Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten 2014-2016 Vastgesteld door het college van bestuur op 1 juni 2015 Algemeen (artikel 1 tot en met 3)
1.
Begripsbepalingen
In het kader van deze Regeling worden de volgende definities en afkortingen gebruikt.
2.
college van bestuur: het college van bestuur van de Radboud Universiteit Nijmegen Wettelijk collegegeld: het wettelijk collegegeld volgens artikel 7.45 WHW DUO: De Dienst Uitvoering Onderwijs WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek WSF 2000: Wet studiefinanciering 2000 Prestatiebeurs: prestatiebeurs hoger onderwijs zoals bedoeld in artikel 5.1 van de WSF 2000 Prestatiebeursperiode: de periode, conform artikel 5.2.1b van de WSF 2000, waarin de student recht heeft op prestatiebeurs. Voor een student die op grond van zijn nationaliteit bij aanvang van de studie geen aanspraak op prestatiebeurs kon maken, wordt bij diens eerste jaar van inschrijving deze student behandeld als zou hij vanaf dat moment recht hebben gehad op prestatiebeurs. Student: een natuurlijke persoon die bij de Radboud Universiteit voor een voltijdse opleiding als student staat ingeschreven en daarvoor collegegeld aan de Radboud Universiteit betaalt Verlenging prestatiebeurs: verlenging van de prestatiebeurs hoger onderwijs zoals bedoeld in artikel 5.2b van de WSF 2000 Verzoek: een verzoek om financiële ondersteuning op grond van deze Regeling Collegejaar: het tijdvak dat begint op 1 september en eindigt op 31 augustus Uitschrijving: beëindiging van de inschrijving als student aan de Radboud Universiteit Overmacht: bijzondere omstandigheid zoals bepaald in artikel 3 onder a, b, c, d, g of h van deze Regeling HBO-doorstromer: een student die op grond van een in het HBO behaalde Bachelorgraad wordt toegelaten tot de Radboud Universiteit en die niet direct toelaatbaar is tot de Master en daarvoor in de premaster staat ingeschreven WO-premaster student : een student die op grond van een in het Wetenschappelijk Onderwijs behaalde Bachelorgraad wordt toegelaten tot de Radboud Universiteit en die niet direct toelaatbaar is tot de Master en daarvoor in de premaster staat ingeschreven. Toptalent: een student die op grond van de Regeling voor toptalenten in sport en kunst als toptalent is erkend. Basislening: de basislening hoger onderwijs zoals bedoeld in de artikelen 3.15 en 3.18 van de WSF 2000 Kwijtschelding studieschuld: de gedeeltelijke kwijtschelding van studieschuld voor studenten met handicap of chronische ziekte zoals bedoeld in artikel 6.2a van de WSF 2000
Doel van de Regeling
Deze Regeling bevat de uitwerking van artikel 7.51 tot en met 7.51i van de WHW (Staatsblad 2000, nr. 11, zoals nadien gewijzigd). Deze regeling heeft ten doel financiële ondersteuning te bieden aan studenten wanneer zij als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in artikel 3 van deze regeling, studievertraging hebben opgelopen of dreigen op te lopen. De ondersteuning is in die gevallen bedoeld als tegemoetkoming voor de studiefinanciering die betrokkene geniet uit hoofde van hoofdstuk 3 van de WSF 2000, dan wel zou hebben genoten,
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
indien hij daarop aanspraak zou maken of zou hebben mogen maken. Uitgangspunt daarbij is dat de student probeert de (op te lopen) studievertraging zoveel mogelijk te beperken.
3.
Bijzondere omstandigheden
De bijzondere omstandigheden waarop de student zich kan beroepen, zijn uitsluitend: a. ziekte van betrokkene; b. zwangerschap en bevalling van betrokkene (maximaal 4 maanden) c. bijzondere familieomstandigheden; d. lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van betrokkene; e. door het college van bestuur erkende bestuursactiviteiten; f. ontplooien van toptalent in sport of kunst naast de studie; g. een onvoldoende studeerbare opleiding; h. indien betrokkene is ingeschreven voor een opleiding waaraan niet opnieuw accreditatie is verleend en waarvoor aan betrokkene nog geen graad is verleend
Deel 1: Ondersteuning in geval van overmacht (artikel 4 t/m 9) Dit deel werkt de financiële ondersteuning uit voor studenten die een beroep doen op bijzondere omstandigheden van artikel 3 onder a, b, c, d, g of h.
4.
Algemene voorwaarden
4.1
Om in aanmerking te komen voor ondersteuning moet aan alle navolgende voorwaarden zijn voldaan: a. De bijzondere omstandigheden genoemd in artikel 3 onder a, b, c, d, g of h doen zich voor in de prestatiebeursperiode. b. De student is ingeschreven als voltijdstudent, betaalt daarvoor collegegeld aan de Radboud Universiteit Nijmegen en studeert daadwerkelijk. Dit geldt zowel voor het moment van registratie als voor het moment van uitbetaling. c. Aan de student is binnen de prestatiebeursperiode voor de opleiding waarvoor hij staat ingeschreven geen graad verleend. In geval van een dubbelstudie kan hierop een uitzondering worden gemaakt. d. Indien de student door een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis vertraging heeft opgelopen, dan dient hij – indien en voorzover hij daarvoor in aanmerking komt – tevens gebruik te hebben gemaakt van de mogelijkheid van verlenging van prestatiebeurs hoger onderwijs om in aanmerking te kunnen komen voor financiële ondersteuning. Per studiejaar geldt een maximale ondersteuningstermijn van 12 maanden. De student moet hebben voldaan aan de meldingsplicht omschreven in artikel 5. De student moet de afspraken nakomen die naar aanleiding van de melding zijn gemaakt met de studieadviseur en een studentendecaan.
4.2 4.3 4.4
5.
Verplichte melding studievertraging
5.1
Om aanspraak te kunnen maken op ondersteuning moet de student iedere bijzondere omstandigheid, genoemd in artikel 3 onder a, b, c, d, g of h die tot studievertraging leidt of kan leiden, melden of laten melden bij de studentendecaan. Naar aanleiding van de melding vindt verplicht een gesprek met een studentendecaan plaats. Hierin worden bindende afspraken gemaakt die gericht zijn op het zo beperkt mogelijk houden van de vertraging. De melding moet zo spoedig mogelijk plaatsvinden, maar in ieder geval binnen 3 maanden na het ontstaan van (1) de bijzondere omstandigheid, of (2) de studievertraging als gevolg daarvan. Bij melding kan geen aanspraak worden gemaakt op ondersteuning voor bijzondere omstandigheden of studievertraging die langer dan 3 maanden voor de melding is ontstaan.
5.2
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
5.3
De student ontvangt zo spoedig mogelijk (maar in ieder geval binnen 60 dagen) een bevestiging van de melding.
6.
Registratie studievertraging en ondersteuning
6.1
Na afloop van het collegejaar waarin de melding heeft plaatsgevonden ontvangt de student het bericht om de ontbrekende gegevens om de studievertraging te kunnen registreren in te leveren. De gevraagde informatie moet uiterlijk 1 november daaropvolgend in het bezit zijn van de Dienst Studentenzaken. De student ontvangt binnen 60 dagen een beslissing van het college van bestuur. De beslissing houdt in: hetzij de afwijzing van het verzoek; hetzij de toekenning van een aanspraak op financiële ondersteuning onder vermelding van de maximale duur en de voorwaarden waaronder deze wordt verleend. De duur van de ondersteuning wordt vastgesteld aan de hand van het verband tussen de bijzondere omstandigheden en het nominale studieprogramma rekening houdend met de onderwijs- en examenprogrammering. Uitgangspunt daarbij is de studielast van 60 EC per jaar (= 5 ECTS-punten per maand). Een studentbestuurder kan nooit zowel bestuursbeurzen als compensatie voor overmacht ontvangen voor dezelfde periode. Indien de bestuurder in een overmachtsituatie zijn bestuursfunctie neerlegt, zal hij compensatie ontvangen vanwege overmacht en kan zijn plaatsvervanger conform artikel 12 de resterende bestuursbeurzen krijgen.
6.2
6.3
6.4
7.
Aanvraag ondersteuning
7.1
Het verzoek om uitkering moet uiterlijk binnen 3 maanden na afloop van de prestatiebeursperiode bij de Dienst Studentenzaken ingediend worden. Bij het verzoek worden gevoegd: a. een kopie van de laatste kennisgeving van de DUO betreffende het maandelijks door verzoeker ontvangen beursbedrag op grond van de WSF 2000; b. een opgave van de desbetreffende examencommissie van het nog benodigde aantal maanden om het afsluitend examen te halen gebaseerd op het nog te halen aantal ECTSpunten. c. indien verzoeker, op grond van diens Nationaliteit geen aanspraak maakt of heeft kunnen maken op prestatiebeurs, dan hoeft de gevraagde informatie onder 7.2, sub a niet te worden ingeleverd. Het college van bestuur beslist binnen 60 dagen na ontvangst op het verzoek. Indien het verzoek wordt toegekend, bepaalt het college van bestuur tevens gedurende welke periode een financiële uitkering zal worden verstrekt.
7.2
7.3
8.
Hoogte van de ondersteuning
8.1 Hoogte ondersteuning De hoogte van het maandbedrag is gelijk aan: a) € 286,15 zijnde 60,1% van het bedrag aan basislening van hoger onderwijs zoals bedoeld in artikel 3.18 van de WSF 2000; b) plus eventueel aanvullende beurs die verzoeker genoot in de laatste maand aan prestatiebeurs hoger onderwijs. Indien de student aanspraak maakt op verlenging prestatiebeurs hoger onderwijs zoals bedoeld in artikel 6.2a van de WSF 2000, komt de uitkering van de aanvullende beurs zoals onder b vermeldt voor de periode van de verlenging (12 maanden) te vervallen.
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
8.2 Vermindering hoogte uitkering i.v.m. kwijtschelding Indien de student gebruik maakt van verlenging prestatiebeurs en daardoor aanspraak kan maken op kwijtschelding zoals bedoeld in art. 6.2a van de WSF 2000 wordt dit bedrag aan kwijtschelding in mindering gebracht op de totale uitkering uit het Profileringsfonds.
9.
Uitbetaling van de ondersteuning
9.1
De uitkering wordt verleend in de vorm van een gift. Betalingen nemen een aanvang uiterlijk vier maanden na afloop van de prestatiebeursperiode, tenzij de student uitdrukkelijk aan heeft gegeven de ondersteuning op een ander tijdstip te willen ontvangen. De uitbetaling van de ondersteuning wordt beëindigd na afloop van de periode waarop recht op ondersteuning bestaat dan wel met ingang van de maand waarin de inschrijving als student is beëindigd.
9.2
Deel 2 Ondersteuning vanwege bestuursactiviteiten: bestuursbeurzen (artikel 10 t/m 15) Dit deel werkt de financiële ondersteuning uit voor studenten die een beroep doen op bijzondere omstandigheden van artikel 3 onder e.
10.
