Bijlage 1 Uitwerking te verminderen aantal voortijdig schoolverlaters behorende bij het convenant tussen de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de contactgemeente van de RMC-regio 30 Zuid-Holland Zuid en de besturen van de scholen voor voortgezet onderwijs en de opleidingscentra in de RMC-regio Zuid-Holland Zuid inzake het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters in de schooljaren 2007/2008 tot en met 2010/2011. RMC regio: 30 (Zuid-Holland Zuid; Alblasserwaard Vijfheerenlanden; Drechtsteden; Hoeksche Waard ) VO Bevoegd gezag
Onderwijsinstelling
Brin
Aantal vsv-ers in 2005-2006 6
Totaal te verminderen vsv-er t/m schooljaar 2007-2008* 1
Totaal te verminderen vsv-er t/m schooljaar 2008-2009* 1
Totaal te verminderen vsv-er t/m schooljaar 2009-2010* 2
Totaal te verminderen vsv-er t/m schooljaar 2010-2011* 2
Ver Chr VO op Ref Grond
Gomarusschool
00WH
Stg Chr VO Gorinchem
CSG De Hoven
00YH
Stg H3O
Insula College
02CI
23
2
5
7
9
46
5
9
14
18
Stg VO Sliedrecht eo
Grienden College
06WY
18
2
4
5
7
Ver v Christelijk VO
CHR SGM Willem van Oranje
08 VU
16
2
3
5
6
Stg Chr VO Zwijndr Waard
Develsteincollege
14RR
36
4
7
11
14
Gem Oud Beyerland
Reg SGM Hoeksche Waard
15XV
42
4
8
13
17
CVO Alblasserwaard West
Chr SGM De Lage Waard
16QA
34
3
7
10
14
Stg v Chr VO in Leerdam
Heerenlanden College
17XU
5
1
1
2
2
Stg v OVO in Gçhem en regio
Gymn Camphusianum
19ZU
4
0
1
1
2
Opb Lich W d Zwijger College
Willem De Zwijger College
20AE
14
1
3
4
6
Stg J. de Witt-gymnasium
Joh De Wittgymnasium
20KZ
3
0
1
1
1
Stg v Opb Ond. In Dordrecht Stg. V. OVO in G’chem en regio
Stedelijk Dalton Lyceum Merewade College
24PY 24TP
66 14
7 1
13 3
20 4
26 6
Stg Chr VO de Wartburg
Wartburg College
00PG
26
3
5
8
10
Stichting Wellant
Wellantcollege
01OE
82
8
16
25
33
MBO Bevoegd gezag
Onderwijsinstelling
Brin-nummer
Aantal vsv-ers in 2005-2006 (referentiejaar)
Totaal te verminderen vsv-er t/m schooljaar 2007-2008*
Totaal te verminderen vsv-er t/m schooljaar 2008-2009*
Totaal te verminderen vsv-er t/m schooljaar 2009-2010*
Totaal te verminderen vsv-er t/m schooljaar 2010-2011*
Stg ROC Z Holland Zuid
ROC Da Vinci College
20MQ
515
52
103
155
206
Stichting Wellant
Wellant college
01OE
38
4
8
11
15
VAVO Bevoegd gezag
Onderwijsinstelling
Brin-nummer
Aantal vsv-ers in 2005-2006 (referentiejaar)
Totaal te verminderen vsv-er t/m schooljaar 2007-2008*
Totaal te verminderen vsv-er t/m schooljaar 2008-2009*
Totaal te verminderen vsv-er t/m schooljaar 2009-2010*
Totaal te verminderen vsv-er t/m schooljaar 2010-2011*
Stg ROC Z Holland Zuid
ROC Da Vinci College
20MQ
13
1
3
4
5
*Toelichting: Scholen kunnen elkaar compenseren bij de te behalen ‘prestaties vsv’ers’ jaarlijks en over de gehele convenant periode. Het betreft streefcijfers, er wordt afgerekend met het Rijk voor behaald resultaat voor de gehele regio . (Walburg College uit swv 40.1 ontbreekt in dit overzicht, deze ommissie wordt hersteld) Het te verminderen aantal voortijdige schoolverlaters (vsv-ers) moet cumulatief ingevuld worden. Voorbeeld: indien het doel is om in schooljaar 2007-2008 een reductie van 150 vsv-ers te bereiken (t.o.v. 2005-2006) en daar bovenop in schooljaar 2008-2009 een reductie van nog eens 100 vsv-ers te bereiken, dan moet in de kolom voor schooljaar 20072008 het getal ‘150’ ingevuld worden en voor schooljaar 2008-2009 het getal ‘250’ ingevuld worden (= 150 plus 100). Etcetera tot en met schooljaar 2010-2011.
