STEEN DOOR DE RUIT
STEEN DOOR DE RUIT
Bijlage 3 Diverse proclamaties De Bijbel is in eerste instantie gericht tot het Joodse volk. Als woorden gericht zijn tot de ‘volken’ wordt dat speciaal vermeld: ‘Goed is de HEER voor alles en allen, Hij ontfermt zich over heel zijn schepping...Laten al Uw schepselen U loven, HEER...’ (Psalm 145:8-9) Ook de psalmen zijn geadresseerd aan Israël, tenzij anders aangegeven. Daar we als wachter in de bres staan voor Israël heb ik de vrijheid genomen om persoonlijke voornaamwoorden soms te wijzigen in Israël. Bij voorbeeld, als we lezen: De HEER is mijn herder, maak ik daarvan De HEER is Israëls redder. Wachter Omwille van Sion zal ik niet zwijgen, omwille van Jeruzalem ben ik niet stil, totdat het licht van haar gerechtigheid daagt en de fakkel van haar redding brandt. Alle volken zullen je gerechtigheid zien, alle koningen je majesteit. Men zal je noemen bij een nieuwe naam die de Heer zelf heeft bepaald. Je zult een schitterende kroon zijn in de hand van de HEER, een koninklijke tulband in de hand van je God. Men noemt je niet langer Verlatene en je land niet langer Troosteloos oord, maar je zult heten ‘mijn verlangen’ en je land ‘mijn bruid’. Want de HEER verlangt naar jou en je land wordt ten huwelijk genomen. Zoals een jongeman een meisje tot vrouw neemt, zo zullen jouw zonen jou ten huwelijk nemen, en zoals de bruidegom zich verheugt over zijn bruid, zo zal je God zich over jou verheugen. Jeruzalem, Ik heb wachters op je muren gezet die nooit zullen zwijgen, dag noch nacht. Jullie die een beroep doen op de HEER, gun jezelf geen rust en gun Hem evenmin rust, totdat Hij Jeruzalem weer heeft gegrondvest en haar roem op aarde heeft bevestigd.
1
STEEN DOOR DE RUIT
BIJLAGE 3
De HEER heeft gezworen bij zijn rechterhand en bij zijn sterke arm: ‘Nooit meer geef Ik jullie graan aan je vijanden te eten, nooit meer zullen vreemdelingen de wijn drinken waarvoor jullie je hebben afgemat. Zij die het graan oogsten, zullen er ook van eten en ze zullen de HEER erom prijzen; zij die de druiven plukken, zullen ervan drinken in de voorhoven van mijn heiligdom.’ Ga door de poorten, ga erdoorheen, maak de weg vrij voor het volk. Ruim baan! Effen de weg en verwijder de stenen, steek het vaandel op voor de volken. De HEER laat overal horen, tot aan de einden der aarde: ‘Verkondig aan vrouwe Sion: 'Je redder komt! zijn loon heeft Hij bij zich, zijn beloning gaat voor Hem uit.’ Dan noemt men hen ‘Het heilige volk’, ‘Volk dat door de HEER is vrijgekocht’, en jij zult ‘Geliefde’ heten, ‘Nooit verlaten stad’. (Jesaja 62:1-12) Zoals regen of sneeuw neerdaalt uit de hemel en daarheen niet terugkeert zonder eerst de aarde te doordrenken, haar te bevruchten en te laten gedijen, zodat er zaad is om te zaaien en brood om te eten – zo geldt dit ook voor het woord dat voortkomt uit mijn mond: het keert niet vruchteloos naar Mij terug, niet zonder eerst te doen wat Ik wil en te volbrengen wat Ik gebied. (Jesaja 55:10-11) Halleluja! Zing voor de HEER een nieuw lied, roem Hem te midden van zijn getrouwen. Laat Israël verheugd zijn over zijn machtige maker, het volk van Sion juichen om zijn koning. Laten zij dansend zijn Naam loven, bij lier en tamboerijn voor Hem zingen. Ja, de HEER vindt vreugde in zijn volk, Hij kroont de vernederden met de zege. Laten zijn getrouwen juichen in triomf, nog jubelen als zij te ruste gaan, met lofzang voor God uit hun kelen, een tweesnijdend zwaard in hun hand. De volken laten boeten, de naties bestraffen, hun koningen in boeien slaan, hun leiders met ketenen binden, het geschreven recht aan hen voltrekken: dat is de glorie voor al zijn getrouwen. Halleluja! (Psalm 149)
2
STEEN DOOR DE RUIT
STEEN DOOR DE RUIT
Schuldbekentenis Heer, grote en geduchte God, die zijn beloften nakomt en trouw is aan wie Hem liefhebben en doen wat Hij gebiedt; wij hebben gezondigd en ons misdragen. Wij zijn slecht en opstandig geweest, wij zijn van Uw geboden en regels afgeweken en wij hebben niet geluisterd naar Uw dienaren, de profeten, die in Uw naam tot onze koningen, onze vorsten, onze oudsten en tot het hele volk gesproken hebben. U, Heer, staat in Uw recht, maar tot op deze dag staat de schaamte ons op het gezicht... Heer, U bent rechtvaardig, bevrijd toch Uw stad Jeruzalem, Uw heilige berg, van Uw hevige toorn; want om onze zonden en om de overtredingen van onze voorouders worden Jeruzalem en Uw volk te schande gemaakt bij alle volken om ons heen. Luister daarom, onze God, naar het gebed en de smeekbeden van Uw dienaar en zie Uw verwoeste heiligdom met mededogen aan, ook omwille van Uzelf. Geef, mijn God, gehoor aan ons en luister naar ons; open Uw ogen en zie de verwoesting van de stad waaraan Uw naam verbonden is. Niet omdat wij rechtvaardig zouden hebben gehandeld leggen wij onze smeekbeden aan U voor, maar omdat Uw barmhartigheid groot is. Heer, luister naar ons! Heer, vergeef ons! Heer, verhoor ons gebed! Wacht niet langer en grijp in, mijn God, ook omwille van Uzelf, want Uw Naam is verbonden aan Uw stad en aan Uw volk.’ (Daniël 9:4-7,16-19) Wees mij genadig, God, in Uw trouw, U bent vol erbarmen, doe mijn daden teniet, was mij schoon van alle schuld, reinig mij van mijn zonden. Ik ken mijn wandaden, ik ben mij steeds van mijn zonden bewust, tegen U, tegen U alleen heb ik gezondigd, ik heb gedaan wat slecht is in Uw ogen. Laat Uw uitspraak rechtvaardig zijn en Uw oordeel zuiver. Ik was al schuldig toen ik werd geboren, al zondig toen mijn moeder mij ontving, maar U wilt dat waarheid mij vervult, U leert mij wijsheid, diep in mijn hart. Was mij en ik word witter dan sneeuw. Laat mij vreugde en blijd-
3
STEEN DOOR DE RUIT
BIJLAGE 3
schap horen: U hebt mij gebroken, laat mij ook juichen. Sluit Uw ogen voor mijn zonden en doe heel mijn schuld teniet. Schep, o God, een zuiver hart in mij, vernieuw mijn Geest, maak mij standvastig, verban mij niet uit Uw nabijheid, neem Uw heilige geest niet van mij weg. Red mij, geef mij de vreugde van vroeger, de kracht van een sterke geest. U bent de God die mij redt, bevrijd mij, God, van de dreigende dood, en ik zal juichen om Uw gerechtigheid. Ontsluit mijn lippen, Heer, en mijn mond zal Uw lof verkondigen. U wilt van mij geen offerdieren, in brandoffers schept U geen behagen. Het offer voor God is een gebroken geest; een gebroken en verbrijzeld hart zult U, God, niet verachten. Wees Sion welgezind en schenk het voorspoed, bouw de muren van Jeruzalem weer op.’ (Psalm 51) Plaatsvervangende schuldbelijdenis voor Israël ‘HEER, al getuigen Israëls wandaden tegen hen, grijp toch in omwille van Uw naam. Talloze malen waren zij U ontrouw, zij hebben tegen U gezondigd. Bron van hoop voor Israël, redder in tijden van nood, waarom bent U als een vreemdeling in dit land, als een reiziger die maar één nacht blijft? Waarom bent U als een radeloze man, als een soldaat die Israël niet kan redden? U bent toch in hun midden, HEER, zij behoren U toch toe? Laat Israël niet in de steek.’ ‘Hebt U Juda verworpen, hebt U van de Sion een afkeer gekregen? Waarom hebt U Israël zo hard geslagen dat er geen genezing voor hen is? Zij hoopten op vrede, maar vrede bleef uit, zij verwachtten genezing, maar angst overviel hen. HEER, zij bekennen hun schuld, en de schuld van hun voorouders: zij hebben tegen U gezondigd. Maar verstoot Israël toch niet, doe het niet, omwille van Uw naam. Ontluister Uw troon toch niet, denk aan Uw verbond met Israël, verbreek het niet.
