenarts ter vervanging aan te wijzen. 3. Opgesteld de ………………………………………… te ………………………………………..………………………………… In twee exemplaren, waarvan één bestemd is voor de verantwoordelijke en één voor de dierenarts. De dierenarts maakt een kopie van zijn exemplaar over aan de inspecteur-dierenarts. Handtekening van de verantwoordelijke,
Handtekening van de dierenarts,
…………………………………………. …
……………………………….
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 179/242
Bijlage 39_7
BIJLAGE 39_7: PLUIMVEE – BEZOEKRAPPORT DIERGENEESKUNDIGE BEDRIJFSBEGELEIDING II.C. Bezoekrapport in het kader van een bedrijfsbegeleidingsovereenkomst voor pluimvee Beslagnummer : ………………….
Datum : ………. / ………. / ……….
Gezondheidstoestand van de dieren aanwezig op het bedrijf Ja Pluimvee :
Analyses
Diagnose
- Spijsverteringsstoornissen
%
....................................................
- Ademhalingsstoornissen
%
....................................................
- Bewegingsstoornissen
%
....................................................
- Zenuwstoornissen
%
....................................................
- Andere stoornissen
%
....................................................
Beheer van de geneesmiddelenreserve (Artikel 5, §3 van dit besluit)
–
Geneesmiddelen met preventief karakter gebruikt in het kader van de normale bedrijfsplanning Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
–
NEEN
Geneesmiddelen bij gelegenheid gebruikt in het kader van de uitvoering van artikel 5, 2° van de wet op de uitoefening van de diergeneeskunde van 28 augustus 1991. Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
–
JA
JA
NEEN
Geneesmiddelen voor problemen die het voorwerp uitmaken van een initiële diagnose Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
JA
NEEN
Opmerkingen van de dierenarts : .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... Opmerkingen van de verantwoordelijke : .......................................................................................................................................................................................................... ..........................................................................................................................................................................................................
Handtekening van de verantwoordelijke
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Handtekening en stempel van de dierenarts
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 180/242
Bijlage 39_8
BIJLAGE 39_8 : BEMONSTERINGSMETHODE LEGKIPPEN DOOR DE BEDRIJFSDIERENARTS (2007)/VERANTWOORDELIJKE (VANAF 2008) 1. Eendagskuikens Inlegvellen: bij levering wordt een monster samengesteld bestaande uit 20 stukken van met feces bevuilde inlegvellen. De stukken zijn minimaal 5 op 5 cm en maximaal 10 op 10 cm. De stukken moeten een representatief monster vormen voor de ganse toom. De stukken worden in een steriel pot (plastiek zak) verzameld en afgeleverd op het erkend laboratorium door de verantwoordelijke. 2. Tijdens de opfok en productieperiode •
•
Kooien o met mestbanden of mestschrapers: 2 stalen van 150 g natuurlijk gemengde mest van alle banden of schrapers, verzameld na het afdraaien van de mest. o Met trapkooien zonder schraper of banden: 2 stalen van 150 g gemengde verse mest verzameld op 60 verschillende plaatsen in de mestputten onder de kooien. Grondstallen (vrije uitloop en volièrestallen) o Alle stalen worden in het hok genomen. o Materiaal: 2 paar steriele, absorberende overschoenen, bevochtigd ofwel met 0,8% keukenzout + 0,1% pepton in steriel gedeïoniseerd water ofwel met steriel water. o Monster: de 2 paar overschoenen worden verdeeld over 2 steriele recipiënten. o Methode: Alle onderdelen van de stal, ook die met strooisel en latten, moeten representatief bemonsterd worden. Alle afzonderlijke hokken in de stal moeten bemonsterd worden. De stal wordt onderverdeeld in 2 delen. Elk deel wordt met 1 paar steriele overschoenen afgestapt.
3. Etikettering Op elk monster worden volgende gegevens vermeld: 1) 2) 3) 4)
Beslagnummer Stal en/of hoknummer Datum staalname Aard van het staal (inlegvel, overschoenen, mest)
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 181/242
Bijlage 39_9
BIJLAGE 39_9: PLUIMVEE – DOCUMENT BEGELEIDING SLACHTPLUIMVEE I.
IDENTIFICATIE
1. Identificatie beslag Beslagnummer: Beslagadres: Naam verantwoordelijke: Adres: Postcode / woonplaats:
2. Identificatie van de productieronde Uniek lotnummer: Aantal stuks pluimvee bij opzet: Sterftepercentage: Datum van opzet: Soort en type: braadkippen legkippen kalkoenen Andere Kwalificatie (aangevraagd of bekomen): A B C
Tel.: Fax:
II. RUBRIEK IN TE VULLEN DOOR DE BEDRIJFSVERANTWOORDELIJKE Voeders met verplichte wachttijd toegediend gedurende de laatste 6 weken Gebruikte additieven met wachttijden
Naam van het voeder
Naam van het additief
Begindatum
Einddatum
Wachttijd
Naar waarheid ingevuld door de bedrijfsverantwoordelijke (handtekening en datum) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
III. RUBRIEK VOORBEHOUDEN AAN DE BEDRIJFSDIERENARTS (maximum 3 dagen voor het slachten) 1.
2.
Bedrijfsdierenarts : stempel / naam / ordenummer / telefoon / fax :
Vaccinaties gedurende de laatste 8 weken Naam van het vaccin ............. Datum van toediening ............ 3. Diergeneeskundige onderzoeken en behandelingen gedurende de laatste 6 weken Leeftijd
4.
Ziekten
Sterfte aantal
Naam
Geneesmiddelen Begindatum Einddatum
Wachttijd
Resultaat laboratoriumonderzoeken voor de controle op zoönoseverwekkers Salmonella Resultaat: neg pos Referentienummer labo op analyseverslag . . . . . . . . . . . . . . . Andere Resultaat: neg pos Referentienummer labo op analyseverslag . . . . . . . . . . . . . . . Totaal aantal bijlagen analyseverslag(en) ............. Bovenvermelde dieren werden heden . . . . . . . . . . . . . . . om . . . . . . . . . . . door mij gezien en gezond bevonden en zijn volgens de gegevens waarover ik beschik op dit moment en na inzage van het bedrijfsregister geschikt bevonden voor het slachten. Naar waarheid ingevuld door de bedrijfsdierenarts (handtekening en datum) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
IV. RUBRIEK VOORBEHOUDEN AAN DE VERVOERDER 1. 2. 3.
............... Nummerplaat van voertuig . . . . . . . . . . . . . Naam van de vervoerder Laadmelding Datum van laden . . . . . . . . . . . . . . . uur (aanvang) ............. Vervoer Aantal dieren opgeladen ............... Naam van het slachthuis ............... gevestigd te (gemeente) ............. Naar waarheid ingevuld door de vervoerder (handtekening en datum) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
OPMERKING: ALLE RUBRIEKEN MOETEN INGEVULD WORDEN OOK INDIEN ZE NIET VAN TOEPASSING ZIJN
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 182/242
Bijlage 39_10
BIJLAGE 39_10 : PLUIMVEE – CERTIFICAAT EN INSPECTIEVERSLAG INTRACOMMUNAUTAIR HANDELSVERKEER EUROPESE GEMEENSCHAP
Certificaat voor de intracommunautaire handel
Deel I : Informatie betreffende de aangeboden zending
I.1. Verzender
‘
I.2. Referentienummer certificaat
I.2.a. .Lokaal Referentienummer
Naam I.3. Bevoegde centrame autoriteit Adres I.4. Bevoegde lokale autoriteit
Postcode I.5. Geadresseerde
I.6. Nr. van bijbehorende originele certificaten documenten
Nr. Van bijbehorende
Naam Adres I.7. Handelaar
Postcode
Naam : I.8 Land van oorsprong
ISO-code
I.9 Regio van oorsprong
Code
I.12 Plaats van oorsprong / Plaats van de vangst
Erkenningsnummer
I.10 Land van bestemming
ISO-code
I.11 Regio van bestemming
Code
I.13 Plaats van bestemming
Bedrijf
Verzamelcentrum
Bedrijfsruimte van de handelaar
Bedrijf
Verzamelcentrum
Bedrijfsruimte van de handelaar
Erkende organisatie
Spermacentrum
Erkend aquacultuurbedrijf
Erkende organisatie
Spermacentrum
Erkend aquacultuurbedrijf
Embryoteam
Inrichting
Overige
Embryoteam
Inrichting
Overige
Naam :
Erkenningsnummer :
Naam :
Adres :
Erkenningsnummer :
Adres :
Postcode
Postcode
I.14 Plaats van lading
I.15 Datum en uur van vertrek
Postcode I.16 Vervoermiddelen
I.17 Vervoerder Vaartuig
Vliegtuig Wegvoertuig
Treinwagon Andere
Naam :
Erkenningsnummer
Adres :
Identiciatie : Postcode : I.18 Diersoort / Product
Lidstaat I.19 Productcode (GN-code) I.20 Aantal / Hoeveelheid
I.21 Temperatuur producten
I.22 Aantal verpakkingen Gekoeld
Omgevingstemperatuur I.23 Nr. zegel en nr. container :
Bevroren I.24 Aard van de verpakking
I.25 Dieren / Producten gecertificeerd voor : Fokken
Mesten
Slacht
Transhumance
Kunstmatige reproductie
Geregistreerde paarden
Heruitzetting wild
gezelschapsdieren
Menselijke consumptie
Diervoeder
Farmaceutisch gebruik
Technisch gebruik
I.26 Doorvoer door een derde land Derde land
ISO-code
Lidstaat
ISO-code
Code
Lidstaat
ISO-code
Punt van binnenkomst
Nr. BIP
Lidstaat
ISO-code
I.29 Geschatte duur van het vervoer
I.28 Uitvoer Derde land
Ja
Overige
I.27 Doorvoer door de lidstaten
Punt van uitgang
Punt van uitgang I.30 Reisschema
Erkende instelling
ISO-code Code Neen
I.31 Identificatie van de dieren
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 183/242
Bijlage 39_10 EUROPESE GEMEENSCHAP
Certificaat voor de intracommunautaire handel II.a. Referentienummer certificaat
II.b. .Lokaal Referentienummer
Deel II : Certificering
II. Informatie over de gezondheid
‘
Officiële dierenarts of officiële inspecteur Naam (in hoofdletters)
Hoedanigheid en titel
Lokale veterinaire eenheid
Nr. LVE
Datum :
Handtekening
Stempel
Specifieke gezondheidsvoorschriften die moeten worden ingevuld.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 184/242
Bijlage 39_10 EUROPESE GEMEENSCHAP
Certificaat voor de intracommunautaire handel
III.1. Datum van de controle
III.2. Referentienummer certificaat
III.3 Documentencontrole
Neen
Ja
Deel III : Controle
III.4 Overeenstemmingscontrole
Conform
Niet-conform
Aanvullende garanties
Conform
Niet-conform
Nationale eisen
Conform
Niet-conform
EU-norm
III.5 Fysieke controle
Neen
Aantal gecontroleerde dieren
Conform
Niet-conform
Neen
Conform
Ja Niet-conform
III.6 Laboratoriumtests
Neen
Ja
Steekproef
Verdenking
Conform
Niet-conform
Datum : Getest op :
III.7 Controle op het welzijn
Neen
Ja
Conform
Niet-conform
Resultaten :
III.9 Overtreding van de gezondheidswetgeving
III.8 Inbreuk op de wetgeving inzake dierenwelzijn
III.9.1 Geen / Ongeldig certificaat
III.8.1 Ongeldige vervoersvergunning
III.9.2 Documenten niet conform
III.8.2 Niet-conforme vervoermiddelen III.8.3 Overbelading
III.9.3 Niet-geautoriseerd land
Gemiddeld oppervlak
III.9.4 Niet-erkende regio / zone
III.8.4 Vervoertijden niet in acht genomen
III.9.5 Diersoort verboden
III.8.5 Te weinig drinken of voer
III.9.6 Geen aanvullende garanties
III.8.6 Mishandeling of verwaarlozing van de dieren
III.9.7 Bedrijf niet toegestaan
III.8.7 Overige
III.9.8 Zieke of verdachte dieren
III.10 Gevolgen van het vervoer voor de dieren Aantal dode dieren :
Schatting :
Aantal niet voor vervoer geschikte dieren :
Schatting :
III.9.9 Niet-conforme testresultaten III.9.10 Geen / Onwettige identificatie III.9.11 Voldoet niet aan de nationale eisen III.9.12 Onjuist adres van de plaats van bestemming
Aantal geboorten of abortussen :
III.9.14 Overige III.11 Correctieve maatregelen
III.12 Follow-up van de quarantaine
III.11.1 Vertrek uitgesteld III.11.2 Overlandprocedure III.11.3 Quarantaine III.12.1 Slacht / Euthanasie
III.11.4 Slacht / Euthanasie III.11.5 Vernietiging van de karkassen / producten
III.12.2 Ontslag
III.11.6 Terugzending III.11.7 Behandeling van de producten III.11.8 Gebruik van de producten voor andere doeleinden Identificatie III.13 Plaats van de controle Inrichting
Bedrijf
Verzamelcentrum
Bedrijfsruimte van de handelaar
Erkende organisatie
Spermacentrum
Haven
Vliegveld
Punt van uitgang
Onderweg
Overige
III.14 Officiële dierenarts of officiële inspecteur
Lokale veterinaire eenheid
Nr. LVE
Naam (in hoofdleteers) : Hoedanigheid en titel Datum :
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Handtekening :
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 185/242
Bijlage 310_1
3.10. PRODUCTIEPLUIMVEE - BRAADKIPPEN BIJLAGE 310_1: PLUIMVEE – EERSTE REGISTRATIE VEEBESLAG
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 186/242
Bijlage 310_1 D. Gegevens van de verantwoordelijke en klant (IN DRUKLETTERS) Diersoort : ................................................................. Verantwoordelijke
Facturatieadres (klant)
(moet een natuurlijk persoon zijn)
(indien verschillend van verantwoordelijke) ❐ natuurlijk persoon
❐ rechtspersoon (firma)
Naam :
....................................................
