Bijlage 1: Overzicht activiteiten en toekomstplannen met betrekking tot sociale innovatie
1. Inleiding De omschrijving van sociale innovatie, zoals eerder opgenomen in de brief ‘kabinetsreactie op het eindrapport van de Taskforce Sociale Innovatie’ van 7 april (Kamerstukken 2005-2006, 27406, nr. 81), vormt het uitgangspunt van dit overzicht. “Sociale innovatie is de vernieuwing van de arbeidsorganisatie en het maximaal benutten van competenties, gericht op het verbeteren van de (bedrijfs)prestaties en ontplooiing van talent”. Het uitgangspunt is dat sociale innovatie plaatsvindt op en tussen alle niveaus binnen bedrijven en dat de primaire verantwoordelijkheid bij sociale partners en individuele werkgevers en werknemers ligt. De overheid speelt bij sociale innovatie een faciliterende rol. Om initiatieven op het gebied van sociale innovatie te stimuleren en te ondersteunen, zal het Kabinet waar mogelijk knelpunten inventariseren en belemmeringen wegnemen die sociale partners tegenkomen bij hun inspanningen tot slimmer werken. Innovatie is voor veel bedrijven het sleutelwoord voor concurrentiekracht en economisch succes. Aan het innovatievermogen en innovatieproces in Nederland valt echter nog veel te verbeteren. Het innovatieproces is een tweespel van sociale en technologische innovatie. Om het innovatieproces tot volledige wasdom te kunnen laten komen is een innovatief klimaat noodzakelijk waarin volop wordt geïnvesteerd in mens en organisatie. Uit een recent onderzoek komt naar voren dat organisatiestructuur, managementvaardigheden en arbeidsaspecten doorslaggevend zijn voor het slagen van technologische innovaties (veelal aangespoord door R&D- en ICT-investeringen)1. Verder blijkt uit hetzelfde onderzoek dat organisaties die (vooral sociale) innovatie hoog in het vaandel hebben staan beter presteren dan niet-innovatieve bedrijven. Het gaat bij sociale innovatie lang niet altijd over ingewikkelde organisatieveranderingen. Relatief eenvoudige wijzigingen hebben al positieve effecten, bijvoorbeeld door slimmer te pauzeren kan de productiviteit verhoogd worden. Het kabinet onderschrijft het belang van Leven Lang Leren/employability om mensen attractief te maken en te behouden voor de arbeidsmarkt. Door het bedrijfsleven meer te betrekken bij het onderwijs kan een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt worden gerealiseerd. De arbeidsparticipatie kan omhoog door aandacht te besteden aan slimmer werken en arbeid & zorg. De regeldruk en de vergunningenlast moeten aanzienlijk verminderd worden om meer maatwerk en flexibiliteit mogelijk te maken. Excelleren is belangrijk voor het innovatievermogen van Nederland. Dit is echter nog geen gemeengoed. Wel is er in Nederland veel kennis aanwezig op het gebied van sociale innovatie maar deze kennis moet ook verspreid worden onder en benut worden door bedrijven. Hierbij kan het Centrum voor Sociale Innovatie een rol spelen. Voor innoverende projecten op het gebied van sociale innovatie zullen rechtspersonen voor het ESF-Programma 2007-2013 in staat worden gesteld om voor ESF-financiering in aanmerking te komen.
1
Volberda, H.W., F.A.J. van den Bosch en J.J.P. Jansen (2006) Slim Managen en Innovatief Organiseren.
1
De activiteiten, opgenomen in dit overzicht, zijn of worden vanuit dit uitgangspunt ontplooid. Deze bijlage kent de volgende indeling: • Overzicht van lopende activiteiten op het gebied van sociale innovatie. Dit overzicht is onderverdeeld in de thema’s: - Leven lang leren / employability - Vermindering van de regeldruk - Excelleren - Ontsluiten van kennis • Uiteenzetting van de verdere plannen op het gebied van sociale innovatie met het oog op de toekomst. Deze uiteenzetting bevat de volgende onderdelen: - ESF programma 2007-2013 - Centrum voor Sociale Innovatie - TNO doelfinanciering 2007-2010 - 7 – 7 concept; Tijd voor arbeid & zorg
2
2. Overzicht van lopende activiteiten op het gebied van sociale innovatie • Leven lang leren / employability a) Roadshow LevenLangLeren Stand van zaken Een van de pijlers onder een gezond ondernemingsklimaat is de beschikbaarheid van goed gekwalificeerd personeel. Om die reden stimuleert en faciliteert EZ werkgevers om te investeren in de kwaliteit en inzetbaarheid van werknemers. Er worden, in nauwe samenwerking met de projectdirectie Leren & Werken 2 , vier roadshows LevenLangLeren gericht op de sectoren industrie, zakelijke dienstverlening en bouw georganiseerd. Via deze roadshows worden o.a. good practises op het gebied Leven Lang Leren verspreid en partijen bij elkaar gebracht. Relevante ontwikkelingen De eerste roadshow is gehouden op 18 mei jl. in Ede. Er waren 125 deelnemers Vervolg Er volgen nog drie roadshows. Twee in het najaar van 2006 en één in het voorjaar van 2007. hierbij is ervoor gekozen om aan te sluiten bij sterke regio’s en sectoren (pieken in de delta).