Algemene voorwaarden
10.1
Om in aanmerking te komen voor ondersteuning moet aan alle navolgende voorwaarden zijn voldaan: a. De student is ingeschreven als voltijdstudent en stond het voorafgaande collegejaar ook als voltijdstudent aan de Radboud Universiteit ingeschreven, betaalt collegegeld aan de Radboud Universiteit en studeert daadwerkelijk. Dit geldt zowel voor het moment van aanvragen als voor het moment van uitbetaling; b. Aan de student is voor de opleiding waarvoor hij staat ingeschreven geen graad verleend. In geval van een dubbelstudie kan hierop een uitzondering worden gemaakt. c. In het collegejaar voorafgaand aan het collegejaar waarin het bestuurswerk wordt verricht geldt: c) dat de student ten minste 39 EC heeft behaald of; d) dat de student het afsluitend examen van de opleiding waarvoor hij staat ingeschreven met goed gevolg heeft afgelegd of; e) dat indien de student het afsluitend examen van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven niet heeft afgerond, maar in dat collegejaar financiële ondersteuning vanwege bestuurswerk heeft ontvangen op grond van deze Regeling, de student dan dient te voldoen aan de studievoortgangsnormen zoals in onderstaande tabel opgenomen: Aantal ontvangen bestuursbeurzen 1/3 2/3 1 1 1/3 2 3 4 5
Aantal te behalen EC 39 EC 39 EC 39 EC 39 EC 35 EC 33 EC 30EC 27 EC
Studentenstatuut 2015/2016 6 7 8 10.2
10.3
10.4
10.5 10.6
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten 24 EC 20 EC 18 EC
Per studiejaar geldt een maximale ondersteuningstermijn van 8 bestuursbeurzen. De in bijlage A onder artikel 1 bij de tabel toegekende extra beurzen worden bij de toepassing van artikel 10.2 buiten beschouwing gelaten De student heeft een bestuursfunctie bekleed bij een organisatie die is erkend door het college van bestuur en is opgenomen in de verdeling bestuursbeurzen. De criteria waaraan de organisatie moet voldoen, zijn beschreven in bijlage A. Bestuursactiviteiten verricht in het eerste jaar van inschrijving als student aan de Radboud Universiteit Nijmegen kunnen niet leiden tot enige aanspraak op ondersteuning tenzij het college van bestuur (directeur Dienst Studentenzaken) hier in bijzondere gevallen op advies van de studieadviseur uitdrukkelijk toestemming voor heeft gegeven. Studentleden van opleidingscommissies dienen de cursus opleidingscommissie gevolgd te hebben bij de Dienst Studentenzaken. Uitbetaling van het totaalbedrag aan ondersteuning voor functies van 4 of meer bestuursbeurzen bestaat uit een onvoorwaardelijk en een voorwaardelijk deel. f) Het onvoorwaardelijke deel bestaat uit tweederde van het totaalbedrag. g) Het voorwaardelijke deel bestaat uit eenderde van dit totaalbedrag. De uitbetaling van dit voorwaardelijke deel is afhankelijk van het aantal EC dat de student behaalt in het collegejaar waarin het bestuurswerk wordt verricht en volgens onderstaande tabel. Dit geldt ook in geval een student meerdere functies combineert en daardoor in één collegejaar aanspraak maakt op 4 of meer bestuursbeurzen.
Studentenstatuut 2015/2016 beurs ( waarvan 2/3 onvoorwaardelijk)
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten aantal te behalen EC 0-19 20-29 30 of meer
% uitbetaling voorwaardelijk deel 0% 50% 100%
5
0-17 17-26 27 of meer
0% 50% 100%
6
0-14 15-23 24 of meer
0% 50% 100%
7
0-11 12-19 20 of meer
0% 50% 100%
8
0-8 9-17 18 of meer
0% 50% 100%
4
11.
Definiëring periode recht op ondersteuning bestuursactiviteiten
11.1
Een student heeft alleen recht op ondersteuning vanwege bestuursactiviteiten indien het bestuursjaar valt in de eerste vier jaar van inschrijving als Bachelorstudent aan de Radboud Universiteit. Een student heeft alleen recht op ondersteuning vanwege bestuursactiviteiten indien het bestuursjaar valt in de eerste twee jaar van inschrijving als Masterstudent aan de Radboud Universiteit bij een nominale opleidingsduur van 1 jaar. Bij een langere opleidingsduur wordt deze periode met de langere opleidingsduur verlengd. Een HBO-doorstromer heeft, in afwijking van artikel 11.1, geen recht op ondersteuning vanwege bestuursactiviteiten indien hij bij de Radboud Universiteit staat ingeschreven voor een pre-master. Een WO-premaster student heeft in afwijking van artikel 11.1 -tijdens diens inschrijving in de pre-master- recht op ondersteuning vanwege bestuursactiviteiten indien een studentendecaan daarover positief adviseert. De in artikel 11.1 en 11.2 bedoelde periode wordt voorts verlengd: - met één jaar indien er sprake is van studievertraging als gevolg van een bijzondere omstandigheid zoals bedoeld in artikel 3, onder a, b, c, d, g of h van deze Regeling, deze vertraging meer dan 12 maanden betreft en deze vertraging is geregistreerd conform artikel 6 van deze regeling of; - met één jaar indien de student op grond van artikel 5.6, tiende lid van de WSF 2000 een jaar verlenging van prestatiebeurs is verleend of; - met één jaar indien de student zich bij het tweede jaar van inschrijving aan de Radboud Universiteit voor een opleiding inschrijft waarbij die student een jaar eerder voor die opleiding van de Radboud Universiteit was uitgeloot. Voor studievertraging op grond van bijzondere omstandigheden genoemd in artikel 3, lid e. en f. geldt per student over de totale periode van inschrijving een maximale ondersteuningstermijn van 12 bestuursbeurzen. Deze maximale termijn geldt ook ingeval van cumulatie van bestuursactiviteiten en/ of ontplooiing van toptalent(en). Voor de vaststelling van de cumulatie worden de maanden ondersteuning vanwege ontplooiing van toptalenten
11.2
11.3
11.4
11.5
11.6
Studentenstatuut 2015/2016
11.7
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
vermenigvuldigd met de factor 2/3e. De in bijlage A onder artikel 1 bij de tabel toegekende extra beurzen worden bij de toepassing van artikel 11.5 buiten beschouwing gelaten. Voor de vaststelling van de aanvang van het bestuursjaar zoals bedoeld in de artikelen 11.1 t/m 11.3 geldt voor besturen of bestuursleden die aantreden vanaf juni dat het bestuursjaar geacht wordt aan te vangen op 1 september van het collegejaar dat daar direct op volgt. Besturen die aantreden voor juni gelden als bestuur van het betreffende collegejaar.
11a. Uitzonderingen op artikelen 10 en 11 Met betrekking tot de artikelen 10.1, sub c, artikel 10.6 en de artikelen 11.1 tot en met 11.5 geldt dat, indien de toepassing van deze artikelen niet strookt met de intentie van deze artikelen, het college van bestuur op advies van een studentendecaan van deze artikelen kan afwijken.
12.
Tussentijdse vacature
12.1
Een student die een bestuursfunctie aanvaardt, is verplicht deze functie gedurende 12 maanden te vervullen. Indien betrokkene in voorkomende gevallen niet aan deze verplichting kan voldoen en stopt met zijn bestuursactiviteiten, is het bestuur van de vereniging of organisatie verplicht dit zo spoedig mogelijk te melden bij Dienst Studentenzaken. Het recht op financiële ondersteuning vanwege bestuursactiviteiten vervalt met onmiddellijke ingang. Toekenning van ondersteuning voor een opvolger is mogelijk met ingang van de eerste maand volgend op de melding van het bestuur bij Dienst Studentenzaken dat het aftredende bestuurslid niet meer in functie is.
12.2
13.
Opgave en aanvraag ondersteuning door de bestuursleden
13.1
a.
13.2
Voorafgaand aan het collegejaar ontvangt het bestuur van de organisatie in augustus het verzoek op te geven hoe de toegekende bestuursbeurzen verdeeld worden over de nieuwe bestuursleden. Uitgangspunt voor de verdeling door het bestuur is dat de toegekende bestuursbeurzen worden verdeeld in overeenstemming met de te verwachten werklast van de bestuursleden. b. Het bestuur van de organisatie is verplicht op te geven welke studenten op welke bestuursfunctie door het daartoe bevoegde orgaan van de betreffende organisatie zijn benoemd. c. De individuele bestuursleden dienen tegelijk met de opgave bestuursleden een verzoek tot uitbetaling bij de Dienst Studentenzaken in. Het ingevulde formulier wordt na aantreden van het nieuwe bestuur of bestuurslid teruggestuurd naar de Dienst Studentenzaken. Afhankelijk van de zwaarte van de functies in het bestuur gelden de volgende inleverdata1. Besturen met: functies met 8 of meer beurzen: voor 1 oktober/ zo spoedig mogelijk functies met 4 tot en met 7 beurzen: voor 1 december Functies tot en met 3 bestuursbeurzen: voor 1 mei
14.
Hoogte van de bestuursbeurs
14.1
De hoogte van één bestuursbeurs is gelijk € 429,23 zijnde 1,5 keer het bedrag zoals genoemd in artikel 8.1a van september van het collegejaar waarin het bestuurswerk wordt verricht.
1
In afwijking van deze data geldt voor besturen of bestuursleden die aantreden tussen 1 november en 1 juni dat per geval andere inleverdata worden vastgesteld. Het advies is dat deze besturen of bestuursleden daarvoor contact opnemen met het secretariaat FONDS van de Dienst Studentenzaken.
Studentenstatuut 2015/2016 14.2
14.3
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
In aanvulling op artikel 14.1 geldt dat als een student, met een verklaring van DUO, kan aantonen dat hij in september van het collegejaar waarin het bestuurswerk wordt verricht, recht heeft op een aanvullende beurs, dan wordt het bedrag aan aanvullende beurs van september van het collegejaar waarin het bestuurswerk wordt verricht, bovenop het in artikel 14.1 genoemde bedrag per bestuursbeurs uitgekeerd. Per bestuursbeurs wordt 1,5 keer het bedrag aan aanvullende beurs uitgekeerd. Studentleden van de opleidingscommissie ontvangen een toekenning die is gerelateerd aan gemiddeld een 1/2 bestuursbeurs en bedraagt € 225,-.
15.
Uitbetaling van de ondersteuning
15.1
De ondersteuning op grond van bestuursactiviteiten wordt tijdens, of direct na afloop van het collegejaar waarin het bestuurswerk is verricht, uitbetaald in de vorm van een gift. Uitbetaling vindt plaats aldus: functies met 8 bestuursbeurzen: het onvoorwaardelijke deel in 8 maandelijkse termijnen vanaf oktober van het collegejaar waarin het bestuurswerk wordt verricht
15.2
functies met 4 tot en met 7 bestuursbeurzen: het onvoorwaardelijke deel in twee termijnen, te weten februari en augustus van het collegejaar waarin het bestuurswerk wordt verricht functies tot en met 3 bestuursbeurzen: in augustus van het collegejaar waarin het bestuurswerk wordt verricht het voorwaardelijke deel van bestuursbeurs: in oktober, na afloop van het collegejaar waarin het bestuurswerk wordt verricht.
Op verzoek van de student kan uitbetaling ook in één keer plaatsvinden in oktober na afloop van het collegejaar waarin het bestuurswerk wordt verricht.
Deel 3 Ondersteuning ingeval van erkende toptalenten in sport en kunst (artikel 16 tot en met 22) Dit deel werkt de financiële ondersteuning uit voor studenten die een beroep doen op bijzondere omstandigheden van artikel 3 onder f.
16.
Erkende toptalenten
Studenten die op grond van artikel 4 of artikel 9 van de Regeling voor toptalenten in sport en kunst als toptalent zijn erkend en door het uitoefenen van hun toptalent studievertraging oplopen, kunnen in aanmerking komen voor financiële ondersteuning. Voor erkende toptalenten in sport geldt dat alleen studenten met een status zoals genoemd in artikel 3 sub d van de Regeling voor toptalenten in sport en kunst voor ondersteuning uit het Profileringsfonds in aanmerking kunnen komen.
17.
Verplichte melding
Een student die op grond van de Regeling voor Toptalenten in sport en kunst in aanmerking wil komen voor financiële ondersteuning, dient aan de voorwaarden van de artikelen 4 of 9 van deze Regeling voor toptalenten in de sport en kunst te voldoen en aan de meldingsplicht conform artikel 5, eerste en tweede lid van deze regeling.
18.
