Nota van beantwoording zienswijzen ontwerp bestemmingsplan “Kerkstraat 23 – 25” te Oud Gastel Datum : 4 augustus 2014
Inleiding Initiatiefnemer beoogt aan de Kerkstraat 23 – 25 in de kern van Oud Gastel enkele percelen te herontwikkelen. De herontwikkeling bestaat uit het grotendeels amoveren van de huidige in het plangebied aanwezige bebouwing, met uitzondering van het cultuurhistorisch waardevolle gedeelte van het pand vaan de Kerkstraat 25. Voorts wordt voorgenomen een nieuw hoofdgebouw op te richten, waarin het bestaande pand aan de Kerkstraat 25 wordt geïntegreerd. In dit hoofdgebouw, dat uit meerdere bouwmassa’s bestaat, worden tien zelfstandige woonzorgeenheden en zestien onzelfstandige woonzorgeenheden ondergebracht. In het hoofdgebouw wordt eveneens voorzien in de realisatie van enkele algemene ruimtes die kunnen worden aangewend voor het op een centrale plaats verlenen van zorg. Op het perceel wordt eveneens voorzien in de aanleg van een tuin en parkeervoorzieningen. Ten oosten van de te herontwikkelen gronden wordt voorzien in de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg. Om de herontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken is een wijziging van het vigerende bestemmingsplan “Kern Oud Gastel” noodzakelijk. Hiertoe is het ontwerp bestemmingsplan “Kerkstraat 23 – 25” in procedure gebracht. Dit bestemmingsplan heeft vanaf 5 juni 2014 voor de duur van 6 weken (tot en met 16 juli) voor eenieder ter visie gelegen. Tegen het ontwerp bestemmingsplan zijn twee zienswijzen binnen de daarvoor gestelde termijn ingediend. Deze twee zienswijzen zijn derhalve ontvankelijk voor behandeling. In deze nota zijn de zienswijzen puntsgewijs samengevat en van een beantwoording voorzien. Tevens is er een ambtelijke wijziging van het bestemmingsplan, deze wijziging is navolgend weergegeven. Tenslotte is een Staat van Wijzigingen weergegeven. Zienswijze 1 Fam. Potters – Goordens, vertegenwoordigd door ARAG Rechtsbijstand, verstuurd d.d. 7 juli 2014 Samenvatting 1. Door indiener wordt gesteld dat door de voorgestelde toename aan bebouwing binnen het plangebied, waar met name het oostelijke deel van het plangebied thans nagenoeg geen bebouwing kent, de waarde van zijn perceel en woning zal verminderen. Daarnaast is indiener van mening dat door inkijk vanuit het nieuwe gebouw de privacy wordt geschaad. 2. Indiener is van mening dat de onderhavige gronden moeten worden bestemd als ‘Maatschappelijk’ in plaats van ‘Wonen’, daar er in meer of mindere mate zorg wordt geboden op de locatie. Voorts wordt gesteld dat door de gronden te bestemmen als ‘Wonen’ er meer ontwikkelingsmogelijkheden zijn dan binnen de bestemming ‘Maatschappelijk’. 3. Indiener stelt dat, hoewel dit wel uit de toelichting op het bestemmingsplan blijkt, niet juridischplanologisch is verzekerd dat met name de zelfstandige (zorg)woningen uitsluitend voor de beoogde geïndiceerde doelgroep van zorg worden gebruikt. Indiener is van mening dat hierdoor ook reguliere woningzoekenden, zoals jongeren of starters, in het gebouw kunnen wonen.
1
4.
