Bijlagen Protocollen Rania’s kinderopvang bso Voorkomen van een teek of wespenbeet
Onderstaande maatregelen proberen wij kinderen te beschermen tegen een teekwespenbeet. Wij spelen erg veel buiten waardoor het risico bestaat dat onze kindjes door een teek of wesp te worden gebeten. Door onderstaande maatregelen proberen wij dit risico tot een minimum te beperken - Als we buiten hebben gespeeld zijn onze leid(st)er extra allert op teken. Wij “controleren” de “kindjes” - Als we dichtbij beboste gedeelten komen zorgen we dat de broek in de sokken gaat en dat niemand blote voetjes heeft - Als we op pad gaan, hebben we altijd onze “first aid kit” bij ons. Deze is voorzien van o.a. een tekenpen, prikweg en Arniflor vallen en stoten gel en natuurlijk pleisters - We eten en drinken buiten zo min mogelijk zoetigheid, al hoe wel een ijsjes bij heet weer wel heel erg lekker kan zijn, vandaar onze “first aid kit” .
Hoest en Niesdiscipline bij “Rania’s” Onderstaande maatregelen proberen wij kinderen aan te leren bij het hoesten en niezen. Dit om het risico van besmetting zoveel mogelijk te beperken. - Niet hoesten en niezen in de richting van een ander kindje - “Hand voor de mond als je hoesten moet” is een zinnetje wat regelmatig bij ons gezongen wordt. - Tijdens het hoesten en niezen je hoofdje buigen of weg draaien - Na het hoesten en niezen gaan we onze handen wassen - We poetsen/ snuiten onze neuzen regelmatig om zo snottebellen te voorkomen - De ruimten worden regelmatig geventileerd en gelucht. - We poetsen de neusjes met tissues die direct na gebruik worden weggegooid.
1
Het is ondoenlijk ieder denkbeeldig situatie te beschrijven.
Daarom geldt in alle situaties allereerst:
BLIJF KALM GEBRUIK JE GEZOND VERSTAND DENK AAN DE VEILIGHEID VAN DE KINDEREN DENK AAN JE EIGEN VEILIGHEID Na afloop: Maak de situatie bespreekbaar met de aanwezige kinderen. Evalueer de situatie met het team en de ouders. Schakel eventueel slachtofferhulp in.
2
Protocol Vermissing Rania’s kinderopvang BSO Preventief beleid • Weet hoeveel kinderen er op de groep zijn. Doe dit door o.a. het bijhouden van de aanwezigheidslijst. Wanneer een kind is gehaald of gebracht,moet je het nieuwe aantal kinderen weten. • De kans dat een kind wegloopt of door een onbekende wordt meegenomen, is het grootst tijdens de haal- en brengtijden. • Let op dat de entreedeur en het hek altijd goed dicht zijn. Wanneer een ouder de deur laat openstaan,wijs de ouder daar dan op. Wanneer een kind zelf de deur kan openen en dit doet zonder toestemming van de groepsleiding, zorg dan voor maatregelen, zoals het omhoog zetten van de deurgrendel. • Groepsleiding zorgt dat een invalkracht goed geïnstrueerd is. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de map voor invalkrachten en een goede overdracht. • Groepsleiding van Rania’s is op de hoogte van de bezigheden van de kinderen. Als kinderen naar buiten gaan om te spelen of activiteiten buiten de opvang locatie doen, wordt dit doorgegeven aan de groepsleiding. Vermissing tijdens de opvang Wanneer je ontdekt dat je een kind uit de groep mist, kun je een aantal dingen ondernemen, die helpen het vermiste kind op te sporen. Dit betreft niet alleen het zelf zoeken, maar ook het verzamelen van informatie over het kind en over de omstandigheden van de vermissing. Onderneem de volgende stappen: • Meld bij je naaste collega van de groep,dat je een kind mist .Draag de zorg van de andere kinderen over aan je collega,zodat je je kunt richten op het vermiste kind. • Blijf kalm en denk helder na. Wanneer heb je het kind voor het laatst gezien? Wat was het kind aan het doen?Waar zou het mis kunnen zijn gegaan? • Bekijk eerst goed alle lokalen,gangen en slaapkamers. Roep ondertussen het kind. Kijk op plaatsen waar kinderen zich kunnen verbergen. Het komt nogal eens voor dat een kind zich verstopt en dan in slaap valt. Als er tijdens de vermissing buiten werd gespeeld, kijk je goed waar het kind heen kan zijn gegaan. Is er een vijver in de buurt of dieren? Bedenk wat interessant kan zijn voor een kind. • Schakel meerdere collega’s in om te helpen zoeken. Zijn die er niet, vraag dan mensen in de omgeving. Ook eventueel ouders die op dat moment aanwezig zijn. • Een andere collega brengt de locatiemanager op de hoogte. Deze neemt contact op met de ouders en de directie. • Als het kind niet in het gebouw te vinden is,ga dan buiten zoeken. Neem als het kan een foto van het kind mee en een telefoon,zodat je bereikbaar bent. • Zoek buiten eerst op de plekken waar het kind gevaar zou kunnen oplopen. Bv. water, putten, verkeerswegen of parkeerplaatsen. • Vraag aan voorbijgangers of zij een kind hebben gezien. • Na 15 min. zoeken, bel je de politie. • Noteer de naam van de politiefunctionaris die je aan de telefoon gesproken hebt en de
3
naam van de politiefunctionaris die als je contactpersoon is aangewezen. Als het vermiste kind terecht is: • Informeer je de politie als deze ingeschakeld is. • Informeer je alle betrokkenen die weten dat het kind vermist is. • Ga na wat de reden van de vermissing was,zodat een herhaling voorkomen kan worden.
4
Protocol veilig trap gebruik Omdat in Rania’s kinderopvang bso nogal een grote trap aanwezig is,doen wij alle ouders graag een paar tips aan de hand doen om veilig de trap op en af te gaan. Trap op: - Loop aan de brede zijde van de trap de trap op. - Als je kind zelf de trap op loopt, loop dan achter je kind aan! - Laat je kind de trapleuning vasthouden en aan de brede kant van de trap lopen Trap af: - Om je kind direct op de goede manier te leren traplopen, laat je je kind met het gezicht naar voren en de trapleuning vasthoudend naar beneden lopen. - Loop zelf voor je kind achterwaarts de trap af. - Loop nooit met twee kindjes tegelijk de trap af, leidsters zijn altijd bereid even te helpen daar waar nodig, vraag erom. Houd deze tips (daar waar nodig) aan om zo de veiligheid van jezelf,van Rania’s kinderopvang bso en onze leidsters te optimaliseren.