Naam :
........................................................
Voornaam :
....................................................
Voornaam :
........................................................
Geboortedatum :
....................................................
Geboortedatum :
........................................................
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Straat + nr. + bus : ....................................................
Straat + nr. + bus : ........................................................
Postnr. + deelgemeente : ...........................................
Postnr. + deelgemeente : .............................................
Fusiegemeente :
....................................................
Fusiegemeente :
........................................................
Tel. :
....................................................
Tel. :
........................................................
Fax :
....................................................
Fax :
........................................................
GSM :
....................................................
GSM :
........................................................
BTW-nr. :
....................................................
BTW-nr. :
........................................................
Rekeningnr. :
....................................................
Rekeningnr. :
.............................................
Datum : .......................................................................
Datum : ......................................................................
Handtekening verantwoordelijke :
Handtekening klant :
Diersoort : ............................................................... Verantwoordelijke
Facturatieadres (klant)
(moet een natuurlijk persoon zijn)
(indien verschillend van verantwoordelijke) ❐ natuurlijk persoon
❐ rechtspersoon (firma)
Naam :
....................................................
Naam :
........................................................
Voornaam :
....................................................
Voornaam :
........................................................
Geboortedatum :
....................................................
Geboortedatum :
........................................................
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Straat + nr. + bus : ....................................................
Straat + nr. + bus : ........................................................
Postnr. + deelgemeente : ...........................................
Postnr. + deelgemeente : .............................................
Fusiegemeente :
....................................................
Fusiegemeente :
........................................................
Tel. :
....................................................
Tel. :
........................................................
Fax :
....................................................
Fax :
........................................................
GSM :
....................................................
GSM :
........................................................
BTW-nr. :
....................................................
BTW-nr. :
........................................................
Rekeningnr. :
....................................................
Rekeningnr. :
.............................................
Datum : .......................................................................
Datum : ......................................................................
Handtekening verantwoordelijke :
Handtekening klant :
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 187/242
Bijlage 310_2
BIJLAGE 310_2: BRAADKIPPEN - STROOMSCHEMA
Instrooien stal Opwarmen stal Voer op papier Aanvoer ééndagskuikens MANAGEMENT: - klimaatregeling - voederen - drenken - vaccinatie en medicatie - dagelijkse verzorging en controle - preventie en monitoring pluimveeziekten en Salm. DIENSTEN DOOR DERDEN: - dierenarts - bezoekers - pluimveeservicebedrijven - afhalen krengen Nuchter zetten slachtrijpe kippen
HULPSTOFFEN Strooisel Voeder Medicatie Drinkwater Reinigingswater R&O producten Ongediertebestrijdingsmiddelen
OMGEVINGSFACTOREN Andere dieren Ongedierte Infrastructuur
AFVALSTROMEN Krengen Afvalwater Vuil strooisel en mest
Uitladen Nuchter zetten slachtrijpe kippen Wegladen Uitmesten stal Reinigen en ontsmetten stal
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 188/242
Bijlage 310_3
BIJLAGE 310_3: BRAADKIPPEN – OVERZICHT REGISTERS In het kader van traceerbaarheid dient de braadkippenhouder de gegevens bij te houden van alle producten die hij aankoopt en gebruikt en van alle producten die hij verkoopt of levert. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de formulieren en documenten waarnaar kan verwezen worden om de gevraagde gegevens te verstrekken. Inkomende producten
Eén of meerdere van onderstaande formulieren en documenten
Diervoeders
Leveringsbonnen Facturen Voederetiketten
Diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders
Toedienings- en verschaffingsdocumenten Voorschriften
Eéndagskuikens
Leveringsbonnen Facturen Aflever- en plaatsingsdocument (met uniek lotnummer) Bij invoer het gezondheidscertificaat
Door middel van bovenstaande documenten en formulieren moeten minstens de volgende gegevens kunnen voorgelegd worden: • aard en identificatie van het product (bijvoorbeeld: pluimveevoeder + etiket), • hoeveelheid van het product (bijvoorbeeld: aantal kg aangekocht product), • ontvangst- of leveringsdatum, • identificatie van de leverancier – fabrikant, handelaar of transporteur (bijvoorbeeld veevoederbedrijf X + adres)
Uitgaande producten
Eén of meerdere van onderstaande formulieren en documenten
Slachtrijpe kippen
Facturen Kopie van document begeleiding slachtpluimvee of bij uitvoer het gezondheidscertificaat
Door middel van bovenstaande documenten en formulieren moeten minstens de volgende gegevens kunnen voorgelegd worden: • aard en identificatie van het product, • hoeveelheid van het product (bijvoorbeeld: aantal dieren dat moet worden geslacht), • ontvangst- of leveringsdatum, • identificatie van de afnemer (bijvoorbeeld slachthuis + adres).
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 189/242
Bijlage 310_3
Andere gegevens
Eén of meerdere van onderstaande formulieren en documenten
Gebruik van diergeneesmiddelen
Toedienings- en verschaffingsdocumenten Voorschriften Schriftelijke overeenkomst met de bedrijfsdierenarts In geval van diergeneeskundige begeleiding: uitgaand diergeneesmiddelenregister
Aanwezigheid van aangifteplichtige ziekten
Evaluatierapport van de bedrijfsdierenarts Formulieren meldingsplicht (zie bijlage 11)
Resultaten relevante analyses
Uitslagen van de reguliere onderzoeken voor NCD, Salmonella en eventuele sectieonderzoeken Uitslag van het hygiënogram Wateronderzoeken
Bezoekersregister
Bezoek
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 190/242
Bijlage 310_4
BIJLAGE 310_4: PLUIMVEE – MELDINGSFORMULIER UITVAL ÉÉNDAGSKUIKENS MELDINGSFORMULIER
Aantal uitgevallen ééndagskuikens in de eerste week na aflevering Per post, fax of e-mail versturen aan de toeleverende broeierij binnen 2 weken na de aflevering van de ééndagskuikens
Naam pluimveehouder: ................................................................................................ Straat + gemeente: ...................................................................................................... Telefoonnummer: ........................................................................................................ Naam broeierij: ............................................................................................................ Datum aflevering kuikens: ........................................................................................... Uniek lotnummer: ........................................................................................................ Uitval dag van aflevering: Uitval dag 1 na aflevering: Uitval dag 2 na aflevering: Uitval dag 3 na aflevering: Uitval dag 4 na aflevering: Uitval dag 5 na aflevering: Uitval dag 6 na aflevering:
……………………… ……………………… ……………………… ……………………… ……………………… ……………………… ………………………
kuikens kuikens kuikens kuikens kuikens kuikens kuikens
Totale uitval:
………………………
kuikens
Opgemaakt op …………..
……………………………… (naam en handtekening)
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 191/242
Bijlage 310_5
BIJLAGE 310_5: PLUIMVEE – STOFSTALEN EN VOEDERSTALEN Bij elke voederlevering wordt een nieuwe stofzak gebruikt. Per levering bewaart de pluimveehouder een staal van: • Alle pluimveevoeders; • Alle enkelvoudige grondstoffen. Van de grondstoffen die op het bedrijf zelf gewonnen en opgeslagen zijn, dient de pluimveehouder minstens één representatief voederstaal per productieronde te bewaren. Dit geldt eveneens voor grondstoffen die via graanregelingen van boer tot boer op het bedrijf worden opgeslagen. De pluimveehouder ziet erop toe dat de stalen representatief zijn voor de levering en onder goede condities worden genomen en bewaard. De pluimveehouder heeft keuze tussen het nemen van stofstalen of voederstalen. 1. Ingeval van een stofstaal
• •
De volledige stofzak kan bewaard worden als stofstaal. In dit geval wordt de stofzak ordelijk, koel, droog en op een donkere plaats, vrij van ongedierte bewaard. De pluimveehouder kan eveneens een stofstaal bewaren die uit de stofzak genomen wordt. Hierbij kan hij als volgt tewerk gaan: • Het stofstaal wordt genomen na goede reiniging en ontsmetting van de handen evenals van het gebruikte materiaal (b.v. schepje); • Elk stofstaal wordt afzonderlijk verpakt; • Op de verpakking wordt de leveringsdatum en het nummer van de leveringsbon genoteerd; • De stofstalen worden ordelijk, koel, droog en op een donkere plaats, vrij van ongedierte bewaard.
2. Ingeval van een voederstaal
•
De pluimveehouder gaat hierbij als volgt tewerk: • Het voederstaal wordt genomen na goede reiniging en ontsmetting van de handen evenals van het gebruikte materiaal (b.v. schepje); • Elk voederstaal wordt afzonderlijk verpakt; • Op de verpakking wordt de leveringsdatum en het nummer van de leveringsbon genoteerd. Voor zelf gewonnen en op het bedrijf opgeslagen grondstoffen volstaat het vermelden van de datum van staalname; • De voederstalen worden ordelijk, koel, droog en op een donkere plaats, vrij van ongedierte bewaard.
De staalnames zijn bedoeld als basis voor het traceringonderzoek. Deze stalen worden bijgevolg minstens bewaard totdat bekend is dat dergelijk traceringonderzoek vereist is.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 192/242
Bijlage 310_6
BIJLAGE 310_6: PLUIMVEE – ONDERZOEK DRINK- EN REINIGINGSWATER Hieronder worden de volgende punten achtereenvolgens omschreven omtrent het jaarlijks uit te voeren wateronderzoek: 1. Drinkwater: frequentie 2. Reinigingswater: frequentie 3. Procedure staalname 4. Aanvaarde onderzoekslaboratoria 5. Resultaten en maatregelen 6. Inzendformulier aanvraag labo-analyse. 1. Drinkwater: frequentie • •
Er dient in principe een jaarlijks drinkwateronderzoek uitgevoerd te worden. De uit te voeren onderzoeken zijn afhankelijk van het type watersysteem en de oorsprong van het gebruikte water :
Putwater Gesloten per put een chemisch en drinkwatersysteem bacteriologisch onderzoek
Open per put een chemisch onderzoek drinkwatersysteem en per hok een bacteriologisch onderzoek
•
Leidingwater hetzij: geen onderzoek, maar tijdens leegstand drinkwatersysteem reinigen en ontsmetten hetzij: bacteriologisch onderzoek in één hok per hok een bacteriologisch onderzoek
De staalname moet gebeuren: • tijdens de periode van juni tot september; • tijdens een productieronde.
2. Reinigingswater: frequentie •
Indien putwater als reinigingswater wordt gebruikt, dient er: • jaarlijks chemisch onderzoek per put. Indien het putwater ook als drinkwater gebruikt wordt, volstaat één chemisch onderzoek per jaar. • bacteriologisch onderzoek indien in alle hokken de score van het hygiënogram meer dan 1,5 aangeeft.
