Bijlagen. 1. Ecologie. 2. Bodemonderzoek. 3. Archeologie. 4. Bijlagen bij bestemmingsplan Parkwijk. 5. Nota van beantwoording zienswijzen

Bijlagen

1. Ecologie 2. Bodemonderzoek 3. Archeologie 4. Bijlagen bij bestemmingsplan Parkwijk 5. Nota van beantwoording zienswijzen

Bijlage 1 Ecologie

X.6 Ecologie Wettelijk kader Om natuurwaarden in Nederland te beschermen geldt een drietal landelijke wetten en beleidsplannen: de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het Natuurbeleidsplan 1990 (Nota Ruimte met daarin de Ecologische Hoofdstructuur). Daarnaast geldt provinciaal beleid, te weten: Structuurvisie Provincie Zuid-Holland; natuurbeheerplan 2014 en Provinciaal Compensatiebeginsel 2013. De handreiking bestemmingsplan en natuurwetgeving (ministerie EZ, 2011) geeft aan dat: “gemeenten op grond van de Wro rekening moeten houden met een goede ruimtelijke ordening”. Dat betekent op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel dat er rekening moet worden gehouden met doorwerking van het nationaal en provinciaal natuurbeleid en aanpalende wetgeving op grond van de uitvoerbaarheid van plannen (art. 9 Besluit ruimtelijke ordening). Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient middels een quickscan (combinatie van bureauonderzoek en één oriënterend veldbezoek) te worden vastgesteld of: ♦ Er overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt (toetsing Flora- en faunawet); ♦ Er mogelijke significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden (toetsing Natuurbeschermingswet) en gevolgen voor beschermde ‘kenmerken en waarden’ van de EHS (ecologische hoofdstructuur). Onderzoek Voor de woningbouw op de IJsbaanlocatie en de daarmee gepaarde aanpassing van het bestemmingsplan is een verkennend ecologisch onderzoek (quickscan+voortoets) uitgevoerd, deze is bijgevoegd als bijlage 2 bij deze toelichting. Deze is uitgevoerd door de ODMH op de locaties waar gebouwd gaat worden. Onderstaande is op dit verkennend ecologisch onderzoek gebaseerd en de quick scan die eerder ten behoeve van het gehele project Parkwijk is opgesteld door BK ruimte & advies (2009) (conclusies opgenomen in bijlage 3) en de vleermuisinventarisatie door Aqua-terra Nova uit 2011 (conclusies opgenomen in bijlage 4). Het onderzoek is gericht op de aanwezige natuurwaarden op de locaties binnen het plangebied die een wijzigingsbevoegdheid krijgen in het nieuwe plan. Beschermd gebied Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde natuurgebieden. De dichtstbijzijnde beschermde gebieden betreffen de uiterwaarden van de Lek die in het kader van de EHS zijn aangewezen. De afstand tot de uiterwaarden is zodanig groot (ongeveer 1000 meter) dat er als gevolg van de kleinschalige activiteiten geen verstoring te verwachten is op de EHS. Daarbij zijn ten noordoosten van het plangebied (op ongeveer 250 meter) aan de overkant van de Tiendweg Oost provinciaal aangewezen belangrijke weidevogelgebieden gelegen. De ontwikkeling op de IJsbaanlocatie heeft geen invloed op die gebieden. Overigens is de planlocatie niet geschikt voor het broeden van weidevogels door de aanwezigheid van struweel waar predatoren in kunnen schuilen en het veelvuldig maaien van het gras ter plekke. Op nog grotere afstand ten zuidwesten van het plangebied (ongeveer 2800 meter) is het Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk gelegen. Dat is aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn.

De activiteiten binnen de dorpskern van Lekkerkerk zullen geen extra verstoring op het natuurgebied veroorzaken. Mogelijke verstoring is afgeschermd door de bebouwde kom die ertussen ligt. De in het gebied beschermde broedvogels purperreiger, zwarte stern en snor komen niet voor in het plangebied, door het ontbreken van geschikt habitat. De niet broedvogels smient, krakeend en slobeend komen er ook niet voor door het ontbreken van geschikt oppervlaktewater met voldoende voedsel voor de eendensoorten. Er is daarom geen ecologische relatie tussen het plangebied en het Natura 2000 gebied.

Figuur 1: EHS gebieden en het Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk op ongeveer 2800m ten zuidwesten van het plangebied in Lekkerkerk, (bron pzh.nl).

Figuur 2: EHS en belangrijke weidevogelgebieden rondom Lekkerkerk (bron pzh.nl).

Beschermde soorten: Flora Uit het veldbezoek blijkt dat er in het plangebied algemeen voorkomende plantensoorten aanwezig zijn. Het overgrote deel van het plangebied betreft gazon dat vaak wordt gemaaid. De grens van het plangebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van struweel ten westen, noorden en oosten. In de plannen is voorzien dat dit in stand blijft. Daarmee is er geen invloed op het mogelijk voorkomen van beschermde plantensoorten. Zoogdieren Algemene zoogdiersoorten als veldmuis, bruine rat, egel en mol kunnen voorkomen. Het gebied is niet geschikt voor zwaarder beschermde soorten als waterspitsmuis. Oevers van watergangen bevinden zich niet in het plangebied. Voor wat betreft de algemeen voorkomende soorten is alleen de zorgplicht van toepassing. Dat houdt in dat bij het bouwrijp maken van het terrein getracht moet worden het verontrusten en doden van dieren te voorkomen. Vleermuizen Vleermuizen zijn streng beschermde zoogdieren binnen de Flora- en faunawet/Habitatrichtlijn. Het plangebied is geschikt als foerageergebied. Mogelijk zouden ook boombewonende vleermuizen kunnen voorkomen in het plangebied. Uit eerder onderzoek in het plangebied (BK ruimte&Advies, 2009) is gebleken dat de bomen langs de ijsbaan niet geschikt zijn als verblijfplaats voor vleermuizen omdat de stammen van te geringe omvang zijn om voldoende

grote holtes te kunnen bevatten. Tijdens het veldbezoek in 2014 bleek dat stammen soms overgroeid zijn met klimop waardoor geschiktheid eveneens is uitgesloten. Gebouwbewonende vleermuizen worden uitgesloten voor het plangebied, omdat er geen gebouwen meer resteren in het plangebied. Het clublokaal van de ijsclub is verwijderd. Soorten als gewone dwergvleermuis, laatvlieger, watervleermuis, meervleermuis en ruige dwergvleermuis zijn eerder in het vleermuisonderzoek ten behoeve van het gehele plangebied Parkwijk aangetroffen (Aqua-Terra Nova 2011). Verblijfplaatsen van die soorten zijn echter niet gemeld in het deelgebied IJsbaanlocatie. Wel werd er gefoerageerd in en om het deelgebied IJsbaanlocatie (zie ook de resultaten in bijlage 4). In het onderzoek is de locatie IJsbaan echter niet als essentieel foerageergebied of vliegroute aangegeven (Aqua-Terra Nova 2011). Omdat er in de nieuw aan te leggen straten ook extra straatverlichting zal worden aangelegd kan dat de aanwezige foeragerende vleermuizen verstoren. Aanbevolen wordt om de hinder hiervan te beperken. Dit kan door de verlichting goed neerwaarts te richten en niet de om het plangebied gelegen watergangen en beplanting te verlichten. Ook het (deels) uitschakelen van de verlichting in de nachtelijke uren kan hinder voorkomen. Indien mogelijk kan ervoor worden gekozen om (led)verlichting met een ambertint toe te passen, die minder hinderlijk is voor vleermuizen. Vogels Het plangebied kan vogelnesten herbergen. De struwelen zijn geschikt voor vogelnesten. Deze blijven in de voorziene ontwikkeling staan. Verder bestaat het plangebied uit gazon, verhard terrein en een ondiepe waterplas op de plek van de voormalige ijsbaan. Voorkomende soorten uit de categorie 1-4 van jaarrond beschermde nesten worden hier niet verwacht. Er is geen rietkraag/oever aanwezig waar moerasvogels of oeverzwaluw terecht kunnen. Dorpsbroeders als huismus en gierzwaluw ontbreekt het aan hoge gebouwgebonden broedvoorzieningen in het plangebied. Er ontbreken specifieke gebouwen die de kerkuil als broedplek kan gebruiken. Categorie 5 soorten als boerenzwaluw en roodstaarten vinden ook geen geschikte bebouwing in het plangebied om nesten te bouwen. Algemene weidevogels als kievit en scholekster worden op het terrein ook niet verwacht door het intensieve maaibeheer en het gebruik van het gazon als hondenuitlaatplek. Andere algemene broedvogels als merel, roodborstje, winterkoninkje, etc. kunnen in het struweel broeden. Amfibieën Zwaarder beschermde soorten als rugstreeppad, meerkikker en poelkikker worden niet verwacht. De soorten komen in de onmiddellijke omgeving niet voor. Er kunnen algemene soorten als bruine kikker en gewone pad voorkomen op het terrein. Er is in de waterplas tijdelijk geschikt biotoop aanwezig voor deze soorten om eieren te leggen en zich voort te planten. Na lange tijd zonder regen valt de plas echter droog. De rugstreeppad komt wel in de gemeente Vlist voor in het noorden van de Krimpenerwaard. Dit is echter op meer dan 5 kilometer afstand, bovendien zou de soort vele infrastructuur moeten passeren op weg naar het plangebied. De soort zal er zich niet zelfstandig vestigen en kan worden uitgesloten. Reptielen De ringslang kan zich in de waterrijke omgeving ophouden en is gemeld in de omgeving (o.a. Loetbos). Op het te bebouwen terrein zelf zijn geen broeihopen of ander geschikt habitat

aangetroffen voor de ringslang om eieren te leggen. Daarmee is schade aan het leefgebied van de ringslang uit te sluiten. Overige reptielen worden niet verwacht in het plangebied, omdat er geen habitat aanwezig is (bijvoorbeeld geen waterpartijen waar schildpadden kunnen zitten, of heide waar hagedissen voorkomen). Vissen Door het ontbreken van watergangen binnen de plangrens zijn effecten op beschermde vissoorten uit te sluiten. In de waterplas op het terrein zijn geen vissen aanwezig. Ongewervelden Door het ontbreken van waardplanten op het terrein voor insecten en het ontbreken van poelen en watergangen zijn er geen plekken waar beschermde vlinders, libellen, waterslakken of kevers te vinden op het te bebouwen terrein. Effecten op deze soorten kunnen daarom worden uitgesloten. De tijdelijke waterplas waar nu de gewone oeverlibel eitjes legt is niet geschikt als groeiplaats voor krabbenscheer waar de groene glazenmaker de eitjes op afzet. Conclusie Samengevat zijn de enige beschermde natuurwaarden die in het geding zijn algemene broedvogels, algemene zoogdieren, algemene amfibieën en foeragerende vleermuizen. Indien de werkzaamheden plaatsvinden buiten broedseizoen kan het bestemmingsplan zonder problemen ten aanzien van de natuurwetgeving worden vastgesteld. Voor algemene zoogdieren en amfibieën geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Ten aanzien van foeragerende vleermuizen vormt de locatie ijsbaan geen essentieel foerageergebied of vliegroute. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is daarom niet benodigd. Als aanbeveling geldt wel dat bij het aanbrengen van nieuwe verlichting deze zodanig wordt aangelegd, dat vleermuizen minimaal worden verstoord tijdens het foerageren. Het onderwerp ecologie staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg. Het buiten broedtijd werken dient in de ruimtelijke onderbouwing te worden opgenomen. Ten allen tijde moet er ook rekening met de zorgplicht van de Flora- en Faunawet worden gehouden, door te proberen algemeen voorkomende soorten niet te verontrusten of te doden.

6.6

Literatuur

Aqua-terra Nova, 2011. Vleermuizeninventarisatie Parkwijk te Lekkerkerk, kenmerk 211093. BK Ruimte & Milieu, 2009. Oriënterend ecologisch onderzoek Parkwijk te Lekkerkerk, kenmerk RM090165.

Ministerie EZ, 2011. Handreiking bestemmingsplan en natuurwetgeving Ministerie EZ, 2009. Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten Flora- en faunawet www.zuid-holland.nl, geraadpleegd 10-7-2014 http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/effectenindicatorsoortenappl.aspx?subj=soorten , effectenindicator gemeente Nederlek , geraadpleegd 10-7-2014 Natuurbeheerplan 2014 Provincie Zuid-Holland Compensatiebeginsel PZH, 2013 www.wetten.nl www.ravon.nl www.zoogdieratlas.nl www.vleermuis.net

bijlage 1: samenvatting uitkomst effectenindicator www.synbiosis.nl voor activiteiten slopen en bouwen in Gemeente Nederlek

Bijlage 2: verslag veldwerkbezoek: Verslag locatiebezoek IJsbaan Lekkerkerk, 26 juni 2014 Tijd: 14.30, temperatuur 23 graden Celsius Onbebouwd terrein, deels verhard (ca. 30%), gelegen tussen Marijkeweg en Tiendweg Oost. Ten westen ligt de Parkflat aan overzijde van een waterloop. Ten noorden loopt de Tiendweg Oost aan overzijde waterloop. Het is mogelijk met auto over het terrein van zuid naar noord te rijden, over twee bruggen. De verharde kant van het plangebied is in gebruik als tijdelijke parkeervoorziening. Zuidelijk deel aan west en oostkant met hekken afgezet. Buiten en deels door hekken heen struweel. Het verharde deel is in gebruik als parkeerterrein voor omwonenden. Aan westkant net buiten plangrens loopt vrij brede sloot waar wilde eenden/meerkoeten voorkomen en kunnen broeden. Het noordelijk deel van het plangebied wordt regelmatig gemaaid en ligt erbij als gazon. Er is in het uiterst noordelijke puntje van het gebied nog een strook betegeld. Het uiterste noordoostelijke puntje was verruigde kruidrijke vegetatie. De vogels/dieren uit de omgeving gebruiken het ondergelopen deel van het verharde terrein als drinkwaterbron. Het diepst gelegen deel is nu langzaam aan het dichtgroeien met algen/flab. Het water staat niet in verbinding met andere watergangen. Er is nu een fauna in aanwezig van ongewervelde organismen. Insecten als bootsmannetjes, kleine vlokreeftjesachtigen, (parende!) libellen zijn actief met eierleggen.

Foto’s gewone oeverlibel bron waarneming.nl, mannetje links, vrouwtje rechts ter plekke waargenomen ook parend boven waterplas. Vrouwtjes legden eieren. Planten Scherpe boterbloem, speerdistel, akkerdistel, melkdistel (spec), rode klaver, witte klaver, zuring sp., timoteegras, poa sp, echt biggenkruid, heermoes/paardenstaart, voederwikke, kamille, koolzaad, mosterdzaad, wolfsmelk sp, ganzevoet sp, hoornbloem sp., margriet, middelste weegbree, vlasleeuwebekje, knoopkruid, kruiskruid sp., akkerkool, grote brandnetel, zilverschoon, duizendblad, perzikkruid, wilde peen, kompassla. Struweel Kornoelje, vlier, wilg sp, meidoorn, esdoorn sp., Gelderse Roos, els, lijsterbes.

Bomen: 2x fraxinus sp. cultivar, 1x hazelaar (oostkant zuiden), midden zuiden haagbeuk cultivar overgroeid met klimop. Vogels Houtduif, ekster, wilde eend, meerkoet, zilvermeeuw, gierzwaluw, boerenzwaluw, kauw, merel, huismus.

Bijlage 3: conclusies uit onderzoek uitgevoerd in 2009 voor gehele plangebied Parkwijk door BK Ruimte&Milieu met kenmerk RM090165

Bijlage 4: gegevens aanvullend onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd in 2011 door Aqua-Terra Nova met kenmerk 211093

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Historisch bodemonderzoek Locatie: Marijkeweg ongenummerd (tegenover 66) te Lekkerkerk

Gegevens opdrachtgever Gemeente Nederlek Postbus 2503 2940 AA LEKKERKERK Contactpersoon: Mevr. T, van Duren Contactperson Contactpersonen CSO Dhr. S, Kunst Dhr. R.N. van Rijnsoever Projectnummer: 14M1115 Versiedatum: 30 juli 2014 Status: Definitief

CSO Adviesbureau voor MilieuMilieu-Onderzoek B.V. Hoofdkantoor Postbus 2 3980 CA Bunnik Regulierenring 6 3981 LB Bunnik Tel.: 030 – 659 43 21 Fax: 030 – 657 17 92 Regiokantoor Noord (CSO--Milfac) (CSO Postbus 422 8901 BE Leeuwarden Orionweg 28 8938 AH Leeuwarden Tel.: 058 – 284 75 40 Fax: 058 – 213 31 14

Autorisatie Opgesteld door: Drs. R.N. van Rijnsoever Adviseur bodem Handtekening

Regiokantoor Oost Postbus 2018 7420 AA Deventer Gotlandstraat 26 7418 AZ Deventer Tel. 0570 – 50 41 80 Fax 0570 – 50 41 90 Regiokantoor Zuid Postbus 1323 6201 BH Maastricht Sleperweg 10 6222 NK Maastricht Tel.: 043 – 352 39 50 Fax: 043 – 352 39 70 Internet www.cso.nl

Akkoord bevonden door: Drs. S. Kunst Senior adviseur Handtekening

Projectnummer: 14M1115 Versiedatum: 30 juli 2014 Contactgegevens Contactgegevens projectleider: Drs. S. Kunst Telefoon: 030-6594319 E-mail: [email protected]

Inhoudsopgave 1.

INLEIDING ................................................................................................................................................. 1

2.

PROCEDURE .............................................................................................................................................. 2

3.

VOORONDERZOEK .................................................................................................................................... 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7

4.

LOCATIEGEGEVENS ....................................................................................................................................... 3 HISTORISCH GEBRUIK .................................................................................................................................... 4 HUIDIG GEBRUIK EN LOCATIE-INSPECTIE ............................................................................................................ 4 TOEKOMSTIG GEBRUIK................................................................................................................................... 4 UITGEVOERDE BODEMONDERZOEKEN ............................................................................................................... 4 REGIONALE BODEMOPBOUW EN GEOHYDROLOGIE .............................................................................................. 6 BODEMBELEID ............................................................................................................................................. 6

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ............................................................................................................ 7

Bijlagen BIJLAGE 1:

REGIONALE LIGGING VAN DE ONDERZOEKSLOCATIE

BIJLAGE 2:

SITUATIETEKENING ONDERZOEKSLOCATIE

BIJLAGE 3:

OUDE TOPOGRAFISCHE KAARTEN

BIJLAGE 4:

WETTELIJK TOETSINGSKADER

BIJLAGE 5:

AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN

BIJLAGE 6:

RAPPORT BODEMBALIE

BIJLAGE 7:

FOTO’S VAN DE LOCATIE

BIJLAGE 8:

INFO BODEMKWALITEITSKAART

BIJLAGE 9:

INFO VOORGAANDE BODEMONDERZOEKEN

14M1115 30 juli 2014 Definitief

1.

Inleiding

In opdracht van de Gemeente Nederlek heeft CSO Adviesbureau voor Milieu-Onderzoek B.V. (verder CSO) een historisch bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Marijkeweg ongenummerd (tegenover 66) te Lekkerkerk. De regionale ligging van de locatie is weergegeven in bijlage 1. De aanleiding voor dit historisch bodemonderzoek betreft de voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan en de voorgenomen bouwactiviteiten op de locatie. Het doel van het uitvoeren van dit historisch bodemonderzoek is het inventariseren van relevante beschikbare gegevens met betrekking tot de bodemkwaliteit door middel van een bureaustudie inclusief een locatie-inspectie. Dit onderzoek kan later als startpunt dienen voor een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740. Het uitgevoerde onderzoek heeft bestaan uit een standaard vooronderzoek conform de NEN 5725 (Bodem – Landbodem – strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, januari 2009). In hoofdstuk 2 worden de achtergronden voor historisch onderzoek binnen de regio van de Omgevingsdienst Midden-Holland weergegeven. In hoofdstuk 3 worden de resultaten van het vooronderzoek weergegeven. In hoofdstuk 4 zijn de conclusies en aanbevelingen opgenomen. Voor een uitleg van de in dit rapport gebruikte begrippen en afkortingen wordt verwezen naar bijlage 5.

Pagina 1 van 7


2.

Procedure

In het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen bij de Omgevingsdienst MiddenHolland, dient bepaald te worden of op de locatie een bodemonderzoek uitgevoerd moet worden. Dit gebeurt op basis van het document ‘Bodemkwaliteit bij bouwen – Beleid voor het uitvoeren van bodemonderzoek in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor bouwen’ (ODMH; oktober 2013). In het document worden de volgende hoofdstappen beschreven: 1. BIS-toets; 2. Historisch onderzoek conform NEN 5725; 3. Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740. De BIS-toets is een controle op enkele essentiële gegevens in het Bodem Informatie Systeem. Hierbij wordt de volgende informatie geraadpleegd: a) voormalige bedrijven; b) gedempte sloten; c) ondergrondse tanks; d) huidige bedrijven; e) bodemonderzoekslocaties; f) toepassingslocaties. De BIS-toets kan worden gedownload via www.bodembalie.nl. Indien uit de BIS-toets blijkt dat er op de onderzoekslocatie een bodembedreigende activiteit aanwezig is of aanwezig is geweest, dient eerst een gedetailleerder vooronderzoek uitgevoerd te worden: het Vooronderzoek op standaardniveau conform de NEN 5725. Dit zal leiden tot een nauwkeuriger beeld van de bodembedreigende activiteit(en). Het vooronderzoek wordt beoordeeld door het bevoegd gezag Woningwet en Wabo: • Indien uit het vooronderzoek blijkt dat de locatie verdacht is, zal een bodemonderzoek of partijkeuring dienen te worden uitgevoerd. Blijkt hieruit dat de verdachte omstandigheid niet heeft geleid tot een afwijkende bodemkwaliteit, dan kan men de vrijkomende grond gebruiken conform de bovengenoemde nota. • Indien uit het vooronderzoek blijkt dat de locatie onverdacht is, wordt in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning bouwen geen verkennend bodemonderzoek geëist.

Pagina 2 van 7


3.

Vooronderzoek

Het vooronderzoek is verricht op standaardniveau op basis van onderzoeksprotocol NEN 5725 (strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, januari 2009). Tijdens het vooronderzoek zijn de volgende bronnen geraadpleegd: • Website www.bodemloket.nl. • Bodembalie van Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH). • Digitaal bodemarchief van de ODMH. • Topografische kaarten uit de jaargangen 1936, 1958, 1969, 1981, 1989 en 1995 via www.watwaswaar.nl. • Google Maps. • Kadaster. Daarnaast zijn gegevens over de bodemopbouw en geohydrologie verzameld en is een locatie-inspectie uitgevoerd. De resultaten van het vooronderzoek zijn in onderstaande paragrafen opgenomen.

3.1

Locatiegegevens

In onderstaand overzicht zijn de algemene gegevens van de locatie opgenomen: • •

Oppervlakte: Kadastrale gegevens:

• • • • • •

Voormalig gebruik: Huidig gebruik: Toekomstig gebruik: Bebouwing: Verhardingen: Opslagtanks:

•

Asbesthoudende materialen:

•

Gedempte sloten:

Circa 5.500 m2 Kadastrale gemeente Lekkerkerk , Sectie C, Nr. 10005 (gedeeltelijk) en 7847 (gedeeltelijk) IJsbaan Weg, parkeerplaats en grasland Wonen, groen, water, infra Geen Grotendeels verhard met puin en asfalt, gedeeltelijk onverhard Op onderhavige locatie zijn voor zover bekend geen (ondergrondse) tanks aanwezig Voor zover bekend zijn op de locatie geen asbesthoudende materialen aanwezig Op de locatie zijn twee voormalige sloten aanwezig, welke gedempt zijn in de periode 1936-1958. Het is onbekend met welk materiaal de sloten gedempt zijn (zie ook paragraaf 3.2)

De locatie is gelegen ten noorden van de openbare weg Marijkeweg en ten oosten van de Koninginneweg. In het verleden was op de locatie een ijsbaan gelegen met enkele bijbehorende panden. Momenteel staan er geen panden op de locatie en is deze in gebruik als weg, parkeerplaats en grasland. Voor de bestemmingsplanwijziging en voor het aanvragen van de benodigde omgevingsvergunning is minimaal een vooronderzoek conform de NEN 5725 vereist. Indien uit het vooronderzoek wordt geconcludeerd dat de Pagina 3 van 7


locatie verdacht is voor bodemverontreiniging, is vervolgens ook een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 vereist, dat in een vervolgfase dient te worden uitgevoerd. In bijlage 6 is het Bodembalie-rapport van de ODMH opgenomen. Voor zover bekend zijn op de locatie geen (ondergrondse) tanks gelegen. In bijlage 2 is een situatietekening van de onderzoekslocatie opgenomen.

3.2

Historisch gebruik

In bijlage 3 zijn de topografische kaarten uit de jaargangen 1936, 1958, 1969, 1981, 1989 en 1995 opgenomen (bron: www.watwaswaar.nl). In 1936 is de locatie in gebruik als agrarisch terrein en lopen er een of twee sloten over de locatie. Op de topografische kaarten vanaf 1958 zijn de gebouwen van de ijsbaan zichtbaar. Voor zover blijkt uit de historische kaarten hebben op de onderzoekslocatie geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden. Er zijn geen aanwijzingen aangetroffen dat op de locatie (ondergrondse) tanks hebben gelegen. Op basis van de oude topografische kaarten zijn op de locatie twee voormalige/gedempte sloten aanwezig, welke in de periode 1936-1958 zijn gedempt.

3.3

Huidig gebruik en locatielocatie-inspectie

Op 22 juli 2014 is een locatie-inspectie uitgevoerd. De locatie is momenteel in gebruik als weg, parkeerplaats en grasland. De locatie is grotendeels verhard met puin en asfalt. Het zuidoostelijk gedeelte betreft grasland. Op de locatie zijn momenteel geen opstallen aanwezig. Waarschijnlijk zijn de opstallen van de ijsvereniging na 2012 gesloopt. Op de website van de ijsvereniging Lekkerkerk staat vermeld dat de ijsvereniging in 2012 is verhuisd naar een andere locatie. Ten westen en ten oosten van de onderzoekslocatie is een sloot gelegen. Tijdens de locatie-inspectie zijn op de onderzoekslocatie aan de oppervlakte geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Foto’s van de onderzoekslocatie zijn opgenomen in bijlage 6.

3.4

Toekomstig gebruik

Er zijn plannen om op de locatie in de toekomst woningen te bouwen. Voor het bouwen van woningen op de locatie is een omgevingsvergunning en een wijziging van het bestemmingsplan nodig.

3.5

Uitgevoerde bodemonderzoeken

Op de onderzoekslocatie heeft voor zover bekend het volgende bodemonderzoek plaatsgevonden: 1. Verkennend bodemonderzoek Plan Park te Lekkerkerk (Syncera De Straat; projectnummer B05A0413; 5 december 2005). In 2005 is op een terrein van 5,9 hectare een bodemonderzoek uitgevoerd. Ter plaatse van onderhavige onderzoekslocatie zijn peilbuis 05 en de boringen 17, 28, 29, 31 en 67 geplaatst, waarbij de boringen 17, 29 en 31 geplaatst zijn in de toenmalige asfalt- en repacverharding. In het fundatiemateriaal (repac) van de voormalige ijsbaan is zintuiglijk en analytisch geen asbest aangetroffen. Gesteld werd dat, ondanks het feit dat het asbestonderzoek indicatief was, er voldoende aanwijzingen zijn dat de locatie niet asbestverdacht is. In de baksteenhoudende toplaag (0,0-0,3 m-mv) ter plaatse van peilbuis 05 werd een matige verontreiniging met PAK en licht verhoogde gehalten aan nikkel, zink en minerale olie aangetroffen (monsternummer MM21). In de grond onder de repaclaag werden licht verhoogde gehalten aan cadmium, koper, nikkel, PAK en minerale olie aangetroffen (mengmonster MM07). In de ondergrond op de locatie is maximaal een licht verhoogd gehalte Pagina 4 van 7


aan PAK aangetroffen, tezamen met een overschrijding van de triggerwaarde voor EOX (mengmonsters MM12 en MM18). Opgemerkt dient te worden dat de triggerwaarde voor EOX in grond later verhoogd is van 1,0 mg/kg naar 3,0 mg/kg. De in 2000 gemeten waarden (0,43 mg/kg en 0,92 mg/kg) overschrijden niet de (aangepaste) triggerwaarde van 3,0 mg/kg. In het grondwater ter plaatse van peilbuis 05 zijn in 2005 licht verhoogde concentraties arseen en chroom aangetroffen. Ten oosten van de onderzoekslocatie hebben de volgende bodemonderzoeken plaatsgevonden: • Indicatief bodemonderzoek Wilhelminastraat te Lekkerkerk (Grontmij; januari 1992). • Aanvullend bodemonderzoek Wilhelminastraat te Lekkerkerk (Grontmij; februari 1992). • Verkennend bodemonderzoek Wilhelminastraat 79 te Lekkerkerk (Lawijn milieuadvies; rapportnummer LA.03.157-Al; juni 2003). In 1992 heeft Grontmij bodemonderzoeken uitgevoerd op het volledige weilandperceel ten westen van de Wilhelminastraat. In de bovengrond zijn matige tot sterke verontreiniging met PAK aangetroffen en lichte verhoogde gehalten aan koper en zink. De matige tot sterke verhoogde concentratie PAK konden in het aanvullend onderzoek echter niet worden bevestigd. In het grondwater werden geen verhoogde concentraties aangetroffen. In 2003 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Wilhelminastraat 79. In de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan PAK, minerale olie en EOX aangetroffen. In de ondergrond en in het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetroffen. In 1994 zou op de locatie Marijkeweg 2 een historisch onderzoek zijn verricht door Grabowski en Poort (rapportnummer DWM 29986 366049; 31 december 1994). Het dossier is opgevraagd bij de Omgevingsdienst Midden-Holland. In het dossier was echter geen rapport aanwezig. Ten westen van de onderzoekslocatie hebben de volgende bodemonderzoeken plaatsgevonden: 1. Actualiserend vooronderzoek en nader bodemonderzoek Parkwijk te Lekkerkerk (Tauw; projectnummer 1207054;15 mei 2012). 2. Aanvullend bodemonderzoek Plan Park te Lekkerkerk (Tauw; kenmerk L001-1212702EHT-agv-V01NL; 7 december 2012). 3. Aanvullend bodemonderzoek Locatie: Parkwijk, deelgebied 3 (Koninginneweg) te Lekkerkerk (CSO; projectnummer 14M4019; 10 juni 2014). Op meer dan 25 meter afstand van de onderzoekslocatie is een geval van ernstige bodemverontreiniging vanwege PAK in de grond aanwezig. In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn geen verontreinigingen in grond of grondwater bekend, welke van invloed kunnen zijn op de bodemkwaliteit op onderhavige onderzoekslocatie. In bijlage 9 is informatie opgenomen van de voorgaande bodemonderzoeken.

Pagina 5 van 7


3.6

Regionale bodemopbouw en geohydrologie

De navolgende gegevens zijn ontleend aan de Grondwaterkaart van Nederland, blad 38 west (TNO-Dienst Grondwaterverkenning, 1979). De maaiveldhoogte in de gemeente Lekkerkerk bedraagt circa -1,5 m NAP. De regionale bodemopbouw in de gemeente Lekkerkerk kan globaal als volgt worden geschematiseerd: Tabel 3.1:

Regionale bodemopbouw

Diepte t.o.v. NAP (m)

Geohydrologische omschrijving

Lithostratigrafie

Bodemsoort

-1,5 tot –16

slecht doorlatende deklaag

Westland Formatie

Veen en slibhoudend fijn zand

-16 tot -30

eerste watervoerend pakket

Formaties van Twente, Kreftenheije, Urk en Sterksel

(matig) grof zand

vanaf -30

1e en 2e slecht doorlatende laag

Formatie van Kedichem

klei en fijne slibhoudende zanden

Het eerste watervoerend pakket heeft een doorlaatvermogen (transmissiviteit) van circa 1000 m2/dag. De hydraulische weerstand van de deklaag is circa 800 dagen. De locatie ligt in een gebied waar regionaal afwisselend kwel en inzijging optreedt. Het ondiepe grondwater staat op circa 0,5 m -mv. Het grondwater in het eerste watervoerend pakket stroomt regionaal in noordwestelijke richting.

3.7

Bodembeleid

Op de website http://bkk.ismh.nl/ zijn de gegevens van de Bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer samengevat. De kwaliteit van de bodem in de gemeente Nederlek staat beschreven in de Bodemkwaliteitskaart regio Midden-Holland en gemeente Zoetermeer (CSO; projectnummer 09K187; 14 maart 2011). In de Nota Bodembeheer regio Midden-Holland en Zoetermeer – Gebiedsspecifiek beleid voor hergebruik van grond en bagger (Omgevingsdienst Midden-Holland; mei 2011) zijn gemeentelijke en regionale regels opgenomen voor het nuttig hergebruik van grond in de regio Midden-Holland en de gemeente Zoetermeer. Onderhavige onderzoekslocatie is gelegen in Zone 10 ‘Lintbebouwing Krimpenerwaard’. De bodemfunctieklasse van de grond is AW2000 (landbouw/natuur). De ontgravingsklasse voor de bovengrond is Wonen en voor de ondergrond AW2000 (landbouw/natuur). De locatie bevindt zich in een zone waar een verkennend bodemonderzoek wordt vereist bij het toekomstig gebruik ‘Wonen met grote moestuin > 200 m2’ (zie kaart deelgebieden diffuse spoed op bovengenoemde website). Hergebruik van grond mag zonder keuring alleen indien de locatie van herkomst onverdacht is voor bodemverontreiniging van een puntbron. In bijlage 8 is relevante informatie van de bodemkwaliteitskaart en nota bodembeheer opgenomen.

Pagina 6 van 7


4.

Conclusies en aanbevelingen

In opdracht van de Gemeente Nederlek heeft CSO een historisch bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Marijkeweg ongenummerd (tegenover 66) te Lekkerkerk. De aanleiding voor dit historisch bodemonderzoek betreft de voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan en de voorgenomen bouwactiviteiten op de locatie. De belangrijkste bevindingen uit het onderzoek zijn hieronder weergegeven: • Op de locatie zijn twee voormalige sloten aanwezig, welke in de periode 1936-1958 zijn gedempt. Het is onbekend met welk materiaal de sloten gedempt zijn. • Voor zover bekend hebben op de locatie geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden. Vanaf minimaal 1958 is de locatie in gebruik geweest als ijsbaan door de lokale ijsvereniging. De opstallen van de ijsvereniging zijn waarschijnlijk na 2012 gesloopt. • Op het merendeel van de locatie is een asfalt/puinverharding aanwezig. Onder deze verhardingslaag is in 2005 repac aangetroffen. • In 2005 is de bodem op de locatie onderzocht als onderdeel van een bodemonderzoek behorende bij het plan Parkwijk. De voormalige sloten zijn niet meegenomen in het bodemonderzoek uit 2005. • Op het zuidelijk deel van de locatie zijn in 2005 in de toplaag (0,0-0,3 m-mv) een matige verontreiniging met PAK en licht verhoogde gehalten aan nikkel, zink en minerale olie aangetroffen. In de ondergrond is maximaal een licht verhoogd gehalte aan PAK en een overschrijding van de triggerwaarde voor EOX aangetoond. In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties arseen en chroom aangetroffen. • In het fundatiemateriaal (repac) van voormalige ijsbaan is in 2005 in een indicatief asbestonderzoek zintuiglijk en analytisch geen asbest aangetroffen. In de grond onder het fundatiemateriaal zijn licht verhoogde gehalten aan cadmium, koper, nikkel, PAK en minerale olie aangetroffen. • In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn geen bodemverontreinigingen bekend, welke van invloed kunnen zijn op de bodemkwaliteit van onderhavige onderzoekslocatie. • De locatie is gelegen in Zone 10‘Lintbebouwing Krimpenerwaard’ van de bodemkwaliteitskaart. De bodemfunctie van de grond is AW2000 (landbouw/natuur). De ontgravingsklasse voor de bovengrond is Wonen en voor de ondergrond AW2000 (landbouw/natuur). • De locatie bevindt zich in een zone waar een verkennend bodemonderzoek wordt vereist bij het toekomstig gebruik “Wonen met grote moestuin > 200 m2”. Het toekomstig gebruik voor onderhavige locatie is Wonen met tuin. Een eventuele moestuin zal kleiner zijn dan 200 m2. • In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor bouwen is wel een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 noodzakelijk. Het bodemonderzoek uit 2005 heeft in principe de algemene bodemkwaliteit in voldoende mate bepaald en na 2005 hebben geen verdachte activiteiten plaatsgevonden op de locatie. Het is echter onbekend met welk materiaal de voormalige sloten zijn gedempt. Het verkennend bodemonderzoek dient zich te richten op de voormalige sloten.