4
STEEN DOOR DE RUIT
STEEN DOORBIJLAGE DE RUIT3
Brengen die nietige goden van andere volken soms regen, of schenkt de hemel buien uit zichzelf? U, de HEER, Israëls God, doet dat toch? Israël vestigt haar hoop op U, want U hebt alles gemaakt.’ (Jeremia 14:7-9, 19-22) Uitverkiezing Israël Want U bent een volk dat aan de HEER, Uw God, is gewijd. U bent door Hem uitgekozen om, anders dan alle andere volken op aarde, zijn kostbaar bezit te zijn. Het is niet omdat U talrijker was dan de andere volken dat Hij U lief kreeg en uitkoos – U was het kleinste van allemaal! Maar omdat Hij U liefhad en zich wilde houden aan wat Hij Uw voorouders onder ede had beloofd, heeft de HEER U met sterke hand bevrijd uit de slavernij, uit de macht van de farao, de koning van Egypte. Besef dus goed: alleen de HEER, Uw God, is God en Hij houdt woord; Hij komt zijn beloften na en is trouw aan ieder die Hem liefheeft en die doet wat Hij gebiedt, tot in het duizendste geslacht. (Deut.7:6-9) Ik zal u tot een groot volk maken, u zegenen en uw naam groot maken; en u zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken; en in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden. (Genesis 12:2,3 HSV) En zie, de HEERE stond boven aan die ladder en zei: Ik ben de HEERE, de God van uw vader Abraham en de God van Izak; dit land waarop u ligt te slapen, zal Ik u en uw nageslacht geven. Uw nageslacht zal talrijk zijn als het stof van de aarde en u zult zich uitbreiden naar het westen, het oosten, het noorden en het zuiden. In u en uw nageslacht zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden. En zie, Ik ben met u, Ik zal u beschermen overal waar u heen zult gaan, en Ik zal u terugbrengen in dít land, want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik gedaan heb wat Ik tot u gesproken heb! (Genesis 28:13-15 HSV)
5
STEEN DOOR DE RUIT
BIJLAGE 3
Hij is de HEER, onze God, zijn besluiten gelden over de hele aarde. Tot in eeuwigheid zal Hij gedenken zijn belofte aan duizend geslachten, het verbond dat Hij sloot met Abraham en voor Isaak bevestigde met een eed. Voor Jakob verhief Hij het tot wet, voor Israël tot een eeuwig verbond, toen Hij zei: ‘Ik zal jou Kanaän geven, dat land wordt je onvervreemdbaar bezit.’ (Psalm 105:7-11) Israël, wees niet bang Misschien denkt u bij uzelf: Die volken zijn groter dan wij, hoe zouden wij ze kunnen verslaan? Wees niet bang voor hen; bedenk wat de HEER, uw God, de farao en heel Egypte heeft aangedaan. Herinner u de grootse daden die u met eigen ogen hebt gezien, de tekenen en wonderen en uw bevrijding met sterke hand en opgeheven arm! Zo zal de HEER ook optreden tegen alle volken die u angst aanjagen. Wees dus niet bang voor hen, want de HEER, uw God, een machtige en ontzagwekkende God, is in uw midden. (Deuteronomium 7:17-19,21) ‘Luister, Israël. Vandaag bindt u de strijd aan met de vijand. Wees sterk en moedig, laat u niet afschrikken en wees niet bang voor hem: de HEER, uw God, gaat met u mee, Hij is het die de strijd voor u voert tegen de vijand; Hij schenkt u de overwinning.’ (Deuteronomium 20:3-4) HEER, straf Israël niet in Uw woede, tuchtig haar niet in Uw toorn. Heb erbarmen, HEER, want Israël kwijnt weg. Genees haar, HEER, ze is doodsbang, ze vreest voor haar leven. Hoe lang, HEER, moet Israël nog wachten? Keer terug, HEER, spaar toch haar leven, toon haar Uw trouw en red haar. Want doden noemen Uw naam niet meer! Wie in het dodenrijk kan U nog loven? Moe is Israël van zuchten, elke nacht is haar kussen nat, haar bed doorweekt van tranen. Haar ogen zijn gezwollen van verdriet, roodomrand van alles wat haar benauwt.
6
STEEN DOOR DE RUIT
STEEN DOORBIJLAGE DE RUIT3
Weg van Israël, allen die kwaad doen! De HEER hoort hoe luid zij weent, de HEER hoort haar roep om erbarmen, de HEER neemt haar smeekbede aan. Beschaamd en doodsbang keren Israëls vijanden om, in een oogwenk met schande bedekt. (Psalm 6) De HEER is Israëls herder, het ontbreekt haar aan niets. Hij laat Israël rusten in groene weiden en voert haar naar vredig water, Hij geeft Israël nieuwe krachten en leidt haar langs veilige paden tot eer van zijn naam. Al gaat Israëls weg door een donker dal, zij vreest geen gevaar, want U bent bij haar, Uw stok en Uw staf, zij geven Israël moed. U nodigt Israël aan tafel voor het oog van de vijand, U zalft haar hoofd met olie, haar beker vloeit over. Geluk en genade volgen Israël alle dagen van haar leven, Israël keert terug in het huis van de HEER tot in lengte van dagen. (Psalm 23) Zoals een vogel boven zijn nest vliegt, zo waakt de HEER van de hemelse machten over Jeruzalem, Hij waakt en Hij redt, Hij beschermt en bevrijdt. Kinderen van Israël, keer terug naar Hem van wie jullie zo ver zijn afgedwaald. (Jesaja 31:5,6,13) Maar jou, Israël, mijn dienaar, Jakob, die Ik uitgekozen heb, nakomeling van Abraham, mijn vriend, jou die Ik heb weggehaald van de einden der aarde, die Ik van haar verste uithoeken terugriep – jou zeg Ik: Jij bent mijn dienaar, jou heb Ik gekozen, Ik heb je niet afgewezen. Wees niet bang, want Ik ben bij je, vrees niet, want Ik ben je God. Ik zal je sterken, Ik zal je helpen, je steunen met mijn onoverwinnelijke rechterhand. Allen die zich fel tegen je keerden zullen gehoond worden en te schande staan. Zij die jou bestreden worden minder dan niets en gaan te gronde. Zij die jou onderdrukten zijn onvindbaar, je zoekt ze vergeefs. De vijanden die jou bevochten zullen verdwijnen in het niets. Want Ik ben de HEER, je God, Ik neem je bij je
7
STEEN DOOR DE RUIT
BIJLAGE 3
rechterhand en zeg je: Wees niet bang, Ik zal je helpen. Wees niet bang, kleine Jakob, arm volk van Israël, Ik zal je helpen - spreekt de HEER -, de Heilige van Israël is je bevrijder. (Jesaja 41:8-14) Strijd De HEER doet de plannen van volken teniet, Hij verijdelt wat naties beramen, maar het plan van de HEER houdt eeuwig stand, wat Hij beraamt, blijft van geslacht tot geslacht. Gelukkig het volk dat de HEER als zijn God heeft, de natie die Hij verkoos als de zijne. Het oog van de HEER rust op wie Hem vrezen en hopen op zijn trouw: Hij zal hen redden in doodsgevaar, bij hongersnood zal Hij hun leven sparen. Israël verwacht vol verlangen de HEER, Hij is hun hulp en hun schild. Ja, om Hem is Israëls hart verblijd, op zijn heilige naam vertrouwen zij. Schenk Israël Uw trouw, HEER, op U is al hun hoop gevestigd. (Psalm 33:10-12,16-22) God, met eigen oren hebben wij het gehoord, onze voorouders vertelden het ons door: de daden die U verrichtte in hun dagen, in de dagen van weleer. Om Israël te planten hebt U volken verdreven, naties verslagen om ruimte te geven aan hén. Zij verkregen het land niet met het zwaard, niet hun eigen kracht heeft hen gered, maar Uw rechterhand, Uw arm, het licht van Uw gelaat. U had Israël lief. U, God, bent Israëls koning, U beveelt de redding van Jakob. Met U stoot Israël haar belagers neer, met Uw naam vertrappen zij hun tegenstanders. Het is niet Israëls boog waarop zij vertrouwt, niet haar zwaard dat Israël redt, U hebt Israël gered van haar belagers, U liet haar haters beschaamd staan. God, Israël looft U dag na dag, Uw naam zullen zij altijd prijzen. sela
8
STEEN DOOR DE RUIT
STEEN DOORBIJLAGE DE RUIT3