5
Protocol hoofdluis Rania’s bso Algemeen Hoofdluis komt vooral voor bij jonge kinderen (tussen drie en twaalf jaar) en vormt op basisscholen een groot probleem. Hoofdluis is op middelbare scholen geen probleem meer. De hoofdluis hecht zich met zijn typische klempoten in de hoofdharen van de gastheer, maar ze kan in zeer zeldzame gevallen ook voorkomen op de wenkbrauwen, de wimpers of de baard. De hoofdluis voedt zich meerdere malen per dag met bloed. Tijdens het zuigen van minimale hoeveelheden bloed veroorzaakt het speeksel van de luis jeuk bij de gastheer. Meestal ontstaan pas klachten bij aanwezigheid van meerdere luizen. De vrouwelijke hoofdluis plakt eieren (zogenaamde neten) met een niet in water oplosbare kitstof vlakbij de haarinplant (3-4 mm boven de hoofdhuid) aan de haren. De neten zijn tonvormig en circa 0,8 mm lang. Luizen hebben een voorkeur voor warme, vochtige en donkere plekken op de hoofdhuid (onder de pony, achter de oren en in de nek). Incubatieperiode De ontwikkeling van eitje tot nimf (= het eerste bloedzuigende stadium van de hoofdluis) duurt ongeveer zeven dagen. Eén tot twee weken na de besmetting kan jeuk optreden. Deze periode wordt als incubatieperiode beschouwd. Microbiologie Verwekker Luizen hebben een levenscyclus die uit drie stadia bestaat: een ei-, nimf- en volwassenstadium. De totale ontwikkeling van ei tot nimf duurt vier tot veertien dagen en van nimf tot volwassen luis duurt zeven tot tien dagen. Onder normale omstandigheden blijft een volwassen luis nog dertig tot vijftig dagen leven waarbij het vrouwtje vier tot acht eitjes per dag legt, afhankelijk van de omstandigheden. Een volwassen vrouwtje is circa 3 mm lang, een mannetjesluis is iets kleiner. De kleur van de luis varieert van egaal zandkleurig tot bijna zwart, afhankelijk van de pigmentatie van het haar van de gastheer. Hoe spoor je luizen op? Het aantonen van een levende luis of levende neten op het behaarde hoofd is het bewijs voor een infectie. Het aantonen van neten kan wijzen op een actieve infectie maar kan ook duiden op een status na effectieve behandeling. Met het blote oog is moeilijk onderscheid te maken tussen neten die nog een larve bevatten (en die dus ook infectieus zijn) of neten die al leeg zijn. Neten groeien met het haar mee (ongeveer 1 cm per maand), dus hoe verder de neet van de hoofdhuid af is hoe langer geleden deze gelegd is en hoe langer geleden de infectie heeft plaatsgevonden. Neten die enkele centimeters van de hoofdhuid af liggen, zijn gegarandeerd lege neten. Alleen zorgvuldig kammen met een luizenkam kan een luizenbesmetting aantonen. • Was het haar of maak het nat en droog het haar handdoekdroog, • Leg een witte doek over de schouders van het kind, • Smeer haar en hoofdhuid in met een willekeurige crèmespoeling. De luis kan zich hierdoor niet meer verplaatsen naar een lok die al gekamd is. • Kam het haar lok voor lok, wees extra voorzichtig bij de voorkeursplaatsen,
6
zoals de pony, nek en oren, • Bekijk de kam en handdoek op luizen. • Indien er luizen geconstateerd worden moeten andere kinderen, gezinsleden ook gecontroleerd worden. Besmetting De hoofdluis wordt overgebracht door direct lichamelijk contact of indirect via gezamenlijk gebruik van kammen, mutsen, petten, sjaals, knuffels en beddengoed. Besmetting is ook mogelijk doordat de luizen overlopen naar naast elkaar hangende mutsen, dassen en jaskragen in garderobes. Besmettelijke periode Zolang er luizen of nog niet uitgekomen neten op het hoofd aanwezig zijn, blijft iemand besmettelijk. Besmettelijkheid Hoofdluizen overleven slechts kort (één tot twee dagen) buiten de mens. De overleving is afhankelijk van omgevingstemperatuur en luchtvochtigheid. Bij kamertemperatuur (20°C) en zonder bloed kan een volwassen luis maximaal 48 uur overleven. Risicogroepen Door het veelvuldige onderlinge contact lopen huisgenoten van een kind met hoofdluis een groot risico op het krijgen van hoofdluis. De kinderen zullen de hoofdluis bijna altijd op de basisschool hebben opgelopen omdat daar het grootste risico bestaat op het krijgen van een hoofdluisinfectie. Daarnaast zijn er een aantal risicofactoren te noemen: • Hoofdcontact: het feit dat hoofdluis minder vaak voorkomt bij pubers en volwassenen kan te maken hebben met minder hoofdcontact. • Haarstructuur: hoofdluis komt minder vaak voor bij kinderen van Afrikaanse herkomst omdat zij een andere haarstructuur hebben. Behandeling Op dit moment is er geen enkele therapie, behalve het kaalscheren, die een besmette persoon gegarandeerd 'luizenvrij' kan maken. Dit betekent dat altijd moet worden gekozen voor een combinatie van behandelingsmethoden. Veruit de beste methode is een lokale behandeling van het haar met een geregistreerd luisbestrijdingsmiddel. In tegenstelling tot wat sommige bijsluiters vermelden, moet men altijd na één week de behandeling met hetzelfde hoofdluismiddel herhalen om een optimaal effect te bereiken. In Nederland zijn de volgende middelen geregistreerd voor de behandeling van hoofdluis: • Malathion (Prioderm®), lotion, shampoo • Permetrine (Loxazol®), lotion, crème • Bioalletrine/piperonylbutoxide (PARA-Speciaal®), spray Door de langere contacttijd zouden producten in de vorm van lotion beter werken dan shampoos. Op dit moment biedt geen enkel middel garantie op een succesvolle therapie. Daarom geldt, naast de aanvullende maatregelen (kammen en reinigen), het advies bij falen van therapie de behandeling te herhalen met een luisbestrijdingsmiddel uit een andere groep. Herbesmetting, onjuist gebruik van het middel en achterwege laten van de aanvullende maatregelen op de behandeling (met name het kammen) zijn vaak de oorzaak van therapiefalen. Aanvullende maatregelen
7
Naast de behandeling zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk: • Het is belangrijk dat alle kinderen met hoofdluis uit één groep gelijktijdig worden behandeld. • Chloor inactiveert Malathion. Tot 1 week na de behandeling mogen kinderen niet zwemmen in chloorhoudend zwemwater. • Na de behandeling met hoofdluismiddel (lotion of shampoo) moeten de natte haren worden gekamd. Het kammen van de haren gaat gemakkelijker als er (gewone) crèmespoeling in zit. Met de luizenkam kamt men de (inmiddels dode) luizen uit het haar. Dit is een onmisbaar onderdeel van de behandeling! Dit moet men dagelijks doen tot veertien dagen na de start van de behandeling. Het uitkammen van de dode luizen zorgt ervoor dat men goed kan zien of er nog actieve luizen aanwezig zijn. De aanwezigheid van dode luizen wijst dus niet op falen van de behandeling. • Om alle haren te kammen zijn minstens dertig slagen nodig, dat kost al gauw meer dan twintig minuten, afhankelijk van de bos haar. • Er zijn luizenkammen om luizen te verwijderen en netenkammen om neten te verwijderen. Sommige kammen zijn geschikt om zowel luizen als neten te verwijderen. Plastic stofkam of luizenkam Plastic handvat, plastic tanden Geschikt om luizen te verwijderen, niet geschikt om neten te verwijderen Nadeel: tanden verbuigen en breken gemakkelijk. Priodermkam, stofkam/luizenkam en netenkam Stofkam/luizenkam: plastic handvat, plastic tanden, geschikt om luizen te verwijderen Netenkam: metalen handvat: een rij metalen tanden van 1 cm, geschikt om neten te verwijderen. Nitcomb-M2 Metalen handvat, dubbele rij tanden Geschikt om luizen en neten