Bijeenkomst Kennisprogramma Rioolrenovatie Stichting RIONED Datum: Locatie: Aanwezig:
28 oktober 2014 Stichting RIONED, Galvanistraat 1, Ede Theo Smit dagvoorzitter (directeur Aquario) Arcadis Richard de Groot BAM/De Ruiter/voorzitter NSTT Ane Jutte BAM/Nelis de Ruiter Connie van der Meer CROW Sjaak de Ligt Fugro Mark de Kwaadsteniet Gemeente Arnhem Theo van der Kroon, Casper Stuivenberg Gemeente Boxmeer John Arts Gemeente Boxtel Hans Mols Gemeente Groningen Arjan Geertsema Gemeente Helmond Albert van Empel Gemeente Nijmegen Heino Welman Gemeente Sint Anthonis Perry Peeters HB Adviesbureau Niels Lenior IKT-NL Peter Brink Inrio Edith Jansen Instituform NL Nico van der Veen Grontmij/Kennis Groep Reliningen Rogier van Alphen Kragten Hans van Keeken M.J. Oomen Erica Frakking Nlingenieurs/werkgroep riolering Cees Snaterse NLingenieurs/Grontmij Aad Oomens Royal Haskoning DHV Jerry van den Dries/Paulette Dicker Stichting RIONED Ton Beenen, Hugo Gastkemper, Rob Hermans Vandervalk+degroot Ronald van der Waerdt Swietelsky-Faber NL Frank de Wildt
Verslag:
Mariëlle de Ridder-van Beek (Notuleerbureau De Ridder)
1.
Opening Theo Smit, dagvoorzitter, heet namens Stichting RIONED alle aanwezigen van harte welkom en licht het programma toe.
2.
Bespreking van het commitment: Is het Kennisprogramma van ons allemaal? Rob Hermans is trekker van het kennisprogramma rioolrenovatie. RIONED zag dat rioolrenovatie steeds belangrijker werd en dat er veel behoefte is aan kennis. Er is vaak spraakverwarring en er is veel diversiteit. RIONED wil graag een kennisprogramma ontwikkelen voor de gehele sector waarin alle belanghebbenden aangeven aan welke kennis zij behoefte hebben maar ook welke rol zij daarin willen vervullen. Uiteraard heeft RIONED daar ook een rol in, maar wij zien onszelf als een van de partijen en willen dit graag samen doen. Bij de opstelling van het conceptprogramma hebben we alle clubs en verenigingen die we kenden rondom rioolrenovatie verzocht om een reactie. Doel van vandaag is om helder te krijgen wat we gaan doen, waar we met z’n allen achter staan en wie zich waarvoor wil gaan inzetten zodat we aan de slag kunnen met het ontwikkelen van kennis. Er wordt een voorstelrondje gehouden, waarbij allen hun prioriteit(en) aangeven: • Levensduur (gaat rioolrenovatie wel 50 jaar mee?): 5 personen • Afwegingskader (niets doen, repareren of renoveren): 16 1/12 Bijeenkomst Kennisprogramma Rioolrenovatie 28 oktober 2014
• • • •
Bestek, aanbestedingen: 12 (Europese) normering (wenselijkheid hiervan): 8 Ontwerpcriteria: 4 Goede organisatie: 3
3.
Bespreking van de prioriteiten De voorzitter stelt voor om per thema in discussie te gaan en te kijken waar hiaten zitten en hoe de thema’s verder gebracht kunnen worden.