b) Duale trajecten en EVC Stand van zaken In 2006 en 2007 realiseert het kabinet onder andere 15.000 extra duale trajecten voor werkenden en werkzoekenden en 20.000 extra EVC-trajecten (Erkenning Verworven Competenties). Voor de duale trajecten treedt de Projectdirectie Leren & Werken in overleg met werkgevers en werknemers, onderwijsaanbieders en gemeenten over concrete doelstellingen. Dit wordt vastgelegd in een regionale of sectorale samenwerkingsovereenkomst . Verder voert de projectdirectie gesprekken met regionale partners (bedrijfsleven, ROC’s, AOC’s, CWI’s, hogescholen, universiteiten) over het opzetten van leerwerkloketten waar men terecht kan voor informatie en begeleiding bij EVC, scholing, duale trajecten en loopbaantrajecten. Relevante ontwikkelingen Per 1 juli 2006 zijn er in 27 intentieverklaringen afspraken gemaakt voor 19.950 duale trajecten, 16.645 EVC-trajecten en 14 leerwerkloketten. Eind mei heeft het kabinet € 4.5 miljoen aan extra middelen beschikbaar gesteld, waarmee de realisatie van nog een aantal extra duale trajecten en EVC-trajecten kan worden ondersteund. Vervolg Het is nu zaak de afspraken om te zetten in concrete opleidingstrajecten voor mensen. In het najaar zullen de meeste personen aan een opleidingstraject of een EVC-traject moeten zijn begonnen. De projectdirectie fungeert als een vliegwiel dat, nadat het op gang is gekomen, op 2
De projectdirectie Leren & Werken ressorteert onder de Ministeries van Onderijs Cultuur en Wetenschap en Sociale Zaken en
Werkgelegenheid. Ook de ministeries van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, Economische Zaken en Vreemdelingenzaken & Integratie zijn bij het project betrokken. Met de Taskforce Jeugdwerkloosheid zal zoveel mogelijk synergie worden gezocht.
3
eigen kracht doordraait. Het is de bedoeling dat de regionale en sectorale organisaties hun activiteiten ook na de projectperiode voortzetten.
c)
Experiment opscholing werknemers
Stand van zaken In het kader van de Tijdelijke stimuleringsregeling leren en werken zijn ook voorstellen ingediend die gericht zijn op het in samenwerking met het CWI inzetten van werkzoekenden op leerwerktrajecten in MKB-bedrijven. De inzet van werkzoekenden kan onder andere worden benut om de terugval van productiecapaciteit bij MKB-bedrijven op te vangen die optreedt indien werknemers geschoold worden. Het moet hierbij echter altijd gaan om gecombineerde trajecten van leren en werken, die leiden tot certificering van de werkzoekende. Het kan hier gaan om een certificaat van een erkende brancheopleiding of een certificaat of diploma van een geregistreerde CREBO- of CROHO-opleiding. Relevante ontwikkelingen De projectplannen van de regionale en sectorale samenwerkingsverbanden zijn gericht op zowel werkenden als werkzoekenden. De samenwerkingsverbanden starten nu via opleidingsadviseurs hun wervingsactiviteiten bij bedrijven. Vervolg De opleidingsadviseur kan de MKB-ondernemer de mogelijkheid voorhouden werknemers te laten scholen en deze tijdelijk (en voor een deel) te laten vervangen door een werkzoekende die ook een duaal traject volgt.
