Bijlage 1: Algemene toelichting
Toelichting op de activiteit De activiteit bestaat uit het plaatsen van 9000 zonnepanelen met een capaciteit van 2,3 MWp op frames die op het maaiveld geplaatst zullen worden. Voor de fundatie zal maximaal gebruik worden gemaakt van 4500 staanders op een diepte van 1 tot 2 m-mv (of 2400 staanders met elk 4 pinnen die onder een hoek van 45 graden een diepte bereiken van 1 m-mv.). Hiervan zullen maximaal 1000 staanders in de beschermingszone van een primaire waterkering geplaatst worden (of 700 staanders met elk 4 schuine pinnen). Ten behoeve van de procesbeheersing en de aansluiting van de zonnepanelen op het elektriciteit netwerk zal in het zonnepanelen park een 40 foot zeecontainer geplaatst worden. Deze zal niet worden voorzien van fundatie, anders dan dat deze geplaatst zal worden op verharding (zoals bijvoorbeeld stelconplaten).
Aanvraagformulier – onderdeel bouwen Bouwkosten In het digitale aanvraagformulier zijn de op te geven kosten vermeld als ‘0’ omdat het technisch niet mogelijk is om een verwijzing naar een bijlage in te vullen. De juiste opgave is vermeld in bijlage 7. Oppervlak bebouwd terrein Het bebouwd oppervlak is niet gespecificeerd in het ‘onderdeel bouwen’. De toename van het bebouw oppervlak door de container is nihil ten opzichte van het reeds bebouwd oppervlak. In de paragraaf ‘Bestemmingsplan en keur’ van deze bijlage is beredeneerd dat het bestemde bebouwingspercentage niet wordt overschreden. Gebruiksfuncties en verblijfsoppervlakte De 40 foor container is uitsluitend bestemd voor het herbergen van technische installaties, zoals een trafo en ICT apparatuur voor procesmonitoring. De container zal waarschijnlijk wel betreedbaar zijn voor een persoon voor het uitvoeren van technisch onderhoud dat incidenteel zou kunnen plaatsvinden. Uiterlijk bouwwerk/welstand De container zal volledig bestaan uit metaal en worden uitgevoerd in de kleur grijs.
Aanvraagformulier – onderdeel milieuneutraal veranderen Planning GDF SUEZ is voornemens de voorgenomen activiteit in maart 2016 aan te bieden voor subsidie. Hiervoor is het noodzakelijk om over de benodigde vergunningen te beschikken. Het project zal ontwikkeld worden nadat de SDE+-subsidie is toegewezen.
Bestemmingsplan en keur Bestemming Op de Maxima-centrale is het bestemmingsplan Buitengebied 2009 van de Gemeente Lelystad van toepassing (NL.IMRO.0995.BP00038-VG01; vastgesteld op 18-2-2014). Het gebied is overeenkomstig onderstaande afbeelding bestemd als ‘Bedrijf – Nutsbedrijf’ en als zodanig “bestemd voor nutsbedrijven” en ‘bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen parkeerplaatsen en tuinen”. Het zonnepanelen park heeft tot doel (grootschalige) elektriciteitsproductie, overeenkomstig de hoofdactiviteiten van GDF-SUEZ en de Maxima-centrale in het bijzonder, en is passend binnen het begrip nutsvoorziening. Het zonnepanelenpark valt hiermee binnen het vingerende bestemmingsplan.
Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
Bebouwingspercentage In de bestemmingsregels is voor de onderhavige bestemming ‘Nutsbedrijf’ onder meer opgenomen: “het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak mag ten hoogste 60% bedragen”. In de inleidende regels van het bestemmingsplan is het bebouwingspercentage gedefinieerd als: “de oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak, of binnen een bestemmingsvlak indien daarbinnen geen bouwvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak”. Het begrip bebouwing is gedefinieerd als: “één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde”.
