Bijenproducten, met name honing.
“Honing is een godenspijs, te goed als voedsel voor gewone stervelingen.”
Inhoud-1 1. Honingproductie in Nederland, de EU en de Wereld. 2. Grondstoffen voor honing. • • •
Plantensap . Nectar. Honingdauw.
3. Verzameling en bewerking door de bij. • •
Organen van de bij: Monddelen, honingblaas en klieren. Opname en bewerking: Overdracht van nectar, indikkingsproces, rijpingsproces.
Inhoud-2 4. De oogst en de behandeling. • • • • • • • • •
Hygiëne. Afname. Vervoer Ontzegelen. Slingeren. Zeven. Rusten en afschuimen. Vloeibaar maken. Verkopen.
5. Andere bijenproducten. •
Stuifmeel, Propolis, Koninginnengelei, Was, Bijengif.
6. Literatuur.
1. Honingproductie in Nederland, de EU en de Wereld. 1. Nederland: • Consumptie: 6000 ton • Productie: 900 ton 2. Europese Unie: • Productie: 196.464 ton (2008) • 54,2% zelfvoorzienend en de rest import (150.000 ton). • Per persoon 0.7 kg (2005). 3. Wereld: • Productie: 1.496.416 ton
1. Honingproductie in Nederland, de EU en de Wereld.
1. Honingproductie in Nederland, de EU en de Wereld.
2. Grondstoffen voor honing. Plantensap. • Vervoer via zeefvaten van de plant. • Osmotisch onevenwicht. • Afscheiding via de nectarklieren in de bloem (floraal) of andere bovengrondse delen (extrafloraal). • Nectarklieren zijn in principe sapventielen voor de regeling van de sapdruk in de plant.
2. Grondstoffen voor honing. Nectar. • • • • •
Wordt afgescheiden via de nectariën. Bijen worden daardoor aangelokt. Floraal of extrafloraal. Floraal dient de insekten bestuiving. Invloed op de productie door de leeftijd van de plant, bloeistadium, soort, grondsoort, weersomstandigheden, temperatuur, lucht- en bodemvochtigheid, moment van de dag en belichting. • Aantrekkingskracht voor de bij: suikerconcentratie, suikersoort en andere stoffen. • Suikerhoudende vloeistof, overwegend sacharose (5-25%) + water (75-95%)
2. Grondstoffen voor honing. Honingdauw. • Blad- en schildluizen boren verbindingen naar de zeefvaten. • Opzuigen van plantensap → maag → toevoeging van enzymes → uitscheiding. • Bijen en mieren verzamelen deze zoete uitscheiding (honingdauw).
3. Verzameling en bewerking door de bij. Organen. Volkssterkte is zeer belangrijk. De bij neemt de vloeibare voedingsstoffen op met de monddelen en slaat ze daarna op in de honingmaag en het darmkanaal. Tijdens dit proces voegen meerdere klieren stoffen toe aan de nectar. Organen van de bij die gebruikt worden bij dit proces: • De monddelen • De honingmaag • De klieren.
3. Verzameling en bewerking door de bij. Organen. Het opzuigen van de nectar verloopt via: • Zuigsnuit (GLS). • Mondopening (MO) • Zuigkracht doordat de mondholte(MH) wordt vergroot. • Slokdarm (SD)
3. Verzameling en bewerking door de bij. Organen. Na het opzuigen door de monddelen passeert de nectar achtereenvolgens: • De slokdarm (S) en komt dan terecht in • De honingmaag(H). Voor haar eigen energieverbruik verder: • De proventriculus (PV). • De middendarm (M). • De dunne darm (D).
3. Verzameling en bewerking door de bij. Organen. Klieren voegen stoffen toe aan de nectar die de verteerbaarheid en de houdbaarheid bevorderen: • Voedersapklieren (D1 +V). • Kopspeekselklieren (D3b +KS). • Borstspeekselklieren(D3a).
3. Verzameling en bewerking door de bij. Opname en bewerking
De overdracht: A. Een terugkerende vliegbij geeft de nectar binnen binnenkomst over aan een huisbij. B. De huisbij verwerkt de nectar verder door te mengen met afscheiding van de klieren en in te dikken. C. De halfrijpe honing wordt naar een cel op de raat gebracht.
3. Verzameling en bewerking door de bij. Opname en bewerking Indikkingsproces: • De druppel nectar wordt door de huisbij ritmisch uit de honingblaas gepompt op de tong (a,b,c) • Daarna wordt de nectar als een dun vliesje groter gemaakt op de uitgespreide tong(d,e). Dit heet “honingwurgen”. • En daarna weer opnieuw opgezogen (f). • Dit proces herhaalt zich daarna verschillende keren en het vochtgehalte wordt zo omlaag gebracht. Veel andere bijen ventileren tegelijkertijd. • Honinggeur voor de kast.