te verwijderen. Nisska Metalen handvat, een rij metalen tanden van 3,5 cm die heel dicht bij elkaar staan. Zeer geschikt om neten te verwijderen, niet geschikt om luizen te verwijderen Nadeel: het kammen is pijnlijk. • Zwangeren of vrouwen die borstvoeding geven en kinderen jonger dan zes maanden kunnen niet behandeld worden met een hoofdluismiddel. • Om nieuwe besmetting te voorkomen, moet alle tot 48 uur voor de behandeling gebruikte kleding, beddengoed, jassen, dassen, mutsen, petten en eventueel knuffels gewassen worden op tenminste 60°C (minstens tien minuten). • In plaats van wassen kan men ook stomen, 48 uur buiten luchten, 24 uur in een diepvriezer (-18°C) leggen of 1 week in een afgesloten plastic zak bij kamertemperatuur bewaren. Daarna zijn de luizen dood. Klop en borstel de spullen daarna goed uit. • Vergeet meubilair, autostoelen en vloerkleden niet grondig te stofzuigen. • Voorkom overvolle kapstokken, vooral op scholen en clubs. • Om verspreiding tegen te gaan, moet gemeenschappelijk gebruik van mutsen, petten en kammen vermeden worden en moet minstens 15 cm ruimte tussen de kapstokhaken zijn. Op plaatsen waar jassen dicht bij elkaar hangen,
8
bijvoorbeeld op school, kan men elk kind een plastic tas geven om de eigen jas in te stoppen. Ook de zogenaamde ‘luizententjes’ die over de jas worden gehangen, zijn effectief. • Omdat luizen overlopers zijn, is de kans groot dat andere gezinsleden ook hoofdluis hebben. Het is daarom van belang met een luizenkam het hele gezin te controleren. • Controleer daarna wekelijks het (natte) haar van alle gezinsleden met een luizen- of netenkam. • Dagelijks de gebruikte kammen wassen in een afwasmachine op 60°C, 5 minuten uitkoken, desinfecteren met 70% alcohol of 30 minuten in een hete wasdroger stoppen. • Als er luizen zijn, is het belangrijk om de directe omgeving te waarschuwen. Meld het op school en bij vriendjes. Ook hun ouders/verzorgers kunnen dan meteen met een luizen- of netenkam het (natte) haar controleren. • Het preventief gebruik van bestrijdingsmiddelen (zonder dat luis is gevonden) wordt afgeraden. Het kan bijdragen tot het resistent worden van de hoofdluis tegen het betreffende middel. • Hoofdluis kan men niet voorkomen. Zelfs drie keer per dag haren wassen helpt niet, de hoofdluis heeft daar geen last van. • Als men geen hoofdluismiddel kan of wil gebruiken, dan moet men het haar dagelijks kammen met een netenkam gedurende twee weken. Maatregelen naar aanleiding van een geval Vraag bij de leiding van het kinderdagverblijf of er andere kinderen bekend zijn met klachten. Als er aanwijzingen zijn voor meerdere gevallen in een groep of klas, alle kinderen grondig na laten kijken met een luizenkam. Dit kan het beste uitgevoerd worden als een gecoördineerde actie van kinderdagverblijf en ouders. Wering is niet gerechtvaardigd omdat er veel asymptomatische dragers zijn en de aandoening niet ernstig is. In uitzonderlijke gevallen wanneer nog geen verspreiding plaats heeft kunnen vinden, zoals op de eerste dag na de vakantie, kan men de ouders/verzorgers dringend verzoeken het kind op te halen en te behandelen. Dit kan echter niet worden afgedwongen. Wat doen we bij Rania’s als er luizen worden geconstateerd? • Ouders van het betreffende kind worden dezelfde dag op de hoogte gebracht. • Deze ouders worden verzocht hun kind op te halen en naar de bovenstaande manier te behandelen voordat het kind weer naar Rania’s komt. • Alle kinderen op Rania’s worden gedurende 1 week elke dag gecontroleerd op bovenstaande manier (crèmespoeling is niet noodzakelijk) • Er komt een melding op het prikbord in de hal. Hierop wordt vermeld dat er hoofdluis geconstateerd is en we verzoeken ouders alle gezinsleden 1 week iedere dag te controleren. • Alle (verkleed) kleding, beddengoed, jassen, dassen, mutsen, petten, knuffels worden gewassen op tenminste 60°C (minstens tien minuten). • In plaats van wassen kan men ook stomen, 48 uur buiten luchten, 24 uur in een diepvriezer (-18°C) leggen of 1 week in een afgesloten plastic zak bij kamertemperatuur bewaren. Daarna zijn de luizen dood. Klop en borstel de spullen daarna goed uit. • Vergeet meubilair (banken) en vloerkleden niet grondig te stofzuigen.
9
• Voorkom overvolle kapstokken. • Elk kind krijgt een plastic tas om de eigen jas in te stoppen. • Dagelijks de gebruikte kammen wassen in een afwasmachine op 60°C, 5 minuten uitkoken, desinfecteren met 70% alcohol of 30 minuten in een hete wasdroger stoppen. • Na twee weken controleren we nogmaals een week lang alle kinderen op hoofdluis.
10
Protocol geneesmiddelen van Rania’s kinderopvang BSO Toedienen geneesmiddelen Wanneer kinderen geneesmiddelen krijgen voorgeschreven is het belangrijk dat het toedienen hiervan op de juiste manier wordt gedaan, het juiste tijdstip, etc. Ouders kunnen aan pedagogische medewerk(st)er vragen om geneesmiddelen toe te dienen. In deze situatie hebben de ouders vooraf toestemming gegeven. Om alles goed te doen verlopen is het van belang om alles schriftelijk vast te leggen. Overwegingen en aandachtspunten die belangrijk zij bij het toedienen van geneesmiddelen op recept en zelfzorgmiddelen zonder recept: Om welk geneesmiddel gaat het Hoe vaak wordt het gegeven Op welke manier wordt het toegediend De periode waarin het geneesmiddel moet worden verstrekt De wijze van bewaren, opbergen en controleren van vervaldatum Bijwerkingen * Dien het geneesmiddel/zelfzorgmiddel alleen toe op specifiek verzoek van ouders/verzorgers. Het op eigen initiatief geven van geneesmiddelen/zelfzorgmiddelen, betekent dat je zelf de diagnose stelt. Het stellen van een diagnose is voorbehouden aan een arts. Bovendien ben je niet op de hoogte van eventuele bijwerkingen. * De geneesmiddelen/zelfzorgmiddelen moeten altijd in de orginele verpakking aangeleverd en bewaard worden. (dus nooit overdoen in een andere verpakking). * Bewaar de originele bijsluiter van het geneesmiddel/zelfzorgmiddel. Neem nota van de inhoud van de bijsluiter. * Maak afspraken over wie het medicijn zal toedienen. * Er dient een schriftelijke procedure aanwezig te zijn hoe gehandeld moet worden in geval van een calamiteit met een geneesmiddel/zelfzorgmiddel (als het b.v. verkeerd wordt toegediend, het verkeerde medicijn wordt gegeven, of het middel fout bewaard is) inclusief telefoonnummers wie in welk geval gewaarschuwd dient te worden. * Het geven van b.v. een paracetamol wordt afgeraden, hoewel dit in feite een zelfzorgmiddel is. Voor het geven van een paracetamol en andere incidentele toedieningen kan een 'zo nodig, maximaal, per...' afspraak gemaakt worden. Deze afspraak moet schriftelijk vastgelegd worden in de overeenkomst geneesmiddelen. * Verantwoord het toedienen m.b.v. een aftekenlijst: wanneer het is toegediend zet je een paraaf. * Bewaar het geneesmiddel adequaat: in de koelkast of in een afgesloten kast, buiten het bereik van kinderen en/of onbevoegden. Geneesmiddelen waarop niet staat dat ze in de koelkast moeten worden bewaard, mogen daar ook niet worden opgeslagen. Controleer de uiterste gebruiksdatum regelmatig. Overtollige en verlopen geneesmiddelen retourneren aan de ouders. * Laat ouders voordoen hoe het geneesmiddel/zelfzorgmiddel het beste gegeven kan worden, of pleeg overleg hierover. Leg deze instructie schriftelijk vast. * Vul wijzigingen in op de overeenkomst.