Toch hebt U Israël nu verstoten en vernederd: U trok niet ten strijde met hun legers, U deed hen wijken voor hun belagers, hun haters roofden hen leeg. Heel de dag moet Israël haar schande dragen, het schaamrood bedekt haar gezicht als Israël de vijand hoort spotten en sarren, hem vol wraakzucht ziet staan. Dit is Israël overkomen, maar zij zijn U niet vergeten, Uw verbond verloochenden zij niet, hun hart keerde zich niet van U af, hun voeten weken niet van Uw pad. Toch hebt U Israël naar de jakhalzen verbannen en hen met diepe duisternis bedekt. Hadden zij de naam van hun God vergeten, hun handen uitgestrekt naar een vreemde god, zou God dit niet hebben ontdekt? Hij kent de geheimen van Israëls hart. Toch worden zij dag na dag om U gedood en afgevoerd als schapen voor de slacht. Word wakker, Heer, waarom slaapt U? Ontwaak! Verstoot Israël niet voor eeuwig. Waarom verbergt U Uw gelaat, waarom vergeet U Israëls ellende, hun nood? Hun ziel ligt neergebogen in het stof, hun lichaam vastgekleefd aan de aarde. Sta op, kom hen te hulp, verlos Israël, omwille van Uw trouw. (Psalm 44:1-11,16-27) Hoor Israël, herder van Israël, die Jozef leidt als een kudde. U die troont op de cherubs, verschijn in luister aan Efraïm, Benjamin en Manasse. Laat Uw kracht ontwaken, kom, en red Israël. God, keer Israëls lot ten goede, toon Uw lichtend gelaat en zij zijn gered. HEER, God van de hemelse machten, hoe lang nog blijft U vertoornd op Uw biddende volk? U liet hen brood van tranen eten en een stroom van tranen drinken. U hebt andere volken tegen Israël opgezet, hun vijanden drijven de spot met Israël. God van de hemelse machten, keer hun lot ten goede, toon Uw lichtend gelaat en Israël is gered. (Psalm 80:1-8)
9
STEEN DOOR DE RUIT
BIJLAGE 3
God, houd U niet stil, zwijg niet, God, zie niet onbewogen toe, Uw vijanden roeren zich, trots heffen Uw haters het hoofd. Tegen Uw volk smeden zij een complot, ze spannen tegen Uw lieveling samen, en zeggen: ‘Kom, wij verdelgen dit volk, Israëls naam zal nooit meer worden genoemd.’ Zij hebben samen plannen gesmeed en zich tegen U verenigd: de tenten van Edom en de Ismaëlieten, Moab en de zonen van Hagar, Gebal en Ammon en Amalek, Filistea en de bewoners van Tyrus. zelfs Assyrië heeft zich aangesloten en de hand gereikt aan de zonen van Lot. Israëls God, maak hen tot distelpluis, tot kaf dat verwaait in de wind. Zo snel als vuur het bos verbrandt, als vlammen de bergen verschroeien, laat zo Uw storm hen voortjagen, Uw wervelwind hen verwarren. Overdek hen met schande, dan zullen zij vragen naar Uw naam, HEER. Laat hen beschaamd staan, in verwarring raken en eerloos verloren gaan, voorgoed. Dan zullen zij weten dat Uw naam HEER is, dat U alleen de Allerhoogste bent op aarde. (Psalm 83:2-9,14-19) God van vergelding, HEER, God van vergelding, verschijn in luister. Verhef U, rechter van de aarde, geef de hoogmoedigen hun loon. Hoe lang nog zullen de wettelozen, HEER, hoe lang nog zullen de wettelozen juichen, de onrechtvaardigen het hoogste woord voeren en trotse taal uitslaan? Zij vertrappen Uw volk, HEER, onderdrukken Uw liefste bezit, weduwen en vreemdelingen doden ze, God van vergelding, HEER, God van vergelding, verschijn in luister. Verhef U, rechter van de aarde, geef de hoogmoedigen hun loon. Nee, de HEER zal zijn volk niet verstoten, zijn liefste bezit niet verlaten. Wie treedt voor Israël op tegen die onrechtvaardigen, wie beschermt haar tegen die schurken?
10
STEEN DOOR DE RUIT
STEEN DOORBIJLAGE DE RUIT3
De HEER is Israëls burcht geworden, Israëls God de rots waarop zij schuilt. Hij geeft de schuldigen het loon dat zij verdienen, om hun onrecht brengt Hij hen tot zwijgen, de HEER, onze God, brengt hen voorgoed tot zwijgen. (Psalm 94:1-6,14,16,22,23) De HEER is een wrekende God, Hij duldt niemand naast zich. De HEER is een woedende wreker, de HEER wreekt zich op zijn tegenstanders, Hij richt zijn toorn op zijn vijanden. De HEER is geduldig, maar zeer sterk, Hij laat nooit iets ongestraft. De HEER gaat zijn weg door storm en wervelwind, wolken zijn het stof van zijn voeten. Hij verheft zijn stem tegen de zee en legt haar droog, de rivieren laat Hij verdrogen. Bergen beven voor Hem, heuvels wankelen, de aarde rijst voor Hem op, de wereld met al haar bewoners. Wie houdt zich staande in zijn toorn? Wie houdt stand in de gloed van zijn woede? zijn woede is als een laaiend vuur, rotsen spatten voor Hem uiteen. De HEER is goed, een vesting in tijden van nood, Hij kent wie bij Hem schuilen. Maar zijn vijanden jaagt Hij het duister in, met een vloedgolf verwoest Hij hun stad. Wat denken ze tegen Hem te ondernemen? De HEER verijdelt hun plan, Juda wordt geen tweede keer bedreigd. Dit zegt de HEER: Al zijn ze op volle sterkte en zeer talrijk, toch worden ze neergemaaid, het is met hen gedaan! Ik heb je gekweld, Juda, maar Ik zal je niet meer kwellen, want nu breek Ik zijn juk dat op je schouders ligt, en je riemen ruk Ik los. (Nahum 1:2-10,12,13) Genade, herstel, voorspoed De HEER zal de rijk gevulde schatkamer van de hemel openen om uw akkers op de juiste tijd regen te geven. Hij zal uw arbeid op het land zo zegenen dat u aan veel volken leningen kunt verschaffen, zonder ooit zelf te hoeven lenen. De HEER zal u altijd de eerste plaats laten bekleden en nooit de
11
STEEN DOOR DE RUIT
BIJLAGE 3
laatste. U zult iedereen voorbijstreven en nooit achteropraken, als u de geboden van de HEER, uw God, gehoorzaamt en ze strikt naleeft. (Deuteronomium 28:12-13) Wanneer alles werkelijkheid is geworden wat ik u beschreven heb, zegeningen en vervloekingen, en wanneer u ten slotte, door de HEER, uw God, uiteengejaagd en verstrooid onder alle volken, daar lering uit getrokken hebt en samen met uw kinderen naar de HEER, uw God, terugkeert en Hem weer met hart en ziel gaat gehoorzamen – daartoe heb ik u vandaag aangespoord –, dan zal de HEER, uw God, in uw lot een keer brengen: Hij zal zich over u ontfermen en u, na u eerst verstrooid te hebben, weer uit al die landen bijeenbrengen. zelfs al zijn sommigen verbannen naar het eind van de wereld, de HEER, uw God, zal u terughalen en weer bij elkaar brengen. Hij zal u terugbrengen naar het land dat uw voorouders ooit bezaten en het u weer in bezit geven. Hij zal u meer nog dan uw voorouders zegenen en in aantal doen toenemen. De HEER, uw God, zal uw hart besnijden en ook dat van uw nakomelingen, zodat u Hem weer met hart en ziel zult liefhebben en in leven zult blijven. De vervloekingen zal Hij bestemmen voor uw vijanden en voor iedereen die op uw ondergang uit was. En u zult de HEER weer gehoorzaam zijn en al zijn geboden, zoals ik ze u vandaag heb voorgehouden, in acht nemen. De HEER, uw God, zal u voorspoed geven in alles wat u onderneemt, u kinderrijk maken en uw vee en uw land vruchtbaar maken. Hij zal er weer vreugde in vinden om u te zegenen, zoals voorheen bij uw voorouders. (Deuteronomium 30:1-9) HEER, hoor Israëls gebed, laat haar hulpkreet U bereiken. Verberg Uw gelaat niet voor Israël, nu zij in nood verkeert. Wil naar haar luisteren, antwoord haar haastig nu zij roept. Haar dagen vervliegen als rook, haar gebeente gloeit als vuur. Israëls hart is verschroeid en verdord als gras, zij vergeet haar brood te eten. Zij is door haar klagen tot op het bot vermagerd.
