BIJLAGEN Gelukkig voor de klas Leraren voortgezet onderwijs over hun werk Ria Vogels
Bijlage bij hoofdstuk 1 Leraren voortgezet onderwijs in beeld.............................................................. 2 Bijlage bij hoofdstuk 3 Opleiding, bevoegdheid en bekwaamheid ........................................................ 3 B3.1 Lesgeven in verschillende vakken ........................................................................................... 3 Bijlage bij hoofdstuk 6 Leraren over de kwaliteit van onderwijs en onderwijspersoneel ...................... 6 Bijlage Gebruikte databestanden ............................................................................................................. 7
Sociaal en Cultureel Planbureau Den Haag, juli 2009
1
Bijlage bij hoofdstuk 1
Leraren voortgezet onderwijs in beeld
Leraren die meewerkten aan het onderzoek is een beloning in het vooruitzicht gesteld. Voor elke ingevulde enquête zou € 2,50 worden overgemaakt naar een goed doel naar keuze van de respondent. Tabel B1.1 geeft het overzicht van de goede doelen waarnaar in opdracht van de respondenten na afloop van het veldwerk in 2007 door het SCP geld is overgemaakt en welke bedragen daarmee gemoeid waren. Tabel B1.1 Donaties aan goede doelen in opdracht van de respondenten van BLV’07, 2007 (in procenten en euro’s) goede doel % respondenten
donatie (in euro’s)
Unicef, onderwijs voor meisjes
42,2
2822,50
St. Cliniclowns Nederland
21,4
1435,00
Artsen zonder Grenzen
20,2
1350,00
St. Natuur en Milieu
10,2
685,00
Jantje Beton
5,0
337,50
St. Ark Natuurontwikkeling
0,9
62,50
totaala a
100 Exclusief 38 respondenten waarvan onbekend was of en welke donatie zij wilden laten maken.
Bron: SCP (BLV’07)
2
6692,50
Bijlage bij hoofdstuk 3 B3.1
Opleiding, bevoegdheid en bekwaamheid
Lesgeven in verschillende vakken
Leraren hebben hun eigen specialisaties en geven op grond daarvan les in een of meerdere vakken. Tabel B3.1 laat zien hoe de vakken, waarin zij dit schooljaar de meeste uren lesgeven, zijn verdeeld over de onderwijssoorten. Tabel B3.1 Vak gegeven door leraren voortgezet onderwijs,a naar onderwijssoorten waarin zij lesgeven, 2007 (in procenten)b pro vmbo totaal pro e.a. vmbo e.a. mavo/havo havo/vwo vwo/gymc totaal 5 3 24 24 9 28 7 100 Nederlands
2
3
31
22
11
27
4
11
moderne talen
1
0
15
26
14
37
7
19
klassieke talend
0
0
0
0
0
8
92
1
gammavakken
1
1
15
33
11
32
7
11
bètavakken
1
1
16
22
9
39
11
14
wiskunde
2
1
29
23
10
30
5
11
techniek consumptieve techniek zorg
4
15
45
22
5
7
2
4
40
19
41
0
0
0
0
1
6
4
75
8
2
3
2
4
economie
1
0
13
19
18
44
5
4
handel/administratie
7
5
85
2
0
0
1
2
kunstvakken 5 3 15 44 4 26 3 6 lichamelijke 4 8 19 40 6 18 5 6 opvoeding andere vakken 28 4 29 14 9 13 3 6 a Vak waarin men dit schooljaar de meeste lesuren geeft. b Horizontaal gepercenteerd, met uitzondering van de totaalkolom. c De groep leraren die alleen in het gymnasium lesgeeft, is vanwege kleine aantallen bij de categorie vwo gevoegd. d De tabel lijkt aan te geven dat klassieke talen ook in het havo wordt gegeven, maar dit komt doordat een deel van de leraren meerdere vakken geeft. In de tabel gaat het om het vak waarin ze de meeste uren lesgeven. Hoewel bekend is in welke onderwijssoorten de leraren lesgeven, is van de leraren die meerdere vakken geven onbekend waar ze die vakken geven. Bron: SCP (BLV’07)
De vakken die leraren geven, hangen veelal samen met de onderwijssoorten. Zo worden klassieke talen alleen in vwo en gymnasium gegeven. Sommige vakken worden alleen of voornamelijk gegeven in praktijkonderwijs en vmbo, zoals (consumptieve) techniek, zorg en handel/administratie. In praktijkonderwijs en vmbo wordt in toenemende mate vakoverstijgend gewerkt. Daar was in de vragenlijst onvoldoende rekening mee gehouden. Van de leraren in het praktijkonderwijs zei 28% dat ze lesgeven in ‘andere dan de aangegeven vakken’, van de leraren in het vmbo gaf 29% dit aan. Deze antwoordcategorie werd door de leraren in de overige onderwijssoorten veel minder aangestreept (van toepassing voor 6% van alle leraren). Er zijn relevante verschillen naar de vakken die leraren met een eerstegraads- of tweedegraadsbevoegdheid geven (tabel B3.1.2). Klassieke talen en lichamelijke opvoeding worden vrijwel uitsluitend door eerstegraadsbevoegde leraren gegeven. Dit hangt samen met de lerarenopleidingen die deze vakken alleen op eerstegraadsniveau aanbieden. Als leraren met een tweedegraads- of andere bevoegdheid deze vakken geven, zijn zij feitelijk niet of niet volledig daartoe bevoegd.