Bijlage 2 Berekeningswijze aantal voortijdig schoolverlaters behorende bij het convenant tussen de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de contactgemeente van de RMC-regio 30 Zuid-Holland Zuid en de besturen van de scholen voor voortgezet onderwijs en de opleidingscentra in de RMC-regio Zuid-Holland Zuid inzake het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters in de schooljaren 2007/2008 tot en met 2010/2011. Begripsbepalingen: Naast de begripsbepalingen, bedoeld in artikel 1 van dit convenant, gelden voor deze bijlage de volgende begripsbepalingen: a) Teldatum: datum waarop het aantal inschrijvingen per onderwijsinstelling bij aanvang van het schooljaar wordt gemeten. Het betreft hier de datum van 1 oktober; b) Centraal register inschrijvingen hoger onderwijs: het Centraal register inschrijvingen hoger onderwijs zoals genoemd in artikel 7.52 van Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; c) Les- en cursusgeldregister: de registratie door Informatie- en beheergroep op basis van de Les- en cursusgeldwet; d) Vavo: het voortgezet algemeen volwassenen onderwijs; e) Examen resultaten register: de registratie door Informatie- en beheergroep van examenresultaten in het voortgezet onderwijs op basis de Wet voortgezet onderwijs. Het Examen resultaten register omvat een overzicht van behaalde examenresultaten vanaf schooljaar 1998-1999. Vanaf schooljaar 2005-2006 zijn deze gegevens onderdeel van het Basisregister; f) Startkwalificatie: een diploma als bedoeld in artikel 8.1.8 eerste lid, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (minimaal niveau mbo-2, havo of vwo). Berekeningswijze voor het middelbaar beroepsonderwijs en vavo: Het aantal voortijdig schoolverlaters per onderwijsinstelling per schooljaar in het middelbaar beroepsonderwijs en vavo in een RMC-regio wordt door de minister berekend op basis van de volgende formule: X = A - B – (C1+C2+C3+C4+C5) - (D1+D2+D3) Waarbij: X = Het aantal voortijdig schoolverlaters per onderwijsinstelling per schooljaar (t) in het middelbaar beroepsonderwijs en vavo en woonachtig in de betreffende RMC-regio; A = Het aantal jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 21 jaar dat op de teldatum van het schooljaar (t) door de onderwijsinstelling: - als deelnemer is ingeschreven en voor bekostiging is aangemeld of als examendeelnemer is ingeschreven; - als deelnemer in het vavo is ingeschreven; - woonachtig is in de betreffende RMC-regio; - en als zodanig is geregistreerd in het basisregister. B = Het aantal jongeren onder A dat tijdens het schooljaar (t) is overleden of geëmigreerd. Deze gegevens worden ontleend aan de Gemeentelijke Basis Administratie.
C = Het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van het daarop volgende schooljaar (t + 1) nog een bekostigde opleiding volgt. Dit kan dezelfde of een andere (beroeps)opleiding zijn aan dezelfde of een andere instelling, dan wel vervolgonderwijs betreffen. C is de som van: • C1: Het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van het daarop volgende schooljaar (t + 1) nog steeds is ingeschreven als deelnemer of als examendeelnemer in het middelbaar beroepsonderwijs. Dit op basis van gegevens zoals geregistreerd in het Basisregister. • C2: het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van schooljaar t+1 is ingeschreven in het hoger onderwijs, zoals geregistreerd in het Centraal register inschrijvingen hoger onderwijs; • C3: het aantal jongeren onder A dat bij aanvang van het schooljaar t+1 een geldige inschrijving heeft in het Les- en cursusgeldregister; • C4: het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van schooljaar t+1 als leerling in het voortgezet onderwijs is ingeschreven, zoals geregistreerd in het basisregister; • C5: Het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van schooljaar t+1 als vavo-deelnemer is ingeschreven, zoals geregistreerd in het basisregister. D = Het aantal jongeren onder A dat op de teldatum bij aanvang van het volgende schooljaar (t+1) geen bekostigde opleiding volgt, maar wel een startkwalificatie heeft behaald. D is de som van: • D1: het aantal jongeren onder A dat gedurende schooljaar (t) een startkwalificatie heeft behaald, zoals geregistreerd in het basisregister; • D2: het aantal jongeren onder A dat in de periode vanaf 2004 tot aan schooljaar (t) reeds een startkwalificatie heeft behaald in het middelbaar beroepsonderwijs, zoals geregistreerd in het basisregister. Het basisregister omvat een overzicht van behaalde mbo diploma’s vanaf kalenderjaar 2004. Eerder in het mbo behaalde diploma’s zijn niet in het basisregister geregistreerd; • D3: het aantal jongeren onder A dat in de periode vanaf schooljaar 1998-1999 tot schooljaar (t) voorafgaand aan de inschrijving op het MBO of de vavo een startkwalificatie heeft behaald, zoals geregistreerd in het Examen resultaten register of Basisregister. Berekeningswijze voor het voortgezet onderwijs: Het aantal voortijdig schoolverlaters per onderwijsinstelling per schooljaar (t) in het voortgezet onderwijs in een RMC-regio wordt door de minister berekend op basis van de volgende formule: X = A - B – (C1+C2+C3+C4+C5) - (D1+D2) Waarbij: X = Het aantal voortijdig schoolverlaters per onderwijsinstelling per schooljaar (t) in het voortgezet onderwijs (exclusief praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs) en woonachtig in de betreffende RMC-regio; A = Het aantal jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 21 jaar dat op de teldatum bij aanvang van het schooljaar (t) door de onderwijsinstelling: - als leerling is ingeschreven en voor bekostiging is aangemeld; - het geen leerlingen betreft aan het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs; - het geen leerlingen betreft aan de ‘Engelse Stroom’ of ‘Internationaal Baccalaureaat’; - dat woonachtig is in de betreffende RMC-regio; - en als zodanig is geregistreerd in het basisregister. B = Het aantal jongeren onder A dat tijdens het schooljaar (t) is overleden of geëmigreerd. Deze gegevens worden ontleend aan de Gemeentelijke Basis Administratie;