3. Procedure staalname • •
De pluimveehouder is verantwoordelijk voor correcte uitvoering van de staalname. Benodigdheden: • Voor een bacteriologisch onderzoek: een steriele fles van 1 liter, afgesloten met een steriele dop (kurk of schroefdop). • Voor een chemisch onderzoek: een steriele, bij voorkeur donkere fles van 250 ml, afgesloten met een steriele dop (kurk of schroefdop).
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 193/242
Bijlage 310_6
•
•
Praktische uitvoering van de staalname: • De staalnemer draagt schone bedrijfskleding en wast en ontsmet zorgvuldig zijn handen alvorens de steriele fles en dop aan te raken. • Indien het staal bedoeld is voor drinkwateronderzoek: het staal wordt zo proper mogelijk genomen op het einde van het drinkwatersysteem. • Indien het staal bedoeld is voor onderzoek op reinigingswater: het staal wordt zo proper mogelijk genomen een aftappunt. • Sluit de fles af, droog de buitenkant en voeg bij de fles het inzendformulier. Elke inzending moet vergezeld gaan van een ingevuld inzendformulier (Bijlage 310-17.). De pluimveehouder is verantwoordelijk voor het binnenbrengen van het staal op het laboratorium.
4. Onderzoekslaboratoria De volgende laboratoria zijn gemachtigd om de onderzoeken uit te voeren: • Laboratoria van Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw • Laboratoria van ARSIA asbl • Lavetan NV, Nijverheidstraat 15, 2350 Vosselaar • ProHealth BV, Schoutlaan 4a, NL-6002 EA Weert • Silliker NV, Hoogkamerstraat 42, 9100 Sint-Niklaas • Elk laboratorium dat geaccrediteerd is voor het uitvoeren van drinkwateranalyses. 5. Resultaten en maatregelen •
De resultaten van de onderzochte criteria worden genoteerd op het beproevingsverslag dat de vermelding van het inzendformulier overneemt. Het document wordt gezonden naar de pluimveehouder en naar de bedrijfsdierenarts. De beproevingsverslagen worden gedurende vijf jaar op het bedrijf bewaard.
Bacteriologische parameters Totaal kiemgetal Totaal E. Coli Fecale streptococcen Chemische parameters pH (zuurtegraad) Fe (ijzer) Hardheid Nitriet •
•
Norm
Tolerantie (toegestane afwijking)
max. 100.000 per ml max. 100 per ml afwezig
10% 10% geen
4-9 2,5 mg/l 20 °D 1,0 mg/l
10% 10%
Indien de bacteriologische normen boven de toegestane afwijking worden overschreden, dient het drinkwatersysteem zo spoedig mogelijk gereinigd en ontsmet te worden. Daarna volgt een nieuwe staalname om de bacteriologische kwaliteit van het drinkwater te controleren. Indien het putwater betreft dient tevens een staal aan de bron genomen te worden om de bacteriologische kwaliteit van het drinkwater te controleren.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 194/242
Bijlage 310_6
•
Chemische parameters bij putwater : Indien de zuurtegraad en/of het nitriet-gehalte de norm met meer dan 10% overschrijden, dan dienen passende maatregelen genomen te worden. Daarna volgt een nieuwe staalname om de chemische kwaliteit te controleren. Het putwater kan pas opnieuw gebruikt worden wanneer voldaan is aan de normen. Een te hoge score bij hardheid en ijzergehalte heeft geen directe consequenties. Een te hoge hardheid kan evenwel de werkzaamheid van sommige ontsmettingsmiddelen afremmen.
6. Inzendformulier aanvraag labo-analyse IDENTIFICATIE PLUIMVEEBEDRIJF
LABORATORIUM VAN BESTEMMING
Naam : Volledig adres :
Naam : Volledig adres :
Beslagnummer : Type bedrijf : O reproductie O braadkippen Tel : Fax : e-mail : IDENTIFICATIE VAN DE BEDRIJFSDIERENARTS Naam : Volledig adres :
Tel : Fax : e-mail :
IDENTIFICATIE VAN HET STAAL Naam staalnemer : Hoknummer : O ANALYSE OP WATER
Datum en uur staalname : Uniek lotnummer : O ANALYSE OP VOEDER
Oorsprong water : O putwater O leidingwater Bestemming water : O drinkwater O reinigingswater Drinkwatersysteem : O open O gesloten Aangevraagd onderzoek : O totaal kiemgetal O E. Coli O fecale streptococcen O Salmonella-bepaling O Salmonella-typering1 O pH O ijzergehalte O hardheid O nitriet
Type staal : O mengstaal O enkelvoudig staal Materiaal : O stof O veevoeder Aangevraagd onderzoek : O Salmonella-bepaling O Salmonella-typering1 O ander : …………
Opm : 1 : Salmonella-typering volgens de methode van groepstypering met uitsluiting van S.e. en S.t. is enkel verplicht voor reproductiebedrijven. Opgemaakt te ….……………… op ../../…. Naam + handtekening verantwoordelijke pluimveehouder BRON: Vademecum voor de bedrijfsdierenarts, Lastenboek voor de laboratoria, Gezondheidskwalificatie van pluimvee, Ministerie van Middenstand en Landbouw, Veterinaire Diensten, 30 maart 2000.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 195/242
Bijlage 310_7
BIJLAGE 310_7 PLUIMVEE – OVEREENKOMST VERANTWOORDELIJKE EN BEDRIJFSDIERENARTS
1. De ondergetekende ………………………………………………………….………………………..
(naam en voornaam)
…………………………………………………… ……..………..……………………………………………..
(volledig adres)
Verantwoordelijke van het pluimveebeslag gelegen te ………………….………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………...………
(volledig adres)
wijst aan als bedrijfsdierenarts voor het uitvoeren van de reglementaire controles op pluimvee: dierenarts ……………………………………………………………………………………………… aangenomen dierenarts te ……………………………………………………………………….
(postnummer en gemeente)
……………………………………………………………………………………………………...……… 2. De ondergetekende, dierenarts …………………………………………………………..……… aangenomen dierenarts te …………………………………………………………………
(naam en voornaam) (straat en nummer) (naam en voornaam)
(postnummer en gemeente)
ordenummer…………………………………………………………………………….………….…………………………………… verklaart kennis genomen te hebben van zijn aanwijzing als bedrijfsdierenarts door de dhr. /mevr ……………………………………………………………………………………….……………….… verantwoordelijke te ………………………………………..…………………………………
(naam en voornaam) (postnummer en gemeente)
voor het uitvoeren van de reglementaire controles en hiermede in te stemmen. Hij verbindt zich ertoe in geval van verhindering of ziekte een aangenomen dierenarts ter vervanging aan te wijzen. 3. Opgesteld de ………………………………………… te ………………………………………..………………………………… In twee exemplaren, waarvan één bestemd is voor de verantwoordelijke en één voor de dierenarts. De dierenarts maakt een kopie van zijn exemplaar over aan de inspecteur-dierenarts. Handtekening van de verantwoordelijke,
Handtekening van de dierenarts,
…………………………………………. …
……………………………….
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 196/242
Bijlage 310_8
BIJLAGE 310_8: PLUIMVEE – BEZOEKRAPPORT DIERGENEESKUNDIGE BEDRIJFSBEGELEIDING
II.C. Bezoekrapport in het kader van een bedrijfsbegeleidingsovereenkomst voor pluimvee Beslagnummer : ………………….
Datum : ………. / ………. / ……….
Gezondheidstoestand van de dieren aanwezig op het bedrijf Ja Pluimvee :
Analyses
Diagnose
- Spijsverteringsstoornissen
%
....................................................
- Ademhalingsstoornissen
%
....................................................
- Bewegingsstoornissen
%
....................................................
- Zenuwstoornissen
%
....................................................
- Andere stoornissen
%
....................................................
Beheer van de geneesmiddelenreserve (Artikel 5, §3 van dit besluit)
–
Geneesmiddelen met preventief karakter gebruikt in het kader van de normale bedrijfsplanning Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
–
NEEN
Geneesmiddelen bij gelegenheid gebruikt in het kader van de uitvoering van artikel 5, 2° van de wet op de uitoefening van de diergeneeskunde van 28 augustus 1991. Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
–
JA
JA
NEEN
Geneesmiddelen voor problemen die het voorwerp uitmaken van een initiële diagnose Correct gebruik op basis van de gegevens van het register :
JA
NEEN
Opmerkingen van de dierenarts : .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... Opmerkingen van de verantwoordelijke : .......................................................................................................................................................................................................... ..........................................................................................................................................................................................................
Handtekening van de verantwoordelijke
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Handtekening en stempel van de dierenarts
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 197/242
Bijlage 310_9
BIJLAGE 310_9: BRAADKIPPEN – PREVENTIEVE MAATREGELEN TEGEN AVIAIRE INFLUENZA Het risico voor insleep van het vogelgriepvirus is reëel. Daardoor zijn in pluimveebedrijven de volgende preventieve maatregelen vereist:
•
Aan alle in- en uitgangen van een pluimveestal of van een pluimveebedrijf moet een ontsmettingsvoetbad met een door de FOD toegelaten ontsmettingsmiddel (zie bijlage 310-13) worden geplaatst. De toegang tot een pluimveestal is verboden voor alle personen die geen deel uitmaken van het bedrijf. Dat verbod geldt niet voor het bedrijfseigen verzorgend personeel, de bedrijfsdierenarts, het personeel van het FAVV en de personen die onder hun gezag werken en evenmin voor het personeel van andere overheidsdiensten. Personen die toch in de stallen moeten binnengaan, moeten overkledij en laarzen van het bedrijf aantrekken voordat zij de pluimveestal betreden. Zij moeten alle maatregelen treffen die nodig zijn om verspreiding van het aviaire influenzavirus te vermijden. De verantwoordelijke van een pluimveebedrijf moet een register bijhouden van de bezoeken. Alle pluimveestallen moeten slotvast worden afgesloten. Alle ziekten en abnormale sterfte van pluimvee moeten onmiddellijk door de bedrijfsdierenarts worden onderzocht. Als de bedrijfsdierenarts bij dat onderzoek vogelgriep niet kan uitsluiten, moet hij dit onmiddellijk melden aan de officiële dierenarts. Indien er sprake is van : • een daling van de normale voeder- en wateropname van meer dan 20%, • een sterfte van meer dan 3% per week, • een 2 dagen aanhoudende daling van de leg met meer dan 5 % • klinische tekens of postmortem letsels die wijzen op vogelgriep. is het verboden een therapeutische behandeling in te stellen voor een toom van meer dan 200 dieren tenzij tegelijk monsters werden doorgestuurd met het oog op een onderzoek op aviaire influenza. Het uitladen van pluimvee in de professionele sector door de vangploegen kan plaatsvinden onder de voorwaarden die bepaald worden door het FAVV. Deze voorwaarden zijn te raadplegen op www.favv.be.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 198/242
Bijlage 310_10
BIJLAGE 310_10: BRAADKIPPEN – MELDINGSPLICHT ZIEKTEN Bepaalde dierenziekten zijn onderworpen aan een meldingsplicht zodat het risico op de verspreiding ervan zoveel mogelijk beperkt kan worden. In de Belgische wetgeving wordt melding gemaakt van deze ziekten in de dierengezondheidswet van 24 maart 1987. De pluimveeziekten waarvan door de braadkippenhouders verplicht aangifte moet worden gedaan bij het FAVV zijn de volgende : - vogelcholera (pasteurellosis); - infectieuze laryngotracheïtis; - ziekte van Marek; - vogelpest (in verschillende vormen); - pseudo-vogelpest (Newcastle disease); - psittacose - ornithose. De melding moet aan de hand van onderstaand meldingsformulier gebeuren bij de volgende notificatiemeldpunten (ook te raadplegen op de website van het FAVV: www.favv.be). Na de melding zal het FAVV de voorgeschreven maatregelen treffen. 1. Notificatie-meldpunten in de provincie: PCE