d)
Experiment coach voor gere-integreerde werknemers
Stand van zaken/vervolg De Taskforce Sociale Innovatie heeft een beleidsexperiment aanbevolen waarbij een coach wordt ingezet die de gere-integreerde werknemer coacht bij het behalen van een startkwalificatie. Gecombineerd werken en leren wordt in toenemende mate gezien als een belangrijke route voor mensen die niet over een startkwalificatie beschikken (w.o. voortijdig schoolverlaters). Zowel voor werklozen als voor diegenen die wel (maar vaak onzeker) werk hebben. Cruciale factor bij het aanbieden van dergelijke trajecten is de begeleiding die geboden wordt bij de scholing. Die begeleiding valt vaak moeilijk te organiseren. TNO Kwaliteit van Leven zal, uit hoofde van het onderdeel onderkant van de arbeidsmarkt in het Meerjarenprogramma 2007-2010, op verzoek van SZW concrete handvatten ontwikkelen voor een succesvolle begeleiding bij scholing van gere-integreerde werknemers in het MKB die niet over een startkwalificatie beschikken. Daarbij wordt ook het onderscheid naar bedrijfstak (bijvoorbeeld industrieel of dienstverlenend) in de gaten gehouden. Relevante ontwikkelingen De projectdirectie Leren en Werken zorgt voor de totstandkoming van intentieverklaringen over ondermeer duale trajecten voor ondermeer werkzoekenden (zonder startkwalificatie). Een van die intentieverklaringen is 16 februari jl. getekend door het UWV, Borea en SZW. In dit project wordt in drie regio’s een pilot gestart voor het plaatsen in een duaal traject van uitkeringsgerechtigden die niet beschikken over een startkwalificatie of die zonder opleiding
4
geen kans op duurzame inschakeling in arbeid hebben. Doel is deze werkzoekenden in een werksituatie op te leiden tot een mbo-diploma of een branchecertificaat.
e) Actief beleid O&O fondsen Stand van zaken O&O-fondsen spelen een belangrijke rol op het gebied van scholing. Echter, O&O-fondsen zouden nog beter benut kunnen worden door ze ook voor sociale innovatie in te zetten. Hiermee kunnen nieuwe vormen van leren en zich ontwikkelen ontstaan voor zowel de medewerkers als de organisaties. Het kabinet moedigt sociale partners aan te kijken of de O&O-fondsen hier meer voor ingezet kunnen worden. Relevante ontwikkelingen O&O-fondsen gaan zich meer en meer richten op het adviseren en ontwikkelen van de branche of sector. De tendens is om de rol van opleidingsaanbieder en subsidieverstrekker te verminderen/af te bouwen. Bij deze ontwikkeling past dat de O&O-fondsen zich meer gaan profileren op het terrein van sociale innovatie. Vervolg Bovengenoemde is een autonome ontwikkeling binnen de O&O-fondsen. Er zijn natuurlijk voorlopers en volgers.
f) Bedrijfsleven meer betrekken bij onderwijs / Regionale netwerken bedrijven/bve instellingen Stand van zaken De samenwerking tussen bedrijven en onderwijsinstellingen (ROC’s, HO-instellingen, AOC’s) met name op het gebied van onderwijs en scholing van volwassenen wordt versterkt door de activiteiten van de Projectdirectie Leren & Werken. Dit heeft een positief effect op de wisselwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. Daarnaast zal ook de innovatiebox ertoe bijdragen dat de samenwerking tussen bedrijven en de BVE-sector geïntensiveerd wordt. Relevante ontwikkelingen In veel van de intentieverklaringen voor samenwerking op het gebied van duale trajecten en EVC-trajecten zijn ROC’s, HO-instellingen en/of AOC’s partij. De intentieverklaringen worden nu uitgewerkt in projectplannen om de duale trajecten voor werkenden en werkzoekenden te realiseren. Vervolg ROC’s, HO-instellingen en AOC’s zijn belangrijke aanbieders van duale trajecten en EVCtrajecten voor werkenden en werkzoekenden in dit kader. Dit versterkt de samenwerking met het bedrijfsleven en verhoogt de responsiviteit van het beroepsonderwijs.
5
g) STEP-regeling (Stimulans Toepassing Effectieve Projecten voor leren en werken) Stand van zaken Het betreft een tijdelijke subsidieregeling om te stimuleren dat innovatieve projecten die hun succes in een regio of sector hebben bewezen, worden ‘overgeplant’ naar een andere regio of sector. Het STEP-initiatief nodigt organisaties uit om: - Op zoek te gaan naar regionale en sectorale projecten o voor werkende en of werkzoekende volwassenen o op het gebied van een leven lang leren o uitgevoerd in een andere regio of sector o waarvan is gebleken dat zij effectief zijn - Deze projecten in hun eigen regio of sector te implementeren De subsidie is bedoeld als bijdrage aan de organisatiekosten. Een voorbeeld van een project betreft het overzetten van een loopbaantransitiemodel, dat in eerste instantie in Noord-Holland voor de Bouw is ontwikkeld, naar de Zorgsector.