C = Het aantal jongeren onder A dat op de teldatum bij aanvang van het daarop volgende schooljaar (t + 1) nog een bekostigde opleiding volgt. Dit kan dezelfde of een andere (beroeps)opleiding zijn aan dezelfde of een andere instelling, dan wel vervolgonderwijs betreffen. C is de som van: • C1: Het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van het daarop volgende schooljaar (t + 1) nog steeds is ingeschreven als leerling in het voortgezet onderwijs. Dit op basis van gegevens zoals geregistreerd in het basisregister. • C2: het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van schooljaar t+1 als deelnemer is ingeschreven en voor bekostiging is aangemeld of als examendeelnemer is ingeschreven in het middelbaar beroepsonderwijs en als zodanig geregistreerd in het basisregister; • C3: Het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van schooljaar t+1 als vavo-deelnemer is ingeschreven, zoals geregistreerd in het basisregister; • C4: het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van schooljaar t+1 is ingeschreven in het hoger onderwijs, zoals geregistreerd in het Centraal register inschrijvingen hoger onderwijs; • C5: het aantal jongeren onder A dat bij aanvang van het schooljaar t+1 een geldige inschrijving heeft in het Les- en cursusgeldregister; D = Het aantal jongeren onder A dat gedurende schooljaar (t) is uitgeschreven met een startkwalificatie. D is de som van : • D1: het aantal jongeren onder A dat gedurende schooljaar (t) een startkwalificatie heeft behaald, zoals geregistreerd in het Basisregister; • D2: het aantal jongeren onder A dat in de periode vanaf begin 1998/1999 tot aan schooljaar (t) reeds een startkwalificatie heeft behaald in het voortgezet onderwijs, zoals geregistreerd in het Examen resultaten register of in het basisregister. Toelichting: Het aantal voortijdig schoolverlaters per schooljaar wordt in het kader van dit convenant door de minister berekend op basis van bestaande, wettelijke registraties. Aan de hand hiervan wordt het aantal jongeren bepaald dat aan het begin van een schooljaar bij een onderwijsinstelling is ingeschreven (peildatum 1 oktober). Vervolgens wordt van deze jongeren nagegaan of bij aanvang van het daarop volgend schooljaar (peildatum 1 oktober) zij: • nog steeds een opleiding volgen in het bekostigd onderwijs; • geen opleiding meer volgen maar wel inmiddels een startkwalificatie hebben behaald; • geen opleiding meer volgen en geen startkwalificatie hebben. Deze laatste groep wordt beschouwd als het aantal voortijdig schoolverlaters van de betreffende school gedurende het schooljaar. Het gebruik van bestaande registraties heeft het grote voordeel dat dit niet leidt tot nieuwe administratieve lasten. Daarnaast blijkt deze berekeningsmethode een vollediger beeld te geven van het aantal voortijdig schoolverlaters dan registratie via de RMC-functie. Daarom wordt deze berekeningsmethode vanaf 2007 ook gebruikt om de Tweede Kamer te informeren over de aanpak van voortijdig schoolverlaten. Tot slot sluit deze berekeningsmethode aan op de landelijke benchmark van het mbo. Bij de berekeningswijze zijn de volgende aandachtspunten van belang:
Het basisregister omvat momenteel alle jongeren die een door het Rijk bekostigde opleiding volgen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Wat betreft de volwasseneneducatie worden in de berekeningsmethode als uitgangspunt uitsluitend de deelnemers aan het vavo meegenomen; deelnemers aan KSE/educatie en NT2 blijven hier buiten beschouwing. In het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs is het onderwijsnummer (voor het overgrote deel) nog niet ingevoerd. Daarom worden deze onderwijstypen in de berekeningsmethode buiten beschouwing gelaten. In de praktijk betekent dit dat wanneer een leerling die is ingeschreven in het voortgezet onderwijs over gaat naar het speciaal onderwijs, deze leerling als nieuwe voortijdig schoolverlater wordt geteld. Indien een vo-school jaarlijks een gelijk aantal leerlingen ‘doorverwijst’ naar het speciaal onderwijs, zal dit geen effect hebben op het resultaat. Immers: door zowel in het referentiejaar 2005-2006 als op het eind van de convenantsperiode deze groep op eenzelfde manier te meten, vallen de aantallen tegen elkaar weg. Het voorgaande geldt ook voor jongeren die overstappen van bekostigd naar niet bekostigd onderwijs. De berekeningsmethode meet in feite de schoolloopbaan van de jongere. Indien de jongere binnen het schooljaar gedurende korte tijd is uitgevallen, maar ook weer snel in een andere opleiding en/of op een andere onderwijsinstelling is ingestroomd, wordt deze niet als voortijdig schoolverlater gerekend van de school waar de jongere bij aanvang van het schooljaar was ingeschreven. Immers: aan het begin van het nieuwe schooljaar volgt deze jongere weer onderwijs. Dit betekent dat een onderwijsinstelling, naast preventie van uitval, ook belang heeft om er voor te zorgen dat wanneer een jongere toch uitvalt, deze jongere te helpen een andere opleiding of onderwijsinstelling te vinden. Het convenant richt zich op het behalen van een startkwalificatie. Dit is minimaal een mbo-2, havo of vwo diploma. Dit betekent bijvoorbeeld dat vmbo-leerlingen die een diploma hebben behaald, maar zich voor het volgende schooljaar niet inschrijven bij het mbo of havo toch gerekend worden als nieuwe voortijdig schoolverlater van de vo-school. Uit dit oogpunt heeft de vo-school er belang bij om jongeren met een vmbo-diploma te stimuleren zich in te schrijven voor een vervolgopleiding.
