Bijlage III A. Het project Trainingsscenario STCW Inleiding Het project Trainingsscenario STCW is wat betreft het ontwikkelen gestart in september 2002 en inhoudelijk afgesloten op de studiedag van 5 november 2003. Doelstellingen project Trainingsscenario STCW Algemene doelstelling Het ontwikkelen van op competentie gerichte modulen voor de gehele beroepskolom (vmbo, mbo en hbo) van het Nederlands maritiem onderwijs teneinde mogelijke doorstroming van lagere naar hogere onderwijsniveaus, de doorlopende leerlijn, te bevorderen om de doorstroom van meer lagere naar hogere functies zeevarenden te stimuleren. Afgeleide doelstellingen: - Het ontwikkelen van proeven van bekwaamheid voor de verschillende modulen; - Het ontwikkelen van beoordelingsprotocollen voor de proeven van bekwaamheid; - Het ontwikkelen van manuals voor docenten; - Het ontwikkelen van een onderhoudsplan. In juni 2003 besloot de Stuurgroep Maritieme Arbeidsmarkt en Nautische Opleidingen, op voorstel van de werkgroep onderwijs met instemming van het platform onderwijs, aan deze doelstellingen het ontwikkelen van een stageboek op basis van het International Shipping Federation (ISF) record book toe te voegen aan de doelstellingen. Uitgangspunten: Uitgangspunt vormde de eisen van het STCW-verdrag en de Zeevaartbemanningwet die voor het mbo en hbo gemeenschappelijk zijn. De modulebeschrijving (detaillering) dient zodanig te zijn dat zij inpasbaar is in het mbo en hbo curriculum. Deelprojecten: Het project “trainingsscenario’s STCW” is opgedeeld in een aantal deelprojecten: 1. ontwikkelen van modulen gebaseerd op competenties gericht op de kwalificaties die voor het mbo en hbo gemeenschappelijk zijn en de kern van het STCW beslaan; 2. het ontwikkelen van proeven van bekwaamheid en beoordelingsprotocollen; 3. het ontwikkelen van manuals voor docenten; 4. het ontwikkelen van een onderhoudsplan. 5. het ontwikkelen van het stageboek • Ad 1 Doelstelling module ontwikkeling Het ontwikkelen van beperkt aantal modulen gebaseerd op competenties, gericht op de kwalificatie die voor het mbo en hbo gemeenschappelijk is en de kern van het STCW beslaan. Deze fase is in juni 2003 afgerond en door het ontwikkelteam is geadviseerd dat de door het STCW aangegeven functions als modulen beschouwd kunnen worden, die met name voor de proeve van bekwaamheid als uitgangspunt dienden.
1
Het betreft de volgende functions: Navigation, Cargo handling and stowage, Controlling the operations of the ship and care for the persons on board, Marine engineering, Electrical, electronic and control engineering, Maintenance and repair. Tevens is een extra function safety opgenomen zijnde de inhoud van STCW table A-VI. De ontwikkelde modulen vormde het fundament voor de deelprojecten proeven van bekwaamheid en manuals. • Ad 2 Doelstelling proeven van bekwaamheid en beoordelingsprotocollen Doelstelling van dit deelproject was het ontwikkelen van proeven van bekwaamheid en beoordelingsprotocollen afgeleid van de in een module beschreven competenties,. In een proeve van bekwaamheid kan een kandidaat demonstreren dat hij over de vaardigheden beschikt om de problemen in een beroepssituatie op te lossen zoals men van een beroepsbeoefenaar verwacht mag worden. Een beoordelingsprotocol is een instructie voor de wijze van beoordelen, normeren en rapporteren door de beoordelaar van de proeve van bekwaamheid. In totaal zijn er 45 proeven van bekwaamheid ontwikkeld voor de kwalificaties Schipper Machinist Beperkt Werkgebied (SMBW), Stuurman Werktuigkundige beperkt Werkgebied (SWK) en Maritiem Officier (MAROF). • Ad 3 Manual voor docenten Doelstelling van dit deelproject was het ontwikkelen van handleidingen voor docenten voor het inrichten en begeleiden van leersituaties. De manuals zijn gebaseerd op de in deelproject modulen ontwikkelde modulen. De manuals bevatten inhoudelijke aanwijzingen voor de docent maar ook organisatorische informatie. De manuals hebben uitdrukkelijk de status van advies. Er zijn in totaal 80 manuals ontwikkeld. • Ad 4 Onderhoudsplan Voor het “up to date” houden van het ontwikkelde materiaal diende een onderhoudsplan opgesteld te worden. In het onderhoudsplan hebben de leidinggevenden van de vier clusters de intentie uitgesproken in de komende vier jaar de producten te onderhouden en bij te stellen. De KVNR zal een website gaan onderhouden waar de producten actueel gehouden worden en voor belanghebbenden beschikbaar zijn. • Ad 5 Stageboek Doelstelling van dit in juni toegevoegde deelproject was het ontwikkelen van het stageboek op basis van het ISF record book. Gekozen is om ISF record book te voorzien van een Nederlandse tekst. In verband met de internationale herkenbaarheid is gekozen voor een identieke lay-out. Resultaten Het geheel van activiteiten heeft geresulteerd in omvangrijke boekwerken die op een studiedag op 5 november 2003 in IJmuiden zijn gedemonstreerd aan 85 belangstellenden. Naast de docenten van de vier clusters waren 20 personen vanuit het bedrijfsleven aanwezig. Op deze bijeenkomst zijn cd-rom’s verspreid onder de deelnemers.