6
• Vermindering van de regeldruk
a) Deregulering Arbo Stand van zaken Doelstelling van het door de overheid te voeren arbeidsomstandighedenbeleid (arbobeleid) is te komen tot een effectiever arbobeleid met meer draagvlak in de onderneming en daarmee een verbetering van de veiligheid en gezondheid op de werkvloer. Goed arbobeleid draagt bij aan het voorkomen van ziekten en ongevallen door het werk (preventie), het terugdringen van verzuim en arbeidsongeschiktheid en een hogere arbeidsproductiviteit. Werkgevers en werknemers krijgen meer mogelijkheden om zelf invulling te geven aan de wijze waarop men in de eigen sector aan de arbovereisten voldoet. Geen ‘one size fits all’ aanpak, maar maatwerk. Dit heeft als voordeel dat binnen de onderneming een arbobeleid gevoerd kan worden dat rekening houdt met de specifieke kenmerken van de sector. Een arbobeleid passend voor de situatie in de onderneming en in samenspraak met de werknemers tot stand gekomen dat kan rekenen op draagvlak binnen de onderneming. Een efficiënt arbobeleid tegen zo laag mogelijke kosten en een minimum aan administratieve lasten. Naar verwachting zal de herziening van de Arbowet 1998 met ingang van 1 januari 2007 inwerkingtreden. Relevante ontwikkelingen Naar verwachting wordt het wetsvoorstel herziening Arbowet in week 38 (18 t/m 22 sept.) van dit jaar in de Tweede Kamer behandeld.
b) Deregulering ATW Stand van zaken De Arbeidstijdenwet kent twee doelstellingen. Ten eerste het beschermen van de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de werknemer door het stellen van minimumvoorschriften voor arbeids- en rusttijden en ten tweede de combinatie van werk en privé vergemakkelijken. Een te grote regeldichtheid op het gebied van arbeids- en rusttijden kan verhinderen dat werkgevers en werknemers zelf oplossingen vinden en toepassen die zijn toegesneden op de situatie in de eigen sector of onderneming en staat er aan in de weg dat betrokkenen hun eigen verantwoordelijk kunnen nemen. De regels omtrent de arbeids- en rusttijden worden beperkt zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan de doelstellingen van de wet. Relevante ontwikkelingen De Tweede Kamer heeft op 6 september gedebatteerd over het wetvoorstel Vereenvoudiging ATW. Naar verwachting zal het wetsvoorstel worden aangenomen.
7
• Excelleren
a) Aandacht voor prijzen/keurmerken Stand van zaken Prijzen en keurmerken kunnen ertoe bijdragen dat organisaties het belang van sociale innovatie gaan inzien. De winnaars fungeren als rolmodel voor andere organisaties. Er zijn al verschillende prijzen en keurmerken zoals de AWVN-Innovatietrofee, de Nationale Prijs voor de Best Lerende Organisatie/Hoogvlieger, de Ginjaar-Maas Prijs en het IiP (Investors in People) keurmerk. - De AWVN-Innovatietrofee is een jaarlijkse prijs voor het bedrijf dat in dat jaar het meest inspirerende voorbeeld biedt van sociale innovatie. De instelling van de prijs vloeit voort uit het AWVN-concept Slimmer werken. Om voor de trofee in aanmerking te komen , moeten organisaties niet alleen concrete invulling geven aan sociale innovatie, maar ook aandacht hebben voor draagvlak binnen de organisatie. - Om Nederlandse organisaties te stimuleren tot kennisdeling en ontwikkeling hebben Investors in People Nederland en Great Place to Work Institute de prijs Hoogvlieger in het leven geroepen. Rondom deze prijs wordt een seminar in de vorm van een leerdoel georganiseerd dat goede praktijkvoorbeelden laat zien van ‘lerende organisaties’. - In 2006 wordt voor het eerst de Ginjaar-Maas Prijs uitgereikt aan een project of initiatief dat volwassen werkenden of werkzoekenden stimuleert tot (verder) leren om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Het kan tevens gaan om een project dat gericht is op het leren van de basisvaardigheden die nodig zijn om maatschappelijk (weer) te kunnen participeren. Met het instellen van de prijs wordt beoogd aan dergelijke projecten meer bekendheid te geven, waardoor deze op meerdere plekken en/of door meerdere organisaties gebruikt gaan worden. - Er bestaat ook een keurmerk dat arbeidsorganisaties certificeert die hun opleidings- en ontwikkelingsactiviteiten integreren met hun strategie en doelstellingen (Investors in People). Investors in People is in 2000 door EZ in Nederland geïntroduceerd. IiP verleent organisaties het certificaat Investors in People als men aan bepaalde eisen voldoet, zoals goede interne communicatie. Er zijn 120 erkende organisaties en 53 organisaties zijn bezig met het behalen van de erkenning. - Het partnerschip Leren Ondernemen, dat op 14 november 2005 van start is gegaan, is een krachtenbundeling van partijen die actie zijn op het gebied van Ondernemerschap & Onderwijs. Zij stellen zich ten doen het ondernemerschap in Nederland te stimuleren door hier meer aandacht voor te creëren in het onderwijs. Het is van toepassing op de onderwijssectoren middelbaar en hoger beroepsonderwijs en universitair onderwijs. Elk jaar zal het partnership Leren Ondernemen een prijs (Leren Ondernemen) uitreiken aan het meest innovatieve en ondernemende project op een school. - Euroskills is een beroepenwedstrijd op Europees niveau ter promotie van het beroepsonderwijs en vakmanschap. Het wil een bijdrage leveren aan het verbeteren van het imago van het vakmanschap om de in- en doorstroom in het beroepsonderwijs te vergroten. Dit wil men bereiken door veel aandacht te schenken aan de presentatie van beroepen en de samenwerking met het bedrijfsleven in de vorm van wedstrijden, informatiemarkten en conferenties. Het kabinet onderschrijft het belang van gerichter aandacht besteden aan deze prijsuitreikingen en keurmerken.