Indiener is van mening dat in de toelichting op het bestemmingsplan ten onrechte wordt verwezen naar het ‘Masterplan Welzijn-Wonen-Zorg’ uit 2005 om de behoefte aan zorgwoningen te onderbouwen. Aangedragen wordt tevens dat de verdeling van de zorgwoningen in tien zelfstandige en zestien onzelfstandige woningen meer gebaseerd lijkt te zijn op de bouwkundige mogelijkheden dan op een concrete behoefte. 5. Door indiener wordt aangedragen dat de juridisch-planologisch middels een voorwaardelijke verplichting vastgelegde eis tot oprichting van een terreinafscheiding vóór het bouwdeel aan de Kerkstraat 23 in een ‘open dan wel gesloten constructie’ niet bijdraagt bij het in de toelichting op het bestemmingsplan aangegeven achtergelegen doel van het oprichten van een terreinafscheiding. 6. Indiener stelt dat de regeling met betrekking tot het weren van vergunningvrije bouwwerken in het ontwerp bestemmingsplan, welke regeling is geduid met de functieaanduiding ‘erf uitgesloten’, niet wordt toegepast volgens de geldende wetgeving hieromtrent. Zo wordt aangegeven dat deze regeling door de wetgever is bedoeld om dichtslibben van grote (agrarische) percelen te voorkomen en dat hiervan geen sprake is. Tevens wordt aangedragen dat het niet duidelijk is of nu de inrichting van het terrein als erf wordt uitgesloten of dat uitsluitend wordt bedoeld om de gronden planologisch niet te duiden als zijnde ‘erf’ in de zin van het Besluit omgevingsrecht. 7. Indiener bestrijdt dat in de gehanteerde gemeentelijke parkeernormen uit de Kadernota Parkeren 2012 – 2016 rekening is gehouden met het parkeren door bezoekers en werknemers, zoals in de toelichting wordt gesteld. Aangezien deze twee laatstgenoemde vormen van parkeren niet zijn verdisconteerd in de norm, volstaat het aantal van zestien parkeerplaatsen volgens de indiener niet. 8. Indiener stelt dat onvoldoende is geborgd dat de bouwplannen voor het deel van het monument dat het pand Kerkstraat 25 tezamen met het pand Kerkstraat 27 vormt de monumentale waarden niet schaden. 9. Indiener ziet niet in dat de oostelijke ontsluitingsweg kan worden aangelegd, aangezien de plannen voor deze gronden (terrein basisschool) nog niet bekend zijn. Daarnaast wordt voorgesteld de bestemming ‘Verkeer’ op te nemen ter plaatse van de ontsluitingsweg. 10. Door indiener wordt aangegeven dat in de toelichting op het bestemmingsplan staat dat woningvermeerdering niet is toegestaan en elders dat woningvermeerdering wel mogelijk wordt gemaakt. Indiener vraagt zich af of één collegebesluit volstaat voor het toenemen van het aantal woningen. 11. De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt door indiener in twijfel getrokken. Beantwoording 1. De vraag of er sprake is van waardevermindering c.q. schade maakt onderdeel uit van de planschadeprocedure en heeft geen betrekking op de bestemmingsplanprocedure. Ten aanzien van het aspect ‘privacy’ kan worden gesteld dat door initiatiefnemer alle mogelijke maatregelen worden getroffen om het eventuele verlies aan privacy op het perceel van indiener (Kerkstraat 19) zo klein mogelijk te houden. Zo zijn aan de noordzijde van de op te richten tweedelijns bebouwing, in het deel van het gebouw dat is georiënteerd op het perceel van indiener, uitsluitend verkeersruimtes binnen het gebouw voorzien. Vanuit de aldaar te realiseren woningen is zodoende geen direct zicht op het perceel van indiener. Binnen de woningen is, grenzend aan de verkeersruimte, een slaapkamer voorzien. Door de initiatiefnemer wordt op plaatsen waar er mogelijk sprake is van direct zich op het perceel van indiener, bijvoorbeeld op de verdieping ter
2
hoogte van het kantoor van de teamleider, voorzien in het plakken van raamfolie op de ruiten. Op die wijze wordt voorkomen dat sprake is van zicht op het perceel van indiener. 2.