Pagina 7 van 7


Bijlage 1: Regionale ligging van de onderzoekslocatie


Titel

Gemeente Nederlek 14M1115 Marijkeweg ong. te Lekkerkerk Regionale ligging

Bron

Topografische kaartbladen NL, kaart 38 C

Tekenaar

L. Frissen

2de Tekenaar

N.v.t.

Gezien door

R.N. van Rijnsoever

Opdrachtgever

Legenda

Project nummer

Locatie

Locatie

Datum Schaal

0

23 juli 2014 1: 25.000 Formaat A4 250

500

750 m

Kaartbijlage

1

Bijlage 2: Situatietekening onderzoekslocatie


Bijlage 3: Oude topografische kaarten


Bijlage 3: Oude topografische kaarten

Topografische kaart 1936 (bron: www.watwaswaar.nl)






Bijlage 4: Wettelijk toetsingskader Door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is voor een groot aantal mogelijk verontreinigende stoffen een lijst met richtwaarden vastgesteld als toetsingskader voor de beoordeling van de kwaliteit van grond en grondwater. In de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013, zijn voor grond interventiewaarden en voor grondwater streef- en interventiewaarden vastgesteld. De streefwaarden voor grond zijn vervangen door de achtergrondwaarden, zoals opgenomen in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit (Staatscourant 2007, 247). De analyseresultaten van het onderhavig onderzoek zijn getoetst aan de bovengenoemde normen, te weten: Achtergrondwaarde grond: het gehalte dat is vastgesteld op basis van het gemeten gehalte van die stof zoals die voorkomt in de bodem van natuur- en landbouwgronden in Nederland, die niet zijn belast door lokale verontreinigingsbronnen; Streefwaarde grondwater: het gehalte waarbij sprake is van duurzame bodemkwaliteit. Deze referentiewaarde wordt gegeven voor de milieukwaliteit op de lange termijn, uitgaande van Verwaarloosbare Risico’s voor het ecosysteem; Interventiewaarde grond / grondwater: het gehalte waarbij sprake is van ernstige of dreigende ernstige vermindering van de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier. Tussenwaarde (nader bodemonderzoek): gemiddelde waarde van de achtergrond- of streefwaarde en de interventiewaarde, waarbij mogelijk sprake is van ernstige of dreigende ernstige vermindering van de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier. Bij de bespreking van de analyseresultaten worden de volgende begrippen gehanteerd: • Niet verontreinigd: concentratie is kleiner dan of gelijk aan de achtergrondwaarde of streefwaarde; • Licht verontreinigd: concentratie is kleiner dan of gelijk aan de tussenwaarde en groter dan de achtergrondwaarde of streefwaarde; • Matig verontreinigd: concentratie is kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde en groter dan de tussenwaarde; • Sterk verontreinigd: concentratie is groter dan de interventiewaarde. Asbest De interventiewaarde voor asbest is in de Circulaire bodemsanering vastgesteld op 100 mg/kg gewogen (serpentijnasbestconcentratie vermeerderd met 10 maal de amfiboolasbestconcentratie). Dit is gelijk aan de hergebruikswaarde volgens de Regeling bodemkwaliteit. Ernst en spoed Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging indien in meer dan 25 m3 bodemvolume in het geval van grond- of sedimentverontreiniging, of in meer dan 100 m3 bodemvolume in het geval van grondwaterverontreiniging, de gemiddelde concentratie de interventiewaarde overschrijdt. Bij asbestverontreinigingen is het volumecriterium niet van belang, volgens de Circulaire bodemsanering; indien de restconcentratienorm voor asbest van 100 mg/kg gewogen wordt overschreden in de bodem, is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.


De spoedeisendheid van de sanering is onder andere afhankelijk van de actuele risico's van de ernstige verontreiniging voor de volksgezondheid, het ecosysteem en verspreiding via het grondwater. Indien geen sprake is van actuele risico's, dan hebben saneringsmaatregelen geen spoed. Zorgplicht Voor bodemverontreinigingen welke zijn ontstaan na 1 januari 1987 geldt het zorgplichtartikel (artikel 13 Wet bodembescherming). Hierin wordt bepaald dat een ieder verplicht is alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd om aantasting van de bodem te voorkomen, danwel de bodem te saneren en de gevolgen van verontreiniging te beperken of zo veel mogelijk ongedaan te maken. De saneringsnoodzaak bij zorgplichtsaneringen is in principe onafhankelijk van de ernst van de verontreiniging of de spoedeisendheid.


Bijlage 5: Afkortingen Afkortingen en begrippen Algemeen M-mv: meter beneden het maaiveld Bodem: Drie-dimensionaal lichaam dat een deel van het bovenste gedeelte van de aardkorst beslaat en eigenschappen heeft die verschillen van het onderliggende gesteente als gevolg van interacties tussen klimaat, levende organismen (met inbegrip van menselijke activiteit), moedermateriaal en reliëf. Bodemverontreiniging: Het totale bodemvolume waarvan de concentraties van één of meer stoffen boven de streefwaarde (WBB) of lokale achtergrondwaarde liggen. Vooronderzoek: Het verzamelen van beschikbare gegevens over bodemgesteldheid, geohydrologische situatie alsmede het vroeger, huidig en toekomstig gebruik van de locatie en de directe omgeving. Verkennend bodemonderzoek: Een bodemonderzoek dat ten doel heeft met een relatief geringe onderzoeksinspanning vast te stellen of op een bepaalde locatie bodemverontreiniging aanwezig is. Nader bodemonderzoek: Onderzoek in het kader van de saneringsparagraaf van de Wet bodembescherming met als doel het vaststellen van de aard en concentraties van de verontreinigende stoffen en de omvang van de bodemverontreiniging om, in het licht van de (potentiële) mogelijkheden van blootstelling en verspreiding, te bepalen of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en om urgentie van de sanering vast te stellen. Bodemsanering: Technische maatregelen die tot doel hebben bodemverontreiniging te verwijderen, te isoleren of te beheersen.

Geohydrologie Geohydrologie: Samenhang tussen de bodem van een gebied en het gedrag (bijv. stroming) van het grondwater. Afzetting: In bepaald geologisch tijdperk ontstaan bodemmateriaal, dat door wind of water is afgezet. Deklaag: Slecht doorlatende bovenste bodemlaag. Eerste watervoerende pakket: Minst diep gelegen goed waterdoorlatende bodemlaag. Infiltratie: Het binnentreden van water in de bodem door het grondoppervlak. Inzijging: Neerwaarts gerichte grondwaterstroming. Kwel: Opwaarts gerichte grondwaterstroming.


Bodemkunde Achtergrondgehalte: Gemiddeld gehalte aan een bepaalde verontreinigde stof, zoals dat algemeen in de omgeving van de locatie wordt aangetroffen. Locatiespecifieke omstandigheden: Terreinsituatie, bodemopbouw, terreingebruik e.d., die bepalend zijn voor de risico's, die een verontreiniging kan opleveren. Lutumgehalte: Gehalte aan klei in de bodem. Humusgehalte: Gehalte aan organisch stof in de bodem. Vergraven laag: Bodemlaag, die door (menselijke) activiteiten verstoord is en daardoor niet meer de oorspronkelijke gelaagdheid vertoont. Verontreinigingskenmerken: Kenmerken in de bodem, zoals afwijkende geuren en kleuren, die mogelijk duiden op de aanwezigheid van verontreinigde stoffen.

Laboratoriumonderzoek Mengmonster: Grondmonster dat is samengesteld uit meerdere monsters van verschillende locaties bestemd voor chemische analyse. Chromatogram: Grafiek, die het resultaat is van een bepaalde analysemethode in het laboratorium en waarmee de aard en de concentratie van de te onderzoeken stoffen kunnen worden bepaald. Detectiegrens: Laagst meetbare gehalte/concentratie met een bepaalde analysemethode. GC/MS: Gas-chromatografie met Massa-Spectrometrie, methode om in het laboratorium aard en gehalte aan vooraf onbekende stoffen te bepalen. pH: Zuurgraad, hoe lager de pH, hoe zuurder. EC: Elektrisch geleidingsvermogen

Parameters Aromaten: Benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen zijn stoffen die behoren tot de chemische familie van de aromaten. Ze worden gewonnen uit steenkoolteer en aardolie en gebruikt als oplosmiddel voor verf, rubber, was en oliën. Ook worden aromaten toegevoegd aan brandstoffen, zoals benzine, ter verhoging van het octaangehalte. Aromaten zijn vluchtig en lossen goed op in het grondwater. Ze worden in het algemeen relatief snel met het grondwater verspreid. Aromaten zijn biologisch redelijk afbreekbaar. Benzeen is kankerverwekkend en wordt als zeer giftig beschouwd. De overige aromaten zijn minder giftig. PCB’s: PCB’s zijn een uitgebreide familie van polychloorbifenylen. PCB’s zijn doorgaans wit kristallijne stoffen met een lage dampspanning en slechte oplosbaarheid in water. De stoffen lossen goed op in olie. De stoffen zijn biologisch slecht afbreekbaar en hopen op in vetweefsel. Sinds 1985 is de productie van deze stoffen verboden. Door de slechte brandbaarheid zijn deze stoffen gebruikt in de industrie als bijmenging in smeermiddel en


koelvloeistoffen in transformatoren en isolatoren. Ook zijn PCB’s in het verleden gebruikt in verven en lakken. De stoffen zijn carcinogeen en kunnen o.a. leverschade veroorzaken. De giftigheid verschilt per verbinding. Halogeenkoolwaterstoffen: Halogeenkoolwaterstoffen zijn vluchtige organische verbindingen waarin één of meer chloor- of broomatomen voorkomen. Zij worden veel gebruikt als ontvettingsmiddel voor metalen, als verfafbijtmiddel, als chemisch reinigingsmiddel ('dry-cleaning'), als brandblusmiddel of als oplosmiddel voor verf, lak of lijm. Halogeenkoolwaterstoffen zijn zeer vluchtig en goed oplosbaar in grondwater. Omdat deze stoffen zwaarder zijn dan water kunnen ze tot zeer diep in de bodem doordringen. Halogeenkoolwaterstoffen zijn biologisch afbreekbaar. Halogenen zijn giftig. Acute effecten zijn geïrriteerde slijmvliezen en een narcotisch effect. Bij langdurige blootstelling kan schade aan het (centrale) zenuwstelsel optreden. Minerale olie: Minerale olie bestaat uit een mengsel van koolwaterstofketens met een lengte van 10 (C-10) tot 40 (C-40) koolstofatomen en wordt gewonnen uit aardolievelden. Onder minerale olie worden verstaan: brandstoffen (diesel, benzine, huisbrandolie, stookolie), smeerolie, motorolie, snij-en walsolie, oplosmiddelen (terpentine, thinner) en teerolie. Aan het voorkomen en de verdeling van de ketenlengtes kan men zien om wat voor olie het gaat. Lichte oliesoorten als thinner en benzine zijn zeer vluchtig, relatief goed oplosbaar en vrij mobiel in de bodem. Zware oliesoorten zijn minder vluchtig en veel minder mobiel in de bodem. Minerale olie is redelijk goed biologisch afbreekbaar. Minerale olie is in vergelijking tot de overige hier genoemde stoffen weinig giftig, maar kan wel stankoverlast en hoofdpijnklachten veroorzaken. PAK's: PAK staat voor Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen; voorbeelden zijn naftaleen en benzo(a)pyreen. PAK's zijn roetachtige stoffen, die ontstaan bij de onvolledige verbranding van koolwaterstoffen, bijvoorbeeld bij de productie van cokes of steenkoolgas. PAK's worden toegepast bij de productie van rubber, verf, kunststoffen, lakken, minerale oliën en teer- en asfaltproducten. In de uitlaatgassen van motoren komen PAK als roetdeeltjes voor. In verkeersrijke gebieden worden daarom vaak relatief hoge achtergrondgehalten in de bodem aangetroffen. PAK's zijn niet vluchtig, vrijwel onoplosbaar in grondwater en zeer slecht biologisch afbreekbaar. Ze worden niet tot nauwelijks met grondwater verspreid. Sommige PAK's, waaronder benzo(a)pyreen, zijn kankerverwekkend en giftig en komen daarom op de zwarte lijst voor. Zware metalen: Zware metalen zijn metalen met een soortelijk gewicht groter dan 5.000 kg/m3. Voorbeelden zijn barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink. Zware metalen komen in Nederland van nature in de bodem voor in gehalten van 0,1 tot maximaal ongeveer 100 mg/kg (achtergrondwaarden). Ze worden gebruikt in de metaalindustrie, in de galvanische industrie, in de chemische industrie als katalysator en pigment en in de elektronische industrie. Lood is tot voor kort als anti-klopmiddel aan benzine toegevoegd. In verkeersrijke gebieden worden daarom relatief hoge achtergrondgehalten lood in de grond aangetroffen. Zware metalen zijn niet vluchtig en slecht oplosbaar. Ze worden sterk gebonden aan klei- en humusdeeltjes in de grond en worden relatief langzaam getransporteerd met het grondwater. Zware metalen zijn niet biologisch afbreekbaar. De giftigheid van zware metalen loopt uiteen. Cadmium en kwik zijn vanwege hun giftigheid op de zwarte lijst geplaatst. Metalen als kobalt, koper, molybdeen en zink vervullen een belangrijke rol bij de stofwisseling in het menselijk lichaam en zijn pas giftig bij relatief hoge doses. Meestal gaat het bij de giftigheid ook om de combinatie van diverse stoffen. Bariumzouten kunnen giftig zijn. Dit hangt echter samen met de oplosbaarheid van dit zout.


Bijlage 6: Rapport Bodembalie


Rapport van www.Bodembalie.nl perceel LKK00 (Nederlek), sectie C, nummer 10005

Legenda Locatie

Kadaster/GBKN

Bodemonderzoeken

Brandstoftanks

Huidige bedrijven

Voormalige bedrijven

Geselecteerd perceel

Slootdempingen

Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting) Middelpunt: X 106900 Y 434946 meter Buffer: 25 meter

(c) 2012 BodemBalie Omgevingsdienst Midden-Holland - Pagina 1 van 21 - 27-06-2014

Inhoudsopgave 1. Informatie over geselecteerd gebied

3

Locatiegegevens

3

Onderzoeken binnen gebied

3

Voormalige bedrijfsactiviteiten

5

Tanks

5

Huidige bedrijven

5

Slootdempingen

5

Grondwater beschermingsgebied

6

2. Informatie van percelen in een straal van 25 meter rondom de locatie

7

Locatiegegevens

7


9


12

Tanks

12

Huidige bedrijven

12

Slootdempingen

12


12

Bodeminformatie (Nazca)

14

Topografie

16

Toelichting op verstrekte informatie

17

Locatie

17

Besluiten bij locatie

18

Onderzoeken

18


18

Brandstoftanks

18

Huidige bedrijven

19

Slootdempingen

19


19

Informatie van percelen in een straal van 25 meter rondom de locatie

19

Intellectueel eigendom

20

Kadastrale kaart en GBKN

20

Overige bepalingen

20


1. Informatie over geselecteerd gebied

Locatiegegevens Locatie "Koninginneweg (Plan Park, Parkwijk)" Locatie

Koninginneweg (Plan Park, Parkwijk)

Locatiecode

NZ064300364

Bevoegd gezag code

ZH064300774

Potentieel Potentieel bodembedreigende activiteiten

900060/demping (niet gespecificeerd) 900069/demping met grond

locatiegegevens2 Vervolg actie i.h.k.v. WBB

voldoende onderzocht

Status verontreiniging

niet ernstig, licht tot matig verontreinigd

Status beschikking

Besluiten bij locatie Geen gegevens beschikbaar

Onderzoeken bij locatie Naam

Bodemonderzoek

Rapportnummer

Aanvullend bodemonderzoek Plan Park te Lekkerkerk

brf (briefrapport)

L001-1212702EHT 07-12-2012 -agv-V01-NL

Tauw bv

Actualiserend Nader onderzoek vooronderzoek en nader bodemonderzoek Parkwijk te Lekkerkerk

R001-1207054IAG- 15-05-2012 kmi-V01-NL

Tauw bv

Nader Onderzoek 1

B06A0076

16-02-2006

Syncera

B05A0413

05-12-2005

Syncera

Nader onderzoek

Verkennend Onderzoek Verkennend onderzoek NEN 1 5740


Verkennend Onderzoek 1 Locatie


Naam

Verkennend Onderzoek 1


Datum

Adviesbureau

Bodemonderzoek

Verkennend onderzoek NEN 5740

Onderzoeksbureau

Syncera

Rapportnummer

B05A0413

Rapportdatum

05-12-2005

Opmerkingen

Conclusie rapport

Zintuiglijke waarnemingen: matig baksteen, zwak tot sterk puin, zwak koolhoudend boring 10: rottingsgeur. boring 25: zwakke oliegeur en zwakke oliewaterreactie. boring 22 (0,8-1,1): bijmenging met glas boring 25 (1,4-1,5): bijmenging met slib en riet en matige olie waterreactie Bovengrond: MM3 (0,08-0,5): PAK> I; minerale olie, zink > S Overige (meng)monsters: zware metalen, PAK en minerale olie maximaal >S Ondergrond: boring 22 (0,8-1,1): bijmenging met glas boring 25 (1,4-1,5): bijmenging met slib en riet en matige olie waterreactie boring 33-3 (0,8-1,3): zink > I Overige (meng)monsters: zware metalen, PAK en minerale olie maximaal >S; EOX > S Asfalt: Boring 36 (Baanderspad): PAK > I Grondwater: arseen > S pb 04: cis-1,2-dichlooretheen > S pb 05: arseen, chroom > S Conclusies Milieudienst: Advies Wij adviseren u de vergunningaanvrager mede te delen dat op basis van het beoordeelde bodemonderzoek mogelijk bodemhygiënische redenen zijn die een beletsel of beperking vormen ten aanzien van de beoogde bouwplannen op de locatie. Het onderzoek dient te worden aangevuld met bovengenoemde punten en onderzoek naar de kwaliteit van de slootdempingen.

Verkennend bodemonderzoek Plan Park te Lekkerkerk Locatie

Koninginneweg 11 te Lekkerkerk


Naam

Verkennend bodemonderzoek Plan Park te Lekkerkerk

Bodemonderzoek


Onderzoeksbureau

De Straat

Rapportnummer

B05A0413

Rapportdatum

05-12-2005

Opmerkingen

Conclusie rapport

In de bovengrond en ondergrond zijn over het algemeen lichte verontreinigingen met zware metalen, PAK, EOX en minerale olie aangetoond. Plaatselijk zijn matig tot sterk verhoogde concentraties aan lood, PAK en zink gemeten. In het grondwater zijn lichte verhogingen arseen en 1,2 dichlooretheen gemeten. Advies is nader onderzoek uit te voeren en te zien of er een slootdemping is.

Voormalige bedrijfsactiviteiten Geen gegevens beschikbaar

Tanks Geen gegevens beschikbaar

Huidige bedrijven Geen gegevens beschikbaar

Slootdempingen

Dempingsnummer Status Bijzonderheden Dempingsmateriaal

RIETZAND

Bron

TBK


RIETZAND


Bron

TBK

Grondwater beschermingsgebied Geen gegevens beschikbaar


2. Informatie van percelen in een straal van 25 meter rondom de locatie

Locatiegegevens Locatie "Wilheminastraat 69-83" Afstand tot perceel (m.)

2

Locatie

Wilheminastraat 69-83

Locatiecode

NZ064300343

Bevoegd gezag code

ZH064300493





Onverdacht/Niet verontreinigd

Status beschikking



Bodemonderzoek

Rapportnummer

Datum

Adviesbureau

Verkennend Onderzoek Verkennend onderzoek NEN 3 5740

LA.03.157-A1

30-06-2003

Lawijn

Verkennend Onderzoek Verkennend onderzoek NVN 2 5740

2969.bwt

01-03-1992

Grontmij

Verkennend Onderzoek Verkennend onderzoek NVN 1 5740

2700.BWT/BS

31-01-1992

Grontmij

Locatie "Koninginneweg 11 te Lekkerkerk" Afstand tot perceel (m.)

22

Locatie


Locatiecode

NZ064303387

Bevoegd gezag code

ZH064301490



Vervolg actie i.h.k.v. WBB locatiegegevens2 Status verontreiniging

starten sanering Potentieel Ernstig

Status beschikking

Besluiten bij locatie Datum Besluit

Kenmerk Besluit

Soort Besluit

Status

18-06-2014

2014091032

BUS-melding correct aangeleverd

Ingetrokken

26-06-2014

2014098344

BUS-melding correct aangeleverd

Definitief


Bodemonderzoek

Rapportnummer

Datum

Adviesbureau

Bus-meldingsformulier immobiel Koninginneweg 11 te Lekkerkerk

Meldingsformulier BUS saneringsplan

2014091032

10-06-2014

-

Aanvullend bodemonderzoek Locatie parkwijk, deelgebied 3 (Koninginneweg) te Lekkerkerk

Nader onderzoek

14M4019

10-06-2014

CSO Adviesbureau

Meldingsformulier BUS (aangepaste versie)


-

10-06-2014

CSO

Rapportage aanvullend bodemonderzoek Plan Park te Lekkerkerk

Nader onderzoek

L001-1212702EHT 07-12-2012 -agv-V01-NL

Tauw bv

Actualiserend Nader onderzoek vooronderzoek en nader bodemonderzoek Parkwijk te Lekkerkerk

RC$-201208191

15-05-2012

Tauw bv


B05A0413

05-12-2005

De Straat


Locatie "MARIJKEWEG 2, LEKKERKERK (SECTIE C 7117, 7118)" Afstand tot perceel (m.)

2

Locatie

MARIJKEWEG 2, LEKKERKERK (SECTIE C 7117, 7118)

Locatiecode

NZ064302985


Bevoegd gezag code

ZH064300049


900060/demping (niet gespecificeerd)




Pot. verontreinigd

Status beschikking



Bodemonderzoek

Rapportnummer

Datum

Adviesbureau

Historisch onderzoek

DWM 29986 366049

31-12-1994

Grabowski en Poort




Naam


Bodemonderzoek

Verkennend onderzoek NVN 5740

Onderzoeksbureau

Grontmij

Rapportnummer

2969.bwt

Rapportdatum

01-03-1992

Opmerkingen

Conclusie rapport

Bovengrond: licht verontreinigd met PAK (noordelijk deel matig verontreinigd) Ondergrond: niet verontreinigd met uitzondering van het noordelijke deel: licht verontreinigd met PAK en


minerale olie Grondwater: niet verontreinigd Advies: geen saneringsmaatregel noodzakelijk, wel dient vrijkomende grond bij bouwrijp maken verantwoord te worden verwerkt



Naam


Bodemonderzoek

Verkennend onderzoek NVN 5740

Onderzoeksbureau

Grontmij

Rapportnummer

2700.BWT/BS

Rapportdatum

31-01-1992

Opmerkingen

Conclusie rapport

Zintuigelijke waarnemingen: De bovengrond bestaat uit humusarme matig lichte zavel tot matig zware klei; hieronder wordt tot tenminste 2,0 m-mv veen aangetroffen. Bovengrond: MM1: koper, zink > A M1: niet verntreinigd met PAK epa M2: niet verntreinigd met PAK epa M3: fenantreen anthraceen, fluoranthee, benzo(a)anthraceen, chryseen, benzo(k)fluorantheen, benzo(a)pyreen, benzi(ghi)peryleen, indeno(123-cd)pyreen > A M4: minerale olie > A M5: minerale olie > A Ondergrond: niet geanalyseerd Grondwater: niet verontreinigd Conclusie Milieudienst: niet aanwezig

Actualiserend vooronderzoek en nader bodemonderzoek Parkwijk te Lekkerkerk Locatie


Naam

Actualiserend vooronderzoek en nader bodemonderzoek Parkwijk te Lekkerkerk


Bodemonderzoek

Nader onderzoek

Onderzoeksbureau

Tauw bv

Rapportnummer

R001-1207054IAG-kmi-V01-NL

Rapportdatum

15-05-2012

Opmerkingen

Conclusie rapport

Zintuiglijke waarnemingen: De bodemopbouw wisselt sterk per boring. In het merendeel van de boringen zijn puinbijmengingen aangetroffen. Bovengrond: Boring 13: PAK >I, Boring 1: PAK >T, Boring 3, 4, 7, 8, 11, 14 en 101: PAK >AW Ondergrond: Boring 2: PAK >T, Boring 9: PAK >AW Grondwater: nvt Conclusies Omgevingsdienst: Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met PAK. Het betreft een immobiele verontreiniging. Conform artikel 41 van de Wet bodembescherming (Wbb) dient door de gemeente een geval van ernstige bodemverontreiniging te worden gemeld bij de Provincie ZuidHolland (het bevoegd gezag in het kader van de Wbb). De Milieudienst MiddenHolland zal deze melding voor de gemeente verzorgen. Wbb Snuifbrief nav resultaten: Bij MM3 verontreinigd met PAK niet uitgesplitst en bij boring 13 groter dan de Iwaarde. Bij boring 33 zink groter dan de I-waarde, niet verder onderzocht. Geen onderzoek naar slootdemping. Nader onderzoek hiernaar als daar aanleiding toe is.

Aanvullend bodemonderzoek Locatie parkwijk, deelgebied 3 (Koninginneweg) te Lekkerkerk Locatie


Naam

Aanvullend bodemonderzoek Locatie parkwijk, deelgebied 3 (Koninginneweg) te Lekkerkerk

Bodemonderzoek

Nader onderzoek

Onderzoeksbureau

CSO Adviesbureau

Rapportnummer

14M4019

Rapportdatum

10-06-2014

Opmerkingen


Conclusie rapport

Plaatselijk puin aangetroffen en resten kolengruis in de bodem direct langs de weg. Bij boring 1 is pak boven de interventiewaarde aangtroffen in de laag vanaf 0-0,3 mmv. Bij de boringen 2, 3 en 6 zijn slechts lichte verontreinigingen aangetoond..

Bus-meldingsformulier immobiel Koninginneweg 11 te Lekkerkerk Locatie


Naam

Bus-meldingsformulier immobiel Koninginneweg 11 te Lekkerkerk

Bodemonderzoek


Onderzoeksbureau

-

Rapportnummer

2014091032

Rapportdatum

10-06-2014

Opmerkingen

Conclusie rapport

In de Bus-melding is een veel grotere hoeveelheid sterk met PAK verontrienigde grond aangegeven dan op basis van de onderzoeken is aangetoond.

Voormalige bedrijfsactiviteiten Geen gegevens beschikbaar

Tanks Geen gegevens beschikbaar

Huidige bedrijven Geen gegevens beschikbaar

Slootdempingen


RIETZAND

Bron

TBK



Geen gegevens beschikbaar


Bodeminformatie (Nazca)

Locatie

Tank

Onderzoek

Bedrijf

Boorpunt

Adreslocatie

grond

Slootdempingen

grondwater

Kadaster/GBKN

oppervlaktewater

Verontreinigingscontour

Geselecteerd gebied

Saneringscontour

25-meter contour

Zorgmaatregel

Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting) Middelpunt: X 106900 Y 434946 Buffer: 25 meter Datum rapportage: 27-06-2014



Topografie

Kadaster/GBKN Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting) Middelpunt: X 106900 Y 434946 Buffer: 25 meter Datum rapportage: 27-06-2014


Geselecteerd gebied

Toelichting op verstrekte informatie Locatie Alle bij de Omgevingsdienst bekende bodemonderzoeksrapporten zijn ingevoerd in het Bodem Informatie Systeem. Niet alle uitgevoerde bodemonderzoeken zijn bekend bij de Omgevingsdienst. Bijvoorbeeld onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van een particuliere grondtransactie zijn vaak niet bekend bij de overheid en derhalve ook niet aanwezig in het Bodem Informatie Systeem (BIS). Indien u in het bezit bent van een dergelijk onderzoeksrapport verzoeken wij u deze op te sturen naar de Omgevingsdienst, zodat wij dit kunnen invoeren in het systeem. Bodemonderzoeksrapporten kunnen worden ingezien bij de betreffende gemeente of voor Gouda bij de Omgevingsdienst Midden-Holland. De bodemonderzoeksrapporten zijn in het BIS ingedeeld per locatie. Eén locatie kan meerdere rapporten bevatten. Hieronder volgt een toelichting per item:

Locatie

De naam van de locatie waaronder deze in het BIS bekend is.

Locatiecode

Unieke code van de locatie in het BIS

Bevoegd gezag code

Unieke code van de locatie.

Potentieel bodembedreigende activiteiten

Potentieel bodembedreigende activiteiten die op de locatie plaats vinden of hebben gevonden.

Vervolgactie i.h.k.v. Wbb

De verplichting die in het kader van de Wet bodembescherming op de locatie rust. Let op: Indien er in het kader van de Wbb geen vervolgactie noodzakelijk is ("geen vervolg") wil dit niet zeggen dat er in een ander kader geen verplichting bestaat om de bodem te onderzoeken. Bij een bouwvergunning of grondverzet kan bijvoorbeeld alsnog een bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Zie hiervoor de betreffende nota’s op de website van de Omgevingsdienst (nota Bodemkwaliteit bij Bouwen en Nota Bodembeheer). "Geen vervolg" wil zeggen dat er bij ongewijzigd gebruik geen onderzoeks- of saneringsnoodzaak bestaat.


De verontreinigingstatus van de gehele locatie op basis van alle uitgevoerde bodemonderzoeken. Als alleen een historisch (voor-) onderzoek is uitgevoerd kan alleen een verwachting worden uitgesproken (potentieel verontreinigd of potentieel ernstig). Als een bodemonderzoek is uitgevoerd is de locatie wel of niet ernstig verontreinigd.

Status beschikking

De beschikkingstatus van de locatie op basis van het meest recente besluit.


Besluiten bij locatie De besluiten die genomen zijn op de locatie worden hier weergegeven. Eventuele belemmeringen als gevolg van deze besluiten zijn ingeschreven bij het Kadaster.

Onderzoeken De rapporten worden op twee plaatsen getoond in het rapport: 1. Onderzoeken bij locatie 2. Onderzoeken binnen geselecteerd gebied

Bij “Onderzoeken bij locatie” worden alle rapporten getoond die op de locatie zijn uitgevoerd. Bij “Onderzoeken binnen geselecteerd gebied” worden alleen de onderzoeken getoond, waarvan zeker is dat deze binnen het selecteerde gebied zijn uitgevoerd en waarvan de onderzoekscontour is ingetekend in het BIS.

Voormalige bedrijfsactiviteiten Tussen 1995 en 1997 heeft de provincie Zuid-Holland een inventarisatie laten uitvoeren van potentieel verontreinigde voormalige bedrijfsterreinen. Voor de inventarisatie is gebruik gemaakt van twee archiefbronnen, te weten: • Het archief van de Kamers van Koophandel in de provincie. • De op grond van de Hinderwet aan bedrijven verleende vergunningen. Met beide bronnen wordt ruwweg de tijdsperiode 1824 tot 1997 gedekt. Uit de enorme hoeveelheid informatie die in de genoemde bronnen ligt opgeslagen, is een selectie gemaakt. Met deze inventarisatie kan worden bekeken of er in het verleden bodembedreigende bedrijfsactiviteiten op een perceel hebben plaatsgevonden. Met de NSX-score (dominante UBI) kan een inschatting worden opgemaakt hoe bodembedreigend de genoemde vergunde activiteit is. Deze score loopt van 0 tot 1000. Een score van 0 betekent dat de activiteit niet bodembedreigend is. Een score van 1000 betekent dat de activiteit (in grote mate) bodembedreigend is. Een vermelding met een hoge score hoeft niet te betekenen dat er ook daadwerkelijk bodemverontreiniging op het perceel aanwezig is. Bodemonderzoek zal dit moeten uitwijzen. Onder "Archiefverwijzing" wordt vermeld in welk archief het Hinderwetdossier van de voormalige bedrijfsactiviteiten kunnen worden gevonden. (Zie de introductiepagina van www.bodembalie.nl voor een toelichting op de archieven en dossiernummers).

Brandstoftanks Een tank is volgens wettelijke richtlijnen gesaneerd als er een kenmerk van een tanksaneringscertificaat is ingevuld achter het kopje KIWA code. Het kan voorkomen dat onder het kopje Brandstoftanks geen tank is weergeven, maar bij het item “Potentieel bodembedreigende activiteiten” bij Locatiegegevens wel een tank is aangegeven (en andersom). Indien onduidelijkheid bestaat over de aanwezigheid en/of status van een tank zal nader archief en/of bodemonderzoek nodig zijn om na te gaan of een tank aanwezig is.


Huidige bedrijven Dit zijn de bedrijven die onder de Wet milieubeheer vallen en bekend zijn bij de omgevingsdienst Midden-Holland. De milieucategorie loopt van 1 (laag milieubelastend) tot 5 (hoog milieubelastend). Indien gewenst kunnen dossiers worden ingezien bij de gemeente.

Slootdempingen In 1995 is voor het gehele landelijke gebied in Zuid-Holland een onderzoek naar stortplaatsen en slootdempingen uitgevoerd. Het betrof een luchtfoto-interpretatie, waarbij luchtfoto’s uit 1955 zijn vergeleken met luchtfoto’s uit 1992. Daarbij is vastgesteld welke waterlopen en waterplassen die in 1955 nog zichtbaar waren, in 1992 waren ‘verdwenen’ en waar dus sprake moest zijn van een demping. Op deze wijze werden circa 40.000 gedempte sloten opgespoord. Als er sprake is van een slootdemping wil nog niet zeggen dat er ook sprake is van een bodemverontreiniging. Bij de slootdempingen wordt onderscheid gemaakt in de bron van de informatie over de demping: • PZH: provincie Zuid-Holland is bronhouder van het bestand. Vanaf 1 juli 2012 kan contact met de Omgevingsdienst Midden-Holland worden opgenomen voor deze slootdempingen. • SBK: de Stichting Bodembeheer Krimpenerwaard heeft een overeenkomst afgesloten met de eigenaar van het perceel over het saneren en beheer van de demping. De SBK heeft meer informatie over de demping, tel. 0182-346062 • TBK: Slootdempingen zijn uitgevoerd bij het bouwrijp maken van woonwijken in de gemeenten Nederlek, Ouderkerk en Bergambacht. De informatie is afkomstig van het Technisch Bureau Krimpenerwaard, tel 0180-514455

Grondwater beschermingsgebied De Provincie Zuid-Holland wijst grondwater beschermingsgebieden aan. Deze informatie kan van belang zijn indien u van plan bent activiteiten te ontplooien in een dergelijk gebied.