8
Relevante ontwikkelingen - De Ginjaar-Maas prijs wordt op 28 september tijdens de Landelijke Manifestatie Week van het Leren te Utrecht uitgereikt. - Op 4 oktober 2006 organiseert het partnership Leren Ondernemen het congres Succesvol Leren Ondernemen - De uitreiking van de eerste Leren Ondernemen prijzen, zal plaatsvinden op 13 december 2006 - Euroskills wordt in september 2008 gehouden - IiP-NL wordt binnenkort overgenomen door TNO zodat de effectiviteit verhoogd kan worden
b) Mastering Growth Programma Stand van zaken Het Mastering Growth Programma gaat uitgebreid in op de voorwaarden voor succesvolle groei. Snelgroeiende bedrijven 3 zorgen namelijk voor relatief veel nieuwe banen en zijn innovatiever dan andere bedrijven. In 2010 moet Nederland de achterblijvende positie bij het aandeel snel groeiers in de bedrijvenpopulatie ten opzichte van de benchmarklanden 4 hebben ingelopen. Het Ministerie van Economische Zaken heeft daarom samen met de Baak, Port4Growth en Syntens het Programma Mastering Growth opgezet bestaande uit vier unieke masterclasses afgestemd op de verschillende groeifasen van bedrijven. - regionale Leren van Elkaar Kringen voor bedrijven van 5 tot 15 medewerkers - regionale Masterclass Emerging Growth voor bedrijven van 15 tot 35 medewerkers - nationale Masterclass Fast Growth voor bedrijven vanaf 35 medewerkers - Invitational Masterclass for Growth voor bedrijven vanaf 250 medewerkers Er is veel aandacht voor de rol en invloed van de ondernemer op het groeiproces van het bedrijf. Naast onderwerpen als financiering wordt ook aandacht gegeven aan visie, strategie, cultuur en leiderschapsrollen. Relevante ontwikkelingen De data van de masterclasses worden in overleg met de deelnemers bepaald. Er zijn reeds vier Leren van Elkaar Kringen Snelle Groeiers gestart. De eerste modules van de masterclasses Emerging Growth en Fast Growth starten dit najaar.
3 4
Ondernemingen waarbij de werkgelegenheid in drie jaar tijd met minstens 60% is toegenomen. Benchmarklanden zijn: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Verenigd Koninkrijk, Japan en de Verenigde
Staten.