11
* Ga na of jezelf bekend bent met het ziektebeeld of de diagnose, zodat de uitreiking van een geneesmiddel in een context geplaatst kan worden. * Zorg dat de naam en telefoonnummer van de arts en apotheek van het kind bekend zijn, zodat deze als achterwacht kunnen fungeren, indien ouders/verzorgers onverhoopt niet direct bereikbaar zijn. * Laat de ouders een nieuw geneesmiddel/zelfzorgmiddel altijd eerst thuis gebruiken. * Dien het geneesmiddel/zelfzorgmiddel alleen toe als de betrokken ouder/verzorger zelf niet in staat is het middel op het voorgeschreven tijdstip toe te dienen. * Laat een formulier 'Overeenkomst toedienen geneesmiddelen' volledig invullen en ondertekenen. * Dien het geneesmiddel/zelfzorgmiddel alleen toe als het dagelijkse ritme van de overige gezinsleden/gastkinderen niet in de zorg belemmerd worden. Communicatie tussen vraagouder en gastouder blijft ondanks zorgvuldig vastleggen, noodzakelijk. Bespreek o.a. de reactie op medicijnen, manier van toedienen, etc. Mocht de situatie zich voordoen dat een kind niet goed op een geneesmiddel reageert of dat er onverhoopt toch een fout gemaakt wordt bij de toediening van een geneesmiddel, bel dan direct de huisarts of specialist in het ziekenhuis en bel de ouders. De ouders zijn eindverantwoordelijk! Bij een ernstige situatie direct het landelijk nummer 112 bellen. Zorg in alle gevallen dat u relevante gegevens bij de hand hebt: naam, geboortedatum, adres, huisarts en/of specialist van het kind, het geneesmiddel dat is toegediend, welke reacties het kind vertoont en eventueel welke fout is gemaakt. Wanneer een gastouder geneesmiddelen moet toedienen bij de gastkinderen, is het verstandig om een overeenkomst in te vullen. Op deze overeenkomst staan de gegevens zoals hierboven omschreven.
12
Protocol ongeval van Rania’s kinderopvang BSO Wat te doen bij ongeval? Algemeen Alarmnummer : 112 Huisarts : Bij spoed huisarts : Stappenplan: 1. Raak niet in paniek. Straal rust uit naar het slachtoffer en de (overige) kinderen. 2. Leidster 1 (BHV-er, EHBOer) neemt de leiding. 3. Let op gevaar voor jezelf, het kind en anderen. 4. Leidster 1 gaat na wat er gebeurt is. Vraag je collega’s. 5. Leidster 1 stelt het slachtoffer gerust. Laat het slachtoffer nooit alleen! 6. Leidster 2 brengt de (overige) kinderen naar een andere ruimte. 7. Leidster 2 (of 3) zorgt voor deskundige hulp (huisarts of ambulance). 8. Leidster 1 verleent eerste hulp. Leidster 1 volgt de ABC-benadering (Airway, Breathing, Circulation) bij het slachtoffer, en blijf deze herhalen. 9. Leidster 2 (of 3) zoekt de gegevens van het slachtoffer om mee te geven naar het ziekenhuis. 10. Leidster 2 (of 3) wacht de arts/ambulance op en begeleidt ze naar het kind. 11. Teamleidster licht de ouders, noodadres of de partner (van collega) in en maakt hier een notitie van. De notitie bevat: • tijdstip van overleg • korte inhoud van gesprek • eventueel genomen besluiten 12. Als de ouders er nog niet zijn, dan gaat leidster 1 mee met het kind naar de arts of het ziekenhuis, tot de ouders bij het kind zijn. 13. Stel de directie op de hoogte.
13
Een ziek Rania’s kindje Om onnodige paniek bij ouders en leidsters te voorkomen hebben wij een protocol opgesteld waarin wij een aantal stappen doorlopen bij het vermoeden van ziekte bij een “Rania’s kindje”. Is een kindje hangerig/ koortsig? - Wij nemen contact op met de ouder om dit te melden. - Indien noodzakelijk en i.o.m. de ouder dienen wij een paracetemol zetpilletje toe - Knapt het kindje op, niets aan de hand - Wordt het kindje zieker, neemt de verhoging toe, 39 graden of hoger, dan verzoeken wij je als ouder het kindje op te halen. - Gaat het om een acute verslechtering van de gezondheid van het kindje, dan nemen we ter plekke actie. De overeenkomst voor het gebruik van zelfzorgmiddelen is bijgevoegd. Met deze overeenkomst geeft u de leidsters van Rania’s kinderopvang bso toestemming om na telefonisch overleg een zelfzorgmiddel, paracetemol/hoestdrank, toe te dienen. Wanneer breng je een ziek kindje niet. 1 Als het kindje te ziek is om aan het dagprogramma deel te nemen 2 Als de verzorging te intensief is voor de leidsters 3 Als het de gezondheid van de andere kindertjes in gevaar brengt. 4 Als de aandoening van het kindje van besmettelijke aard is. Wij begrijpen dat bovenstaande punten op vele manieren uitgelegd kan worden. Het is niet mogelijk om alle verschijnselen, kenmerken op een kort en bondige manier uit te leggen. Wij hanteren het handboek van de GGD. Deze ligt ter inzage op de groepen. Mocht u twijfelen , neem dan contact op met een van onze contactpersonen, zij zijn in staat om aan te geven bij welke aandoening/ verschijnselen wij geadviseerd worden om het kindje te weren.