Informatie van percelen in een straal van 25 meter rondom de locatie Naast de informatie van het opgevraagde perceel wordt ook informatie van de omliggende percelen weergegeven. In de NEN 5725 staat omschreven dat bij een Vooronderzoek informatie in een straal van 50 meter moet worden betrokken. Gezien de bodemgesteldheid in de regio Midden-Holland (voornamelijk veen en klei, welke slecht doorlatend zijn), acht de Omgevingsdienst een straal van 25 meter voldoende om alle potentiële bodembedreigingen in beeld te hebben. Alle informatie van percelen in een straal van 25 meter wordt geselecteerd. De aangeboden informatie kan omvangrijk zijn. Beoordeel daarom aan de hand van de kaart en de locatienamen of de geselecteerde informatie van belang is. Heeft u vragen over de geleverde bodeminformatie? Mail dan uw vraag naar [email protected].


Disclaimer Op de BodemBalie wordt van het door u opgegeven adres de bij de Omgevingsdienst Midden-Holland bekende informatie over de bodemkwaliteit getoond. De informatie is afkomstig uit het Bodem Informatie Systeem en wordt automatisch gegenereerd op basis van geografische ligging van het opgegeven perceel. Het betreft informatie over: • uitgevoerde bodemonderzoeken • huidige bedrijfsactiviteiten • voormalige bedrijfsactiviteiten • brandstoftanks • slootdempingen • grondwaterbeschermingsgebieden

Nadrukkelijk wordt erop gewezen dat alleen een recent bodemonderzoek betrouwbare informatie geeft over de kwaliteit van het betreffende perceel. Overige informatie moet worden beschouwd als indicatie voor de te verwachten bodemkwaliteit. Tevens wijzen wij u erop dat indien geen informatie voorhanden is dit niet automatisch betekent dat de bodem schoon is. De Omgevingsdienst heeft in dat geval geen informatie van dit perceel beschikbaar in het Bodem Informatie Systeem. Voor de bodeminformatie is alle zorg in acht genomen die redelijkerwijs gevergd kan worden. Fouten zijn echter niet uit te sluiten en de lezer dient niet zondermeer uit te gaan van de juistheid van de informatie. De Omgevingsdienst is dan ook nimmer aansprakelijk voor de gevolgen van activiteiten die worden ondernomen op basis van de informatie en voor alle directe en indirecte schade, van welke aard dan ook, voortvloeiend uit of in verband staand met het gebruik van de informatie. Evenmin is de Omgevingsdienst aansprakelijk voor de eventuele gevolgen van het (al dan niet tijdelijk) onbeschikbaar zijn van deze website of enige informatie op de website.

Intellectueel eigendom De data uit het Bodem Informatie Systeem is intellectueel eigendom van de Omgevingsdienst. Reproductie is alleen toegestaan voor niet-commerciële doeleinden en alleen met bronvermelding. Het is niet toegestaan de informatie te verhandelen aan derden.

Kadastrale kaart en GBKN Op de kaarten rusten intellectuele eigendomsrechten. Deze rechten, waaronder auteursrecht en databankenrecht als bedoeld in de Databanken-wet, zijn voorbehouden. Dit materiaal mag alleen gebruikt worden voor persoonlijke, niet commerciële doelen. U stemt in het getoonde materiaal niet te reproduceren, te verspreiden, te verkopen, te publiceren, of te circuleren zonder uitdrukkelijke toestemming van rechthebbende te hebben verkregen via de Omgevingsdienst. Via email kunt u contact opnemen voor meer informatie over het gebruik van het materiaal. De rechthebbende op het materiaal, waaronder de kaarten, is niet verantwoordelijk voor schade voortvloeiende uit of verband houdende met de inhoud of het gebruik van het materiaal. De bezoeker van de site vrijwaart de rechthebbende voor aanspraken van derden op mogelijke vergoeding van schade voortvloeiende uit of verband houdende met de inhoud of het gebruik van het materiaal.


Overige bepalingen De Omgevingsdienst streeft ernaar de gepresenteerde informatie op deze site zo actueel mogelijk te houden. De Omgevingsdienst behoudt zich het recht voor om te allen tijde de informatie op deze site (inclusief de disclaimer) zonder voorafgaande mededeling te wijzigen. De Omgevingsdienst kan geen waarborg geven dat deze site te allen tijde zonder fouten is, noch kan zij de juistheid en actualiteit garanderen van informatie gevonden op sites die aan deze site gekoppeld zijn. Noch deze site noch enige informatie op deze site heeft een officiële status. De Omgevingsdienst accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor de inhoud van deze website of de getoonde informatie. Deze getoonde informatie kan daarom niet gebruikt worden als basis voor enige claim.


Bijlage 7: Foto’s van de locatie locatie


Bijlage 7: foto-hoogte 5,3 cm

Foto 1:

foto-hoogte 5,3 cm

Foto 3:

foto-hoogte 5,3 cm

Foto 5:

Foto’s van de locatie foto-hoogte 5,3 cm

Foto 2:

foto-hoogte 5,3 cm

Foto 4:

foto-hoogte 5,3 cm

Foto 6:

Projectnummer 14M1115

Bijlage 8: 8: Info bodemkwaliteitskaart


!"" # # ' &

$%&#

( (

')$ # * + ,-! . / 0 ( " ," 1 + - , . 2 3 ( " ," 1 + 4 .4 ' ( 5 (' (6 ( * 8 :

9 8 ; )

7

" -5 .! 4 . & < <

)

8

" ..

Tabel 2.8: Generieke toepassingseisen per combinatie van bodemfunctie- en bodemkwaliteitsklasse Bodemfunctieklasse

Bodemkwaliteitsklasse

Toepassingseis

Overig

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Overig

Wonen

Landbouw/natuur

Overig

Industrie

Landbouw/natuur

Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Wonen

Wonen

Wonen

Wonen

Industrie

Wonen

Industrie

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Industrie

Wonen

Wonen

Industrie

Industrie

Industrie

In tabel 2.9 is het resultaat van de bovenstaande werkwijze voor de bodemkwaliteitskaart van de regio Midden-Holland en gemeente Zoetermeer samengevat.

Tabel 2.9: Bodemfunctieklasse, kwaliteitsklasse en generieke toepassingseis per zone Bodemkwaliteitszone

Bodemfunctieklasse

Kwaliteitsklasse

Toepassingseis

Bovengrond (0,0-0,5 m-mv) 1: Historische bebouwing Gouda, Bodegraven, Zoetermeer, Schoonhoven

Wonen

Industrie

Wonen

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

Wonen

Industrie

Wonen

Wonen

Industrie

Wonen

Wonen

Wonen

Wonen

Wonen

Wonen

Wonen

6: 1940-1970 Krimpenerwaard, Zuidplas , Waddinxveen, Zoetermeer

Wonen

Wonen

Wonen

7: Uitbreidingen vanaf 1970 hele regio inclusief Zoetermeer

Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

8: Lintbebouwing Gouda, Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

Wonen

Wonen

Wonen

9: Lintbebouwing op toemaakdek

Wonen

Industrie

Wonen

10: Lintbebouwing Krimpenerwaard

Wonen

Wonen

Wonen

11: Dijkbebouwing Krimpenerwaard

Wonen

Industrie

Wonen

12: Lintbebouwing Zuidplas1, Waddinxveen, Zoetermeer

Wonen

Industrie

Wonen

13: Zware industrie (voor 1960)

Industrie

Industrie

Industrie

3: Historische bebouwing Zuidplas1, Waddinxveen, Boskoop 4: 1900-1940 Gouda, Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop 5: 1940-1990 Gouda, Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop 1

1

Betreft gemeente Zuidplas (dus de vier kernen Moordrecht, Nieuwerkerk a/d IJssel, Moerkapelle en Zevenhuizen). Projectcode: 09K187 Versiedatum: 14-3-2011 Pagina: 23 Status: Definitief

Tabel 2.9 Bodemfunctieklasse, kwaliteitsklasse en generieke toepassingseis per zone (vervolg) Bodemkwaliteitszone

Bodemfunctieklasse

Kwaliteitsklasse

Toepassingseis

14: Lichte industrie en bedrijven

Industrie

Wonen

Wonen

15: Kantoren, bedrijven na 1990 en glastuinbouw

Industrie

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

16: Buitengebied Zuidplas , Waddinxveen, Zoetermeer

Overig

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

17: Buitengebied toemaakdek

Overig

Wonen

Landbouw/natuur

1

18: Buitengebied boomkwekerijen

Overig

Wonen

Landbouw/natuur

19: Buitengebied overig

Overig

Wonen

Landbouw/natuur

Ondergrond (0,5-2,0 m-mv) 1: Historische bebouwing Gouda, Bodegraven, Zoetermeer, Schoonhoven

Wonen

Industrie

Wonen

2: Historische bebouwing Krimpenerwaard

Wonen

Wonen

Wonen

3: Historische bebouwing Zuidplas1, Waddinxveen, Boskoop

Wonen

Industrie

Wonen

Wonen

Wonen

Wonen

Wonen

Wonen

Wonen

6: 1940-1970 Krimpenerwaard, Zuidplas , Waddinxveen, Zoetermeer

Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

7: Uitbreidingen vanaf 1970 hele regio inclusief Zoetermeer

Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

8: Lintbebouwing Gouda, Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

Wonen

Wonen

Wonen

9: Lintbebouwing op toemaakdek

Wonen

Wonen

Wonen


Wonen

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur


Wonen

Wonen

Wonen

12: Lintbebouwing Zuidplas1, Waddinxveen, Zoetermeer

Wonen

Wonen

Wonen

4: 1900-1940 Gouda, Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop 5: 1940-1990 Gouda, Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop 1


Industrie

Industrie

Industrie


Industrie

Wonen

Wonen


Industrie

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

16 t/m 19: Buitengebied

Overig

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Op kaartbijlagen 10A en 10B staat per bodemlaag aangegeven welke generieke toepassingseis er geldt. Aan de hand van de ontgravingskaart en de toepassingskaart kan een generieke grondstromenmatrix worden vervaardigd. Overigens zijn de Milieudienst Midden-Holland en de gemeente Zoetermeer voornemens om een gebiedsspecifieke toepassingskaart op te stellen. In de Nota bodembeheer wordt dit verder uitgewerkt. 1

Betreft gemeente Zuidplas (dus de vier kernen Moordrecht, Nieuwerkerk a/d IJssel, Moerkapelle en Zevenhuizen). Projectcode: 09K187 Versiedatum: 14-3-2011 Pagina: 24 Status: Definitief

06: Uitbreidingen 1940-1970 Krimpenerwaard/Zuidplas^/Waddinxveen/Zoetermeer

bodemkwaliteitsklasse:

landbouw/natuur

Lut =

16,5 %

Gezoneerd:

ja

ontgravingskaart:

landbouw/natuur

OS =

12,3 %

Stoffen

N

Gem Min

5P

25P

50P

75P

80P

90P

95P

Max

80%MIN

80%MAX VC

Gem. > Ind.

Risicotoolbox P95> I Stoffen

achtergrond max. waarde max. waarde waarde wonen industrie

Ba*

76

10,50

15,50

37,75

78,00

112,50

130,00

145,00

170,00

360,00

76,15

84,46

92,77

0,67 nee

nee

Ba*

115

332

555

Cd

202

0,12

0,12

0,25

0,28

0,34

0,38

0,49

0,60

5,20

0,29

0,33

0,36

1,14 nee

nee

Cd

0,6

1,18

4,24

Co

76

2,80

2,80

4,20

5,55

7,55

8,60

10,00

11,00

24,00

5,75

6,24

6,72

0,53 nee

nee

Co

11,0

25,77

139,88

Cu

209

3,00

3,50

7,70

13,00

22,00

24,00

33,00

44,20

540,00

17,58

21,40

25,22

2,01 nee

nee

Cu

35,9

48,42

170,37

Hg

201

0,02

0,04

0,05

0,11

0,18

0,22

0,32

0,42

3,10

0,14

0,16

0,19

1,54 nee

nee

Hg

0,14

0,76

4,4

Pb

202

0,04

9,10

14,00

27,00

52,75

63,00

90,90

130,00

470,00

39,51

44,65

49,79

1,28 nee

nee

Pb

46,4

194,68

491,35

Mo

72

0,70

1,05

1,05

1,05

1,05

1,58

2,18

2,75

4,20

1,22

1,31

1,41

0,48 nee

nee

Mo

1,5

88

190

Ni

203

3,50

5,53

10,50

16,00

24,00

26,00

33,00

36,90

50,00

17,22

18,13

19,04

0,56 nee

nee

Ni

26,5

29,55

75,77

Zn

203

11,90

23,00

44,00

64,00

94,00

100,00

130,00

180,00

1800,00

75,15

88,06

100,98

1,63 nee

nee

Zn

118,0

168,55

606,77 0,6140

PCB (som 7)

72

0,0040

0,0049

0,0049

0,0049

0,0059

0,0091

0,0490

0,0490

0,0490

0,0100

0,0124

0,0148

1,29 nee

nee

PCB (som 7)

0,0246

0,0246

PAK

198

0,01

0,08

0,14

0,43

1,50

1,96

4,10

9,15

94,00

1,67

2,44

3,21

3,48 nee

nee

PAK

1,8

8,35

49,12

M.O.

198

7,00

7,00

14,00

26,60

53,20

55,00

86,30

133,00

680,00

39,31

45,29

51,27

1,45 nee

nee

M.O.

233,3

233,32

613,99

07: Recente uitbreidingen vanaf 1970 à 1990 hele regio inclusief Zoetermeer


landbouw/natuur

Lut =

15,5 %

Gezoneerd:

ja

ontgravingskaart:

landbouw/natuur

OS =

11,3 %

Stoffen

N

Gem Min

5P

25P

50P

75P

80P

90P

95P

Max

80%MIN

80%MAX VC

Gem. > Ind.



Ba*

211

10,50

10,50

20,50

54,00

120,00

130,00

170,00

200,00

700,00

70,44

77,44

84,44

1,02 nee

nee

Ba*

122

353

591

Cd

581

0,02

0,12

0,21

0,28

0,28

0,28

0,40

0,50

5,70

0,27

0,29

0,30

0,97 nee

nee

Cd

0,6

1,14

4,09

Co

213

2,10

2,52

2,80

4,80

7,60

8,56

10,00

12,40

22,00

5,52

5,86

6,19

0,65 nee

nee

Co

10,6

24,65

133,8

Cu

596

0,06

3,50

3,50

8,45

16,00

19,00

27,00

36,25

230,00

12,40

13,37

14,34

1,38 nee

nee

Cu

34,5

46,64

164,11

Hg

578

0,02

0,03

0,04

0,06

0,11

0,12

0,18

0,27

1,40

0,10

0,10

0,11

1,32 nee

nee

Hg

0,14

0,75

4,32

593

2,10

7,00

9,10

15,00

28,00

32,00

64,80

104,00

420,00

26,89

29,35

31,82

1,60 nee

nee

Pb

45,2

189,8

479,02

Pb Mo

213

0,70

1,05

1,05

1,05

1,60

1,86

2,30

3,00

8,60

1,38

1,47

1,56

0,69 nee

nee

Mo

1,5

88

190

Ni

586

2,10

5,00

8,63

13,00

21,00

23,00

30,00

37,00

57,00

15,50

16,04

16,57

0,63 nee

nee

Ni

25,5

28,41

72,84

Zn

589

6,80

11,90

24,00

42,00

69,00

75,40

97,00

130,00

470,00

51,02

53,62

56,23

0,92 nee

nee

Zn

PCB (som 7)

213

0,0014

0,0040

0,0049

0,0049

0,0098

0,0098

0,0366

0,0490

0,0920

0,0096

0,0109

0,0122

1,37 nee

nee

PCB (som 7)

PAK

569

0,01

0,07

0,13

0,23

0,68

0,85

2,12

5,70

180,00

1,32

1,81

2,31

5,08 nee

nee

M.O.

612

0,35

7,00

14,00

23,50

35,00

46,16

82,70

144,50

710,00

39,03

42,86

46,68

1,72 nee

nee

08: Lintbebouwing regio Gouda


Gezoneerd:

ontgravingskaart:

ja

113,5

162,11

583,58

0,0227

0,0227

0,5665

PAK

1,7

7,71

45,32

M.O.

215,3

215,29

566,55

wonen

Lut =

15,6 %

wonen

OS =

29,4 %

Gem Stoffen

N

Min

5P

25P

50P

75P

80P

90P

95P

Max

80%MIN

80%MAX VC

Gem. > Ind.



Ba*

34

10,50

23,00

71,00

105,00

170,00

190,00

232,00

305,50

460,00

109,94

131,40

152,85

0,74 nee

nee

Ba*

132

383

641

Cd

112

0,08

0,12

0,28

0,28

0,31

0,41

0,57

0,70

2,60

0,31

0,34

0,37

0,83 nee

nee

Cd

0,9

1,72

6,18

Co

34

2,80

2,80

3,18

6,50

9,40

10,40

12,70

15,45

22,00

6,48

7,51

8,54

0,62 nee

nee

Co

10,6

24,78

134,51

Cu

118

3,00

4,95

15,25

22,50

34,00

36,60

52,00

67,05

800,00

28,26

39,84

51,43

2,46 nee

nee

Cu

46,7

63,05

221,84

Hg

112

0,03

0,04

0,09

0,15

0,29

0,34

0,46

0,64

1,30

0,20

0,22

0,25

0,94 nee

nee

Hg

0,15

0,83

4,82

Pb

112

5,00

9,10

22,00

50,00

89,50

110,00

219,00

330,00

620,00

70,72

83,28

95,85

1,25 nee

nee

Pb

55,9

234,84

592,7

Mo

34

1,05

1,05

1,05

1,05

2,05

2,20

2,40

3,68

4,30

1,42

1,62

1,81

0,56 nee

nee

Mo

1,5

88

190

Ni

112

2,10

7,46

17,75

25,00

33,00

34,00

39,00

44,00

140,00

23,96

25,82

27,69

0,60 nee

nee

Ni

25,6

28,54

73,18

Zn

112

11,90

19,55

48,50

72,00

110,00

118,00

159,00

189,00

2000,00

83,10

107,53

131,97

1,88 nee

nee

Zn

141,0

201,43

725,16

34

0,0049

0,0049

0,0049

0,0049

0,0113

0,0424

0,0490

0,0490

0,0490

0,0112

0,0153

0,0193

1,20 nee

nee

PCB (som 7)

0,0589

0,0589

PAK

101

0,04

0,08

0,20

0,66

2,10

3,20

12,00

22,00

130,00

2,80

4,64

6,48

3,11 nee

nee

PAK

4,4

20,02

117,77

M.O.

103

0,11

14,00

21,00

38,50

81,00

98,80

140,00

219,00

390,00

58,80

68,17

77,54

1,09 nee

nee

M.O.

559,4

559,41

1472,14

PCB (som 7)

^ betreft gemeente Zuidplas (dus de vier kernen Moordrecht, Nieuwerkerk a/d IJssel, Moerkapelle en Zevenhuizen)

1,4721

Projectcode: 09K187 Status: Definitief Pagina 3 van 6

09: Lintbebouwing op toemaakdek regio Gouda


industrie

Lut =

10,7 %

Gezoneerd:

ja

ontgravingskaart:

industrie

OS =

21,1 %

Stoffen

N

Gem Risicotoolbox P95> I

Stoffen

Ba*

30

53,00

114,50

140,00

195,00

227,50

242,00

321,00

335,50

500,00

180,04

200,77

221,49

0,44 nee

nee

Ba*

102

296

496

496

Cd

84

0,01

0,28

0,28

0,50

0,68

0,70

0,91

1,34

11,00

0,53

0,70

0,88

1,76 nee

nee

Cd

0,7

1,4

5,03

15,2

Min

5P

25P

50P

75P

80P

90P

95P

Max

80%MIN

80%MAX

VC

Gem. > Ind.

achtergrond max. waarde max. waarde interventiewa waarde wonen industrie arde bodem

Co

22

2,80

4,00

4,85

6,15

8,38

8,70

10,87

14,80

17,00

6,14

7,10

8,06

0,49 nee

nee

Co

8,3

19,44

105,51

105,5

Cu

106

0,02

15,50

36,00

49,00

62,50

72,00

87,00

107,00

200,00

50,30

54,39

58,48

0,60 nee

nee

Cu

37,9

51,12

179,88

179,9

Hg

85

0,02

0,10

0,28

0,45

0,72

0,77

1,40

1,60

5,80

0,53

0,63

0,74

1,18 nee

nee

Hg

0,14

0,75

4,33

32,5

Pb

145

0,21

42,80

120,00

190,00

250,00

280,00

370,00

446,00

3400,00

196,07

227,63

259,19

1,30 nee

nee

Pb

48,1

202,11

510,08

510,1

Mo

22

0,70

1,05

1,05

1,80

2,28

2,54

2,98

4,33

25,00

1,45

2,83

4,20

1,78 nee

nee

Mo

1,5

88

190

190,0

Ni

87

0,04

11,00

17,00

21,00

27,50

29,00

32,80

37,00

210,00

22,20

25,75

29,30

1,00 nee

nee

Ni

20,7

23,07

59,16

59,2

Zn

127

2,20

52,90

110,00

150,00

255,00

270,00

420,00

495,00

2700,00

191,28

222,87

254,45

1,25 nee

nee

Zn

113,8

162,52

585,08

585,1

PCB (som 7)

22

0,0049

0,0049

0,0049

0,0110

0,0490

0,0490

0,0490

0,0699

0,0940

0,0193

0,0265

0,0337

1,00 nee

nee

PCB (som 7)

0,0422

0,0422

1,0549

2,1099

PAK

82

0,33

0,48

1,45

3,80

8,80

10,80

16,00

31,75

130,00

6,36

8,69

11,03

1,90 nee

nee

PAK

3,2

14,35

84,39

84,4

M.O.

76

10,50

14,00

20,00

41,50

87,25

100,00

150,00

202,50

4200,00

55,74

127,24

198,73

3,82 nee

nee

M.O.

400,9

400,88

1054,94

10549,4



wonen

Lut =

22,2 %

Gezoneerd:

ja

ontgravingskaart:

wonen

OS =

13,6 %

Stoffen

N

Gem Risicotoolbox P95> I

Stoffen

Ba*

22

42,00

63,00

76,50

150,00

200,00

256,00

364,00

379,50

390,00

140,38

170,32

200,26

0,64 nee

nee

Ba*

173

500

837

837

Cd

81

0,12

0,22

0,28

0,47

0,66

0,70

0,90

1,00

2,10

0,48

0,52

0,57

0,63 nee

nee

Cd

0,6

1,29

4,61

13,9

Min

5P

25P

50P

75P

80P

90P

95P

Max

80%MIN

80%MAX

VC

Gem. > Ind.


Co

22

2,80

4,11

4,65

6,85

9,50

9,90

11,90

12,95

16,00

6,55

7,48

8,41

0,46 nee

nee

Co

13,7

31,91

173,22

173,2

Cu

85

3,50

9,60

21,00

36,00

51,00

57,20

68,80

86,60

160,00

36,05

39,68

43,31

0,66 nee

nee

Cu

40,5

54,73

192,56

192,6

Hg

81

0,04

0,07

0,12

0,20

0,31

0,33

0,45

0,57

1,50

0,22

0,25

0,29

0,89 nee

nee

Hg

0,15

0,82

4,75

35,6

Pb

110

2,10

24,35

51,75

98,50

160,00

190,00

302,00

415,50

790,00

120,65

137,46

154,26

1,00 nee

nee

Pb

50,5

212

535,05

535,0 190,0

Mo

22

1,05

1,05

1,05

1,05

2,45

2,78

3,35

4,64

7,80

1,44

1,90

2,35

0,88 nee

nee

Mo

1,5

88

190

Ni

81

5,10

9,40

17,00

24,00

35,00

36,00

41,00

48,00

66,00

24,52

26,33

28,14

0,48 nee

nee

Ni

32,2

35,84

91,89

91,9

Zn

98

14,00

53,70

95,75

160,00

210,00

230,00

288,00

363,00

610,00

159,74

173,81

187,88

0,63 nee

nee

Zn

137,0

195,65

704,35

704,3

PCB (som 7)

22

0,0049

0,0049

0,0049

0,0049

0,0049

0,0051

0,0073

0,0498

0,0620

0,0056

0,0098

0,0140

1,57 nee

nee

PCB (som 7)

0,0273

0,0273

0,6824

1,3648

PAK

80

0,07

0,15

0,99

2,50

4,30

6,48

15,30

29,80

120,00

5,09

7,59

10,09

2,30 nee

nee

PAK

2,0

9,28

54,59

54,6

M.O.

78

7,00

14,00

20,25

35,00

53,20

59,00

84,40

133,00

320,00

40,32

47,30

54,29

1,02 nee

nee

M.O.

259,3

259,31

682,39

6823,9



Gezoneerd:

ontgravingskaart:

ja

industrie

Lut =

16,3 %

industrie

OS =

9,5 %

Gem Stoffen

N

Min

5P

25P

50P

75P

80P

90P

95P

Max

80%MIN

80%MAX

VC

Gem. > Ind.

Risicotoolbox P95> I

Stoffen


Ba*

21

45,00

45,00

100,00

140,00

170,00

170,00

210,00

220,00

230,00

115,96

131,29

146,61

0,42 nee

nee

Ba*

137

396

662

662

Cd

64

0,12

0,23

0,28

0,45

0,70

0,75

0,89

1,85

5,70

0,52

0,66

0,80

1,31 nee

nee

Cd

0,5

1,09

3,91

11,8

Co

21

2,80

4,10

6,20

8,50

10,00

10,00

11,00

12,00

14,00

7,45

8,22

8,98

0,33 nee

nee

Co

10,9

25,53

138,58

138,6

Cu

69

3,50

9,94

21,00

31,00

46,00

53,40

96,40

196,00

890,00

41,22

58,90

76,58

1,95 nee

ja

Cu

33,9

45,76

161,02

161,0

Hg

64

0,04

0,06

0,11

0,17

0,26

0,32

0,37

0,68

2,40

0,21

0,27

0,33

1,36 nee

nee

Hg

0,13

0,75

4,32

32,4

Pb

72

6,80

14,85

46,50

98,00

192,50

230,00

600,00

1006,50

2600,00

180,53

249,50

318,47

1,83 nee

ja

Pb

44,6

187,39

472,94

472,9 190,0

Mo

21

1,05

1,05

1,05

1,05

1,05

1,05

1,05

2,30

2,80

1,06

1,19

1,32

0,38 nee

nee

Mo

1,5

88

190

Ni

64

7,00

11,00

18,00

24,50

32,25

33,00

35,70

39,85

72,00

23,13

24,83

26,54

0,43 nee

nee

Ni

26,3

29,31

75,15

75,1

Zn

72

14,00

44,65

100,00

170,00

215,00

257,00

397,00

651,50

1900,00

190,31

231,64

272,96

1,18 nee

ja

Zn

113,2

161,75

582,31

582,3

PCB (som 7)

21

0,0049

0,0049

0,0049

0,0052

0,0490

0,0490

0,0490

0,0490

0,0720

0,0146

0,0211

0,0276

1,10 nee

nee

PCB (som 7)

0,0191

0,0191

0,4774

0,9548

PAK

61

0,07

0,40

1,20

2,70

6,10

6,70

10,00

16,00

28,00

3,81

4,64

5,47

1,09 nee

nee

PAK

1,5

6,8

40

40,0

M.O.

61

14,00

14,00

26,60

26,60

42,00

48,00

73,00

90,00

220,00

35,01

41,30

47,58

0,93 nee

nee

M.O.

181,4

181,42

477,41

4774,1





wonen

Lut =

12,2 %

Gezoneerd:

ja

ontgravingskaart:

wonen

OS =

40,0 %

Stoffen

N

Gem Min

5P

25P

50P

75P

80P

90P

95P

Max

80%MIN

80%MAX VC

Gem. > Ind.



Ba*

22

55,00

72,10

88,00

115,00

177,50

196,00

321,00

387,00

630,00

128,45

164,95

201,46

0,81 nee

nee

Ba*

102

296

496

Cd

62

0,07

0,12

0,27

0,28

0,40

0,50

0,60

0,99

6,00

0,32

0,44

0,56

1,71 nee

nee

Cd

1,0

2,03

7,27

Co

22

2,10

2,80

2,80

4,05

8,55

9,28

12,90

13,95

25,00

4,93

6,45

7,96

0,86 nee

nee

Co

9,0

21,08

114,41

Cu

76

3,50

6,95

17,00

25,50

47,00

54,00

64,00

120,00

740,00

35,58

52,08

68,58

2,16 nee

nee

Cu

51,5

69,53

244,65

Hg

62

0,04

0,04

0,10

0,20

0,40

0,48

0,67

0,98

4,40

0,27

0,37

0,47

1,63 nee

nee

Hg

0,15

0,85

4,92

Pb

80

9,10

9,10

26,75

70,00

130,00

162,00

282,00

443,00

1300,00

102,52

133,79

165,06

1,63 nee

nee

Pb

60,2

252,63

637,6

Mo

22

0,70

0,72

1,05

1,90

2,98

3,16

4,38

4,50

5,30

1,89

2,25

2,61

0,59 nee

nee

Mo

1,5

88

190

Ni

66

2,10

7,25

15,25

20,00

24,50

29,00

34,50

41,25

88,00

19,99

22,05

24,10

0,59 nee

nee

Ni

22,2

24,75

63,47

Zn

72

11,90

11,90

41,75

80,50

120,00

148,00

217,00

394,50

1200,00

97,80

127,66

157,52

1,55 nee

nee

Zn

146,7

209,58

754,48

PCB (som 7)

22

0,0049

0,0049

0,0049

0,0049

0,0098

0,0412

0,0490

0,0490

0,0490

0,0104

0,0155

0,0206

1,20 nee

nee

PCB (som 7)

0,0801

0,0801

2,0022

PAK

63

0,07

0,14

0,39

0,76

2,75

3,66

6,70

11,90

100,00

2,49

5,19

7,90

3,23 nee

nee

PAK

4,5

20,4

120

M.O.

65

7,00

14,00

25,00

60,00

133,00

133,00

166,40

236,00

370,00

70,95

83,54

96,14

0,95 nee

nee

M.O.

760,8

760,82

2002,17



landbouw/natuur

Lut =

18,7 %

Gezoneerd:

ja

ontgravingskaart:

landbouw/natuur

OS =

34,4 %

Stoffen

N

Gem Min

5P

25P

50P

75P

80P

90P

95P

Max

80%MIN

80%MAX VC

Gem. > Ind.



Ba*

22

49,00

49,55

76,25

125,00

167,50

178,00

210,00

267,00

530,00

115,28

143,73

172,17

0,72 nee

nee

Ba*

173

500

837

Cd

63

0,12

0,12

0,26

0,28

0,28

0,28

0,45

0,59

0,88

0,27

0,29

0,32

0,53 nee

nee

Cd

1,0

1,91

6,86

Co

22

2,80

2,80

2,80

5,60

9,23

9,46

12,67

13,00

15,00

5,52

6,55

7,58

0,58 nee

nee

Co

12,1

28,14

152,77

Cu

63

3,50

3,50

12,00

19,00

28,00

33,00

38,80

39,00

680,00

18,17

31,77

45,36

2,65 nee

nee

Cu

52,0

70,26

247,21

Hg

63

0,04

0,04

0,07

0,10

0,17

0,18

0,23

0,27

0,44

0,11

0,12

0,14

0,68 nee

nee

Hg

0,16

0,88

5,12

Pb

67

7,00

9,10

9,55

27,00

44,00

47,80

84,80

134,00

780,00

33,58

49,28

64,98

2,03 nee

nee

Pb

60,6

254,64

642,65 190

Mo

22

1,05

1,05

1,05

1,55

2,03

2,66

3,34

3,78

5,00

1,54

1,83

2,13

0,59 nee

nee

Mo

1,5

88

Ni

63

0,07

4,79

14,00

21,00

32,00

34,60

48,80

56,40

94,00

22,63

25,30

27,97

0,65 nee

nee

Ni

28,7

31,98

82

Zn

67

11,90

14,00

35,00

67,00

110,00

110,00

160,00

205,00

580,00

73,51

88,38

103,25

1,07 nee

nee

Zn

157,7

225,22

810,78

PCB (som 7)

25

0,0049

0,0049

0,0049

0,0049

0,0182

0,0266

0,0490

0,0490

0,0490

0,0104

0,0150

0,0196

1,19 nee

nee

PCB (som 7)

0,0687

0,0687

1,7183

PAK

61

0,01

0,07

0,20

0,60

1,40

1,70

3,80

6,10

160,00

0,66

4,02

7,38

5,10 nee

nee

PAK

4,5

20,4

120

M.O.

63

14,00

14,00

26,60

37,00

77,00

97,80

146,60

174,50

640,00

54,12

68,64

83,16

1,31 nee

nee

M.O.

652,9

652,94

1718,26



Gezoneerd:

ontgravingskaart:

ja

wonen

Lut =

20,4 %

industrie

OS =

15,8 %

Gem Stoffen

N

Min

5P

25P

50P

75P

80P

90P

95P

Max

80%MIN

80%MAX VC

Gem. > Ind.



Ba*

21

31,00

32,00

82,00

150,00

180,00

190,00

200,00

200,00

280,00

124,67

142,05

159,43

0,44 nee

nee

Ba*

137

396

Cd

59

0,12

0,12

0,28

0,28

0,34

0,40

0,52

0,70

4,70

0,30

0,40

0,50

1,48 nee

nee

Cd

0,7

1,34

662 4,8

Co

21

2,80

2,80

6,60

9,70

11,00

11,00

12,00

12,00

13,00

7,95

8,79

9,63

0,34 nee

nee

Co

12,9

30,03

163,04 194,04

Cu

64

3,50

10,07

18,00

23,50

31,00

33,20

60,40

106,85

1400,00

33,92

67,18

100,44

3,09 nee

nee

Cu

40,9

55,15

Hg

59

0,03

0,04

0,07

0,11

0,21

0,28

0,55

0,97

11,00

0,15

0,39

0,62

3,70 nee

nee

Hg

0,15

0,81

4,71

Pb

59

7,00

10,36

23,50

39,00

110,00

168,00

242,00

300,00

2100,00

68,37

114,64

160,91

2,42 nee

nee

Pb

50,8

213,15

537,96

Mo

21

1,05

1,05

1,05

1,05

1,05

1,50

1,50

2,20

3,30

1,12

1,28

1,43

0,43 nee

nee

Mo

1,5

88

190

Ni

59

0,38

8,63

20,50

30,00

36,00

37,40

41,40

46,00

120,00

26,40

29,13

31,86

0,56 nee

nee

Ni

30,4

33,92

86,97

Zn

64

11,90

37,35

71,50

98,00

135,00

164,00

197,00

308,00

2000,00

108,01

148,51

189,02

1,70 nee

nee

Zn

PCB (som 7)

21

0,0049

0,0049

0,0049

0,0049

0,0059

0,0094

0,0490

0,0490

0,0490

0,0087

0,0136

0,0185

1,30 nee

nee

PCB (som 7)

PAK

53

0,01

0,07

0,14

0,43

2,30

4,14

7,88

14,20

460,00

0,96

12,20

23,44

5,23 nee

nee

M.O.

56

7,00

14,00

26,60

29,00

50,00

56,00

102,50

142,50

1000,00

39,93

63,26

86,59

2,15 nee

nee


135,1

192,96

694,66

0,0317

0,0317

0,7919

PAK

2,4

10,77

63,35

M.O.

300,9

300,93

791,92


Bodemlaag

Zone

Bodemfunctieklasse

Bodemkwaliteitsklasse

Toepassingskaart

Ontgravingskaart

Gezoneerd?

Risicotoolbox?