3.1 a)
Afwegingskader (hoe lang gaat rioolrenovatie mee)? Ane Jutte: de NSTT is een aantal jaren geleden begonnen met een model waaruit de maatschappelijke voordelen en nadelen sterk naar voren komen. De NSTT wil breder naar de omgeving kijken qua overlast en niet alleen naar de sleuf. Het ruwe model is een goed uitgangspunt, er moeten allemaal ingrediënten in om tot een afweging te komen en het moet worden gevuld met getallen. Dat proces is vorig jaar opgestart met de TU en er loopt nu een vervolgsessie met mensen uit het buitenland om tot dat invullingsproces te komen. De voorzitter: de kern van het model is asset management. Voor de infrastructuur zijn er 4 keuzes: 1. Niets doen en wat gebeurt er dan de komende 25 jaar? 2. Een beetje repareren zodat je met het bestaande alsnog 25 jaar door kan. 3. Relinen zodat het hele stelsel op een hoger niveau wordt gebracht qua kwaliteit en het dus langer doorkan en de afschrijvingstermijnen anders komen te liggen. 4. Vervangen, zit dat ook in dat model? Ane Jutte: ja, maar er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de laatste 2, want waarom zou relinen een minder goede oplossing zijn dan vervangen? Dat is de kern van de discussie. De voorzitter: maar relinen heeft wel minder impact op de omgeving. Ane Jutte: juist daardoor komt de andere variant misschien eerder in beeld. Uitgangspunt is ‘relinen, tenzij’. Edith Jansen: wij hebben onlangs voor een gemeente een contante waarde analyse gemaakt; men had een riool rond 1500 en er was o.a. sprake van ernstige infiltraties. De insteek was een beetje relinen en de rest repareren. Wij hebben toen voorgesteld om een analyse te maken wat de impact in de toekomst hiervan is in 4 varianten: 1. Alles repareren en over 40 jaar bij eerstvolgende grote reconstructie toch alles relinen (40 jaar ‘pappen en nathouden’). 2. Klein stukje relinen, de rest repareren. 3. Reparaties op basis van de inspectiegegevens. 4. Alles in 1 keer relinen. Er kwamen 2 goede maatregelen uit, wat we niet verwacht hadden. Wij dachten alleen het risicovolle stukje relinen en de rest niet. Puur met het oog op de contante waarde en de prijs was reparatie verreweg de beste keus, maar als we met slimme formules de risico’s op elk moment meenamen (risico instortingsgevaar etc.), dan was helemaal relinen de beste keus. Je moet dus niet alleen naar de prijs kijken maar ook een risicoafweging maken. De gemeente heeft gezien het belang van het stukje traject gekozen voor relinen, maar voor hetzelfde geld was het reparatiemodel (financieel) gunstiger geweest. Connie v.d. Meer: met een quick scan kan de gemeente als opdrachtgever voor zichzelf afwegen welke zaken belangrijk zijn (bijv. scholen, winkelstraat etc.) en op die manier snel inzicht krijgen om een keuze te maken tussen vervangen, relinen of repareren. Ton Beenen: er is een relatie tussen de activiteiten die RIONED op het gebied dan asset management wil ontplooien en de ontwikkeling van dit keuzemodel. Perry Peeters: dat soort berekeningen is leuk, maar het hangt allemaal af van de inschatting van de levensduur. Gemeente Sint Anthonis heeft als uitgangspunt: relinen wanneer er geen reden is om te gaan vervangen. De afgelopen jaren is ongeveer 96% gerelined. Dat kan prima, mits de uitvoering goed gebeurt want alles wat we aanbrengen is gebaseerd op Duitse rioleringen maar bij ons rot de bovenkant weg en valt het dak naar beneden. Het afwegingskader is niet anders dan voor je eigen huis: wanneer ga je afbreken en nieuwbouwen en wanneer ga je opknappen? De kosten zijn absoluut belangrijk, maar onze gemeente heeft mooie zandgrond en als wij het wegcunet met rust kunnen laten, houden we een veel betere weg die veel minder onderhoud nodig heeft. Bovendien kan ik als beheerder van een kleine
b)
c)
2/12 Bijeenkomst Kennisprogramma Rioolrenovatie 28 oktober 2014
d)
e)
f)
g)