14
Protocol ziekte en ongevallen van Rania’s kinderopvang BSO. Algemeen Alarmnummer : 112 Huisarts : Bij spoed huisarts : Handelswijze bij zieke kinderen Uitgangspunt m.b.t. de handelswijze bij zieke kinderen is de gezondheid van het kind en de gezondheid van andere kinderen in het kinderdagverblijf. De leiding van Rania’s kinderopvang bso en de ouders hebben beide een verantwoordelijkheid om infectieziektes zoveel mogelijk te beperken. • Rania’s kinderopvang bso heeft een belangrijke preventieve taak ten aanzien van het voorkomen van infectieziekten. Wij raadplegen hiervoor informatiemap “Infectieziekten en Hygiëne in bso”). • Ouders melden bij de leiding van Rania’s kinderopvang bso dat het kind een infectieziekte heeft. • Ouders brengen zieke kinderen niet naar Rania’s kinderopvang bso . • Zieke kinderen worden in overleg met de ouders opgehaald van het kinderdagverblijf. De aandacht en zorg die een ziek kind nodig heeft, kan in een kinderdagverblijf niet voldoende worden gegeven. Indien een kind tijdens het verblijf in het kinderdagverblijf ziek wordt, zal de groepsleidster de ouders berichten en de ouders vragen het kind te komen op halen. In geval van twijfel zullen de belangen van de ouder en die van het kind en de belangen van de andere kinderen in de groep tegen elkaar afgewogen worden. In overleg wordt geprobeerd tot een goede oplossing te komen. Het hoofd van het kinderdagverblijf bepaalt bij alle ziektes en aandoeningen of het kind al dan niet naar het kinderdagverblijf kan komen of opgehaald moet worden. Zij raadpleegt hierbij de richtlijnen zoals die omschreven staan in de informatiemap “Infectieziekten en Hygiëne in bso”. Koorts Koorts is geen ziekte op zich maar een symptoom van een ziekteverschijnsel welk op dat moment nog niet zichtbaar is. Als ouders vermoeden dat kinderen ziek zijn, adviseren wij ouders te temperaturen. Als de temperatuur 38 ºC of hoger is en/of als kinderen ziek zijn, kunnen we in de groep niet de rust, zorg en aandacht geven die zieke kinderen nodig hebben. We adviseren dan de kinderen die dag niet naar het kinderdagverblijf te brengen. Als het kind tijdens het verblijf in het kinderdagverblijf een lichaamstemperatuur van 38 °C of hoger heeft, neemt de leiding altijd contact op met de ouders. Er wordt overlegd tussen de leidster en de ouder wat het beste is voor het kind en wat in de gegeven situatie mogelijk is. Afhankelijk van de situatie zal de ouder gevraagd worden het kind zo snel mogelijk op te komen halen: • De mate waarin het kind ziek is of koorts heeft, • De ruimte die er in het kinderdagverblijf op dat moment aanwezig is om het kind tijdelijk wat extra zorg en aandacht te geven,
15
• De mogelijkheid die ouders (of een ander vertrouwd persoon) hebben om het kind snel op te halen. Het kind dient opgehaald te worden bij 39,5 °C koorts! In overleg met de ouder wordt aan een goede oplossing gewerkt. Indien nodig ligt de uiteindelijke beslissing of het kind wel of niet in het kinderdagverblijf kan blijven bij het hoofd van het kinderdagverblijf. Het kind kan weer naar het kinderdagverblijf komen als het een dag koortsvrij is. Het kan ook voorkomen dat een kind geen koorts heeft, maar dat het kind toch meer aandacht, tijd en zorg nodig heeft dan door de groepsleiding in de groep gegeven kan worden: ouders worden dan geïnformeerd. In overleg kan eveneens besloten worden of het kind gehaald kan worden. Infectieziekten Infectieziekten zijn ziekten die op verschillende manieren overgedragen kunnen worden van mens op mens. Rania’s kinderopvang bso houdt zich aan de richtlijnen en handelwijze bij infectieziekten, die omschreven staan in de informatiemap “Infectieziekten en Hygiëne in bso” Er zijn veel besmettelijke ziektes. De GGD-Wijzer wordt gehanteerd als leidraad en als in de GGDWijzer staat dat een kind niet mag komen, wordt dat advies opgevolgd. Als een kind ziek is en koorts heeft, worden de ouders altijd geïnformeerd. Het niet mogen komen en het verzoek aan de ouders een kind op te komen halen is afhankelijk van de mate van het ziek zijn en wat er in de GGD-Wijzer staat over de ziekte. Een voorbeeld: Kinderen met waterpokken mogen gewoon komen, tenzij de kinderen er ziek van zijn. Het thuis houden hangt dan niet af van de waterpokken, maar van de mate van ziek zijn. Wettelijk verplichte melding van infectieziekten (artikel 7 van de infectieziektenwet) Hoofden van kindercentra zijn wettelijk verplicht om het verhoogd voorkomen van een aantal aandoeningen die vermoedelijk besmettelijk zijn te melden bij de afdeling infectieziekten van de GGD. Het gaat om de volgende aandoeningen: • Diarree melden indien meer dan eenderde deel van de groep in één week klachten heeft; • Geelzucht (hepatitis A of B) melden bij één geval; • Huiduitslag (vlekjes) melden bij twee of meer gevallen binnen twee weken in dezelfde groep; • Schurft melden bij drie gevallen in dezelfde groep; Ook bij andere ernstige aandoeningen van vermoedelijk infectueuze aard: daarbij moeten we denken aan meerdere gevallen van bijvoorbeeld longontsteking of hersenvliesontsteking in korte tijd. De GGD zal na een dergelijke melding onderzoeken waardoor de aandoening wordt veroorzaakt en of er maatregelen genomen moeten worden om verspreiding van de ziekte tegen te gaan. Wij verzoeken ouders dringend de groepsleiding altijd te informeren als een kind een besmettelijke ziekte heeft. Indien wenselijk, kunnen dan de andere ouders op de hoogte gebracht worden en kunnen de noodzakelijke maatregelen genomen kunnen worden. Voor zwangeren is er een verhoogd risico bij de rodehond en de vijfde ziekte. Als een zwangere ouder of leidster deze ziekte niet heeft doorgemaakt of er niet voor is
16
ingeënt, is er een verhoogd risico. Bij het uitbreken van besmettelijke ziektes bij kinderen van Rania’s kinderopvang bso, dienen alle ouders informatie te krijgen over: • Welke ziekte er heerst, • Wanneer het kind wel of niet naar het kinderdagverblijf kan komen, • Het verloop van de ziekte en eventuele risico’s. De GGD adviseert maatregelen afhankelijk van de ziekte van het kind voor het betreffende kinderdagverblijf en geeft richtlijnen over de beste informatievoorzieningen over de ziekte naar ouders van de kinderen van het betreffende kinderdagverblijf. Vaccinaties Gedurende de periode dat het kind het kinderdagverblijf bezoekt is het wenselijk dat de leiding van het kinderdagverblijf op de hoogte is van het doorlopen vaccinatieprogramma per kind. Bij inschrijving van elk nieuw kind wordt ouders gemeld dat hun kind ingeënt dient te worden of te zijn tegen DKTP en BMR. Ouders die hun kind niet hebben laten vaccineren worden door de leiding van het kinderdagverblijf gewezen op het risico van besmettingsgevaar van infectieziekten voor hun kind. Het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van ouders of kinderen wel of niet gevaccineerd worden. Indien een bepaalde besmettelijke ziekte heerst, kunnen de betreffende ouders geïnformeerd worden door de GGD en eventueel alsnog kiezen voor vaccinatie. Voor informatie over het rijksvaccinatieprogramma zie informatiemap “Infectieziekten en Hygiëne in BSO”. Medicijngebruik Medicijngebruik valt altijd onder de verantwoordelijkheid van de ouders. Indien toediening van medicijnen noodzakelijk is voor een tijdelijke periode, zal in overleg met het hoofd van het kinderdagverblijf bekeken worden of deze handeling praktisch uitvoerbaar zijn en in verhouding staan tot de verzorging en omgang met andere kinderen in de groep. Ouders/verzorgers worden gevraagd een verklaring voor het geven van medicijnen in te vullen en te ondertekenen. We verzoeken het medicijn in de originele verpakking mee te geven met de bijsluiter. Zetpillen tegen koorts worden alleen op doktersvoorschrift gegeven. Wij geven kinderen geen paracetamol tegen koorts (tenzij in specifieke gevallen een koortsstuip dreigt). Het geven van een koortsverlagend middel, zoals een paracetamol zetpil, bij een kind met koorts kan in sommige gevallen een koortsstuip veroorzaken. De oorzaak kan dan zijn dat bij uitwerking van de zetpil de temperatuur in korte tijd snel kan oplopen. Rania’s kinderopvang bso hanteert de Wet B.I.G. ( Beroepen Individuele Gezondheidszorg) voor toedienen van medicijnen. Zie verder protocol “Geneesmiddelenverstrekking en medische handelingen.”