2
B. Overige projecten nautisch onderwijs 1. MBO Cursus Mariene Milieukunde Stichting Pro Sea ontwikkelt ten behoeve van het maritieme onderwijs cursussen Mariene Milieukunde voor maritiem mbo en hbo onderwijs. Voor een aantal maritieme sectoren is inmiddels al een cursus ontwikkeld. Voorgesteld is een meer clusterbrede benadering te kiezen, waarbij voor individuele sectoren accenten nader kunnen worden toegevoegd. 2. VMBO nautisch De nautische sectoren (Koopvaardij, Natte waterbouw, Zeevisvaart en Binnenvaart) en de Maritieme Academie Amsterdam hebben de handen ineen geslagen om te komen tot een opleidingsplan voor een vmbo nautisch curriculum. Dit projectvoorstel richt zich op de invoering van dat curriculum: ontwikkeling van leermiddelen, lesmaterialen en de uitvoering en evaluatie van de landelijke pilot. Het ontwikkelde nautisch vmbo curriculum wordt in de buurt van huidige mbo nautisch opleidingen gesitueerd, zodat er plaatselijk een doorlopende leerlijn ontstaat. Deze nautisch vmbo opleiding zal vooral leerlingen trekken die al een keuze voor een varend beroep hebben gemaakt. Des te sneller deze leerlingen in hun onderwijs te maken krijgen met het varen en de zilte zeelucht, hoe meer gemotiveerd deze leerlingen hun opleiding afronden en hoe eerder deze gekwalificeerde mensen beschikbaar komen voor de Nederlandse vloot. Het volgen van een doorlopende leerlijn resulteert immers ook in een inkorting van de duur van de totale leerlijn. Het initiatief is kortom bedoeld om: • een aantrekkelijk nautisch beroepsonderwijs te ontwikkelen; • dicht tegen de beroepspraktijk aan; • vmbo nautisch als opstap voor een doorlopende leerlijn in die regio’s waar al mbo nautisch is en voor andere regio’s kennismakingsmodules uit het programma beschikbaar te stellen; Dit wordt beoogd door: • Ontwikkelen van innovatieve leermethoden en –middelen voor de vmbo nautische leerweg; • Specifiek aandacht voor de ontwikkeling van kennismakingsmodules (met elk van de 4 nautische sectoren) voor geïnteresseerde vmbo-instellingen. Resultaten en toekomst Brede steun en committent van de regionale partijen (onderwijsinstellingen, bedrijfsleven) en landelijke partijen (branches, overheden). Op 23 mei 2003 vond de startbijeenkomst plaats van het “project vmbo nautisch”. Op die dag is eveneens de klankbordgroep opgericht. De brede vertegenwoordiging van partijen - alle nautische vmbo, mbo en hbo instellingen uit de provincie zijn betrokken, alle branches idem - geeft aan dat er breed committent is voor het initiatief en de te kiezen richting. a) Opleidingsplan VMBO Nautisch Een eerste versie van het opleidingsplan. Dit plan bevat alle exameneisen voor vmbo nautisch en een eerste beschrijving van het curriculum. De Maritieme Academie bereidt de invoering van een pilot voor en zal in dat kader een Plan van Toetsing en Afsluiting ontwikkelen. Deze pilot zal niet alleen de drempel voor leerlingen om te kiezen voor een nautische opleiding verlagen, maar tevens leiden tot een verkorting van de opleidingsduur van tussen een jaar en anderhalf jaar.