3. Verzameling en bewerking door de bij. Opname en bewerking. Het indikkings en rijpingsproces bestaan uit twee delen. Een actief gedeelte (zie vorige dia) en een passief gedeelte dat als volgt verloopt. • De halfrijpe honing wordt na het actieve gedeelte opgeslagen in de cellen. • Kleine druppeltjes aan de celwanden en een dunne laag op de bodem van de cel. Langzaam wordt de cel verder gevuld. • Als de honing bijna rijp is wordt ze verplaatst en worden de cellen voor ¾ gevuld. • Dit hele proces van indikking, vochtonttrekking en rijping kan 1 tot 3 dagen duren.
3. Verzameling en bewerking door de bij. Opname en bewerking. Factoren die het rijpingsproces beïnvloeden zijn: • Oorspronkelijke vochtgehalte van de nectar (± 60%). • De hoeveelheid die opgeslagen wordt per cel. • De ventilatieverhoudingen in het volk (volkssterkte en de grootte van de openingen). • Temperatuur. • Luchtvochtigheid. Pas als de honing rijp is (fructose en glucose (82%) + water (18%)) worden de cellen verder opgevuld en met een luchtdicht wasdekseltje afgesloten. Vochtopname en gistingsgevaar worden daardoor uitgesloten.
4. De oogst en de behandeling. • • • • • • • • •
Hygiëne. Afname. Vervoer. Ontzegelen. Slingeren. Zeven. Rusten en afschuimen. Vloeibaar maken. Verkopen.
4. De oogst en de behandeling. Hygiëne. • Een stofvrije zuivere ruimte voorzien van warm en koud water en een verharde bodem. • Bijendicht i.v.m. roverij. • Ruimtetemperatuur van 20 tot 25° C. • Schone kleding b.v. witte overall, stofjas of schort, haarbedekking. • Schone handen. • Roest vrij staal (slinger, zeef, ontzegelvork, honingvat) gebruiken. • Nylon (zeef). • Plastic (emmers).
Zo niet !!!
Ontzegelen van honingramen in Uruguay
Zo ook niet !!!
Quelle: Dr. W.Mühlen
Maar zo …kan de keuken als een bijendichte slingerruimte dienen
Quelle: Dr. W.Mühlen
4. De oogst en de behandeling. Afname. • Honing is rijp als de cellen voor 2/3 verzegeld zijn. • Rijp = minder dan 18% vochtgehalte → Als uit de ramen van de honingkamer bij de stootproef geen honingdruppels vallen. • Liefst ‘s morgens oogsten → nog geen nieuwe nectar. • Alleen ramen zonder broed. Niet uit de broedkamers. • Spaarzaam rook gebruiken → honing trekt reuk. • Bijenuitlaat of bijen voor het volk of in een emmer afvegen.
De oogst en de behandeling. Vervoer. • Gesloten vervoer. • Zuivere bak/kast/kist met (klap)deksel. • Plasticfolie op de bodem voor druppelhoning. • Roverij.
4. De oogst en de behandeling. Ontzegelen. • • • • • •
Water en handdoek. Honing trekt water aan (Hygroscopisch). Ontzegelbak. Ontzegelen met vork en mes. Ericatoestel. Rustig en systematisch werken.
4. De oogst en de behandeling. Ontzegelen.
• Optimale slingertemperatuur: 23° C. • Optimale luchtvochtigheid < 60 % !!!! • Hete lucht blazer (2000 Watt) → voordeel: tempo, geen wasdeksels, geen geklieder, weinig wasdeeltjes in het zeef.
4. De oogst en de behandeling. Slingeren. Soorten slingers: 1. Tangentiale (dwars op de middenas). 2. Radiale (loodrecht op de middenas). 3. Zelfwendend. • • • • • •
RVS. Zelf draaien of motor. Reservoir onderin. Dansen van de slinger. Stabiliteit. Langzaam beginnen.
4. De oogst en de behandeling. Zeven. • RVS of nylon. Dubbelzeef of nylonzeef.. • Zo weinig mogelijk contact met lucht → puntzeef. • Zo snel mogelijk ontdoen (= zeven) van wasdeeltjes i.v.m. resten van varroabestrijdingsmiddelen die in vet opslaan → contact met de honing. • Ongezeefd in de emmer en daarna door puntzeef → werkt sneller. • Ramen ‘s avonds teruggeven aan het volk (roverij) of nat opslaan (wasmot).
4. De oogst en de behandeling. Rusten en afschuimen. • Rust → temperatuur (20 – 25° C. ) → luchtblaasjes + onzuiverheden komen naar boven = schuim. • Na 1 of 2 dagen verwijderen (herhalen). • Schuim vertroebelt de honing en bevordert ijsbloemvorming. • Tijdens het “rusten” niet roeren. • Verkoopbaarheid !!. • Schuim → zelf opeten, naar de bijen of suikerdeeg.
4. De oogst en de behandeling. Vloeibaar maken.
Kristallisatie → natuurlijk proces. Beïnvloeding door: 1. Verhouding fructose (34-41% + langzame krist.) en glucose (28-35% + snelle krist.). Acacia, koolzaad,paardebloem. 2. Het vochtgehalte van de honing = verhouding glucose en hoeveelheid water. > 2,1 = krist. < 1,7 = vloeibaar. Refractometer hanteren.