17
Protocol Hoofdluis van Rania’s kinderopvang BSO Geen ziekte maar wel besmettingsgevaar vormt hoofdluis. Wij verzoeken ouders het altijd bij ons te melden als er bij hun kind hoofdluis is geconstateerd. Als wij hoofdluis constateren, informeren wij de ouders telefonisch, zodat zij lotion tegen hoofdluis kunnen kopen. Wij verzoeken de ouders om de kinderen thuis direct aan het eind van de dag te behandelen. Als de kinderen behandeld zijn, zijn ze weer welkom. Bij hoofdluis controleren we alle kinderen, en vragen wij de ouders de kinderen te controleren op hoofdluis om een epidemie te voorkomen. Acute noodsituatie Bij een acute noodsituatie wordt er op de meest effectieve manier medische hulp ingeschakeld. Ouders worden zo snel mogelijk gewaarschuwd. Acute noodsituaties zijn: • Het kind krijgt het plotseling benauwd • Het kind raakt bewusteloos of reageert niet meer op prikkels • Het kind krijgt plotseling hoge koorts (boven de 39,5 graden) In het kinderdagverblijf hangt een calamiteitenplan waarin precies beschreven staat op welke manier en in welke situatie, welke vorm medische hulp ingeschakeld wordt: • Wie alarmeert, • Wie de groep opvangt als er hulp wordt gehaald, • Wie de ouders belt, • Welke hulp er wordt ingeschakeld, • Gegevens en bereikbaarheid van artsen en locaties van de dichtstbijzijnde ziekenhuizen of EHBO posten zijn hierbij aangegeven. Handelswijze bij ongevallen In Rania’s kinderopvang bso is tenminste één groepsleidster aanwezig met een geldig EHBOdiploma of iemand die bekwaam genoeg is om te weten hoe te handelen in noodgevallen. Als een kind een ongeval heeft gehad, zullen de groepsleidster afhankelijk van de ernst van het ongeval medische hulp inschakelen. De ouders worden afhankelijk van de ernst van het ongeval direct gewaarschuwd. Het kinderdagverblijf heeft en calamiteitenplan, waarin precies beschreven staat hoe te handelen in dit soort situaties. Alle medewerksters zijn op de hoogte van dit calamiteiten plan en handelen hierna. Gedurende de openstelling van het kinderdagverblijf is het hoofd aansprakelijk voor de gang van zaken in het kinderdagverblijf, maar ook daarbuiten bij eventuele uitstapjes. Rania’s kinderopvang bso heeft een passende aansprakelijkheid- en ongevallenverzekering afgesloten voor zowel het personeel, als de kinderen. Zie ook protocol “Wat te doen bij een ongeval?”. Communicatie naar ouders Ouders die gebruik maken of gaan maken van de kinderopvang van Rania’s kinderopvang bso zijn op de hoogte van het protocol “ziekte en ongevallen” en het daarbij behorende calamiteitenplan. Het hoofd van het kinderdagverblijf draagt er zorg voor dat de ouders deze informatie ontvangen. De informatiemap “Infectieziekten en Hygiëne in bso” is in het kinderdagverblijf aanwezig en is makkelijk toegankelijk voor ouders. Ouders die gebruik maken van de kinderopvang worden vaak geconfronteerd met
18
opvangproblemen als hun kind ziek wordt. De verantwoordelijkheid van het kinderdagverblijf voor de gezondheid van het kind en de groep waarin het kind verblijft, kan op gespannen voet staan met belangen van de werkende ouder. Het protocol verschaft informatie voor ouders over de handelswijze bij zieke kinderen bij Rania’s kinderopvang bso. Uitwisselen van bijzonderheden Wij verwachten dat ouders aan de groepsleiding doorgeven wanneer er bijzonderheden zijn die van belang kunnen zijn zoals: een slechte nacht, verhoging, ziekte, hangerig, of kinderen medicijnen hebben gekregen (ook paracetamol of een zetpil) en bijzonderheden met betrekking tot de voeding e.d. Andersom geldt hetzelfde en vertelt de groepsleiding bijzonderheden over de dag. Personeelsbeleid Groepsleiding en hoofd bij Rania’s kinderopvang bso zijn op de hoogte van het protocol “ziekte en ongevallen” en handelen hier ook naar. Het personeelsbeleid voorziet in die voorwaarden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dit protocol. Elke leidster is in het bezit van een EHBO-diploma of kinder-EHBO certificaat. Ziektebeleid samengevat De leidsters van Rania’s kinderopvang bso, dragen de zorg en verantwoordelijkheid voor een grote groep kinderen. Wij willen graag de gezondheid en veiligheid van alle kinderen blijven waarborgen, en vragen de ouders daarom om ons beleid serieus te nemen en bij twijfel telefonisch contact met ons op te nemen en hun kind niet bij voorbaat te brengen. • Het is niet toegestaan kinderen toe te laten die niet zijn of worden ingeënt tegen DKTP en BMR. • Een ziek kind kan niet worden toegelaten als het boven de 39,5 °C koorts, een besmettelijke ziekte, koortslip of ernstige diarree heeft. Bij twijfel worden de ouders verzocht graag eerst telefonisch contact met het kinderdagverblijf op te nemen. • Wordt het kind tijdens zijn/haar verblijf bij Rania’s ziek en overstijgt de ziekte, de zorg en aandacht van de andere kinderen uit de groep, dan vragen wij de ouders het kind op te halen. • Bij ziekte is de mate van ziek zijn en de bijbehorende zorg en aandacht een indicatie om ouders en/of arts te bellen. • Wanneer er een ongelukje gebeurt met een kind bij Rania’s , zullen wij een arts raadplegen en de ouders daarover zo snel mogelijk informeren. Er is altijd een leidster aanwezig die in het bezit is van een EHBO-diploma. Ter verduidelijking: • Wanneer een kind thuis meer dan 39,5 °C koorts heeft: => Ouders worden verzocht het kind niet brengen. • Wanneer een kind bij Rania’s meer dan 39,5 °C koorts heeft: => Ouders worden verzocht het kind op te halen. • Wanneer een kind thuis ernstige diarree heeft: => Ouders worden verzocht het kind niet brengen. • Wanneer een kind bij Rania’s 2x diarree heeft: => Ouders worden verzocht het kind op te halen. • Wanneer een kind thuis heeft overgegeven:
19
=> kind moet de eerstvolgende maaltijd binnen hebben gehouden, anders worden de ouders verzocht het kind thuis te laten. • Wanneer een kind bij Rania’s heeft overgegeven: => De leidster(s) beoordelen of de ouders het kind dienen op te halen.