3
b) Aanvraag Innovatief arrangement Een concept plan van aanpak voor ontwikkeling van leermiddelen is aangeboden aan het Ministerie van OCW mede in het licht van de “Subsidieregeling innovatiearragement 2003”. Het Ministerie heeft inmiddels een lijst van aanpassingen opgesteld. De Maritieme Academie wil zich er sterk voor maken dat er een vmbo Nautische opleiding komt. Er zal daartoe nog zo’n 20% van het lesmateriaal ontwikkeld moeten worden. c) Projectplan en –uitvoering “Kies je Koers” Op basis van het concept projectplan “Kennismakingsmodules” is overeenstemming bereikt over de ontwikkeling van 4 modules. De Maritieme Academie zal het project uitvoeren en heeft voor de technische ondersteuning een Amsterdams ICT-educatie bedrijf ingehuurd. In samenwerking wordt een interactieve website eind oktober operationeel. Op de website heeft elk van de 4 branches een ‘wervende module’. De website is voor alle geïnteresseerde docenten en leerlingen in het vmbo bereikbaar.
4
Bijlage IV Projecten maritieme arbeidsmarkt A.
Ontwikkeling opfriscursus en herintreding zeevarenden
In het jaar 2003 zijn in opdracht van het ministerie van V&W een tweetal model opfriscursussen voor oud-zeevarenden, te weten een ‘cursus wachtstuurman alle schepen’ en een ‘cursus wachtwerktuigkundige alle schepen’, ontwikkeld en opgeleverd door het Nova Contract opleiding en training. Vervolgens zijn deze modelcursussen aangeboden aan de andere (zeevaart)opleidingsinstellingen. Deze opleidingsinstellingen kunnen de modelcursussen gebruiken bij de aanvraag om erkenning voor het verzorgen van de opleiding, als bedoeld in artikel 8, vierde lid, onderdeel a van het Besluit Zeevaartbemanning, ten behoeve van potentiële herintreders in de zeevaartsector. In het najaar van 2003 is er met medefinanciering ter waarde van € 100.000 door het Ministerie van V&W, onder regie van de Federatie van Werknemers in de Zeevaart (FWZ) en in samenwerking met de brancheorganisaties KVNR en VBKO een herintredingproject opgestart ten behoeve van de koopvaardij en de natte waterbouwsector. Het project beoogt om Nederlandse oud-zeevarenden door middel van een verkorte opleiding of stage aan boord terug te geleiden in hun oude zeevarende beroep. In totaal hebben zich meer dan 700 kandidaten gemeld. Daaruit zijn vooralsnog 56 kandidaten geselecteerd met de bedoeling daarvan ten minste 20 te plaatsen. Hoewel het aantal geschikte kandidaten groter is kan de lat niet hoger worden gelegd omdat de beschikbare financiële middelen dat niet toestaan. Er staan nog ongeveer 330 kandidaten in een zogenaamd wachtbestand. Overige projecten B.
Promotiecampagne Zeebenen gezocht
In samenwerking met aangesloten reders en met alle Nederlandse zeevaartscholen heeft de KVNR in 2003 haar promotiecampagne Zeebenen Gezocht gecontinueerd. Doel van de campagne is de instroom naar de zeevaartscholen te vergroten. Tot de primaire doelgroep behoren jongeren in de leeftijd van 14 tot 18 jaar, en decanen van middelbare scholen. In 2003 heeft de KVNR met een eigen stand deelgenomen aan de studiebeurzen van Groningen en Utrecht. Tevens heeft de KVNR een gezamenlijke presentatie verzorgd van reders en zeevaartscholen op de Wereld Haven Dagen te Rotterdam. Tenslotte vond aan boord van het ms Rotterdam van de Holland Amerika Lijn, mede ter gelegenheid van het 130-jarig bestaan van het bedrijf in 2003, een informatiedag plaats, speciaal voor decanen en zeekadetten. Ter ondersteuning van deze activiteiten dienen de website www.zeebenengezocht.nl, brochures en flyers. De brochure is in 2003 verstuurd naar meer dan 3000 decanen van middelbare scholen. C.
NML activiteiten
5
Daarnaast zijn er nog de diverse activiteiten die onder beheer van de Stichting NML worden uitgevoerd. Goede voorbeelden hiervan zijn het herintrederproject en de campagnes “Spetters gezocht”, “Voorlichting Spetterende Opleidingen”, “Gave Haven”, “Mensen, Water en Werk” en “Work@Water”. Verder zijn diverse algemene communicatieprojecten opgezet met name in de vorm van TV producties.