Bijlage 3 Mogelijke maatregelen ter verminderen aantal voortijdig schoolverlaters behorende bij artikel 6, eerste lid van het convenant tussen de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de contactgemeente van de RMC-regio 30 Zuid-Holland Zuid en de besturen van de scholen voor voortgezet onderwijs en de opleidingscentra in de RMC-regio Zuid-Holland Zuid inzake het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters in de schooljaren 2007/2008 tot en met 2010/2011. Menulijst 1.Zorgstructuur (Zorg Advies Team) De ervaring leert dat een Zorg Advies Team een krachtig instrument is om de schoolinterne zorg af te stemmen op de schoolexterne zorg. Belangrijk daarbij is dat de interventies op elkaar aansluiten en erop gericht zijn dat de leerling de schoolloopbaan kan voortzetten en afronden. 2. Overgang vmbo -mbo − Preventieproject overgang vmbo -mbo Het preventieproject overgang vmbo -mbo organiseert de samenwerking van vmbo -scholen en ROC’s onder regie van de RMC -functie van de gemeente. Daardoor worden risicojongeren gevolgd en begeleid tijdens de overgangsperiode tussen het vo en het mbo (dwz tijdens de zomermaanden). − Preventie+ project overgang vmbo -mbo Aan de opzet van het Preventieproject is een aantal voorbereidende activiteiten toegevoegd om de overgang nog soepeler te laten verlopen. Ook zijn activiteiten toegevoegd om te voorkomen dat de mbo-leerling alsnog uitvalt. Het Preventieproject is hierdoor verbreed en verbeterd. 3. Persoonlijke begeleiding − Mentoring en Coaching Mentoren en coaches kunnen een belangrijke rol spelen bij risicomomenten in de onderwijsloopbaan van leerlingen. Leerlingen worden door de school gekoppeld aan een coach vanuit bijvoorbeeld het bedrijfsleven of maatschappelijke organisatie. − Vraagombuiging Vraagombuiging is een traject waarbij een leerling die een verkeerde keuze heeft gemaakt of een andere opleiding prefereert, met behulp van het ROC een passend alternatief kiest. Vraagombuigingstrajecten zijn succesvol wanneer de leerling een nieuwe opleiding kiest op de eigen school, maar ook als het onderwijs wordt vervolgd op een ander ROC of een andere instelling. − Beroepenoriëntatie in het vmbo (bijvoorbeeld portfolio) Een programma dat de leerling een goed beeld geeft van de beroepspraktijk, d.m.v. bijvoorbeeld dagoriëntaties, maatschappelijke stages, blokstages en levensechte prestaties, het schrijven van sollicitatiebrieven en het voeren van sollicitatiegesprekken (mede i.v.m. verwerven stage). Tijdens de overgang van het vmbo naar het mbo kan extra begeleiding van leerlingen plaatsvinden door middel van de portfolio -methodiek. − Stages Eén van de redenen voor voortijdig schoolverlaten is een tekort aan geschikte stageplaatsen. Tussen scholen, kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven en regionaal bedrijfsleven worden afspraken gemaakt over de werving van stages (leerwerktrajecten in vmbo of beroepspraktijkvorming in het mbo), een betere matching van stages en betere voorlichting aan en begeleiding van leerlingen bij stages. 4. Opvangklassen voor voortijdig schoolverlaters en meerdere instroommomenten in het mbo
Steeds meer ROC’s organiseren voor hun beroepsopleidingen meerdere instroommomenten voor deelnemers (ook na 1 oktober). Daarnaast zijn er praktijkvoorbeelden waarbij voortijdig schoolverlaters gedurende het gehele schooljaar tijdelijk opgevangen kunnen worden in een ‘opvangklas’. Jongeren krijgen bijvoorbeeld een pakket aangeboden waarin studiekeuze en beroepenoriëntatie centraal staat, waardoor de jongere zo snel mogelijk en na een goede intake weer kan instromen bij een andere beroepsopleiding. 6. Verzuimbeleid In de praktijk blijkt dat niet alle scholen een sluitende aanpak van verzuim toepassen. Een tijdige aanpak van verzuim, vaak door een persoonlijke benadering van de leerling, kan echter voorkómen dat leerlingen definitief afhaken. In de praktijk zijn goede voorbeelden van een sluitende verzuimaanpak die tot flinke verlaging van schooluitval leiden. 7. Curatieve maatregelen: EVC- en maatwerktrajecten Een groot deel van de voortijdig schoolverlaters is aan het werk. De positie van deze jongeren op de arbeidsmarkt is echter kwetsbaar; als het economisch minder gaat zijn zij de eersten die op straat staan. Om die reden is het van belang om, naast het voorkomen van voortijdig schoolverlaten, ook in te zetten op de jongeren die reeds uitgevallen zijn. Met EVC- of maatwerktrajecten kunnen deze jongeren alsnog een startkwalificatie behalen en daarmee een duurzame plek op de arbeidsmarkt verwerven. Het instrumentarium van de Projectdirectie Leren en Werken kan hierbij ondersteuning bieden.
Bijlage 4 Overzicht van 10 maatregelen, op basis van het menukeuze 2008-2011 van bijlage 3, behorende bij artikel 6 van het convenant tussen de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de contactgemeente van de RMC-regio 30 Zuid-Holland Zuid en de besturen van de scholen voor voortgezet onderwijs en de opleidingscentra in de RMC-regio Zuid-Holland Zuid inzake het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters in de schooljaren 2007/2008 tot en met 2010/2011. Handhaving leerplichtwet en RMC: De RMC-contactgemeente Dordrecht zal als verwoordt in het Plan van Aanval Voortijdig Schoolverlaten bij verwaarlozing van de verzuim- en uitvalmeldingen de scholen verbaliseren of een melding doen bij de onderwijsinspectie. Reductie VSV-ers De schoolbesturen spreken af dat ze streven naar een reductie van het aantal voortijdig schoolverlaters behalen volgens onderstaande percentages (peiljaar 2005-2006): 10% van het aantal VSV-ers uit het peiljaar in 2007-2008. 20% van het aantal VSV-ers uit het peiljaar in 2008-2009. 30% van het aantal VSV-ers uit het peiljaar in 2009-2010. 40% van het aantal VSV-ers uit het peiljaar in 2010-2011. Verbeteren informatieketen en monitoring Voortijdig Schoolverlaten . Zowel gemeenten als scholen wensen een goed en compleet beeld te krijgen van leerlingen. Dit kan betrekking hebben op de maatregelen ten aanzien van de melding van verzuim of uitval, maar ook over overgangen van leerlingen van het V(MB)O naar het MO, of overgangen tussen VO scholen. Daarbij wil men niet alleen informatie over wie het gaat, maar ook gegevens die voor de ontvangende partij relevant zijn om op de juiste wijze te kunnen registreren, acties te ondernemen of om een afweging te kunnen maken waar en of de leerling geplaatst kan worden. In de huidige situatie moeten de scholen en RMC-contactgemeente onevenredig veel (administratieve) inspanningen leveren om ervoor te zorgen dat alle informatie aankomt. En dan nog worden veel leerlingen “gemist” of duurt het erg lang voordat alle gegevens bekend zijn. Op dit moment werken scholen en de RMC-contactgemeente vanuit verschillende invalshoeken aan de invoering van signaleringssystemen en digitale overdrachtsdossiers om de beschreven knelpunten op te lossen. Zo is het Electronisch Kinddossier (EKD) in ontwikkeling en bestaat er een projectgroep om overgangen in het PO-VO te monitoren. De aansluiting bij deze ontwikkelingen is ook in het kader van Voortijdig Schoolverlaten relevant. Ook om het voortijdig schoolverlaten tegen te gaan ontkomen de partners niet aan een heroriëntatie op de wijze van informatie-uitwisseling. De huidige ICT techniek moet ons daarbij helpen. De partners zullen in het kader onderzoeken of er gebruik kan worden gemaakt van een digitale voorziening waarbij: o Er éénduidige afspraken gemaakt worden over de informatie-uitwisseling in welke situatie dan ook. o De informatie “met één druk op de knop” verzonden kan worden naar de ontvangende partij.