In het vigerende bestemmingsplan “Kern Oud Gastel” alsmede in de algehele gemeentelijke bestemmingsplansystematiek wordt gebruik gemaakt van de aanduiding ‘bijzonder woongebouw’. Hieronder wordt verstaan een gebouw dat bestaat uit meerdere wooneenheden, al dan niet zelfstandig, waarbij gemeenschappelijke voorzieningen, zorgvoorzieningen en verpleegvoorzieningen zijn toegestaan. De term ‘bijzonder woongebouw’ maakt al duidelijk dat het hier niet om ‘gewone’ woningen of wooneenheden voor ‘gewone’ huishoudens gaat, maar om ‘bijzondere’. Als voorbeeld van een specifieke, bijzondere doelgroep kunnen bejaarden worden genoemd. Het ‘bijzondere’ aan deze doelgroep is dat zij meer zorg en ondersteuning nodig hebben om zelfstandig te kunnen (blijven) wonen. Het aantal doelgroepen in de maatschappij dat gebruik maakt van begeleiding en ondersteuning bij het wonen is echter sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw toegenomen. Naast ouderen, maken in de huidige tijd ook steeds meer jongeren en (jong) volwassenen gebruik van diverse vormen van begeleid wonen. Het wonen in grote zorgcomplexen en internaten is niet meer van deze tijd. In kleine groepen vormen jongeren en/of (jong) volwassenen een woongroep of ze wonen op zichzelf. De begeleiding die ze daarbij krijgen kan variëren van ambulante begeleiding tot 24 uurs-begeleiding. De term ‘bijzonder woongebouw’ dekt daarom niet meer geheel de lading. Naar aanleiding van de zienswijze wordt daarom wat betreft terminologie en bestemmingsplansystematiek aangesloten bij de, op basis van jurisprudentie, meest recente wijze van bestemmen van dergelijke woonzorgcomplexen. Een aantal van deze voornoemde minder traditionele woonvormen past direct binnen de reguliere woonbestemming. Volgens eerdere jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State (ABRvS) moet er dan wel sprake zijn van ‘nagenoeg zelfstandige bewoning’. Indien de geboden zorg en begeleiding te intensief wordt en er niet meer gesproken kan worden van ‘nagenoeg zelfstandige bewoning’ is een specifieke bestemmingsregeling nodig. Onder ‘nagenoeg zelfstandige bewoning’ worden door de ABRvS verstaan: ‘als de zorg bestaat uit specifieke ondersteuning voor de algemene dagelijkse levensbehoeften en de bewoners geen voortdurende zorg nodig hebben’. Enkele kenmerken van ‘nagenoeg zelfstandige bewoning’ zijn: • begeleiding bij het structureren van hun dagelijks leven; • bewoners werken overdag ergens anders of hebben dagbesteding; • medische behandeling in verband met ziektebeeld gebeurt elders; • bewoners functioneren zoveel mogelijk zelfstandig, geen continue begeleiding; • zo nodig en desgewenst therapie en begeleide activiteiten; • in de nachtperiode is nabij personeel in nachtdienst aanwezig of bereikbaar via intercom; • geen verplicht begeleidings- en behandelingstraject. Enkele kenmerken van ‘niet nagenoeg zelfstandige bewoning’ zijn: • vanwege aard stoornis de gehele dag begeleiding; • voortdurende behandeling gericht op het zelfstandig functioneren; • overdag therapie, werk of onderwijs.
3
In dit verband is het van belang om te benadrukken dat ‘(niet) nagenoeg zelfstandige bewoning’ niet hetzelfde is als zelfstandige woningen: • een ‘zorgwoning’ wordt gezien als nagenoeg zelfstandige bewoning in een zelfstandige woning; • een ‘woonzorgeenheid’ wordt gezien als nagenoeg zelfstandige bewoning in een onzelfstandige woning. In het voorliggende plan worden de twee voornoemde vormen van bewoning in al dan niet zelfstandige woningen beide mogelijk gemaakt in één gezamenlijk hoofdgebouw. Om tot een accurate bestemmingsregeling te komen wordt het bestemmingsplan als volgt gewijzigd. De bestemming wordt gewijzigd van ‘Wonen’ naar ‘Wonen – Zorgwonen’. Binnen deze bestemming worden, middels specifieke functieaanduidingen, twee typen woningen mogelijk gemaakt: 1. Zorgwoning: ‘een woning of wooneenheid, bestemd voor verzorgd wonen, die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan de bewoner(s) vanwege hun beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem zijn geïndiceerd voor zorg, die beschikbaar is in de directe nabijheid van die woning of wooneenheid en welke zorg door die bewoner(s) ook daadwerkelijk wordt afgenomen’; 2. Woonzorgeenheid: een zelfstandig gedeelte van een woongebouw dat bedoeld is voor de huisvesting en verzorging van meerdere personen die niet zelfstandig kunnen wonen, waarbij specifieke ondersteuning voor de algemene dagelijkse levensbehoeften dan wel dagbesteding van personen nagenoeg voortdurend kan plaatsvinden, met dien verstande dat in het woongebouw geen separate ruimten voor medische behandeling aanwezig zijn; De bestemming ‘Wonen – Zorgwonen’ is bedoeld om die woonvormen, die niet binnen de normale woonbestemming passen, maar die gezien de maatschappelijke ontwikkelingen en hun geringe ruimtelijke impact wel passend zijn in een woonomgeving, mogelijk te maken. Hierbij valt te denken aan een gezinsvervangend tehuis voor kinderen met een beperking of woongroepen voor volwassen met een beperking, die gezien hun beperking 24-uursbegeleiding nodig hebben. Van belang is dat de activiteiten binnen de bestemming in hoofdzaak zijn gericht op het wonen. De benodigde zorg en ondersteuning is nodig vanwege de beperking en/of jonge leeftijd van de bewoners. Indien de zorg het hoofdaccent is en het wonen c.q. verblijven daaraan ondergeschikt dan is niet langer sprake van ‘zorgwonen’. De gemeente Halderberge is van mening dat de bestemming ‘Wonen – Zorgwonen’ niet meer ontwikkelingsmogelijkheden met zich meebrengt dan de bestemming ‘Maatschappelijk’. De toelichting op het bestemmingsplan zal met voorgaande motivering worden aangevuld en aangepast. Ook worden de regels, onder meer de algemene afwijkingsregels (artikel 7.2), en verbeelding aangepast. 3.
Door opname van het begrip ‘zorgwoning’, zie onder 2., is juridisch-planologisch verzekerd dat de meer zelfstandige woningen niet via de normale woningdistributie beschikbaar kunnen komen aan ‘gewone’ jongeren, starters of andere doelgroepen. De borging in de begripsomschrijving ‘zorgwoning’ is recent door de ABRvS afdoende gevonden (201210101/3/R3). Uit de redactie van het begrip ‘woonzorgeenheid’ blijkt duidelijk dat deze onzelfstandige woningen niet door eenieder kunnen worden bewoond. Voorts kan worden aangegeven dat SDW, welke organisatie gericht is op dienstverlening aan uitsluitend personen met een verstandelijke beperking, een
4
huurovereenkomst is aangegaan voor de volledige locatie met verhuurder Bernardus Wonen voor een periode van 20 jaar. Aldus kan worden aangegeven dat de te realiseren woningen niet aan derden beschikbaar worden gesteld. 4.
Zoals aangehaald bij de beantwoording onder 3., waarin wordt verwezen naar de eindgebruiker SDW, bestaat er een concrete behoefte aan woonzorgeenheden. De ‘zorgwoningen’ (onzelfstandige bewoning in zelfstandige woningen) worden daarnaast meegerekend in de woningbouwprogrammering welke op regionaal niveau (Regionaal Ruimtelijk Overleg) wordt afgestemd. De behoefte aan de woningen is derhalve niet uitsluitend vastgelegd het ‘Masterplan Welzijn-Wonen-Zorg’ uit 2005. Voorts kan worden aangegeven dat op 30 mei 2013 de gemeenteraad het woningbouwprogramma 2012-2022 heeft vastgesteld. Daarbij heeft de raad ook besloten om het college flexibiliteit te geven in fasering, aantal en locaties binnen het totale woningbouwprogramma. Op basis van deze flexibiliteit heeft het college d.d. 8 oktober 2013 besloten om het project Kerkstraat 23-25 op te nemen in het gemeentelijk woningbouwprogramma. Het woningbouwprogramma is –zoals regionaal afgesproken- gebaseerd op de meest actuele provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose (2011). Op basis van deze prognose kan de gemeente Halderberge zelf bepalen welke projecten opgenomen worden in het gemeentelijke woningbouwprogramma. De veronderstelling van indiener dat de onderverdeling in aantallen ‘zorgwoningen’ en ‘woonzorgeenheden’ niet berust op een concrete behoefte maar op de bouwkundige mogelijkheden van het perceel kan niet worden onderschreven. Door SDW, de beoogde huurder van het nieuwe complex, wordt om kwalitatieve en verantwoorde maar zeker ook betaalbare 24-uurs zorg te kunnen leveren een ondergrens van minimaal 24 cliënten op één locatie gehanteerd. Dit is algemeen beleid van SDW rondom nieuwe woonlocaties. Bestaande woonlocaties waar dit (nog) niet zo was c.q. is zijn de afgelopen jaren c.q. worden de komende jaren afgestoten om hiervoor vervangende nieuwbouw te realiseren met een ondergrens van ruimte voor minimaal 24 cliënten. De verdeling van 16 huisvestingseenheden in 2 woonzorgeenheden en 10 zorgwoningen heeft te maken met het feit dat SDW voor ‘groepswonen’ altijd uitgaat van 8 cliënten voor het kunnen leveren van kwalitatieve, verantwoorde en betaalbare zorg. Het project bestaat dus, aldus de nieuwe hierboven gegeven definitie, uit twee woonzorgeenheden met ieder 8 huisvestingseenheden voor het wonen van personen die meer zorg nodig hebben dan de bewoners van de zorgwoningen. Deze laatstgenoemde bewoners kunnen overigens alleen maar daar wonen omdat zij vanuit de 24-uurs zorg ondersteuning krijgen en daar ook altijd op terug kunnen vallen. Op de locatie wonen alleen cliënten met een hogere ZZP indicatie (vanaf ZZP 3). Scheiden van wonen en zorg is hier niet van toepassing. De toelichting van het bestemmingsplan zal met voorgaande motivatie worden aangevuld.
5.
Het achterliggende doel voor het oprichten van de bedoelde terreinafscheiding betreft dat van het mede behouden c.q. creëren van het beeld van een gesloten uniforme bebouwingswand, zodoende wordt het straatbeeld niet geschaad. Uit stedenbouwkundig oogpunt is het irrelevant of de terreinafscheiding wordt opgericht in de vorm van bijvoorbeeld een gesloten muur (gesloten constructie) of in de vorm van een hekwerk (open constructie), daarvoor is de bouwhoogte en daarmee ruimtelijke impact te gering. Uit de gehele lengte van de in de rooilijn op te richten constructie, of die nu gesloten of open is, volgt dat de bestaande rooilijn van de bebouwingswand
5
wordt gevolgd. Met name dit aspect is van belang, aangezien het achter de terreinafscheiding gelegen gebouw al zorgt voor het ‘dichten’ van de bebouwingswand. Het gaat dus niet zo zeer om het met de constructie ‘dichten van de wand’ als wel het morfologisch voortzetten van de rooilijn van de bebouwingswand er vanuit gaande dat de achterliggende op te richten bebouwing zorgt voor het ‘dichten’ van de wand. 6.
Het toepassen van een regeling om het bouwen van vergunningvrije bouwwerken tegen te gaan is door de wetgever niet uitsluitend voorbehouden aan grote (agrarische) percelen. Dit blijkt uit de redactie van het begrip ‘erf’, de toelichting op het Besluit omgevingsrecht (Bor) maakt dit niet anders. Door indiener wordt aangedragen dat niet duidelijk is of nu de daadwerkelijke inrichting als ‘erf’ verboden is of dat uitsluitend de planologische duiding als ‘erf’ verboden is (implicerende dat niet vergunningvrij mag worden gebouwd). Indiener wijst er op dat, indien met het oog op de toepassing van het begrip ‘erf’ uit het Bor een andere bestemmingsplansystematiek wordt gehanteerd, expliciet moet worden aangegeven dat geen bouwwerken, verhardingen en andere bij normaal gebruik als erf te gebruiken terreininrichting mogen worden gerealiseerd. Aan de hand van deze zienswijze wordt het bestemmingsplan aangepast in die zin dat de aanduiding ‘erf uitgesloten’ wordt vervangen door de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’. Op die wijze is er geen onduidelijkheid over het feit dat uitsluitend wordt bedoeld te voorkomen dat bijgebouwen kunnen worden opgericht. Het aanleggen van verhardingen en de inrichting als erf (m.u.v. bijgebouwen) wordt onder meer ten behoeve van het parkeren wel mogelijk gemaakt. De toelichting en bestemmingsplanregels zullen met voornoemde wijziging worden aangepast.
7.