Bijlage V A.
De Convenantvariabelen gemonitord
HET NAUTISCH ONDERWIJS
1. Inleiding Het nautisch onderwijs kent in Nederland een MBO en een HBO niveau. De MBO richting wordt gegeven op 6 verschillende lokaties in Nederland en afhankelijk van het type opleiding bedraagt de studieduur 2 tot 4 jaar. Deze MBO scholen bieden de volgende 3 hoofdrichtingen aan: • Middelbaar Maritiem Officier • Stuurman/Werktuigkundige Kleine schepen • Schipper/Machinist Beperkt werkgebied. De HBO zeevaartopleiding wordt op 4 verschillende lokaties in Nederland gegeven en duurt in totaal 4 of 5 jaar. In het Convenant zijn de volgende te meten variabelen genoemd voor de monitoring van 1 de instroom van schoolverlaters : * aantal jongeren dat in het reguliere onderwijs is ingestroomd. * aantal jongeren dat tussentijds de studie staakt, plus fase in de studie waarop dat gebeurt. * aantal stagiaires op zeeschepen. * aantal studerenden dat op andere wijze studie volgt voor een vaarbevoegdheid. * aantal afgestudeerde jongeren naar afstudeerrichting. * aantal nieuw afgegeven vaarbevoegdheden aan afgestudeerde jongeren door DS (Divisie Scheepvaart). * aantal nieuw afgegeven vaarbevoegdheden aan anderen dan regulier opgeleiden. Hieronder worden de belangrijkste resultaten gepresenteerd.
2.
Huidige bezetting zeevaartscholen
Tabel 1 Aantal studenten MBO Aantal studenten HBO
2002-2003 1405 680 2085
1
2003-2004 1279 658 1937
2004-2005 1289 713 2002
Bedoeld wordt Nederlandse schoolverlaters van het nautisch onderwijs, verdeeld over vmbo, mbo alsmede hbo in het voorgaande school-/studiejaar.
6
Het aantal studenten op de nautische opleidingen was in het jaar 2003 ca. 8 % lager dan in 2002. Zowel het MBO als het HBO zijn 2003 in leerlingenaantal achteruit gegaan, waarbij het MBO de grootste daling liet zien (10%). Het jaar 2004 geeft een wat gunstiger beeld te zien. Het aantal leerlingen op het MBO groeit zeer beperkt en het aantal leerlingen op het HBO groeit met 8%. Omdat het hier een totaal aantal leerlingen betreft (over alle leerjaren), is ter vergelijking gekeken of in het eerste studiejaar een dergelijke trend te zien is. 3. Nieuwe instroom Een overzicht van de aantallen instromende leerlingen in de zeevaartscholen (2002-2004) is weergegeven in tabel 2. Voor wat betreft de instroom van eerstejaars studenten in het MBO onderwijs, blijkt dat na een toename in 2003 met 8%, in 2004 weer een terugval optreedt naar het niveau van 2002. Het HBO vertoont in 2003 een stijging met 9% en in 2004 een stijging met 18%. TABEL 2 Instroom MBO Instroom HBO Totaal
2002 416 183 599
2003 448 200 648
2004 414 235 649
4. Afgestudeerden In tabel 3 is een overzicht opgenomen van het aantal behaalde diploma’s in de jaren 2000 t/m 2004 alsmede een prognose van het aantal uit te reiken diploma’s in 2005, 2006 en 2007. De tabel laat een golfbeweging zien van het aantal behaalde diploma’s in het MBO, met in het jaar 2003 een duidelijke piek. In 2004 laat het aantal behaalde MBO-diploma’s weer een daling zien van16% en wordt weer het niveau van 2002 bereikt. In het HBO is de laatste jaren sprake van een gestage afname, waarbij het aantal behaalde HBO diploma’s in 2004 iets meer de helft bedroeg van dat in het jaar 2000. De prognoses van de scholen voor de jaren 2005 t/m/ 2007 zijn weer wat positiever. TABEL 3 Diploma MBO Diploma HBO Totaal
2000
2001
2002
2003
2004
284 221 505
317 152 469
308 155 463
366 146 512
308 114 422
Prognos Prognos Prognos e 2005 e 2006 e 2007 383 388 406 159 132 175 542 520 581
5. Conclusie Hoewel de groei van het aantal nieuwe studenten dat zich voor de leerjarenjaren 2003 en 2004 heeft aangemeld hoopvol stemt, zal al het mogelijke moeten worden gedaan om de bestaande opleidingen zo in te richten dat enerzijds de aantrekkingskracht voor middelbare scholieren ook op termijn gewaarborgd blijft. Het is daarom nodig om de inspanningen die in het kader van het Convenant in gang zijn gezet om het nautisch onderwijs te herstructureren en tot een verdere kwaliteitsverhoging te komen, te continueren.