Bovengrond

01: Historische bebouwing < 1900 à 1940 Gouda, Bodegraven, Zoetermeer, Schoonhoven

wonen

industrie

wonen

industrie

ja

ja (Pb, Zn)

Bovengrond

02: Historische bebouwing < 1940 Krimpenerwaard

wonen

industrie

wonen

industrie

ja

ja (Pb)

Bovengrond

03: Historische bebouwing < 1900 à 1940 Zuidplas^,, Waddinxveen, Boskoop

wonen

industrie

wonen

industrie

ja

ja (Pb, PAK)

Bovengrond

04: Oude bebouwing 1900-1940 Gouda, Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

wonen

wonen

wonen

industrie

ja

nee

Bovengrond

05: Uitbreidingen 1940-1990 Gouda, Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

wonen

wonen

wonen

wonen*

ja

nee

Bovengrond

06: Uitbreidingen 1940-1970 Krimpenerwaard, Zuidplas^, Waddxinveen, Zoetermeer

wonen

wonen

wonen

wonen*

ja

nee

Bovengrond


wonen

landbouw/natuur

landbouw/natuur

landbouw/natuur

ja

nee

Bovengrond


wonen

wonen

wonen

wonen

ja

nee

Bovengrond


wonen

industrie

wonen

industrie

ja

nee

Bovengrond


wonen

wonen

wonen

wonen

ja

nee

Bovengrond


wonen

industrie

wonen

industrie

ja

ja (Cu, Pb, Zn)

Bovengrond

12: Lintbebouwing Zuidplas^, Waddinxveen, Zoetermeer

wonen

industrie

wonen

industrie

ja

nee

Bovengrond


industrie

industrie

industrie

industrie

ja

ja (PAK)

Bovengrond


industrie

wonen

wonen

wonen*

ja

nee

Bovengrond


industrie

landbouw/natuur

landbouw/natuur

landbouw/natuur

ja

nee

Bovengrond

16: Buitengebied Zuidplas^, Waddinxveen, Zoetermeer

overig

landbouw/natuur***

landbouw/natuur

landbouw/natuur***

ja

nee

Bovengrond

17: Buitengebied op toemaakdek

overig

industrie**

landbouw/natuur

industrie**

nee (PCB's)

ja (Pb)

Bovengrond

18: Buitengebied boomkwekerijen Boskoop

overig

wonen

landbouw/natuur

industrie****

nee (bestr.mid)

nee nee

Bovengrond

19: Buitengebied overig

overig

wonen

landbouw/natuur

wonen

nee (PCB's)

Ondergrond

01: Historische bebouwing < 1900 à 1940 Gouda, Bodegraven, Zoetermeer, Schoonhoven

wonen

industrie

wonen

industrie

ja

ja (Pb)

Ondergrond

02: Historische bebouwing < 1940 Krimpenerwaard

wonen

wonen

wonen

wonen

ja

nee

Ondergrond

03: Historische bebouwing < 1900 à 1940 Zuidplas^, Waddinxveen, Boskoop

wonen

industrie

wonen

industrie

ja

ja (Pb, PAK)

Ondergrond

04: Oude bebouwing 1900-1940 Gouda, Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

wonen

wonen

wonen

wonen

ja

ja (Pb)

Ondergrond

05: Uitbreidingen 1940-1990 Gouda, Bodegraven, Reeuwijk, Boskoop

wonen

wonen

wonen

wonen

ja

nee

Ondergrond

06: Uitbreidingen 1940-1970 Krimpenerwaard, Zuidplas^, Waddxinveen, Zoetermeer

wonen

landbouw/natuur

landbouw/natuur

landbouw/natuur

ja

nee

Ondergrond


wonen

landbouw/natuur

landbouw/natuur

landbouw/natuur

ja

nee

Ondergrond


wonen

wonen

wonen

wonen

ja

nee nee

Ondergrond


wonen

wonen

wonen

wonen

ja

Ondergrond


wonen

landbouw/natuur

landbouw/natuur

landbouw/natuur

ja

nee

Ondergrond


wonen

wonen

wonen

industrie

ja

nee

Ondergrond

12: Lintbebouwing Zuidplas^, Waddinxveen, Zoetermeer

wonen

wonen

wonen

wonen

ja

nee

Ondergrond


industrie

industrie

industrie

industrie

ja

ja (Cu, Pb, Zn)

Ondergrond


industrie

wonen

wonen

industrie

ja

nee

Ondergrond


industrie

landbouw/natuur

landbouw/natuur

landbouw/natuur

ja

nee

Ondergrond

16 t/m 19: Buitengebied

overig

landbouw/natuur***

landbouw/natuur

landbouw/natuur***

ja

nee

^

Betreft gemeente Zuidplas (dus de vier kernen Moordrecht, Nieuwerkerk a/d IJssel, Moerkapelle en Zevenhuizen)

* ** *** ****

Verhoogde gecorrigeerde detectielimiet PCB's (0,049) vervangen door reguliere gecorrigeerde detectielimiet (0,0049) Er zijn GEEN waarnemingen voor PCB's. Klassenindeling zonder PCB's. De klassenindeling wordt sterk beïnvloed door molybdeen-waarnemigen < det (2004, provincie). Derhalve Molybdeen buiten beschouwing gelaten bij de klassenindeling. Bij de klassenindeling zijn ook de beschikbare waarnemingen voor bestrijdingsmiddelen meegenomen.


Nota Bodembeheer Midden-Holland en Zoetermeer Gebiedsspecifiek beleid voor hergebruik van grond en bagger

Bijlage 9: Info voorgaande bodemonderzoeken


M.ilieudienst Midden-!

Syncera

Dptum:

De Straat Kan'á9..

£eg,

PO~

Ree.io

Postbus 270

SPE

2600 AG DELFT

B&O

t 015-7512300 f 015-2625365

Fin.

vvvvvv.synora-destraat.ni

Arch.

bwoe~

Ovedg

Delftechpark 9

2628 XJ DELFr


Definitief

In opdracht van

Provesta Wonen

Opgesteld door

Syncera De Straat B.V.

Projectnummer

B05A0413

Documentnaam

F:\Data\project\bodem05\BO5A0413\b05a0413.r01.doc

Datum

5 december 2005

Syncera De Straat is onderdeel van Syncera.

KvK 27 18 43 23 - ING Bank Delft 65 93 74 331. Syncera De Straat is IS09001:2000 en VCA * * gecertificeerd.

I

Inleiding

1

I Op 16 september 2005 is door Provesta Wonen aan Syncera De Straat B.V. een opdracht verstrekt voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de herontwikkelingslocatie 'Plan Park' te Lekkerkerk (zie bijlagen 1 en 2). De aanleiding voor het

onderzoek is de voorgenomen herinrichting van de locatie. In verband met de herinrichting van de locatie komt mogelijk grond vrij. Van deze vrijkomende partij grond wordt tevens

een indicatie gegeven van de hergebruiksmogelijkheden'.

I

Doel van het onderzoek

Het doel van dit onderzoek is inzicht te verkrijgen in hoeverre het voormalige, dan wel het

huidige gebruik van de onderhavige locatie en haar omgeving heeft geleid tot verontreini-

ging van de bodem. Aan de hand van de onderzoeksresuitaten wordt vastgesteld of de locatie in milieuhygiënisch opzicht geschikt is voor de gewenste bestemming. Indien de

resultaten daartoe aanleiding geven wordt advies gegeven over eventueel vervolgonderzoek.

I 1.2

.

Referentiekader

E De onderzoeksstrategie is afgeleid van de NEN 5740 (bron l). In overeenstemming met

deze norm is voorafgaand aan het veldonderzoek een vooronderzoek uitgevoerd gebaseerd op*de NVN 5725 (bron 2). Het verkennend onderzoek bestond uit vooronderzoek, veldonderzoek, chemische analyses, toetsing en interpretatie.

11

Het veldwerk is uitgevoerd conform de BRL 2000 en de bijbehorende VKB-protocollen (bron 3). De resultaten van het onderzoek zijn getoetst aan de streefwaarden en interven-

10

tiewaarden voór de bodem uit de Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering (zie bron 4 en de verklarende woordenlijst in bijlage 3).

1.3

Betrouwbaarheid

Dit onderzoek is op een zorgvuldige wijze uitgevoerd conform de huidige richtlijnen en me-

thoden op het gebied van bodemonderzoek. Aan de hand van de uit de bronnen verzamelde informatie is een onderzoeksstrategie afgeleid en wordt aannemelijk geacht dat deze representatief is voor de locatie.

I

Er wordt op gewezen dat de geraadpleegde bronnen mogelijk onvolledig zijri of dat niet alle

bronnen zijn geraadpleegd, doordat ze niet voorhanden waren. Hierdoor kan informatie

ontbreken.

11

I Opgesteld door Syncera De Straat B.V. 5 december 2005, Definitief

pagina 1

I

I I I

2

Vooronderzoek

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het vooronderzoek besproken. Dit resulteert in een hypothese over de mogelijke verontreinigir)gssituatie op de onderzoekslocatie. Het vooronderzoek is afgeleid van de NVN 5725 (bron 2). Gezien het verkennende karakter van dit onderzoek wordt informatie van het historisch gebruik op basisniveau voldoende geacht.

2.1

Beschrijving van de locatie

De oppervlakte van de locatie bedraagt circa 59.000 m'. Momenteel is de locatie in gebruik als park, school, speeltt4in, woningen met tuin, ijsbaan en openbare weg. De toekomstige bestemming is deels wonen, waarvan gedeeltelijk met tuin, openbaar groen en openbare weg.

I= r

2.2

Historische gegevens

Ten behoeve van het vooronderzoek zijn door de Milieudienst Midden-Hpiland gegevens aangeleverd. Tevens is gebruik gemaakt van informatie van omwonenden. Uit deze informatie komt naar voren dat het park met de Koningin Wilheiminaschooi, de speeltuin en verscheidene watergangen voorafgaand aan de aanleg deels in gebruik was als voetbalveld voor de v.v. Lekkerkerk. De woningen aan de Koninginneweg en de Marijkeweg zijn omstreeks 1953 gebouwd. Voorafgaand aan de bouw was de locatie in gebruik als weiland. De ijsbaan is in de crisisjaren aangelegd als werkverschaffingsproject. Voorafgaand aan de aanleg was de locatie in gebruik als weiland. De aanwezige sloten zijn gedempt met riet en zand. Op de locatie Koninginneweg 11 is een dansschooi gevestigd. Op de locatie Koninginneweg 13 zijn een kinderdagverblijf en een school gevestigd. Op 4 mei 2001 is hier een bovengrondse tank verwijderd. Dit is tegelijk met de sloop van de voormalige huishoudschool uitgevoerd. Op en in de directe omgeving van de onderzoekslocatie zijn verscheidene historische en verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd. Deze waren niet beschikbaar en zijn derhalve

1

niet ingezien.

kwilo

Uit d.e bodemkWaliteitskaart van de gemeente Nederiek (bron 7) komt naar voren dat de ijsb.aan deel uitmaakt van'zone 5: lintbebouwing. Het overige deel van de onderzoekslocatie maakt deel uit van zone 2: 1940-1980. In beide zones komen maximaal licht verhoogde concentraties zware metalen, PAK en EOX voor.

Opgesteld door Syncera Oe Straat B.V. 5 december 2005, Definitief

pagina 3

I I I

I I 11

I

I I I

r I I I I

I I

4

Bespreking onderzoeksresültaten

In dit hoofdstuk wordt de verontreinigingssituatie beschreven op basis van de onderzoeksresultaten. Vervolgens worden de onderzoeksresuitaten getoetst aan de in paragraaf 2.4 geformuleerde hypothese.

4.1

Interpretatie

Grond

In de mengmonsters van de bovengrond worden, met uitzondering van het mengmonster van het fundatiemateriaal (MM03: 0,08-0,5 m-mv) en het monster van puinhoudende grond (05-1: 0,0-0,3 m-mv), maximaal licht verhoogde concentraties zware metalen, PAK en minerale.olie aangetoond. Uit het chromatogram komt naar voren dat de verhoogde concentratie minerale olie samenhangt met het voorkomen van PAK verbindingen enlof van nature voorkomende humuszuren. In het mengmonster MM03 zijn licht verhoogde concentraties zink en minerale olie en een sterk verhoogde concentratie PAK aangetoond. De verhoogde concentraties hangen vermoedelijk samen met de samenstelling van het fundatiemateriaal van de Koninginneweg (mengsel van grind en repac). In het monster 05-1 zijn licht verhoogde concentraties nikkel, zink en minerale olie aangetoond. Tevens is een matig verhoogde concentratie PAK aangetoond. De verhoogde concentraties hangen vermoedelijk samen met de aangetroffen baksteenresten. In de mengmonsters van de ondergrond worden, met uitzondering van het mengmonster MM10 (0,5-1,3 m-mv) ffiaximaal licht verhoogde concentraties zware metalen, PAK, EOX en minerale olie aangetoond. Ui t het chromatogram komt naar voren dat de verhoogde concentratie minerale olie samenhangt met het voorkomen van PAK verbindingen enlof van nature voorkomende humuszuren. In het mengmonster MM10, afkomstig van het park, zijn licht verhoogde concentraties cadmium, koper, kwik, lood en nikkel aangetoond, Tevens is een matig verhoogde concentratie zink aangetoond. Na uitsplitsing van het mengmonster komt naar voren dat de verhoogde concentraties volledig veroorzaakt worden door deelmonster 33-3 (0,13-1,3 m-mv). In dit deelmonster zijn licht verhòogde concentraties cadmium, koper, kwik, een matig verhoogde concentratie lood en een sterk verhoogde concentratie zink aangetoond. Zintuiglijk zijn geen puindeeltjes waargenomen. Aangezien er,00k geen aanwijsbare historische bron aanwezig is, kan op dit moment geen eenduidige oorzaak van de verhoogde concentraties worden aangegeven. Grondwater In het grondwater uit de peilbuizen 01 en 04 t/m 07 zijn licht verhoogde concentraties arseen aangetoond. Aangezien in de grond geen verhoogde concentratie arseen is aangetoond, is de licht verhoogde concentratie arseen in het grondwater toe te schrijven aan natuurlijke bodemprocessen.

Opgesteld door Syncera De Straat B.V. 5 december 2005, Definitief

pagina 9

I 1,

I I

In het grondwater uit peilbuis 04 is daarnaast een licht verhoogde concentratie cis-1,2dichlooretheen áangetoond. De herkomst van deze licht verhoogde concentratie is onbekend. In het grondwater uit peilbuis 05 is naast de licht verhoogde concentratie arseen tevens een licht verhoogde concentratie chroom aangetoond. De herkomst van deze licht verhoogde concentratie is onbekend.

I

De overige onderzochte parameters zijn niet in verhoogde concentraties ten opzichte van de streefwaarden enlof detectiegrens gemeten.

I

Asbest In de onderzochte monsters van het fundatiemateriaal van de Ko ninginneweg (15-2) en de ijsbaan (17-2) zijn geen asbestvezels aangetoond. Zintuiglijk is ook geen asbestverdacht materiaal aangetoond. Ondanks dat het asbestonderzoek indicatief is uitgevoerd, vormen voorgaande resultaten voldoende aanwijzingen om te stellen dat de locatie niet asbestver-

01,

dacht is. Waterbodem Er zijn geen kwaliteitsgegevens van de waterbodem voorhanden. De geschatte slibdikte varieert van circa 0 cm (SL1) tot 20 cm (SL6). Het slib is zwak tot sterk zandig en zwak riethoudend.

I 11

4.2

Toetsing hypothese

Op basis van de onderzoeksresuitaten wordt de hypothese onverdacht formeel verworpen. De licht tot sterk verhoogde concentraties vormen echter geen aanleiding de onderzoeksstrategie te herzien. Wel is er sprake van een aanleiding tot nader onderzoek van de locaties met matig tot sterk verhoogde concentraties.

4.3

I I 1

4

Toetsing Bouwstoffenbesluit

Aangezien de monstername en analyses niet conform het Bouwstoffenbesluit zijn uitgevoerd, zijn de onderstaande uitspraken over hergebruiksmogelijkheden.indicatief. De analyseresuitaten zijn getoetst aan de samenstellingswaarden van het Bouwstoffenbesluit (bron 5). De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 3. Uit de toetsing blijkt dat voor de stoffen PAK, EOX en zware metalen de samenstellingswaarden voor schone grond wordt overschreden. Gezien de overschrijding van de samenstellingswaarden voor de anorganische parameters, zijn uitloogproeven noodzakelijk om de hergebruiksmogelijkheden van een deel van de vrijkomende grond vast te stellen. Aangezien voor een aantal mengmonsters voor de stoffen PAK en/of minerale olie de samenstellingswaarden voor bouwstoffen wordt overschreden, kan een deel van de vrijkomende grond niet worden hergebruikt.


pagina 10

I I

I I

Uit een indicatieve toetsing van het asfalt aan het samenstellingswaarden voor bouwstoffen anders dan grond komt naar voren dat het asfalt ter plaatse van-het park en de ijsbaan

1__ á

zowel koud als warm her te gebrujken is. Het asfalt van hef Baanderspad)s niet toepasbaar (teerhoudend).


pagina 11

I 11]

Conclusies en aanbevelingen

I

Op basis van de onderzoeksresuitaten worden de volgende conclusies getrokken:

I -

In de boven- en ondergrond zijn over het algemeen maximaal licht verhoogde concentraties zware metalen, PAK, EOX en minerale olie aangetoond. Plaatselijk zijn matig tot

sterk verhoogde concentraties lood, zink en PAKgemeten. -

In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties arseen aangetoond. Plaatselijk zijn

tevens licht verhoogde concentraties chroom en cis-1,2-dichlooretheen gemeten.

F,

-

Op basis van de onderzoeksresuitaten wordt de locatie in milieuhygiënisch opzicht ge-

schikt geacht voor de huidige en toekomstige bestemmingen. Vervolgonderzoek naar

10

de matig tot sterk verhoogde concentraties wordt wel noodzakelijk gea.cht. -

Door de aard en concentraties van de in de grond aanwezige sto ffen kent bij eventuele

graafwerkzaamheden vrijkomende grond een beperkt hergebruik.

I Aan de hand van bovenstaande conclusies worden de volgende aanbevelingen gedaan:. -

I

Het verdient aanbeveling om tijdens grondwerkzaamheden alert te zijn op een eventuele onvoorziene verontreiniging van de bodem.

-

Aanbevolen wordt om een vervolgonderzoek uit te voeren en dit te richten op de matig tot sterk verhoogde concentraties lood, zink en PAK en de aanwezigheid van een

I

slootdemping ter plaatse van boring 25. -

Indien vrijkomende grond elders wordt hergebruikt kan aanvullend onderzoek conform het Bouwstoffenbesluit noodzakelijk zijn om de uiteindelijke hergebruiksmogelijkheden

11

van de grond vast te stellen. Aanbevolen wordt om in overleg met het bevoegd gezag (de gemeente waar de grond wordt toegepast) de definitieve onderzoeksstrategie vast

I

te stellen.

7_,

I

I I I

I Opgesteld door Syncera De Straat B.V. 5 december 2005, Definitief

pagina 13

Projectnaam Projectcode

NEN Plan Park

BOSA0413

1Pabel 1: Aangetroffen gehaltes (mokg d.s.) in grond met beoordeling

al,

1,

mmoi

MMO2

MM03

MM04

Monsternummer

34,35,53

11,12,37

Boring

61,62,53

38,4 41

ZS1H2

ZS1H1

ZSIH1

Bodemtype

ZS2H1

GR3BA2

W02GR1 0

Zintuiglijk

W02

W02

Van (cm-mv)

0

0

Tot (cm-mv) Humus (% op ds) Lutum (% op ds)

50

50

8 50 1,6

5,3

6,7

4,1

6,8

27

7

3

5,4

4

<

Arseen [As]

Cadmium [Cd]

0,4

<

0,4

Chroom [Crl Koper [Cu] Kwik [Hgl Lood [Pbl

15 17 0,13

<

15

< <

I I,

13

7,6

Zink [Znl

110

0

64

0,02 0,02 0,02 0,02 0,12 0,03

<

0,02 0,03 0,02

0,41

Benzo(b)fluorantheen

0,49

Benzo(k)fluorantheen

0,21

Benzo(a)pyreen Dibenzo(a,h)anthraceen Benzo(9,hJ)peryleen

0,29 0,08 0,22

lndeno-(1,2,3-c,d)pyreen

PAK 16 EPA

0,22 2,3 3,3

EOX

0,18

Minerale olie Clo - C12 Minerale olie Cl 2 - C22

5 10

Minerale olie C22 - C30

20

0,32 0,31


15

Minerale olie (totaal)

45

Drone stof

80,5

0

22

0,31

0,68

0,02

0,13 0,03

4,3

0113

0,44

13

0,46

0,33 0,22 0,23 0,37 0,16 0,20 0,05 0,16 0,16

8,6 8,4

0,33 0,26

7,1

0,24

9,0

0,36

3,9

0,16

7,0 1,5

0,26 0,07 0,19 0,18

1,7

<

3,8 4,1

0

0,15

<

5

0

10 10 25 50 89,2

53

++

1,9

74

2,7

-

0,24

0,20

<

5 30

<

40 0

50 120 89,8

< < <

0,04

2,1

2,5 -

0,09 0,43

< <

<

6,1

0

0,02 0,02 0,02

0,02

0,55

Pyreen Benzo(a)anthraceen Chryseen

PAK1OVROM

'I

0,05

39

Fluorantheen

<

0,05

8,1

Fenanthreen Anthraceen

15

0,09

24

Fluoreen

< <

6,8

9,4

< <

0,4

4 < <

5

54

Acenafteen

I

15

50

6,0

Nikkel [Ni]

Acenaftyleen

410

6,0 0,4

28

Naftaleen

I

conform de Wet Bodembescherming

0

5 15

20 40 70 88,6

0

<

0

I 1 Tabel 2: Aangetroffen gehaltes (mokg d.s.) in grond me.t beoordeling conform de Wet Bodembescherming MM08 36 GZ1

1

Monsternum mer Boring Bodemtype Zintuiglijk Van (cm-mv) Tot (cm-mv) Humus (% op ds) Lutum (% op ds)

16,43,44 ZS1H2

MM06 18,46,70

MM07

KZ1H1

repac

29,31

W01KL8R06

W01ZAg

-

4 50

0

3,4 6,2

3,9 26

5 40 0,7 1,9

50

4 0,4

< <

<

15

<

0,05 13 7,4 20

<

6,5 0,07

<

13

<

31

<

PAK1OVROM PAK 16 EPA

0,02 0,02 0,02 0,02 0,02 0,02 0,06 0,05 0,03 0,04 0,05 0,02 0,03 0,02 0,02 0,02 0,24 0.35

0.02 0,02 0,02 0,02 0.02 0,02 0,03 9,02 0,02 0,02 0,03 0,02 0,0200 0,02 0,02 0,02 0,2 0,3

EOX

0.11

Minerale olie Cl 0 - Cl 2 Minerale olie Cl 2 - C22 Minerale olie C22 - C30 Minerale olie C30 - C40 Minerale olie (totaal)

5 5 5 5

Droge stof

84,3

Arseen [As] Cadmium [Cd] Chroom [Crl Koper [Cul Kwik [Hgl Lood [Pbl Nikkel [Ni] Zink [Zn]

4 0,4

<

15 5

Naftaleen Acenaftyleen Acenafteen Fluoreen Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen Pyreen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(b)fluorantheen Benzo(k)fluorantheen Benzo(a)pyreen Dibenzo(a,h)anthraceen Benzo(g,h,i)peryleen lndeno-(1,2,3-C,d)pyreen

20

<

,

<

11

< < < < <

< <

< < <

< <

<

12

60 2,1

2,6

4

<

1,6 15

0

28 0,05 13 29 34

6,3 0,4

< 0 < <

23 55

0,53 0,60 1,2

< <

8,5

< <

1,5 1,6

0

20 29

0.1

<

0,27

< < <

5 5

5 10 15

<

5 30

< <

5

-

20

65 95

81,3

85,9

1

3,9 1,7 2,6 ó,55

0,19

5

0

3,1

0,50 1,0 0,18 0,87 0,88 5,9

<

1

0,19 0,12 0,33 0,25 0,94 0,32 4,9 3,9 2,9

0,02 0,05 0,04 0,03 0,20 0,04 1,1

<

28 0,05

.

< < 0

15

0

1,3 <

15

0

<

70 85 0

190

90,5

0

I 01

I I

7

Tabel 3: Aangetroffen gehaltes (mgfkg d.s.) in grond met beoordeling conform de

't

mmio

mmi 1

01,08,09

12,39,44

27,28,31

Boring

33,34,35

VKI PL6

KZ1H1

v

Bodemtype

KS2H1

GR1VE1W01

wol

H01

50 100

80

Tot (cm-mv)

50 150

50 130

5,8

16,5

4,5

48,6

Humus (% op ds)

24

28

15

17

12

20

-

7,2

14

Arseen [As]

1,7

0

0,4

0,4

Cadmium [Cd]

0,4

33 20

49

-

23

26

.67

0

0,38

0

15 0,22

17

0,18

280 44 740

0

46 20 90

13

Zink [Znl

45 33 100 0,02

0,02

< <

Acenaftyleen

0,02 0,02

0,02

Naftaleen

0,04

0,02

0,02

<

Acenafteen

<

0,02 0,08

<

0,02

Fluoreen Fenanthreen

0,02 0,06 0,02 0,13 0,10 0,06 0,06 0,09 0,04 0,05 0,02 0,05 0,04

<

0,02

<

0,91

0.19 2,3

PAK 16 EPA

0,50 0,78

1,3

3,2

EOX

0.17

0,26

0,13

Minerale olie Cl o - Cl 2

5 15

5 10 10 55

5

80

35

52,7

79,5

Van (cm-mv)

luturrLrlo 2p ds

Chroom [Crl

Koper[Cul Kwik [Hgl Lood [Pbl Nikkel [Ni]

Anthraceen Fluorantheen Pyreen Benzo(a)anthraceen

Chryseen Benzo(b)fluorantheen Benzo(k)fluorantheen Benzo(a)pyreen Dibenzo(a,h)anthraceen Benzo(g,hJ)peryleen indeno-(1,2,3-c,d)pyreen

PAK 10 VROM

Minerale olie Cl 2 - C22


10 35 65

Droge stof

72,0

Minerale olie C22 - C30 Minerale olie C30 - C40

11,10-

'I

.1

MM12

mmog

Monsternummer

Zintuiglijk

9,

Wet Bodembescherming

0,21

0,15 0,12 0,16 0,17 0,08 0,10 0,02 0,07 0,09

<

0

0 +

150

<

0,11

27 44 <

0,02

0,20 0,05 0,56 0,40 0,29 0,28 0,41

0,18 0,28

0,07 0,21

0

<

10 15 10

0

0,03 0,03 0,03 0,03 0,03 0,03 0,05 0,04 0,03 0,03 0,04 0,03 0,03 0,03 0,03 0,03 0,32 0,48

<

< < < <

<

<

<

<

< <

0,43

>S

10

<

10 10 10

<

30 31,4

< < <

I Tabel 4: Aangetroffen gehaltes (mokg d.s.) in grond met beoordeling conform de Wet WIU[IZSLCI 9 au§ 111 lm,

Boring Bodemtype Zintuiglijk Van (cm-mv) Tot (cm-mv) Humus (% op ds)

-

lutum (% op ds) Arseen [As] Cadmium [Cd] Chroom [Crl Koper [Cul Kwik [Hgl Lood [Pbl Nikkel [Ni] Zink [Zn] Naftaleen Acenaftyleen Acenafteen Fluoreen Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen Pyreen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(b)fluorantheen Benzo(k)fluorantheen Benzo(a)pyreen Dibenzo(a,h)anthraceen Benzo(g,h,i)peryleen indeno-(1,2,3-c,d)pyreen

PAK1OVROM PAK 16 EPA

...... . 17,19,21 KS2 ZAg 50

-

13,14,15

.

46,47,49

4142,50 -

KS2H1 VE6

KS2 ZA9BA6 50 130

40

28

100 5,5 34

0,4

8,2 0,4

100

6.9

17

0,26 52 28 88 < < <

<

<

v

4

70 150 23,2

19

14

11

28 0,4. 35 20 0,18 30 32 98

0,4 28

41 19

37

0,02 0.02 0,02 0,02 0,02 0,02 0,12 0,10 0,04 0,04 0,07 0,03 0,05 0,02 0,04 0,04. 0,39 0,59

Bodembescherming

18

0,15

0,16

30 34 75

33

24 100

-

0,02. 0,02 0,02 0,02

<

0,02 0,02 0,02 0,02 0,02 0,02 0,02 0,02 0,02 0,02 0,02 0,02 0,2 0,3

<

< <

< <

< <

< < <

<' < <

< < < <

0,30

0,02 0,02 0,02 0,04 0,27 0,05 0,74 0,52 0,29 0,34 0,36 0,16 0,25 0,05 0,15 0,18 2,4 3,4

0,02 0,02 0,18 0,08 0,33

< <

0,09 0,02 0,06 0,06

0

1,1

1,5

5 5

< <

5

< < <

5

<

5

<

5

<

20

<

25

<

<

10

5

5

<

5

5 20

< <

25 40

Droge stof

66,5

79,3

Li

0,24 0,15 0,10 0,13 0,06

5

5 5

_64,8

< <

0.26

Minerale olie Clo - C12 Minerale olie Cl 2 - C22 Minerale olie C22 - C30 Minerale olie C30 - C40 Minerale olie (totaal)

0

0,02 0,02

<

0,23

<

<

O'l

EOX

5

<

0

40,2

'

101

I

I I I

i Wet Bodembescherming Tabel 5:.Aangetroffen gehaltes (mglkg d.s.) in grond met beoordeling con.form de

I

MM17

MM18

mmig

Zb,ZO,Zu

V.2

Bofing

22,23,24

v

v

VK1

zsi

Bodemtype

H01 140 200

H01 200

BA2PUIZAg 60 100

BA2GR2K01 100 150

48,7 9,9

7

4,8

13,2

7,5

3.1

Zintuiglijk

Van(cm-mv) Tot (cm-mv) Humus (% op ds)

,

1

Lutum (%op ds)

6

Arseen [As]

4

Cadmium [Cd]

0,4

Chroom [Crl

12

8,0

5,8

0,4

0,4

16 12 0,15

15 23

29

Kwik [Hgl

15 5 0,10

Lood [Pbl

13

25

5,2

17

Zink [Znl

22

85

38 26 75

Naftaleen Acenaftyleen

0,02 0,02 0,02 0,02 0,03 0,02 0,09 0,07 0,05 0,04 0,06 0,03 0,04 0,02 0,02 0,02 0,33 0,47

Koper[Cul

Acenafteen Fiuoreen

Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen

Pyreen B enzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(b)fluorantheen Benzo(k)fluorantheen Benzo(a)pyreen

Dibenzo(a,h)anthraceen Benzo(g,h,i)peryleen lndeno-(1,2,3-c,d)pyreen

PAK1OVROM

1

250

0,4

Nikkel [Ni]

I*

PAK 16 EPA

< <

< < <

<

<

0,82

0,1

<

0,56 0,58

0,1

< <

0,02 0,28

2,4

0,12

2,3

0,30

0,1

0,21

1,7

0,49 0,46 0,32 0,35 0,58 0,25 0,37

2,8

0,32 ,

0, 28

0,18 0,08

< <

0,10 0,05

<

0

0,92

>S

0,32

<

5


5

10 10 10

< <


< <


5

< <

10

45

< <

46,4

1

'11,

9

21,7

<

0

<

1,9 1,1 1,1

1,4

<

0,60 0,95 0,19 b,57 0,56

0

11

0

15

3,7

5

Droge stof

2,5

5,3 7,7

Minerale olie Cl 0 - Cl 2

20

0,1

0

0,27

0,26 0,26

0,06 0,ó6

0,21


25 93

0

0,1

1,0

<

-

<

0,1

0

0,10 18

<

0,05 0,05

<

17

0,13

EOX

P

11

MM20

KA~foirnairnmpr

0,49

>s

5

5

<

30 170 320 520

5

5

< <

5

<

20

<

69,8

>S

0

69,3

1 Tabel 6: Aangetroffen gehaltes (mglkg d.s.) in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming MM22 42

Monsternummer Boring Bodemtype Zintuiglijk Van (cm-mv) Tot (cm-mv) Humus (% op ds) Lutum (% op ds)

MM2105

Arseen [As] Cadmium [Cd] Chroom [Crl Koper [pu] Kwik [Hgl Lood [Pbl Nikkel [Ni] Zink [Zn]

4 0,4 15 16 0,14 25

< <

17

0 0

Naftaleen Acenaftyleen. Acenafteen Fluoreen Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen Pyreen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(b)fluorantheen Benzo(k)fluorantheen Benzo(a)pyreen Dibenzo(a,h)anthraceen Benzo(g,hJ)peryleen lndeno-(1,2,3-c,d)pyreen PAK 10 VROM PAK 16 EPA

0,25 0,03 0,30 0,53

33

0,41 0,58

EOX

0,16

0,11

Minerale olie Cl 0 - Cl 2 Mineráie olie C12 - C22 Minerale olie C22 - C30 Minerale olie C30 - C40 Minerale olie (totaal)

5

5

15 15 20 50

5 5

Droge stof

-

zsi

KZ3H1 0 30 3 3

1,5

-

7,1

1,3 7,3

8,9 0,4 15 28 0,07

<

13

<

22 95

0

0,02 0,02 0,02 0,02 0,05 0,02

< < <

0

<

0,11

0,08 0,05 0,06 0,06 0,03 0,04 0,02

5,1

2,4 2,5 1,9 0,84 1,5

0,27 0,94 0,90 25

81,6

'I

PU3GR1K01 40 80 9.4

WO1BA2GRI

99

.

0,03 0,03

5 0

20

< < <

< <

75,4

11

'I

7 [A

Tabel 7: Aangetroffen gehaltes (mgtkg d.s.) in grond met beoordeling gonform de Wet Bodembescherming

Monsternummer

33-3

34-3

35-2

Boring

33

34

35

Bodemtype

KS2H1

KS2HI

KZ11 H2

GRII

-

Zintuiglijk

VEIWO1

Van (cm-mv)

80 130

70 100

50 100

16.5

16.5

16,5

28

28

28

Tot (cm-mv) Humus (% op ds) Lutum (% op ds)

16

-

31

Cadmium [Cd]

1.5

0

0.4

<

0,4

<

-

51

-

0

17

-

58 20

-

Chroom [Cr] Koper [Cul

44 66 0,34

0

0,09

-

0,12

-

Kwik [Hgl

+

26 36 96

-

21

-

Lood [Pb]

420

-

36 75

-

Zink [Zn]

34 1100

Droge stof

61,6

Nikkel [Ni]

I

6,9

Arseen [As]

++

-

-

-

58,9

69,3

Toelichting bij de tabel:

Toetsing: < = kleiner dan de detectielimiet -

= kleiner of gelijk aan de streefwaarde (S)

0 +

= groter dan S en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T)

++

= groter dan 1

>S

= groter dan de streefwaarde er is geer) interventiewaarde (trigger)

= groter dan T en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde

(1)

Zintuiglijke waarn.emingen:

PU= puin, BA= baksteen, GR= grind, HO= hout, KL= klei, KO= kolen, PL= planten, RO= roest, VE= veen, WO= wortels, ZA= zand

I

"P

I

I-

I

Gradatie: 1=zwak, 2=matig, 3=sterk, 4=uiterst, 5=volledig, 6=sporen, 7=resten, 8=brokken, g=laagjes

I

Tabel 8: Voor humus en lutum gecorrigeerdè normen voor grond van de Wet Bodembescherming (mglkg d.s.)

lutum (% ot) ds

1.