9
• Ontsluiten van Kennis
a) Syntens Programma Sociale Innovatie/organisatorische innovatie Stand van zaken Syntens is het innovatienetwerk voor ondernemers. De integratie van zowel technologische als niet-technologische aspecten zijn van belang bij innovatiestimulering. EZ/Syntens zijn in 2005 van start gegaan met het programma Sociale Innovatie met als doelstelling: het bereiken van een ondernemingsklimaat waarin weerstand in een bedrijf wordt omgezet in veranderingsbereidheid. Dat doet Syntens door advies aan individuele ondernemers te geven. Omdat veel MKB-ondernemers sociale innovatie associëren met CAO-gerelateerde onderwerpen als langer werken en flexibele inzet van personeel, hanteert Syntens sinds 2006 de term organisatorische innovatie. Het Programma Sociale Innovatie focust zich op: - de ondernemer als vernieuwer en leider - innovatieve onderneming (strategie, cultuur, flexibele en lerende organisatie, kennismanagement en creativiteit) - vermarkten van de innovatie en samenwerking Syntens heeft in 1005 ongeveer 1500 Innovatieve Actie Plannen (IAP) opgezet, veelal gericht op Sociale Innovatie. Relevante ontwikkelingen In de eerste zes maanden van dit jaar zijn: - 233 korte adviezen (4 uur) en 460 lange adviezen (16 uur) gegeven - ruim 800 Innovatieve ActiePlannen opgezet - 68 workshops gegeven - 32 bijeenkomsten georganiseerd
b) Uitbreiding innovatievouchers Stand van zaken In 2005 is de innovatievoucher geïntroduceerd als instrument om enerzijds de kennisvraag bij het MKB te stimuleren en anderzijds het kennisaanbod van de kennisinstellingen een meer vraag gestuurd karakter te geven. Met een innovatievoucher kan een MKB-ondernemer een kennisvraag uitzetten bij de kennisinstelling die onder de regeling vallen. Kennisvragen kunnen hierbij ook liggen op het gebied van organisatorisch onderzoek. In 2005 is ervaring met dit instrument opgedaan bij een aantal pilots. Vanuit het FES is een budget van € 60 miljoen voor 2006 en 2007 beschikbaar gekomen voor innovatievouchers en innovatieprestatiecontracten (IPC’s) (zie onderdeel c). In mei 2006 is de regeling voor innovatievouchers gepubliceerd. Op basis hiervan kunnen er dit jaar 3000 kleine en 3000 grote vouchers door SenterNovem worden verstrekt. Een kleine voucher is 2500 euro waard en kan eenmalig worden verkregen. Grote vouchers zijn 7500 euro waard en worden eenmaal per jaar aan een MKB-ondernemer verstrekt. Ondernemers moeten bij de grote vouchers 1/3 van de totale projectkosten zelf bekostigen. De overheid draagt dus maximaal 5000 euro bij. Het CPB voert in het najaar van 2006 een effectmeting op de pilots uit.
10
c) Innovatieprestatiecontracten (IPC’s) Stand van zaken Er zijn door EZ verschillende pilot innovatieprestatiecontracten afgesloten. In deze pilots hebben circa 30 bedrijven een subsidie gekregen om gedurende 3 jaar hun, voor de IPC opgesteld innovatieplan, uit te voeren onder begeleiding van een penvoerder. De penvoerder bevordert het tot stand komen van samenwerkingsprojecten. De pilot IPC is niet specifiek gericht op sociale innovatie. Incidenteel komt het voor dat er een scholingsaspect zit aan een innovatietraject. De bedrijven geven dit aan in hun aanvraag. Relevante ontwikkelingen Vanuit de ervaringen met de pilot IPC wordt een nieuw basisinstrument gevormd waarmee het innovatief vermogen van het MKB wordt bevorderd door o.a. meer kennisoverdracht en samenwerking te stimuleren.
11
3. Uiteenzetting van de verdere plannen op het gebied van sociale innovatie met het oog op de toekomst a) ESF programma 2007-2013 Inleiding Eén van de prioriteiten in het ESF programma 2007 – 2013, is het vergroten van het aanpassingsvermogen en het investeren in menselijk kapitaal. Hieronder valt sociale innovatie, gericht op het verhogen van de arbeidsproductiviteit. Voor het onderdeel sociale innovatie wordt per jaar € 5 miljoen beschikbaar gesteld. Voorbehoud Het ligt in de bedoeling om de uitgangspunten voor het ESF programma voor de periode 2007-2013 uiterlijk 1 oktober aan de Tweede Kamer aan te bieden. Daarna, waarschijnlijk begin november, wordt het aangeboden aan de Europese Commissie, die het programma dient goed te keuren. Onderstaande informatie over het ESF programma is dus onder voorbehoud. Thema’s en activiteiten In het ESF programma worden onder sociale innovatie vier thema’s geplaatst: 1) Thema: Slimmer werken; werkprocessen en omstandigheden slimmer organiseren zodat met dezelfde input (mensen, middelen en materialen) een beter resultaat kan worden bereikt. 2) Thema: Organiseren van werk; flexibelere organisaties realiseren 3) Thema: Nieuwe verhoudingen in arbeidsorganisaties 4) Thema: Sociale innovatie in het MKB Rechtspersonen zullen in staat worden gesteld om voor ESF-financiering in aanmerking te komen op bovengenoemde thema’s.