12
STEEN DOOR DE RUIT
STEEN DOORBIJLAGE DE RUIT3
As is het brood dat zij eet, het water dat zij drinkt vermengt zij met tranen, want Uw toorn is tegen haar ontbrand, U tilde Israël op en smeet haar neer. Haar dagen gaan heen als een schaduw, zij moet verdorren als gras. Maar U, HEER, troont voor eeuwig, Uw roem zal duren, geslacht na geslacht. U zult opstaan en U over Sion ontfermen, de tijd van genade is gekomen, Dit is het uur, want Uw dienaren hebben de stenen van Sion lief, de ruïnes vervullen hen met deernis. Alle volken zullen de naam van de HEER vrezen, alle koningen van de aarde zijn majesteit eren als de HEER Sion heeft opgebouwd en Hij in majesteit is verschenen, als Hij zich neigt tot het gebed van de ontheemden en zich van hun bidden niet afkeert. (Psalm 102:2-6,10-18) Toen de HEER het lot van Sion keerde, was het of zij droomden, een lach vulde hun mond, hun tong brak uit in gejuich. Toen zeiden alle volken: ‘De HEER heeft voor hen iets groots verricht.’ Ja, de HEER had voor Israël iets groots verricht, ze waren vol vreugde. Keer ook nu hun lot, HEER, zoals U water doet weerkeren in de woestijn. Zij die in tranen zaaien, zullen oogsten met gejuich. Wie in tranen op weg gaat, dragend de buidel met zaad, zal thuiskomen met gejuich, dragend de volle schoven. (Psalm 126) Over Samaria en Judea (zgn. ‘westoever’) “Bergen van Israël, luister naar de woorden van de HEER! Dit zegt God, de HEER: Vol leedvermaak heeft de vijand geroepen: ‘Die oeroude bergen zijn nu van ons!’” Profeteer daarom het volgende: “Dit zegt God, de HEER: Toen jullie verwoest waren, aasden de volken om je heen op jullie. Jullie gingen over de tong en er werd over jullie gekletst... Dit zegt God, de HEER: In het vuur van mijn hartstocht klaag Ik Edom en al die andere volken aan. Hun hart was vol vreugde en hun ziel vol verachting toen ze mijn land in bezit namen en er de weidegronden buitmaakten.” Daarom moet jij profeteren
13
STEEN DOOR DE RUIT
BIJLAGE 3
over het land van Israël. Zeg tot de bergen en tot de heuvels, tot de rivierbeddingen en tot de dalen: “Dit zegt God, de HEER: Ik spreek met hartstocht en woede! jullie zijn vernederd door andere volken, en daarom – zegt God, de HEER – zweer Ik dat de volken om je heen zelf vernederd zullen worden. Maar, bergen van Israël, jullie bomen zullen weer uitlopen en vrucht dragen voor mijn volk Israël, want dat zal spoedig terugkeren. Ik zal Mij naar jullie toewenden, en jullie zullen weer worden bewerkt en ingezaaid. Ik zal veel mensen op je laten wonen, heel het volk van Israël, en de steden zullen weer worden bewoond, de puinhopen weer worden opgebouwd. Er zullen veel mensen en dieren op je wonen, ze zullen talrijk en vruchtbaar zijn, en jullie zullen weer even dichtbevolkt zijn als in het verleden. Ik zal zorgen dat het jullie beter gaat dan vroeger, en jullie zullen beseffen dat Ik de HEER ben. Er zullen weer mensen over je paden gaan: mijn volk Israël zal jullie weer in bezit nemen, jullie worden voorgoed hun eigendom... (Ezechiël 36:1-3,5-12) Gods trouw en liefde Je was een verlaten, wanhopige vrouw toen de HEER je terugriep. Kan iemand de vrouw van zijn jeugd verstoten? - zegt je God. Ik heb je slechts een ogenblik verlaten, maar met open armen zal Ik je weer ontvangen. Ik verborg mijn gezicht voor je in laaiende toorn, één ogenblik lang, maar Ik zal me weer over je (Israël) ontfermen met eeuwigdurende liefde, zegt de HEER, die je vrijkoopt. Dit is voor Mij als bij de vloed van Noach: zoals Ik heb gezworen dat het water van Noach nooit meer de aarde zou overspoelen, zo zweer Ik dat mijn toorn jou niet meer treft en dat Ik je nooit meer bedreig. Al zouden de bergen wijken en de heuvels wankelen, mijn liefde zal nooit meer van jou wijken en mijn vredesverbond is onwankelbaar - zegt de HEER, die zich over je ontfermt. (Jesaja 54:6-10) Vanaf die dag zal het volk van Israël beseffen dat Ik, de HEER, hun God ben, en de andere volken zullen beseffen dat de Israë-
14
STEEN DOOR DE RUIT
STEEN DOORBIJLAGE DE RUIT3
lieten zelf aan hun ballingschap schuldig zijn. Omdat ze Mij ontrouw waren verborg Ik mijn gelaat voor hen. Ik leverde hen aan hun vijanden uit, en zij vielen door het zwaard. Maar, zegt God, de HEER: nu zal Ik Jakobs lot ten goede keren, Me ontfermen over heel het volk van Israël en strijden voor mijn heilige Naam. Ze zullen beseffen dat Ik, de HEER, hun God ben: Ik heb hen over de hele wereld in ballingschap gestuurd en Ik breng hen ook weer naar hun eigen land terug; Ik zal niemand achterlaten. Ik zal mijn Geest over het volk van Israël uitgieten en mijn gelaat niet meer voor hen verbergen – zo spreekt God, de HEER.”’ (Ezechiël 39:22,23,25,28,29) ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Brandend van liefde neem Ik het op voor Jeruzalem en Sion, en ziedend van woede ben Ik op de zelfgenoegzame volken. Ik had mijn toorn immers al weer laten varen, maar zij hebben mijn volk steeds harder aangepakt. Daarom – zegt de HEER – keer Ik vol erbarmen terug naar Jeruzalem. Mijn huis zal er worden herbouwd – spreekt de HEER van de hemelse machten – en met het meetlint in de hand zal een begin worden gemaakt met de wederopbouw van de stad.’ Verder moest ik verkondigen: ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Opnieuw zullen mijn steden overvloeien van voorspoed, opnieuw zal de HEER Sion troosten, opnieuw zal Hij Jeruzalem uitverkiezen.’ (Zacharia 1:14-17) Troost Volk van Jeruzalem, dat op de Sion woont, je hoeft geen tranen meer te storten. Want Hij zal zich over je ontfermen als je weeklaagt, Hij zal antwoorden zodra Hij je hoort. De Heer zal jullie brood geven in de benauwenis en water in de nood. Hij die jullie onderricht gaf, zal zich niet langer verbergen. (Jesaja 30:19-20) Troost, troost mijn volk, zegt jullie God. Spreek Jeruzalem moed in, maak haar bekend dat haar slavendienst voorbij is, dat haar schuld is voldaan, omdat zij een dubbele straf voor haar zonden
15
STEEN DOOR DE RUIT
BIJLAGE 3
uit de hand van de HEER heeft ontvangen... Beklim een hoge berg, vreugdebode Sion, verhef je stem met kracht, vreugdebode Jeruzalem, verhef je stem, vrees niet. Zeg tegen de steden van Juda: ‘Ziehier jullie God!’ Ziehier God, de HEER! Hij komt met kracht, zijn arm zal heersen. Zijn loon heeft Hij bij zich, zijn beloning gaat voor Hem uit. Als een herder weidt Hij zijn kudde: zijn arm brengt de lammeren bijeen, Hij koestert ze, en zorgzaam leidt Hij de ooien. (Jesaja 40:1,2,9-11) De HEER troost Sion, Hij biedt troost aan haar ruïnes. Hij maakt haar woestenij aan Eden gelijk, haar wildernis wordt als de tuin van de HEER. Het zal een oord zijn van vreugde en gejuich, waar muziek en lofzang klinken... Ik, Ik ben het die jullie troost. Hoe kun je dan bang zijn voor een sterveling, voor een mensenkind dat vergaat als gras? Hoe kun je de HEER vergeten, die je gemaakt heeft, die de hemel heeft uitgespannen en de aarde gegrondvest? Hoe kun je je zo laten beheersen door angst voor de toorn van je belagers, voor hun pogingen je te vernietigen? Waar blijven die belagers met hun toorn? Weldra wordt de geketende bevrijd; hij zal niet sterven, niet afdalen in het graf, het zal hem aan niets ontbreken. Ik, de HEER, jullie God, die de zee opzweep, zodat de golven bruisen, wiens naam is HEER van de hemelse machten, Ik leg je mijn woorden in de mond en bescherm je met de schaduw van mijn hand, Ik die de hemel geplant heb en de aarde gegrondvest, die tegen Sion zeg: ‘Mijn volk ben jij.’ (Jesaja 51:3,12-16) Hoe welkom is de vreugdebode die over de bergen komt aangesneld, die vrede aankondigt en goed nieuws brengt, die redding aankondigt en tegen Sion zegt: ‘Je God is koning!’ Hoor! Je wachters verheffen hun stem, samen barsten ze uit in gejuich, want ze zien het met eigen ogen: de HEER keert terug naar Sion. Breek uit in geJubel, ruïnes van Jeruzalem, want de HEER troost zijn volk, Hij koopt Jeruzalem vrij.