1,9

1

3

'

2:6

1

1

55 18

132 56

210 94

56 19

134 58

213 98

7.1

0,21

3,6

3,7

7.1

55

198

7 341

0,21

341

56

78 316

13

44

13

61

187

76 313

64

203 46 195

349 78 326

1

21

40

1

21

40

758

1500

3,5

6,9

0,21

3.6

190 42 174

328 71

55 13

292

61

198 46 189

21

40

1

21

40

17

Kwik [Hgl

0,21

Lood [Pb]

53 12 57

PAK1OVROM

1

EOX

0,3

Minerale olie (ti

10

Zink [Zn]

0,49

18

Koper[Cul

Nikkel [Ni]

17

7,1

134 56

129 52

1000

10

505

1000

11

25

7,4

.4

0,3

0,3

0,3

505

33

32

56

54

1

3,8

204 87

Chroom [Crl

3,7

T 24

32 7 213 94

6,5

s 17

24

30

3,5

1

0,47

17 0,46

16 0,44

23

Cadmium [Cd]

Arseen [As]

3 3

2-1

1,6

0,7

humus (% op ds)

530

1050

15

Tabel 9: Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming (mokg d.s.) humus (% op ds)

3,4

3,9

lutum (% op ds)

6,2

26

4 19

4,1

6,8

T

s

T

51

24

35

46

37

0,63

9,4

4,3

8,2

245 104

5 211

19 0,54

28

10 388 174

64 22

153 68

242

91

334 152

0,29

5

9,8

0,27

4,6

9

3,9

7,6

80 36 134

289 126

73 29 113

264 102 347

581

220 59 235

380

411

499 216 688

456 174

226

372 97 379

0,23 61 17 77

21

40

1

21

40

1

21

40

1

21

40

1035

2050

s

T

36

27

39

7,9

0,68

5,4

Koper[Cul

21

150 65

237 110

102 33

Kwik [Hg] Lood [Pb]

0,23

3,9

7,5

60

216

Nikkel [Ni]

16

57

Zink [Zn]

74

PAK1OVROM

1

EOX

0,3

minerale olie (totaal)

17

s

T

Arseen [As]

19

27

Cadmium [Cd]

0,52

4,2

Chroom [Crl

62

1

1

88 29

,

1700

20

985

20

1950

1

114

101

393

0,3

0,3

0,3

859

s

1

1010

2000

21

1

Tabel 10: Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor gropd van de Wet Bodembescherming (mglkg d.s.) humus (% op ds)

4,5

4,8

5,3

lutum (% op ds)

15

3,1

2,7

s

T

Arseen [As]

23

33

43

Cadmium [Cd]

0.61

4,9

9,2

Chroom [Crl

80 27

192 84

304

0,26

4,4

141 8,6

70 25 102

252 88 312

434 150 523

PAK1OVROM

1

21

40

EOX

0,3


23

Koper[Cul Kwik [Hgl Lood [Pbl Nikkel [Ni]

Zink [Znl

1

s

T

2250

34

s

T

34 8

18

26

0,54

4,3

1

s

T

35

31

45

8,1

0,77

6,1

1

1

18 0,53

26

56 20

135 62

214

55 20

133 62

211 105

118 39

283

104

122

58 12 448 205

0,22

3,7

7,2

0,22

3,7

7,2

0,32

5,6

11

58

361

79 342

58 13 66

210 45 203

362 76 340

90

67

210 46 204

44 160

324 154 492

559 264 823

1

21

40

1

21

40

1

21

40

1389

2750

13

4,3

24

0,3

0,3

0,3

1136

5,5

1212

2400

1

27

1338

2650

1

28

1-

Tabel 11: Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming (mglkg d.s.) humus (% op ds)

5,8

6,7

6,9

lutum (% op ds)

24

7

28

1

EOX

0,3


29

1

2900

4,1

7,9

65

233

402

18

61

105

443

83

255

427

21

40

1

2 1

40

1768

3500

17 81

60 249

85 38 144

1

21

40

34

1

0,24

530 228 742

0,31

397 102 417

1

133

1

1

1692

3350

1742

35

,

>

1

0,3

0,3

0.3

1465

10

308

7,8

231

40

PAK 10 VROM

5,2

4

21

131

247 125

64

401

Zink [Znl

0,29

Kwik [Hg] Lood [Pb]

156 75

0,23

498 204 672

Nikkel [Ni]

Koper[Cul

9,2

65 24

254 113

9,7

80 34

235 103 5 289 119

403 190

106 36

64 23

98 33

40

4,9

154 73

372 174

Chroom [Cr]

30

0,61

6

4.8

Cadmium [Cd)

21

11

42

0,75

30

0,6

5,6

55

29

21

11

39

0,7

[As]

T

39 9 243 123

51

27

A rseen

1

s

T

T

T

7,5

s

s

s

7

3450

35

,

Tabel 12: Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming (mglkg d.s.) humus (% op ds)

9,4

13,2

16,5

lutum (% op ds)

1,5

6

28

T

1

s

T

43

33

48

62

30

0,96

7,7

14

1

149 83

236 140

106 42

254

403 220

78

37

43 8 187 117

57

11

0,24

4,1

8

0,32

5,5

11

0,29

4,9

9,5

69 16

251 56

432 96

211

380 69 353

88

269

451

95 38 159

342 133 487

590 228 816

87 24 127

316 84 389

544 144 652

21

40

1,3

27

53

1,7

34

66

2,3

48

93

5858

11600

T

37

23

33

9,3

0,73

5,9

127 68

201

114

62 27

3,8

7,3

Nikkel [Ni]

0,22 61 12

220 40

Zink [Zn]

69

PAK 10 VROM

1

EOX

0,3

T

Arseen [As]

19

28

Cadmium [Cd]

0,62

5

Chroom [Cr]

53 22

Kwik [Hg] Lood [Pb]

1

s

s

s

Koper[Cu]

1

.


1

47

23,2 14

2374

4700

1

1

*

3333

6600

1

83

15

296 197

0,3

0,3

0,3

66

131

1

4166

8250

1

116

Tabel 13: Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming (mglkg d.s.)

's

humus (% op ds)

1

1.7

48,6

1

1

1

lutum (% op ds

s

19

s

T

39

56

1,5

12

171

78 24 319 287

70 50

168 158

T 60 13 202

I

73 23 265 265

Arseen [As]

41

Cadmium [Cd]

1,6

Chroom [Crl Koper [Cul

84 54

Kwik [Hgl Lood [Pbl

0,34

5.8

11

0,31

5,4

11

419

722

Nikkel [Ni]

116 27

95

162

109 20

394 70

678 119

Zink [Zn]

174

534

893

153

469

785

PAK1OVROM

3

62

120

3

62

120

EOX

0.3

Minerale olie (t

150

7575

15000

0,3

7575

15000

150

1,1 Toelichting bij de tabel:

De toetsingsnormen zoals vermeld in de Wet B odembescherming worden gecorrigeerd voor de geldende lutum- en humuswaarden. In bovenstaande tabel worden de normen gegeven bij de voorkomende lutum- en humuswaarden in dit onderzoek.

S T 1

= Streefwaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming = Tussenwaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming = lnterventiewaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming

I Bijlage 3.3: toetsing. analyseresuitaten grondwater conform Wbb (inclusief normtabel)

I

'91

Projectnaam Projectcgde

NEN Plan Park

BOSA0413

Tabel 1: Aangetroffen gehaltes (ggli) in grondwater met beoordeling conform de Wet Bodembescherming 01-1-1

02-1-1

03-1-1

04-1-1

28-9-2005 6,74 353

28-9-2005

28-9-2005

28-9-2005

6,83

7,61

7,32

383

329

323

1

1

1

1

Tot (cm-mv)

180 280

170 270

120 220

140 240

Arseen [As]

13

0

Cadmium [Cd]

0,4

<

Chroom [Crl

1

Koper[Cu]

Nikkei [Ni]

5 0,05 10 10

Zink [Znl

20

Monsternummer Datum pH Ec (pS/cm) Filternummer

1

Van (cm-mv)

Kwik [Hgl

Lood [Pb]

11

11',

't

< < <

5 0,05 10 10

< < <

20

< <

I

<

0,2

<

0,2

8,5 0,4 1

5 0,05

10 10 20

< < <

< < <

16

0

0,4

< <

1

5 0.05

<

10 10

< < <

<

20 1

1

<

0,2 0,2

< <

0,2

< <

Tolueen Ethylbenzeen Xylenen (som)

0,2 0,2

<

0.2

0,5

<

0,5

< < <

Naftaleen (GC)

0,2

<

0,2

<

1,2-Dichloorethaan

O'l

O'l

O'l

O'l

cis-1,2-Dichlooretheen Trichloormethaan (Chloroform)

O'l

0.1

O'l

0,49

O'l

O'l

0,1

O'l

1,1,1-Trichloorethaan

O'l

O'l

O'l

O'l


O'l

0.1

0.1

O'l

Trichlooretheen (Tri)

O'l

O'l

O'l

O'l

Tetrachloormethaan (Tetra)

O'l

0.1

O'l

0.1

Tetrachlooretheen (Per)

O'l

O'l

O'l

O'l

Monochloorbenzeen

0.2

0,2

0,2

Dichloorbenzenen (som)

0,2

0,2

0,2

0,2 0,2


10

<


<


10 10 10

Minerale olie (totaal).

50


.

<

1

< <

< < <

BTEX(som) Benzeen

"I,0.

< <

8,7 0,4

1

0,2

< < <

0,5 0,2

10 10

<

10 10

< <

10 10 10 10

50

<

50

<

<

< < < < <

0,2

<

< <

0,5

< < <

0,2

<

0,2 0,2

10 10 10

10 50

0

<

< < <

<

1 Tabel 2: Aangetroffen gehaltes (gg/1) in grondwater met beoordeling conform de Wet Bodembescherming 07-1-

06-1-

28-9-200 5

Datum

28-9-200-

pH

6,59

28-9-2005 6,56

Ec (pS/cm) Filternummer Van (cm-mv) Tot (cm-mv)

399

409

459,

1

1

1

150 250

150

130 230

Arseen [As]

16

Cadmium (Cd]

0,4

Chroom [Crl Koper [Cul

1,2

5 0,05

Kwik [Hgl Lood [Pb] Nikkel [Ni]

10 10

Zink [Znl

20

BTEX(sorn) Benzeen

1

0,2

Tolueen Ethylbenzeen Xylenen (som)

0,2

Naftaleen (GC)

0,2.

1,2-Dichloorethaan

0,2

-6.62

250 0 < 0 <

< < < < < < < < < <

17

0

13 1

.1

5

5 0,05

0,05 10 io

10 10 20

20 1

1

0,2

0,2

0,2'

0,2

0,2 0,5

0,2

0,2

0,5 0,2

0,1

O'l

0.1

cis- 1, 2-Dich looretheen

O'l

0,1

0.1

Trichloormethaan (Chloroform)

O'l

O'l

O'l


O'l

0,1

O'l


0.1

O'l

O'l

Trichlooretheen (Tri)

0,1

O'l

0.1

Tetrachloormethaan (Tetra)

0.1

O'l

0,1

Tetrachlooretheen (Per)

O'l

0.1

0.1

Monochloorbenzeen

0,2

0,2

0,2

Dichloorbenzenen (som)

0,2

0,2

0,2


10 10 10 10 50

0,5

Minerale olie C12 - C22 Minerale olie C22 - C30 Minerale olie C30 - C40 Minerale olie (totaal)

<

< <

< <

0

0.4

0,4

10 10 10 10 50

< < <

< <

10 10 10 10 50

J-'

.11

< <

< <

1

<

Toelichting bij de tabel:

Toetsing:

<

= kleiner dan de detectielimiet

-

= kleiner of gelijk aan de streefwaarde (S)

0 +

= groter da n S en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T) = groter dan T en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde

++

= groter dan 1

>S

= groter dan de streefwaarde er is geen interventiewaarde (trigger)

(1)

*

ti

I

I Tabel 3: Grondwaternormen van de Wet Bodembescherming (jag/ij

g

1

s

T

Arseen [As] Cadmium [Cd] Chroom [Cr] Koper[Cu] Kwik [Hgl Lood [Pb] Nikkel [Ni] Zink [Znl

10 0,4

35 3,2

Benzeen Tolueén Ethylbenzeen

0,2

15

7

4 0,2 0,01

504 77 35 35

7

204

0,01 6 0,01 0,01

10

Xylenen (som) Naftaleen (GC) 1,2-Dichloorethaan cis-1,2-Dichlooretheen Trichloormethaan (Chloroform)

1,1j-Trichloorethaan

l

1,1,2-Trichloorethaan Trichlooretheen (Tri) Tetrachloormethaan (Tetra) Tetrachlooretheen (Per) Monochloorbenzeen Dichloorbenzenen (som) Minerale olie (totaal)

1

16

15

45 0,18 45 45

0,05 15

15. 65

24 0,01

.433

203 150 65 262

1

I, .

I*

I

1'

60 6 30 75 0,3 75 75 800 30 1000 150 70 70

400 20 400 300 130 500

5

10

0,01 7 3

20 94 27

40

50

325

600

Toelichting bij de tabel: S T

1

= Streefwaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming = Tussenwaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming = lnterventiewaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming

180 50

Bijlage 3 Archeologie

1 1.1

ARCHEOLOGIE Wettelijk kader

Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd: archeologisch erfgoed betreft onvervangbaar onderdeel van ons cultureel erfgoed. De Monumentenwet legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Monumentenwet behelzen o.a. het integreren van archeologie in de besluiten op het gebied van de Ruimtelijke Ordening (zoals omgevingsvergunning) en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen (art. 38 en 41 Monumentenwet). De Monumentenwet verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan of bij een omgevingsvergunning daarvan rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van een omgevingsvergunning voor bodemverstorende activiteiten in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Deze voorschriften kunnen betrekking hebben op archeologisch vooronderzoek dat de aanvrager van de vergunning moet laten uitvoeren. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving. De gemeente Nederlek heeft een eigen archeologiebeleid op 2 juli 2013 vastgesteld. Aan de hand van dit beleid is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is. Wanneer een archeologisch onderzoek niet verplicht is, zijn er geen belemmeringen van archeologische aard voor de voorgenomen ontwikkelingen. Wanneer een archeologisch onderzoek verplicht is, dienen verschillende stappen van onderzoek en besluitvorming gevolgd te worden. Deze stappen worden beschreven in de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg.

1.2

Onderzoek

In het kader van het ontwikkelbestemmingsplan IJsbaan Zuid te Lekkerkerk en omgeving wordt inzicht gegeven in de verwachtingswaarden en bijbehorend beleid in het bestemmingsplangebied. Hiervoor zijn de volgende bronnen geraadpleegd:  de gemeentelijke verwachtingen- en beleidskaart en de gemeentelijke beleidsnota archeologie (november 2010);  het Archeologisch Informatie Systeem II (Archis2) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed  historische en topografische kaarten (watwaswaar.nl).

1.3

Resultaten

In figuur 9-1 is een uitsnede van de archeologische beleidskaart van de gemeente Nederlek weergegeven. Volgens de Verwachtingen-en Beleidsadvieskaart is een groot deel van het plangebied vrijgesteld van onderzoek en geldt voor het uiterst zuidelijke deel één type archeologische verwachting (figuur 9-1):  Middelhoge archeologische verwachting (donker geel): hier kunnen archeologische resten uit de periode IJzertijd t/m Vroege Middeleeuwen voorkomen. Eventueel aanwezige resten bevinden zich op de oeverafzettingen van de Lek en kunnen direct onder met maaiveld aangetroffen

worden. Bij plangebieden met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en bodemingrepen dieper dan 50 cm is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Binnen en direct rondom het plangebied zijn geen archeologische vindplaatsen bekend. Uit onderzoek langs de Tiendweg blijkt dat de archeologisch kansrijke oeverafzettingen van de Lek zich direct onder het maaiveld bevinden. Uit onderzoek van historische kaarten is opgemaakt dat het plangebied tot tenminste de jaren 1940 als grasland in gebruik is geweest. Vanaf de topografische kaart uit 1958 is langs de zuidelijke grens bebouwing aanwezig. Waarschijnlijk betrof het hier houtbouw maar later werd het steenbouw. In de periode 1958 tot en met heden hebben er verschillende bouwen graafwerkzaamheden in het zuidelijke deel plaatsgevonden. Uit de boringen van een milieukundig onderzoek (Syncera De Straat, Verkennend bodemonderzoek Plan Park te Lekkerkerk, 2005) blijkt dat de bodem vanaf het maaiveld bestaat uit een pakket verstoord/opgebracht zand op een dunne laag klei op veen. Het blijkt dat de archeologisch kansrijke kleilaag gedeeltelijk is afgegraven tot een diepte van 50 cm en plaatselijk zelfs 1,1 m onder het maaiveld. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het oorspronkelijke bodemprofiel (grotendeels) vergraven is en dat de archeologische verwachting daarmee naar beneden bijgesteld kan worden.

Figuur 9-1:uitsnede uit beleidsadvieskaart

1.4

Conclusie en advies

Het blijkt dat voor uitsluitend het zuidelijke deel van het plangebied een middelhoge archeologische verwachting gold. Eventueel aanwezige archeologische resten werden direct onder het maaiveld verwacht. Uit bodemonderzoek blijkt dat een groot deel van de oorspronkelijke bodem is afgegraven en daarmee wordt de kans laag geacht op het aantreffen van nog intacte archeologische waarden. Gezien de lage archeologische verwachting wordt geadviseerd voor het plangebied geen archeologische dubbelbestemming op te nemen. Met inachtneming van het bovenstaande kan het bestemmingsplan voor het aspect archeologie worden vastgesteld.

Bijlage 4 Bijlagen van bestemmingsplan Parkwijk 2010

MILIEUKUNDIG BASISONDERZOEK Parkwijk te Lekkerkerk

Rapportnr. 0708003emh

Gouda, april 2007

Behandeld door: mevr. Ing. C.G. Speksnijder

Milieudienst Midden-Holland

Postbus 45

2800 AA Gouda

t: 0182 - 545 700


SAMENVATTING Midden in de dorpskern Lekkerkerk ligt een park en ijsbaan. Dit gebied zal worden herontwikkeld tot Parkwijk. Hiertoe zullen onder meer enkele flats worden gesloopt. Daarvoor in de plaats zal middelhoogbouw worden gerealiseerd. Daarnaast zal een zorglocatie worden gerealiseerd en een aantal grondgebonden woningen. In het plangebied is reeds een school aanwezig en wordt een kinderdagverblijf gerealiseerd. Onder de zorglocatie wordt een parkeergarage gepland. Dit onderzoek beschrijft de invloed op het plangebied van de volgende milieuaspecten: wegverkeerlawaai, industrielawaai, luchtkwaliteit, bedrijvigheid, externe veiligheid, bodem en leefbaarheid. Met betrekking tot wegverkeerlawaai is geconstateerd dat de geluidsbelasting op de woningen niet als optimaal is te kwalificeren. Reductie van het geluid is mogelijk door toepassing van een stiller wegdektype (bijvoorbeeld geluidarme klinkers of asfalt). Ten aanzien van industrielawaai is geconstateerd dat het plangebied voor een klein deel is gelegen binnen de geluidszone van het industrieterrein “Dammestraat”. Op dit deel zijn reeds woningen gevestigd. Aldus vormt het naastgelegen gezoneerde industrieterrein geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied. Uit de berekeningsresultaten luchtkwaliteit blijkt dat in het plangebied sprake is van een goede luchtkwaliteit. Er is geen sprake van een overschrijding van de jaargemiddelde grenswaarden voor NO2 of PM10. De grenswaarde 24-uursgemiddelde voor PM10 wordt in geen van de onderzochte jaren (zonder en mét plan) met meer dan de toegestane 35x overschreden. Gezien het bovenstaande wordt de realisatie van het plan conform het Besluit luchtkwaliteit 2005 toelaatbaar geacht. Vanuit bedrijvigheid zijn geen belemmeringen te verwachten voor het plangebied en ook de bedrijven worden niet in hun werkzaamheden belemmerd door het plangebied. Voor wat betreft externe veiligheid zijn er geen beperkingen door het transport van gevaarlijke stoffen over weg (N476), spoor, water en buisleidingen of door EV relevante bedrijvigheid ten aanzien van het plangebied. Met betrekking tot de bodem dient er rekening te worden gehouden met aandachtspunten, onder andere op het gebied van hergebruik van grond. Voor het benodigde vooronderzoek is reeds offerte aangevraagd door de Milieudienst. Ook dienen er aanvullende dan wel actualiserende onderzoeken plaats te vinden in verband met de ontwikkelingen van het plangebied. Voordat hiervoor offerte kan worden opgevraagd dienen de plannen voor het gebied concreet te zijn. Ten aanzien van leefbaarheid zijn aandachtspunten geformuleerd die een duurzaam en kwalitatief leefbaar plangebied mogelijk maken. Daarnaast wordt, gezien de woningbouwplannen van zowel Parkwijk als Tiendhoek II, aangeraden een nieuw terrein te zoeken voor de Rijvereniging en Ponyclub de Lekruiters.

0708003emh, Parkwijk te Lekkerkerk; definitief

2


INHOUD SAMENVATTING

2

1

INLEIDING

4

2

WEGVERKEERLAWAAI

6

3

INDUSTRIELAWAAI

11

4

LUCHTKWALITEIT

13

5

BEDRIJVIGHEID

16

6

EXTERNE VEILIGHEID

19

7

BODEM

21

8

LEEFBAARHEID

26

9

CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN

28

Bijlage I: Bijlage II: Bijlage III: Bijlage IV:

Invoergegevens wegverkeerlawaai Berekende geluidcontouren Kerkweg Invoergegevens luchtkwaliteit 2007, 2010 en 2020 Rekenresultaten luchtkwaliteit 2007, 2010 en 2020


3


1 1.1

INLEIDING

Aanleiding

De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien het laatste decennia steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren. De gemeente Nederlek is voornemens het park en de ijsbaan te ontwikkelen tot de locatie Parkwijk te Lekkerkerk. Hiervoor moet een vrijstellingsprocedure worden gevolgd. Deze procedure vereist dat wordt onderbouwd dat de ontwikkeling kan plaatsvinden binnen de geldende milieuwetgeving. Vanuit dat kader heeft de gemeente Nederlek de Milieudienst gevraagd een milieukundig rapport op te stellen.

1.2

Beschrijving

Midden in de dorpskern Lekkerkerk ligt een park en ijsbaan. Dit gebied zal worden herontwikkeld tot Parkwijk. Hiertoe zullen enkele flats worden gesloopt. Daarvoor in de plaats zal middelhoogbouw worden gerealiseerd. Daarnaast zal een zorglocatie worden gerealiseerd en een aantal grondgebonden woningen. In het plangebied is reeds een school aanwezig en wordt een kinderdagverblijf gerealiseerd. Onder de zorglocatie wordt een parkeergarage gepland. In figuur 1 is het plangebied door middel van een blauwe lijn weergegeven. In figuur 2 zijn de wegen in en om het plangebied weergegeven.

Figuur 1: Plangebied en omgeving 0708003emh, Parkwijk te Lekkerkerk; definitief

4


Figuur 2: Wegen in en om het plangebied

1.3

Afkadering

Dit Milieukundig Onderzoek richt zich op de volgende milieuonderdelen: ♦ Geluid (wegverkeerlawaai en industrielawaai) ♦ Luchtkwaliteit ♦ Bedrijvigheid ♦ Externe Veiligheid ♦ Bodem ♦ Leefbaarheid Van deze milieuonderdelen wordt de situatie in en rond het plangebied in kaart gebracht. Voor zover mogelijk worden de gevolgen van de nieuwe ontwikkeling meegenomen. Er wordt onderzocht en geadviseerd of deze milieuaspecten een rol moeten spelen bij de afweging of en op welke manier de ontwikkeling van het project Parkwijk doorgang kan vinden. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van de volgende gegevens: ♦ ♦ ♦ ♦ ♦ ♦

Topografische en kadastrale kaarten; Conceptschets Parkwijk, van Rothuizen van Doorn ‘t Hooft, van 11 december 2006. Verkeersmilieukaart gemeente Nederlek; Overzicht bedrijven uit het bedrijvenbestand van de Milieudienst; Bodem Informatie Systeem van de Milieudienst; Bedrijven en milieuzonering, Milieureeks no. 9, VNG Den Haag 1999;


5


2 2.1

WEGVERKEERLAWAAI

Wettelijk kader

Ter bepaling van de geluidsbelasting dient op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) iedere weg in beschouwing te worden genomen tenzij de weg binnen een woonerf gelegen is of voor de weg een maximum rijsnelheid van 30 km/uur geldt. De te beschouwen wegen hebben een zone: een aandachtsgebied waarbinnen een akoestisch onderzoek dient plaats te vinden. De grootte van de zones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de definitie van het gebied (buitenstedelijk of binnenstedelijk). Buitenstedelijk is het gebied dat buiten de bebouwde kom is gelegen en het gebied binnen de bebouwde kom voor zover liggend in de zone een autosnelweg. Het overige gebied is binnenstedelijk. Op grond van artikel 82 van de Wet geluidhinder bedraagt de voorkeursgrenswaarde op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen 48 dB. Op grond van artikel 83 van de Wet geluidhinder kan een hogere waarde worden vastgesteld dan de in artikel 82 genoemde 48 dB. Voor binnenstedelijk gebied bedraagt deze waarde ten hoogste 58 dB (op grond van artikel 83 lid 1). Voor buitenstedelijk gebied bedraagt deze waarde ten hoogste 53 dB (op grond van artikel 83 lid 1). Voor nieuw te bouwen woningen in binnenstedelijk gebied bedraagt deze waarde ten hoogste 63 dB (op grond van artikel 83 lid 2). Bij de realisatie van een agrarische bedrijfswoning in buitenstedelijk gebied bedraagt deze waarde ten hoogste 58 dB (op grond van artikel 83 lid 4). Alvorens aan bovenstaande waarden wordt getoetst, mag op grond van artikel 110g Wgh jo artikel 3.6 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 een factor van de berekende waarde worden afgetrokken: 2 dB voor wegen waarvan de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt en 5 dB voor de overige wegen. Daarnaast heeft de gemeente een eigen beleid bij het vaststellen van een hogere waarde van hoger dan 53 dB ten gevolge van het wegverkeerslawaai. De geluidsbelasting van tenminste één tot de desbetreffende woningen behorende buitenruimten mag niet meer dan 48 dB bedragen, tenzij overwegingen van stedenbouwkundige of volkshuisvestingsaard zich hiertegen verzetten. Indien de geluidsbelasting van de buitenruimte niet tot 48 dB kan worden beperkt moet de buitenruimte afsluitbaar worden gemaakt.

2.2

Onderzoek

De gevolgde rekenmethode voor het bepalen van de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai is conform de Standaard Rekenmethode II van bijlage III van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. Dit conform de artikelen 110d, 110e, 110f, eerste en tweede lid, 110g en artikel 110h van de Wet geluidhinder. De berekeningen zijn uitgevoerd met Geonoise versie 5.30 van DGMR Raadgevende Ingenieurs BV. Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van de Verkeersmilieukaart (VMK) met een prognose voor de toekomstige situatie (2020).


6


De volgende wegen in de directe omgeving van het plangebied zijn onderzocht: - Kerkweg; - Tiendweg Oost; - Wilhelminastraat; - Koninginneweg. De maximum snelheid op de Kerkweg bedraagt 50 km/uur. Deze weg heeft een zone met een breedte van 200 m. Aldus zijn enkele geprojecteerde woningen van het plangebied binnen de zone van de Kerkweg gelegen. Voor de overige onderzochte wegen geldt een maximum snelheid van 30 km/uur. Dit houdt in dat deze wegen niet getoetst hoeven te worden aan de eisen uit de Wet geluidhinder. Uit jurisprudentie blijkt echter dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening toch onderzoek gewenst is. Voor de bepaling van de geluidsbelasting van de betreffende wegen wordt geen aftrek conform artikel 3.6 RMV Geluidhinder 2006 toegepast. Verkeergegevens De verkeergegevens (prognose 2020) zijn afkomstig uit de Verkeersmilieukaart (VMK). In tabel I worden de verkeersintensiteiten weergegeven. In bijlage 1 zijn de invoergegevens voor het wegverkeerlawaai weergegeven. Tabel I: De onderzochte wegen en bijbehorende etmaalintensiteiten

Weg - traject Tiendweg Oost Wilhelminastraat Koninginneweg – Tiendweg* Koninginneweg - Kerkweg Kerkweg

Etmaalintensiteit prognose 2020 552 564 250 576 2628-5868

Wegdektype Fijn asfalt Fijn asfalt Klinkers Klinkers Fijn asfalt

* Voor de Koninginneweg richting Tiendweg Oost wordt er vanuit gegaan dat deze weg doodlopend wordt uitgevoerd. De gehanteerde verkeersintensiteit is gebaseerd op de verkeersaantrekkende werking ten gevolge van het plangebied.

In Figuur 3 is een overzicht gegeven van het rekenmodel met de ingevoerde wegen.


7


Figuur 3: Overzicht van het rekenmodel

2.3

Rekenresultaten

Figuur 4 geeft de contouren van de gecumuleerde geluidsbelastingen van de Tiendweg Oost, Wilhelminastraat en de Koninginneweg weer. De geluidscontouren zijn exclusief aftrek conform artikel 3.6 RMV 2006. In bijlage II is de geluidscontour van de Kerkweg weergegeven inclusief een aftrek van 5 dB conform artikel 3.6 RMV 2006.


8


Figuur 4: Contouren van de gecumuleerde geluidsbelastingen van de wegen

Uit de berekende contouren blijkt dat een deel van het plangebied gelegen is binnen de 48 dB-, en 53 dB-contour (exclusief aftrek conform artikel 3.6 RMV 2006) van de Tiendweg Oost, Wilhelminastraat en Koninginneweg. Een klein gedeelte van het plangebied is eveneens gelegen binnen de 58 dBcontour van de Koninginneweg. De hier berekende geluidsbelasting is 5 dB hoger dan de geluidsbelasting die wordt berekend in het kader van de Wet geluidhinder. De weergegeven geluidscontour dient ter bepaling van de geluidsbelasting in het kader van de vaststelling van de benodigde karakteristieke geluidwering (eisen uit het Bouwbesluit). Reductie van het geluid is mogelijk door toepassing van een stiller wegdektype (bijvoorbeeld geluidarme klinkers of asfalt).


9


2.4

Conclusie en advies

Uit de berekende contouren blijkt dat de geluidsbelasting van een deel van het plangebied hoger is dan 53 dB (ten hoogste 58 dB) ten gevolge van de Tiendweg Oost, Wilhelminastraat en Koninginneweg. Aangezien ter plaatse van de wegen een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt, is toetsing aan de Wet geluidhinder niet vereist. In het kader van de eisen uit het Bouwbesluit dient het binnengeluidniveau in leefruimtes ten hoogste 33 dB Lden te bedragen. Middels een aanvullend akoestisch onderzoek dient de geluidsbelasting te worden bepaald waarmee rekening dient te worden gehouden bij de vaststelling van de benodigde karakteristieke geluidwering van de gevels. Dit kan worden uitgevoerd door de Milieudienst zodra het definitieve ontwerp bekend is. Reductie van het geluid is mogelijk door toepassing van een stiller wegdektype (bijvoorbeeld geluidarme klinkers of asfalt). Geadviseerd wordt voor de leefkwaliteit van de omgeving voor een stiller wegdektype te kiezen.


10


3 3.1

INDUSTRIELAWAAI

Wettelijk kader

In de (directe) omgeving van het plangebied is het gezoneerde industrieterrein “Dammestraat” gelegen. Het is een industrieterrein overeenkomstig artikel 40 van de Wet geluidhinder. Op het industrieterrein kunnen zich bedrijven vestigen die worden genoemd in artikel 2.4. van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer (de zogenaamde grote lawaaimakers). Op grond van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder is rondom deze terreinen een zone vastgesteld, waarbuiten de etmaalwaarde van het gemiddelde geluidsniveau ten gevolge van alle bedrijven op dat terrein niet hoger mag zijn dan 50 dB(A). De zone is een planologisch aandachtsgebied, waarbinnen regels van kracht zijn, die aan zowel industriële activiteiten als aan woningbouw beperkingen opleggen. Indien woningbouw buiten het industrieterrein, maar binnen de wettelijke zone wordt geprojecteerd dan dient onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op deze woningbouw. Indien de geluidsbelasting meer dan 50 dB(A) bedraagt kan de gemeente Nederlek het besluit nemen om een hogere waarde op te leggen. De maximale hogere waarde voor nieuwe woningen bedraagt 55 dB(A).

3.2

Onderzoek

Figuur 5 geeft de wettelijk vastgestelde geluidszone rond het industrieterrein “Dammestraat” weer.

Figuur 5: Zonegrens en plangebiedgrens


11


Uit figuur 5 blijkt dat het plangebied voor een klein deel van het plangebied gelegen is binnen de geluidszone. Het deel van het plangebied dat binnen de geluidszone is gelegen heeft betrekking op bestaande woningen.

3.3

Conclusie en advies

De geprojecteerde bebouwing is voor een klein deel gelegen binnen de geluidszone van het industrieterrein “Dammestraat”. Uit de conceptschets blijkt dat binnen het voornoemde deel bestaande woningen zijn gelegen. Omdat een gedeelte van de gronden van het bestemmingsplan binnen de zone valt (de vastgestelde 50 dB(A) contour) en het bestaande woningen betreft kan er vanuit worden gegaan dat reeds een adequate hogere waarde ten gevolge van het industrieterrein is vastgesteld. Aldus vormt het naastgelegen gezoneerde industrieterrein geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.


12


4 4.1

LUCHTKWALITEIT

Wettelijk kader

De kwaliteit van de buitenlucht moet voldoen aan de kwaliteitseisen die zijn gesteld in het Besluit luchtkwaliteit. De normen zijn gebaseerd op de Europese Richtlijn luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit wordt getoetst aan de hand van grenswaarden voor een aantal luchtverontreinigende stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide, koolmonoxide, zwevende deeltjes (fijn stof PM10), benzeen en benzo-apyreen (bap). De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Concentraties worden direct langs de te beschouwen wegen berekend. Op 5 augustus 2005 is het nieuwe Besluit luchtkwaliteit in werking getreden. In het nieuwe besluit wordt in artikel 5 gesteld dat: “Concentraties die zich van nature in de lucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens, worden bij het beoordelen van de luchtkwaliteit voor zwevende deeltjes (PM10) buiten beschouwing gelaten.” De hoogte van deze aftrek van zeezout is vastgelegd in de Meetregeling luchtkwaliteit 2005. Ze omvat een vaste aftrek van 6 dagen voor het aantal dagen dat de 24-uurs-norm mag worden overschreden en een plaatsafhankelijke correctie op 3 de jaargemiddelde norm die varieert van 3 tot 7 µg/m . Voor de gemeente Nederlek bedraagt deze 3 aftrek 5 µg/m . In 2010 moet aan de grenswaarden (jaargemiddelde en uurgemiddelde concentratie) voor NO2 en in 2005 aan de grenswaarden voor PM10 (jaargemiddelde en 24-uursgemiddelde) worden voldaan. (zie tabel II) Tabel II: Grenswaarden luchtkwaliteit

stof

jaargemiddelde uurgemiddelde 24-uursgemiddelde

NO2

40 µg/m

3

PM10 40 µg/m

3

4.2

200 µg/m

3

n.v.t.

Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden over-

n.v.t. 50 µg/m

Opmerkingen schreden

3

24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden

Onderzoek

De voor de luchtkwaliteit relevante verkeerswegen zijn de volgende: ♦ ♦ ♦

Koninginneweg Wilhelminastraat Tiendweg-Oost

De Kerkweg is op een te grote afstand van het plangebied gelegen om relevant te zijn voor de plaatselijke luchtkwaliteit. Het plan betreft een herontwikkeling van een park met woningbouw. Een drietal flats met daarin 96 woningen zal worden gesloopt. In plaats daarvan worden 190 nieuwe woningen en een zorglocatie 2 met een vloeroppervlak van 600 m gerealiseerd.