Omvang van de ondersteuning
19.1
Voor ieder studiejaar dat een student als toptalent is erkend zoals bepaald in de artikelen 4 en 9 van de Regeling voor toptalenten in sport en kunst wordt de opgelopen studievertraging geregistreerd op de wijze zoals dat in artikel 6.3 van deze Regeling is bepaald
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
19.2
Gedurende de gehele periode van inschrijving bij een cursusduur van 4 jaar (incl. Master) als student kan een student maximaal 12 maanden studievertraging registreren. Bij een langere cursusduur dan 4 jaar wordt dit maximum met 3 maanden verhoogd voor elk extra jaar. De opgebouwde maanden worden uitgekeerd conform de artikelen 9 en 11.4 én voor zover deze nodig zijn voor het behalen van het afsluitend examen.
19.
Aanvraag van de ondersteuning
De ondersteuning wordt aangevraagd na afloop van de prestatiebeursperiode zoals beschreven in artikel 7.
20.
Hoogte van de ondersteuning
De bepaling van de hoogte van het (maand)bedrag van de ondersteuning vindt plaats conform artikel 8.1 van deze Regeling.
21.
Uitbetaling van de ondersteuning
De ondersteuning wordt uitbetaald conform artikel 9.
22.
Uitkering studiegarantiefonds NOC*NSF
Indien betrokkene in aanmerking komt voor een uitkering uit het studiegarantiefonds van NOC*NSF, dan dient hij eerst gebruik te maken van deze mogelijkheid alvorens hij in aanmerking kan komen voor financiële ondersteuning. Het bedrag dat is uitgekeerd vanuit het studiegarantiefonds van NOC*NSF wordt in mindering gebracht op de financiële ondersteuning waar betrokkene volgens deze Regeling recht op heeft.
Deel 5 Slot- en overgangsbepalingen (artikel 23 tot en met 27) 23.
Overdraagbaarheid ondersteuning bij veranderen van onderwijsinstelling
Aanspraken op profileringsfonds op grond van een inschrijving aan een andere instelling voor hoger onderwijs verkregen, worden door het college van bestuur overgenomen met dien verstande, dat op basis van het in deze Regeling bepaalde omtrent de duur en de omvang van de aanspraak opnieuw kunnen worden vastgesteld. De student moet een verklaring van de oorspronkelijke instelling overleggen dat hij daar geen aanspraak op ondersteuning heeft gemaakt of zal maken.
24.
Hardheidsclausule
In zeer bijzondere omstandigheden, ter beoordeling van het college van bestuur, waarbij de afwijzing van een verzoek om ondersteuning tot een onbillijkheid van overwegende aard zou leiden, kan het college ten gunste van de student van de bepalingen van deze Regeling afwijken.
25.
Bezwaarmogelijkheid
Tegen de beslissingen van het college van bestuur op grond van deze Regeling kan binnen 6 weken, mits schriftelijk en gemotiveerd, bezwaar worden aangetekend, dit wordt op de betreffende beslissing vermeld. Beslissingen worden schriftelijk meegedeeld aan de verzoeker.
26.
Overgangsbepaling
Voor studenten op wie artikel 12.14 van de WSF 2000 van toepassing is, blijven de voorwaarden van toepassing van deel 1 van de regeling Financiële Ondersteuning Studenten zoals die gold op 1 september 2014 (zie bijlage C).
Studentenstatuut 2015/2016
27.
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
Inwerkingtreding en geldigheidsduur
Deze Regeling treedt in werking op 1 september 2015 en geldt tot en met 31 augustus 2016.
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
Artikelsgewijze toelichting Algemeen (artikel 1 tot en met 3) Toelichting artikel 1: Begripsbepalingen Het begrip prestatiebeursperiode is zodanig geformuleerd dat voor een buitenlandse student die vanwege diens nationaliteit geen recht heeft op prestatiebeurs op grond van de WSF 2000, de instelling deze student behandelt als zou hij bij diens eerste jaar van inschrijving aan de Radboud Universiteit ook direct aanspraak hebben gehad op prestatiebeurs. Toelichting artikel 3: Bijzondere omstandigheden In artikel 3 is opgesomd voor welke bijzondere omstandigheden er een uitkering uit het Profileringsfonds mogelijk is. Het betreft de in het tweede lid van artikel 7.51 opgesomde bijzondere omstandigheden onder a t/m g, alsmede de situatie die door artikel 7.51b is omschreven (verlies van accreditatie van de opleiding). Ad a. Ziekte, dit betreft de bijzondere omstandigheid van artikel 7.51, tweede lid onder c. Ad b. Bij zwangerschap, inclusief de bevalling, wordt ervan uit gegaan dat de vertraging doorgaans maximaal 4 maanden bedraagt. Doen zich tijdens de zwangerschap of de bevalling complicaties voor waardoor de vertraging oploopt (meer dan 4 maanden) dan is er sprake van ‘ziekte’ (a). Dit betreft de bijzondere omstandigheid van artikel 7.51, tweede lid onder c Ad c. Onder ‘bijzondere familieomstandigheden’ wordt verstaan: een grote onvoorziene verandering in de huiselijke situatie zoals langdurige verzorging van de zieke partner, kind(eren) of ouders. Dit betreft de bijzondere omstandigheid van artikel 7.51, tweede lid onder e. Ad d. Bij functiestoornissen – die per definitie chronisch zijn in tegenstelling tot ‘ziekte’ – bestaat de mogelijkheid verlenging van de periode van prestatiebeurs aan te vragen. De studentendecaan bekijkt in overleg met de individuele student voor welke vorm van financiële ondersteuning de student in aanmerking komt: verlenging van de periode van prestatiebeurs en/of maanden uit het Profileringsfonds. Dit betreft de bijzondere omstandigheid van artikel 7.51, tweede lid onder d. 1. Ad e. Erkende bestuursactiviteiten. Dit betreft de bijzondere omstandigheden zoals beschreven in artikel 7.51, tweede lid onder a en b. In Bijlage A en B van de Regeling wordt dit verder uitgewerkt. Ad f. Studenten die volgens de Regeling voor toptalenten in sport en kunst van de Radboud Universiteit Nijmegen worden erkend als toptalent kunnen aanspraak maken op ondersteuning uit het Profileringsfonds. Dit betreft een bijzondere omstandigheid zoals bedoeld in artikel 7.51, tweede lid onder g. 2. Ad g. De gebruikte term ‘een onvoldoende studeerbare opleiding’ verwijst naar omstandigheden binnen de opleiding waardoor de student belemmerd wordt in de voortgang van zijn studie, zonder dat hij
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
daar zelf invloed op kan of heeft kunnen uitoefenen. Uitgangspunt is een jaarlijkse studiebelasting van 60 ECTS-punten per jaar. Dit betreft de bijzondere omstandigheid van artikel 7.51, tweede lid onder f. De instelling geeft tevens toepassing aan artikel 7.51d doordat studenten die voldoen aan de voorwaarden van 7.51d (in casu studenten die niet aan het nationaliteitsvereiste en/of woonplaatsvereiste voldoen, in de regel de niet-EER studenten) de zelfde financiële ondersteuning kunnen krijgen in geval van de bijzondere omstandigheden die in artikel 3 van deze Regeling zijn beschreven. Deel 1: Ondersteuning in geval van overmacht Toelichting artikel 4: Algemene voorwaarden Hier zijn de algemene voorwaarden opgenomen waaraan de student ingeval van een overmachtsituatie (bijzondere omstandigheden genoemd in artikel 3 onder a, b, c, d, g, of h) moet voldoen, wil hij in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning. lid 1 a).
b).
Alleen de studievertraging wordt gecompenseerd indien de vertragende omstandigheden plaatsvinden tijdens de prestatiebeursperiode. Voor buitenlandse studenten die geen prestatiebeurs ontvangen, wordt ervan uitgegaan dat de prestatiebeursperiode is aangevangen bij diens eerste jaar van inschrijving. Daarbij geldt dat de periode van ondersteuning voor deze groep in de regel tot de eerste vier jaar van inschrijving is beperkt, met dien verstande dat deze periode wordt verlengd met de eventueel langere cursusduur (zoals de twee-of drie jarige masteropleidingen). Studenten die een opleiding volgen met een door de Radboud Universiteit Nijmegen erkend 5e studiejaar en die in dat 5e studiejaar studievertraging oplopen door overmacht, kunnen zich voor financiële ondersteuning melden bij een studentendecaan van de Dienst Studentenzaken (Bèta-Regelingen). Op de voorwaarde dat men niet is afgestudeerd (ad c.) binnen prestatiebeursperiode kan een uitzondering worden gemaakt voor zogenoemde ‘dubbelvakkers’. Voorwaarde is dat de student vanaf het eerste of tweede jaar van inschrijving aan de Radboud Universiteit Nijmegen voor beide opleidingen ingeschreven heeft gestaan en/of voor ieder van die opleidingen voldoende studiepunten heeft behaald, zodat hij bij het afstuderen voor de ene opleiding reeds een substantieel deel van de andere opleiding met goed gevolg heeft afgerond. Indien de eerste inschrijving een opleiding met een langere cursusduur (meer dan 4 jaar) betreft, wordt de student voor toepassing van deze regel ook als dubbelvakker beschouwd indien een inschrijving voor de tweede opleiding in het derde jaar heeft plaatsgevonden. Het is ter beoordeling van een studentendecaan, met inachtneming hetgeen hierboven is geformuleerd, of er een uitzondering kan worden gemaakt. Dit geldt ook in geval een student binnen de prestatiebeursperiode een tweede opleiding (na afronding van de eerste opleiding) volgt en door overmacht studievertraging oploopt.
Toelichting artikel 5: Verplichte melding studievertraging Een student meldt zich in eerste instantie bij de studieadviseur en deze vult een digitale melding in ten behoeve van de studentendecaan. Vervolgens vindt verplicht een gesprek plaats met een
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
studentendecaan om te bespreken welke maatregelen getroffen moeten worden om de studievertraging zo beperkt mogelijk te houden. Dit is de ‘melding’ zoals in artikel 6 bedoeld. N.B.: Indien een melding ‘te laat’ plaatsvindt, wordt alleen gekeken naar de bijzondere omstandigheden die zich na de melding nog voordoen (zie lid 2). Dit kan betekenen dat betrokkene 3 of meer maanden aan ondersteuning misloopt! Toelichting artikel 6: Registratie studievertraging en ondersteuning lid 2 Hierin wordt bepaald dat de beslissing, indien zij positief is, een (voorwaardelijke) aanspraak is op financiële ondersteuning voor een aantal maanden, zgn. ‘registratie studievertraging’. De effectuering of uiteindelijke toekenning vindt pas plaats aan het eind van de prestatiebeursperiode naar aanleiding van een verzoek zoals bedoeld in artikel 7. lid 3 Bij de bepaling van de studievertraging wordt gekeken naar het aantal studiepunten dat behaald had kunnen worden in de periode dat de bijzondere omstandigheid zich voordeed, waarbij 60 ECTSpunten per studiejaar (= 5 ECTS-punten per maand) het uitgangspunt zijn. De periode dat iemand de studiefinanciering heeft opgezegd, dan wel de inschrijving aan de Radboud Universiteit heeft beëindigd, telt uiteraard niet mee. Voorbeeld: iemand heeft vanwege ziekte zijn studiefinanciering en/of inschrijving per 1 januari stopgezet en heeft tot dat moment 5 ECTS-punten gehaald. De studievertraging bedraagt in dit geval 3 maanden, omdat hij de maanden januari tot en met augustus niet gebruikt heeft en later kan inzetten. lid 4 In het geval dat zich een combinatie voordoet van bestuursactiviteiten en vertraging door andere bijzondere omstandigheden (overmacht) worden de reeds uitbetaalde of nog uit te betalen bestuursbeurzen in mindering gebracht op het aantal maanden dat als gevolg van overmacht geregistreerd wordt. Voor de omrekening van het aantal bestuursbeurzen naar maanden, wordt het aantal beurzen met anderhalf vermenigvuldigd. Wanneer een student in de situatie komt dat er een overmachtsituatie samenvalt met een bestuursfunctie heeft de student twee mogelijkheden: 1. de bestuursfunctie neerleggen en daarmee wordt ook de aanspraak op bestuursbeurzen verminderd (naar rato van de reeds verstreken zittingstermijn). 2. de bestuursfunctie niet neerleggen in de wetenschap dat het aantal bestuursbeurzen in minder wordt gebracht op de geregistreerde studievertraging. Voorbeeld variant 1: Een student vervult een functie waarvoor hij 4 bestuursbeurzen krijgt uitgekeerd. Tijdens dat zelfde jaar loopt hij wegens bijzondere familie omstandigheden 6 maanden studievertraging op. Deze omstandigheid doet zich halverwege de zittingsperiode voor. De student legt zijn functie neer. Hij krijgt slechts 2 bestuursbeurzen uitgekeerd. Van de opgelopen vertraging worden dan nog 6-3 maanden (2 bestuursbeurzen x 1,5) = 3 maanden geregistreerd. Voorbeeld variant 2: Een student vervult een functie waarvoor hij 4 bestuursbeurzen krijgt uitgekeerd. Tijdens dat zelfde jaar loopt hij wegens bijzondere familie omstandigheden 6 maanden studievertraging op. Deze
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
omstandigheid doet zich halverwege de zittingsperiode voor. De student besluit zijn functie niet neer te leggen. Van de opgelopen vertraging worden dan 6-6 (4 bestuursbeurzen x 1,5) maanden = 0 maanden geregistreerd.