16
STEEN DOOR DE RUIT
STEEN DOORBIJLAGE DE RUIT3
De HEER ontbloot zijn heilige arm ten overstaan van alle volken, en de einden der aarde zien hoe Israëls God redding brengt. (Jesaja 52:7-10) Laat allen die Jeruzalem liefhebben zich met haar verheugen en juichen om haar, laat allen die om haar treuren nu samen met haar jubelen. Aan haar vertroostende moederborst zullen jullie drinken en verzadigd worden, haar rijke, volle borsten zullen je zogen en verkwikken. Want dit zegt de HEER: Ik laat de vrede als een rivier naar haar toe stromen, de rijkdom van alle volken als een overlopende beek, en jullie zullen ervan drinken. Je zult op de heup gedragen worden en worden gewiegd op haar schoot. Zoals een moeder haar zoon troost, zo zal Ik jullie troosten; in Jeruzalem zul je troost vinden. Wat jullie daar zien, zal je hart verblijden, je botten zullen gedijen als het jonge groen. De HEER zal zijn dienaren zijn macht tonen en zijn vijanden zijn verbolgenheid. (Jesaja 66:10-14) Volken, luister naar de woorden van de HEER, vertel het verder op de verste eilanden: Hij die Israël verstrooid heeft, zal het samenbrengen en het hoeden, zoals een herder zijn kudde. Want de HEER verlost het volk van Jakob, Hij bevrijdt hen uit de hand die sterker was dan zij. Zij komen juichend naar de Sion, stralend van vreugde om de gaven van de HEER: koren, wijn, olijfolie, en geiten, schapen, koeien. Zij gedijen als een waterrijke hof, nooit meer zal het hun aan iets ontbreken. Meisjes dansen vrolijk in de rei, jongens en grijsaards dansen mee. Hun rouw verander Ik in vreugde, Ik troost hen, hun verdriet vergeten zij. (Jeremia 31:10-13) Op die dag zal Ik alles in het werk stellen om de volken uit te roeien die Jeruzalem belagen. Het huis van David en de inwoners van Jeruzalem echter zal Ik vervullen met een geest van mededogen en inkeer. Ze zullen zich weer naar Mij wenden, en over degene (Mij) die ze hebben doorstoken, zullen ze weeklagen als bij de rouw om een enig kind; hun verdriet zal zo bitter zijn als
17
STEEN DOOR DE RUIT
BIJLAGE 3
het verdriet om een oudste zoon. Op die dag zal men in Jeruzalem zo luid weeklagen als er in de vlakte van Megiddo wordt geweeklaagd om Hadad-Rimmon. Het hele land zal rouwen... (Zacharia 12:9-11) Vrede Verheugd was ik toen ik hoorde: ‘Wij gaan naar het huis van de HEER,’ verheugd ben ik, nu onze voeten staan binnen je poorten, Jeruzalem. Jeruzalem, als een stad gebouwd, hecht en dicht opeen. Daar komen de stammen samen, de stammen van de HEER, om Israëls plicht te vervullen, te prijzen de naam van de HEER. Daar zetelt het gerecht, daar troont het huis van David. Vraag om vrede voor Jeruzalem: ‘Dat rust hebben wie van je houden, dat vrede heerst binnen je muren en rust in je vesting.’ Om mijn verwanten en vrienden zeg ik: ‘Vrede zij in jou.’ Om het huis van de HEER, onze God, wens ik je al het goede. (Psalm 122) Wie op de HEER vertrouwt is als de Sionsberg, die onwankelbaar vast staat voor eeuwig. Zoals de bergen Jeruzalem omringen, zo omringt de HEER zijn volk van nu tot in eeuwigheid. De scepter van het kwaad zal niet rusten op het land van de rechtvaardigen en de rechtvaardigen zullen het onrecht de hand niet reiken. Wees goed voor wie goed is, HEER, voor de oprechte van hart. Maar wie een dwaalweg gaat - HEER, verdrijf hem en allen die onrecht doen. Vrede over Israël! (Psalm 125) Juich, Sion, Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde! Je koning is in aantocht, bekleed met gerechtigheid en zege. Nederig komt Hij aanrijden op een ezel, op een hengstveulen, het jong van een ezelin. Hij zal vrede stichten tussen de volken. Zijn heerschappij strekt zich uit van zee tot zee, van de Rivier tot de einden der aarde. Op die dag zal God, de HEER, zijn volk als een kudde in veiligheid brengen. Als edelstenen in een kroon zullen ze fonkelen op zijn land. Wat schitterend! Wat mooi! (Zacharia 9:9,10,16,17)
18
STEEN DOOR DE RUIT
STEEN DOORBIJLAGE DE RUIT3
Redding van Israël Welnu, dit zegt de HEER, die jou schiep, Jakob, die jou vormde, Israël: Wees niet bang, want Ik zal je vrijkopen, Ik heb je bij je naam geroepen, je bent van Mij! Moet je door het water gaan – Ik ben bij je; of door rivieren – je wordt niet meegesleurd. Moet je door het vuur gaan – het zal je niet verteren, de vlammen zullen je niet verschroeien. Want Ik, de HEER, ben je God, de Heilige van Israël, je redder. Voor jou geef Ik Egypte als losgeld, Nubië en Seba ruil Ik in tegen jou. Jij bent zo kostbaar in mijn ogen, zo waardevol, en Ik houd zo veel van je dat Ik de mensheid geef in ruil voor jou, ja alle volken om jou te behouden. (Jesaja 43:1-4) Gods woonplaats De HEER heeft Sion verkozen en als woonplaats begeerd: ‘Dit is, voor altijd, mijn rustplaats, hier verlang Ik te wonen. Ik zal Sion met voedsel zegenen, de armen brood geven in overvloed en de priesters met eer bekleden. Zijn getrouwen zullen juichen van vreugde. Hier breng Ik Davids huis tot aanzien, hier ontsteek Ik een lamp voor mijn gezalfde. Zijn vijanden bekleed Ik met schande, maar op zijn hoofd schittert een kroon.’ (Psalm 132:13-18) ‘Jubel, Sion, en verheug je, want Ik kom in jouw midden wonen – spreekt de HEER. Er komt een tijd dat vele volken zich bij Mij zullen aansluiten. Zij zullen mijn volk zijn, en bij jou, Sion, zal Ik wonen.’ Dan zullen jullie inzien dat de HEER van de hemelse machten Mij naar jullie gezonden heeft. Op heilige grond zal de HEER het volk van Juda voorgoed in bezit nemen en opnieuw zal Hij Jeruzalem uitverkiezen. Wees stil voor de HEER, al wat leeft, want Hij komt uit zijn heilige woning naar buiten. (Zacharia 2:14-17) ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Ik brand van liefde voor Sion; met vurige liefde neem Ik het op voor Jeruzalem. Dit zegt de HEER: Ik keer terug naar de Sion en kom in Jeruzalem wonen. “Stad van trouw” zal Jeruzalem heten, en de berg van de
19
STEEN DOOR DE RUIT
BIJLAGE 3
HEER van de hemelse machten “Heilige berg”. Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Opnieuw zullen er op de pleinen van Jeruzalem oude mensen zitten, steunend op hun stok vanwege hun hoge leeftijd, en de straten zullen krioelen van de spelende kinderen. Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Ook al lijkt het jullie, die van dit volk nog over zijn, nu onmogelijk, waarom zou het voor Mij onmogelijk zijn? – spreekt de HEER van de hemelse machten. Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Ik zal mijn volk bevrijden uit het land waar de zon opkomt en het land waar de zon ondergaat en hen naar Jeruzalem brengen. Daar zullen ze wonen. Zij zullen mijn volk zijn en Ik hun God, in onwankelbare trouw. (Zacharia 8:2-8) De HEER brult vanaf de Sion, Hij gromt vanuit Jeruzalem, zodat hemel en aarde beven. Maar voor zijn volk is de HEER een toevlucht, Israël biedt Hij bescherming. Dan zullen jullie inzien dat Ik, de HEER, jullie God, woon op de Sion, mijn heilige berg. Jeruzalem zal een heilige stad zijn; vreemden zullen er niet meer binnengaan. Dan, in die tijd, zal de wijn van de bergen druipen en de melk van de heuvels vloeien; alle waterstromen van Juda zullen bruisen, en in het huis van de HEER ontspringt een bron die zelfs het droogste woestijndal bevloeit. Maar Egypte wordt een woestenij en Edom een kale woestijn, om hun misdaden tegen Juda, om het onschuldig bloed dat ze daar hebben vergoten. Nooit gaat Juda ten onder en Jeruzalem blijft altijd bewoond. Zou Ik die bloedschuld niet wreken? O zeker zal Ik die wreken! Want de HEER woont op de Sion. (Joël 4:16-21) (Verenigde) Naties, volken Waartoe leidt het woeden van de volken, het rumoer van de naties? Tot niets. De koningen van de aarde komen in verzet, de wereldmachten spannen samen tegen de HEER en zijn gezalfde: ‘Wij moeten hun juk afwerpen, ons van hun boeien bevrijden.’