E.e.a. betekent voor de Maxima-centrale dat de zonnepanelen, die op frames op het maaiveld geplaats zullen worden, meetellen als bebouwd oppervlak. Voor de bepaling van het bebouwingspercentage is het gehele bestemmingsval van toepassing (er is geen bebouwingsvlak aangeduid). Het gehele bestemmingsvlak omvat circa 76 hectare. Deze is groter dan het huidige eiland van de Maxima-centrale. Het bebouwbaar oppervlak van het eiland (dus excl. water) bedraagt circa 14 hectare. Het is daarmee praktisch niet mogelijk om het bebouwingspercentage van 60% te overschrijden zonder het bestaande eiland uit te breiden (ter informatie: het bebouwd oppervlak van alleen het gebied waarop de zonnepanelen zijn voorzien is circa 47% - rijen panelen v.s. de vrije ruimte tussen de rijen). Bouwhoogte In het bestemmingsplan is aangegeven dat de maximale bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 3 meter mag zijn en van “overige; andere gebouwen” maximaal 10 meter mag zijn. De zonnepanelen zullen in elk geval niet hoger worden dan 2,5 m boven het maaiveld. Gebiedsaanduiding: Beschermingszone - Dijk Op basis van de Keur van het Waterschap Zuiderzeeland zijn delen van het gebied waarop het zonnepanelen park is voorzien aangewezen als beschermingszone van een regionalen en/of primaire waterkering. Hierom zal gelijktijdig met de aanvraag om een Wabo-vergunning tevens bij het Waterschap Zuiderzeeland een Waterwetvergunning (keur) aangevraagd worden.
Indicatieve opstelling en constructietekeningen In bijlage 3 is de opstelling van de zonnepanelen weergegeven. Tevens is hierin aangegeven waar de container voor de technische installaties is voorzien. In de bijlagen 5 en 6 zijn de constructietekeningen opgenomen van de zonnepanelen en de container.
Flora en faunawet In de periode 2015-2016 is op het terrein van de nu voorziene activiteit een oude elektriciteitsproductie-eenheid gesloopt (eenheid FL30). Voor dat project is in 2014 in het kader van de Flora- en faunawet een ecologisch onderzoek uitgevoerd door Bureau Waardenburg. Dit onderzoek had betrekking op het gehele terrein waarop nu de zonnepanelen zijn voorzien. Dit was deels omdat er daadwerkelijk gebouwen en installaties op het terrein gesloopt gingen worden, en voor het overige deel omdat die gronden aan de sloper beschikbaar gesteld zouden worden als werkterrein voor de sloopactiviteiten. In de navolgende illustratie is te zien welke gebieden bij het sloopproject betrokken waren en in het kader van de Flora- en faunawet beoordeeld zijn.
In paragraaf 3.2 van het ‘Activiteitenplan ten behoeve van de sloop van Flevo 30 (Bureau Waardenburg, 27 november 2014) in onder de kop ‘Planten’ aangegeven: “er zijn geen beschermde soorten aangetroffen. Er is geen sprake van beschermde muurvegetatie op het te slopen object. Rondom de te slopen delen bevinden zich enkele verruigde gazons en bosschages met jonge boomopschot. Het plangebied beschikt in haar huidige vorm geen potenties voor strikt(er) beschermde platensoorten door het ontbreken van de juiste biotopen en groeiplaatsomstandigheden”. Onder de kop ‘Ongewervelden ‘ is geschreven: “In het plangebied zijn geen beschermde soorten aangetroffen. Soorten- en bloemrijke vegetaties voor dagvlinders ontbreken, tevens bevinden zich geen geschikte wateren op het terrein waar soorten als platte schijfhoren en libellen kunnen voorkomen. Het plangebied beschikt in haar huidige vorm geen potenties voor strikt(er beschermde ongewervelden door het ontbreken van de juiste biotopen en leefomstandigheden”. Voort is in het Activiteitenplan onder de koppen Amfibieën en Reptielen aangegeven dat daarvoor geen geschikte leefomgevingen aanwezig zijn en ook niet zijn aangetroffen. Met betrekking tot grondgebonden zoogdieren is aangegeven dat er geen strikt(er) beschermde zoogdieren zijn waargenomen of sporen daarvan zijn aangetroffen en dat het terrein naar aard en samenstelling van de biotopen ook geen (onderdeel) vormt van leefgebied van strik(er) beschermde soorten zoogdieren. Sinds de uitvoering van het ecologisch onderzoek is het terrein intensief gebruikt door de sloopactiviteiten. In de bijlagen van deze aanvraag (huidige situatie) zijn recente foto’s opgenomen voor het betreffende terrein.