Toelichting artikel 7: Aanvraag ondersteuning lid 1 LET OP! Indiening na afloop van deze termijn heeft tot gevolg dat het verzoek wordt afgewezen. lid 2 De gevraagde documenten zijn bedoeld om de hoogte en duur van de uitkering vast te stellen. Toelichting artikel 8.1: Hoogte van de ondersteuning Ad a) De hoogte van het maandelijkse bedrag is gelijk aan € 286,15. Dit is 60,1% van de basislening hoger onderwijs. Peildatum is het bedrag aan basislening hoger onderwijs van september van het collegejaar waarin de ondersteuning wordt aangevraagd. Dit bedrag geldt ook voor buitenlandse studenten die geen aanspraak maken of hebben kunnen maken op studiefinanciering. Ad b) Indien een student in de laatste maand van de prestatiebeursperiode aanvullende beurs ontvangt, dan ontvangt de student per maand ondersteuning uit het Profileringsfonds ook dit bedrag aan aanvullende beurs plus eventuele eenoudertoeslag. Studenten met aanvullende beurs waaraan DUO een verlenging prestatiebeurs heeft toegekend, ontvangen als gevolg van die verlenging 12 maanden extra aanvullende beurs. Bij een uitkering uit het Profileringsfonds vanwege een chronische ziekte of functiebeperking komt de uitkering van de aanvullende beurs voor de eerste 12 maanden te vervallen: deze aanvullende beurs is immers al via de verlenging prestatiebeurs hoger onderwijs gecompenseerd. Mocht een student recht hebben op meer dan 12 maanden Profileringsfonds dan wordt de aanvullende beurs voor deze extra maanden wel weer gecompenseerd. Toelichting artikel 8.2: Vermindering hoogte uitkering i.v.m. kwijtschelding Studenten met een chronische ziekte en/of functiebeperking kunnen op grond van artikel 5.2b van de WSF 2000 aanspraak maken op verlenging van de prestatiebeurs hoger onderwijs met één jaar. Als studenten een verlenging prestatiebeurs hoger onderwijs krijgen, kunnen deze studenten op grond van artikel 6.2a van de WSF 2000 gedeeltelijke kwijtschelding krijgen van hun studieschuld, mits zij binnen de diplomatermijn van de prestatiebeurs zijn afgestudeerd. In voorkomende gevallen kan de student daarbij -op advies van de studentendecaan- bij DUO om een verlenging van die diplomatermijn vragen. In geval de student aanspraak maakt op verlenging van de prestatiebeurs hoger onderwijs, dan gaat de regeling FONDS ervan uit dat de student ook aanspraak maakt of zal maken op de gedeeltelijke kwijtschelding van artikel 6.2a van de WSF 2000. Het bedrag aan kwijtschelding (€ 1.200 op 1 januari 2015, dit bedrag wordt jaarlijks op grond van een ministeriële regeling geïndexeerd) wordt in mindering gebracht op de totale uitkering Profileringsfonds. Een negatieve uitkering uit het Profileringsfonds is niet mogelijk (indien hoogte kwijtschelding hoger is dan de hoogte uitkering op grond van artikel 8.1).
Toelichting artikel 9: Uitbetaling van de ondersteuning lid 1
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
In deze Regeling is gekozen voor een uitkering na afloop van de periode van prestatiebeurs. Niet alleen worden hiermee eventuele problemen vermeden maar tevens is op dat moment pas met enige zekerheid te zeggen hoe groot de studievertraging is. Mocht een student om de een of andere reden de ondersteuning toch op een ander tijdstip willen ontvangen, dan moet hierover contact worden opgenomen met de Dienst Studentenzaken (studentendecaan). Deel 2 Ondersteuning vanwege bestuursactiviteiten (bestuursbeurzen) Toelichting artikel 10: Algemene voorwaarden lid 1a De financiële ondersteuning vanwege bestuursactiviteiten is bedoeld voor ‘eigen’ studenten van de Radboud Universiteit. Om die reden is de eis opgenomen dat de student in het collegejaar voorafgaand aan het collegejaar waarin het verzoek tot ondersteuning wordt gedaan als voltijdstudent staat ingeschreven. Daarnaast dient de student aan de Radboud Universiteit collegegeld te betalen. lid 1b De eis dat een student op het moment van uitbetaling moet staan ingeschreven geldt niet voor de uitbetaling van het voorwaardelijke deel van de bestuursbeurs. Deze wordt namelijk na afloop van het collegejaar uitbetaald. Op de voorwaarde dat men niet is afgestudeerd kan een uitzondering gemaakt worden voor zogenoemde ‘dubbelvakkers’. Voorwaarde is dat de student vanaf het eerste of tweede jaar van inschrijving aan de Radboud Universiteit Nijmegen voor beide opleidingen ingeschreven heeft gestaan en/of voor ieder van die opleidingen voldoende studiepunten heeft behaald, zodat hij bij het afstuderen voor de ene opleiding reeds een substantieel deel van de andere opleiding met goed gevolg heeft afgerond. Indien de eerste inschrijving een opleiding met een langere cursusduur (meer dan 4 jaar) betreft, wordt de student voor toepassing van deze regel ook als dubbelvakker beschouwd indien een inschrijving voor de tweede opleiding in het derde jaar heeft plaatsgevonden. Daarnaast kan een student in geval hij een tweede studie volgt aansluitend op de eerste studie in aanmerking komen voor bestuursbeurzen, mits aan de voorwaarden van artikel 11 wordt voldaan. Daarbij kan de Dienst Studentenzaken van de student vragen om een verklaring van de opleiding te overhandigen waaruit daadwerkelijk blijkt dat de student aan een tweede opleiding is begonnen (dus daadwerkelijk studeert, colleges en werkgroepen etc. volgt). Het is ter beoordeling van een studentendecaan, met inachtneming hetgeen hierboven is geformuleerd, of er een uitzondering kan worden gemaakt. Lid 1c Met deze bepaling wordt gestimuleerd dat studenten ook in het collegejaar voorafgaand aan het collegejaar waarin het bestuurswerk wordt verricht voldoende studievoortgang boeken. De norm is 39 EC of de student moet het afsluitend examen met goed gevolg hebben afgelegd in het collegejaar voorafgaand aan het collegejaar waarin het bestuurswerk wordt verricht. Voor studenten die in het collegejaar voorafgaand aan het collegejaar waarin het bestuurswerk wordt verricht in aanmerking kwamen voor een bestuursbeurs én in dat jaar niet zijn afgestudeerd, gelden afwijkende normen, zoals opgenomen in de tabel. lid 3
Eenmaal in de twee jaar worden studentenverenigingen en –organisaties beoordeeld door een Toetsingscommissie, die adviseert over het aantal toe te kennen bestuursbeurzen. De
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
criteria waaraan een organisatie moet voldoen, alsmede de te volgen procedure worden beschreven in Bijlage A bij deze Regeling. lid 4
In het verlengde van artikel 10, lid 1 onder a, kunnen studenten tijdens het eerste jaar van inschrijving geen aanspraak maken op ondersteuning vanwege bestuursactiviteiten. Het betreft hier dus alle eerste jaarsinstelling. Voor alle eerstejaarsinstelling (propedeuse, HBOdoorstromers of instromers in een masteropleiding) geldt dat zij het eerste jaar van inschrijving nodig hebben om aan het studieklimaat op de universiteit te wennen. Op deze wijze wordt tevens voorkomen (in geval van propedeusestudenten) dat als gevolg van de bestuursactiviteiten de student een negatief studieadvies wordt gegeven.
lid 5
Leden van de opleidingscommissie die eerder de training met goed gevolg hebben afgelegd hoeven deze in een volgend jaar niet opnieuw te volgen.
Lid 6 Met deze bepaling wordt gestimuleerd dat studenten tijdens een bestuursfunctie studievoortgang boeken. Het totaal aantal EC dat in het collegejaar waarin het bestuurswerk wordt verricht telt mee, dus ook EC behaald buiten de opleiding van inschrijving tellen mee. Dit geldt ook voor EC behaald in het buitenland. Toelichting artikel 11: Maximering periode en duur voor recht op bestuursbeurzen Met artikel 11 wil de instelling voorkomen dat studenten die teveel vertraging hebben opgelopen en daardoor langer dan de nominale duur + 1 jaar aan de Radboud Universiteit staan ingeschreven nog financieel te ondersteunen om bestuurswerk te verrichten. lid 1
De periode waarin een student recht heeft op ondersteuning vanwege bestuursactiviteiten is beperkt tot de eerste vier jaar van inschrijving als Bachelorstudent. Uitgangspunt is dat een student zich voor een heel collegejaar inschrijft. Indien de student de inschrijving heeft onderbroken, wordt de periode dat de student niet is ingeschreven niet meegerekend.
lid 2
De periode waarin een student recht heeft op ondersteuning vanwege bestuursactiviteiten is beperkt tot de eerste twee jaar van inschrijving als Masterstudent bij een éénjarige Masteropleiding. Deze periode wordt verlengd met de langere opleidingsduur indien het een twee- of driejarige Master betreft. Bepalend voor het vaststellen van de periode recht op ondersteuning is de opleidingsduur van de Master waarvoor de student zich de eerste keer heeft ingeschreven. Uitgangspunt is dat een student zich voor een heel collegejaar inschrijft. Indien de student de inschrijving heeft onderbroken, wordt de periode dat de student niet is ingeschreven niet meegerekend.
lid 3
HBO-doorstromers kunnen geen aanspraak maken op een bestuursbeurs zolang zij voor de pre-master staan ingeschreven. Als pre-masterstudent dienen zij eerst de deficiënties weg te werken alvorens zij tot de master kunnen worden toegelaten. De instelling wil HBOdoorstromers, zolang zij niet tot de Master zijn toegelaten niet financieel ondersteunen om bestuurswerk te doen. HBO-doorstromers die als masterstudent staan ingeschreven hebben de rechten zoals onder 11.2 beschreven.