GSM
WESTVLAANDEREN
E-mail voor de meldingen
E-mail voor info
Faxnummers
0478/87.62.21
[email protected]
[email protected]
050/30.37.12
OOSTVLAANDEREN
0478/87.62.20
[email protected]
[email protected]
09/210.13.13
ANTWERPEN
0478/87.62.19
[email protected]
[email protected]
03/20.22.811
LIMBURG
0478/87.62.18
[email protected]
[email protected]
011/26.39.85
VLAAMSBRABANT
0478/87.62.17
[email protected]
[email protected]
016/39.01.05
BRUSSEL
0478/87.62.22
[email protected] [email protected] 02/208.33.89
WAALSBRABANT
0478/87.62.16
[email protected] [email protected] 010/42.13.80
HENEGOUWEN 0478/87.62.15
[email protected]
[email protected]
065/40.62.10
NAMEN
0478/87.62.14
[email protected] [email protected] 081/20.62.01
LUIK
0478/87.62.13
[email protected]
LUXEMBURG
0478/87.62.12
[email protected] [email protected] 061/21.00.79
[email protected]
04/224.59.01
2. Meldingsformulier Bron: Ministerieel Besluit van 22 januari 2004 betreffende de modaliteiten voor de meldingsplicht in de voedselketen, bijlage III
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 199/242
Bijlage 310_10
IN TE VULLEN DOOR DE EXPLOITANTEN VAN DE SECTOR VAN DE PRIMAIRE DIERLIJKE PRODUCTIE EN / OF DE DIERENARTS ALGEMENE INFORMATIE 01:
HET BEDRIJF DAT DE MELDING DOET (schrappen wat niet van toepassing is)
02:
VERANTWOORDELIJKE VAN DE PRIMAIRE DIERLIJKE PRODUCTIE (NAAM, ADRES, TEL., FAX, E-MAIL, GSM) BESLAG N° (8 cijfers)
03:
DIERENARTS (NAAM, ADRES, TEL., FAX, E-MAIL, GSM) NUMMER VAN DE ORDE
04:
DATUM EN UUR VAN DE MELDING
VEEHOUDER / DIERENARTS
PRODUCT 05:
BETROKKEN DIEREN: - DIERSOORT - AANTAL PER DIERSOORT - SANITELNUMMERS (oornummers)
06:
BETROKKEN DIERENVOEDERS (indien van toepassing) : - LEVERANCIER (NAAM, ADRES, TEL., FAX, E-MAIL, GSM) - NAAM DIERENVOEDER
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 200/242
Bijlage 310_10
GEVAAR 07:
HET GEVAAR BETREFT (schrappen wat niet van toepassing is)
08:
AARD VAN HET GEVAAR (naam dierziekte of de omschrijving van het probleem)
09:
MONSTERS OPGESTUURD NAAR LABO EN DE COÖRDINATEN VAN DAT LABO
10:
RESULTATEN VAN DE ANALYSES (indien van toepassing)
11:
DATUM BEMONSTERING (indien van toepassing)
DIERZIEKTE / DIERVOEDER / MEDICATIE / ANDERE
GETROFFEN MAATREGELEN: 12:
REEDS ONDERNOMEN MAATREGELEN
ANDERE INFORMATIE 13:
BIJ FAVV GECONTACTEERD PERSOON
14:
ANDERE INFORMATIE
PERSOON DIE VERANTWOORDELIJK IS VOOR DE VERZENDING VAN DE MELDING: Verantwoordelijke van de primaire dierlijke productie / dierenarts (schrappen wat niet van toepassing is) Handtekening verantwoordelijke van de primaire dierlijke productie:
Handtekening dierenarts:
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 201/242
Bijlage 310_11
BIJLAGE 310_11: BRAADKIPPEN – INGANGSCONTROLE SALMONELLA Voor braadkippenbedrijven met gezondheidskwalificatie A is een ingangscontrole op Salmonella verplicht vóór elke productieronde. Deze ingangscontrole gebeurt door bacteriologisch onderzoek op inlegvellen. De monsterneming gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de bedrijfsdierenarts en wordt uitgevoerd bij aankomst van de dieren op het bedrijf. De bedrijfsdierenarts is de aangewezen persoon om uitleg te geven over de manier van staalname en is steeds beschikbaar voor advies. 1. Procedure voor staalname Benodigdheden:
Steriele plastiek zakken Etiketten Steriele plastiek handschoenen Inzendformulier : model te bekomen bij erkend laboratorium
Aantal te nemen stalen: De stalen moet goed gespreid over de ganse levering genomen worden. Indien geleverd wordt door een vrachtwagen met aanhangwagen moeten de stalen gelijkmatig verspreid worden over beide voertuigen. 20 inlegvellen uit dozen, bakken of containers per levering en per vrachtwagen (met eventueel aanhanger). Leveringen van minder dan 20 dozen of kratjes : alle inlegvellen worden bemonsterd. Procedure: Scheur met behulp van steriele plastiek handschoenen een duidelijk met mest besmeurd deel (ongeveer 5 op 5 cm) van een inlegvel af. Doe dit in een steriele plastiek zak. Breng in het totaal 20 stukjes van verschillende inlegvellen in de plastiek zak. Zorg ervoor dat de stalen niet met iets anders in aanraking komen, om eventueel besmetting vanuit de omgeving te voorkomen. Sluit de zakken onmiddellijk zorgvuldig af, en voorzie elke zak van een etiket met de volgende gegevens: beslagnummer, bedrijfsadres, uniek lotnummer, hoknummer(s), datum van staalname. Inzendformulier en binnenbrengen op het labo: Elke inzending moet vergezeld gaan van een volledig ingevuld inzendformulier Een afschrift van het inzendformulier wordt bewaard op het bedrijf. De stalen van de inlegvellen dienen koel bewaard te worden en moeten binnen de 48 uur aangeboden worden op het erkend laboratorium. De stalen moeten zo worden verpakt dat onderweg geen lekkage kan optreden.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 202/242
Bijlage 310_11
2. Erkende onderzoekslaboratoria De volgende laboratoria zijn gemachtigd om de onderzoeken uit te voeren: laboratoria van Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw; laboratoria van ARSIA asbl; Lavetan NV, Nijverheidstraat 15, 2350 Vosselaar; ProHealth BV, Schoutlaan 4a, NL-6002 EA Weert; Silliker NV, Hoogkamerstraat 42, 9100 Sint-Niklaas; Elk laboratorium dat geaccrediteerd is voor het uitvoeren van bacteriologisch onderzoek op inlegvellen en erkend is door het FAVV. De bacteriologische detectie wordt uitgevoerd volgens de ISO 6579-2002 Annex D Methode (MSRV). De serotypering wordt uitgevoerd volgens het Kaufmann-White Schema.
3. Resultaten en maatregelen Het laboratorium vermeldt op het beproevingsverslag ten minste de gegevens van het inzendformulier. Bijkomend wordt het resultaat van de Salmonella-isolatie genoteerd. Het beproevingsverslag wordt gezonden naar de pluimveehouder, de toeleverende broeierij en naar de bedrijfsdierenarts.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 203/242
Bijlage 310_12
BIJLAGE 310_12: BRAADKIPPEN – UITGANGSCONTROLE SALMONELLA De uitgangscontrole op Salmonella dient uitgevoerd te worden per hok, maximaal drie weken voor de voorziene slachtdatum. De monsterneming gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de bedrijfsdierenarts. 1. Procedure voor staalname De staalname kan gebeuren volgens één van volgende drie methoden: 1. Methode met overschoentjes of 2. Staalname met swabs of 3. Nemen van mestmengstalen. 1.1. Methode met overschoentjes Benodigdheden: Per stal 2 paar overschoentjes Per stal 2 steriele plastiek zakken Etiketten Inzendformulier : model te bekomen bij erkend laboratorium Aantal te nemen stalen: Er dient per stal tweemaal bemonsterd te worden met een apart paar overschoentjes. Het staal moet evenredig verspreid over de stal verzameld worden. Uitvoering staalname: Was voor de staalname altijd zorgvuldig de handen. Trek in de stal over het staleigen schoeisel een paar overschoentjes aan. Loop een volledige ronde door de stal. Doe de overschoentjes bij het verlaten van de stal in een steriele plastiek zak (met etiket). Per stal dienen twee paar overschoentjes te worden ingestuurd. De werkwijze moet dus worden herhaald. Sluit iedere zak direct na het vullen zorgvuldig. Vul de gegevens op het etiket in: beslagnummer, naam en adres bedrijf, hoknummer, datum staalname. 1.2. Staalname met swabs Benodigdheden: Per hok 60 steriele swabs Per hok één steriele plastiek zak of pot Steriele plastiek handschoenen Etiketten Inzendformulier : model te bekomen bij erkend laboratorium
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 204/242
Bijlage 310_12
Aantal te nemen stalen: Per hok dienen, met swabs, 60 mestmonsters genomen te worden. Bij voorkeur wordt blindedarmmest genomen. De 60 swabs worden per hok verzameld in één plastiek zak of pot (één mengstaal). De staalname dient evenredig verspreid over het hok uitgevoerd te worden. Uitvoering staalname: Was voor de staalname altijd zorgvuldig de handen. Neem op 60 verschillende plaatsen in de stal met telkens een nieuwe swab een meststaal van ongeveer 1 gram, bij voorkeur blindedarmmest. Draag hierbij steriele plastiek handschoenen. Om de staalname over de ganse stal te spreiden, kan b.v. bij het doorlopen van de stal van voor naar achter de helft van de staalname uitgevoerd worden op de heenweg, de andere helft op de terugweg. Doe de swabs onmiddellijk in een steriele plastiek zak of pot. Sluit de zak of pot direct na de staalname zorgvuldig en voorzie het recipiënt van een etiket waarop volgende gegevens worden vermeld: beslagnummer, naam en adres bedrijf, hoknummer, datum staalname. 1.3. Voorschrift voor het nemen van mestmengstalen Benodigdheden: Steriele plastiek zak of pot Steriele plastiek handschoenen Etiketten Inzendformulier : model te bekomen bij erkend laboratorium Aantal te nemen stalen: Per stal neemt men 60 individuele meststalen. Bij voorkeur wordt blindedarmmest genomen. De 60 meststalen worden per stal verzameld in één plastiek zak of pot (één mengstaal). De staalname dient evenredig verspreid over de stal uitgevoerd te worden. Uitvoering staalname: Was voor de staalname altijd zorgvuldig de handen. Neem op 60 verschillende plaatsen in de stal met de hand een meststaal van het strooisel, telkens ongeveer 5 à 10 gram, bij voorkeur blindedarmmest. Draag hierbij de steriele plastiek handschoenen. Om de staalname over de ganse stal te spreiden, kan b.v. bij het doorlopen van de stal van voor naar achter de helft van de staalname uitgevoerd worden op de heenweg, de andere helft op de terugweg. Doe ieder meststaal onmiddellijk in de steriele plastiek zak of pot. Op die manier bekomt men uiteindelijk per stal een mestmengstaal van 300 tot 600 gram. Sluit de zak of pot direct na de staalname zorgvuldig en voorzie hem van een etiket waarop volgende gegevens worden ingevuld: naam en adres bedrijf, hoknummer, datum staalname.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 205/242
Bijlage 310_12
1.4. Afleveren staal bij erkend laboratorium
Elke inzending moet vergezeld gaan van een volledig ingevuld inzendformulier. Een afschrift van het formulier wordt bewaard op het bedrijf. De stalen moeten binnen de 48 uur aangeboden worden op het erkend laboratorium. De stalen moeten zo worden verpakt dat onderweg geen lekkage kan optreden.
2. Erkende onderzoekslaboratoria De volgende laboratoria zijn gemachtigd om de onderzoeken uit te voeren: laboratoria van Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw; laboratoria van ARSIA asbl; Lavetan NV, Nijverheidstraat 15, 2350 Vosselaar; ProHealth BV, Schoutlaan 4a, NL-6002 EA Weert; Silliker NV, Hoogkamerstraat 42, 9100 Sint-Niklaas; Elk laboratorium dat geaccrediteerd is voor het uitvoeren van het bacteriologisch Salmonella-onderzoek. De bacteriologische detectie wordt uitgevoerd volgens de ISO 6579-2002 Annex D Methode (MSRV). De serotypering wordt uitgevoerd volgens het Kaufmann-White Schema.