20
STEEN DOOR DE RUIT
STEEN DOORBIJLAGE DE RUIT3
Die in de hemel troont lacht, de Heer spot met hen. Dan spreekt Hij tot hen in woede, en zijn toorn verbijstert hen: ‘Ikzelf heb mijn koning gezalfd, op de Sion, mijn heilige berg.’ Het besluit van de HEER wil ik bekendmaken. Hij sprak tot mij: ‘Jij bent mijn zoon, Ik heb je vandaag verwekt. Vraag het Mij en Ik geef je de volken in bezit, de einden der aarde in eigendom. Jij kunt ze breken met een ijzeren staf, ze stukslaan als een aarden pot.’ Daarom, koningen, wees verstandig, wees gewaarschuwd, leiders van de aarde. Onderwerp U, toon de HEER uw ontzag, breng Hem bevend uw hulde. Bewijs eer aan zijn zoon met een kus, anders ontvlamt zijn woede, en uw weg loopt dood, want bij het geringste ontsteekt Hij in toorn. Gelukkig wie schuilen bij Hem. (Psalm 2) Wee! Vele volken bulderen zoals woeste zeeën bulderen, talrijke naties razen zoals kolkende watermassa’s razen; de volken razen woest, zoals het wildste water raast. Maar als God zijn stem verheft, vluchten ze ver weg. Ze stuiven uiteen, als kaf op de wind in de bergen, als dwarrelende bladeren in een storm... In zijn ogen zijn de volken als een druppel in een emmer, als een stofje op een weegschaal; de eilanden weegt hij als zandkorrels. De volken betekenen niets in zijn ogen, voor Hem zijn ze minder dan niets. (Jesaja 17:12,13;40:15,17) Nu lopen vele volken tegen je te hoop, ze zeggen: ‘Laat Sion maar worden ontwijd, wij zullen ervan genieten!’ Maar ze weten niet wat de HEER met ze voorheeft, ze hebben geen inzicht in zijn besluit: dat Hij de volken verzameld heeft als graan op de dorsvloer. Vrouwe Sion, dors hen. Ik geef je een horen van ijzer en hoeven van brons, je zult die volken vertrappen. Wat ze hebben buitgemaakt zal voor de HEER zijn, aan de Heer van de hele aarde komt hun vermogen toe... De volken zullen het zien en beschaamd staan, beroofd van hun kracht, doof en met de hand op de mond. Ze zullen stof likken als een slang, als dieren die kronkelen over de grond. Sidderend zullen ze uit hun burchten
21
STEEN DOOR DE RUIT
BIJLAGE 3
komen, vol ontzag voor de HEER, onze God. Ze zullen U vrezen! (Micha 4:11-13;7:16-17) Gods liefde, barmhartigheid Is Efraïm niet mijn geliefde zoon, is hij niet mijn oogappel? Telkens als Ik over hem spreek rijst zijn beeld in Mij op, dan raak Ik diep bewogen. Ik móet Mij over hem ontfermen - spreekt de HEER. (Jeremia 31:20) Toen Israël nog een kind was, had Ik het lief; uit Egypte heb Ik mijn zoon weggeroepen. Hoe harder ze geroepen werden, hoe meer ze hun eigen weg gingen. Ze brachten offers aan de Baäls en brandden wierook voor godenbeelden – terwijl Ik het toch was die Efraïm leerde lopen en hem op mijn arm nam. Maar zij beseften niet dat Ik hen verzorgde. Zacht leidde Ik hen bij de teugels, aan koorden van liefde trok Ik hen mee; Ik verloste hen van het juk om hen te laten eten, Ik hield hun het voer zelfs nog voor... Ach Efraïm, hoe zou Ik je ooit kunnen prijsgeven? Hoe zou Ik je kunnen uitleveren, Israël? Zou Ik je prijsgeven als Adma, je laten ondergaan als Seboïm? mijn hart wordt verscheurd, door barmhartigheid word Ik bewogen. Ik zal mijn toorn laten varen en Efraïm niet opnieuw te gronde richten. Want God ben Ik, en geen mens, Ik ben in jullie midden, Ik ben heilig, Ik zal niet meer in woede ontsteken. (Hosea 11:1-4,8,9) En jullie, kinderen van Sion, wees blij en barst uit in geJubel om de HEER, jullie God, want Hij geeft regen om je te verkwikken, Hij laat de regen overvloedig op je neerdalen, vroege regen en late regen, elk op de juiste tijd. De dorsvloeren liggen weer vol met graan, de perskuipen lopen over van wijn en olie. Ik zal jullie schadeloosstellen voor de oogst van jaren die door al die zwermen sprinkhanen is opgevreten, door mijn grote leger, dat Ik op jullie had afgestuurd. Je zult weer volop te eten hebben, meer dan genoeg, en je zult de naam van de HEER, je God, prijzen, want Ik heb wonderbaarlijk met jullie gehandeld; nooit
22
STEEN DOOR DE RUIT
STEEN DOORBIJLAGE DE RUIT3
zal mijn volk weer te schande gemaakt worden. Dan zullen jullie inzien dat Ik in Israëls midden ben, dat alleen Ik, de HEER, jullie God ben; nooit zal mijn volk weer te schande gemaakt worden. (Joël 2:23-27) Jubel, vrouwe Sion, zing van vreugde, Israël, juich met heel je hart, vrouwe Jeruzalem! De HEER heeft het vonnis over jou tenietgedaan en je vijand verdreven. De HEER, de koning van Israël, is in je midden, je hebt geen kwaad meer te vrezen. Op die (deze) dag zal men tegen Jeruzalem zeggen: ‘Wees niet bang, Sion! Laat de moed niet zinken!’ De HEER, je God, zal in je midden zijn, Hij is de held die je bevrijdt. Hij zal vol blijdschap zijn, verheugd over jou, in zijn liefde zal Hij zwijgen, in zijn vreugde zal Hij over je jubelen. Alle treurenden zal Ik bijeenbrengen, verzamelen wie op je feesten moesten ontbreken. Hun vernedering drukte zwaar op de stad. In die (deze) tijd zal Ik afrekenen met je verdrukkers, de kreupelen zal Ik redden, de verstrooiden bijeenbrengen. En hen die in de hele wereld werden veracht zal Ik met eer en roem overladen. In die (deze) tijd breng Ik jullie terug. Ik zal jullie verzamelen, je zult met eer en roem overladen worden door alle volken op aarde. Met eigen ogen zullen jullie zien hoe Ik je lot ten goede keer – zegt de HEER. (Sefanja 3:14-20) Vergeving, wederopbouw U bent Uw land genadig geweest, HEER, U keerde het lot van Jakob ten goede, nam de schuld van Uw volk weg en bedekte al zijn zonden. sela U bedwong Uw woede en wendde U af van Uw brandende toorn. God, onze helper, keer tot Israël terug, onderdruk Uw afschuw van Israël. Wilt U voor eeuwig Uw toorn laten duren, verbolgen zijn van geslacht op geslacht? Breng Israël weer tot leven, dan zullen zij zich in U verheugen. Toon Israël Uw trouw, HEER, en geef hen Uw hulp. Ik wil horen wat God tot hen zegt. De HEER spreekt woorden van vrede
23
STEEN DOOR DE RUIT
BIJLAGE 3