In de Kadernota Parkeren 2012 – 2016 wordt aangegeven dat de opgenomen parkeernormen zijn gebaseerd op de meest recente algemeen aanvaarde parkeernormen van het CROW. In de CROW-brochure met parkeernormen is bij de categorie ‘verpleeg- en verzorgingstehuis’ aangegeven dat de weergegeven parkeerkencijfers inclusief het parkeren voor personeel zijn. Ook is het aandeel bezoekers meegenomen in de parkeercijfers. Ten aanzien van de categorie ‘aanleunwoning en serviceflat’ is aangegeven dat in de parkeerkencijfers ook het aandeel bezoekers is weergegeven. Gesteld kan worden dat bij het vaststellen van de parkeernomen voor het voorliggende bestemmingsplan rekening is gehouden met het parkeren van bewoners, bezoekers en personeel. Door de eindgebruiker SDW kan, op basis van ervaringen op vergelijkbare locaties, worden aangegeven dat het te realiseren aantal van 16 parkeerplaatsen al relatief fors kan worden genoemd. In de praktijk zal het zo zijn dan van de 26 cliënten die gebruik gaan maken van de zorgwoningen en huisvestingseenheden binnen de twee woonzorgeenheden niemand een auto zal rijden. Op de locatie werkt natuurlijk personeel in verschillende diensten. In de praktijk zullen overdag 2 tot 4 medewerkers en in de nacht 1 medewerker aanwezig zijn. Bezoekers zullen uiteraard ook gebruik maken van de parkeerplaatsen, maar gezien het lage gebruik van parkeerplaatsen door personeel en bewoners (én het feit dat dit aandeel is verdisconteerd in de CROW-normen) is het aannemelijk dat dit niet tot parkeeroverlast zal leiden.
8.
Het pand aan de Kerkstraat 25 is aangemerkt als zijnde een gemeentelijk monument. De gemeente Halderberge heeft vanwege die status voldoende regiemogelijkheden om het totale monumentale karakter van de bebouwing (en dan met name de gevel) te beschermen. In het bestemmingsplan is er uit stedenbouwkundige overwegingen voor gekozen om de hoofdvorm van de bebouwing vast te leggen evenals de karakteristieke waarde daarvan. Hiervoor is een omgevingsvergunningenstelsel
6
voor het slopen opgenomen. Een uitbreiding van het aantal criteria dat is genoemd in het voornoemde omgevingsvergunningenstelsel om behalve de hoofdvorm ook andere monumentale waarden te beschermen wordt, gezien de status van gemeentelijk monument, niet noodzakelijk geacht. 9.
Nog niet bekend is wat er op de gronden waarop nu de basisschool is gevestigd, in de toekomst voor ruimtelijke ontwikkelingen gaan plaatsvinden. Duidelijk is wel dat er ruimte is en blijft voor de aanleg van een ontsluitingsweg naar het westelijk van het terrein gelegen gebied (plangebied). Mogelijk wijzigt in de toekomst nog wel de ligging van de ontsluitingsweg, dit wordt in dat stadium juridisch-planologisch geregeld. De aan te leggen ontsluitingsweg zal voorlopig niet het karakter van een openbare weg krijgen; de weg wordt aangelegd als perceelsontsluiting. De bestemming ‘Verkeer’ wordt door de gemeente Halderberge niet gehanteerd voor dergelijke wegen. Door middel van de aanduiding ‘ontsluiting’ is afdoende geborgd dat deze gronden uitsluitend mogen worden gebruikt voor het voor verkeer ontsluiten van het perceel.