3. Resultaten en maatregelen Het laboratorium vermeldt op het beproevingsverslag ten minste de gegevens van het inzendformulier. Bijkomend wordt het resultaat van de Salmonella-isolatie genoteerd. Het beproevingsverslag wordt gezonden naar de pluimveehouder en naar de bedrijfsdierenarts. Een kopie wordt 24 uur of uiterlijk de laatste werkdag voor het slachten samen met het “document begeleiding slachtpluimvee” door de pluimveehouder overgemaakt aan het slachthuis. Indien de uitgangscontrole aanwezigheid van Salmonella aantoont, dient: Na reiniging en ontsmetting van het hok een hygiënogram genomen te worden; Na reiniging en ontsmetting van het hok tevens een swabonderzoek naar afwezigheid van Salmonella uitgevoerd te worden.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 206/242
Bijlage 310_13
BIJLAGE 310_13: BRAADKIPPEN – ERKENDE MIDDELEN De lijst van erkende biociden voor reiniging, ontsmetting, ongediertebestrijding, dippen, sprayen is te raadplegen op https://portal.health.fgov.be/portal/page?_pageid=56,512448&_dad=portal&_schema =PORTAL&ITEM_ID=825582&SITE_ID=56&PAGE_ID=512606&isportlet=true&p_se curity=ON De lijst van erkende pesticiden en gedetailleerde informatie over de producten (o.a. toepassingsgebied) is terug te vinden op http://www.fytoweb.fgov.be/indexNL.asp De erkende ontsmettingsmiddelen die toegelaten zijn tegen aviaire influenza zijn raadpleegbaar op de website van het FAVV: http://www.favv.be/ai-ia/aisituation/measures_nl.asp
Alle bovenstaande informatie kan tevens aangevraagd worden bij het secretariaat van Belplume vzw – Albert II-laan 35, bus 51 – 1030 Brussel.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 207/242
Bijlage 310_14
BIJLAGE 310_14: BRAADKIPPEN – HYGIËNOGRAM De doeltreffendheid van de reiniging en ontsmetting van het hok en de hokinrichting wordt minimaal om de 3 ronden en minimaal één maal per jaar gecontroleerd middels een hygiënogram uitgevoerd door een geaccrediteerd en erkend laboratorium. De braadkippenhouder staat zelf in voor het tijdig aanvragen en voor de aanvaardbare spreiding van de hygiënogrammen. Indien de score van de hygiënogram hoger is dan 1,5 dient na de volgende leegstandsperiode opnieuw een hygiënogram genomen te worden. 1. Aanvaarde laboratoria De laboratoria die werken conform hoofdstuk I van het Vademecum voor de bedrijfsdierenarts, Lastenboek voor de laboratoria, Gezondheidskwalificatie van pluimvee, Ministerie van Middenstand en Landbouw, Veterinaire Diensten, 30 maart 2000 zijn gemachtigd om de staalname en onderzoeken uit te voeren op braadkippenbedrijven. 2. Resultaten en maatregelen (1) Uiterlijk 4 dagen na de aflezing in het labo, wordt het resultaat aan de pluimveehouder en bedrijfsdierenarts overgemaakt. De scores van de individuele stalen alsook van de controlestalen en het gemiddelde worden op het formulier vermeld. De uitslagen van de laboratoriumonderzoeken dienen vijf jaar bewaard te worden. Het labo-verslag vermeldt tevens de maatregelen die genomen moeten worden indien de score hoger is dan 1,5, namelijk : ≤ 1,5 : akkoord, geen bijkomende maatregelen 1,5 ≤ 3,0 : na de volgende leegstandsperiode opnieuw een hygiënogram maken.
> 3,0 :
(1)
na de volgende leegstandsperiode laten ontsmetten door een gespecialiseerd bedrijf. Eveneens dient opnieuw een hygiënogram gemaakt.
Bron : Vademecum voor de bedrijfsdierenarts, Lastenboek voor de laboratoria, Gezondheidskwalificatie van pluimvee, Ministerie van Middenstand en Landbouw, Veterinaire Diensten, 30 maart 2000.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 208/242
Bijlage 310_15
BIJLAGE 310_15: BRAADKIPPEN -
BEGELEIDINGSDOCUMENT SLACHTPLUIMVEE
Bron: Bijlage II van Koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee. I. RUBRIEK VOORBEHOUDEN AAN DE VERANTWOORDELIJKE VAN HET PLUIMVEEBEDRIJF 1. Sanitel-vignette, zo niet : Beslagnummer : ...................................................................................................................................... Naam verantwoordelijke : ........................................................................................................................ Adres : ..................................................................................................................................................... Postcode / woonplaats : .......................................................................................................................... Tel. : ............................................................... Fax : ............................................................................... 2. Identificatie van productieronde : Aantal stuks pluimvee bij opzet : ............................................................................................................. Soort en type (vleeskippen / legkippen / kalkoenen / andere) : ............................................................... Datum van opzet : .................................................................................................................................... Kwalificatie :
A
B
C
3. Voeders met verplichte wachttijd toegediend gedurende de laatste 6 weken Naam van het voeder
Gebruikte additieven met wachttijden Naam van additief
Begindatum
Einddatum
Wachttijd
4. Naam en plaats van slachthuis van bestemming : Vermoedelijke slachtdatum : ................................................................................................................... 5. Het hierboven geïdentificeerde pluimvee is niet afkomstig van een bedrijf waar het pluimvee en de producten door de Dienst onder bewarend of definitief beslag werden geplaatst. Naar waarheid ingevuld door de bedrijfsverantwoordelijke : .............................................................................................. (handtekening) Datum : ................................................................................ II. RUBRIEK VOORBEHOUDEN AAN DE BEDRIJFSDIERENARTS 1. Bedrijfsdierenarts: stempel / naam / ordernummer : ........................................................................... Tel. : ..................................................................... Fax : ......................................................................... 2. Vaccinaties gedurende de laatste 8 weken (naam, datum van toediening) : .................................................................................................................................................................. 3. Diergeneeskundige onderzoeken en behandelingen gedurende de laatste 6 weken : Leeftijd
Sterfteaantal
Ziekten Naam
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Geneesmiddelen Begindatum Einddatum
Wachttijd
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 209/242
Bijlage 310_15 4. Resultaat laboratoriumonderzoeken voor de controle op zoönoseverwekkers : (niet verplicht in geval van kwalificatie ≪ C ≫) Het aantal bijlagen : Naar waarheid ingevuld door de bedrijfsdierenarts : ............................................................................................. (handtekening) Datum : ................................................................................
III. RUBRIEK VOORBEHOUDEN AAN DE VERVOERDER 1. Naam van de vervoerder : ................................................................................................................... Nummerplaat van voertuig : .................................................................................................................... 2. Laadmelding : Datum van laden .......................................... (uur (aanvang)) ................................................................ Voederpannen leeg om ................................................ (volgens verklaring van de verantwoordelijke) 3. Vervoer : Aantal dieren opgeladen : ..................................................................................................... Aantal dieren afgeleverd :......................................................................................................................... Naam van slachthuis : ............................................ gevestigd te (gemeente) : .................................... Naar waarheid ingevuld door de vervoerder : ............................................................................................. (handtekening) Datum : ................................................................................
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 210/242
Bijlage 310_16
BIJLAGE 310_16: BRAADKIPPEN – CERTIFICAAT VOOR DE INTRACOMMUNAUTAIRE HANDEL Bron: Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 tot vaststelling van een geharmoniseerd model voor een certificaat en inspectieverslag voor het intracommunautaire handelsverkeer in dieren en producten van dierlijke oorsprong. EUROPESE GEMEENSCHAP
Certificaat voor de intracommunautaire handel
Deel I : Informatie betreffende de aangeboden zending
I.1. Verzender
‘
I.2. Referentienummer certificaat
I.2.a. .Lokaal Referentienummer
Naam I.3. Bevoegde centrame autoriteit Adres I.4. Bevoegde lokale autoriteit
Postcode
I.6. Nr. van bijbehorende originele certificaten documenten
I.5. Geadresseerde
Nr. Van bijbehorende
Naam Adres I.7. Handelaar
Postcode
Naam : I.8 Land van oorsprong
ISO-code
I.9 Regio van oorsprong
Code
I.12 Plaats van oorsprong / Plaats van de vangst
Erkenningsnummer
I.10 Land van bestemming
ISO-code
I.11 Regio van bestemming
Code
I.13 Plaats van bestemming
Bedrijf
Verzamelcentrum
Bedrijfsruimte van de handelaar
Bedrijf
Verzamelcentrum
Bedrijfsruimte van de handelaar
Erkende organisatie
Spermacentrum
Erkend aquacultuurbedrijf
Erkende organisatie
Spermacentrum
Erkend aquacultuurbedrijf
Embryoteam
Inrichting
Overige
Embryoteam
Inrichting
Overige
Naam :
Erkenningsnummer :
Naam :
Adres :
Erkenningsnummer :
Adres :
Postcode
Postcode
I.14 Plaats van lading
I.15 Datum en uur van vertrek
Postcode I.16 Vervoermiddelen
I.17 Vervoerder Vaartuig
Vliegtuig Wegvoertuig
Treinwagon Andere
Naam :
Erkenningsnummer
Adres :
Identiciatie : Postcode : I.18 Diersoort / Product
Lidstaat I.19 Productcode (GN-code) I.20 Aantal / Hoeveelheid
I.21 Temperatuur producten
I.22 Aantal verpakkingen Gekoeld
Omgevingstemperatuur I.23 Nr. zegel en nr. container :
Bevroren I.24 Aard van de verpakking
I.25 Dieren / Producten gecertificeerd voor : Fokken
Mesten
Slacht
Transhumance
Kunstmatige reproductie
Geregistreerde paarden
Heruitzetting wild
gezelschapsdieren
Menselijke consumptie
Diervoeder
Farmaceutisch gebruik
Technisch gebruik
I.26 Doorvoer door een derde land ISO-code
Lidstaat
ISO-code
Punt van uitgang
Code
Lidstaat
ISO-code
Punt van binnenkomst
Nr. BIP
Lidstaat
ISO-code
I.28 Uitvoer Derde land
Ja
Overige
I.27 Doorvoer door de lidstaten
Derde land
Punt van uitgang I.30 Reisschema
Erkende instelling
I.29 Geschatte duur van het vervoer ISO-code Code Neen
I.31 Identificatie van de dieren
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 211/242
Bijlage 310_16 EUROPESE GEMEENSCHAP
Certificaat voor de intracommunautaire handel II.a. Referentienummer certificaat
II.b. .Lokaal Referentienummer
Deel II : Certificering
II. Informatie over de gezondheid
‘
Officiële dierenarts of officiële inspecteur Naam (in hoofdletters)
Hoedanigheid en titel
Lokale veterinaire eenheid
Nr. LVE
Datum :
Handtekening
Stempel
Specifieke gezondheidsvoorschriften die moeten worden ingevuld.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 212/242
Bijlage 310_16 EUROPESE GEMEENSCHAP
Certificaat voor de intracommunautaire handel
III.1. Datum van de controle
III.2. Referentienummer certificaat
III.3 Documentencontrole
Neen
Ja
Deel III : Controle
III.4 Overeenstemmingscontrole
Conform
Niet-conform
Aanvullende garanties
Conform
Niet-conform
Nationale eisen
Conform
Niet-conform
EU-norm
III.5 Fysieke controle
Neen
Aantal gecontroleerde dieren
Conform
Niet-conform
Neen
Conform
Ja Niet-conform
III.6 Laboratoriumtests
Neen
Ja
Steekproef
Verdenking
Conform
Niet-conform
Datum : Getest op :
III.7 Controle op het welzijn
Neen
Ja
Conform
Niet-conform
Resultaten :
III.9 Overtreding van de gezondheidswetgeving
III.8 Inbreuk op de wetgeving inzake dierenwelzijn
III.9.1 Geen / Ongeldig certificaat
III.8.1 Ongeldige vervoersvergunning
III.9.2 Documenten niet conform
III.8.2 Niet-conforme vervoermiddelen III.8.3 Overbelading
III.9.3 Niet-geautoriseerd land
Gemiddeld oppervlak
III.9.4 Niet-erkende regio / zone
III.8.4 Vervoertijden niet in acht genomen
III.9.5 Diersoort verboden
III.8.5 Te weinig drinken of voer
III.9.6 Geen aanvullende garanties
III.8.6 Mishandeling of verwaarlozing van de dieren
III.9.7 Bedrijf niet toegestaan
III.8.7 Overige
III.9.8 Zieke of verdachte dieren
III.10 Gevolgen van het vervoer voor de dieren Aantal dode dieren :
Schatting :
Aantal niet voor vervoer geschikte dieren :
Schatting :
III.9.9 Niet-conforme testresultaten III.9.10 Geen / Onwettige identificatie III.9.11 Voldoet niet aan de nationale eisen III.9.12 Onjuist adres van de plaats van bestemming
Aantal geboorten of abortussen :
III.9.14 Overige III.11 Correctieve maatregelen
III.12 Follow-up van de quarantaine
III.11.1 Vertrek uitgesteld III.11.2 Overlandprocedure III.11.3 Quarantaine III.12.1 Slacht / Euthanasie
III.11.4 Slacht / Euthanasie III.11.5 Vernietiging van de karkassen / producten
III.12.2 Ontslag
III.11.6 Terugzending III.11.7 Behandeling van de producten III.11.8 Gebruik van de producten voor andere doeleinden Identificatie III.13 Plaats van de controle Inrichting
Bedrijf
Verzamelcentrum
Bedrijfsruimte van de handelaar
Erkende organisatie
Spermacentrum
Haven
Vliegveld
Punt van uitgang
Onderweg
Overige
III.14 Officiële dierenarts of officiële inspecteur
Lokale veterinaire eenheid
Nr. LVE
Naam (in hoofdleteers) : Hoedanigheid en titel Datum :
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Handtekening :
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 213/242
Bijlage 310_17
BIJLAGE 310_17: BRAADKIPPEN – INZENDFORMULIER LABO-ANALYSE
IDENTIFICATIE PLUIMVEEBEDRIJF
LABORATORIUM VAN BESTEMMING
Naam : Volledig adres :
Naam : Volledig adres :
Beslagnummer : Type bedrijf : O reproductie O braadkippen Tel : Fax : e-mail : IDENTIFICATIE VAN DE BEDRIJFSDIERENARTS Naam : Volledig adres :
Tel : Fax : e-mail :
IDENTIFICATIE VAN HET STAAL Naam staalnemer : Datum en uur staalname : Hoknummer : Uniek lotnummer : O ANALYSE OP VOEDER O ANALYSE OP WATER Oorsprong water : O putwater O leidingwater Bestemming water : O drinkwater O reinigingswater Afgesloten buffervat aanwezig : O ja O neen Aangevraagd onderzoek : O totaal kiemgetal O E. Coli O fecale streptococcen O Salmonella-bepaling O Salmonella-typering1 O pH O ijzergehalte O hardheid O nitriet
Type staal : O mengstaal O enkelvoudig staal Materiaal : O stof O veevoeder Aangevraagd onderzoek : O Salmonella-bepaling O Salmonella-typering1 O ander : …………
Opm : 1 : Salmonella-typering is enkel verplicht voor reproductiebedrijven.