tegen zijn volk, zijn getrouwen. Laten zij niet weer vervallen in dwaasheid! Voor wie Hem eren is zijn hulp nabij: zijn glorie komt wonen in ons land Israël, trouw en waarheid omhelzen elkaar, recht en vrede begroeten elkaar met een kus, uit de aarde bloeit de waarheid op, het recht ziet uit de hemel toe. De HEER geeft al het goede: Israël zal vruchten geven. Het recht gaat voor God uit en baant voor Hem de weg. (Psalm 85) Dit zegt de HEER: In de woestijn kreeg Ik Israël lief, het volk dat aan vernietiging ontkomen was. Ik ging hun voor en gaf hun vrede. Van ver ben Ik naar je toe gekomen, vrouwe Israël. Ik heb je altijd liefgehad, mijn liefde zal je altijd vergezellen. Ik breng je weer tot bloei. Je zult weer dansen in de rei en de tamboerijnen laten klinken. In Samaria’s bergen zul je wijngaarden planten, en mogen eten van de eerste vruchten. De dag breekt aan dat in Efraïm de wachters op de bergen roepen: 'Kom, laten we op weg gaan naar de Sion, naar de HEER, onze God!' Dit zegt de HEER: juich van vreugde over Jakob, jubel aan het hoofd van alle volken, roep het uit, zing een lofzang: “De HEER heeft zijn volk gered en wat er van Israël nog overbleef bevrijd.” (Jeremia 31:2-7) Dit zegt de HEER: Ik zal de wonden van de stad verbinden en haar herstellen, Ik geef de inwoners blijvende vrede en voorspoed. Ik breng een keer in het lot van Juda en Israël en maak ze weer tot het volk van vroeger. Ik zal het volk reinigen van alle wandaden waarmee het tegen Mij gezondigd heeft. Ik zal het alle wandaden vergeven waarmee het willens en wetens tegen Mij gezondigd heeft. Jeruzalem zal Mij weer vreugde geven en Mij lof en roem brengen bij alle volken op aarde. Die zullen horen hoeveel geluk en voorspoed Ik Jeruzalem schenk, en huiveren van ontzag. Dit zegt de HEER: jullie zeggen over Israël dat het een woestenij is, dat er mens noch dier meer leeft. Maar in de steden van Juda en de straten van Jeruzalem, die nu verwoest zijn, waar mens noch dier meer leeft, zullen vreugdezangen klinken, zullen bruid en bruidegom van blijdschap zingen, zal te horen zijn: “Loof de
24
STEEN DOOR DE RUIT
STEEN DOORBIJLAGE DE RUIT3
HEER van de hemelse machten, want Hij is goed, eeuwig duurt zijn trouw.” Er zullen dankoffers worden gebracht naar de tempel van de HEER, want Ik keer het lot van Juda ten goede en maak het weer als vroeger – zegt de HEER. (Jeremia 33:6-11) Dan zal Ik het vervallen huis van David herbouwen, Ik zal de muren herstellen en opbouwen wat is neergehaald, Ik zal het in zijn vroegere luister herstellen. Dan zal Israël in bezit nemen wat er nog rest van Edom en van alle volken die Mij eens toebehoorden – spreekt de HEER, die dit alles doen zal... Ik zal het lot van mijn volk Israël ten goede keren. Zij zullen hun verwoeste steden herbouwen en erin wonen, ze zullen wijngaarden planten en de wijn ervan drinken, ze zullen tuinen aanleggen en de vruchten ervan eten. Ik zal hen terugplanten in hun grond, en zij zullen niet meer worden weggerukt uit het land dat Ik hun heb gegeven – zegt de HEER, jullie God. (Amos 9:11,12,14,15) Op die dag zul je zeggen: ‘Ik zal U loven, HEER. U bent woedend op mij geweest, maar Uw toorn is geweken, U troost Israël. God, Hij is Israëls redder. Ik heb een vast vertrouwen, ik wankel niet, want de HEER is Israëls sterkte, Hij is hun beschermer, Hij heeft hen redding gebracht.’ Vol vreugde zullen zij water putten uit de bron van de redding. Op die dag zullen zij zeggen: ‘Loof de HEER, roep zijn Naam uit. Maak alle volken zijn daden bekend, verkondig zijn verheven Naam. Zing een lied voor de HEER: wonderbaarlijk zijn zijn daden. Laat heel de aarde dit weten. jubel en juich, inwoners van Sion, want groot is de Heilige van Israël, die in jullie midden woont.’ (Jesaja 12) God wijst Israël nooit af (tegenover ‘vervangingsleer’) ‘Heb je gehoord wat de mensen zeggen? “De HEER heeft de twee volken die Hij had uitgekozen, verworpen.” Ze schrijven mijn volk af en zien het niet langer als een volk. Maar dit zegt de HEER: Ik heb een verbond met de dag en de nacht gesloten en de hemel en de aarde aan vaste wetten onder-
25
STEEN DOOR DE RUIT
BIJLAGE 3
worpen. Zomin als Ik die zal verwerpen, zal Ik het nageslacht van Jakob en van mijn dienaar David verwerpen. Ik zal altijd een van zijn nakomelingen laten heersen over het nageslacht van Abraham, Isaak en Jakob. Ik zal hun lot ten goede keren en Mij over hen ontfermen.’ (Jeremia 33:24-26) Dit zegt de HEER, die de zon heeft gemaakt als het licht voor de dag, de maan en sterren als de lichten voor de nacht, die de zee opzweept, zodat de golven bruisen, wiens naam is HEER van de hemelse machten: Pas als deze orde ophoudt te bestaan – spreekt de HEER – bestaat ook Israël niet meer, is het niet meer voor altijd mijn volk. Dit zegt de HEER: Zoals de hoogte van de hemel niet gemeten wordt, de diepte van het fundament der aarde niet gepeild, zo verwerp Ik niet het nageslacht van Israël om alles wat het heeft misdaan – spreekt de HEER. (Jeremia 31:35-37) ‘Profeteer, en zeg tegen deze beenderen: 'Dorre beenderen, luister naar de woorden van de HEER! Dit zegt God, de HEER: Beenderen, Ik ga jullie adem geven zodat jullie tot leven komen. Ik zal jullie pezen geven, vlees op jullie laten groeien en jullie met huid overtrekken. Ik zal jullie adem geven zodat jullie tot leven komen, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben.’ ‘Profeteer tegen de wind, profeteer, mensenkind, en zeg tegen de wind: 'Dit zegt God, de HEER: Kom uit de vier windstreken, wind, en blaas in deze doden, zodat ze weer gaan leven.’ Ik profeteerde zoals Hij mij gezegd had, en de lichamen werden met adem gevuld. Ze kwamen tot leven en gingen op hun voeten staan: een onafzienbare menigte. En Hij zei tegen mij: ‘Mensenkind, deze beenderen zijn het volk van Israël. Het zegt: 'Onze botten zijn verdord, onze hoop is vervlogen, onze levensdraad is afgesneden.' Profeteer daarom en zeg tegen hen: 'Dit zegt God, de HEER: mijn volk, Ik zal jullie graven openen, Ik laat jullie uit je graven komen en Ik zal jullie naar het land van Israël terugbrengen. Jullie zijn mijn volk, en jullie zul-
26
STEEN DOOR DE RUIT
STEEN DOORBIJLAGE DE RUIT3
len beseffen dat Ik de HEER ben als Ik je graven open en jullie uit je graven laat komen. Ik zal jullie mijn adem geven zodat jullie weer tot leven komen, Ik zal jullie terugbrengen naar je land, en jullie zullen beseffen dat Ik de HEER ben. Wat Ik gezegd heb, zal Ik doen – zo spreekt de HEER.’ (Ezechiël 37:4-6,9-14) Aliyah Wees niet bang, want Ik ben bij je. Ik haal je nakomelingen uit het oosten terug, uit het westen breng Ik jullie bijeen. Tegen het noorden zeg Ik: Geef hier! Het zuiden gebied Ik: Laat los! Breng mijn zonen terug van verre, mijn dochters van de einden der aarde, allen over wie mijn Naam is uitgeroepen, en die Ik omwille van mijn majesteit geschapen heb, gemaakt en gevormd. (Jesaja 43:5-7) Sion zegt: ‘De HEER heeft mij verlaten, mijn Heer is mij vergeten.’ Maar kan een vrouw haar zuigeling vergeten of harteloos zijn tegen het kind dat zij droeg? zelfs al zou zij het vergeten, Ik vergeet jou nooit. Ik heb je in mijn handpalm gegrift, je muren staan Mij steeds voor ogen. Je kinderen haasten zich terug naar huis, de vijand die je verwoestte en vernielde, trekt weg. Open je ogen, kijk om je heen: ze stromen in drommen naar je toe. Zo waar Ik leef – spreekt de HEER –, je zult je met hen tooien, hen dragen zoals een bruid haar sieraden. Je puinhopen, je verwoeste en vernielde land – weldra zal het te klein zijn voor al je bewoners, en je aartsvijand zal in de verte verdwijnen. Je dacht dat je je kinderen verloren had, maar eens zul je hen horen zeggen: ‘Het is ons hier te benauwd. Geef ons meer ruimte om te wonen...’ Ik zal mijn hand opheffen naar vreemde volken, Ik steek mijn vaandel voor hen op. Ze nemen je zonen op hun arm en dragen je dochters op hun schouders. Koningen zullen je verzorgen, vorstinnen zullen je zogen. Ze zullen voor je knielen, zich diep vooroverbuigen, en het stof van je voeten likken. Dan zul je erkennen dat ik de HEER ben, die niet beschaamt wie op Hem hopen. (Jesaja 49:14-20,23)