3
Tabel B3.2 Vak gegeven door leraren voortgezet onderwijs,a naar lesbevoegdheid, 2007 (in procentenb) eerstegraads tweedegraads overigc totaal Nederlands
31
43
27
11
moderne talen
43
48
9
19
klassieke talen
96
0
4
1
gammavakken
49
40
10
11
bètavakken
51
37
11
14
wiskunde
30
49
21
11
techniek
6
67
27
4
consumptieve techniek
6
61
33
1
zorg
8
47
45
4
54
38
7
4
economie handel/administratie
6
61
34
2
kunst/creatieve vakken
59
35
6
6
lichamelijke opvoeding
93
4
3
6
andere vakken
25
41
34
6
totaal a b c
42 41 17 Het vak waarin men dit schooljaar de meeste uren lesgeeft. Horizontaal gepercenteerd, met uitzondering van de totaalkolom. Nog geen bevoegdheid of een beperkte tweedegraads- of derdegraadsbevoegdheid.
100
Bron: SCP (BLV’07)
In tabel B3.1.3 zijn drie groepen leraren onderscheiden. Ze zijn ingedeeld naar het aandeel leraren per vak dat onbevoegd of gedeeltelijk onbevoegd lesgeeft. Het aangegeven vak kan het vak zijn waarvoor ze de bevoegdheid missen, maar dat hoeft niet per se, omdat men in meerdere vakken les kan geven en in de tabel staat het vak waarin men de meeste uren lesgeeft. Leraren die naar verhouding het vaakst (gedeeltelijk) onbevoegd lesgeven geven (30% en meer) doen dit in vakken die vooral in het vmbo worden gegeven: handel/administratie, techniek en de categorie ‘anders’. Een tweede groep van leraren die (ook) onbevoegd lesgeeft, verzorgt lessen in Nederlands, economie bèta- en gammavakken en zorg (20%-29%). Een derde groep leraren geeft veel minder vaak lessen zonder (volledige) bevoegdheid (4%-15%). De vakken die zij (het meeste) geven lopen uiteen van moderne/levende tot klassieke talen en gymnastiek.
Tabel B3.3 Vakken waarin onbevoegd wordt lesgegeven, leraren voortgezet onderwijs, 2007 (in procenten) % % % handel/administratie
38
zorg
29
moderne/levende talen
15
anders
31
bèta
26
consumptieve techniek
13
techniek
30
gamma
25
kunst/creatieve vakken
11
Bron: SCP (BLV’07)
4
wiskunde
25
lichamelijke opvoeding
9
economie
22
klassieke talen
4
Nederlands
20
Tabel B3.4 Terreinen/richtingen waarin leraren voortgezet onderwijs zich verder willen ontwikkelen, naar diverse kenmerken, 2007 (in procenten) contacten ouders/ pedagogisch/ begeleiding leerlingenzorg/ organisatie/ instellingen vakgebied didactisch leerlingen ICT hulpverlening management man 62 36 29 35 19 25 11
ander terrein 10
vrouw
56
47
44
24
38
19
12
9
< 35 jaar
56
49
47
21
39
27
15
9
35-44 jaar
62
49
39
30
29
27
12
14
45-54 jaar
63
39
33
33
26
23
11
10
≥ 55 jaar
54
29
26
35
17
12
8
6
opleiding geen onderwijsdiploma pabo e.a. diploma’s
55
65
52
28
34
22
15
3
36
33
44
25
39
17
12
9
mo A
55
40
32
30
27
17
8
11
hbo-tweedegraads
56
41
43
29
33
23
15
11
mo B
74
34
20
44
11
16
4
8
hbo-eerstegraads
67
36
29
27
22
26
10
12
uni + aantekening
70
38
19
33
15
21
6
8
ulo
70
57
36
35
24
27
11
8
onderwijssoort praktijkonderwijs
32
40
52
17
41
27
18
9
pro en hoger
60
30
52
24
22
21
12
16
vmbo
47
38
49
28
38
22
15
10
vmbo en hoger
66
43
37
29
30
23
12
12
mavo en/of havo
52
36
34
29
24
28
11
7
havo/vwo
70
44
23
34
18
19
8
8
vwo of gymnasium
70
42
28
35
19
20
8
10
totaal Bron: SCP (BLV’07)
59
41
36
30
28
22
11
10
5
Bijlage bij hoofdstuk 6
Leraren over de kwaliteit van onderwijs en onderwijspersoneel
Tabel B6.1 De relatieve kansverhouding dat leraren voortgezet onderwijs een groot effect verwachten van meer academici in het onderwijs of van hogere eisen aan vooropleiding van studenten aan de lerarenopleidingen voor de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs, 2007 (odds ratio’s)a hogere eisen studenten meer academici in lerarenopleiding sign. onderwijs sign. vrouw (man = referentie) --ervaring (< 5 jaar = referentie) 5-9 jaar
--
--
10-19 jaar
1,6
**
--
≥ 20 jaar
2,5
**
--
opleiding (hbo-tweedegraads = referentie) geen diploma
0,6
*
2,5
**
pabo e.a.