lid 5
Artikel 11.5 regelt de gevallen waarin de in het eerste en tweede lid gedefinieerde periode kan worden verlengd. Er zijn drie uitzonderingsgronden: a. voor studenten die te maken hebben met een overmachtsituatie zoals in deze Regeling gedefinieerd kan de periode met één jaar worden verlengd. De vertraging
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
moet dan 12 maanden of meer bedragen en conform artikel 6 van deze Regeling bij de Dienst Studentenzaken zijn geregistreerd. b. Voor studenten die zijn uitgeloot voor een opleiding en zich bij een andere opleiding aan de Radboud Universiteit hebben ingeschreven (de zogenaamde parkeerstudie) en na één jaar alsnog worden ingeloot en zich in het tweede jaar van inschrijving bij die opleiding inschrijven. De inschrijving in het eerste jaar zal dan niet worden meegeteld bij het bepalen van de verstreken inschrijvingsduur. Onder uitgeloot wordt niet verstaan studenten die niet door de decentrale selectie zijn gekomen. De student dient zelf, met bewijsstukken van DUO aan te tonen, aan te tonen dat hij in het eerste jaar was uitgeloot. c. Studenten met een functiebeperking kunnen een jaar extra studiefinanciering aanvragen. Voor deze groep wordt de periode met één jaar verlengd. Voor het aanvragen van verlenging van de studiefinanciering moet de student contact opnemen met een studentendecaan. lid 6
Studenten die toptalentactiviteiten ontplooien en/of bestuursactiviteiten verrichten kunnen over de totale periode van inschrijving nooit meer dan 12 beurzen aan financiële ondersteuning ontvangen. Voor medezeggenschapsfuncties geldt dat er extra beurzen zijn toegekend in verband met het wegvallen van de vacatiegelden per 2012/2013. Deze extra beurzen tellen niet mee bij het berekenen van of een student al 12 beurzen heeft ontvangen.
lid 7
De ondersteuning vanwege bestuursactiviteiten is nog altijd een compensatie van opgelopen studievertraging. Om die reden wordt in het vijfde lid expliciet vermeld dat voor de vaststelling van de periode waarin een student recht heeft op bestuursbeurzen een bestuursjaar altijd aan een collegejaar moeten worden toegerekend. De grens daarvoor is gelegd bij juni.
Toelichting artikel 11a: uitzonderingen op artikel 10 en 11 In de toelichting op artikel 10.1 sub c, artikel 10.6 en artikel 11.1 t/m 11.4 is de intentie van de artikelen opgenomen. Wanneer een student als gevolg van de toepassing van deze artikelen niet in aanmerking komt, kan de student schriftelijk een verzoek doen om op grond van artikel 11a af te wijken. Een studentendecaan brengt advies uit over het verzoek aan het college van bestuur (directeur van de Dienst Studentenzaken). De directeur van de Dienst Studentenzaken neemt namens het college van bestuur een besluit. Toelichting artikel 12: Tussentijdse vacature Uitgangspunt is dat een bestuurslid diens functie gedurende 12 maanden vervult. Het aantal uit te keren bestuursbeurzen wordt in geval van tussentijdse vervanging van het bestuurslid gerelateerd aan voor de opvolger nog te resteren termijn aan bestuursactiviteiten zal verrichten. Het bestuur van de organisatie moet zo snel mogelijk aangeven dat een bestuurslid wordt vervangen. De nieuwe bestuurder moet zelf een individuele aanvraag om ondersteuning indienen. Ook voor de opvolger gelden de criteria en voorwaarden zoals in deze Regeling gesteld. De bestuursbeurzen worden naar rato van de daadwerkelijke zittingstermijn tussen het teruggetreden bestuurslid en de opvolger verdeeld. Indien beiden of één van beide voor 4 of meer bestuursbeurzen in aanmerking komt, zal ook aan de voorwaardelijke eisen van de beurs moeten worden voldaan. Voorbeeld: Een student die een bestuursfunctie vervult van 6 bestuursbeurzen legt zijn functie na 4 maanden neer (eenderde van de totale zittingstermijn). De opvolger krijgt dan nog tweederde van de 6
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
bestuursbeurzen = 4 bestuursbeurzen. Om het gehele voorwaardelijke deel van de beurs te behalen, dient de student dan in het betreffende collegejaar 25 EC te halen. lid 5 Leden van de opleidingscommissie die eerder de training met goed gevolg hebben afgelegd hoeven deze in een volgend jaar niet opnieuw te volgen.
Toelichting artikel 13: Opgave bestuursleden lid 1a Het bestuur van de organisatie dient op te geven welke bestuursleden voor hoeveel bestuursbeurzen worden opgegeven. Daarbij dient de door het opgegeven bestuur verdeling van de bestuursbeurzen over de afzonderlijke functies overeen te komen met het takenpakket van deze bestuursleden. Bij twijfel over de opgegeven verdeling kan de Dienst Studentenzaken om een onderbouwing vragen en/of de opgegeven verdeling weigeren. lid 1b Een organisatie is verplicht alle bestuursleden op te geven die formeel én daadwerkelijk in functie zijn. Het gaat erom dat de bestuursleden worden opgegeven die door het daartoe bevoegde orgaan zijn benoemd, bijvoorbeeld de Algemene Ledenvergadering van een vereniging. Daarnaast dient het bestuur dat formeel benoemd is ook het bestuur te zijn dat in de praktijk functioneert. Het is dus niet toegestaan dat een organisatie een fictief bestuur benoemt en dit opgeeft voor bestuursbeurzen en dat er daarnaast een ander, alternatief bestuur is dat in de praktijk het werk doet. De Dienst Studentenzaken kan aan een organisatie vragen om een bewijsstuk te overleggen waaruit blijkt dat de opgegeven bestuursleden ook formeel benoemd zijn, bijvoorbeeld een besluit of notulen van de ALV. Indien een organisatie niet het officieel benoemde bestuur heeft opgegeven, dan wel wanneer blijkt dat er in de praktijk een ander bestuur functioneert, kan het college van bestuur beslissen de aan de individuele bestuursleden toegekende bestuursbeurzen in te trekken, dan wel terug te vorderen. lid 1c Tegelijk met de opgave dienen de afzonderlijke bestuursleden de benodigde gegevens in te leveren waarmee zij een verzoek tot uitbetaling indienen. Toelichting artikel 14: Hoogte v/d ondersteuning lid 1 en 2 De hoogte van een bestuursbeurs is vastgesteld op € 429,23 (1,5 keer het bedrag dat gelijk is aan 60,1% van de basislening hoger onderwijs van september in het collegejaar waarin de student het bestuurswerk verricht). Indien een student met bewijsstukken van DUO kan aantonen een aanvullende beurs te ontvangen, dan zal deze gecompenseerd worden. Peilmoment is daarbij de aanvullende beurs die de student ontvangt in september van het collegejaar waarin het bestuurswerk wordt verricht en de ondersteuning wordt aangevraagd. Per bestuursbeurs wordt 1,5 keer het bedrag aan aanvullende beurs uitgekeerd. lid 3 Voor de ondersteuning van studenten in de opleidingscommissie is in de regeling een vast bedrag vastgesteld. Jaarlijks wordt door het college van bestuur dit bedrag aangepast met de procentuele stijging van de uitwonende basisbeurs van september van het collegejaar dat daar op volgt ten opzichte van september het jaar daarvoor. Toelichting artikel 15: Uitbetaling van de ondersteuning lid 1 De uitkering is nog steeds bedoeld als compensatie voor studievertraging om de student in staat te stellen af te studeren. Het is de verantwoordelijkheid van de student hoe hij met de ontvangen
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
ondersteuning omgaat. Het is raadzaam het geld opzij te zetten en pas aan te spreken op het moment dat de studiefinanciering stopt. Het voorwaardelijke deel van de bestuursbeurs wordt in oktober uitgekeerd, nadat is vastgesteld dat de student aan de voorwaarden heeft voldaan. Deel 3 Financiële ondersteuning ingeval van erkende toptalenten in sport en kunst (artikel 18 tot en met 23) Toelichting artikel 16: erkende toptalenten In de Regeling voor toptalenten in sport en kunst (verder te noemen Toptalentenregeling) is opgenomen dat erkende toptalenten een compensatie uit het Profileringsfonds kunnen krijgen als zij studievertraging oplopen als gevolg van het ontplooien van hun toptalent. Als een student volgens de criteria en procedure van de Toptalentenregeling is erkend ontstaat een recht op Profileringsfonds. Een student kan na afloop van de prestatiebeurs deze rechten (opgebouwde maanden) aanspreken voor zover deze nodig zijn om het afsluitend examen af te leggen. Het betreft dus geen forfaitaire toekenning. In de Toptalentenregeling is tevens bepaald dat alleen topsporters met een B, S1 of T1 status een recht op Profileringsfonds kunnen opbouwen. Toelichting artikel 18: omvang van de ondersteuning Een erkend toptalent dient voor elk jaar dat hij is erkend de studievertraging te laten registreren. Daarbij kan een toptalent over de gehele periode van inschrijving maximaal 12 maanden registreren bij een cursusduur van vier jaar. Voor een opleiding met een langere cursusduur wordt dit met 3 maanden per jaar vermeerderd. Het is dus mogelijk dat een toptalent in de eerste jaren geen vertraging oploopt, maar dat door een intensiever trainingsprogramma (bijvoorbeeld in een preolympisch jaar), er in één jaar 12 maanden vertraging wordt opgelopen. Met de formulering van artikel 19 wordt deze flexibilisering mogelijk maakt. De maximering van 12 bestuursbeurzen in geval van cumulatie van bestuursactiviteiten en toptalent blijft gelden. Toelichting artikel 22: Uitkering studiegarantiefonds NOC*NSF Dit artikel regelt dat studenten die aan topsport doen en ook in aanmerking komen voor een uitkering uit het studiegarantiefonds van NOC*NSF, niet van beide Regelingen gebruik kunnen maken en zo op een hoger totaalbedrag aan financiële ondersteuning per maand komen dan andere studenten. Slot- en overgangsbepalingen (artikel 23 tot en met 27) Toelichting artikel 24: Hardheidsclausule Met dit artikel geeft de instelling invulling aan het bepaalde in artikel 7.51, tweede lid, sub h. Toelichting artikel 26: overgangsrecht In de WSF 2000 is in artikel 12.14 voorzien in een cohortgarantie voor studenten die reeds voor 1 september 2015 aan een bachelor- of masteropleiding staan ingeschreven en die nog rechten prestatiebeurs bezitten. Deze studenten behouden voor de opleidingsfase waarin zij staan ingeschreven (bachelor of master) het recht op basisbeurs. Artikel 26 zorgt dat voor deze studenten de voorwaarden (waaronder uitkering van de basisbeurs) blijven gelden van deel 1 van de regeling FONDS zoals die gold 1 september 2014. Volledigheidshalve is de tekst van deze regeling als bijlage C bij deze regeling gevoegd.
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
Toelichting artikel 27: Inwerkingtreding en geldigheidsduur De regeling heeft een looptijd tot en met 31 augustus 2016 en geldt alleen voor het collegejaar 2015/2016.