o
o o o
De digitale voorziening geen administratieve verzwaring oplevert (zoals een nieuw administratief systeem naast alle andere bestaande systemen) maar juist een aanzienlijke lastenverlichting oplevert (koppeling aan bestaande systemen). Het mogelijk wordt de voortgang van leerlingen over meerdere jaren te blijven volgen, zowel op individueel niveau als op groepsniveau. Er een reëel tijdspad wordt gevolgd. Er, waar mogelijk en van toepassing, aangesloten wordt op lopende ICT-initiatieven.
Naam maatregel: Doel Maatregel:
1.
Verscherping meldingen van uitval.
Het optimaliseren van de melding van uitval van met name bovenkwalificatieplichtigen (hiermee verstaan wij jongeren tot 23 jaar zonder MBO 2 diploma, of HAVO/VWO diploma, vgl. Art 17a en 162a van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs). Uit analyses van de cijfers van de Informatie Beheergroep en de cijfers van het Regiepunt Jongeren blijkt dat scholen er tot op heden niet genoeg in slagen om uitval van jongeren te melden bij het RMC.(in ZHZ ondergebracht bij Bureau Leerplicht/VSV) Meldingen moeten onverwijld worden gedaan door scholen waar de leerlingen het laatst stonden ingeschreven en bekend worden bij de RMCcontactgemeente, met in ieder geval: • Vermelding van het onderwijsnummer • Vermelding van de Basis NAW gegevens van de uitvaller • Vermelding van de laatste opleiding voor hij uitviel • Laatste behaalde diploma/getuigschrift • De school die meldt. Melding. De RMC-contactgemeente vergelijkt de meldingen met bestanden van voortijdig schoolverlaters die de Informatie Beheergroep verstrekt. Voortgang na melding Scholen mogen verwachten van de RMC-contactgemeente dat zij de voortgangsgegevens van leerlingen terugmeldt naar scholen waarvan de uitgevallen leerlingen afkomstig zijn.. Maandelijks vindt er overleg plaats tussen medewerkers van de scholen en de RMC-contactgemeente om knelpunten met elkaar te bespreken en op te lossen.
Activiteiten:
1. Scholen melden onverwijld Voortijdig Schoolverlaters met daarin tenminste: a. Vermelding van het onderwijsnummer b. Vermelding van de Basis NAW gegevens van de uitvaller c. Vermelding van de laatste opleiding
d. Laatste behaalde diploma/getuigschrift e. De school die meldt. 2. De RMC-contactgemeente koppelen de voortgangsgegevens terug aan de scholen van herkomst.(RMC effectrapportage) 3. Maandelijks vindt er overleg plaats tussen medewerkers van de scholen en Bureau Leerplicht/VSV om knelpunten met elkaar te bespreken en op te lossen. Betrokken partijen:
De RMC-contactgemeente, Bureau Leerplicht/VSV en alle scholen voor VO en MBO in regio 30
Naam maatregel:
2.
Doel Maatregel:
Tijdig signaleren van verzuim van leerplichtigen in het VO en MBO.
Verscherping meldingen van verzuim en bewaken gemaakte afspraken.
Scholen in het VO en het MBO melden voortaan het verzuim op het moment dat het aantal uren dat de leerplichtige ongeoorloofd heeft verzuimd (cf. Artikel 4 en Artikel 4c van de leerplichtwet), 16 uur bedraagt. Tegelijkertijd stellen scholen alles in het werk om een kwalificatieplichtige die (nog) minder dan 16 uren heeft verzuimd van verdere ongeoorloofde afwezigheid te weerhouden. Op het moment dat de 16 uren zijn bereikt, dient de school aan te geven hoe vaak en op welke momenten er is verzuimd en wat de school (verifieerbaar) heeft gedaan om herhaling te voorkomen of welke zorgactiviteiten de school heeft ondernomen. Met het bovenstaande wordt uitdrukkelijk niet bedoeld dat de leerplichtambtenaar alle leerlingen die verzuimen automatisch sanctioneert. Verzuim kan verschillende oorzaken hebben en de leerplichtambtenaar behandelt iedere individuele verzuimmelding op grond van de beschikbare informatie. Met deze informatie kan de leerplichtambtenaar een overweging maken of de leerling of diens ouders aansprakelijk zijn of dat er sprake is van een situatie waarin naar hulp of ondersteuning moet worden gezocht. Scholen richten hun verzuimprotocollen in op het verzuimbeleid van de gemeente. Deze verzuimprotocollen zijn ontwikkeld door bureau leerplicht/vsv in de regio voor 17 gemeenten. Alleen de gemeente Lieshout en Graafstroom stellen zich hierbij zelfstandig op. De leerplicht ambtenaren zullen wanneer zij dit van toepassing achten, de verzuimmeldingen controleren. Zij en medewerkers van scholen spreken af om in het geval van problemen de procedures rond verzuimmeldingen te evalueren, knelpunten te signaleren en op te lossen. Activiteiten:
1. Scholen maken melding van verzuim op het moment dat het totale aantal verzuimuren 16 uur bedraagt. 2. Scholen rapporteren wat zij hebben gedaan om herhaling van geconstateerd verzuim (<16 uur) te voorkomen. 3. Scholen werken aan een verzuimprotocol dat voorziet in het behalen
van de doelstellingen in 1. en 2. 4. Indien scholen aan de punten 1. en 2. niet op korte termijn kunnen voldoen, zullen scholen alles in het werk stellen om hun organisatie hier op in te richten. Dit betekent dat met de gemeente of bureau leerplicht/vsv een planning wordt overeengekomen.