10. Indiener wijst er op dat op pagina 5 van de toelichting op het bestemmingsplan wordt vermeld dat woningvermeerdering niet is toegestaan, terwijl elders in de toelichting is aangegeven dat woningvermeerdering wél wordt mogelijk gemaakt. Niet inzichtelijk is dat dit door een relatief licht middel als een collegebesluit kan worden besloten. Op pagina 5 is uitsluitend een beschrijving gegeven van het huidige planologische regime. Door een nieuw bestemmingsplan te maken kan van dit regime, bijvoorbeeld voor woningvermeerdering, worden afgeweken. Zoals onder 4. is weergegeven heeft de gemeenteraad het college de flexibiliteit gegeven om zelf locaties aan te wijzen waar woningvermeerdering mogelijk is. Tenslotte kan aangegeven worden dat de gemeenteraad, als bevoegd orgaan voor het al dan niet vaststellen van bestemmingsplannen, altijd het definitieve besluit neemt over woningvermeerdering. 11. Uit de beantwoording van het vorengaande blijkt duidelijk dat sprake is van een concrete behoefte. Zienswijze 2 Dhr. Van de Lindeloof, vertegenwoordigd door SRK Rechtsbijstand, verstuurd d.d. 9 juli 2014 Samenvatting 1. Indiener is van mening dat het woon- en leefklimaat op zijn perceel, welke naast het plangebied is gelegen (Kerkstraat 21), onevenredig op nadelige wijze wordt beïnvloed door het oprichten van bebouwing in de tweede lijn gezien vanaf de straat. Zo wordt met name de privacy nadelig beïnvloed door de in de ogen van indiener merkwaardige ruimtelijke structuur van het bouwplan. 2. Door indiener wordt opgemerkt dat op basis van de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” tussen woningen een verpleeghuis een afstand van 30 meter dient te worden aangehouden vanwege mogelijke geluidshinder. 3. Indiener betwijfelt of het aantal van zestien geplande parkeerplaatsen voldoende is voor het parkeren van bewoners, personeel en bezoekers. 4. Voor indiener is niet duidelijk wat er gebeurd met de in- en uitrit van het plangebied aan de Kerkstraat. 5. Indiener geeft aan dat in het bestemmingsplan regels zijn opgenomen voor het (onder voorwaarden) toestaan van kamerverhuur en logies. Opgemerkt wordt dat een dergelijke regeling niet strekt tot het doel van het bestemmingsplan.
7
Beantwoording 1. Verwezen wordt naar de beantwoording van de eerste zienswijze, onder 1. In aanvulling kan hierop worden opgemerkt dat, gezien de indiener verwijst naar de huidige ‘open’ structuur met tuinen aan de achterzijde van de bebouwing aan de Kerkstraat (refererend aan de aspecten ‘uitzicht’ en ‘ruimtegevoel’), er in Nederland geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht (zoals recent overwogen door de ABRvS: 201304029/1/R4). 2.
Het voorliggende initiatief is, zoals is weergegeven in de toelichting op het bestemmingsplan en wat ook blijkt uit de bestemmingsplanregeling, niet aan te merken als een verpleeghuis. De nadruk van het voorliggende initiatief ligt op het ‘wonen’. Derhalve behoeft ten aanzien van dit aspect niet te worden getoetst aan de VNG-brochure.
3.
Verwezen wordt naar de beantwoording van de eerste zienswijze, onder 7.
4.
De huidige in- en uitritconstructie van het plangebied aan de Kerkstraat blijft behouden. De ontsluiting van het perceel krijgt niet het karakter van een openbare weg. Wanneer de ontsluiting op de Monseigneur Meeuwissenstraat gereed is zal de ontsluiting aan de Kerkstraat alleen als inrit worden gebruikt.
5.
De gemeente Halderberge beoogt voor deze locatie niet om de functies kamerverhuur en logies mogelijk te maken. De betreffende regels zullen uit het bestemmingsplan worden verwijderd.
Ambtshalve wijzigingen 1. De ontsluitingsweg welke is voorzien tussen het te herontwikkelen perceel aan de Kerkstraat 23-25 en de Monseigneur Meeuwissenstraat, gelegen op het terrein van de basisschool, wordt verschoven naar het noorden. In het planproces is eerder gekozen voor de locatie van het schoolplein, vanwege het aldaar ontbreken van bebouwing en het daardoor snel kunnen aanleggen van de weg. Gebleken is dat de verkeersafwikkeling van het te herontwikkelen perceel verbetert indien de ontsluitingsweg vanaf het erf aan de noordzijde van het hoofdgebouw naar het oosten wordt doorgetrokken. Daarmee komt de ontsluitingsweg op de gronden te liggen waar thans nog het gebouw van de basisschool aanwezig is. Deze verlegging van de ontsluitingsweg over het schoolgebouw heeft geen gevolgen voor de uitvoerbaarheid.