b) Centrum voor Sociale Innovatie (CSI) Inleiding Het Innovatieplatform heeft op 22 mei het kabinet positief geadviseerd over de oprichting van een Centrum voor Sociale innovatie (CSI). De ministers Brinkhorst, de Geus en van der Hoeven gaven op 23 juni 2006 het startsein voor de oprichting van het Centrum voor Sociale Innovatie. Zij zetten hun handtekening onder een symbolische akte van oprichting, net als vertegenwoordigers van de zeven betrokken organisaties; werkgeversvereniging AWVN, FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond, de vereniging van ondernemers in de technologisch-industriële sector FME-CWM, RSM Erasmus University, TNO, AIAS (Universiteit van Amsterdam) en het Innovatieplatform. Het Centrum richt zich op lopende en voorgenomen activiteiten van werkgevers, werknemers, wetenschap e.a. en zal dit vertalen naar een praktisch meerjarenprogramma ter ondersteuning van acties die binnen ondernemingen van de grond moeten komen. De nadruk van activiteiten ligt op bewustwording en de uitwisseling van kennis van effectieve en succesvolle aanpakken en best practises. Naast het uitwisselen en het verspreiden van kennis over Sociale Innovatie, zal het CSI ook praktische experimenten organiseren met branches, bedrijven en publieke instellingen. EZ zal concrete activiteiten uit het businessplan steunen met een bijdrage van maximaal € 350.000,- van 2006 t/m 2010. OCW zal een bijdrage leveren van € 350.000,- van
12
2007 t/m 2010. SZW draagt op verschillende manieren bij aan het Centrum Sociale Innovatie. Allereerst labelt SZW € 1 mln van het bedrag dat SZW in het kader van TNO doelfinanciering besteedt, als bijdrage aan het CSI (zie onder onderdeel c TNO doelfinanciering). Daarnaast ondersteunt SZW concrete projecten op het terrein van sociale innovatie financieel. Aan onderstaande projecten heeft SZW reeds een subsidie toegekend: - Project O&O-fondsen Uitvoering: FNV Bondgenoten en CNV Bedrijvenbond. Doelstelling: Het optimaliseren van de bijdrage die O&O-fondsen leveren aan de ontwikkeling van werknemers, om prestatie-indicatoren te formuleren en om kritische succesfactoren te kunnen benoemen. Het project bestaat o.a. uit analyses van bestaande literatuur en gesprekken met zowel werknemers als O&O-fondsbestuurders. - Project leidinggevenden Uitvoering: FNV Bondgenoten. Doelstelling: Het krijgen van meer inzicht in (en invloed op) de rol van de direct leidinggevende in de vorming van arbeidsverhoudingen, arbeidsvoorwaarden en de kwaliteit van het werk. Het idee is dat CAO-partijen dan meer effectieve CAO-afspraken en HRMbeleid tot stand kunnen laten komen. Na vaststelling van een theoretisch kader zullen minstens 100 leidinggevenden bevraagd worden en met maximaal 25 leidinggevende een verdiepende analyse worden uitgevoerd. - Project plezier in het werk Uitvoering: CNV-Vakcentrale Doelstelling: Het organiseren van een congres waarin CNV Dienstenbond speciaal aandacht wil besteden aan plezier in het werk. Voorafgaand aan het congres zijn de deelnemers verzocht deel te nemen aan een internetonderzoek naar plezier in het werk. Tijdens het congres, eind juni 2006, zijn de onderzoeksresultaten gepresenteerd en bediscussieerd. De vragenlijst en het achterliggende model zijn in samenwerking met de Technische Universiteit Eindhoven ontwikkeld. De bevindingen zullen worden doorvertaald naar het arbeidsvoorwaardenoverleg. Relevante ontwikkelingen Het Centrum voor Sociale Innovatie is voorlopig ondergebracht bij het Projectbureau van het Innovatieplatform in Den Haag. In oktober worden de eerste workshops en kleine conferenties voor specifieke doelgroepen georganiseerd.
c) TNO-doelfinanciering 2007 - 2010 Stand van zaken Onder TNO-doelfinanciering wordt het programma ‘slimmer werken en arbeid en zorg’ uitgevoerd. Dit programma spitst zich toe op drie hoofdthema’s: Arbeid en Zorg, Employability en Arbeidstijdenmanagement. Het beoogde einddoel is dat er sprake is van minimaal algemeen geldende wettelijke regels en dat er, voor zover nodig, regels in de (bedrijfstak)CAO vastgelegd zijn of met OR-en worden gemaakt naast werkafspraken die aan de bedrijven en instellingen voldoende ruimte bieden om zo goed mogelijk te presteren en tevens aan de medewerkers ruimte bieden voor ontplooiing en bescherming tegen te hoge arbeidsbelasting.