7
B.
WERKGELEGENHEID MARITIEME SECTOREN
1.
Inleiding
In het Convenant Maritieme Arbeidsmarkt en Nautisch Onderwijs d.d. 10 oktober 2001, is overeengekomen om de resultaten van de neergelegde afspraken jaarlijks te monitoren. Het betreft de sectoren koopvaardij, natte waterbouw en zeevisserij. In het Convenant zijn de volgende te meten variabelen genoemd voor de monitoring van de werkgelegenheidsontwikkeling: * het aantal Nederlandse officieren. * het aantal EU-officieren. * het aantal officieren uit EER+ toekomstig toetredende landen. * het aantal buitenlandse officieren. * het aantal Nederlandse stagiaires. * het aantal EU-stagiaires. * het aantal buitenlandse stagiaires. * het aantal Nederlandse gezellen. * het aantal EU-gezellen. * het aantal buitenlandse gezellen. * Daarnaast wordt jaarlijks opgegeven hoeveel Nederlandse ex-officieren aansluitend op hun varende carrière een betrekking hebben aanvaard in de walorganisatie van het zeescheepvaartbedrijf waar zij een varende functie vervulden. Hieronder worden de belangrijkste resultaten gepresenteerd. De Stichting Nederland Maritiem Land (NML) die fungeert als secretariaat van de Stuurgroep heeft het initiatief genomen om een clusterbrede arbeidsmarktstudie tot stand te brengen. Op basis daarvan hebben de maritieme brancheorganisaties besloten tot een gemeenschappelijke uniforme aanpak van toekomstige arbeidsmarktstudies. Eén en ander heeft geresulteerd in de opzet van een Arbeidsmarktmonitor in 2002, waarin de informatievoorziening over de werkgelegenheid in het maritieme cluster, bestaande uit 11 verschillende maritieme sectoren, is gestandaardiseerd. Hierdoor worden de resultaten van de individuele sectoren vergelijkbaar. Ecorys-NEI heeft de arbeidsmarktmonitor uitgevoerd en heeft daarbij ondersteuning gekregen van de verschillende brancheorganisaties. De resultaten zijn positief ontvangen en vanuit Nederland Maritiem Land is het voornemen geuit om de monitor tweejaarlijks te herhalen. Gelet op de inspanningen die vanuit de sectoren zijn geleverd om de arbeidsmarkt juist in beeld te brengen, alsmede het feit dat de drie bovengenoemde sectoren volgens dezelfde meetmethodiek zijn bekeken, ligt het voor de hand de EcorysNEI gegevens te gebruiken voor de rapportage over de maritieme arbeidsmarkt. Voorliggende rapportage heeft het karakter van een nulmeting. De meting van EcorysNEI heeft betrekking op het onderzoeksjaar 2002. Indien mogelijk zijn in de rapportage de totaalcijfers van 2002 vergeleken met totaalcijfers uit eerdere jaren (op basis van min of meer vergelijkbare onderzoeken in eerdere onderzoeksjaren). In de toekomst zal op 8
basis van de door Ecorys-NEI vormgegeven meetmethodiek jaarlijks een beeld worden gegeven van de arbeidsmarkt en zal op basis van vergelijking met de cijfers vanaf 2002 een trend kunnen worden gemeten. 2.