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
BIJLAGE A bij de Regeling FONDS: Procedure toetsing bestuursactiviteiten Deze bijlage is een uitwerking van artikel 10 tot en met 16 van de Regeling. artikel 1 Definities In aanmerking voor financiële ondersteuning komen studenten die: 1. Lid zijn van of deel uitmaken van een universitair bestuursorgaan dan wel een wettelijke voorgeschreven medezeggenschapsorgaan, waarbij sprake is van een substantiële tijdsbesteding. Tot deze categorie behoren in ieder geval (het lidmaatschap van): Functie
Beurzen 2014/2015 en 2015/2016
assessor voorzitter USR vice-voorzitter USR secretaris USR lid USR voorzitter FSR lid FSR opleidingscommissie assessor Onderwijsinstituut NWI Onderwijsbeleidscommissie OMT 1,2,3 en T OMT 4 KO-Raad SOOS (totaal)
7 8 7 7 5 2 1 1/2 conform artikel 14.3 1 1 1 1 2 per lid 10
Te behalen EC-s (in afwijking van artikel 10.6) 18 18 18 18 24 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
2. Door het college van bestuur erkende bestuursactiviteiten verrichten in een studentenorganisatie van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid. 3. Lid zijn van, of deel uitmaken van een organisatie in het kader van het bestuur van de instelling, dan wel naar het oordeel van het college van bestuur activiteiten verrichten die in het belang van de instelling zijn. Tot deze categorie behoren in ieder geval (het lidmaatschap van): a. subcommissie weekenden b. Studentenprogrammeringscommissie c. Stichting Batavierenrace Voor alle categorieën van de in dit artikel genoemde bestuursleden/functie geldt dat niet voor toepassing van deze Regeling in aanmerking komen verenigingen dan wel stichtingen die een commercieel belang hebben of waarvan het statutaire doel dan wel de werkzaamheden gericht zijn op het instandhouden van discriminatie. Niet in aanmerking komen functies waarvoor een passende beloning wordt gegeven.
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
artikel 2 Criteria In dit artikel wordt uitgewerkt wat de criteria zijn voor de onder lid 2 van artikel 1 bedoelde studentenorganisaties. Dit kunnen verenigingen dan wel stichtingen betreffen. Ingeval het verenigingen betreft moeten deze voldoen aan de volgende voorwaarden: 1. volledig rechtsbevoegd zijn; 2. zich blijkens de statuten richten op de universitaire dan wel facultaire gemeenschap van de Radboud Universiteit Nijmegen, of op de studentengemeenschap; 3. ten minste 80% van de leden moet zijn ingeschreven als student aan de Radboud Universiteit Nijmegen of aan de Hogeschool Arnhem-Nijmegen, of indien het een landelijke vereniging betreft, als student aan een universiteit en; 4. ten minste 50 leden moeten als student zijn ingeschreven aan de Radboud Universiteit Nijmegen of aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen, of indien het een landelijke vereniging betreft ten minste 50 leden moeten zijn ingeschreven als student. Hierop is een uitzondering mogelijk bij een beginnende vereniging, indien de verwachting bestaat dat het getalscriterium na een jaar wel gehaald zal worden. De organisatie zal dan een toekenning voor een jaar krijgen en het jaar erop opnieuw getoetst worden. 5. ten minste 60% van de leden moet als student zijn ingeschreven aan de Radboud Universiteit; 6. Het college van bestuur kan –al dan niet op advies van de Toetsingscommissie- van het in lid 3 tot en met 5 bepaalde afwijken. Mogelijke gronden voor een dergelijke afwijking kunnen zijn:
Als het een studentenorganisatie betreft met een levensbeschouwelijk karakter; Als de studentenorganisatie kan aantonen dat het gezien de aard en activiteiten van de organisatie niet mogelijk is meer dan 50 studentleden te hebben (bijvoorbeeld capaciteitsbeperkingen).
In geval het stichtingen betreft moeten deze voldoen aan de volgende voorwaarden: 1. zich blijkens de statuten richten op de universitaire dan wel facultaire gemeenschap van de Radboud Universiteit Nijmegen, dan wel op de studentengemeenschap; 2. in principe toegankelijk zijn voor elke studerende behorende tot de universitaire gemeenschap; 3. aannemelijk kunnen maken dat de feitelijke werkzaamheden ten goede komen aan ten minste 50 aan de Radboud Universiteit Nijmegen ingeschreven studenten. Van dit getalscriterium kan afgeweken worden indien het een beginnende stichting betreft en indien de verwachting bestaat dat dit criterium na een jaar wel gehaald zal worden. Verder is afwijking mogelijk indien op grond van andere criteria in de Universitaire Studentenraad anders besloten wordt. artikel 3 Toetsingscommissie Het college van bestuur benoemt een Toetsingscommissie van 8 personen, waarvan 6 studenten en 2 medewerkers van de Dienst Studentenzaken. De studentleden worden benoemd op voordracht van de Universitaire Studentenraad en ten minste drie studenten dienen lid te zijn van de Universitaire Studentenraad. Een medewerker van de Stichting Nijmeegs Universiteitsfonds is adviserend lid. De Toetsingscommissie bestaat uit twee deelcommissies: de beoordelingscommissie met daarin 4 studenten en 2 medewerkers van de Dienst Studentenzaken en de beroepscommissie met daarin 2 studenten en een medewerker van de Dienst Studentenzaken. De leden van de Toetsingscommissie blijven ook na de vaststelling van de verdeling van de bestuursbeurzen door het college van bestuur in functie, tot een nieuwe commissie benoemd is. artikel 4 Toetsingsprocedure 4.1 Van alle organisaties, die op grond van artikel 2 van bijlage A erkend zijn volgens de Regeling, alsmede de organisaties bedoeld onder artikel 1, derde lid, wordt eenmaal in de
Studentenstatuut 2015/2016
4.2
4.3
4.4
4.5
4.6
4.7
4.8
4.10 4.11 4.12
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
twee jaar door de Toetsingscommissie beoordeeld voor hoeveel bestuursbeurzen deze organisaties in aanmerking zouden komen. Indien een organisatie op grond van artikel 4.1 van bijlage A niet beoordeeld hoeft te worden, staat het vrij om een vrijwillige beoordeling van de Toetsingscommissie te vragen. Ook organisaties en functies zoals genoemd in artikel 1, eerste lid van bijlage A kunnen om een beoordeling vragen. In september informeert de Dienst Studentenzaken de organisaties die op grond van artikel 4.1 van bijlage A voor een beoordeling aan de beurt zijn over de aanstaande verplichte beoordeling. De inhoud van deze brief wordt ook bekend gemaakt in VOX, ANS(-online) en de nieuwsbrief van de Dienst Studentenzaken om zo nieuwe organisaties, of organisaties/functies zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, de kans te geven zich te laten beoordelen. Van een organisatie die beoordeeld moet worden, of wil worden, dienen de benodigde stukken uiterlijk op 15 november in het bezit te zijn van de Toetsingscommissie. Indien 15 november in het weekend valt, wordt het inlevermoment verschoven naar de eerstvolgende werkdag. De benodigde stukken zoals in artikel 4.4 genoemd betreffen in elk geval: o een volledig ingevuld intakeformulier, waaronder inbegrepen een beschrijving van het activiteitenaanbod van de organisatie waaronder indien van toepassing sponsoringsactiviteiten; o een doorgenummerde ledenlijst met studentnummers van de betreffende leden van d.d. 1 oktober van het betreffende jaar; o het meeste recente jaarverslag, waaronder inbegrepen een financieel jaarverslag; o de meest recente begroting. Stukken die later zijn ingediend dan de in art 4.4 genoemde deadline, resulteren automatisch in een voorgenomen advies om 0 bestuursbeurzen toe te kennen. Organisaties en functies die dit betreffen, worden dan door de beroepscommissie getoetst. De mogelijkheid om nog een beroep in te dienen vervalt. De beoordelingscommissie van de Toetsingscommissie behandelt alle aanvragen die op tijd zijn. De beoordelingscommissie stelt, door toepassing van de criteria en voorwaarden van bijlagen A en B van deze Regeling, een voorgenomen advies op voor een verdeling van de bestuursbeurzen. De Toetsingscommissie stelt alle beoordeelde organisaties of functies schriftelijk op de hoogte van het voorgenomen advies van de beoordelingscommissie. Elke organisatie of functie die door de beoordelingscommissie getoetst is, kan binnen 4 weken na dagtekening van het voorgenomen advies een schriftelijk beroep indienen tegen het voorlopige advies bij de beroepscommissie van de Toetsingscommissie. De beroepscommissie stelt elke organisatie of functie in de gelegenheid het beroep mondeling toe te lichten. Het beroep kan alleen gemaakt worden op basis van de aanvankelijk ingevulde intakeformulieren. De beroepscommissie toetst ook alle organisaties die het intakeformulier hebben ingeleverd na de in artikel 4.4 genoemde deadline. De beroepscommissie kan op basis van het schriftelijke beroep en de mondelinge toelichting het voorgenomen advies wijzigen. Na afronding van de beroepsprocedure brengt de Toetsingscommissie een definitief advies uit voor een verdeling bestuursbeurzen aan het college van bestuur. Het college van bestuur stelt op basis van dit advies een verdeling bestuursbeurzen vast. Indien het college van bestuur afwijkt van het advies van de Toetsingscommissie zal zij dit schriftelijk motiveren naar de Universitaire Studentenraad.
Artikel 5 Aanvragen ondersteuning incidentele activiteiten/ oprichting studentenorganisatie
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
5.1
Zowel verenigingen/organisaties die structureel bestuursbeurzen ontvangen als verenigingen/organisaties waarvoor dat niet geldt, kunnen incidenteel extra beurzen aanvragen voor incidentele activiteiten zoals bijvoorbeeld lustra, congressen of symposia. Voor de eerste categorie verenigingen/organisaties geldt dat in principe getracht moet worden de organisatie van de incidentele activiteit te ondersteunen met de beurzen die al toegewezen zijn. Alleen bij aantoonbare veel zwaardere belasting kunnen eenmalig meer beurzen toegewezen worden.
5.2
Het oprichten van een vereniging, waarbij de vereniging volledig rechtsbevoegd wordt, kan door de Toetsingscommissie worden gezien als een incidentele activiteit. Voor een vereniging in oprichting geldt verder het volgende: De criteria genoemd in artikel 2 lid 2 tot en met 4 van deze bijlage zijn onverkort van toepassing; de vereniging dient een document in te leveren met daarin de volgende elementen: de levensvatbaarheid van de op te richten organisatie waaronder inbegrepen het perspectief om ten minste 50 studentleden te realiseren de toegevoegde waarde van de organisatie voor het Nijmeegse studentenleven De Toetsingscommissie vraagt de Stichting Nijmeegs Universiteitsfonds om advies over de levensvatbaarheid van de op te richten vereniging; De vereniging dient op het moment van aanvragen volledig rechtsbevoegd te zijn, of aannemelijk kunnen maken dat de organisatie voor het eind van het collegejaar waarin de beurzen worden aangevraagd volledig rechtsbevoegd zal zijn; De aanvraag heeft betrekking op de oprichtingshandelingen verricht in het collegejaar waarin de aanvraag wordt ingediend. Voor de oprichting kent de commissie 4 bestuursbeurzen toe. De commissie kan, op grond van de ingeleverde stukken minder dan 4 beurzen toekennen. De commissie dient dit dan schriftelijk te motiveren. een organisatie die op grond van dit artikel bestuursbeurzen voor oprichting aanvraagt, kan tegelijk ook reguliere bestuursbeurzen aanvragen voor het collegejaar volgend op het jaar waarin de beurzen voor oprichting worden aangevraagd. Deze reguliere aanvraag kan tot en met 1 mei ingediend worden (dit in afwijking van artikel 4.4 van bijlage A). De toekenning voor deze reguliere beurzen komt ten laste van de bestuursbeurzen voor incidentele activiteiten van het collegejaar volgend op het collegejaar van de aanvraag. de studentenorganisatie die oprichtingsbeurzen toegekend krijgt, dient in het daarop volgende collegejaar verplicht getoetst te worden.
5.3
Aanvragen dienen uiterlijk 1 mei in het bezit te zijn van de Toetsingscommissie. Aanvragen dienen betrekking te hebben op incidentele activiteiten die in het collegejaar plaatsvinden waarin de aanvraag wordt gedaan, dan wel indien het merendeel van de organisatie van de activiteit in dat collegejaar plaats vindt.