Opgemaakt te ….……………… op ../../…. Naam + handtekening verantwoordelijke pluimveehouder
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 214/242
Bijlage 310_18
BIJLAGE 310_18: BRAADKIPPEN – GEVARENANALYSE
Processtap
Omschrijving van het mogelijke gevaar Bodemstrooisel kan toxines van schimmels, en residuen van behandelingsproducten, houtkrullen, … bevatten
Aard Algemene en preventieve maatregel B Bodemstrooisel moet zodanig Stal instrooien opgeslagen worden dat dit schoon, droog en schimmelvrij blijft Strooisel mag niet meer dan 20% vocht bevatten, dient een normale kleur te hebben en dienen schoon te zijn en vrij van toxische stoffen Instroom gecontamineerd B Deugdelijke afwatering ten water opzichte van de pluimveehokken Microbiële contaminatie B Losplaatsen verhard en Aanvoer tijdens transport van reinigbaar ééndagskuikens ééndagskuikens Vervoermiddelen moeten visueel schoon zijn B Van elke levering wordt een MANAGEMENT: Insleep van Salmonellabesmetting via diervoeders. stofstaal of een voederstaal a) Voederen bewaard. Dit kan gebruikt worden voor een traceringsonderzoek ingeval van Salmonella-positieve uitgangscontrole. Na elke productieronde moet voedersysteem leeg zijn Indien S-onderzoeken op stof- of voederstalen positief zijn, moet silo leeg gemaakt, gereinigd en ontsmet worden Contaminatie door insleep B Voeders moeten zodanig van Salmonella en opgeslagen worden dat deze mycotoxines door het schoon, droog en schimmelvrij gebruiken van zelf blijven gewonnen en bewaarde Er wordt een representatief staal grondstoffen. bewaard van de op het bedrijf zelf gewonnen en bewaarde grondstoffen Opstapelen van PCB’s, C Gebruiken van voeder afkomstig zware metalen, pesticiden, van bedrijven die gecertificeerd … uit het voeder in het zijn voor een gevalideerde kippenvlees. autocontrolegids. Risicogrondstoffen (o.a. diermeel en dierlijke vetten, haring- en vismeel en kaoliniet) moeten gecontroleerd zijn op PCB’s.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 215/242
Bijlage 310_18
Residuen van coccidiostatica in het kippenvlees
C
b) Voerlevering
Microbiële contaminatie via de transportmiddelen van voeder
B
c) Drenken
Drinkwater met te hoge bacteriologische belasting
B
d) Vaccinatie en medicatie
Residuen van medicatie in het kippenvlees
C
e) Dagelijkse verzorging en controle
Microbiële contaminatie via verzorgers
B
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Wachttermijnen moeten nageleefd worden (aantonen via bedrijfsregister) Voeder met een wachttijd moet apart opgeslagen worden Indien meerdere voedersilo’s op het bedrijf aanwezig zijn, moeten de voedersilo’s voorzien zijn van een bedrijfsuniek nummer => geen levering in verkeerde silo Voedersilo’s worden op een verharde, reinigbare ondergrond geplaatst en moeten van buiten de pluimveehokken gevuld worden Vervoermiddelen moeten visueel schoon zijn Reiniging en ontsmetting van het drinkwatersysteem na elke productieronde Jaarlijks bacteriologische onderzoek van het drinkwater Het watersysteem moet gesloten zijn Naleven van wachttermijnen (gedocumenteerd in medicijnenregister) Medicijnenregister Schriftelijke overeenkomst met bedrijfsdierenarts Inentingen tegen NCD moeten gebeuren overeenkomstig de officiële vaccinatieschema’s en methodes Pluimveehokken afgesloten en enkel te betreden op vraag of onder begeleiding van bedrijfsleider Leefruimte van de dieren enkel betreden na gebruik hygiënesluis Bedrijfseigen kleding en schoeisel
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 216/242
Bijlage 310_18
f) Preventie en monitoring dierenziekten en Salmonella
Salmonellabesmetting
B
Pluimveeziekten
B
Insleep van ziektes en DIENSTEN DOOR DERDEN: microbiële contaminatie via dierenarts a) Dierenarts
B
Insleep van ziektes en microbiële contaminatie via bezoekers
B
b) Bezoekers
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
Uitvoering ingangscontrole Uitvoeren uitgangscontrole per hok Logistiek laden indien positieve uitganscontrole Indien Salmonella-onderzoeken op stof- of voederstalen aanwezigheid van te bestrijden zoönotische Salmonella’s aantonen, reinigen en ontsmetten van de voedersilo’s Schriftelijke overeenkomst met de bedrijfsdierenarts Verplichte vaccinatie tegen NCD De braadkippenhouder laat alle productieronden onderzoeken door de bedrijfsdierenarts, indien er een reductie van de normale voeder- en wateropname is van meer dan 20 % of wanneer er een sterfte is van meer dan 3 % per week. In geval van een besmettelijke pluimveeziekte wordt de bevoegde provinciale controleeenheid (PCE) van het FAVV verwittigd. Schriftelijke overeenkomst met de bedrijfsdierenarts Leefruimte van de dieren enkel betreden na gebruik hygiënesluis Bedrijfseigen kleding en schoeisel Pluimveehokken afgesloten en enkel te betreden op vraag of onder begeleiding van bedrijfsleider Leefruimte van de dieren enkel betreden na gebruik hygiënesluis Bedrijfseigen kleding en schoeisel Alle bezoekers moeten zich inschrijven in het bezoekersregister
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 217/242
Bijlage 310_18
c) Pluimveeserviceactiviteiten
Insleep van ziektes en microbiële contaminatie via personen en materiaal
B
d) Ophalen krengen
Insleep van ziektes en microbiële contaminatie door ophaling van krengen
B
OMGEVINGSFACTOREN: a) Andere dieren
Microbiële kruiscontaminatie via ander sier- of nutsgevogelte of (landbouw)huisdieren
B
Microbiële kruiscontaminatie via andere vogels Ongedierte treedt op als vector voor Salmonella, Campylobacter of andere ziekteverwekkers Insleep van ziektes en microbiële contaminatie via personen en materiaal bij het uitvoeren van de ongediertebestrijding Fecale contaminatie
B
b) Ongediertebestrijding
Nuchter zetten slachtrijpe kippen
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
B
B
B
Pluimveeservicebedrijven, bedrijfseigen personeel en occasionele helpers moeten zich inschrijven in het bezoekersregister Leefruimte van de dieren enkel betreden na gebruik hygiënesluis Bedrijfseigen kleding en schoeisel Ophaling krengen zonder pluimveebedrijf te besmetten Opslagplaats voor krengen voorzien van koelinrichting Recipiënten dienen na elke ophaalbeurt gereinigd en ontsmet te worden Alle braadkippen gehouden op één bedrijf zijn onderworpen aan de autocontrolegids Sier- of nutsgevogelte niet in directe omgeving van de hokken. Huisvesting en verzorging gebeurt strikt gescheiden. Geen (landbouw)huisdieren in de pluimveehokken Pluimveehokken zijn vogeldicht Er wordt een doeltreffend ongediertebestrijdingplan toegepast. Indien niet effectief wordt dit bijgestuurd Inschrijven in bezoekersregister Gebruik hygiënesluis
Voederpannen minstens 6 uur voor het laden leeg of omhoog getrokken zodat dieren nuchter zijn bij het slachten. Drinkwater niet beperken
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 218/242
Bijlage 310_18
Uitladen
Wegladen
Insleep van ziektes en Salmonella tijdens uitladen
B
Microbiële contaminatie via de transportmiddelen van slachtrijpe braadkippen
B
Microbiële kruiscontaminatie van Sbesmette naar nietbesmette loten
B
Microbiële contaminatie via personen en materiaal bij vangen en laden
B
Microbiële contaminatie via de transportmiddelen van slachtrijpe braadkippen
B
Microbiële kruiscontaminatie van Sbesmette naar niet-besmette loten
B
Microbiële kruiscontaminatie van de ene naar de volgende productieronde
B
Reinigingswater met een te Reinigen en ontsmetten van de hoge hardheid, remt de werking van sommige stallen ontsmettingsmiddelen
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
C
Uitladen mag enkel met gecertificeerde vangploegen of personen eigen aan het bedrijf die geen contact hebben met andere pluimveebedrijven Occasionele helpers krijgen werkinstructies en moeten schone, bedrijfseigen kleding en schoeisel dragen Inschrijven in bezoekersregister Gebruik hygiënesluis Laad- en losplaatsen verhard en reinigbaar Vervoermiddelen moeten visueel schoon zijn Alle braadkippen moeten bij levering aan het slachthuis vergezeld te zijn van het document begeleiding slachtpluimvee. Hierop wordt het resultaat van de uitgangscontrole genoteerd zodat het mogelijk is logistiek te slachten Occasionele helpers krijgen werkinstructies en moeten schone, bedrijfseigen kleding en schoeisel dragen Inschrijven in bezoekersregister Gebruik hygiënesluis Laad- en losplaatsen verhard en reinigbaar Vervoermiddelen moeten visueel schoon zijn Alle braadkippen moeten bij levering aan het slachthuis vergezeld te zijn van het document begeleiding slachtpluimvee. Hierop wordt het resultaat van de uitgangs-controle genoteerd zodat het mogelijk is logistiek te slachten Na elke productieronde worden de stallen gereinigd en ontsmet (met erkende ontsmettingsmiddelen). De doeltreffendheid van R&O wordt gecontroleerd met een hygiënogram Jaarlijks chemisch en bacteriologisch onderzoek van het reinigingswater indien putwater
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 219/242
Bijlage 310_18
Microbiële contaminatie via personen en materiaal bij het ontsmetten en reinigen van hokken
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
B
Occasionele helpers krijgen werkinstructies en moeten schone, bedrijfseigen kleding en schoeisel dragen Inschrijven in bezoekersregister Gebruik hygiënesluis
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 220/242
Bijlage 311_1
3.11.