Werkgelegenheid in de zeevaart
Uit tabel 1 blijkt dat de totale werkgelegenheid in de zeevaart 19.850 werkzame personen bedraagt (inclusief buitenlandse zeevarenden en walpersoneel). Daarmee is de werkgelegenheid in de zeevaart ten opzichte van 1996 sterk gestegen (15.311). Dit is in belangrijke mate het gevolg van het in 1996 geïntroduceerde zeescheepvaartbeleid, waardoor het aantal schepen (onder Nederlandse vlag ofwel onder buitenlandse vlag maar met Nederlands beheer), en mede daardoor het aantal zeevarenden, zijn toegenomen. Een groot deel van de stijging van de totale werkgelegenheid kan worden verklaard door de uitbreiding van het aantal cruiseschepen onder Nederlandse vlag waarop, naast de officieren, vooral veel buitenlandse gezellen werkzaam zijn. Zowel de werkgelegenheid onder zeevarenden als walpersoneel is gestegen. De werkgelegenheid onder zeevarenden bedraagt in 2002 18.230 personen en is daarmee sinds 1996 met ongeveer 4.500 personen toegenomen. De werkgelegenheid voor walpersoneel bedraagt ruim 1.600 personen (zie tabel 1). Daarmee is de werkgelegenheid onder walpersoneel ten opzichte van 1996 bescheiden gegroeid. Tabel 1
Werkgelegenheid in de zeevaart per 31 december 2002
Aantal werkzame Zeevarenden Walpersoneel personen (incl. stagiairs) 1996 15.311 13.751 1.560 1998 17.732 16.164 1.568 2002 19.850 18.230 1.620 Bron: Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003, ECORYS-NEI, De maritieme arbeidsmarkt: vraag en aanbod van zeevaartkennis, NEI, 1997.
Tabel 2 geeft een overzicht van de opbouw van de werkgelegenheid onder zeevarenden, naar functie en nationaliteit. In 2002 was ongeveer één op de vijftien zeevarenden kapitein en één op de vier officier. Opvallend is het hoge aantal gezellen van buiten de EU. Een groot deel van deze groep gezellen is van Filippijnse afkomst en werkzaam op cruiseschepen.
9
Tabel 2
Opbouw
werkgelegenheid
onder
zeevarenden,
naar
functie
en
nationaliteit Aantal werknemers 2002 (Ecorys) 1.070 51 146
Aantal werknemers 1996 (NEI) 1.143 30 94
Nederlandse Officieren EU Officieren Officieren uit de EER (voorzover niet binnen de EU) en de nieuwe lidstaten Overige buitenlandse officieren
2.786 128
5085 102
48 1.601
769
Nederlandse Gezellen EU Gezellen Overige buitenlandse gezellen
1.002 291 10.641
1.422 910 4.195
Nederlandse kapiteins EU Kapiteins Overige buitenlandse kapiteins
Nederlandse Stagiaires 321 EU stagiairs 1 Overige buitenlandse stagiaires 144 Totaal 18.230 13.751 Bron: Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003, ECORYS-NEI De Maritieme Arbeidsmarkt, vraag en aanbod van zeevaartkennis 1997, NEI Hoewel de totale werkgelegenheid t.o.v. 1996 is toegenomen, is het aandeel van de Nederlandse werkgelegenheid daarin sterk afgenomen, namelijk van 7650 in 1996 naar 4858 in 2002. De grootste afname is te constateren bij de officieren, te weten van 5085 in 1996 naar 2786 in 2002. Als mogelijke oorzaken kunnen worden genoemd, pensionering, te weinig instroom in het regulier onderwijs en bovengemiddelde uitstroom van Nederlandse zeevarenden. Opvallend is de groei bij de groep gezellen, welke sinds 1996 meer dan verdubbeld is in aantal. De toename van het aantal cruiseschepen onder Nederlandse vlag, waarop vooral veel buitenlandse gezellen werkzaam zijn, is de belangrijkste oorzaak van deze groei. Het onderzoek van Ecorys laat tevens zien dat er in 2002 in totaal ongeveer 950 arbeidskrachten zijn aangenomen, d.w.z. ongeveer 5 procent is van de totale werkgelegenheid in de zeevaart. Het personeelsverloop heeft een omvang van naar schatting 650 personen en betreft ongeveer 3 procent van de totale werkgelegenheid. Op basis van de gegevens over de instroom van nieuwe arbeidskrachten en het personeelsverloop onder de geënquêteerde bedrijven, valt in te schatten dat de werkgelegenheid in de zeevaart met ongeveer 300 personen is toegenomen in 2002.