Artikel 6 Verhouding met de Regeling van de HAN Indien een studentenorganisatie in enig jaar een bestuurslid heeft die een functie bekleedt waarvoor bestuursbeurzen zijn toegekend, maar de betreffende student studeert aan de Hogeschool ArnhemNijmegen, dan zullen de betreffende bestuursbeurzen niet toegekend kunnen worden. De betreffende student kan een beroep doen op de regeling van Hogeschool Arnhem-Nijmegen. Het kan dus zijn dat niet alle bestuursbeurzen die aan de organisatie zijn toegekend ook daadwerkelijk uitgekeerd kunnen worden.
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
BIJLAGE B bij de Regeling FONDS: richtlijnen en criteria Toetsingsprocedure De bijlage is een uitwerking van artikel 11 tot en met 17 van de Regeling en bijlage A Deel 1: beoordeling van de bestuurslast voor structurele bestuursbeurzen Eénmaal in de twee jaar beoordeelt de Toetsingscommissie per organisatie of functie de bestuurslast, ervan uitgaande dat die gedurende een aantal jaren min of meer gelijk blijft. Om de bestuurslast zo objectief mogelijk vast te kunnen stellen ofwel de beschikbare beurzen zo eerlijk mogelijk te verdelen, hanteert de Toetsingscommissie naast een aantal algemene uitgangspunten een aantal wegingsfactoren die afhankelijk van het soort organisatie of functie anders kunnen meewegen. A. ALGEMENE UITGANGSPUNTEN Bij de verdeling van de beurzen en de beoordeling van bestuurslast is de Toetsingscommissie steeds gebonden aan de volgende uitgangspunten: 1. het maximum aantal van 1.807 te verdelen beurzen dat niet overschreden mag worden; 2. een absoluut maximum van 48 beurzen per organisatie; 3. activiteiten kunnen slechts eenmaal gecompenseerd worden. Het komt voor dat activiteiten voortvloeien uit verschillende functies. De bijbehorende tijdsbelasting van de betreffende activiteit wordt maar één keer gecompenseerd. Koepelvertegenwoordigers in de USR krijgen bijvoorbeeld beurzen als compensatie voor studievertraging; zij kunnen deze tijdsbelasting niet ook nog eens opgeven in het kader van de toetsing van het koepelbestuur.
B.
WEGINGSFACTOREN (ALGEMEEN)
De bestuursbeurzen worden verdeeld op basis het ledenaantal (in geval van verenigingen) en het activiteitenaanbod. Voor bepaalde type organisaties kunnen afwijkende wegingsfactoren gehanteerd worden. Deze staan in onderdeel C van deze bijlage beschreven. Ledenaantal (ingeval van verenigingen) Uitgangspunt is het aantal leden op 1 oktober van het collegejaar waarin de studentenorganisatie wordt getoetst Alleen volwaardige studentleden, studerend aan de Radboud Universiteit of de Hogeschool Arnhem-Nijmegen tellen mee en niet personen die voor een sterk gereduceerde contributie lid zijn of zich aanmelden om van bepaalde diensten van de vereniging gebruik te maken (zoals bijvoorbeeld boekenclubleden, tientjesleden of kortingkaarthouders). Per type studentenorganisatie (mits van toepassing) geldt dat bij een bepaald aantal studentleden de organisatie ten minste een aantal bestuursbeurzen toegekend krijgt. De Toetsingscommissie kan op basis van een beschrijving van het activiteitenaanbod (zie wegingsfactor activiteitenaanbod) tot een bepaald maximum adviseren om extra beurzen toe te kennen.
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
Wegingsfactor activiteiten(aanbod) Op basis van het activiteitenaanbod van een organisatie kan de Toetsingscommissie extra beurzen toekennen (tot een bepaald maximum) bovenop het aantal beurzen dat een organisatie krijgt op grond van het aantal studentleden. De commissie baseert dit op een beschrijving van het activiteitenaanbod en andere documenten die een organisatie heeft ingeleverd (waaronder het (financiële) jaarverslag). De Toetsingscommissie hanteert bij het beoordelen van het activiteitenaanbod de volgende uitgangspunten: De Toetsingscommissie kent alleen bestuursbeurzen toe aan studentenorganisaties die gericht zijn op de organisatie van activiteiten die eigen zijn aan de aard van de studentenorganisatie. Zo zal een sportvereniging zich hoofdzakelijk bezig moeten houden met sportactiviteiten en slechts incidenteel met feesten. Een studievereniging met een groot gezelligheidskarakter komt niet in aanmerking voor extra bestuursbeurzen bovenop het aantal dat op grond van het ledenaantal wordt toegekend. Dat gebeurt eerder bij studieverenigingen die regelmatig studiegerelateerde activiteiten organiseren. Activiteiten die niet eigen zijn aan de studentenorganisatie èn waarvoor andere studentenorganisaties al verantwoordelijkheid (kunnen) dragen, komen in beginsel niet in aanmerking voor bestuursbeurzen. De aard van de vereniging blijkt uit onder meer: de statuten; het (historisch) activiteitenaanbod; de wijze waarop de vereniging zich profileert en/of positioneert; De omvang van de georganiseerde activiteiten, waarbij de Toetsingscommissie uit gaat van wat redelijkerwijs verwacht mag worden van een goed functionerende organisatie. Introductieactiviteiten van studentenorganisaties -voor zover deze bijdragen aan het inhoudelijke programma van de universitaire of facultaire introductie- worden bij het activiteitenaanbod meegewogen. De activiteiten komen ten goede aan ten minste 50 studenten van de Radboud Universiteit Nijmegen of de Hogeschool Arnhem-Nijmegen, met inachtneming van artikel 2 van bijlage A. Hoe groter het bereik van de activiteiten is, hoe zwaarder dit meeweegt in de toewijzing van bestuursbeurzen.
Bereik activiteiten (ingeval van Stichtingen) Aangezien stichtingen geen leden kennen, wordt bij stichtingen uitgegaan van het aantal studenten waaraan de activiteiten direct ten goede komen. Hoe groter het bereik van de activiteiten is, hoe zwaarder dit meeweegt in de toewijzing van bestuursbeurzen. C.
TOEPASSING WEGINGSFACTOREN PER SOORT ORGANISATIE
1. Functies in het kader van het bestuur en de organisatie van de instelling Voor de bepaling van het aantal bestuursbeurzen voor het lidmaatschap van de in artikel 1 lid 1 van bijlage A bedoelde functies is de opgegeven realistische tijdsbelasting het uitgangspunt. Voor de bepaling van het aantal bestuursbeurzen voor het lidmaatschap van de in artikel 1 lid 3 van bijlage A bedoelde functies en organisaties geldt het activiteitenaanbod. Daarnaast dienen deze functies en organisatie aannemelijk te maken welke toegevoegde waarde de activiteiten van de functie/organisatie heeft voor de Radboud Universiteit. 2. Erkende koepels
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
De erkende koepels vertegenwoordigen de belangen van clusters van studentenorganisaties, onder meer in de Universitaire Studentenraad (USR). Om in aanmerking te komen voor financiële ondersteuning uit het Profileringsfonds– naast de bestuursbeurzen die al worden toegekend op grond van het lidmaatschap van de USR – moet de koepel voldoen aan de volgende voorwaarden: Een koepel moet blijkens de statuten opgericht zijn met als doelstelling in elk geval belangenbehartiging van de bij de koepel aangesloten lidorganisaties; Leden van de koepel zijn uitsluitend studentenorganisaties, natuurlijke personen zijn geen lid van de koepel. De koepel dient ten minste 4 leden te hebben waarbij het gezamenlijke aantal leden van de lidorganisaties ten minste 150 studenten van de RU of HAN betreft; Activiteiten van de koepel zijn primair gericht op het behartigen van de collectieve belangen van de bij de koepel aangesloten lidorganisaties; Niet in aanmerking voor ondersteuning komen koepelorganisaties waarbij er een (statutaire) dubbelfunctie is tussen het bestuurslidmaatschap van de koepel en het bestuurslidmaatschap bij een aangesloten lidorganisatie. Als toetsingscriteria gelden een functiebeschrijving en activiteitenaanbod waarbij het activiteitenaanbod aantoonbaar aanvullend is op het activiteitenaanbod van de lidorganisaties. Het aantal beurzen wordt bepaald op basis van de functiebeschrijving en het activiteitenaanbod. 3. Studie- en faculteitsverenigingen Voor de bepaling van het aantal bestuursbeurzen geldt het ledenaantal en het activiteitenaanbod. Aan het eind van deze bijlage staat een overzicht waarin is weergegeven wat ten minste het aantal beurzen bedraagt bij een bepaald aantal studentleden en wat de Toetsingscommissie bij dat ledenaantal extra kan toekennen indien het activiteitenaanbod van de vereniging daartoe aanleiding geeft. 4. Sportverenigingen Voor de bepaling van het aantal bestuursbeurzen geldt het ledenaantal en het activiteitenaanbod. Aan het eind van deze bijlage staat een overzicht waarin is weergegeven wat ten minste het aantal beurzen bedraagt bij een bepaald aantal studentleden en wat de Toetsingscommissie bij dat ledenaantal extra kan toekennen indien het activiteitenaanbod van de vereniging daartoe aanleiding geeft. 5. Gezelligheidsverenigingen Voor de bepaling van het aantal bestuursbeurzen geldt het ledenaantal en het activiteitenaanbod. Aan het eind van deze bijlage staat een overzicht waarin is weergegeven wat ten minste het aantal beurzen bedraagt bij een bepaald aantal studentleden en wat de Toetsingscommissie bij dat ledenaantal extra kan toekennen indien het activiteitenaanbod van de vereniging daartoe aanleiding geeft. Er kunnen beurzen worden toegekend als er sprake is van gebruik van onroerend goed (pandbeheer). Daarbij is er onderscheid tussen pandbeheer als hoofdhuurder, of van pandbeheer in het kader van onderhuur. Pandbeheer: hoofdhuurder De vereniging dient èn verantwoordelijk te zijn voor het beheer daarvan èn een eigen horecaexploitatie te voeren met een omzet van meer dan 46.000 euro per jaar. Dit moet wel duidelijk blijken uit de functie- en activiteitenbeschrijving. Indien een vereniging aan deze voorwaarden voldoet, worden 8 bestuursbeurzen voor pandbeheer toegekend. Op basis van de functie- en activiteitenbeschrijving kan de Toetsingscommissie aanvullend nog 4 bestuursbeurzen toekennen.
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
Indien het hoofdhuurderschap door meerdere verenigingen wordt vervuld, dan kunnen de bestuursbeurzen, op basis van de taakverdeling, naar rato over deze verenigingen verdeeld worden, dan wel toegekend aan een daarvoor in het leven geroepen stichting. Pandbeheer: onderhuurder Indien een vereniging als onderhuurder kan worden aangemerkt, en de vereniging op basis van een functie- en activiteitenbeschrijving kan aantonen dat er sprake is van pandbeheer gerelateerde activiteiten dan kan de Toetsingscommissie maximaal 2 bestuursbeurzen toekennen. 6. Levensbeschouwelijke verenigingen Voor de bepaling van het aantal bestuursbeurzen geldt het ledenaantal en het activiteitenaanbod. Aan het eind van deze bijlage staat een overzicht waarin is weergegeven wat ten minste het aantal beurzen bedraagt bij een bepaald aantal studentleden en wat de Toetsingscommissie bij dat ledenaantal extra kan toekennen indien het activiteitenaanbod van de vereniging daartoe aanleiding geeft. 7. Culturele studentenorganisaties Voor de bepaling van het aantal bestuursbeurzen geldt het ledenaantal, het activiteitenaanbod en indien van toepassing het aantal studenten dat met optredens/voorstellingen/ exposities van de organisatie wordt bereikt. Aan het eind van deze bijlage staat een overzicht waarin is weergegeven wat ten minste het aantal beurzen bedraagt bij een bepaald aantal studentleden en wat de Toetsingscommissie bij dat ledenaantal extra kan toekennen indien het activiteitenaanbod van de vereniging daartoe aanleiding geeft. 8. Internationale studentenorganisaties De bestuursbeurzen worden toegekend op basis van een functiebeschrijving, het activiteitenaanbod, en het aantal studenten waaraan de activiteiten direct ten goede komen. Daarnaast dient de organisatie inzichtelijk te maken op welke wijze een bijdrage wordt geleverd aan de internationalisering van de studentenpopulatie of de Radboud Universiteit in het algemeen door bijvoorbeeld: a. de internationale uitwisseling van studenten b. internationale profilering van de Radboud Universiteit 9. Landelijke studentenorganisaties Deze vallen onder de voorzieningen die de minister van OC&W bij wet heeft geregeld (WHW, artikel 7.51k). Landelijke studentenorganisaties die een verzoek om financiële ondersteuning doen, worden verwezen naar de ministeriële regeling. 10. Belangenbehartigers van studenten in het algemeen De bestuursbeurzen worden toegekend op basis van een functiebeschrijving, het activiteitenaanbod, en het aantal studenten waaraan de activiteiten direct ten goede komen. Ook het aantal studenten namens wie de organisatie de belangen behartigt kan worden meegewogen. 11. Studentredacteuren Alleen studentredacteuren van universiteitsbrede bladen (bijvoorbeeld van ANS, Proviand) komen in aanmerking voor bestuursbeurzen.