LOOPVOGELS
BIJLAGE 311_1: LOOPVOGELS – EERSTE REGISTRATIE VEEBESLAG
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 221/242
Bijlage 311_1 D. Gegevens van de verantwoordelijke en klant (IN DRUKLETTERS) Diersoort : ................................................................. Verantwoordelijke
Facturatieadres (klant)
(moet een natuurlijk persoon zijn)
(indien verschillend van verantwoordelijke) ❐ natuurlijk persoon
❐ rechtspersoon (firma)
Naam :
....................................................
Naam :
........................................................
Voornaam :
....................................................
Voornaam :
........................................................
Geboortedatum :
....................................................
Geboortedatum :
........................................................
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Straat + nr. + bus : ....................................................
Straat + nr. + bus : ........................................................
Postnr. + deelgemeente : ...........................................
Postnr. + deelgemeente : .............................................
Fusiegemeente :
....................................................
Fusiegemeente :
........................................................
Tel. :
....................................................
Tel. :
........................................................
Fax :
....................................................
Fax :
........................................................
GSM :
....................................................
GSM :
........................................................
BTW-nr. :
....................................................
BTW-nr. :
........................................................
Rekeningnr. :
....................................................
Rekeningnr. :
.............................................
Datum : .......................................................................
Datum : ......................................................................
Handtekening verantwoordelijke :
Handtekening klant :
Diersoort : ............................................................... Verantwoordelijke
Facturatieadres (klant)
(moet een natuurlijk persoon zijn)
(indien verschillend van verantwoordelijke) ❐ natuurlijk persoon
❐ rechtspersoon (firma)
Naam :
....................................................
Naam :
........................................................
Voornaam :
....................................................
Voornaam :
........................................................
Geboortedatum :
....................................................
Geboortedatum :
........................................................
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Straat + nr. + bus : ....................................................
Straat + nr. + bus : ........................................................
Postnr. + deelgemeente : ...........................................
Postnr. + deelgemeente : .............................................
Fusiegemeente :
....................................................
Fusiegemeente :
........................................................
Tel. :
....................................................
Tel. :
........................................................
Fax :
....................................................
Fax :
........................................................
GSM :
....................................................
GSM :
........................................................
BTW-nr. :
....................................................
BTW-nr. :
........................................................
Rekeningnr. :
....................................................
Rekeningnr. :
.............................................
Datum : .......................................................................
Datum : ......................................................................
Handtekening verantwoordelijke :
Handtekening klant :
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 222/242
Bijlage 311_2
BIJLAGE 311_2: LOOPVOGELS – BEGELEIDINGSDOCUMENT VERVOER LEVENDE DIEREN
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 223/242
Bijlage 312_1
3.2. EENDEN EN GANZEN BIJLAGE 312_1: PLUIMVEE – EERSTE REGISTRATIE VEEBESLAG
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 224/242
Bijlage 312_1 D. Gegevens van de verantwoordelijke en klant (IN DRUKLETTERS) Diersoort : ................................................................. Verantwoordelijke
Facturatieadres (klant)
(moet een natuurlijk persoon zijn)
(indien verschillend van verantwoordelijke) ❐ natuurlijk persoon
❐ rechtspersoon (firma)
Naam :
....................................................
Naam :
........................................................
Voornaam :
....................................................
Voornaam :
........................................................
Geboortedatum :
....................................................
Geboortedatum :
........................................................
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Straat + nr. + bus : ....................................................
Straat + nr. + bus : ........................................................
Postnr. + deelgemeente : ...........................................
Postnr. + deelgemeente : .............................................
Fusiegemeente :
....................................................
Fusiegemeente :
........................................................
Tel. :
....................................................
Tel. :
........................................................
Fax :
....................................................
Fax :
........................................................
GSM :
....................................................
GSM :
........................................................
BTW-nr. :
....................................................
BTW-nr. :
........................................................
Rekeningnr. :
....................................................
Rekeningnr. :
.............................................
Datum : .......................................................................
Datum : ......................................................................
Handtekening verantwoordelijke :
Handtekening klant :
Diersoort : ............................................................... Verantwoordelijke
Facturatieadres (klant)
(moet een natuurlijk persoon zijn)
(indien verschillend van verantwoordelijke) ❐ natuurlijk persoon
❐ rechtspersoon (firma)
Naam :
....................................................
Naam :
........................................................
Voornaam :
....................................................
Voornaam :
........................................................
Geboortedatum :
....................................................
Geboortedatum :
........................................................
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Straat + nr. + bus : ....................................................
Straat + nr. + bus : ........................................................
Postnr. + deelgemeente : ...........................................
Postnr. + deelgemeente : .............................................
Fusiegemeente :
....................................................
Fusiegemeente :
........................................................
Tel. :
....................................................
Tel. :
........................................................
Fax :
....................................................
Fax :
........................................................
GSM :
....................................................
GSM :
........................................................
BTW-nr. :
....................................................
BTW-nr. :
........................................................
Rekeningnr. :
....................................................
Rekeningnr. :
.............................................
Datum : .......................................................................
Datum : ......................................................................
Handtekening verantwoordelijke :
Handtekening klant :
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 225/242
Bijlage 312_2
BIJLAGE 312_2: PLUIMVEE – MELDINGSFORMULIER UITVAL ÉÉNDAGSKUIKENS MELDINGSFORMULIER
Aantal uitgevallen ééndagskuikens in de eerste week na aflevering Per post, fax of e-mail versturen aan de toeleverende broeierij binnen 2 weken na de aflevering van de ééndagskuikens
Naam pluimveehouder: ................................................................................................ Straat + gemeente: ...................................................................................................... Telefoonnummer: ........................................................................................................ Naam broeierij: ............................................................................................................ Datum aflevering kuikens: ........................................................................................... Uniek lotnummer: ........................................................................................................ Uitval dag van aflevering: Uitval dag 1 na aflevering: Uitval dag 2 na aflevering: Uitval dag 3 na aflevering: Uitval dag 4 na aflevering: Uitval dag 5 na aflevering: Uitval dag 6 na aflevering:
……………………… ……………………… ……………………… ……………………… ……………………… ……………………… ………………………
kuikens kuikens kuikens kuikens kuikens kuikens kuikens
Totale uitval:
………………………
kuikens
Opgemaakt op …………..
……………………………… (naam en handtekening)
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 226/242
Bijlage 312_3
BIJLAGE 312_3: PLUIMVEE – STOFSTALEN EN VOEDERSTALEN Bij elke voederlevering wordt een nieuwe stofzak gebruikt. Per levering bewaart de pluimveehouder een staal van: • Alle pluimveevoeders; • Alle enkelvoudige grondstoffen. Van de grondstoffen die op het bedrijf zelf gewonnen en opgeslagen zijn, dient de pluimveehouder minstens één representatief voederstaal per productieronde te bewaren. Dit geldt eveneens voor grondstoffen die via graanregelingen van boer tot boer op het bedrijf worden opgeslagen. De pluimveehouder ziet erop toe dat de stalen representatief zijn voor de levering en onder goede condities worden genomen en bewaard. De pluimveehouder heeft keuze tussen het nemen van stofstalen of voederstalen. 3. Ingeval van een stofstaal
• •
De volledige stofzak kan bewaard worden als stofstaal. In dit geval wordt de stofzak ordelijk, koel, droog en op een donkere plaats, vrij van ongedierte bewaard. De pluimveehouder kan eveneens een stofstaal bewaren die uit de stofzak genomen wordt. Hierbij kan hij als volgt tewerk gaan: • Het stofstaal wordt genomen na goede reiniging en ontsmetting van de handen evenals van het gebruikte materiaal (b.v. schepje); • Elk stofstaal wordt afzonderlijk verpakt; • Op de verpakking wordt de leveringsdatum en het nummer van de leveringsbon genoteerd; • De stofstalen worden ordelijk, koel, droog en op een donkere plaats, vrij van ongedierte bewaard.
4. Ingeval van een voederstaal
•
De pluimveehouder gaat hierbij als volgt tewerk: • Het voederstaal wordt genomen na goede reiniging en ontsmetting van de handen evenals van het gebruikte materiaal (b.v. schepje); • Elk voederstaal wordt afzonderlijk verpakt; • Op de verpakking wordt de leveringsdatum en het nummer van de leveringsbon genoteerd. Voor zelf gewonnen en op het bedrijf opgeslagen grondstoffen volstaat het vermelden van de datum van staalname; • De voederstalen worden ordelijk, koel, droog en op een donkere plaats, vrij van ongedierte bewaard.
De staalnames zijn bedoeld als basis voor het traceringonderzoek. Deze stalen worden bijgevolg minstens bewaard totdat bekend is dat dergelijk traceringonderzoek vereist is.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 227/242
Bijlage 312_4
BIJLAGE 312_4: PLUIMVEE – ONDERZOEK DRINK- EN REINIGINGSWATER Hieronder worden de volgende punten achtereenvolgens omschreven omtrent het jaarlijks uit te voeren wateronderzoek: 7. Drinkwater: frequentie 8. Reinigingswater: frequentie 9. Procedure staalname 10. Aanvaarde onderzoekslaboratoria 11. Resultaten en maatregelen 12. Inzendformulier aanvraag labo-analyse. 1. Drinkwater: frequentie • •
Er dient in principe een jaarlijks drinkwateronderzoek uitgevoerd te worden. De uit te voeren onderzoeken zijn afhankelijk van het type watersysteem en de oorsprong van het gebruikte water :
Putwater Gesloten per put een chemisch en drinkwatersysteem bacteriologisch onderzoek
Open per put een chemisch onderzoek drinkwatersysteem en per hok een bacteriologisch onderzoek
•
Leidingwater hetzij: geen onderzoek, maar tijdens leegstand drinkwatersysteem reinigen en ontsmetten hetzij: bacteriologisch onderzoek in één hok per hok een bacteriologisch onderzoek
De staalname moet gebeuren: • tijdens de periode van juni tot september; • tijdens een productieronde.
2. Reinigingswater: frequentie •
Indien putwater als reinigingswater wordt gebruikt, dient er: • jaarlijks chemisch onderzoek per put. Indien het putwater ook als drinkwater gebruikt wordt, volstaat één chemisch onderzoek per jaar. • bacteriologisch onderzoek indien in alle hokken de score van het hygiënogram meer dan 1,5 aangeeft.
3. Procedure staalname • •
De pluimveehouder is verantwoordelijk voor correcte uitvoering van de staalname. Benodigdheden: • Voor een bacteriologisch onderzoek: een steriele fles van 1 liter, afgesloten met een steriele dop (kurk of schroefdop). • Voor een chemisch onderzoek: een steriele, bij voorkeur donkere fles van 250 ml, afgesloten met een steriele dop (kurk of schroefdop).
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 228/242
Bijlage 312_4
•
•
Praktische uitvoering van de staalname: • De staalnemer draagt schone bedrijfskleding en wast en ontsmet zorgvuldig zijn handen alvorens de steriele fles en dop aan te raken. • Indien het staal bedoeld is voor drinkwateronderzoek: het staal wordt zo proper mogelijk genomen op het einde van het drinkwatersysteem. • Indien het staal bedoeld is voor onderzoek op reinigingswater: het staal wordt zo proper mogelijk genomen een aftappunt. • Sluit de fles af, droog de buitenkant en voeg bij de fles het inzendformulier. Elke inzending moet vergezeld gaan van een ingevuld inzendformulier (zie 6.). De pluimveehouder is verantwoordelijk voor het binnenbrengen van het staal op het laboratorium.
4. Onderzoekslaboratoria De volgende laboratoria zijn gemachtigd om de onderzoeken uit te voeren: • Laboratoria van Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw • Laboratoria van ARSIA asbl • Lavetan NV, Nijverheidstraat 15, 2350 Vosselaar • ProHealth BV, Schoutlaan 4a, NL-6002 EA Weert • Silliker NV, Hoogkamerstraat 42, 9100 Sint-Niklaas • Elk laboratorium dat geaccrediteerd is voor het uitvoeren van drinkwateranalyses. 5. Resultaten en maatregelen •
De resultaten van de onderzochte criteria worden genoteerd op het beproevingsverslag dat de vermelding van het inzendformulier overneemt. Het document wordt gezonden naar de pluimveehouder en naar de bedrijfsdierenarts. De beproevingsverslagen worden gedurende vijf jaar op het bedrijf bewaard.