Het Activiteitenplan Flora- en faunawet van de sloop van Flevo 30 is in de bijlagen 9 aan deze aanvraag toegevoegd.
Natuurbeschermingswet De Maxima-centrale ligt op circa 100 meter van het Natura-2000 gebied IJsselmeer. Het IJsselmeer is aangewezen voor diverse soorten habitattypen, soorten uit Bijlage II van de Habitatrichtlijn, broedvogels en niet-broedvogels. De aangewezen habitattypen bevinden zich op grote afstand van de locatie. De soorten uit de bijlage II van de Habitatrichtlijn zijn de rivierdonderpad, meervleermuizen, de Noorse woelmuis en de groenknolorchis. Geen van deze soorten zijn bij eerdere ecologische onderzoeken (waaronder bij onderzoek in 2014 in het kader van de sloop van Flevo 30) op de locatie aangetroffen. De oevers van het eiland van de Maxima-centrale is wel geschikte biotoop voor de rivierdonderpad. De nu voorgenomen activiteit heeft hierop echter geen invloed. Rond de Maxima-centrale, waaronder in de haven van het eiland, zijn aanzienlijke aantallen nietbroedvogels aanwezig, waaronder soorten waarvoor instandhoudingsdoelen voor het IJsselmeer zijn vastgesteld. Van verstoring van deze soorten zal bij de aangevraagde activiteit geen sprake zijn. In de gebruiksfase van de zonnepanelen is nagenoeg geen toename van geluid (op basis van het geluidrapport in de bijlagen van deze aanvraag aangemerkt als ‘volledig verwaarloosbaar’). Ook in de kortstondige aanlegfase zal de toename van het geluidvermogen niet leiden tot een beduidende toename van geluid ten opzichte van het gangbare geluidniveau op de locatie. Deze tijdelijke toename zal bijvoorbeeld veel minder zijn dan de reguliere geluidsniveaus tijdens de sloop van de elektriciteitsproductie-eenheid FL30, waarvoor in 2015 was vastgesteld dat er geen sprake was van een significant effect (Bureau Waardenburg, Natuurtoets amovatie eenheden FL30 en 32 Maximacentrale, 20 januari 2015) en waarvoor door het bevoegd gezag was vastgesteld dat daarvoor geen Nbw-vergunning nodig is. De Maxima-centrale ligt op te grote afstand van de gebieden waar de vogels broeden waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn opgenomen (c.q. de Oostvaardersplassen). Ook voor die soorten die grotere afstanden overbruggen om tijdens de broed te foerageren ligt de Maxima-centrale op te grote afstand om als hierop invloed te kunnen hebben (Bureau Waardenburg, Natuurtoets amovatie eenheden FL30 en 32 Maxima-centrale, 20 januari 2015). Ten aanzien van de voorgenomen activiteit zijn er twee potentiële vormen van verstoring denkbaar. Dit betreft verstoring van broed- en niet-broedvogels door geluid en reflectie van de zonnepanelen. Reflectie zou daarnaast mogelijk verstorend kunnen werken op trekvogels. Zowel in de aanlegfase als in de gebruiksfase van de zonnepanelen is nagenoeg geen toename van geluidemissie (niet in verhouding staand tot bijvoorbeeld sloop en reguliere activiteiten binnen de inrichting). Verstoring van broed- en niet-broedvogels is daarmee op voorhand uit te sluiten. De panelen worden voorzien van een Anti-Reflectie Coating die de reflectie beperkt (tevens gunstig voor de energetische opbrengst). Het is daardoor onwaarschijnlijk dat verstoring van vogels zal
plaatsvinden. Ten aanzien van trekkende vogels is daarnaast rond het eiland voldoende ruimte om het eiland te ontwijken. Bij de activiteiten waarop deze aanvraag betrekking heeft, vindt geen stikstofemissie plaats. Er is derhalve geen Aerius-berekening uitgevoerd. Bij de afwezigheid van mogelijke negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen en de afwezigheid van stikstof-emissies ten gevolge van de voorgenomen activiteit is er geen sprake van een melding- of vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet. Ter informatie is de Natuurtoets van de sloop van FL30 in bijlage 10 van deze aanvraag opgenomen.