1,4
*
0,6
*
mo A
2,1
**
--
mo B
2,0
**
2,7
**
1,6
*
hbo-eerstegraads universiteit + aantekening ulo
-1,4
*
--
5,2
**
5,0
**
onderwijssoort (vmbo = referentie) praktijkonderwijs
--
--
*
praktijkonderwijs en hoger
--
2,5
**
2,5
**
2,2
**
5,0
**
5,6
**
3,3
**
vmbo en hoger
1,3
mavo/havo
--
havo/vwo
1,5
vwo/gymnasium lidmaatschap BON (niet-lid = referentie)
--
* **
verklaarde variantie (R2) (%) 6 22 a De referentiecategorie is gelijk aan 1. Hoger dan 1 betekent een grotere kans en lager dan 1 een kleinere kans dat men een groot effect van de maatregel verwacht dan de referentiecategorie. Bron: SCP (BLV’07)
6
Bijlage Gebruikte databestanden Beroepsopvattingen van leraren in het voortgezet onderwijs: BLV 2007 (zie ook de onderzoeksverantwoording in een bijlage van de publicatie) Enquête beroepsbevolking van het CBS: EBB 2006 Kerngegevens overheidspersoneel ‘Kerngegevens Overheidspersoneel’ is een publicatie van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Kerngegevens geven jaarlijks ultimo het desbetreffende jaar de omvang en samenstelling van het personeelsbestand van de dertien overheidssectoren systematisch weer. Deze tabellen zijn via de website van het ministerie BZK (http://www.minbzk.nl) te bestellen of te downloaden. Personeels- en mobiliteitsonderzoek BZK: POMO 2008 Sinds 1999 voert het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een grootschalig onderzoek uit onder het overheidspersoneel. Aan ambtenaren uit alle overheidssectoren is gevraagd naar uiteenlopende aspecten van hun werk, teneinde zicht te krijgen op de arbeidsmarktpositie van de overheid en hoe deze kan worden verbeterd. In het Mobiliteitsonderzoek (MO) wordt in- en uitstromend personeel ondervraagd en in het Personeelsonderzoek (PO) het zittende personeel. Tot 2004 wisselden deze onderzoeken elkaar jaarlijks af. In 2004 zijn beide onderzoeken gehouden. Doelpopulatie Soort onderzoek Steekproefeenheid Entiteiten Steekproefkader Steekproefmethode Verzamelmethode Opdrachtgever Uitvoerder veldwerk Frequentie Weging Verslagperiode POMO 2008 Steekproefomvang Respons
7
overheidspersoneel enquête persoon personen salarisadministraties van overheidswerkgevers aselecte steekproef per overheidswerkgever schriftelijke vragenlijst; beperkte verschillen tussen overheidssectoren ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) Intomart GfK jaarlijks vanaf 1999 aantal werknemers bij betreffende werkgever; per sector naar geslacht, leeftijd, arbeidsduur, provincie en loon; per sector naar aantal werknemers bij de overheid naar leeftijd en geslacht, op basis van de Kerngegevens Overheidspersoneel het onderzoek van een bepaald jaar heeft betrekking op personeel dat in het daaraan voorafgaande jaar mobiel (MO) respectievelijk nietmobiel (PO) is geweest 87.500 personen 34.962 personen (40%)