Betrokken partijen:
Naam maatregel: Doel Maatregel:
De RMC-contactgemeente, Bureau Leerplicht/VSV en alle scholen voor VO en MBO in regio 30
3.
Intensivering samenwerking van partijen in de onderwijsketen.
Verbetering van de samenwerking tussen scholen, instellingen voor zorg en jeugdhulpverlening en gemeente bij gezamenlijke acties t.a.v. individuele leerlingen. Om voortijdig schoolverlaten en verzuim effectief tegen te gaan is het van groot belang dat alle partijen op de hoogte zijn van elkaars acties en er duidelijkheid is over ieders rol wanneer er problemen zijn met leerlingen die het onderwijs en het schoolverzuim,aangaan. Daarbij moet gedacht worden aan ongeoorloofd schoolverzuim, dreigend voortijdig schoolverlaten, misdragingen en/of ernstige problemen van sociaal-emotionele aard. Het Zorgadviesteam (ZAT) of Multi Disciplinair Team (op MBO) is bij uitstek het overlegorgaan waarin de problematiek van leerlingen uitvoerig wordt besproken, waar concrete afspraken worden gemaakt over de begeleiding van leerlingen en waarin alle partijen zijn vertegenwoordigd. Om dit goed te laten functioneren maken de partijen in ieder geval eenduidige afspraken over: 1. De aanwezigheid van de leerplichtambtenaar in het ZAT, waarbij de leerplichtambtenaar betrokken wordt bij de bespreking van de casussen; 2. De wijze en het tijdstip waarop de partners elkaar van informatie voorzien over de maatregelen die één of meerdere partners nemen ten aanzien van leerlingen die zijn besproken in het ZAT. Het VO beschouwt de gemeente hierin als partner voor de ontwikkeling van de basiszorgstructuur en de gemeente beschouwt het onderwijs hierin als partner voor het ontwikkeling van een effectief VSV-beleid
Activiteiten:
1. Evalueren van huidige afspraken rond informatie-uitwisselingen en rollen van de betrokken partijen, zoals; a. De aanwezigheid en deelname van de leerplichtambtenaar in het ZAT, waarbij de leerplichtambtenaar betrokken wordt bij de bespreking van de casussen; b. De wijze en het tijdstip waarop de partners elkaar van informatie voorzien over de maatregelen die één of meerdere partners nemen ten aanzien van leerlingen die zijn besproken
in het ZAT. 2. Signaleren knelpunten en; 3. Waar nodig het formuleren van voorstellen voor nieuwe werkafspraken en voor het betrekken van instellingen voor zorg en jeugdhulpverlening die het Convenant Voortijdig Schoolverlaten niet ondertekenen. Betrokken partijen:
Naam maatregel:
Doel Maatregel:
De RMC-contactgemeente, Bureau Leerplicht/VSV en alle scholen voor VO en MBO in regio 30
4. Overgang VMBO-MBO (preventie project ‘de overstap’ Dordrecht en regionaal preventie project ‘de volgende stap’) Alle VMBO-verlaters naar een MBO opleiding leiden. Regionaal bureau leerplicht /vsv is, in 2007 reeds, gestart om te bewerkstelligen dat VMBO-leerlingen na hun examen ook daadwerkelijk aankomen op het MBO. Om succes te behalen maken VMBO-scholen en MBO-scholen afspraken over procedures ter toeleiding, voorlichting, plaatsing en een sluitende in- en uitschrijfprocedure, waardoor er zicht blijft op elke leerling die overstapt naar het MBO. (verzuimprotocol) Het is belangrijk dat de scholen het zicht houden op leerlingen die zich niet melden of niet kunnen worden geplaatst. In de projectgroep wordt afgesproken wie op welk tijdstip de primaire verantwoordelijkheid heeft over de succesvolle plaatsing, hoe en op welk tijdstip er met elkaar wordt gecommuniceerd over de voortgang van de plaatsingen en wanneer de gemeente haar handhavende taak op zich neemt om leerlingen tot het MBO te bewegen of daar te behouden als student.
Activiteiten:
Betrokken partijen:
1. Bureau Leerplicht/VSV formuleert oplossingen om alle VMBO-ers naar het MBO te brengen, waarbij afspraken worden gemaakt over verantwoordelijkheden, taken en wijze van communicatie. 2. Tijdens de zomervakantie, na hun examinering, worden leerlingen vmbo die nog twijfelen over het overstappen naar een vervolgopleiding, leerwerk of een zorgtraject ondersteund door RMC trajectbegeleiders bij hun keuze. 3. De ‘overstappers’ (alle vmbo leerlingen) worden 2 jaar gevolgd in hun ‘schoolloopbaan’. Zonodig worden zij opgeroepen voor nieuwe begeleiding. 4. Warme overdracht bevorderen van overstappers door bv.gezamenlijke (vmbo en mbo) intake omstreeks mei en bespreking vordering/ aankomst omstreeks oktober op MBO.
De RMC-contactgemeente, Bureau Leerplicht/VSV en alle scholen voor VO en
MBO in regio 30 (= inclusief afspraken en partijen van Regionaal Arrangementen VMBO in regio’s Drechtsteden en Alblasserwaard Vijfheerenlanden) Provincie Zuid-Holland is (eenmalig) betrokken in 2008 als hoofdfinancier van dit project in de regio Drechtsteden omdat via de Regionale Agenda Samenleving hiervoor geld is vrijgemaakt.