27
STEEN DOOR DE RUIT
BIJLAGE 3
Wees niet bang, mijn dienaar Jakob, heb geen angst, Israël - spreekt de HEER. Ik zal je uit dat verre land bevrijden, uit de ballingschap breng Ik je nageslacht terug. Het volk van Jakob keert terug en zal in vrede leven, zonder zorgen, zonder dat het nog wordt opgeschrikt. Ik sta je terzijde en zal je bevrijden - spreekt de HEER. Weet dat Ik je zal genezen, Ik zal je wonden helen - spreekt de HEER - ook al noemt men je Verworpene en zegt men: 'Naar Sion kijken we niet meer om.' Dit zegt de HEER: Ik keer het lot van Jakobs tenten ten goede, Ik zal me om zijn woningen bekommeren. De steden zullen uit de as herrijzen, paleizen worden in hun oude pracht hersteld. Dansend komen de mensen naar buiten, met een lofzang op de lippen. Ik doe het volk in aantal toenemen, het neemt niet meer in aantal af. Ik geef het aanzien, het wordt niet langer veracht. Het volk wordt weer als vroeger en houdt door mijn bescherming altijd stand. (Jeremia 30:10,11,17-20) Ik zal de inwoners samenbrengen uit alle landen waarheen Ik ze in mijn grote woede en toorn verdreven heb, ze terugbrengen naar deze stad en ze er in vrede laten wonen. Zij zullen mijn volk zijn en Ik zal hun God zijn. Ik zal hen één van hart en één van zin maken, zodat ze altijd ontzag voor Mij zullen hebben en het hun en hun nageslacht goed zal gaan. Ik zal een eeuwig verbond met hen sluiten, Ik keer Mij nooit meer van hen af en zal hen altijd zegenen. Ik zal hen met ontzag voor Mij vervullen, zodat zij zich nooit meer van Mij zullen afkeren. Ik zal er weer vreugde in vinden hen te zegenen en zal hen voorgoed in dit land planten. Met hart en ziel zal Ik dat doen. Dit zegt de HEER: Zoals Ik over dit volk al dit grote onheil heb gebracht, zo zal Ik het al het goede brengen dat Ik hun beloof. (Jeremia 32:37-42) Ik zal het volk van Juda onoverwinnelijk maken en de nakomelingen van Jozef laten zegevieren. Ik ben vol zorg voor hen en zal hen veilig thuisbrengen. Dan zal het weer zijn als voorheen, alsof Ik hen nooit verstoten had, want Ik ben de HEER, hun God, en
28
STEEN DOOR DE RUIT
STEEN DOORBIJLAGE DE RUIT3
Ik zal hun gebeden verhoren... Ik zal hen bij Mij fluiten en hen samenbrengen, want Ik heb hen vrijgekocht. Ze zullen weer even talrijk worden als vroeger. (Zacharia 10:6,8) Roep tot God ‘HEER, al getuigen Israëls wandaden tegen hun, grijp toch in omwille van Uw naam. Talloze malen was Israël U ontrouw, Israël heeft tegen U gezondigd. Bron van hoop voor Israël, redder in tijden van nood, waarom bent U als een vreemdeling in dit land, als een reiziger die maar één nacht blijft? Waarom bent U als een radeloze man, als een soldaat die Israël niet kan redden? U bent toch in ons midden, HEER, Israël behoort U toch toe? Laat Israël niet in de steek.’ (Jeremia 14:7-9) ‘God, breng Israël uitkomst, HEER, kom haar haastig te hulp. Dat beschaamd en vernederd worden wie haar naar het leven staan, met schande terugwijken wie haar ongeluk zoeken, beschaamd zich omkeren wie de spot met Israël drijven. Wie bij U hun geluk zoeken zullen lachen en vrolijk zijn, wie van U hun redding verwachten zullen steeds weer zeggen: ‘God is groot!’ Israël is arm en zwak, God, kom haastig, U bent Israëls helper, haar bevrijder, HEER, wacht niet langer.’ (Psalm 70) Israël, keer terug tot God ‘Roep tegen het noorden: Kom terug, ontrouw Israël - spreekt de HEER -, dan zal Ik mijn woede laten varen, want Ik ben vol genade, niet eeuwig duurt mijn toorn – spreekt de HEER.’ (Jeremia 3:12) ‘Kom terug, ontrouwe kinderen – spreekt de HEER –, want jullie behoren Mij toe. Ik zal één van jullie uit elke stad nemen en twee van jullie uit elke familie, en jullie naar Sion brengen. Ik zal jullie herders naar mijn hart geven, en die zullen jullie met wijsheid en inzicht weiden.’ (Jeremia 3:14-15) ‘En Ik dacht: Jullie (Israël) zullen “vader” tegen Mij zeggen, jullie keren je niet van Mij af... Kom terug, afvallige kinderen, Ik
29
STEEN DOOR DE RUIT
BIJLAGE 3
zal jullie genezen van je ontrouw. Dan zullen jullie zeggen: “Hier zijn we, wij komen bij U terug, want U bent de HEER, onze God.’ (Jeremia 3:19,22) ‘Keer terug, Israël, naar de HEER, je God! Door je eigen wandaden ben je ten val gekomen. Kom met woorden van berouw en keer terug naar de HEER. Zeg tegen Hem: ‘Vergeef ons al onze misdaden. Neem wat goed is van ons aan. Als offer brengen wij U oprechte woorden. Onze redding verwachten we niet langer van Assyrië, op paarden en strijdwagens zullen wij niet meer vertrouwen, wat we zelf gemaakt hebben niet meer onze god noemen. Immers, bij U vindt een wees ontferming!’ (Hosea 14:2-4) ‘Laten we ons leven onderzoeken en doorvorsen, laten we terugkeren naar de HEER, laten we met onze handen ook ons hart opheffen tot God in de hemel.’ (Klaagliederen 3:40,41) ‘Kinderen van Israël, keer terug naar Hem van wie jullie zo ver zijn afgedwaald.’ (Jesaja 30:6) ‘Neem deze dingen ter harte, Jakob, neem ze ter harte, Israël, want jij bent mijn dienaar. Ik heb je gevormd, je bent mijn dienaar, Israël, Ik zal je niet vergeten. Ik heb je misdaden als een wolk doen verdampen, je zonden als de ochtendnevel. Keer terug naar Mij: Ik zal je vrijkopen. Juich, hemel, want de HEER heeft dit gedaan, jubel, diepten van de aarde, bergen, breek uit in gejuich, en ook jullie, bossen met al je bomen: Ja, de HEER koopt Jakob vrij, in Israël toont Hij zijn luister.’ (Jesaja 44:21-23) ‘Keer terug naar Mij en laat je redden, ook jullie aan de einden der aarde; want Ik ben God, er is geen ander. Ik heb bij Mijzelf gezworen: uit mijn mond komt gerechtigheid voort, een woord dat Ik spreek wordt niet herroepen. Voor Mij zal elke knie zich buigen en elke tong zal bij Mij zweren.’ (Jesaja 45:22-23) Door hen weg te halen bij de vreemde volken, door hen bijeen te brengen uit de landen van hun vijanden, laat Ik vele volken zien
30
STEEN DOOR DE RUIT
STEEN DOORBIJLAGE DE RUIT3
dat ik heilig ben. Ze zullen beseffen dat Ik, de HEER, hun God ben: Ik heb hen over de hele wereld in ballingschap gestuurd en Ik breng hen ook weer naar hun eigen land terug; Ik zal niemand achterlaten. Ik zal mijn geest over het volk van Israël uitgieten en mijn gelaat niet meer voor hen verbergen – zo spreekt God, de HEER. (Ezechiël 39:27-29) ‘Daarom – spreekt de HEER –, keer nu terug tot Mij met heel je hart en begin te vasten, te treuren en te rouwen. Niet je kleren moet je scheuren, maar je hart. Keer terug tot de HEER, jullie God, want Hij is genadig en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid. Misschien herroept Hij zijn vonnis, komt Hij erop terug en laat Hij toch iets van zijn zegen over, zodat jullie weer graan en wijn kunnen offeren aan de HEER, jullie God.’ (Joël 2:12-14)
31