Bacteriologische parameters Totaal kiemgetal Totaal E. Coli Fecale streptococcen Chemische parameters pH (zuurtegraad) Fe (ijzer) Hardheid Nitriet •
•
Norm
Tolerantie (toegestane afwijking)
max. 100.000 per ml max. 100 per ml afwezig
10% 10% geen
4-9 2,5 mg/l 20 °D 1,0 mg/l
10% 10%
Indien de bacteriologische normen boven de toegestane afwijking worden overschreden, dient het drinkwatersysteem zo spoedig mogelijk gereinigd en ontsmet te worden. Daarna volgt een nieuwe staalname om de bacteriologische kwaliteit van het drinkwater te controleren. Indien het putwater betreft dient tevens een staal aan de bron genomen te worden om de bacteriologische kwaliteit van het drinkwater te controleren.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 229/242
Bijlage 312_4
•
Chemische parameters bij putwater : Indien de zuurtegraad en/of het nitriet-gehalte de norm met meer dan 10% overschrijden, dan dienen passende maatregelen genomen te worden. Daarna volgt een nieuwe staalname om de chemische kwaliteit te controleren. Het putwater kan pas opnieuw gebruikt worden wanneer voldaan is aan de normen. Een te hoge score bij hardheid en ijzergehalte heeft geen directe consequenties. Een te hoge hardheid kan evenwel de werkzaamheid van sommige ontsmettingsmiddelen afremmen.
6. Inzendformulier aanvraag labo-analyse IDENTIFICATIE PLUIMVEEBEDRIJF
LABORATORIUM VAN BESTEMMING
Naam : Volledig adres :
Naam : Volledig adres :
Beslagnummer : Type bedrijf : O reproductie O braadkippen Tel : Fax : e-mail : IDENTIFICATIE VAN DE BEDRIJFSDIERENARTS Naam : Volledig adres :
Tel : Fax : e-mail :
IDENTIFICATIE VAN HET STAAL Naam staalnemer : Hoknummer : O ANALYSE OP WATER
Datum en uur staalname : Uniek lotnummer : O ANALYSE OP VOEDER
Oorsprong water : O putwater O leidingwater Bestemming water : O drinkwater O reinigingswater Drinkwatersysteem : O open O gesloten Aangevraagd onderzoek : O totaal kiemgetal O E. Coli O fecale streptococcen O Salmonella-bepaling O Salmonella-typering1 O pH O ijzergehalte O hardheid O nitriet
Type staal : O mengstaal O enkelvoudig staal Materiaal : O stof O veevoeder Aangevraagd onderzoek : O Salmonella-bepaling O Salmonella-typering1 O ander : …………
Opm : 1 : Salmonella-typering volgens de methode van groepstypering met uitsluiting van S.e. en S.t. is enkel verplicht voor reproductiebedrijven. Opgemaakt te ….……………… op ../../…. Naam + handtekening verantwoordelijke pluimveehouder BRON: Vademecum voor de bedrijfsdierenarts, Lastenboek voor de laboratoria, Gezondheidskwalificatie van pluimvee, Ministerie van Middenstand en Landbouw, Veterinaire Diensten, 30 maart 2000.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 230/242
Bijlage 312_5
BIJLAGE 312_5: PLUIMVEE – OVEREENKOMST VERANTWOORDELIJKE EN BEDRIJFSDIERENARTS
1. De ondergetekende ………………………………………………………….………………………..
(naam en voornaam)
…………………………………………………… ……..………..……………………………………………..
(volledig adres)
Verantwoordelijke van het pluimveebeslag gelegen te ………………….………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………...………
(volledig adres)
wijst aan als bedrijfsdierenarts voor het uitvoeren van de reglementaire controles op pluimvee: dierenarts ……………………………………………………………………………………………… aangenomen dierenarts te ……………………………………………………………………….
(postnummer en gemeente)
……………………………………………………………………………………………………...……… 2. De ondergetekende, dierenarts …………………………………………………………..……… aangenomen dierenarts te …………………………………………………………………
(naam en voornaam) (straat en nummer) (naam en voornaam)
(postnummer en gemeente)
ordenummer…………………………………………………………………………….………….…………………………………… verklaart kennis genomen te hebben van zijn aanwijzing als bedrijfsdierenarts door de dhr. /mevr ……………………………………………………………………………………….……………….… verantwoordelijke te ………………………………………..…………………………………
(naam en voornaam) (postnummer en gemeente)
voor het uitvoeren van de reglementaire controles en hiermede in te stemmen. Hij verbindt zich ertoe in geval van verhindering of ziekte een aangenomen dierenarts ter vervanging aan te wijzen. 3. Opgesteld de ………………………………………… te ………………………………………..………………………………… In twee exemplaren, waarvan één bestemd is voor de verantwoordelijke en één voor de dierenarts. De dierenarts maakt een kopie van zijn exemplaar over aan de inspecteur-dierenarts. Handtekening van de verantwoordelijke,
Handtekening van de dierenarts,
…………………………………………. …
……………………………….
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 231/242
Bijlage 312_6
BIJLAGE 312_6: PLUIMVEE – DOCUMENT BEGELEIDING SLACHTPLUIMVEE
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 232/242
Bijlage 312_6
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 233/242
Bijlage 312_7
BIJLAGE 312_7: PLUIMVEE – CERTIFICAAT EN INSPECTIEVERSLAG INTRACOMMUNAUTAIR HANDELSVERKEER
Bron: Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 tot vaststelling van een geharmoniseerd model voor een certificaat en inspectieverslag voor het intracommunautaire handelsverkeer in dieren en producten van dierlijke oorsprong.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 234/242
Bijlage 312_7
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 235/242
Bijlage 312_7
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 236/242
Bijlage 313_1
3.13. KONIIJNEN BIJLAGE 313_1: KONIJNEN – BEGELEIDINGSDOCUMENT VERVOER LEVENDE DIEREN
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 237/242
Bijlage 314_1
3.14. KLEINE HERKAUWERS EN HERTACHTIGEN BIJLAGE 314_1: KLEINE HERKAUWERS EN HERTACHTIGEN – EERSTE REGISTRATIE VEEBESLAG
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 238/242
Bijlage 314_1 D. Gegevens van de verantwoordelijke en klant (IN DRUKLETTERS) Diersoort : ................................................................. Verantwoordelijke
Facturatieadres (klant)
(moet een natuurlijk persoon zijn)
(indien verschillend van verantwoordelijke) ❐ natuurlijk persoon
❐ rechtspersoon (firma)
Naam :
....................................................
Naam :
........................................................
Voornaam :
....................................................
Voornaam :
........................................................
Geboortedatum :
....................................................
Geboortedatum :
........................................................
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Straat + nr. + bus : ....................................................
Straat + nr. + bus : ........................................................
Postnr. + deelgemeente : ...........................................
Postnr. + deelgemeente : .............................................
Fusiegemeente :
....................................................
Fusiegemeente :
........................................................
Tel. :
....................................................
Tel. :
........................................................
Fax :
....................................................
Fax :
........................................................
GSM :
....................................................
GSM :
........................................................
BTW-nr. :
....................................................
BTW-nr. :
........................................................
Rekeningnr. :
....................................................
Rekeningnr. :
.............................................
Datum : .......................................................................
Datum : ......................................................................
Handtekening verantwoordelijke :
Handtekening klant :
Diersoort : ............................................................... Verantwoordelijke
Facturatieadres (klant)
(moet een natuurlijk persoon zijn)
(indien verschillend van verantwoordelijke) ❐ natuurlijk persoon
❐ rechtspersoon (firma)
Naam :
....................................................
Naam :
........................................................
Voornaam :
....................................................
Voornaam :
........................................................
Geboortedatum :
....................................................
Geboortedatum :
........................................................
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Geslacht : Mannelijk / Vrouwelijk
Straat + nr. + bus : ....................................................
Straat + nr. + bus : ........................................................
Postnr. + deelgemeente : ...........................................
Postnr. + deelgemeente : .............................................
Fusiegemeente :
....................................................
Fusiegemeente :
........................................................
Tel. :
....................................................
Tel. :
........................................................
Fax :
....................................................
Fax :
........................................................
GSM :
....................................................
GSM :
........................................................
BTW-nr. :
....................................................
BTW-nr. :
........................................................
Rekeningnr. :
....................................................
Rekeningnr. :
.............................................
Datum : .......................................................................
Datum : ......................................................................
Handtekening verantwoordelijke :
Handtekening klant :
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 239/242
Bijlage 314_2
BIJLAGE 314_2: KLEINE HERKAUWERS EN HERTACHTIGEN – VERPLAATSINGSDOCUMENT
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 240/242
Bijlage 314_2
REGISTER VERVOERDER SCHAPEN-GEITEN HERTACHTIGEN
TE VERMELDEN GEGEVENS
1:
Toekenning van een nummer voor het document : -
2:
Algemene gegevens -
3:
-
-
Het Sanitelnummer van de plaats waar het dier werd uitgelaten (al naargelang het geval: Sanitelnummer van het beslag, van het slachthuis, van het verzamelcentrum, van de handelaar…); Naam en voornaam van de verantwoordelijke van de losplaats; Adres van de losplaats of, als het een uitvoer betreft: alleen het nummer van het gezondheidscertificaat vermelden; Datum en uur van uitladen; Handtekening van de verantwoordelijke van de losplaats.
Gegevens betreffende de dieren -
6:
Het Sanitelnummer van de plaats waar het dier werd ingeladen (al naargelang het geval: Sanitelnummer van het beslag, van het verzamelcentrum, van de handelaar…); Naam en voornaam van de verantwoordelijke van de laadplaats; Adres van de laadplaats; Datum en uur van inladen; Handtekening van de verantwoordelijke van de laadplaats.
Uitladen -
5:
Het door het FAVV toegekend toelatingsnummer van de vervoerder. Het beslagnummer als de vervoerder zijn eigen dieren vervoert; De nummerplaat van het gebruikte vervoermiddel (vrachtwagen, aanhangwagen) waarvoor het gebruikte vervoermiddel (vrachtwagen, aanhangwagen) waarvoor het gebruik voor het vervoer van dieren, door het FAVV, werd toegelaten.
Laden -
4:
ste
1 deel: het Sanitelnummer van de laadplaats (beslag, handelaar, verzamelcentrum, halteplaats); de 2 deel: de 2 laatste cijfers van het jaar; de 3 deel: een volgnummer, moet met een 1 beginnen. Een bundel per jaar en per laadplaats. Vb.: 12345678/05/1.
Vermelding van de vervoerde soort; Totaal aantal van dieren (fokdieren + jonge slachtdieren in hetzelfde vervoer); Aantal jonge slachtdieren; Oormerknummer van elk dier. Nummer van de jonge slachtdieren moet niet worden vermeld.
Handtekening van de vervoerder ter validering van het document.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 241/242
Bijlage 314_3
BIJLAGE 314_3: KLEINE HERKAUWERS EN HERTACHTIGEN – ADVIESMODEL ONTSMETTINGSREGISTER BIJLAGE IX ONTSMETTINGSREGISTER
ONTSMETTING Datum
Uur
Gegevens van de derde die de reiniging en / of ontsmetting heeft uitgevoerd
2
1
(*)
Type van ontsmettingsmiddel
Naam + handtekening controleur
3
4
ONTSMETTINGSREGISTER SCHAPEN/GEITEN/HERTACHTIGEN TE VERMELDEN GEGEVENS 1 Datum en tijdstip van ontsmetting. 2 Gegevens van de plaats waar de ontsmetting gebeurde (slachthuis, markt, ander vervoerder, handelaar…). 3 Naam van het gebruikte product (dit moet absoluut door het FAVV goedgekeurd zijn om te ontsmetten). 4 Naam en handtekening van de verantwoordelijke van de handelingen van de reiniging en ontsmetting (als reiniging/ontsmetting plaats vond in een erkend verzamelcentrum of in een slachthuis).
(*)
Enkel in te vullen indien de ontsmetting niet plaatsvindt bij de inrichting van de vervoerder.
Autocontrolegids primaire dierlijke productie
versie 2 dd. 5/08/2009 – bijlagen p. 242/242