13


Ten aanzien van de verkeersaantrekkende werking is uitgegaan van de volgende vervoersbewegingen: aantal woningen x 5 + aantal vierkante meters zorglocatie x 0,1 = circa 100 x 5 + 600 x 0,1 = 560 vervoersbewegingen ten gevolge van het nieuwbouwplan. Tengevolge van de realisatie van het plan zal de verkeersaantrekkende werking in 2010/2020 met 560 voertuigbewegingen toenemen (ten opzichte van de autonome situatie). Hiervan vindt 50 % plaats op de Koninginneweg (280 motorvoertuigen per etmaal) en op de Wilhelminastraat en Tiendweg-Oost met 25 % (140 motorvoertuigen per etmaal). De verkeersgegevens zijn afkomstig van de verkeersmilieukaart van de gemeente Nederlek. De berekeningen voor de luchtkwaliteit zijn uitgevoerd met het rekenprogramma CAR II, versie 5.1. Met dit programma zijn berekeningen voor de huidige situatie (2007) en de toekomstige jaren 2010 en 2020 uitgevoerd. Er is gerekend met een meerjaren meteorologie. De invoerparameters inclusief etmaalintensiteiten en wegen omgevingsparameters zijn opgenomen in de bijlage III. De luchtkwaliteit is direct naast de weg bepaald en de aftrek van zeezout is in de rekenresultaten reeds toegepast. De rekenresultaten zijn in bijlage IV weergegeven.

4.3

Rekenresultaten

In tabel III t/m V zijn de rekenresultaten voor de jaargemiddelde immissieconcentratie NO2 en PM10 alsmede het berekende aantal overschrijdingen van de grenswaarde voor de 24-uursconcentratie PM10 weergegeven. De uurconcentratie NO2 is niet berekend omdat er in Nederland geen sprake is van meer dan de toegestane 18 maal overschrijding van de grenswaarde van de uurconcentratie NO2. Tabel III: Overzicht jaargemiddelde concentraties voor NO2 en PM10 in µg/m en aantal overschrijdingen van de grenswaarde voor de 24-uursconcentratie PM10 op de Koninginneweg 3


Achtergrondniveau

Koninginneweg

Achtergrondniveau

Excl. plan Incl. plan Excl. plan Incl. plan Excl. plan Incl. plan

Koninginneweg

PM10

Jaargemiddelde immissieconcentratie Jaargemiddelde immissieconcentratie aantal overschrijdingen 24-uursgemiddelde

2020

Achtergrondniveau

NO2

2010

Koninginneweg

2007

28,0 Nvt 22,1 Nvt 18 Nvt

27,1 Nvt 22,0 Nvt 18 Nvt

26,8 27,2 21,0 21,0 16 16

26,1 26,1 20,9 20,9 15 15

23,4 23,6 19,8 19,8 13 13

22,9 22,9 19,7 19,7 13 13

14


Tabel IV: Overzicht jaargemiddelde concentraties voor NO2 en PM10 in µg/m en aantal overschrijdingen van de grenswaarde voor de 24-uursconcentratie PM10 op de Wilhelminastraat. 3

Achtergrondniveau

Wilhelminastraat

Achtergrondniveau


Wilhelminastraat

PM10


2020

Achtergrondniveau

NO2

2010

Wilhelminastraat

2007

27,8 Nvt 22,1 Nvt 18 Nvt

27,1 Nvt 22,0 Nvt 18 Nvt

26,7 26,8 21,0 21,0 16 16

26,1 26,1 20,9 20,9 15 15

23,3 23,4 19,8 19,8 13 13

22,9 22,9 19,7 19,7 13 13

Tabel V: Overzicht jaargemiddelde concentraties voor NO2 en PM10 in µg/m en aantal overschrijdingen van de grenswaarde voor de 24-uursconcentratie PM10 op de Tiendweg-Oost 3

4.4

Achtergrondniveau

Tiendweg-Oost

Achtergrondniveau


Tiendweg-Oost

PM10


2020

Achtergrondniveau

NO2

2010

Tiendweg-Oost

2007

27,4 Nvt 21,9 Nvt 18 Nvt

26,7 Nvt 21,8 Nvt 18 Nvt

26,2 26,4 20,9 20,9 15 15

26,1 26,1 20,8 20,8 15 15

22,9 22,9 19,6 19,6 13 13

22,5 22,5 19,6 19,6 13 13

Conclusies en advies

In het plangebied is sprake van een goede luchtkwaliteit. Er is geen sprake van een overschrijding van de jaargemiddelde grenswaarden voor NO2 of PM10. De grenswaarde 24-uursgemiddelde voor PM10 wordt in geen van de onderzochte jaren (zonder en mét plan) met meer dan de toegestane 35x overschreden. Gezien het bovenstaande wordt de realisatie van het plan conform het Besluit luchtkwaliteit 2005 toelaatbaar geacht.


15


5 5.1

BEDRIJVIGHEID

Wettelijk kader

Middels de Wet milieubeheer wordt milieuhinder in woonsituaties zoveel mogelijk voorkomen. Alle bedrijven en instellingen die in potentie hinder zouden kunnen veroorzaken moeten een vergunning hebben in het kader van de Wet milieubeheer. In aanvulling op de milieuvergunningen worden er in voorkomende gevallen ook afstanden vastgelegd tussen bedrijven en woonbuurten (woningen). Deze afstanden zijn naast de factoren aard en omvang van het bedrijf mede afhankelijk van de omgeving. Voor een rustige woonomgeving gelden andere afstanden (strengere eisen) dan voor andere gebieden, zoals drukke woonwijken, gemengde gebieden en landelijke gebieden. Het bestemmingsplangebied kan door de aanwezigheid van een spoorlijn en drukkere wegen gekarakteriseerd worden als een gemengd gebied. Een overschrijding van de wettelijke normen (qua geluidsbelasting, stof , geur en gevaar), zoals besproken in voorgaande en volgende hoofdstukken, is echter niet toelaatbaar. Bedrijven zijn in de VNG-publicatie ingedeeld in een viertal categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies. ♦ Categorie 1: grootste afstand 0 en 10 meter; ♦ Categorie 2: grootste afstand 30 meter; ♦ Categorie 3: grootste afstand van 50 tot 100 meter ♦ Categorie 4: grootste afstand van 200 tot 300 meter

5.2

Onderzoek

Met behulp van het inrichtingenbestand van de Milieudienst is geïnventariseerd welke bedrijven relevant kunnen zijn voor de geplande ruimtelijke ontwikkeling. Voor het bepalen van de milieuzones is in eerste instantie uitgegaan van de afstandnormen zoals opgenomen in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. Vervolgens is indien relevant middels dossieronderzoek en locatiebezoek naar de specifieke situatie van de inrichting gekeken.

5.3

Resultaten

In het plangebied is een school aanwezig en wordt een kinderdagverblijf opgericht. Voor kinderdagverblijven wordt in eerste instantie dezelfde hinderafstand als voor basisscholen gehanteerd, te weten 30 meter. Op kinderdagverblijven is het besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer van toepassing. Hierin is opgenomen dat stemgeluid van personen op een onoverdekt en onverwarmd terrein (zoals de buitenspeelplaats) buiten beschouwing blijft, tenzij het terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein. Dat betekent dat, zolang de buitenspeelplaats van het kinderdagverblijf niet aan vier zijden is omsloten met muren, de hinderafstand van 30 meter kan worden gehanteerd. In tabel VI zijn de relevante bestaande bedrijven in (de omgeving van) het plangebied weergegeven. Hierbij is in eerste instantie een bufferzone van 100 meter aangehouden. Doordat het industrieterrein Dammestraat in de nabijheid is gelegen is tevens gekeken naar de relevante bedrijvigheid binnen een zone van 300 meter van het plangebied. Opgemerkt wordt dat ten aanzien van geluid het industrieterrein Dammestraat wordt beoordeeld in het hoofdstuk industrielawaai.


16


Tabel VI: Relevante bedrijven

Straat

nr

Naam

Bedrijfsaard

SBI-code

Koninginneweg Koninginneweg

categorie

afstand

Onderdeel

Afstand tot locatie

11

Dansschool Huitema

Dansschool

9234.1

2

30

Geluid

In het plangebied

3

’t Gebouw

Dancing

554

3

50

Geluid

Circa 130 meter

Kerkweg

52

Garagebedrijf Van Vliet

Herstelinrichting

502

2

30

Geluid

Circa 80 meter

Kerkweg

100

Albert Heijn

Supermarkt

5211

1

10

Geluid

Circa 85 meter

Kerkweg

18

Brood/banketbakkerij

Banketbakkerij

5224

2

30

Geur

Circa 190 meter

Kerkweg

28

Slagerij M.J. Meijer

Slagerij

5222

2

30

Geur

Circa 160 meter

Kerkweg

105

C. Rijnsburger

Brood-/ banketbak-

5224

2

30

Geur

Circa 150 meter

5224

2

30

Geur

Circa 130 meter

Zijderlaan

kerij Luijtenstraat

13

J.T. Speciaalbakkerij

Banketbakkerij

Luijtenstraat

3

W. Verwaal

Visverwerkingsbedrijf

5223

2

30

Geur

Circa 210 meter

Luijtenstraat

30

Middelland Autoschade

Autospuiterij

5020.4

3

50

Geur

Circa 170 meter

Van Marken-

9

J. de Jager

Slachterij

1511

3

100

Geur

Circa 300 meter

straat


17


Zoals reeds uit de tabel blijkt liggen de meeste bedrijven op een dergelijk grote afstand van het plangebied dat hiervan geen belemmeringen worden verwacht. Tevens is het zo dat in alle gevallen reeds bestaande woningen op kleinere afstand zijn gelegen dan de woningen in het plangebied. Voornoemde woningen zijn maatgevend voor de milieuruimte van de omliggende bedrijven. Dansschool Huitema (Koninginneweg 11) Gezien de concept plantekening wordt er van uit gegaan dat de dansschool niet op de huidige locatie blijft bestaan. Er zijn dan ook geen belemmeringen.

5.4

Conclusie en advies

Vanuit bedrijvigheid zijn geen belemmeringen te verwachten voor het plangebied. Tevens is het zo dat in alle gevallen reeds bestaande woningen op kleinere afstand zijn gelegen dan de geplande woningen in het plangebied. Voornoemde woningen zijn maatgevend voor de milieuruimte van de omliggende bedrijven.


18


6 6.1

EXTERNE VEILIGHEID

Wettelijk kader

Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd: ♦ Het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers. ♦ Het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt. -6

Bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10 contour van het PR: ♦ langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd; ♦ rond bedrijven waarin opslag / verwerking gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Gevaarlijke stoffen worden vervoerd over de modaliteiten spoor, weg, binnenwater en door buislei-6 dingen. Er is sprake van knelpunten voor wat betreft het PR, indien er langs transportassen een 10 contour ligt. Er dient een verantwoording GR opgesteld te worden indien een bestemming gepland is binnen het invloedsgebied (200 m) van de transportas.

6.2

Onderzoek

Onderzocht is of in (de omgeving van) het plangebied EV-relevante situaties worden aangetroffen. Er is gekeken naar de invloed van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, over het spoor, over het binnenwater en door buisleidingen. Tevens is onderzocht of er risicorelevante bedrijvigheid in de nabijheid van het plangebied plaatsvindt. Tenslotte is bekeken of de plannen aanleiding zijn om de risicokaart aan te passen.

6.3

Resultaten

Transport over de weg Transport van gevaarlijke stoffen vindt plaats over de provinciale weg N476, die gelegen is nabij het plangebied. Hiervoor geldt geen aan te houden PR contour. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van het GR van deze weg. Vanwege de relatief lage aantallen transporten van gevaarlijke stoffen wordt het GR door de ontwikkeling niet aantoonbaar beïnvloed. Er zijn geen beperkingen voor het plangebied. Transport over het spoor Er is geen spoorlijn in de buurt van het plangebied en derhalve zijn er geen beperkingen.


19


Transport gevaarlijke stoffen over water Ten zuiden van het plangebied ligt de rivier de Lek. Deze vaarweg is geen doorgaande hoofdvaarweg voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, er zijn dus geen beperkingen. Transport per buisleiding Aan de noordzijde van het plangebied ligt een hoogdruk gasleiding en een gasregelstation. Het plangebied ligt op meer dan 200 meter van het gasregelstation en de gasleiding, ruim buiten de risicoafstanden die hiervoor gelden. Er zijn geen beperkingen. EV-relevante bedrijvigheid In de omgeving van het plangebied is het volgende EV relevante bedrijf aanwezig: Van der Laan Transport, Kerkweg 199, 2941 BK Lekkerkerk. Voor dit bedrijf is op dit moment nog geen Kwantitatieve risicoanalyse vastgelegd. Indicatief, uitgaande van een worst case benadering, geldt een PR contour van 215 meter en een GR invloedsgebied van 300 meter. Het plangebied ligt op ruim 400 meter afstand van het bedrijf en daarmee buiten de indicatieve PR en de GR invloedsgebied contouren. Aangezien de indicatieve contouren ruim zijn benaderd, zijn er zijn geen beperkingen te verwachten. Op het gezoneerde industrieterrein ‘Dammestraat’ zijn geen EV relevante bedrijven aanwezig. Er zijn geen beperkingen.

6.4

Conclusie en advies

Er zijn geen beperkingen door het transport van gevaarlijke stoffen over weg (N476), spoor, water en buisleidingen of door EV relevante bedrijvigheid ten aanzien van het plangebied.


20


7

BODEM

7.1

Wettelijk kader

Op grond van artikel 9 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (1985) dient een bodemonderzoek te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van een bepaalde (bestemming)wijziging. In de praktijk wordt begonnen met een BIS-toets die eventueel uitgebreid kan worden met achtereenvolgens een vooronderzoek conform de NVN 5725 en een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 dan wel een daarvan afgeleid grofmaziger onderzoek dat is toegesneden op het stadium van planvorming. Het uit te voeren bodemonderzoek kan ook worden gebruikt (samenloop) of is noodzakelijk ten behoeve van andere (wettelijke) kaders: ♦ Woningwet: Op basis van artikel 8 van de Woningwet dient te worden voorkomen dat er wordt gebouwd op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van gebruikers. Dit wordt voorkomen met het uitvoeren van bodemonderzoek. De Milieudienst heeft voor de regio Midden-Holland de Nota Bodemkwaliteit bij bouwen, april 2003, opgesteld, waarmee rekening gehouden dient te worden; ♦ Wet milieubeheer: nulsituatie voor te realiseren bedrijfsbestemmingen; ♦ Grondtransactie: aan- en verkoop van terreinen. De gemeente Nederlek beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan. Dit betekent dat grondverzet conform de regels van de Ministeriële Vrijstellingsregeling Grondverzet in principe mogelijk is.

7.2

Onderzoek

Van het gehele plangebied is met behulp van het Bodem Informatie Systeem (BIS) informatie verzameld over de volgende onderwerpen: ♦ Huidige bedrijven; ♦ Voormalige bedrijven (Bio-b); ♦ Tanks; ♦ Dempingen (Bio-s); ♦ Wbb locaties; ♦ Bodemonderzoeken; ♦ BSB deelname (Bodemsanering op in gebruik zijnde bedrijfsterreinen); ♦ Bodemkwaliteitskaart en Grondstromenbeleid. Het resultaat daarvan is grafisch weergegeven in figuur 6 en toegelicht. Onder het kopje resultaten is gedetailleerd de bodemkwaliteit beschreven. In paragraaf 7.4 zijn het advies c.q. de vervolgacties beschreven. Met het onderzoek is alleen in kaart gebracht welke bodeminformatie binnen de plangebiedsgrens en de ontwikkellocaties bij de Milieudienst bekend is. Wellicht zijn er overige bronnen met aanvullende informatie. Bij nader onderzoek ten behoeve van ontwikkelingen dienen, conform NVN 5725, ook omliggende percelen te worden betrokken.


21


7.3 Resultaten In figuur 6 is het resultaat van de BIS-toets weergegeven.

Figuur 6: bodemkaart Plangebied. 0708003emh, Parkwijk te Lekkerkerk; definitief

22


Tabel VII: verklaring bodemkaart Tanks Er zijn twee categorieën tanks weergegeven: groene en rode. Groene tanks met KIWA-certificaat zijn (zintuiglijk) onderzocht en kunnen zijn verwijderd. Indien de tank wel nog aanwezig is, hoeft deze formeel niet te worden verwijderd. Rode tanks hebben geen KIWA-certificaat en zijn al dan niet verwijderd. Deze tanks of de plaats waar de tanks hebben gelegen dienen te worden onderzocht middels bodemonderzoek. Huidige bedrijven De huidige bedrijven zijn in vijf categorieën ingedeeld, waarbij categorie 1 niet of nauwelijks bodembedreigend is en categorie 4 potentieel het meest bodembedreigend. Categorie 5-bedrijven zijn provinciale inrichtingen. Indien potentieel bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden, dient bij een eventuele grondtransactie de bodemsituatie goed te worden vastgelegd, zodat de gemeente niet schuldig eigenaar wordt van een eventuele bodemverontreiniging. BSB-deelnemer BSB-deelnemer wil zeggen dat het betreffende bedrijf is aangesloten bij de Stichting Bodemsanering op in gebruik zijnde bedrijfsterreinen. In de legenda zijn de BSB-deelnemers in groen en rood weergegeven. Rood wil zeggen dat op de locatie (aanvullend) bodemonderzoek moet plaatsvinden. Groen betekent dat geen vervolgonderzoek hoeft plaats te vinden. De bedrijfsactiviteiten op de locatie zijn in dat geval voldoende onderzocht. Bodemonderzoek Er zijn diverse strategieën om bodemonderzoek uit te voeren. In de legenda is opgenomen of op de locatie waar het bodemonderzoek is uitgevoerd vervolgonderzoek plaats moet vinden (rood) of niet (groen). Indien is aangegeven dat geen vervolgonderzoek meer nodig is, betekent dat dat de locatie voldoende is onderzocht.

N.b In figuur 6 is de bij de Milieudienst beschikbare bodeminformatie samengevat weergegeven. Indien meer gedetailleerde informatie benodigd is, kan contact worden opgenomen met de Milieudienst. Uit de uitgevoerde BIS-toets (zie figuur 6) blijkt dat er binnen het plangebied geen voormalige bedrijven (Bio-b’s) aanwezig zijn, geen gedempte sloten en geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Tanks Uit gegevens van het Bodem Informatie Systeem blijkt dat er binnen de ontwikkellocatie een bovengrondse tanks aanwezig was (zie tabel VIII). Tabel VIII: (Voormalige) tanks

Adres

Ligging

Stofinhoud (liter)

Status

Vervolgactie

Koninginneweg 13

Bovengronds

HBO (8.000)

Verwijderd

Nee

Huidige bedrijven Binnen het plangebied bevinden zich twee bedrijven. Beide zijn niet verdacht voor bodembedreigende activiteiten. BSB-deelname Binnen de ontwikkellocatie is één deelnemer aan de BSB-operatie bekend die zijn bedrijfsactiviteiten heeft gestaakt. Deze is vermeld in tabel IX. Tabel IX: Aan de BSB-operatie bekende bedrijven met de DNSX-score

Adres Marijkeweg 1

Bedrijfsactiviteit Handels- en transportonderneming


DNSX-score 138

Vervolgactie Ja

23


Bodemonderzoeken Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat binnen de ontwikkellocatie op drie locaties in totaal zes bodemonderzoeken zijn uitgevoerd. De bodemonderzoeken zijn uitgevoerd in de periode tussen 1992 en 2003. Een beschrijving van de bodemonderzoeken is opgenomen in tabel X. Tabel X: uitgevoerde onderzoeken

Onderzoek

Conclusie

Vervolg

Koninginneweg 5 te Lekkerkerk ♦ Verkennend bodemonderzoek (Consulmij B.V. , 09-03-1999). ♦ Verkennend bodemonderzoek (Arnicon B.V. , 19-05-2000)

In alle boringen zijn bijmengingen met puin en koolas waargenomen. Uit het historisch vooronderzoek is gebleken dat er op de locatie een gedempte sloop aanwezig is. Er zijn alleen licht verhoogde concentraties aangetoond. De locatie is geschikt voor het beoogde gebruik

Nee

Koninginneweg 13 te Lekkerkerk ♦ Historisch bodemonderzoek (Arnicon B.V. , 11-06-2002

Op basis van het historisch onderzoek is gebleken dat er in 2001 een ondergrondse tank is gesaneerd. Hiervan is een KIWA certificaat aanwezig. Naar alle waarschijnlijkheid is er geen sprake van een gedempte sloot op de locatie. De locatie is geschikt voor het beoogde doel (tijdelijke realiseren van een schoolgebouw).

Nee

Wilhelminastraat 69-83 ♦ Indicatief onderzoek (Grontmij, 31-01-1992) ♦ Aanvullend bodemonderzoek (Grontmij, 01-03-1992 ♦ Verkennend bodemonderzoek, Lawijn (30-06-2003)

In de grond zijn matige tot sterke verhogingen aan PAK aangetoond. In het grondwater zijn geen overschrijdingen van de streefwaarden aangetoond. Na aanvullend onderzoek zijn de verhoogde gehaltes aan PAK niet meer aangetroffen. Zintuiglijk zijn in de bodem sporen puin en glas geconstateerd. De locatie is op grond van de milieukundige kwaliteit van de bodem geschikt voor het beoogde doel.

Nee

Grondverzet De gemeente Nederlek beschikt over een bodemkwaliteitskaart en over bijbehorend grondstromenbeleid. De bodemkwaliteitskaart is opgesteld in oktober 2004, het grondstromenbeleid in 2006 (zie tabel XI). De ontwikkellocatie ligt in zones 2 en 5. Tabel XI: Hergebruik grond o.b.v. de bodemkwaliteitskaart

Zone Zone 2: 1940-1980 Zone 5: lintbebouwing

Bovengrond Vrij Vrij binnen de zone

Ondergrond Vrij Keuren conform Bouwstoffenbesluit

Grond afkomstig van de bovengrond van zone 5 kan vrij worden toegepast op de bovengrond binnen de zone. Grond afkomstig uit de ondergrond van zone 5 dient te worden gekeurd conform het protocol schone grond, Bouwstoffenbesluit. Grond uit zone 2 kan vrij worden toegepast. Bovenstaande geldt vooronverdachte locaties. Het toepassen van grond dient altijd te worden gemeld bij de Milieudienst. Voor grondverzet buiten de gemeente Nederlek, maar binnen de regio Midden-Holland, dient de website van de Milieudienst Midden-Holland te worden geraadpleegd: www.milieudienstmiddenholland.nl/bkk.


24


7.4

Conclusie en advies

Op basis van de beschikbare gegevens wordt geconcludeerd dat de informatie uit de BIS-toets ter plaatse van de ontwikkellocatie niet heeft geleid tot het classificeren van de locatie als milieuhygienisch verdacht. Wel zijn er aandachtspunten bij de herontwikkeling van de locatie. Deze zijn hieronder weergegeven: ♦ Asbestonderzoek in de te slopen flats. ♦ Eventueel maaiveldonderzoek op asbest na sloop van de flats. ♦ Vooronderzoek ter plaatse van de zorglocatie en de grondgebonden woningen ten behoeve van de bouwvergunning. ♦ Vooronderzoek ter plaatse van de Marijkeweg 1, indien er concrete ontwikkelingen plaatsvinden. ♦ Onderzoek volgens het Bouwstoffenbesluit bij hergebruik van de vrijkomende grond ter plaatse van de te realiseren ondergrondse parkeergarage, in situ of depotkeuring. ♦ Onderzoek kwaliteit vrijkomend asfalt en vrijkomend funderingsmateriaal onder wegen. De offerte voor de bovenstaande vooronderzoeken is reeds aangevraagd door de Milieudienst. Ondergrondse parkeergarage De te realiseren ondergrondse parkeergarage bevindt zich grotendeels in bodemkwaliteitszone 5. Vrijkomende grond uit het traject 0-0,5 m-mv kan alleen binnen de eigen zone op het oppervlak worden toegepast. De vrijkomende grond uit de ondergrond van deze zone dient te worden gekeurd voor hergebruik. Wij adviseren uit bodemhygiënische / financiële redenen de ondergrondse parkeergarage in zone 2 te realiseren. De vrijkomende grond is dan vrij her te gebruiken binnen het stedelijk gebied van de gemeente. Speeltuin In het zuiden van de ontwikkellocatie ten noorden van de Koningin Wilhelmina school bevindt zich een speelplaats. Mogelijk wordt deze vernieuwd en wordt de speeltuin opgehoogd. Hiervoor kan vrijkomende grond uit zone 2 worden gebruikt. Grond uit zone 5 dient eerst gekeurd te worden alvorens het kan worden hergebruikt bij de speelplaats. Grond of zand afkomstig van elders dat wordt toegepast mag maximaal BGW-I kwaliteit zijn (maximale kwaliteit bij gevoelige bestemmingen). Opgemerkt wordt dat de informatie gebaseerd is op de informatie zoals deze is ingevoerd in het bodeminformatiesysteem. Voor het verkrijgen van een bouwvergunning dient altijd eerste een historisch onderzoek conform de NVN 5725 te worden uitgevoerd. Afhankelijk van de uitkomsten dient al dan niet een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. De Milieudienst kan de uitvoering van het historisch onderzoek begeleiden middels het raamcontract dat is afgesloten met diverse bodemadviesbureaus.


25


8 8.1

LEEFBAARHEID

Kader

Kwaliteit van de leefomgeving is een breed begrip. Een goede leefkwaliteit houdt in dat bewoners, ondernemers en gebruikers van de openbare ruimte hun leefomgeving als herkenbaar, prettig, schoon en aantrekkelijk ervaren, zodat ze er graag wonen, werken en verblijven. De kwaliteit van de leefomgeving wordt bepaald door onder meer de veiligheid op straat, overlast, de staat van woningen, nabijheid van winkels en horeca, mogelijkheden voor sport- en recreatie en participatie van bewoners in buurtactiviteiten. Van een woonwijk met gemengde functies, zoals onderhavig plan, wordt verwacht dat het goed bereikbaar is, levendig, schoon, aantrekkelijk en (sociaal) veilig is. Daarnaast moet het een gebied zijn waar men graag verblijft. Vanuit het landelijk beleidsvisie gaat de kwaliteit van de leefomgeving met name om de kwaliteit van het milieu en de ruimte. Het gaat dan uiteraard over geluid- en stankoverlast, schoon water en een schone bodem maar ook bijvoorbeeld over gezondheid, schaduw en windhinder alsmede (integrale) veiligheid. Een milieuvisie draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. Hoe gebruikers hun leefomgeving beoordelen hangt mede af van de aanpak van de vervuiling van de bodem, lucht en water, veiligheidsrisico's van bedrijvigheid, geluidoverlast, windgevoeligheid, schaduwwerking en afvalinzameling. Daarnaast gaat het ook om de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit, de kwaliteit van de natuur en het landschap. Voorgaande houdt in dat een optimale leefomgevingkwaliteit zeker niet bereikt zal worden door bij de invulling van een gebied direct de grenswaarden voor de milieuonderdelen geluid, lucht, bodem en dergelijke als ontwerpuitgangspunt te gebruiken. Een betere dan wel acceptabele leefomgevingkwaliteit wordt juist bereikt door primair de streefwaarden voor de diverse milieuaspecten als uitgangspunt te hanteren. Voorgaande zal uiteraard niet voor elk gebied mogelijk zijn. Voor sommige gebieden kan dit betekenen dat genoegen wordt genomen met de minimaal vereiste kwaliteit, voor andere gebieden zoals woongebieden wordt de lat hoger gelegd; daar moet het bijvoorbeeld veel stiller zijn.

8.2

Aandachtspunten

Om in het plangebied een prettige leef- en verblijfsomgeving te creëren zal er aandacht besteed moeten worden aan de combinatie van verschillende functies. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen de milieu-invloeden van buitenaf en de milieu-invloeden door de combinatie van functies binnen het plangebied. Om een duurzaam en kwalitatief leefbaar plangebied te realiseren zijn in het onderstaande een aantal principes en aandachtspunten gegeven. Met onderstaande punten moet tenminste rekening gehouden bij herstructurering en nieuwe ontwikkelingslocaties binnen het plangebied. Bij voorkeur dient voor de ontwikkeling en realisatie een milieuvisie voor het plangebied te worden opgesteld: ♦ Koeling en airco’s zijn vaak grote bronnen van geluidsoverlast. Voor multifunctionele instellingen en zorgcentra is het daarom aan te raden om koeling en luchtverversing centraal te regelen. Winkels, kantoren en andere voorzieningen worden hierbij verplicht aan te sluiten op het centrale systeem. Voorgaande heeft ook voordelen voor het reduceren van het energiegebruik.


26


♦ ♦

Centraal parkeren voor bewoners en bezoekers. Het liefst zoveel mogelijk afgeschermd door parkeergarages op parkeerdekken. Vermijdt zo veel mogelijk de realisatie van verkeersdrempels. Deze drempels kunnen aanleiding geven tot geluidoverlast en extra luchtverontreiniging. Verkeersdrempels zijn primair bedoeld voor de verbetering van de verkeersveiligheid. Er zijn echter legio andere maatregelen die eenzelfde veiligheidseffect hebben maar minder milieuverontreinigend zijn. Voorbeelden hiervan zijn versmallingen, optische wegdekdrempels- en versmallingen, enzovoorts.

In het onderhavige plan zullen op een aantal locaties combinaties van functies voorkomen zoals woon- en zorgdoeleinden en een kinderdagverlijf Bij de realisatie dient met de volgende akoestische aspecten rekening gehouden te worden: ♦ Indien het zorgcentrum en/of kinderdagverblijf in eenzelfde complex worden gevestigd als woningen dan moet extra akoestische aandacht besteden aan luchtgeluid en contactgeluid tussen de multifunctionele ruimten en aanpandig gelegen woningen. ♦ Voor het brengen en halen van kinderen bij het kinderdagverblijf moeten extra parkeerplaatsen naast het gebouw worden gerealiseerd waar auto’s kortstondig kunnen verblijven (dan wel de realisatie van een zogenaamde kiss-and-ride voorziening). De Lekruiters: Langs de Tiendweg Oost (direct grenzend aan het plangebied) is het terrein van de Rijvereniging en ponyclub De Lekruiters gevestigd. Op dit terrein is een paardenbak, een longeerbak en een clubhuis gelegen. De Lekruiters is een vereniging met meer dan 100 leden. Op dinsdag vinden er paardrijlessen plaats van 19.00 tot 21.40 uur, op woensdag van 18.00 tot 20.55 uur en op donderdag van 19.30 tot 21.30 uur. Verder vinden er op maandagavond menlessen plaats, deze laatste worden alleen in de zomerperiode gegeven, de overige lessen vinden het gehele jaar plaats. Waarschijnlijk bestaat er voor de leden ook de mogelijkheid buiten de lesuren gebruik te maken van de faciliteiten. Bij de lessen zal in de winter gebruik worden gemaakt van verlichting. Tevens wordt er bij de lessen geluid geproduceerd in de vorm van bijvoorbeeld stemgeluid van de instructeur en ruiters en mogelijk lawaai bij het laden en lossen van de paarden. De vereniging organiseert meerdere activiteiten in het jaar (waaronder wedstrijden) op het terrein. Een ander knelpunt wat uit de lessen en de wedstrijden voortkomt is parkeerruimte voor de auto’s met trailers/paardenvrachtwagentjes. Op dit moment staat er bij de routebeschrijving van de website van de vereniging dat geparkeerd kan worden op de Weidelaan of de Wilhelminastraat. Deze eerste mogelijkheid komt te vervallen met de ontwikkeling van Tiendhoek II. Daarnaast wordt het huidige ijsbaanterrein in de zomer gebruikt als wedstrijdterrein. Door de toekomstige woningbouwplannen van de gemeente op de locaties Parkwijk en Tiendhoek II, zal de vereniging beperkt gaan worden in de werkzaamheden. Daarnaast is het niet onwaarschijnlijk dat gezien de nieuwe woningbouwplannen (waarbij het Lekruitersterrein wordt ingesloten door woningen) de omgeving overlast gaat ondervinden. Aangeraden wordt om in overleg met de vereniging een alternatieve locatie te zoeken voor het terrein, waarbij tevens de mogelijkheid wordt geboden voor het parkeren en het organiseren van wedstrijden.


27


9

CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN

Uit onderhavig onderzoek volgt dat voor de milieuaspecten industrielawaai, lucht, bedrijvigheid en externe veiligheid wordt voldaan aan de eisen die hieraan worden gesteld. Derhalve is de voorgenomen ontwikkeling vanuit de bijbehorende wettelijke kaders toelaatbaar. Voor de milieuaspecten wegverkeerlawaai, bodem en leefbaarheid dient rekening te worden gehouden met aanbevelingen, extra onderzoeken dan wel maatregelen voordat het gebied Parkwijk kan worden ontwikkeld. De conclusies zijn hieronder puntsgewijs weergegeven. Wegverkeerlawaai: Uit de berekende contouren blijkt dat een deel van het plangebied gelegen is binnen de 48 dB-, en 53 dB-contour van de Tiendweg Oost, Wilhelminastraat en Koninginneweg. Een deel van het plangebied is eveneens gelegen binnen de 58 dB-contour van de Koninginneweg. Aangezien ter plaatse van de wegen een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt, is toetsing aan de Wet geluidhinder niet vereist. In het kader van de eisen uit het Bouwbesluit dient het binnengeluidniveau in leefruimtes ten hoogste 33 dB Lden te bedragen. Middels een aanvullend akoestisch onderzoek dient de geluidsbelasting te worden bepaald waarmee rekening dient te worden gehouden bij de vaststelling van de benodigde karakteristieke geluidwering van de gevels. Bodem: Met betrekking tot de bodem dient er rekening te worden gehouden met aandachtspunten, onder andere op het gebied van hergebruik van grond. Voor het benodigde vooronderzoek is reeds offerte aangevraagd door de Milieudienst. Ook dienen er aanvullende dan wel actualiserende onderzoeken plaats te vinden in verband met de ontwikkelingen van het plangebied. Voordat hiervoor offerte kan worden opgevraagd dienen de plannen voor het gebied concreet te zijn. Leefbaarheid Ten aanzien van leefbaarheid zijn aandachtspunten geformuleerd die een duurzaam en kwalitatief leefbaar plangebied mogelijk maken. Daarnaast wordt, gezien de woningbouwplannen van zowel Parkwijk als Tiendhoek II, aangeraden een nieuw terrein te zoeken voor de Rijvereniging en Ponyclub de Lekruiters.


28


Bijlage 1: Invoergegevens wegverkeerlawaai

Parkwijk te Lekkerkerk; definitief


Bijlage 2: Berekende Geluidcontouren Kerkweg Figuur 1: Contour ten gevolge van de Kerkweg



Bijlage III : Invoergegevens luchtkwaliteit 2007, 2010 en 2020 2007



2010



2020



Bijlage IV : Rekenresultaten luchtkwaliteit 2007, 2010 en 2020 2007



2010



2020



Pagina 37

Datum:

15 juli 2009

Parkwijk te Lekkerkerk Onderwerp:

Ruimtelijke onderbouwing ontwikkeling Parkwijk; Referentie: onderdeel milieu

--

Beschrijving Midden in de dorpskern Lekkerkerk ligt een park en ijsbaan. Dit gebied zal worden herontwikkeld tot Parkwijk. Hiertoe zullen onder meer enkele flats worden gesloopt. Daarvoor in de plaats zal middelhoogbouw worden gerealiseerd. Daarnaast zal een zorglocatie worden gerealiseerd en een aantal grondgebonden woningen. In figuur 1 is een overzicht van het plangebied gegeven.