20
Protocol kinderen in de zon van Rania’s kinderopvang BSO De zon schijnt. Kinderen voelen zich lekker bij mooi weer. De zon zorgt ook voor de aanmaak van vitamine D, dat is goed voor hun botten. Maar te veel zon is niet gezond. Niets is zo vervelend als een rood verbrande huid. Andere nadelen van te veel zon kunnen pas op latere leeftijd aan het licht komen, zoals huidveroudering, maar ook huidkanker. Met de juiste bescherming kan veel ellende voorkomen. Extra bescherming van kinderen is belangrijk; op vakantie, maar ook bij mooi weer thuis in de tuin en dus ook bij ons op het kinderdagverblijf. Vandaar dit protocol. Algemeen Elke keer als de huid verbrandt, raken huidcellen beschadigd door de UV-straling. En juist bij kinderen komt die beschadiging hard aan. Hun huidcellen zijn extra kwetsbaar. Bovendien zijn ze in de groei: de celdeling gaat zo snel dat er soms te weinig tijd is om alle beschadigde huidcellen te herstellen voordat ze zich weer gaan delen. In die cellen ontstaan dan als het ware 'littekens', die kinderen hun leven lang meedragen. Dit is aan de buitenkant niet te zien, want die beschadigingen zitten diep in de huidcellen. Maar hoe meer 'littekens', hoe groter de kans dat een een kind op latere leeftijd huidkanker krijgt. Daarom is bescherming zo belangrijk, zéker voor kinderen. Zonkrachtwaarden De zonkracht wordt weergegeven op een schaal van 0-10. In Nederland staan verwachte zonkrachtwaarden in de weerberichten in de krant, op internet: www.knmi.nl en op pagina 708 van Teletekst. Op radio en tv wordt alleen melding gemaakt van zonkracht 6 of hoger. Net als de weersverwachting is dit een voorspelling. 0 Geen zonkracht 1-2 Vrijwel geen zonkracht 3-4 Zwakke zonkracht 5-6 Matige zonkracht 7-8 Sterke zonkracht 9-10 Zeer sterke zonkracht De zonkracht wordt bepaald door: • Het jaargetijde: in de zomer is in Nederland de zonkracht sterker dan in de winter. In de tropen daarentegen maakt het jaargetijde niet uit. • Het tijdstip op de dag (oftewel de stand van de zon): uv-straling is in Nederland het sterkst tussen 12.00 en 15.00 uur. De afstand die UV-stralen door de dampkring moeten afleggen is dan het kortst. • De plaats op aarde: hoe dichter bij de evenaar, hoe sterker de uv-straling.leeftijd huidkanker krijgt. Daarom is bescherming zo belangrijk, zéker voor kinderen. Maar ook: hoe hoger (in de bergen), hoe sterker de UV-straling. • De mate van weerkaatsing: uv-straling wordt sterker door weerkaatsing via sneeuw, zand en water. • Bewolking: door een dichtbewolkte lucht komt nauwelijks uv-straling, bij heiig weer kan de doorlating van UV-straling toch aanzienlijk zijn. Bij schapenwolkjes kan de intensiteit van UV-straling zelfs toenemen doordat straling gereflecteerd wordt tussen de wolken. Elke huid reageert anders.
21
Huidtype 1
Verbrandingservaring Bruiningservaring verbrandt zeer snel wordt niet bruin
2
verbrandt snel wordt
langzaam bruin
3
verbrandt niet snel
wordt makkelijk bruin
4
verbrandt bijna nooit
bruint zeer goed
Uiterlijke kenmerken zeer lichte huid vaak sproeten,rood of lichtblond haar, blauwe ogen. lichte huid blond haar, grijze, groene of lichtbruine ogen licht getinte huid, donkerblond tot bruin haar, vrij donkere ogen. een van nature getinte huid, donker haar, donkere ogen.
Anti-zonnebrandmiddelen Anti-zonnebrandmiddelen zijn gemaakt om zonnebrand te voorkomen. Ze bevatten UV-filters waardoor minder UV-straling de huid bereikt. Een middel dat alle UVstraling wegfiltert bestaat niet. Gebruik van een anti-zonnebrandmiddel is geen vrijbrief om onbeperkt te zonnen. Wie dat doet, vergroot zelfs de kans op huidkanker. Een anti-zonnebrandmiddel moet gezien worden als een aanvullende maatregel, naast het dragen van kleding en het opzoeken van de schaduw in plaats van de volle zon. Protocol Preventie zonnebrand • Houd de kinderen tussen 12.00 en 15.00 uur zo veel mogelijk uit de zon. • De kinderen blijven tussen 13.00 uur en 14.00 uur binnen. • Bij extreem felle zon blijven de kinderen ook tussen 14.00 uur en 15.00 uur binnen. • Laat kinderen op zonnige dagen zoveel mogelijk in de schaduw spelen. • Bij zonnig weer zetten we zoveel mogelijk parasols op en creëren we zoveel mogelijk schaduw plekken. • Kleding (ook een petje/hoedje), biedt de beste bescherming tegen de zon. • Ouders worden verzocht zonnehoedjes en eventueel andere zonbescherming mee te geven. • Wanneer een kind een zonnehoedje bij zich heeft zetten we deze altijd op. • Wanneer de kinderen niet met water spelen, laten we de kinderen broek en shirt aanhouden. • Een half uur voordat we naar buiten gaan smeren we de kinderen in. • De kinderen worden zowel ’s morgens als ’s middags ingesmeerd (minimaal twee keer op een dag). • Wij gebruiken minimaal beschermingsfactor 20-30. Een kind kan maximaal
22
drie uur in de zon met een hoge beschermingsfactor. Probeer dit echter te beperken. • Smeer gevoelige zones zoals neus, oren, nek, voeten extra in. • Waar nodig smeren we de kinderen vaker is. • Herhaal het insmeren na het zwemmen. Waterproof-producten zullen toch voor een deel verdwijnen bij het afdrogen of spelen in het water en zand. Smeer kinderen daarom ook met deze producten regelmatig in. • Bij warm weer krijgen de kinderen meer drinken aangeboden dan normaal. Naast 16.30 uur is er ook een drink-moment om 14.00 uur voor de kinderen die niet slapen. • Wanneer het erg heet is passen we de activiteiten aan, doen rustiger aan en rusten vaker.