Naam maatregel: Doel Maatregel:
5. Aanpak thuiszitters Leerlingen die gedurende een langere periode thuiszitten weer terugbrengen naar een geschikte plek binnen het onderwijs. Een kleine groep leerlingen staat wel ingeschreven op school, maar blijft thuis. Vaak is er sprake van een combinatie van factoren (leerachterstand, motivatie, thuissituatie, crisis e.d.) die het onmogelijk maakt dat leerlingen hun scholen nog kunnen bezoeken. Dit leidt ertoe dat ouders en scholen voor deze leerlingen op zoek moeten naar een andere, geschiktere plek in het onderwijs. Gezien de complexiteit van de problemen waar deze groep mee te kampen heeft wordt deze lang niet altijd gevonden. Wachtlijsten bij geschikte instellingen en het feit dat scholen voor speciaal onderwijs niet altijd in staat zijn om leerlingen met een meervoudige problematiek op te kunnen vangen lijken het grootste probleem om ze te kunnen plaatsen. Wanneer geen plek wordt gevonden wordt de leerplichtambtenaar in een regierol gezet om deze leerlingen alsnog te plaatsen, zonder dat hij de mogelijkheden heeft om plaatsing bij een school af te dwingen. Dit vraagt om nieuwe procedures. De leerplichtambtenaar moet vanuit zijn taak meer op de hoogte blijven, of worden gebracht wat er met de diverse leerlingen aan de hand is en hoe lang het duurt voordat deze leerlingen weer actief deelnemen aan het onderwijs. Het is van belang om meer zicht te krijgen op de omvang en aard van de problematiek en om gemeenschappelijk overeenstemming te bereiken over de aanpak van thuiszitters. Daarbij moet ook in kaart gebracht worden welke partijen in beeld zijn voor de oplossing en afgesproken worden wie welke verantwoordelijkheid draagt bij de aanpak van thuiszitters en op welke wijze men elkaar blijft informeren. Het op te zetten Centra voor Jeugd en Gezin of cirkels voor JenG (in Drechtsteden) gaan zich bevinden op het scharnierpunt voor gezinszorg en de zorgstructuur van het onderwijs. De rol van het op te zetten Centrum voor Jeugd en Gezin en Jeugdzorg dient in de zoektocht naar de oplossing te worden meegenomen.
Activiteiten:
1. De partners inventariseren de aard en de omvang van de problematiek; 2. De partijen bereiken overeenstemming over de gewenste aanpak van thuiszitters en komen overeen welke partijen welke verantwoordelijkheden dragen. 3. Waar relevant wordt het Centrum/Cirkels voor Jeugd en Gezin
betrokken bij de formulering van een oplossing. Betrokken partijen:
Naam maatregel:
Doel Maatregel:
De RMC-contactgemeente, Bureau Leerplicht/VSV, scholen voor VO en MBO
6.
Inzetten op een cultuuromslag in de keten rondom de aanpak van het voortijdig schoolverlaten.(regie voering in regio voor vsv)
Iedere medewerker die deel uitmaakt van de VSV-keten (scholen gemeente en trajectbegeleiding) moet zijn verantwoordelijkheid nemen in de initiatieven om het voortijdig schoolverlaten te reduceren. Alle medewerkers binnen alle geledingen van het onderwijs, de instellingen voor zorg en jeugdhulpverlening en de lokale overheid dienen het belang van de maatregelen in de bestrijding van voortijdig schoolverlaten te onderkennen. Medewerkers moeten daarvoor ook in de gelegenheid gesteld worden. Vaak lukt het niet om iedereen actief te betrekken binnen de organisaties bij het nakomen van afspraken. Onwetendheid bij medewerkers “op de werkvloer” leidt voor de partners tot het niet kunnen nakomen van gemaakte afspraken. Indien alle relevante medewerkers in de VSV keten doordrongen raken van de noodzaak en het nut van ieders bijdrage, dan is de verwachting dat de reductie van het aantal VSV-ers vele malen succesvoller zal zijn dan tot nu toe het geval is. Daarom is het van belang dat de gemeente en het onderwijs van gedachten blijven wisselen hoe iedereen in de VSV-keten actief wordt betrokken en de juiste handelingen uitvoert. Van belang is dat iedereen in de organisaties op de hoogte blijft over wat er met de VSV-ers gebeurt.
Activiteiten:
Gemeente en scholen bespreken knelpunten van begin tot einde van de VSVketen om: 1. Iedereen in de VSV-keten te informeren over en actief te betrekken bij de gezamenlijke maatregelen om het Voortijdig Schoolverlaten te bestrijden, te beginnen bij de meldingen van verzuim uitval; 2. Ieders rol bij de maatregelen te definiëren en te bewaken. Dit betekent in ieder geval: o Een open communicatie naar elkaar. o Dat de medewerkers van alle partners de schoolloopbaan van de leerling centraal stellen en niet louter de procedures van de organisatie. o Dat alle partners elkaar kunnen aanspreken op de verplichting om zich volledig in te zetten voor de schoolloopbaan van de leerling.
Betrokken partijen:
De RMC-contactgemeente, Bureau Leerplicht/VSV en scholen voor VO en MBO, deelnemers aan Regionale Arrangementen vmbo.
Naam maatregel:
7. Opvangklassen voortijdig schoolverlaters, rebound (met allerlei namen in de diverse samenwerkingsverbanden zoals vmbo plus, herstart, op de rails, GOAL! , tijdelijk onderwijs Dordrecht )
Doel Maatregel:
Tijdelijke opvang voor leerlingen die vastlopen in het reguliere onderwijs.