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
Studentredacteuren van facultaire bladen dienen beloond/gecompenseerd te worden vanuit de faculteiten/opleidingen. Een uitzondering hierop vormen vakgerichte bladen, bij voorkeur met een landelijke uitstraling/ verspreiding, die voornamelijk bestaan uit wetenschappelijke artikelen geschreven door studenten (zoals Ars Aequi). Het aantal bestuursbeurzen voor redacteuren van universiteitsbrede bladen wordt met name gebaseerd op de functiebeschrijving en de aard en inhoud van de ontplooide activiteiten. 12. Overige organisaties Organisaties die blijkens de aard van de organisatie niet als één van de bovenstaande organisatie is te typeren valt onder de overige organisaties. Voor de bepaling van het aantal bestuursbeurzen wordt gekeken naar de functiebeschrijving, het aantal studenten waaraan de activiteiten van de organisatie direct aan ten goede komt. Ook de bijdrage van de organisatie aan het imago of de (internationale) profilering van de Radboud Universiteit kan door de Toetsingscommissie worden meegewogen. Deel 2: Incidentele activiteiten Voor incidentele activiteiten zijn jaarlijks maximaal 67 bestuursbeurzen beschikbaar. Indien er in enig collegejaar bij de verdeling van de 1.807 beschikbare bestuursbeurzen, nog bestuursbeurzen resteren, dan kunnen deze beurzen in dat collegejaar gebruikt worden voor toekenning van bestuursbeurzen voor incidentele activiteiten. Bij een incidentele activiteit van een organisatie die structureel bestuursbeurzen ontvangt, wordt in eerste instantie geprobeerd uit te komen met de reeds beschikbare beurzen. Extra bestuursbeurzen worden alleen toegekend als het gaat om: belangrijke incidentele activiteiten met een bijzonder karakter; en die een aanzienlijke tijdsinvestering vragen; en die een positieve uitstraling hebben voor de Radboud Universiteit Nijmegen en Nijmegen als studentenstad. Bovenstaande drie voorwaarden gelden ook voor organisaties die niet structureel bestuursbeurzen ontvangen. Voorbeelden van incidentele activiteiten zijn lustra, grote (inter)nationale congressen/symposia, grote (inter)nationale evenementen.
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
Overzichten toepassing wegingsfactor ledenaantal per type organisatie Studie- en faculteitsverenigingen Aantal studentleden 0-49 50-75 76-100 101-125 126-150 151-175 176-200 201-250 251-300 301-400 401-500 501-600 601-700 701-800 801-900 901-1000 1001-1100 1101-1200 1201-1300 1301-1400 1401-1500 1501-1600 1601-1700 1701-1800 1801-1900 1901-2000 2001-2100 2101-2200 2201-2300 2301-2400 2401-2500 2501 of meer
Maximum beurzen (o.b.v.) Minimum beurzen activiteitenaanbod 0 0 3 9 4 11 5 12 7 14 9 16 10 19 11 21 12 23 13 26 15 29 17 32 19 35 21 37 23 39 25 41 26 43 27 44 28 45 29 46 30 47 31 48 32 48 33 48 34 48 35 48 36 48 37 48 38 48 39 48 40 48 41 48
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
Sportverenigingen Aantal studentleden 0-49 50-75 76-100 101-125 126-150 151-175 176-200 201-225 226-250 251-275 276-300 301-400 400 of meer
Minimum beurzen 0 2 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23
Maximum beurzen (o.b.v.) activiteitenaanbod 0 10 13 15 17 19 20 21 22 23 24 26 28
Gezelligheidsverenigingen Aantal studentleden 0-49 50-100 101-150 151-200 201-300 301-400 401 of meer
Maximum beurzen (o.b.v.) Minimum beurzen activiteitenaanbod 0 0 5 15 9 19 15 25 19 33 25 39 32 40
Levensbeschouwelijk Aantal studentleden 0-49* 50-75 76-100 101-150 151-200 201-300 301-400 meer dan 400
Maximum beurzen (o.b.v.) Minimum beurzen activiteitenaanbod 0 0 5 12 8 15 11 20 15 24 19 29 25 35 32 40
* de Toetsingscommissie kan adviseren om ook aan levensbeschouwelijke organisaties met minder dan 50 studentleden bestuursbeurzen toe te kennen
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
Culturele organisaties Aantal studentleden 0-49 50-75 76-100 101-125 126-150 151 of meer
Minimum beurzen 0 4 7 11 13 15
Maximum beurzen (o.b.v.) activiteitenaanbod 0 12 15 18 20 23
Studentenstatuut 2015/2016
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
BIJLAGE C: overgangsrecht voor studenten die recht op basisbeurs behouden Tekst deel 1 regeling Financiële Ondersteuning Studenten zoals die gold op 1 september 2014
Deel 1: Ondersteuning in geval van overmacht (artikel 4 t/m 9) Dit deel werkt de financiële ondersteuning uit voor studenten die een beroep doen op bijzondere omstandigheden van artikel 3 onder a, b, c, d, g of h.
4.
Algemene voorwaarden
4.3
Om in aanmerking te komen voor ondersteuning moet aan alle navolgende voorwaarden zijn voldaan: a) De bijzondere omstandigheden genoemd in artikel 3 onder a, b, c, d, g of h doen zich voor in de prestatiebeursperiode. b) De student is ingeschreven als voltijdstudent, betaalt daarvoor collegegeld aan de Radboud Universiteit Nijmegen en studeert daadwerkelijk. Dit geldt zowel voor het moment van registratie als voor het moment van uitbetaling. c) Aan de student is binnen de prestatiebeursperiode voor de opleiding waarvoor hij staat ingeschreven geen graad verleend. In geval van een dubbelstudie kan hierop een uitzondering worden gemaakt. d) Indien de student door een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis vertraging heeft opgelopen, dan dient hij – indien en voorzover hij daarvoor in aanmerking komt gebruik te hebben gemaakt van de mogelijkheid van verlenging van prestatiebeurs alvorens hij in aanmerking kan komen voor financiële ondersteuning. De periode van verlenging van prestatiebeurs wordt in mindering gebracht op de aanspraak uit het profileringsfonds. 4.4 Per studiejaar geldt een maximale ondersteuningstermijn van 12 maanden. 4.3 De student moet hebben voldaan aan de meldingsplicht omschreven in artikel 5. 4.4 De student moet de afspraken nakomen die naar aanleiding van de melding zijn gemaakt met de studieadviseur en een studentendecaan.
5.
Verplichte melding studievertraging
5.1
Om aanspraak te kunnen maken op ondersteuning moet de student iedere bijzondere omstandigheid, genoemd in artikel 3 onder a, b, c, d, g of h die tot studievertraging leidt of kan leiden, melden of laten melden bij de studentendecaan. Naar aanleiding van de melding vindt verplicht een gesprek met een studentendecaan plaats. Hierin worden bindende afspraken gemaakt die gericht zijn op het zo beperkt mogelijk houden van de vertraging. De melding moet zo spoedig mogelijk plaatsvinden, maar in ieder geval binnen 3 maanden na het ontstaan van (1) de bijzondere omstandigheid, of (2) de studievertraging als gevolg daarvan. Bij melding kan geen aanspraak worden gemaakt op ondersteuning voor bijzondere omstandigheden of studievertraging die langer dan 3 maanden voor de melding is ontstaan. De student ontvangt zo spoedig mogelijk (maar in ieder geval binnen 60 dagen) een bevestiging van de melding.
5.2
5.3
6.
Registratie studievertraging en ondersteuning
6.1
Na afloop van het collegejaar waarin de melding heeft plaatsgevonden ontvangt de student het bericht om de ontbrekende gegevens om de studievertraging te kunnen registreren in te leveren. De gevraagde informatie moet uiterlijk 1 november daaropvolgend in het bezit zijn van de Dienst Studentenzaken. De student ontvangt binnen 60 dagen een beslissing van het college van bestuur. De beslissing houdt in:
6.2
Studentenstatuut 2015/2016
6.3
6.4
7.
Bijlage 2 Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
hetzij de afwijzing van het verzoek; hetzij de toekenning van een aanspraak op financiële ondersteuning onder vermelding van de maximale duur en de voorwaarden waaronder deze wordt verleend. De duur van de ondersteuning wordt vastgesteld aan de hand van het verband tussen de bijzondere omstandigheden en het nominale studieprogramma rekening houdend met de onderwijs- en examenprogrammering. Uitgangspunt daarbij is de studielast van 60 EC per jaar (= 5 ECTS-punten per maand). Een studentbestuurder kan nooit zowel bestuursbeurzen als compensatie voor overmacht ontvangen voor dezelfde periode. Indien de bestuurder in een overmachtsituatie zijn bestuursfunctie neerlegt, zal hij compensatie ontvangen vanwege overmacht en kan zijn plaatsvervanger conform artikel 12 de resterende bestuursbeurzen krijgen.
Aanvraag ondersteuning
7.1
Het verzoek om uitkering moet uiterlijk binnen 3 maanden na afloop van de prestatiebeursperiode bij de Dienst Studentenzaken ingediend worden. 7.2 Bij het verzoek worden gevoegd: a. een kopie van de laatste kennisgeving van de DUO betreffende het maandelijks door verzoeker ontvangen beursbedrag op grond van de WSF 2000; b. een opgave van de desbetreffende examencommissie van het nog benodigde aantal maanden om het afsluitend examen te halen gebaseerd op het nog te halen aantal ECTSpunten. c. indien verzoeker, op grond van diens Nationaliteit geen aanspraak maakt of heeft kunnen maken op prestatiebeurs, dan hoeft de gevraagde informatie onder 7.2, sub a niet te worden ingeleverd. 7.3 Het college van bestuur beslist binnen 60 dagen na ontvangst op het verzoek. Indien het verzoek wordt toegekend, bepaalt het college van bestuur tevens gedurende welke periode een financiële uitkering zal worden verstrekt.
8.
Hoogte van de ondersteuning
De hoogte van het maandbedrag komt overeen met de hoogte van het giftgedeelte van de studiefinanciering dat in de laatste maand aan prestatiebeurs door verzoeker werd genoten plus eventueel aanvullende beurs. Indien de verzoeker op grond van diens nationaliteit geen aanspraak heeft (kunnen maken) op het giftgedeelte van de studiefinanciering, dan wordt de hoogte van de ondersteuning gelijk gesteld aan de uitwonende basisbeurs voor het Hoger Onderwijs van september van het collegejaar waarin de ondersteuning wordt aangevraagd.