4. De oogst en de behandeling. Vloeibaar maken. 3. Temperatuur. Door invriezen, pasteuriseren = geen krist.. Tussen 10 en 18° C. een snelle kristalisatie. Boven de 25 ° C. een langzame kristalisatie. Verhitting en pasteuriseren verlagen kwaliteit / houdbaarheid en zijn verboden in de EU. Verwarmen tot 40° C. is toegestaan. Tijdens warmtebehandeling roeren versnelt proces. 4. De tijd. Temperatuur en tijd zorgen ook voor een afbouw van glucose in het voordeel van fructose zodat kristallisatie afneemt.
4. De oogst en de behandeling. Verkopen.
De imker is volgens de Warenwet verantwoordelijk voor de kwaliteit van zijn product. Wat betreft honing wil dat zeggen: 1. Imker moet kwaliteitssysteem opzetten dat garantie biedt dat er hygiënisch gewerkt wordt. 2. Imker zorgt dat product voldoet aan de eisen van het Warenwetbesluit honing. 3. Imker moet zijn product op de juiste wijze etiketteren.
4. De oogst en de behandeling. Verkopen. Regels voor het etiket: • Aanduiding honing. • Het land van herkomst. • Naam en adres van imker/verkoper. • “Ten minste houdbaar tot “. • Code voor de productiepartij. De producent moet daarover een registratie bijhouden en kunnen laten zien.
…en bovendien…
36
5. Andere bijenproducten. Stuifmeel.
• • • • • • • • • •
Mannelijke voortplantingscellen van de plant . Zeer uiteenlopend van vorm en grootte. Rijk aan eiwitten → voeding van de (jonge) bij. Weerstand tegen ziekten en levensduur. Jaarlijks 40 tot 50 kg. per volk. Pollenkorfje. Oogsten d.m.v. een stuifmeelval + verwerking. Soorten stuifmeelvallen. Bijenbrood. Bestuiving.
5. Andere bijenproducten. Propolis .
• • • • • • • • •
Kithars → Kleverige, harsachtige stof. Populier, berk, wilg. Functies. Antiseptische werking tegen bacteriën en schimmels. Bevat voornamelijk harsen. Bijen verzamelen vooral vanaf eind juni op dezelfde manier als stuifmeel. Verwerking in de kast. Oogsten van propolis d.m.v. roosters en gaas. Gebruik door de mens vanwege de antibiotische eigenschappen.
5. Andere bijenproducten. Koninginnengelei.
• • • • • •
Afscheiding van de voedersap- en kaaklieren van de jonge bijen (6-10 dgn). Voedsel voor de werkster- en darrelarven gedurende de eerste drie dagen. Koningin wordt uitsluitend hiermee gevoed. Effect van de voeding. Oogsten van koninginnengelei. Door de hoogwaardige proteïnen en aminozuren worden er ginsengachtige eigenschappen aan toegeschreven.
5. Andere bijenproducten. Was. • Aan de kant van de buik, tussen de laatste 4 segmenten, bevinden zich de 8 wasklieren. Deze produceren vloeibare was die onmiddellijk stolt tot kleine schilfertjes: de wasplaatjes. • Bewerking via poten naar de kaken, toevoeging van speeksel en verwerking tot raat. • Jonge werksters (12-18dgn.) produceren was. • Een bijenvolk kan 2 kg. was per jaar produceren. • 1 kg. was = 1 kg. stuifmeel + 10 kg. honing. • Was smelt bij 62 ° C.. • Bewaren van honingramen. • Smelten van was → warm water, stoom, zon.
5. Andere bijenproducten. Bijengif. • Productie door de gifklier. • Jonge bij promoveert tot wachtbij. Gifblaas met eenmalige vulling van 0,3 mg.. • Oogsten van bijengif en het gebruik als bijengiftherapie. • Gifblaas en angel. • Verwijderen en zwelling tegen gaan. • Immuniteit en allergie.
6. Literatuur. 1.
Commissies Honing van de Nederlandse imkerverenigingen en bonden - Cursusboek Honingkunde. (downloaden op de NBVside). 2. Enoch Zander / Anna Maurizio – Der Honig. Stuttgart, 1975. 3. Koninklijke Vlaamse Imkerbond – Honingkursus. Gent, 1987. 4. Dirk Desmadryl - Bijenhouden in de 21e eeuw. Poperinge, 2009. 5. Imkersencyclopedie – J.J.Speelziek e.a.. Ede, 1987. 6. Edmund Herold – Bijen, Honing, Gezondheid. Naarden, 1976. 7. Eva Crane – Honey. London, 1979. 8. Yves Donadieu – Propolis, Oppenau, 2009. 9. Albert Vandijck – De wereldmarkt van honing. In: Vl. Imkerblad, dec. 2011, blz. 370-374. 10. Armin Spürgin – Qualitätshonig erzeugen un schleuderen. In: Die Biene, september 2012, blz.12-13.