23
Overeenkomst gebruik geneesmiddelen 1. Hierbij geeft mevrouw ………………………………………………….ouder(s)/verzorger(s) van ……………………………. toestemming om hun kind tijdens de werkzaamheden in Rania’s kinderopvang bso het hierna genoemde geneesmiddel/zelfzorgmiddel toe te dienen bij het hierboven genoemde kind. Het geneesmiddel/zelfzorgmiddel wordt toegediend conform het doktersvoorschrift – zie etiket van de verpakking-, dan wel het verzoek van de ouders bij zelfzorgmedicatie. 2. Naam geneesmiddel:……………………………………………………………………………………. Zelfzorgmiddel: paracetamol /hoestdrank/anders namelijk:……………………………... …………………………………………………………………………………………………………….. 3. Het geneesmiddel/zelfzorgmiddel wordt verstrekt op voorschrift van: - naam en telefoonnummer behandelend arts: - naam en telefoonnummer apotheek: - op aanwijzing van ouders zelf 4. Rania’s kinderopvang bso kan bij twijfel of onduidelijkheid zelf contact opnemen met de (behandelend) huisarts en/of apotheker Naam:……………………………………………………………………………………………………... Telefoonnummer:………………………………………………………………………………………... 5. Rania’s kinderopvang bso en de medewerksters zijn niet aansprakelijk voor de eventuele bijwerkingen die kunnen optreden als gevolg van het door de medewerkster toegediende geneesmiddel/zelfzorgmiddel. Voor akkoord ondertekend, Enschede, ………………………………………………………………………. Namens ouders / verzorgers Handtekening:
Namens Rania’s kinderopvang bso B.V Handtekening
24
Protocol Hygiene Kinderopvang is aan kwaliteitsregels gebonden. Gelukkig maar want ouders willen graag het beste voor hun kind en daar komt hygiëne ook bij kijken. Er zijn tal van factoren die de gezondheid beïnvloeden. Naarmate kinderen jonger zijn, zijn ze kwetsbaarder. Overdracht van ziektekiemen Bij jonge kinderen is het afweersysteem volop in ontwikkeling. Via andere kinderen komen zij vaker in contact met allerlei ziekteverwekkers (micro-organismen) waartegen zij nog geen weerstand hebben opgebouwd. Kinderen verspreiden infecties in een asymptomatische fase (waarin het kind zelf nog niet ziek is) en daardoor zijn goede hygiënemaatregelen nodig om onnodig overdracht van ziektekiemen tegen te gaan. Micro-organismen kunnen zich top de volgende manieren verspreiden: - Via handen Was de handen regelmatig en bij voorkeur met stromend water en zeep. - Via de lucht (aanhoesten, huidschilfers of stof) Draag zorg voor goede hoesthygiëne door aanhoesten te voorkomen en na het hoesten, niezen of neus te snuiten de handen (laten) wassen - Via voedsel Voedselveiligheid waarborgen door te zorgen dat de koelkasttemperatuur nooit boven 7 graden Celsius komt voor de te bewaren zuigelingenvoeding en andere etenswaren. Laat kinderen ook niet van elkaars bord eten of uit elkaars beker drinken. Informatie over voedselveiligheid vind je op www.voedingscentrum.nl - Via voorwerpen zoals speelgoed, beddengoed, deurkruk of de closetpot Was speelgoed dagelijks en beddengoed wekelijks. De deurkruk en closetpot zijn zeer grote overdrachtsmedia, zorg dus niet alleen voor goede hygiëne bij om het toilet maar ook de spoelknop en deurkruk. Deze worden namelijk veelvuldig gebruikt alvorens het handen wassen! - Via lichaamsvloeistoffen (braaksel, ontlasting, wondvocht of bloed) Het verschonen van baby’s brengt risico’s met zich mee vanwege het directe contact met ontlasting. Oppervlakken kleiner dan ½ m2 zoals een aankleedkussen, speelgoed of de thermometer kunnen na huishoudelijk reinigen met alcohol 70% gedesinfecteerd worden. - Via dieren Wees alert op beten of krabben van een dier. Gezondheidsrisico’s als gevolg van het binnenmilieu Een gezond binnenmilieu betekent dat de lucht schoon en fris is en weinig stofdeeltjes en micro-organismen bevat. Ook de temperatuur en vochtigheid van de lucht mogen niet te hoog of te laag zijn. Voldoende ventilatie is een voorwaarde voor een gezond binnenmilieu. Houd klapraampjes of ventilatieroosters altijd iets open, ook in de winter (sluit ze dan eventueel voor de helft). Voorwerpen van textiel vormen een belangrijke bron van allergenen (stoffen die een allergische reactie kunnen veroorzaken). Allergenen zijn vooral schadelijk voor kinderen die een allergie hebben. Het is dus van belang dat textiel gewassen of gestofzuigd wordt. Veel kinderen zijn overgevoelig voor huisdieren. 25
Gezondheidsrisico’s als gevolg van het buitenmilieu Om de gezondheid van de kinderen te kunnen waarborgen, is het van belang dat kinderen op momenten dat ze buiten zijn, niet aan omstandigheden worden blootgesteld die schade aan hun gezondheid berokkenen. Voor informatie over bodem- en luchtverontreiniging, geluid en stank en de gevolgen daarvan voor de gezondheid, kan men terecht bij de lokale GGD. - Planten met allergeen stuifmeel Verspreiders van allergeen stuifmeel zijn: - planten met onopvallende groenige aren, bloemetjes of trossen meeldraden zoals allerlei grassoorten, onkruiden. - bomen: berk, cipres, els, hazelaar en plataan. In iets mindere mate ook de beuk, ceder, es, eik, jeneverbes, liguster, en taxus. - Steken door bijen of wespen en tekenbeten Steken van bijen of wespen kunnen een allergische reactie tot gevolg hebben. Mocht een kind gestoken worden dan dient als volgt gehandeld te worden: - verwijder na een bijensteek de angel direct met een pincet. Zuig het gif met een speciaal daarvoor bedoeld spuitje uit het wondje. - koel het wondje om zwelling tegen te gaan, dep eventueel met verdunde ammonia (10%) Tekenbeten kunnen de ziekte van Lyme veroorzaken. Na een tekenbeet moet de teek met een tekenpincet (met draaiende beweging) verwijderd worden. De wond moet met jodium of alcohol (70%) gedesinfecteerd worden. Informeer ouders bij tekenbeten zodat zij alert zijn op symptomen die wijzen op de ziekte van Lyme. Het eerste symptoom is een rode plek die na een week tot een maand op de plaats van de tekenbeet ontstaat. In een later stadium gaat de ziekte gepaard met griepachtige verschijnselen. - Hygiëne in zandbakken Zand van zandbakken kan op verschillende manieren verontreinigd zijn. Waar vooral op gelet moet worden, is ontlasting van honden en katten. Deze kunnen namelijk spoelwormen bevatten waarvan de eitjes ernstige gezondheidsklachten kunnen veroorzaken (koorts, griepachtige klachten, buikklachten, prikkelhoest, long- en leverklachten). Vervang zand wanneer het zichtbaar vervuild is. Laat kinderen niet eten of drinken in een zandbak en laat ze goed de handen wassen na zandbakgebruik in een openbare speeltuin. - Klimaat Door extreme weersomstandigheden kunnen kinderen een zonnesteek oplopen, uitdrogen of verbranden. Eerste hulp bij zonnesteek: schaduw zoeken en het slachtoffer afkoelen met water. Geef bij overmatig zweten slokjes water met een snufje zout. Door kou kunnen kinderen onderkoeld raken (let op bij baby’s). Eerste hulp bij onderkoeling: breng het slachtoffer naar binnen of een beschutte omgeving, verwijder eventueel natte kleding. Verwarm het slachtoffer door dekens, kruiken of een warme douche. Gebruik geen alcoholische dranken, dit werkt vaatverwijderend waardoor er extra afkoeling ontstaat.
26
27