13
Per thema wordt verkend: - Wat precies geregeld is, welke bedrijven, instellingen of branches de grenzen van de huidige regelgeving hebben opgezocht en willen overschrijden - Welke ervaringen ze daarbij hebben opgedaan - Wat ten aanzien van deze thema’s best practises zijn in andere Europese landen - Hoe de state of the art in verruimen van de regels in de diverse sectoren is - Wat voor een bepaald bedrijf, instelling of branche interessante nieuwe combinaties van zelfregulering en (minimale wettelijke )regulering zijn - Wat de ervaringen zijn met experimenten daarmee - Hoe de goede ervaringen kunnen worden omgezet in nieuw beleid enerzijds en in brede toepassing anderzijds. Over de precieze invulling is nog overleg gaande. Aansluiting beleid overheid Er wordt kennis ontwikkeld die kan bijdragen aan de oplossing van het volgende vraagstuk: Hoe kan de overheid door het stimuleren van zelfregulering en beperkte regelgeving bevorderen (of althans niet belemmeren) dat de productiviteit in arbeidsorganisaties sneller groeit waarbij de talenten van medewerkers worden benut en verder ontplooid en de arbeidsbelasting, waaronder de belasting door de combinatie van arbeid en zorg, niet toeneemt. Het gaat hier om ‘slimmer werken’ omdat daarvan sprake is als een arbeidsorganisatie meer of beter presteert met minder arbeidsinspanning.
d) 7 – 7 Concept; Tijd voor Arbeid & Zorg Inleiding Mensen die arbeid en zorg combineren, lopen vast in de ‘logistiek’ van het dagelijks leven, daarom wordt er aan een nieuw tijdskader gewerkt van 7 tot 7 uur. Ondanks alle veranderingen leven we nog steeds in een 9-5 samenleving. Er is behoefte aan ruimte aan de ‘randen van de dag’ bijvoorbeeld van 7-7. Sociale Innovatie, slimmer werken, is dé strategie om arbeidsproductiviteit en participatie te verhogen. Slimmer werken betekent ook oog hebben voor maatschappelijke trends en ontwikkelingen, inspelen op veranderde leefpatronen van werknemers en de diversiteit in de samenleving en daarop antwoorden zoeken. De aanpak Met de aanpak van ‘7 tot 7’ wordt langs drie sporen gewerkt. • Ontwikkeling van interdepartementaal beleidskader ‘7 tot 7, tijd voor arbeid en zorg’ • Aanzwengelen van het debat • Realisatie in de praktijk en afspraken met relevante partners Doel van deze aanpak is het, gezamenlijk met andere relevante partners, aanzwengelen van het maatschappelijke debat over verruiming, afstemming en flexibilisering van werk- en openingstijden en het agenderen en stimuleren van verandering en vernieuwing op dit vlak. Stand van zaken • In maart 2006 is de interdepartementale werkgroep 7 tot 7 van start gegaan met een eerste inventarisatie van relevante beleidsontwikkelingen en momenten. • Inmiddels is er een start gemaakt met het aanzwengelen van het maatschappelijke debat over tijd voor arbeid en zorg. • Voor het opzetten van het 7 tot 7 concept in de praktijk is op dit moment een integrale pilot in Almere in voorbereiding. Ook wordt op dit moment nagegaan hoe met kansrijke 14
lokale tijdsinitiatieven een slag naar meer structureel tijdsbeleid gemaakt kan worden met een pilot gemeentelijke tijdsinitiatieven. Tot slot worden projecten die op dit moment lopen (54) nadrukkelijk met de 7 tot 7-bril worden gevolgd zodat wat ontwikkeld en geleerd wordt breed toepasbaar is. Projecten ESF3 Dagindeling richten zich op: - kleinschalig ondernemerschap en persoonlijke dienstverlening - betere afstemming van werk- en openingstijden (lokale tijdinitiatieven) - flexibele werktijden en levensloopbestendig personeelsbeleid. Relevante ontwikkelingen In het najaar zal in ieder geval gericht publiciteit worden gezocht op de volgende momenten: bij de start van de Pilot 7 tot 7 in een gemeente, bij de presentatie van de uitkomsten van het Nederlandse Tijdsbestedingsonderzoek op de netwerkbijeenkomst 7 tot 7 op 18 oktober en bij de Regiobijeenkomst 7 tot 7 in de provincie Zeeland. In september komt, op verzoek van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, een SER-advies Mobiliteitsmanagement beschikbaar waar ingegaan wordt op de bijdrage die nieuwe vormen van dagindeling (telewerken, flexibele werktijden en flexibele openingstijden) kunnen leveren aan afvlakking van de spitspieken. Daarbij wordt ingegaan op kansrijke oplossingen en branches en de rol van overheid en bedrijfsleven. Vervolg Op basis van ervaringen met de resultaten van de pilots die in 2007 worden afgerond in combinatie met resultaten van onderzoek en verkenning van mogelijkheden voor het maken van meer structurele afspraken zal een vervolgkoers 2007 – 2010 bepaald worden.
Met al deze in gang gezette activiteiten hopen wij dat sociale innovatie een andere dimensie aan de economie en arbeidsmarkt zal toevoegen. Door slimmer te werken kunnen bedrijven nog grotere productiviteitsvoordelen halen.
15