Figuur 1 Parkwijk Voor de ontwikkeling wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Deze procedure vereist dat wordt onderbouwd dat de ontwikkeling kan plaatsvinden binnen de geldende milieuwetgeving. Vanuit dat kader heeft de Milieudienst in april 2007 een milieukundig rapport opgesteld (kenmerk 0708003emh). In mei 2008 is er een tweede rapportage opgesteld (kenmerk 0808005emh) waarbij een aantal verkeersmaatregelen zijn uitgewerkt. Bij het opstellen van deze de ruimtelijke onderbouwing is onder andere gebruik gemaakt van de hierboven genoemde rapportages. Parkwijk te Lekkerkerk; definitief


Pagina 38

Voorstel Ruimtelijke onderbouwing; onderdeel milieu

Geluid (verkeerslawaai) Voor de wegen in het plangebied geldt een maximum snelheid van 30 km/h. Hierdoor is toetsing aan de Wet geluidhinder niet vereist. Voor een goede leefkwaliteit is gekozen voor stille klinkers in de Koninginneweg. Uit de eerdergenoemde milieurapportages is gebleken dat door deze maatregel een geluidreductie zal optreden van 4,5 dB tot 5 dB. Tevens is gekozen om een 2 meter hoog scherm te plaatsen direct aan de oostzijde van de Koninginneweg. Dit geeft een verdere geluidreductie van 1,9 dB aan de bestaande woningen aan de Emmastraat. Geluid (industrielawaai) De plangebied ligt voor een klein deel binnen de geluidszone van het industrieterrein “Dammestraat”. Binnen het voornoemde deel zijn enkel bestaande woningen gelegen. Omdat een gedeelte van de gronden van het bestemmingsplan binnen de zone valt (de vastgestelde 50 dB(A) contour) en het bestaande woningen betreft kan er vanuit worden gegaan dat reeds een adequate hogere waarde ten gevolge van het industrieterrein is vastgesteld. Aldus vormt het naastgelegen gezoneerde industrieterrein geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied Luchtkwaliteit In het kader van de luchtkwaliteit is sinds 15 november 2007 Titel 5.2 van de Wet milieubeheer van kracht. De ontwikkeling valt in dit kader onder projecten (< 1000 woningen) die “niet in betekende mate” bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Ook de te verwachten verkeersbewegingen van 530 per etmaal op de Koninginneweg ligt ver beneden de toetsingswaarden (5000 motorvoertuigenbewegingen). Een verder onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig. De realisering van de woningen is uit het oogpunt van luchtkwaliteit zonder meer toelaatbaar. Bodem Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat binnen het plangebied Parkwijk op vier locaties in totaal acht bodemonderzoeken zijn uitgevoerd. De bodemonderzoeken zijn uitgevoerd in de periode tussen 1992 en 2006. Uit deze onderzoeken blijkt dat er ter plaatse van het plangebied nog vervolgonderzoek noodzakelijk is voor het verkrijgen van een bouwvergunning. Voor het bestemmingsplan is echter voldoende bekend op gebied van bodem. Externe Veiligheid Uit de eerdergenoemde rapportages is gebleken dat er geen beperkingen zijn door het transport van gevaarlijke stoffen over weg (N476), spoor, water en buisleidingen of door EV relevante bedrijvigheid ten aanzien van het plangebied.

Bedrijven en milieuzonering Vanuit bedrijvigheid zijn geen belemmeringen te verwachten voor het plangebied. Tevens is het zo dat in alle gevallen reeds bestaande woningen op kleinere afstand zijn gelegen ten opzichte van de bestaande bedrijven dan de geplande woningen in het plangebied. Voornoemde woningen zijn maatgevend voor de milieuruimte van de omliggende bedrijven..


bk ruimte&milieu pagina 2 van 26

COLOFON bk ruimte&milieu, Adviseurs in omgevingsrecht Postbus 2111, 1990 AC Velserbroek T: 088 321 25 20 F: 088 321 25 29 Postbus 59136, 3008 PC Rotterdam T: 088 321 25 10 F: 088 321 25 19 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch op geluidsband of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van bk ruimte&milieu bv.

Parkwijk te Lekkerkerk Oriënterend ecologisch onderzoek| RM090165 | 29 oktober 2009


Samenvatting In opdracht van gemeente Nederlek heeft bk ruimte&milieu (bk) in oktober 2009 een oriënterend ecologisch onderzoek uitgevoerd ter plaatse van Parkwijk te Lekkerkerk. Het onderzoek betreft een toetsing aan de natuurbeschermingswetgeving (Flora- en faunawet Natuurbeschermingswet en de Wet ruimtelijke ordening). Aanleiding Gemeente Nederlek werkt aan de herontwikkeling van Parkwijk. Hiervoor wordt een bestemmingsplanwijziging geïnitieerd waaraan verschillende milieutechnische onderzoeken ten grondslag liggen. Deze rapportage behandelt het component flora en fauna. Doel Bij ruimtelijke ingrepen moet volgens de Flora- en faunawet rekening worden gehouden met beschermde planten- en diersoorten. De initiatiefnemer heeft een onderzoeksplicht en dient derhalve te beschikken over actuele flora- en faunagegevens. Voorliggende onderzoekrapportage heeft als doel de actuele flora- en faunagegevens van het betreffende projectgebied inzichtelijk te maken, door: • het vaststellen of beschermde planten- en diersoorten voorkomen; • het vaststellen van effecten van het voorgenomen initiatief op eventueel aanwezige beschermde soorten en hun leefgebieden; • het vaststellen of voor de ruimtelijke ingreep een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet nodig is; • het inschatten van effecten van het voorgenomen initiatief op beschermde natuurgebieden. Conclusie Gebiedsbescherming Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied, een Staatsnatuurmonument, Beschermd natuurmonument en Ecologische Hoofdstructuur. Negatieve effecten op deze beschermde gebieden zijn niet te verwachten. Soortbescherming Op basis van het voorliggende onderzoek wordt geconcludeerd dat aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen en het gebruik van het projectgebied door vleermuizen uitgevoerd dient te worden. Het onderzoek dient uitgevoerd te worden voordat met de sloopwerkzaamheden worden begonnen. Naar aanleiding van de resultaten van het aanvullend onderzoek wordt vastgesteld of een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet voor vleermuizen dient te worden aangevraagd. De ter plaatse van het projectgebied aangetroffen flora en overige fauna betreffen zeer algemene soorten. Dit betekent dat geen ontheffing van de Flora- en faunawet hoeft te worden verkregen bij een ‘ruimtelijke ontwikkeling’. De werkzaamheden zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkeling en voor algemeen voorkomende soorten is geen ontheffing nodig. Wel blijft voor deze soorten de zorgplicht uit de Flora- en faunawet gelden. Dit betekent dat bij de ontwikkeling, indien mogelijk, zorg wordt gedragen voor een zo min mogelijke verstoring of aantasting van deze soorten. Voor een aantal bomen is een kapvergunning nodig indien deze worden gekapt.



Inhoudsopgave

pagina

1

Inleiding ......................................................................................................................................... 5 1.1 Aanleiding............................................................................................................................... 5 1.2 Doel ......................................................................................................................................... 5 1.3 Indeling van de rapportage ................................................................................................. 6

2

Wettelijk kader .............................................................................................................................. 7 2.1 Gebiedsbescherming ............................................................................................................ 7 2.2 Soortbescherming .................................................................................................................. 9

3

Het projectgebied...................................................................................................................... 11 3.1 Ligging van het projectgebied........................................................................................... 11 3.2 Beschermde gebieden........................................................................................................ 12 3.2.1 Natura 2000-gebieden............................................................................................... 12 3.2.2 Beschermde natuurmonumenten ............................................................................ 12 3.2.3 Provinciaal beleid ....................................................................................................... 13

4

Omschrijving van het project .................................................................................................... 14 4.1 Fasering projectgebied ....................................................................................................... 14

5

Uitgevoerd ecologisch onderzoek ........................................................................................... 16

6

Resultaten en effecten .............................................................................................................. 17 6.1 Gebiedsbescherming .......................................................................................................... 17 6.2 Soortbescherming ................................................................................................................ 17 6.2.1 Flora.............................................................................................................................. 17 6.2.2 Vogels .......................................................................................................................... 18 6.2.3 Vleermuizen................................................................................................................. 19 6.2.4 Overige zoogdieren ................................................................................................... 21 6.2.5 Amfibieën en reptielen .............................................................................................. 21 6.2.6 Vissen ........................................................................................................................... 22 6.2.7 Insecten en overige fauna ........................................................................................ 22

7

Conclusie en aanbevelingen.................................................................................................... 24 7.1 Gebiedsbescherming .......................................................................................................... 24 7.2 Soortbescherming ................................................................................................................ 24 7.3 Compenserende en mitigerende maatregelen............................................................... 24 7.4 Aanbeveling ......................................................................................................................... 25

8

Literatuurlijst ................................................................................................................................. 26

Bijlagen 1

2

Tekeningen 1.1 Topografische ligging 1.2 Locatiefoto’s Onderzoeksmethode



1

Inleiding

In opdracht van gemeente Nederlek heeft bk in oktober 2009 een oriënterend ecologisch onderzoek uitgevoerd ter plaatse van Parkwijk in de gemeente Nederlek. Het onderzoek betreft een toetsing aan de natuurbeschermingswetgeving. De natuurbeschermingswetgeving bevat naast de Flora- en faunawet ook de Natuurbeschermingswet 1998 en de Wet ruimtelijke ordening.

1.1

Aanleiding

Gemeente Nederlek werkt aan vernieuwing van haar beide kernen. In de structuurvisie Nederlek 2004-2015 zijn voor beide kernen een aantal locaties aangewezen waarvoor herontwikkelingsplannen zijn opgesteld. Een van die locaties is Parkwijk in de kern Lekkerkerk van de gemeente Nederlek. Het plan bestaat uit vier fasen, waarvan voor de eerste fase reeds een vrijstellingsprocedure is doorlopen conform artikel 19 lid 2 WRO. Het vigerende bestemmingsplan staat het voorgenomen initiatief niet toe. Ten behoeve van de realisatie van het voorgenomen initiatief dient een procedure in het kader van Wet ruimtelijke ordening te worden doorlopen. In de voorliggende rapportage wordt de component ecologie behandeld. Het voorgenomen initiatief kan leiden tot effecten op de aanwezige ecologische waarden ter plaatse van het projectgebied.

1.2

Doel

Bij ruimtelijke ingrepen moet volgens de Flora- en faunawet rekening worden gehouden met beschermde planten- en diersoorten. De initiatiefnemer heeft een onderzoeksplicht en dient derhalve te beschikken over actuele flora- en faunagegevens. Voorliggende onderzoekrapportage heeft als doel de actuele flora- en faunagegevens van het betreffende projectgebied inzichtelijk te maken, door: • het vaststellen of beschermde planten- en diersoorten voorkomen; • het vaststellen van effecten van het voorgenomen initiatief op eventueel aanwezige beschermde soorten en hun leefgebieden; • het vaststellen of voor de ruimtelijke ingreep een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet nodig is; • het inschatten van effecten van het voorgenomen initiatief op beschermde natuurgebieden.



1.3

Indeling van de rapportage

Het oriënterend ecologisch onderzoek bestaat uit acht hoofdstukken. In hoofdstuk 2 is relevante regelgeving met betrekking tot de bescherming van flora en fauna en gebieden met een beschermde status omschreven. De relevante regelgeving vormt het beoordelingskader waarbinnen de effecten van de ruimtelijke ingreep op de mogelijk aanwezige te beschermen flora, fauna en gebieden worden getoetst. Hoofdstuk 3 beschrijft de ligging van het projectgebied. Een impressie van het voorgenomen initiatief is weergeven in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 geeft een omschrijving van het uitgevoerde ecologisch onderzoek. De resultaten en de effecten zijn weergegeven in hoofdstuk 6. De conclusies en aanbevelingen van het oriënterend ecologisch onderzoek zijn weergegeven in hoofdstuk 7. Hoofdstuk 8 bestaat uit de literatuurlijst.



2

Wettelijk kader

De natuurbeschermingswetgeving is onderverdeeld in gebiedsbescherming en in soortbescherming. De mogelijke effecten van de voorgenomen ruimtelijke ingrepen op de beschermde natuurwaarden van de onderzoekslocatie worden getoetst aan: • gebiedsbescherming: de ligging van de onderzoekslocatie ten opzichte van de Natura 2000-gebieden (de Europese Vogel- en Habitatrichtlijngebieden), de Beschermde natuurmonumenten, Staatsnatuurmonumenten en de Ecologische Hoofdstructuur; • soortbescherming: de aanwezigheid van beschermde (leefgebieden van) flora en fauna in het kader van de Flora- en faunawet en de Boswet.

2.1

Gebiedsbescherming

Natura 2000 Natura 2000 is het grootste initiatief op het gebied van natuurbescherming in Europa. Het is een samenhangend, Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Voor natuurbehoud is het van belang dat soorten niet geïsoleerd van elkaar raken. De Natura 2000-gebieden worden aangewezen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De totale oppervlakte van Nederlandse natuurgebieden dat valt onder Natura 2000, betreft circa 330.000 ha land en circa 770.000 ha water (onder andere Waddenzee, IJsselmeer en Delta). Voor ruimtelijke ingrepen in en in de invloedsfeer van Natura 2000-gebieden is een ontheffing van de Natuurbeschermingswet nodig, tenzij de ruimtelijke ingreep is vastgelegd in een beheerplan. Vogelrichtlijn De Europese Vogelrichtlijn heeft tot doel alle natuurlijke in het wild levende vogelsoorten in Europa te beschermden. Uit deze richtlijn blijkt dat Nederlandse wilde vogelsoorten beschermd zijn. Voor schadebestrijding gelden specifieke uitzonderingen. Nu de Vogelrichtlijngebieden vastgesteld zijn, geldt voor deze gebieden de natuurbeschermingswet. Habitatrichtlijn De Habitatrichtlijn heeft tot doel natuurlijke habitats en de inheemse flora en fauna op het Europees grondgebied van de Lidstaten te beschermen. In de richtlijn wordt gesproken over “het vormen van een coherent netwerk van speciale beschermingzones, Natura 2000”. Dit netwerk vormt een ecologische hoofdstructuur op Europees niveau. De aangemelde gebieden genieten bescherming door middel van de Natuurbeschermingswet als (en dat moet deels nog gebeuren) de gebieden officieel zijn aangewezen. Natuurbeschermingswet In de natuurbeschermingswet zijn alle gebiedsbeschermende onderdelen uit de Vogel- en habitatrichtlijn vertaald in de nationale wetgeving. De gebieden met de status Natura 2000gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden), Staatsnatuurmonumenten en Beschermde natuurmonumenten vallen onder de natuurbeschermingswet; één gebied kan ook beide statussen hebben.



Indien de ruimtelijke ingreep ‘significante’ negatieve gevolgen kan hebben voor het beschermde gebied, dan is voor deze handeling een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet vereist van Gedeputeerde Staten of de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voorts dienen bij de goedkeuring van bestemmingsplannen rekening gehouden te worden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Het bevoegd gezag verleent alleen toestemming voor de ruimtelijk ingreep als uit de beoordeling blijkt dat de ingreep de natuurlijke kenmerken van het gebied niet aantast. Bij een negatieve beoordeling kunnen alleen die activiteiten doorgang vinden waarvoor geen alternatieve oplossingen zijn en wel dwingende reden voor groot openbaar belang, onder de voorwaarde dat volledige en tijdige compensatie zal plaatsvinden. Wet ruimtelijke ordening De gebiedsbescherming komt in het streekplan tot uiting door de aangegeven EHS-gebieden en bij ruimtelijke plannen wordt hieraan getoetst. De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten voor het gehele grondgebied een bestemmingsplan te hebben. Het bestemmingsplan dient juridisch in overeenstemming te zijn met het (provinciale) ruimtelijke beleid. Twee beleidsonderwerpen kunnen van invloed zijn op bestemmingsplannen en dat is de Ecologische Hoofdstructuur en de Nationale Landschappen. In het streekplan Zuid-Holland Oost, vastgesteld op 12 november 2003, presenteert het provinciebestuur haar visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van oostelijk Zuid-Holland. Ecologische Hoofdstructuur Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit heeft in het Natuurbeleidsplan (1990) de basis gelegd voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Dit is een aaneengesloten of met elkaar in verbinding staand stelsel van belangrijke Nederlandse natuurgebieden. De EHS is veel groter dan de voorgestelde Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijngebieden. De EHS is in de provincie Zuid-Holland ingedeeld in drie typen groene verbindingen: 1. De ecologische verbindingen zijn of als natuurgebied of als groene verbinding indicatief op de plankaart opgenomen. Indicatief omdat deze verbindingen op basis van vrijwilligheid worden gerealiseerd. 2. In het zoekgebied robuuste verbinding wordt gestreefd naar de aanleg van zogeheten robuuste verbindingszones tussen de Nieuwkoopsche Plassen en de Reeuwijksche Plassen, tussen de Reeuwijksche Plassen en de Krimpenerwaard en tussen de Krimpenerwaard en Avelingen/Biesbosch. In deze verbindingszones wordt gestreefd naar een combinatie van ecologie met waterbeheer. 3. De recreatieve-ecologische verbindingen bestaan uit de Groene Zoom bij Nieuwerkerk aan den IJssel en de groenzone westelijk van Gouda. Nationale Landschappen Nationale landschappen zijn gebieden met internationale zeldzame en nationaal kenmerkende kwaliteiten op landschappelijk, cultuurhistorisch en natuurlijk gebied. Deze kwaliteiten moeten worden behouden, duurzaam beheerd en versterkt. Er is ruimte voor ten hoogste de natuurlijke bevolkingsgroei. De provincies zijn verantwoordelijk voor de uitwerking van het beleid van de nationale landschappen. In het streekplan Zuid-Holland-Oost wordt een restrictief beleid gevoerd in het Groene Hart met strakke bebouwingscontouren. Deze stellingname is bijgesteld en gemeenten in Nationale Landschappen, zoals het Groene Hart, kunnen ruimte bieden aan de eigen bevolkingsgroei en zouden deze niet 'op slot doen’. Hier is aan toegevoegd dat er hier ruimte is voor de eigen bevolkingsgroei, maar ook niet meer dan dat.



2.2

Soortbescherming

Flora- en faunawet De nationale regelgeving met betrekking tot de bescherming van dieren plantensoorten is sinds 1 april 2002 in de Flora- en faunawet geregeld. De Flora- en faunawet vervangt daarmee de Vogelwet (1936), de Jachtwet en hoofdstuk V van de Natuurbeschermingswet. In de Flora- en faunawet is tevens de soortbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geïmplementeerd. De Flora- en faunawet beoogt de bescherming van in het wild levende planten en dieren, alsmede hun directe leefomgeving. Dit gebeurt onder meer door middel van: • een algemene zorgplicht; • enkele verbodsbepalingen. Algemene zorgplicht De Flora- en faunawet gaat uit van de ‘algemene zorgplicht’ (artikel 2). Zorgplicht bestaat uit voorzichtig omgaan met soorten en een onderzoeksplicht. Verbodsbepalingen Op grond van de Flora- en faunawet (artikelen 8 tot en met 12) is het verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort te beschadigen. Beschermde inheemse dieren mogen niet worden gedood, verstoord, verwond, gevangen en bemachtigd. Tevens is het verboden om nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rustof verblijfplaatsen van beschermde inheemse dieren te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Onder specifieke voorwaarden is het mogelijk ontheffing aan te vragen. Op 23 februari 2005 is het Besluit vrijstelling beschermde dieren plantensoorten Flora- en faunawet in werking getreden. Een ontheffing is niet noodzakelijk indien de ruimtelijke ingreep uitgevoerd kan worden zonder dat schadelijke effecten optreden voor beschermde soorten. Vrijstellingsregeling Voor reguliere voorkomende werkzaamheden (bestendig beheer, onderhoud en gebruik) en ruimtelijke ontwikkelingen geldt nu in veel gevallen een vrijstellingsregeling. Hoe zeldzamer de soort en hoe ingrijpender de activiteit, hoe strikter de regeling. De soorten zijn onderverdeeld in drie tabellen overeenkomstig de brochure “Buiten aan het werk” van het ministerie van Landsbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit:

Tabel 1 - Algemene soorten: algemene vrijstelling of ontheffing Voor deze soorten geldt de lichtste vorm van bescherming. Als deze soorten voorkomen en de werkzaamheden betreffen reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen dan geldt voor deze soorten een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Deze soorten zijn genoemd in Bijlage 4 Regeling vrijstelling beschermde dieren plantensoorten Flora- en faunawet.

Tabel 2 - Overige soorten: vrijstelling met ontheffing Deze soorten hebben een zwaardere bescherming. Er geldt alleen een vrijstelling als de werkzaamheden reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen betreffen en een door de Minister van LNV goedgekeurde gedragscode voorhanden is. Als er is geen goedgekeurde gedragscode voorhanden, dan moet vooraf een ontheffing worden aangevraagd.



Tabel 3 - Soorten genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 van het besluit vrijstelling beschermde diersoorten: vrijstelling met gedragscode of ontheffing/uitgebreide toets Bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting geldt altijd dat voor deze soorten een ontheffing moet worden aangevraagd. Deze soorten zijn genoemd in Bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde diersoorten en de Europees beschermde soorten bijlage IV van de Habitatrichtlijn.

Vogels Vogelsoorten zijn niet in de tabellen opgenomen. Alle vogels in Nederland zijn beschermd. Als de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd, is over het algemeen niet snel een ontheffing noodzakelijk. Ontheffingsaanvraag Indien de vrijstellingsregeling niet van toepassing is, kan een ontheffing van de Flora- en faunawet worden aangevraagd. Afhankelijk van de aanwezige soorten wordt de aanvraag onderworpen aan een lichte of uitgebreide toets. Boswet De boswet is bedoeld om te voorkomen dat het areaal bos in Nederland afneemt. Het kapverbod van de Boswet is globaal gezien geldend buiten de bebouwde kom en met uitzondering van bomen op erven, in tuinen, het periodiek vellen van hakhoutbos en grienden, bomen van windschermen om boomgaarden, kerstbomen, kweekgoed, wegbeplanting van populier of wilgen (tenzij het knotwilgen zijn). Ook vallen de soorten Italiaanse populier, linde, paardenkastanje, fijnspar (kerstboom) en treurwilg buiten deze wet. Gemeenten stellen bij besluit en goedkeuring van de provincie vast wat de gebieden zijn behorend tot de bebouwde kom. In de bebouwde kom gelden de bepalingen betreffende het kappen van bomen zoals genoemd in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Aanvraag kapvergunning/ -melding

Rijk als bevoegd gezag Indien bomen worden gekapt die buiten de bebouwde kom zijn gelegen en onder de werking van de Boswet vallen, dienen door middel van een formulier voorafgaande aan kap een melding te doen bij het ministerie van Landbouw, natuurbeheer en voedselkwaliteit. Tevens geldt een herplantplicht, maar in sommige situaties kan een ontheffing van de herplantplicht worden verkregen.

Gemeente als bevoegd gezag Een kapvergunning dient te worden aangevraagd voor de te kappen bomen buiten de bebouwde kom in tuinen en op erven en de niet vrijgestelde bomen binnen de bebouwde kom.



3

Het projectgebied

3.1

Ligging van het projectgebied

De wijk Parkwijk (hierna: het projectgebied) is gelegen aan de oostzijde van de woonkern van Lekkerkerk. Het projectgebied heeft een oppervlakte van circa 6 hectare. In figuur 1 en 2 is de globale ligging van het projectgebied in het rood weergegeven. In bijlage 1.1 is de topografische ligging opgenomen. In bijlage 1.2 zijn de locatiefoto’s van het projectgebied opgenomen. figuur 1: globale ligging projectgebied (bron: google maps)

Het projectgebied beslaat grofweg de voormalige ijsbaan, de woningen aan de Marijkeweg ten noorden van het Baanderspark en de woningen aan de oostzijde van het park te Lekkerkerk. figuur 2: luchtfoto plangebied (bron: google maps)



3.2

Beschermde gebieden

3.2.1

Natura 2000-gebieden

Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. Op een afstand van ongeveer vier kilometer ligt het meest nabije Natura-2000 gebied “Boezems kinderdijk”. Boezems Kinderdijk bestaat uit open water, riet- en zeggemoerassen, ruigten, grienden, struwelen en boezemkaden. De polders bestaan uit wei- en hooilanden. Het gebied is een belangrijk broedgebied van soorten van rietmoeras (purperreiger, snor) en is van enig belang als broedgebied voor een broedvogel van geïnundeerde kruidenvegetaties (porseleinhoen). Daarnaast is het van enige betekenis als overwinterings- en rustgebied voor grondeleenden (smient, krakeend en slobeend). figuur 3: ligging projectgebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden (bron: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase.aspx?subj=n2k&#Doc)

projectgebied

Natura 2000 gebied ‘Boezems Kinderdijk

3.2.2

Beschermde natuurmonumenten

De meest nabij gelegen Beschermde natuurmonumenten is Boezems Kinderdijk en valt samen met het gelijknamige Natura 2000-gebied. De status als Beschermde natuurmonument is in 1989 in werking getreden. De status als Beschermd natuurmonument vervalt als het gebied is aangewezen door de Europese commissie. Voor Boezems Kinderdijk is een ontwerpaanwijzingsbesluit genomen. Tot 4 november 2009 staat dit ontwerp open voor inspraak. Hierin is een mogelijkheid geboden voor eenieder om een inspraakreactie te geven. Vervolgens worden de provincies gevraagd te adviseren op de inspraakreacties en worden de aanwijzingsbesluiten aangepast en definitief gemaakt. Daarna kunnen alleen belanghebbenden nog zienswijzen geven en beroep instellen.



3.2.3

Provinciaal beleid

Het gebied behoort niet tot de Ecologische Hoofdstructuur (hierna EHS). De meest nabijgelegen EHS ligt op een afstand van ongeveer 400 meter aan de zuidzijde van Lekkerkerk, zie figuur 4. Het projectgebied behoort tot het nationale landschap Groene Hart. Er is ruimte voor eigen bevolkingsgroei binnen de aangegeven rode contouren, de huidige stedelijke bebouwing valt binnen deze rode contouren. figuur 4: ligging projectgebied ten opzichte van de EHS (bron: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase.aspx?subj=n2k&#Doc)

projectgebied

Ecologische Hoofdstructuur



4

Omschrijving van het project

Het projectgebied is ongeveer 6 hectare groot en bestaat uit een deel van het Baanderspark, de aangrenzende bebouwing van de Koninginneweg, de Marijkeweg en het IJsbaanterrein. De ijsbaan wordt verplaatst, de bestaande bebouwing van een basisschool en een kinderdagverblijf worden gesloopt, waarvoor nieuwbouw in de plaats komt. De nieuwbouw geeft woonruimte in de vorm van huur- en koopwoningen in diverse prijsklassen.

4.1

Fasering projectgebied

Ten behoeve van de voorgenomen herstructurering worden de volgende werkzaamheden uitgevoerd: • Kappen van de bomen: Oudere bomen zijn beeldbepalend en daarom wordt aanbevolen zoveel mogelijk bomen te behouden en/of te herplanten tussen de nieuwe woningen. In onderhavige oriënterende ecologisch onderzoek wordt uitgegaan van de kap van alle bomen met uitzondering van de bomen langs de ijsbaan (fase 2). • Verwijderen van de groenstructuur. • Sloop van de bestaande bebouwing: Op de ijsbaan (fase 2) is geen bebouwing behoudens een trafohuis en een schuurtje aan de noordzijde van het deelgebied aanwezig. Bij de zuidelijke ingang van de ijsbaan (fase 4) zijn twee metalen barakken gesitueerd, één met pannendak en één met plat dak. De barakken worden verplaatst naar een locactie buiten het projectgebied. Het flatgebouw aan de Marijkeweg op de grens van de deelgebieden van fase 3 en 4, wordt gesloopt. Voorts staan enkele noodgebouwen, eveneens van metaal, op het deelgebied van fase 3. Deze gebouwen waarin een kinderdagverblijf en een school voor voortgezet onderwijs gevestigd zijn, worden verplaatst op een locatie buiten het projectgebied. Tenslotte wordt een gebouw van twee bouwlagen aan de Baanderspad gesloopt. • Verleggen van de infrastructuur: Onder andere het verleggen van de Koninginneweg. • Bouwrijp maken van het projectgebied. Het project Parkwijk bestaat uit vier fasen. In figuur 5 zijn de vier fasen visueel in kaart gebracht. Fase 1 Koninginneweg en Marijkeweg Dit gaat om appartementen aan de Koninginneweg en grondgebonden woningen aan de Marijkeweg. Om de ontwikkeling mogelijk te maken, is een vrijstellingsprocedure conform art. 19 lid 2 van de WRO doorlopen. De vrijstelling dient te worden opgenomen in het nieuw op te stellen bestemmingsplan Fase 2 Deelgebied de IJsbaan In dit deelgebied worden zowel rijtjeswoningen als twee-onder-een-kapwoningen als vrijstaande woningen gerealiseerd. In 2010 wil gemeente Nederlek hier starten met bouwen. Fase 3 Appartementen Touwbaan Dit betreft een fase met maximaal 29 appartementen in maximaal drie bouwlagen.



Fase 4 Woonzorgzone In dit gebied worden circa 40 zorgeenheden ontwikkeld met daarbij behorende algemene voorzieningen en negen appartementen. Er geldt een maximale bouwhoogte van vier lagen met aan de parkzijde een hoogteaccent van vijf bouwlagen. Voor een deel van het gebied geldt een beperking vanwege kabels en leidingen. figuur 5 : voorlopig ontwerp stedenbouwkundig plan Parkwijk (bron: gemeente Nederlek )

Water Alleen het water op de grens van de deelgebieden van fase 3 en 4 wordt gedempt en elders binnen het projectgebied gecompenseerd.



5

Uitgevoerd ecologisch onderzoek

Het onderzoek is gebaseerd op de ethische code van het Netwerk Groene Bureausbranchevereniging. Deze code richt zich op goed opdrachtnemerschap en maatschappelijk verantwoord ondernemen (Netwerk Groene bureaus, 2005). Het onderzoek bestaat uit een archiefonderzoek dat voorafgaand aan het veldbezoek is uitgevoerd. De methoden van het archiefonderzoek en het veldonderzoek zijn in bijlage 2 nader omschreven. Door middel van het archiefonderzoek is een inschatting gemaakt van de soorten die mogelijk in het projectgebied aanwezig kunnen zijn. Het veldonderzoek heeft de vorm van een biotooponderzoek. Op basis van een algemene beoordeling wordt de potentiële geschiktheid van het projectgebied vastgesteld voor het voorkomen van beschermde soorten en soortengroepen. Hierbij is gelet op biotoopkenmerken, aanwezige vegetatie, de bedekkingsgraad en de vochtigheidsgraad. Uiteraard is ook naar de aanwezigheid van beschermde soorten gekeken. Als gevolg van het oriënterende karakter van het onderzoek heeft eenmaal een ‘integraal’ veldbezoek plaatsgevonden. In tabel 1 zijn de gegevens samengevat van het uitgevoerde veldbezoek en de weersgesteldheid. Het weer vormde geen belemmering voor het veldonderzoek. De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd door mevrouw ir. L. Dresmé, ecoloog bij bk. tabel 1: uitgevoerde veldbezoek en weersgesteldheid Datum

Aanvang bezoek (uur)

Temperatuur (gemiddeld)

Wind (overheersende richting)

Bewolking

19 oktober 2009

13.30

11 ºC

Z2

zwaar bewolkt



6

Resultaten en effecten

6.1

Gebiedsbescherming

Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. Hoewel het project buiten het beschermde gebied gelegen is, kan toch sprake zijn van negatieve gevolgen. Dit is de zogenaamde externe werking1. Voor het voorgenomen initiatief is geen sprake van de externe werking van beschermde gebieden. Het voorgenomen initiatief heeft geen negatieve invloed op het Natura 2000gebied Boezems kinderdijk, door twee redenen: • Het projectgebied wordt van de beschermde gebieden gescheiden door een groot tussengelegen gebied (groter dan twee kilometer) bestaande uit agrarische gebied, bebouwd gebied en de rivier de Lek. • Het voorgenomen initiatief vervangt bestaande gebouwen. Vanwege de afstand (groter dan vier kilometer) worden geen effecten verwacht op Beschermde natuurmonumenten. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) beschermt de Ecologische Hoofdstructuur en Nationaal Landschap Groene Hart voor ruimtelijke aanspraken. Voor het gebied gelden geen plichten of beperkingen vanuit de Wro door de relatief grote afstand (400 meter). Dit geldt zowel voor de korte als de lange termijn.

6.2

Soortbescherming

6.2.1

Flora

Archiefonderzoek Uit de gegevens van Het Natuurloket blijkt dat de flora in het kilometerhok 106-434 niet is onderzocht op de aanwezigheid van vaatplanten. Op waarneming.nl is alleen de nietbeschermde beklierde duizendknoop gemeld. Veldonderzoek Bij de inventarisatie van flora is vooral gelet op de aanwezigheid van beschermde soorten. Tijdens het veldonderzoek zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Ter plaatse van het projectgebied zijn algemeen voorkomende plantensoorten aangetroffen (zie tabel 2). Samenvattend betreffen het grassoorten, pionierssoorten, bomen en heesters. Geen van deze soorten zijn zeldzaam of beschermd. In de sloot is eendekroos (plaatselijk geheel bedekkend) waargenomen. Gezien het biotoop en de geografische ligging van het projectgebied worden geen beschermde plantensoorten verwacht.