10
Om inzicht te kunnen krijgen in de ‘vernieuwing’ van de groep officieren in het personeelsbestand is in de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt gevraagd naar het aantal personeelsleden dat in 2002 voor het eerst als officier aangemonsterd was. In totaal waren 276 personeelsleden in 2002 voor het eerst als officier aangemonsterd. Dit is ongeveer 6 procent van het totaal aantal officieren werkzaam in de zeevaart. In de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt is eveneens gevraagd naar het aantal Nederlandse ex-officieren die aansluitend op hun varende carrière een betrekking hebben aanvaard in de walorganisatie van het scheepvaartbedrijf waar zij een varende functie vervulden. De werkgevers in de zeevaart hebben aangegeven dat in totaal 11 ex-officieren aansluitend op hun varende carrière een betrekking hebben aanvaard in de walorganisatie van het bedrijf waar zij een varende functie vervulden. Op grond van de privaatrechtelijke Regeling toelating buitenlandse kapiteins (RTK) worden sinds 1 september 2003 buitenlandse kapiteins toegelaten tot de Nederlandse koopvaardij. Een paritair samengestelde commissie van sociale partners toetst of de rederij zich voldoende heeft ingespannen om de onderhavige vacature te vervullen met een Nederlander en/of uit een EU lidstaat afkomstige kapitein. De 146 kapiteins, zoals opgenomen in tabel 2, kunnen gelet op de peildatum van de meting van de Arbeidsmarktmonitor, niet worden gezien als resultaat van bovengenoemde regeling. Het betreft hier kapiteins van de schepen welke vanuit een Nederlandse vestiging varen op schepen onder buitenlandse vlag. Informatie, afkomstig van sociale partners en de Divisie Scheepvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat wijst uit dat in het jaar dat de regeling nu in werking is er 44 aanvragen zijn ingediend. Totaal hebben er 40 toewijzingen plaatsgevonden. Inmiddels zijn er enkele toewijzingen ingetrokken/niet verlengd, waardoor het aantal kapiteins dat in 1 september 2004 , als gevolg van de RTK -regeling, actief is als kapitein op Nederlandse vlag schip in totaal 33 bedraagt. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat op grond van de regeling verdringing heeft plaatsgevonden van kapiteins met Nederlandse nationaliteit. Opvallend is dat de aanvragen zeer geleidelijk binnengekomen. De spreiding van de aanvragen in de tijd en het beperkte aantal wijzen ook in deze richting. De verdeling over de nationaliteiten van kapiteins die via de RTK -regeling zijn aangesteld op schepen onder Nederlandse vlag is als volgt: Nationaliteit buitenlandse kapiteins Estland 1 Filippijnen 2 Kroatië 6 Oekraïne 5 Polen 4 Roemenië 3 Russische Federatie 12 _________________________ Totaal 33
11
12
3. Werkgelegenheid in de Waterbouw De totale werkgelegenheid in de waterbouw (op basis van de enquête onder werkgevers) bedraagt naar schatting bijna 6.700 werkzame personen per 31 december 2002 (zie tabel 3). Het gaat hierbij om alle werkzame personen op de loonlijst van de bedrijven met een baan van 12 uur per week of meer, inclusief meewerkende eigenaren en gezinsleden. Daarnaast wordt ook ruim 1.600 werkzame personen ingehuurd, zoals via uitzendbureaus, detacheringbureaus en inleen via collega-bedrijven. In 2000 werden door de bedrijven in de waterbouw nog ruim tweeduizend personen ingehuurd in de waterbouw. Tabel 3
Totale werkgelegenheid in de waterbouwbranche, per 31 december
2002 en 2000 Aantal medewerkers in eigen dienst In Nederland In buitenland
Aantal ingehuurd personeel In Nederland
In buitenland
a)
2000 4.071 2.474 358 1.708 2002 4.545 2.127 307 1.362 a) Aantal medewerkers in het buitenland op vanuit Nederland aangestuurde projecten Bron:
Monitor Maritieme Arbeidsmarkt, 2003, ECORYS-NEI (opgehoogde cijfers voor de gehele branche)
Gelet op de aard van de werkzaamheden en de structuur van de werkgelegenheid is het logisch om voor de waterbouw onderscheid te maken in een aantal subsectoren. Deze zijn de GM bedrijven (de grote en middelgrote aannemers), de beunschippers, de sleepen duwvaart en de kleinschalige aannemer. Deze laatste drie worden ook wel samengevat onder de naam ‘KS-bedrijven’. Tabel 4.2 geeft een overzicht van de werkgelegenheid in de waterbouwbranche, opgesplitst naar de subsectoren.