Activiteiten:
1. Problematische jongeren worden begeleid of teruggeleid naar onderwijs.(rebound in swv 41.1 en rebound en tijdelijk onderwijs in swv 40.2 en VO-koers) 2. Jongeren die al twee maanden thuis zitten worden teruggeleid naar school (herstart swv 41.1 en VO-koers) 3. Jongeren wordt opnieuw zicht gegeven op de toekomst waar leren onderdeel van uit maakt (op de rails 41.1) 4. Er wordt een veilig schoolklimaat geschapen op scholen door tijdelijke uitplaatsing in rebound van leerlingen die niet te handhaven zijn door hun gedrag. (vmbo plus swv 40.1)
Betrokken partijen:
De RMC-contactgemeente, Bureau Leerplicht/VSV en scholen voor VO en MBO, deelnemers aan Regionale Arrangementen vmbo. (incl.Hoeksche Waard scholen van het zgn.‘smal regionaal arrangement vmbo zorg VO-Koers’)
Naam maatregel:
8. Route 23
Doel Maatregel:
Jongeren van 16 tot 23 worden trajecten aangeboden met scholing, werk, hulpverlening of een combinatie daarvan.
Activiteiten:
Maatwerk via intake, MDT, ketenregie
Betrokken partijen:
CWI, UWV, Drechtsteden, bureau Jeugdzorg, ROC Da Vinci College, Bureau Leerplicht/vsv, st.MEE, Deze aanpak wordt gefinancierd door de Sociale Dienst Drechtsteden. Elke betrokken ketenpartner levert hiernaast personele inbreng.
Naam maatregel:
9. Poortwachter VAVO; vmbo-havo-vwo en leerlingbegeleiding op VAVO
Doel Maatregel:
Leerlingen die al dan niet ‘met rugzakje bekostiging’ worden verwezen naar het VAVO in de regio ZHZ (op DVC te Dordrecht) om daar alsnog tot een diploma of certificering te geraken worden aangenomen via de filter van een leerplichtambtenaar van Bureau Leerplicht/vsv. Vavo kent nauwelijks leerlingbegeleiding door aard van bekostiging en aard van het onderwijs. (minder groepsdynamiek) Het betreft echter vaak wel zwakkere leerlingen die aandacht nodig hebben bij hun schoolloopbaan.
Activiteiten:
1 . Intake vavo leerling 2. Begeleiding gedurende schoolloopbaan traject op VAVO
Betrokken partijen:
De gemeenschappelijke regeling Drechtsteden, SD AlblasserwaardVijfheerenlanden en Hoeksche Waard zijn betrokken via de Wet Educatie Beroepsonderwijs. Vanuit de WEB wordt een poortwachter voor de VAVO bekostigd door drie regio’s die vroeger tot 2007 nog 1 regio, ZHZ, vormden. Vavo wordt door de drie regio’s samen bekostigd. Daarnaast zijn, op afstand, de RMC-contactgemeente, Bureau Leerplicht/VSV en scholen voor VO en MBO betrokken.
Naam maatregel:
10. Zorg en begeleiding voor jongeren die een MBO opleiding volgen.
Doel Maatregel:
Extra begeleiding en zorg voor jongeren om met succes een Mbo-opleiding te kunnen volgen. De intake is voor het MBO de eerste stap van die extra begeleiding en zorg. De intake is onderdeel van een doorlopende zorglijn V(MB)O – MBO; deze zorglijn is nog in opbouw. De intake, wordt als eerste fase van het begeleiding- en zorgsysteem, voor deze doelgroep verbeterd. Essentieel is hierbij dat het MBO de inbreng en deskundigheid van andere (zorg)instellingen nodig heeft om op een verantwoorde manier te kunnen besluiten tot plaatsing van een deelnemer. Hierbij gaat het om: a. zorgoverdracht: veel jongeren hebben in het voorafgaande onderwijs al geprofiteerd van extra aandacht en zorg (ook in de vorm van MDzorgteams). b. formulering van de zorgbehoefte: welke zorg is nodig om deze specifieke jongere op een succesvolle wijze door een Mbo-opleiding heen te helpen.
Activiteiten:
1.
Start MDiT
Sinds 2007 is een Multi Disciplinaire intake Team van start gegaan op DVC. Naast de start van dit team is er nog een belangrijke stap gezet met de ontwikkeling van een overdracht/intake formulier. Dit formulier gaat door alle VMBO scholen gebruikt worden om nieuwe leerlingen aan te melden bij het Da Vinci college. Vooral de leerlingen waar extra aandacht voor nodig is kunnen op basis van deze formulieren besproken worden. Gekeken wordt welke hulp er
nodig is om op het Da Vinci te kunnen functioneren. 2. Zorgadviesteam Da Vinci gaat als onderdeel van de zorgstructuur een zorgadviesteam ontwikkelen. Het MDiT zal samen gaan vallen met het zorgadviesteam. Da Vinci gaat de zorgadviesteams voor de hele regio ontwikkelen. Er komt een ZAT voor het Wellant en het Da Vinci College in Dordrecht. Daarnaast een Zat voor Wellant- Da Vinci in Gorinchem e.o. Het Da Vinci college heeft aan de gemeente Dordrecht kenbaar gemaakt om in het kader van de verdere ontwikkeling van de zorgstructuur schoolmaatschappelijk werkers aan te willen stellen. Betrokken partijen:
De RMC-contactgemeente, Bureau Leerplicht/VSV en met name de twee scholen voor MBO (da Vinci College en Wellant College) Daarnaast de toeleverende scholen voor VO en ketenpartners zoals Jeugdzorg en ook het bedrijfsleven (leerwerkplaatsen)
Naam maatregel:
Reserve, in te vullen na gezamenlijke overeenstemming voor bv. 2009.
Doel Maatregel: Activiteiten: Betrokken partijen:
Naam maatregel:
Reserve, in te vullen na gezamenlijke overeenstemming voor bv. 2010.
Doel Maatregel: Activiteiten: Betrokken partijen:
Naam maatregel: Doel Maatregel: Activiteiten: Betrokken partijen:
Reserve, in te vullen na gezamenlijke overeenstemming voor bv. 2011.