1

Externe werking: als een activiteit buiten een Natura 2000-gebied een significant negatief effect heeft op het Natura 2000-gebied.



tabel 2: waargenomen inheemse plantensoorten Soortnaam (NL)

Soortnaam (NL)

Soortnaam (NL)

Kleine brandnetel

Engels raaigras

Paardenbloem

Varkensgras

Hondsdraf

Wilg (geknot)

Kleine klaver

Japanse liguster

Rozenbottel

Madeliefje

Veldzuring

Meelbes

Boterbloem

Klimop

Kornoelje

Veldzuring

Zilverschoon

Braam

Spaanse aak

Linde

Zomereik

Zwarte els

Iep

Hulst

Laurierkers

Om de ijsbaan staan bomen in rijbeplanting tussen de sloten en het hekwerk van de ijsbaan, (zie bijlage 1.2). De boomsoorten zijn zwarte els, es en zomereik. De zomereiken zijn kapvergunningsplichtig. De ondergroei bestaat voornamelijk uit Kornoelje. Op het prieel met een ligusterheg en hoofdzakelijk gras naast de zuidelijke ingang van de ijsbaan staan twee haagbeuken en twee boomsoorten die vanwege bladverlies niet gedetermineerd zijn. De twee bomen zijn relatief dun en vallen niet onder het kapverbod. In de dunne stammen ontbreken holtes (mogelijke vleermuisverblijfplaatsen) en omdat volgens de Flora- en faunawet geen boomsoorten beschermd zijn is geen extra inspanning verricht om de boomsoort te determineren. Tussen de ijsbaan en het te slopen flatgebouw staat een bossage bestaande uit een aantal zomereiken, met een ondergroei van hoofdzakelijk kornoelje. Aan weerzijde van de sloot staan knotwilgen. Aan de achterzijde van het te slopen flatgebouw aan de Marijkeweg staan een aantal grotere esdoornen. Hiervoor is een kapvergunning nodig. In het deelgebied van fase drie bevinden zich een aantal boomsoorten waaronder zwarte els. Voor deze soort is geen kapvergunning benodigd. In het midden van het deelgebied van fase 3 bevinden zich een aantal kapvergunningsplichtige bomen, waaronder een esdoorn en een naaldhoutsoort. Effecten Omdat geen beschermde plantensoorten worden verwacht in het projectgebied, is voor flora geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet nodig. Ten behoeve van de te kappen bomen dient een kapvergunning te worden aangevraagd. 6.2.2

Vogels

Archiefonderzoek Het Natuurloket meldt één broedvogel in het betreffende kilometerhok. In onderstaande tabel zijn waarnemingen van vogels weergegeven die zijn gemeld op waarneming.nl in de omgeving van het projectgebied in het voorjaar (tussen februari en juni). De weergave van waarnemingen in deze periode geeft een globaal beeld van het voorkomen van broedvogels in en in de omgeving van het projectgebied.



tabel 3: gemelde inheemse vogelsoorten op waarneming.nl 2008

2009

grote gele kwikstaart

smient

grote mantelmeeuw zilvermeeuw staartmees Witkoppige mees

zwarte mees ringmus groenling Chinese knobbelgans roek ijsvogel

Veldonderzoek Tijdens de veldinventarisaties zijn alleen eenden in de sloten waargenomen. Het is niet onwaarschijnlijk dat in de aanwezige bomen en struiken algemene vogels zoals merel, heggenmus en winterkoning hier tot broeden komen. De sloot en de slootkant is relatief smal, maar het is mogelijk dat meerkoeten en eenden hier tot broeden komen. Effecten Alle in Nederland voorkomende wilde vogelsoorten met uitzondering van de exoten (en hun broedgebied) worden in het kader van de Flora- en faunawet als extra te beschermen soorten beschouwd. Voor mogelijke schade toegebracht aan broedvogels kan geen ontheffing worden aangevraagd in het kader van de Flora- en faunawet (behalve bij een aantal uitzonderingen zoals een groot algemeen belang). Werkzaamheden waarbij broedvogels worden verstoord of aangetast, mogen niet worden uitgevoerd. Door het voorgenomen initiatief kan tijdelijk een potentieel broedgebied voor vogels verloren gaan. Tijdens de werkzaamheden biedt de directe omgeving voldoende uitwijkmogelijkheden. De werkzaamheden buiten het broedseizoen2 hebben geen verstorend effect op vogels. Indien de werkzaamheden in het broedseizoen zijn gepland, zijn aanvullende voorzorgsmaatregels nodig3. Op de langere termijn worden geen negatieve effecten verwacht. Na de realisatie van het voorgenomen initiatief is onder andere opnieuw een watergang aanwezig dat potentieel broedgebied betreft voor watervogels. Indien oevers van de watergang worden afgevlakt, heeft dat een positief effect op de ontwikkeling van de oevervegetatie, die beschutting of broedgelegenheid kan bieden aan watervogels. 6.2.3

Vleermuizen

Archiefonderzoek Uit een Flora- en faunaonderzoek (met kenmerk 4579975) uitgevoerd in mei 2008 over de eerste fase van het project blijkt dat als gevolg van onder andere de aanwezigheid van spleten en kieren de gebouwen als zomer- dan wel winterverblijfplaats voor onder andere de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger kunnen dienen.

2

Gemiddeld is het broedseizoen van 15 maart – 15 juni. Deze kan van jaar tot jaar verschillen in verband met weersomstandigheden. Voorts kunnen vogelsoorten ook buiten het broedseizoen broeden, bijvoorbeeld de bosuil die al in februari broedt. Broedende vogels zijn altijd beschermd.

3

Indien vlak voor de start van de werkzaamheden broedvogels worden geïnventariseerd en daar rekening mee wordt gehouden, zijn sommige werkzaamheden toelaatbaar. Een andere mogelijkheid is het voorkomen van broedgevallen door het plaatsen van bijvoorbeeld vogelverschrikkers.



Ook uit gesprekken met omwonenden tijdens het veldbezoek blijkt dat meerdere foeragerende vleermuizen in de zomerperiode zijn waargenomen. De aanwezige groenstructuren en de bebouwing kunnen tevens dienen als onderdeel ban een vliegroute van aanwezige soorten. Ten slotte wordt geconcludeerd dat het projectgebied gebruikt kan worden als foerageergebied van aanwezige vleermuissoorten. De daadwerkelijk aanwezigheid van vleermuizen en de gebiedsfunctie is niet vastgesteld. Naast boombewonende vleermuizen staan veel vleermuizensoorten bekend als gebouwbewoners. Laatvliegers, meervleermuizen en gewone dwergvleermuizen zijn bijvoorbeeld typische gebouwenbewoners. Ze kiezen als onderkomen vaak de spouw van woonhuizen. Andere soorten, bijvoorbeeld vale vleermuizen, ingekorven vleermuizen en grijze grootoorvleermuizen, hebben een voorkeur voor grote open ruimten zoals kerkzolders. In zowel de zomer als de winter zijn vleermuizen in gebouwen te vinden. Voor een kraamkolonie moet de temperatuur van het verblijf hoog zijn; vaak zijn huizen met spouwmuren hiervoor geschikt. In de winter moet een gebouw juist koel en vorstvrij zijn; vaak vinden de dieren een dergelijke plek onder de dakpannen. Veldonderzoek De aanwezige groenstructuur en bebouwing kan functioneren als trekroute voor vleermuizen. Tevens is het projectgebied potentieel foerageergebied voor vleermuizen. Tijdens het veldbezoek is tevens aandacht besteed aan mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen. De te slopen gebouwen en de te kappen bomen zijn beoordeeld op geschiktheid als verblijfplaats (zomer- dan wel winterverblijfplaats) voor vleermuizen. De gebouwen van de ijsbaan zijn niet geschikt als mogelijke verblijfplaatsen door het ontbreken van een spouw en de afwezigheid van mogelijke invliegopeningen. De bomen langs de ijsbaan zijn niet geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen, omdat de stammen van te geringe omvang zijn om voldoende grote holtes te kunnen bevatten. Hetzelfde geldt voor de overige bomen van het projectgebied en daarom worden verblijfplaatsen in bomen niet verwacht. De te slopen flatgebouwen zijn mogelijk geschikt. Ter plaatse van het dak zijn scheefliggende dakpannen aangetroffen ( zie fotobijlage, foto 3). Dit zijn potentieel geschikte invliegopeningen voor vleermuizen. Effecten Alle vleermuissoorten worden beschouwd als extra te beschermen soorten (tabel 3). Vrijstelling voor deze soorten kan alleen worden verleend indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige instandhouding daarvan. Het gebruik van het projectgebied na realisatie van het voorgenomen initiatief wijzigt voor de vleermuizen niet. Het karakter van het projectgebied blijft ook na uitvoering van de werkzaamheden behouden, met voldoende geschikte locaties voor vleermuizen om te foerageren. Indien het projectgebied door vleermuizen als foerageergebied wordt gebruikt, blijft deze functie ook na realisatie van het voorgenomen initiatief behouden. Op basis van het voorliggend onderzoek is de daadwerkelijke aanwezigheid van vleermuizen en de mogelijk functie van het projectgebied voor vleermuizen niet bekend. Het is niet uit te sluiten dat ter plaatse van het projectgebied vleermuizen voorkomen. Nader/aanvullend onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen en de functie van het gebied voor vleermuizen is noodzakelijk. Afhankelijk van de resultaten van het aanvullend onderzoek en dient een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.



Het aanvullend onderzoek dient te worden uitgevoerd voorafgaande aan de sloopwerkzaamheden. 6.2.4

Overige zoogdieren

Archiefonderzoek Op de website van waarneming.nl is geen melding gemaakt van zoogdieren. Uit de gegevens van het Natuurloket blijkt dat drie zoogdiersoorten van tabel 1, en één soort van tabel 3 in het projectgebied voorkomen. Bij tabel 3 of de soorten die genoemd zijn in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, behoren naast vleermuissoorten zeven soorten zoogdieren: bever, bruinvis, hamster, hazelmuis, otter, tuimelaar en wilde kat. Het is zeer onwaarschijnlijk dat deze soorten in het projectgebied voorkomen. Bever, bruinvis, otter en tuimelaar zijn aan grotere wateren gebonden en komen niet in het projectgebied voor. Hamster, hazelmuis en wilde kat komen niet in Zuid-Holland voor. Daarom kan ervan uitgegaan worden dat de soort een vleermuissoort betreft. Veldonderzoek Tijdens het veldonderzoek zijn geen sporen van zoogdieren aangetroffen. Het projectgebied is een geschikt biotoop voor (kleine) grondgebonden zoogdieren, met name muizensoorten. Beschermde soorten zoals de waterspitsmuis en de noordse woelmuis (tabel 2) worden door het ontbreken van een geschikt biotoop niet verwacht. Effecten Als gevolg van het initiatief wordt tijdelijk een gedeelte van het leefgebied van kleine grondgebonden zoogdieren (tabel 1-soorten: algemene soorten) afgenomen (habitatvernietiging). De directe omgeving biedt echter voldoende uitwijkmogelijkheden. Voor deze soorten wordt in het kader van ruimtelijke ingrepen vrijstelling verleend. 6.2.5

Amfibieën en reptielen

Archiefonderzoek Uit de gegevens van Het Natuurloket blijkt dat 1 amfibiesoort is waargenomen in het kilometerhok. Op waarneming.nl zijn geen waarnemingen gemeld van amfibieën en reptielen. Veldbezoek Tijdens het veldbezoek is aandacht besteed aan het (mogelijk) voorkomen van amfibieën en reptielen. De kans dat beschermde of bedreigde amfibieën of reptielen voorkomen, is vooraf als uiterst gering geschat als gevolg van de biotoopkenmerken. De vaart aan de zijde van het projectgebied heeft een beschoeiing van ongeveer 40 centimeter boven de waterlijn. Hierdoor is het nauwelijks mogelijk dat amfibieën en reptielen kunnen migreren tussen water en land. Tijdens het veldbezoek zijn geen amfibieën of reptielen aangetroffen. Op basis van de terreinkenmerken wordt aangenomen dat ter plaatse van het projectgebied ten hoogste algemene soorten voorkomen. Door het ontbreken van open water in de vorm van ondiepe plassen is het projectgebied niet van belang voor de voortplanting van de rugstreeppad. Indien een exemplaar wordt aangetroffen betreft dit een doortrekkend exemplaar op zoek naar geschikt biotoop (zie tekstbox 1).



tekstbox 1: rugstreeppad (bron: www.ravon.nl) Amfibiedeskundigen verwachten dat de rugstreeppad in grote delen van Nederland in zeer lage dichtheden voorkomt. Deze aanname is niet bevestigd door veldonderzoek. Bij optimale omstandigheden kan de soort zich dan snel vermeerderen. De rugstreeppad is een pioniersoort die zich over het algemeen voortplant in ondiepe, bij voorkeur geheel vegetatieloze, meestal tijdelijke watertjes. Opspuitterreinen, braakliggende terreinen en stadsuitbreidingterreinen zijn plaatsen waar de soort vaak voorkomt. De rugstreeppad kan zich dan gedurende enkele jaren handhaven, maar als gevolg van het begroeid raken van het terrein (of verdergaande bebouwing) zal de soort verdwijnen.

Effecten Binnen het projectgebied zijn geen beschermde amfibie- en reptielsoorten waargenomen en worden ook niet verwacht. Het is zeer onwaarschijnlijk dat het project negatieve effecten heeft op amfibieën en reptielen. Een ontheffing voor amfibieën en reptielen is niet nodig. Indien bij de werkzaamheden aan de watergang de oevers worden afgevlakt, heeft dat een positief effect op de ontwikkeling van de oevervegetatie, die beschutting of broedgelegenheid kan bieden aan amfibieën. 6.2.6

Vissen

Archiefonderzoek Het kilometerhok waarin het projectgebied is gelegen, is volgens Het Natuurloket niet op vissen onderzocht. Veldonderzoek Al gevolg van het oriënterende karakter van het onderzoek heeft een visinventarisatie niet plaatsgevonden. Op basis van de kenmerken van de sloot (donker, dikke laag eendekroos) en de geografische ligging is het niet de verwachting dat beschermde vissoorten ter plaatse van het projectgebied voorkomen. Effecten Hoewel geen inventarisatie specifiek naar vissen heeft plaatsgevonden, is het niet te verwachten dat ter plaatse van het projectgebied beschermde vissoorten voorkomen. Het is zeer onwaarschijnlijk dat het voorgenomen initiatief negatieve effecten heeft op de beschermde vissoorten. Een ontheffing voor vissen in het kader van de Flora- en faunawet is niet noodzakelijk. 6.2.7

Insecten en overige fauna

Archiefonderzoek Het Natuurloket heeft geen gegevens over beschermde dagvlinders, nachtvlinders, libellen, sprinkhanen en overige gewervelden. Twaalf van de twintig beschermde dagvlindersoorten van tabel 2 of 3 van de Flora- en faunawet zijn verdwenen uit Nederland. Vijf van deze soorten komen voor in Zuid-Limburg, één soort in Drenthe en één soort in Overijssel. De beschermde soort die in het westen van Nederland kan voorkomen, is Heideblauwtje. Bekend is dat de soort voorkomt op Texel en Terschelling (KNNV, 2002). Veldonderzoek De kans dat beschermde of bedreigde vlinders en libellen voorkomen, is vooraf als uiterst gering geschat. Tijdens de inventarisatie is gelet op de aanwezigheid van een geschikt biotoop. Op basis van het biotoop is het voorkomen van beschermde vlindersoorten en libellen nagenoeg uit te sluiten.



Effecten Negatieve effecten op beschermde insecten worden niet verwacht en ontheffing is niet nodig.



7 7.1

Conclusie en aanbevelingen Gebiedsbescherming

Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied, een Staatsnatuurmonument, Beschermd natuurmonument en Ecologische Hoofdstructuur. Negatieve effecten op deze beschermde gebieden zijn niet te verwachten.

7.2

Soortbescherming

Op basis van het voorliggende onderzoek wordt geconcludeerd dat aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen en het gebruik van het projectgebied door vleermuizen uitgevoerd dient te worden. Het onderzoek dient uitgevoerd te worden voordat met de sloopwerkzaamheden worden begonnen. Naar aanleiding van de resultaten van het aanvullend onderzoek wordt vastgesteld of een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet voor vleermuizen dient te worden aangevraagd. De ter plaatse van het projectgebied aangetroffen flora en overige fauna betreffen zeer algemene soorten. Dit betekent dat geen ontheffing van de Flora- en faunawet hoeft te worden verkregen bij een ‘ruimtelijke ontwikkeling’. De werkzaamheden zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkeling en voor algemeen voorkomende soorten is geen ontheffing nodig. Wel blijft voor deze soorten de zorgplicht uit de Flora- en faunawet gelden. Dit betekent dat bij de ontwikkeling, indien mogelijk, zorg wordt gedragen voor een zo min mogelijke verstoring of aantasting van deze soorten. Aan deze zorgplicht wordt voldaan indien gewerkt wordt volgens het advies genoemd in paragraaf 7.3. Voor een aantal bomen is een kapvergunning nodig indien deze worden gekapt.

7.3

Compenserende en mitigerende maatregelen

Alle in Nederland voorkomende wilde vogelsoorten met uitzondering van de exoten (en hun broedgebied) worden in het kader van de Flora- en faunawet als extra te beschermen soorten beschouwd. Voor mogelijke schade toegebracht aan broedvogels kan geen ontheffing worden aangevraagd in het kader van de Flora- en faunawet (behalve bij een aantal uitzonderingen zoals een groot algemeen belang). Werkzaamheden waarbij broedvogels worden verstoord of aangetast, mogen niet worden uitgevoerd. Indien de werkzaamheden in het broedseizoen zijn gepland die verstorend kunnen zijn voor de broedvogels, zijn aanvullende voorzorgsmaatregels nodig5.

5

Indien vlak voor de start van de werkzaamheden broedvogels worden geïnventariseerd en daar rekening mee wordt gehouden, zijn sommige werkzaamheden toelaatbaar. Een andere mogelijkheid is het voorkomen van broedgevallen.



7.4

Aanbeveling

De ervaring leert dat in gebouwen vleermuizen kunnen overwinteren. In de winterperiode kan een visueel onderzoek naar verblijvende vleermuizen (eventueel met behulp van een endoscoop) worden uitgevoerd. De meest geëigende periode hiervoor ligt tussen half december en half februari. Naast overwinterende vleermuizen is de aanwezigheid van een zomerkolonie mogelijk. Tevens dient het gebruik (onder andere trekroute, foerageergebied) van het projectgebied door vleermuizen inzichtelijk te worden gemaakt. Op warme dagen in februari-maart kunnen na de winterslaap de eerste foeragerende vleermuizen worden waargenomen (meestal in de buurt van hun winterverblijven). Vleermuizen verlaten gedurende de avondschemering hun verblijfplaats om te foerageren. Aanbevolen wordt om vanaf april-juni met behulp van een batdetector aanvullend onderzoek te verrichten. In het najaar (augustus - half september) kunnen roepende mannetjes worden aangetroffen. Deze lokken hiermee de paringsbereide vrouwtjes. Dergelijke paarterritoria worden als een vaste verblijfplaats in de zin van de Flora- en faunawet beschouwd. Voor het aanvullend onderzoek naar vleermuizen verdient het aanbeveling de protocollen van de Zoogdiervereniging VZZ te gebruiken. De werkwijze uit deze protocollen wordt door het bevoegd gezag als afdoende beschouwd.



8 • • • • • • •

• • •

Literatuurlijst Jenkins, E.V. et al., 1997, Roostselection in the pipistrelle bat, Pipistrellus (Chiroptera: Vespertilionidae), in norteast Scotland. Animal Behaviour, p. 909 – 917. KNNV, red. Dijkstra et. al, 2002, De Nederlandse Libellen (Odonata), 440 p. KNNV, red. Janssen, J.A.M. en Schaminée, J.H.J., 2004, Soorten van de Habitatrichtlijn, Utrecht, 112p. Netwerk groene bureaus ethische code, zie http://www.natuurnet.nl/ngb/NGBinfobundel.pdf. februari, 2005. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2005a, Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten! Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2005b. Concept - Natura 2000 doelendocument - hoofddocument en bijlagedocument. Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ff75c.06.toek.0250.ck, http://74.125.77.132/search?q=cache:UhUzw0SfUHgJ:www.minlnv.nl/cdlpub/servlet/CDLS ervlet%3Fp_file_id%3D16801+ff75c.06.toek.0250.ck&cd=1&hl=nl&ct=clnk, 14-07-2009. Provincie Zuid-Holland, 2006, partiele herziening, streekplan Zuid-Holland Oost, reparatie bebouwingscontouren C.A. http://www.ravon.nl. Quickscan Parkwijk te Lekkerkerk (met kenmerk4579975, gedateerd op 20 mei 2008)


Bijlage

1

Tekeningen

Bijlage

1.1 Topografische ligging Schaal : zie schaallat

Parwijk te Lekkerkerk

Projectnr: RM090165

Topografische ligging

Legenda

ligging onderzoekslocatie

bk ruimte&milieu, Adviseurs in omgevingsrecht

Deze kaart is noordgericht

Postbus 2111, 1990 AC Velserbroek Telefoon : 088 321 25 20 Telefax

: 088 321 25 29

Postbus 59136, 3008 PC Rotterdam Telefoon : 088 - 321 25 12 Telefax

: 088 - 321 25 19

Opdrachtgever:

Gemeente Nederlek

Schaal

: zie schaallat

Formaat

: A4

Getekend

: ARS

Bijlage

: 1.1

Datum

: 29-10- 2009

Versie

: 1.0

Gecontroleerd: INH

Bijlage

1.2 Locatiefoto’s Aantal pagina’s: 2


Foto 1. Barakken op de locatie van de ijsbaan.

Foto 2. De ijsbaan.



Foto 3. Losliggende dakpannen van het te slopen flatgebouw aan de Marijkeweg.

Foto 4. De te dempen sloot aan de Marijkeweg.


Bijlage

2

Onderzoeksmethode Aantal pagina’s: 3


Archiefonderzoek Voor het onderzoek zijn conform de Flora- en faunawet gegevens geraadpleegd die niet ouder zijn dan tien jaar. De landelijke PGO’s De gegevens die Het Natuurloket levert, zijn afkomstig van de Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's) (onder andere RAVON, SOVON, de Vlinderstichting, VZZ) die zijn verenigd in de Vereniging Onderzoek Flora & Fauna (VOFF). De landelijke PGO’s vormen een belangrijke bron van informatie over voorkomen en verspreiding van (beschermde) soorten. Het projectgebied is gelegen binnen het kilometerhok 106-434, zie figuur 1. Uit de gegevens van Het Natuurloket komt naar voren of op flora en fauna is onderzocht en de aangetroffen hoeveelheid beschermde soorten (gespecificeerd naar beschermde status; tabel 1, 2 of 3) in de betreffende kilometerhokken. De soorten worden niet bij naam genoemd. Deze kunnen worden opgevraagd. Bij de verschillende PGO’s zijn als gevolg van het ontbreken van beschermde soorten (tabel 2 en 3) geen nadere gegevens opgevraagd. figuur 1: kaart natuurloket kilometerhokken X:106-434

projectgebied

(On)nauwkeurigheid gegevens De gegevens die via Het Natuurloket worden verkregen, zijn per kilometerhok. Dit wil dus niet zeggen dat de desbetreffende soorten ook binnen het onderzochte terrein voorkomen, maar dat deze soorten ergens binnen het kilometerhok zijn waargenomen.



Waarneming.nl Waarneming.nl werkt samen met meerdere instanties (PGO's, vogelwerkgroepen, et cetera) in het streven naar één centraal loket voor natuurwaarnemingen in Nederland. Gemeente Nieuwkoop In het archief van gemeente Nieuwkoop is geen informatie aanwezig met betrekking tot reeds uitgevoerde ecologische onderzoeken ter plaatste van het projectgebied of de omgeving. Beschikbare verspreidingsatlassen Met behulp van beschikbare verspreidingsatlassen (zoogdieren, reptielen en amfibieën, libellen en broedvogels) is nagegaan in hoeverre diverse beschermde soorten ook daadwerkelijk verwacht kunnen worden in de omgeving van het betreffende projectgebied.

Integraal veldonderzoek Algemeen De interessante delen van het projectgebied zijn nader onderzocht op het voorkomen van beschermde soorten of sporen daarvan door middel van het omkeren van tegels, planken en boomstronken, gehoor, letten op voetprinten en uitwerpselen, et cetera. Flora Bij de inventarisatie van de flora is gelet op biotoopkenmerken en zijn planten geïnventariseerd. Vogels Tijdens de veldinventarisaties worden aanwezige vogels op zicht en geluid waargenomen. Zoogdieren Algemeen Tijdens het veldbezoek aan het projectgebied zijn alle waarnemingen van zoogdieren genoteerd. Hierbij is gelet op sporen (prenten, keutels, haren en dergelijke) die op de aanwezigheid van zoogdieren kunnen duiden. Tevens is aandacht besteed aan het voorkomen van verblijfplaatsen van kleine zoogdieren, zoals muizenholen en molshopen. Als gevolg van het oriënterende karakter van het onderzoek zijn geen vallen geplaatst ten behoeve van een inventarisatie. Vleermuizen Wegens het oriënterende karakter van het onderzoek is geen avondbezoek met behulp van een batdetector uitgevoerd naar het voorkomen van foeragerende (jagende) en laagvliegende vleermuissoorten. Amfibieën Tijdens het veldbezoek is aandacht besteed aan het (mogelijk) voorkomen van amfibieën en reptielen. Gewerkt is conform de door RAVON opgestelde handleiding1. Een avond- en/of nachtbezoek ten behoeve van amfibieën en reptielen is niet uitgevoerd.

1

Handleiding voor het monitoren van amfibieën in Nederland (RAVON Werkgroep Monitoring, Universiteit van Amsterdam, gedateerd 2001).



De kans dat beschermde of bedreigde amfibieën voorkomen, is vooraf als uiterst gering geschat, als gevolg van de biotoopkenmerken. De voortplantingsplaatsen van amfibieën worden in de meeste gevallen gevormd door sloten en enkele geïsoleerde wateren als vijvers en poelen. Mogelijke landbiotopen zijn onderzocht op de aanwezigheid van amfibieën door het omdraaien van stronken, planken, stenen en dergelijke om eronder verschuilende dieren op te sporen. Reptielen Ten behoeve van de inventarisatie van reptielen is gewerkt conform de door RAVON opgestelde handleiding2. Ritselend geluid dat te horen is als een hagedis zich beweegt of vervellingshuiden van slangen worden niet meegenomen als waarneming. Wel zijn belangrijke aanwijzingen voor een verblijfplaats onderzocht. De kans dat beschermde of bedreigde reptielen voorkomen, is vooraf als uiterst gering geschat, als gevolg van de biotoopkenmerken. Vissen Een visinventarisatie is niet uitgevoerd. Insecten en overige fauna De kans dat beschermde of bedreigde vlinders en libellen voorkomen, is vooraf als uiterst gering geschat. Er is dan ook geen specifiek onderzoek naar verricht. Wel is tijdens de inventarisatie gelet op de aanwezigheid van een geschikt biotoop.

2

Handleiding voor het monitoren van reptielen in Nederland (RAVON Werkgroep Monitoring, Universiteit van Amsterdam, gedateerd 2003).


N ot i t i e B e a n t w o or d i n g z i e n s w i j z e n o n t w e r p b e s t e m m i n g s p l a n “IJsbaanterrein Zuid” Nummer 01

Samenvatting

Reactie

Aanpassingen

B.W. de Zeeuw Koninginneweg 13E 2941 XH Lekkerkerk (namens initiatiefgroep Parkflat)

a.

Er zijn zorgen omtrent het aantal beschikbare

Op een afstand van zo’n 60 meter bevindt

parkeerplaatsen in het bestemmingsplan; uit

zich de eerste fase van Parkwijk. Van de

stukken uit het verleden viel op te maken dat

parkeerplaatsen, die voor deze woningen zijn

er ruim voldoende parkeerplaatsen voor de

aangelegd, blijven er dagelijks 60 a 70 leeg

Parkflat beschikbaar zouden komen.

staan. Die parkeervakken worden dus niet

Geen wijzigingen

gebruikt en hadden wij (achteraf bezien) een functionelere inrichting moeten geven. Bijvoorbeeld een groenstrook. Wij willen een dergelijke herhaling voorkomen. Uit onze inventarisatie in september en oktober is gebleken dat er nooit meer dan 30 auto’s gebruik maken van de parkeerruimte direct tegenover Parkflat. Wij hebben daarom de ontwikkelaars verzocht om rekening te houden met 30 parkeerplaatsen voor Parkflat én daarnaast te voldoen aan de parkeernorm uit onze parkeernota. Inmiddels weten wij dat het ontwerp, dat op basis van de criteria als beste door de

28 september 2014

selectiecommissie is beoordeeld, flexibel van aard is. Dat wil zeggen dat tussen parkeervakken en aan de zuidzijde van een parkeerstrook groen is ingetekend. Die ruimte kan, indien te zijner tijd omgezet worden naar extra parkeervakken. Aanvullend daarop is de noordzijde van de asfaltplaat beschikbaar voor ten minste 22 extra parkeerplaatsen. (zie ook inrichtingsschets) Gezien de feitelijke parkeerbehoefte, de 22 extra parkeervakken op de noordzijde van de asfaltplaat, de mogelijkheden die het ontwerp heeft om groenvoorziening om te zetten in extra parkeervakken én het feit dat op circa 60 meter afstand zo’n 65 parkeerplaatsen leeg staan, verwachten wij geen parkeerhinder. b.

Appellanten vragen zich af of de breedte

De breedte van de weg voldoet aan de

Koninginneweg wel voldoende is afgestemd op

daarvoor gestelde eisen in de wet. Er is

de toekomst aangezien het deel tussen de

bewust gekozen om geen brede weg aan te

Parkflat en Baandershof wordt opgeheven.

leggen. Het betreft hier een 30 km zone en

Geen wijzigingen

de praktijk leert dat hoe breder een weg hoe harder er juist gereden wordt en dat is juist niet de bedoeling. c.

Ten aanzien van parkeren dient de gemeente

De ontwikkelaar van de woningen op het

zich te realiseren dat:

ijsbaanterrein krijgt in ieder geval de

-

De geplande ondergrondse

opdracht om sowieso 30 parkeerplaatsen te

parkeergarage niet gerealiseerd is;

realiseren voor de woningen in de Parkflat.

-

De parkflat bestaat uit 42

Daarnaast zal zoals vermeld onder a ruimte

levensloopbestendige woningen en

beschikbaar blijven voor de aanleg van ten

Geen wijzigingen

28 september 2014

alleen aan de oostzijde

minste 22 extra parkeerplaatsen.

parkeergelegenheid heeft; -

De bewoners van de Marijkeweg

Het parkeerverbod aan de Marijkeweg zal

regelmatig parkeren op het

nadat het Baanderspark is opgeleverd weer

ijsbaanterrein vanwege straatbreedte en

opgeheven worden zodat de bewoners van de

het parkeerverbod.

Marijke weer in hun eigen straat kunnen parkeren.

d.

Bewoners van de Marijkeweg en Parkflat achten

Ten aanzien van het parkeren verwijzen wij

de behoefte aan parkeerplaatsen groter dan in

naar de beantwoording onder a.

Geen wijzigingen

de huidige stukken staat. Hierbij rekening houdend met bezoekers van activiteiten op het groene gedeelte van het ijsbaanterrein. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met bezoek van familie en de Thuiszorg e.

Bewoners wensen betrokken te worden bij de

Appellant is samen met een van de mede

keuzes betreffende woningbouw, wegen,

bewoners uitgenodigd op het gemeentehuis

parkeerplaatsen en de aanleg van

voor een toelichting en uitleg op de plannen.

groenvoorzieningen.

Hierbij is aangegeven dat de keuze voor een

Geen wijzigingen

ontwikkelaar verloopt via een prijsvraag. De keuze voor de ontwikkelaar wordt door het college van b. en w. Zij worden daarbij geadviseerd door een selectiecommissie. Deze commissie bestaat uit een stedenbouwkundige, de wethouder, de architect uit het kwaliteitsteam, een techneut en een ambtelijke afvaardiging van de afdeling projecten. 02

M.W. Willemsen Wilhelminastraat 79 2941 CA Lekkerkerk

28 september 2014

a.

De benoemde groenstrook evenwijdig aan de

De bestaande houtwal blijft behouden en in

sloot aan de westzijde van het plan biedt geen

eigendom van Nederlek. Wij houden daar dan

garantie voor de privacy voor de bewoners aan

ook grip op de kwaliteit en de wijze van

de Wilhelminastraat 69 t/m 83 en de

onderhoud. In de toelichting van het

Marijkeweg 2

bestemmingsplan staat in paragraaf 3.3.2

Geen wijzigingen.

dat de groene wal aan de oostzijde in stand gehouden moet worden. b.

De bezwaren betreffen hoofdzakelijk de

De groenbestemming in het bestemmingsplan

houtwal. In het ontwerp bestemmingsplan is

is een algemene bestemming zoals die in

aangegeven dat een groenbestemming ook kan

veel bestemmingsplannen is opgenomen.

bestaan uit bodembedekkers, grasgazon of

Deze zal niet geminimaliseerd worden tot

andere beplanting. Appellanten pleiten

alleen de houtwal.

Geen wijzigingen

expliciet voor een houtwal, dus opgaand groen. c.

Wie wordt eigenaar van de houtwal en wie gaat

De gemeente is en blijft eigenaar van de

het onderhoud voor haar rekening nemen. Het

houtwal en zal het onderhoud voor haar

zou onmogelijk moeten zijn voor derden om via

rekening nemen. De houtwal wordt via de

de houtwal de slootkant te bereiken.

noordzijde ontsloten door een pad om

Geen wijzigingen

onderhoud te plegen aan de houtwal. d.

In theorie is het volgens het bestemmingsplan

Er is bewust gekozen voor een globaal

mogelijk direct tegen de houtwal woningen te

bestemmingsplan om juist van de

realiseren. De vraag is om het bouwvlak nader

ontwikkelaars de creativiteit te vragen om

te specificeren en meer duidelijkheid te

het terrein mooi en met een hoge ruimtelijke

scheppen inzake parkeren, erf en

kwaliteit in te richten.

tuinbestemming

Inmiddels hebben de ontwikkelaars hun

Geen wijzigingen

plannen ingediend en heeft de selectiecommissie zijn voorkeur uitgesproken. Die voorkeur is ook door het college overgenomen. In die variant worden 8 woningen gerealiseerd die zich oriënteren op de Koninginneweg en een tuin op het oosten hebben. Het is niet toegestaan een achteruitgang te realiseren.

28 september 2014

03

D. Schiesser (en 7anderen) Wilhelminastraat 69 2941 CA Lekkerkerk

a.

De ingediende zienswijze is identiek aan

Voor de beantwoording zie onder 2

Geen wijzingen

Geen wijzigingen

zienswijze 2

04

A.C. Sellenraad Wilhelminastraat 81 2941 CA Lekkerkerk

a.

b

05

De ingediende zienswijze is voor 95% identiek

Voor de beantwoording zie onder 2a tot en

aan zienswijze 2

met 2d

Appellant was destijds verplicht het

Wanneer reclamant van mening is dat de

woongedeelte van zijn huis te oriënteren op

realisatie van woningen op het ijsbaanterrein

het Westen, op de ijsbaanzijde met het vrije

leidt tot waardevermindering van zijn woning

uitzicht en de vrije ligging. Indien er

kan nadat het bestemmingsplan in werking is

bebouwing komt en niet aan de wensen wordt

getreden een planschadeclaim ingediend

voldaan zal planschade geclaimd worden.

worden.

Geen wijzigingen

HHSK Postbus 4059 3006 AB Rotterdam

28 september 2014

a.

Het bovengenoemde plan heeft geen nadelige

Voor kennisgeving aangenomen

Geen wijzigingen

Enkele aandachtspunten:

De waterparagraaf is aangepast aan de

In de waterparagraaf is de

-

opmerkingen.

toegestuurde samenvatting

invloed op het watersysteem. Het HHSK heeft dan ook geen bezwaar tegen de vaststelling van het plan.

b.

In de waterparagraaf ontbreekt een verwijzing naar het Waterbeheerplan 2010-

opgenomen.

2015 van Schieland en de Krimpenerwaard. -

De ontwikkeling biedt kansen voor aanleg

Wanneer er daadwerkelijk tot aanleg

Geen wijziging in het

van natuurvriendelijke oevers. Het verzoek

overgegaan zal worden zal contact

bestemmingsplan

is hierover in contact te treden met het

opgenomen worden met het HHSK.

HHSK -

Bij het plan moet een rioleringsplan

Er zal bij de bouw een gescheiden rioolstelsel

De toelichting van het

opgesteld worden, hierin wordt toegelicht

aangelegd worden. Het rioleringsplan zal te

bestemmingsplan is hierop

welk type riolering wordt toegepast.

zijner tijd toegestuurd worden naar het HHSK

aangepast.

Gevraagd wordt in de waterparagraaf kort

in verband met de watervergunning.

in te gaan op de rioleringsaspecten.

28 september 2014

Parkeerplaatsen oude ijsbaan

Legenda LufoNL2014_Ortho10_Nederlek.ecw Red:

Band_1

Green: Band_2 Blue: Band_3

Topo

Deze kaart is gemaakt met GeoWeb 4.0 Aan deze tekening kunnen geen rechten worden ontleend © 2012 Alle rechten voorbehouden

Auteur: Datum: Schaal:

Gemeente Nederlek 13-11-2014 1:500

Bijlagen. 1. Ecologie. 2. Bodemonderzoek. 3. Archeologie. 4. Bijlagen bij bestemmingsplan Parkwijk. 5. Nota van beantwoording zienswijzen

Recommend Documents