8
Staat van wijzigingen Regels Artikel 1 Begrippen Artikel 1, lid 1.13
komt te vervallen. In artikel 1 wordt onder vernummering van de overige leden, het lid ‘woonzorgeenheid’ ingetrokken en vervangen door een nieuwe definitie, luidende als volgt: ‘woonzorgeenheid: een zelfstandig gedeelte van een woongebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van meerdere personen die niet zelfstandig kunnen wonen, waarbij specifieke ondersteuning voor de algemene dagelijkse levensbehoeften dan wel dagbesteding van personen nagenoeg voortdurend kan plaatsvinden, met dien verstande dat in het woongebouw geen separate ruimten voor medische behandeling aanwezig zijn’. In artikel 1 wordt onder vernummering van de overige leden, een nieuw lid toegevoegd, luidende als volgt: ‘zorgwoning: een woning of wooneenheid, bestemd voor verzorgd wonen, die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan de bewoner(s) vanwege hun beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem zijn geïndiceerd voor zorg, die beschikbaar is in de directe nabijheid van die woning of wooneenheid en welke zorg door die bewoner(s) ook daadwerkelijk wordt afgenomen’. Artikel 3 Wonen In artikel 3, aanhef en lid 3.1, aanhef wordt de naam van de bestemming ‘Wonen’ vervangen door een nieuwe naam, luidende als volgt: ‘Wonen – Zorgwonen’ In artikel 3, lid 3.1, onder a wordt de bestemmingsomschrijving ingetrokken en vervangen door een nieuwe omschrijving, luidende als volgt: ‘a. wonen, wonen met zorg en levensloopbestendige woningen, met dien verstande dat: 1. ter plaatse van de aanduiding ‘zorgwoning’ uitsluitend zorgwoningen zijn toegestaan, waarbij het aantal wooneenheden niet meer dan 10 mag bedragen; 2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – woonzorgeenheden’ uitsluitend twee woonzorgeenheden zijn toegestaan, waarbij het aantal te huisvesten personen per woonzorgeenheid niet meer dan 8 mag bedragen.’ In artikel 3, lid 3.2.1, onder b wordt de regel ‘erf uitgesloten’ ingetrokken en vervangen door een nieuwe omschrijving, luidende als volgt: ‘b. ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’, zijn de gronden niet bestemd voor het realiseren van bijgebouwen en overkappingen, waarbij deze eveneens niet vergunningvrij als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht (Bor) mogen worden gerealiseerd, met dien verstande dat verhardingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde wel zijn toegestaan.’
9
In artikel 3, lid 3.2.2, onder b wordt de term ‘bijzondere woongebouwen’ ingetrokken en vervangen door de begrippen ‘woonzorgeenheden en zorgwoningen’. Artikel 3.5 komt te vervallen. Artikel 7 Algemene afwijkingsregels In artikel 7, lid 7.2, wordt de afwijkingsregel voor aantallen woonzorgeenheden ingetrokken en vervangen door een nieuwe omschrijving, luidende als volgt: ‘7.2 Aantallen te huisvesten personen Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 sub a ten behoeve van het wijzigen van maximale aantal te huisvesten personen per woonzorgeenheid, met dien verstande dat het totaal aantal woonzorgeenheden niet toeneemt en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende erven; b. er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaat; c. er wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen; d. de economische uitvoerbaarheid is verzekerd.’ Verbeelding De aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – bijzondere woongebouwen’ komt te vervallen. De aanduiding ‘zorgwoning’ wordt toegevoegd. De aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – woonzorgeenheden’ wordt toegevoegd. De bestemming ‘Wonen’ wordt gewijzigd in ‘Wonen – Zorgwonen’. De aanduiding ‘erf uitgesloten’ wordt vervangen door ‘bijgebouwen uitgesloten’ Het plangebied wordt gewijzigd in die zin dat dit wordt verkleind, zodanig dat de huidige ‘ontsluitingsweg’ komt te vervallen. Het plangebied wordt vervolgens gewijzigd in die zin dat dit wordt vergroot, zodanig dat de ‘ontsluitingsweg’ mogelijk wordt gemaakt in het verlengde van de noordelijke bouwgrens van het hoofdgebouw, waarbij deze ‘ontsluitingsweg’ komt te lopen tussen de ontstane plangrens en de Monseigneur Meeuwissenstraat.
10