13
Tabel 4 Totale werkgelegenheid in de waterbouwbranche, december 2002 Aantal medewerkers in eigen dienst In In Nederland buitenland
Aantal ingehuurd personeel In In Nederland buitenland
% ingehuurd b)
a)
GM bedrijven Kleinschalige aannemers Beunschepen Sleep-en duwvaart Totaal
3.604
2.033
263
1.362
22%
360 420
0 0
25 13
0 0
6% 3%
161 4.545
95 2.127
6 307
0 1.362
2% 20%
a)
Aantal medewerkers in het buitenland op vanuit Nederland aangestuurde projecten
b)
Percentage ingehuurd = ingehuurd personeel in Nederland en ingehuurd personeel in Buitenland / totaal aantal werknemers (medewerkers in eigen dienst plus ingehuurd personeel)
Bron:
Monitor Maritieme Arbeidsmarkt, 2003, ECORYS-NEI (opgehoogde cijfers voor de gehele branche)
In het kader van de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003 is ook voornamelijk gekeken naar de werkgelegenheid onder personeel in waterbouwtechnische functies. Onder waterbouwtechnische functies worden alle vlootfuncties en alle managementfuncties verstaan die technisch-operationeel gericht zijn. Tabel 5 geeft een overzicht van de werkgelegenheid onder waterbouwtechnisch personeel. tabel 5 Werkgelegenheid van waterbouwtechnisch personeel in de waterbouwbranche Aantal medewerkers in eigen dienst In In Nederland buitenland
Aantal ingehuurd personeel In In Nederland buitenland
% ingehuurd b)
a)
GM bedrijven Kleinschalige aannemers Beunschepen Sleepen duwvaart Totaal
1.891
1.759
129
1.089
25%
320 346
0 0
25 13
0 0
7% 4%
111 2.669
95 1.854
6 172
0 1.089
3% 22%
a)
Aantal medewerkers in het buitenland op vanuit Nederland aangestuurde projecten
b)
Percentage ingehuurd = ingehuurd personeel in Nederland en ingehuurd personeel in Buitenland / totaal aantal werknemers (medewerkers in eigen dienst plus ingehuurd personeel)
Bron:
Monitor Maritieme Arbeidsmarkt, 2003, ECORYS-NEI
14
4. Werkgelegenheid in zeevisserij De Visserij richt zich op de productie, in het bijzonder de vangst van vis en het oogsten van schelpdieren. In totaal zijn 795 bedrijven actief in de Visserij. Vier bedrijven staan bekend als trawlerrederijen, met elk ongeveer 150 werknemers in dienst. De overige bedrijven zijn overwegend “zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers)” die in de kottervisserij actief zijn. In totaal werken 5.650 personen in de Visserij, waarvan 2.676 personen bij visserij productiebedrijven. Deze aantallen zijn al jaren stabiel. De werkgelegenheid is sterk regionaal en lokaal geconcentreerd. Tabel 6 Aantal bedrijven en werkgelegenheid in de Visserij in 2001 en 2002
1997 2002
Aantal bedrijven
Aantal werkzame personen
795 795
5.670 5.650
Het gemiddeld aantal werknemers bij de vier trawlerbedrijven bedraagt 150, voor de zzp'ers is een gemiddeld aantal werknemers per bedrijf niet aan de orde.
Bron:
Policy Research, 1999, 2003.
De werkgelegenheid bij visserij productiebedrijven naar deelsectoren is als volgt opgebouwd. Tabel 7 Werkgelegenheid naar deelsectoren Aantal werkzame personen Grote zeevisserij Kottervisserij Mosselcultuur Kokkelvisserij Overige visserij
586 1.760 220 60 50
Totaal Bron: Policy Research, 2003.
2.676
Het grootste deel van het personeel is werkzaam in de kottersector. In deze sector zijn de meest voorkomende functies matroos/gezel en schipper (zie tabel 8). Van de Visserij was nog geen gedetailleerde functieverdeling van het personeel beschikbaar waardoor een vergelijking met een vorige meting niet kan worden gemaakt.
15
Tabel 8
Verdeling naar functie in de Visserij (percentages)
Functie Schipper Stuurman Machinist Matroos/gezel Overig Totaal Bron: Productschap Vis, 2004.
Verdeling 10 30 12 44 4 100
In de enquête ten behoeve van de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2003 is eveneens gevraagd naar het aantal nieuw instromende werknemers ( de zgn. opstappers). Hierbij is een verbijzondering gemaakt voor de herkomst van de opstapper (Nederland of buitenland). Deze gegevens kunnen gebruikt worden om een idee te krijgen van het aantal buitenlanders dat werkzaam is in de visserij. Opgehoogd naar de totale populatie zijn er 582 opstappers werkzaam in de visserij in onderzoeksjaar 2002. Dit is ongeveer 21 procent van de totale werkgelegenheid. Van deze 582 opstappers zijn er 25 afkomstig uit het buitenland. Dit is ongeveer 4 procent van alle opstappers. Het merendeel van de buitenlandse opstappers is ingehuurd (21 werkzame personen).
16