gemeente met relinen makkelijk 1,5km gedaan hebben in 1 jaar maar met vervangen maar plm. 500m omdat dan gelijk andere werkzaamheden hiermee gecombineerd zoals bomen, klinkers etc. Connie van der Meer: naast de uitvoering kost het ook veel overleg om dat af te stemmen. Mark de Kwaadsteniet: ik houd me vooral bezig met bodem en grondwater ook in relatie tot rioolvervanging. De optie niets doen is interessant. Je ziet dat een lekke riolering draineert en voor bepaalde gebieden brengt dat zeker risico’s met zich mee voor houten paalfundering of zetting, dus dat moet wel onderzocht worden. De voorzitter: andersom ook. Als je niets doet loopt de drainage van de wijk beter, dan wanneer het riool dicht wordt gemaakt. Mark de Kwaadsteniet: je ziet dat de omgeving wordt aangepast aan de heersende grondwaterstand, maar is die reëel? Als vervolgens het riool vervangen of gerelined wordt, stijgen de grondwaterstanden. Bij grondwaterproblemen start een voor de gemeente vervelend traject waarbij net allerlei werkzaamheden zijn uitgevoerd maar alsnog aanvullende werkzaamheden nodig zijn om de grondwateroverlast te beperken en dat brengt ook maatschappelijk veel problemen met zich mee. Die inzichten in de bodem, omgeving en grondwater zijn essentieel om mee te nemen in het afwegingskader. Ton Beenen: de essentie van asset management is om te proberen keuzes te baseren op het afwegen van risico’s en die proberen te kwantificeren. Weten we bijvoorbeeld hoe lang een reparatie blijft functioneren en wat de totale maatschappelijke kosten zijn als inderdaad het dakje uit het riool valt en de klinkerweg verzakt? Dan kun je een objectieve gekwantificeerde afweging maken, of het blijft onderbuikgevoel. Perry Peeters: er zit altijd wel voor een deel onderbuikgevoel bij. Kees Snaterse: dit hele veld van activiteiten is maatwerk en sterk afhankelijk van de lokale omstandigheden die enorm variëren. Je merkt in de discussies rondom dit veld dat er een enorm gebrek aan kennis is bij opdrachtgevers, bij mensen die dit in de markt moeten zetten, bij de bureaus. Veel kennis zit bij de uitvoerende partijen en die worden op een bepaalde manier aangesproken. Een modelaanpak lost naar mijn idee niets op want een model in handen van iemand die niet weet hoe hij het gebruiken moet, is nog veel erger. Het in beeld brengen van de argumenten/aangeven welke kennis nodig om afwegingen te kunnen maken is de eerste en belangrijkste stap en dan zien we wel of daar een model uitrolt. Bij de oprichting van de NSTT was dit een van de items die aan de orde was, maar dat is compleet verzand en wordt nu weer opgepakt. Ane Jutte: de NSTT is 25 jaar geleden opgericht. De eerste kousen waren toen 10-12 jaar oud. Als we van elkaar zouden weten wat er allemaal al ontwikkeld is, is veel van wat Kees net gezegd heeft ondervangen en in het model vervlochten. Er zijn nu mensen bezig om daar daadwerkelijk elementen aan toe te voegen omdat je het wel degelijk kunt gebruiken. John Arts: in gemeente Boxmeer is in principe de keuze: niets doen. We hebben al vaker riolering verwijderd en de buizen blijken dan vaak nog in goede staat. Wij hebben dezelfde grondomstandigheden als buurgemeente Sint Anthonis en ook veel drukriolering, maar wij hebben bij de bron maatregelen aangepakt. Wij hebben dus geen H2S-aantasting meer van de riolering. We hebben al 3-4 inspectierondes gehad en de buizen blijken in goede grond veel langer mee te gaan dan verwacht, ook als ze aangetast zijn. Relinen is uiteindelijk een noodgreep en de wegbeheerder is ook blij dat bijna alle buizen blijven liggen. Het afwegingskader is bij ons: zo lang mogelijk uitstellen en de risico’s inschatten. De noodgreep kan dan relinen zijn. De voorzitter: dat is dus een hele andere afweging met dezelfde ingrediënten maar zoals Kees al zei: het is maatwerk. Perry Peeters: dat is ook zo. Zowel afweging als uitvoering zijn maatwerk. Daarom ben ik geen grote fan van modellen. Je moet weten waar je op moet letten om die afweging te kunnen maken. Edith Jansen: je zegt ook: ik heb weinig risico’s en ik heb de bron van de ergste aantasting weggenomen, maar een situatie met veel ernstige infiltraties met eventueel zandinloop kan tot grote vervolgschade leiden in de omgeving in de bovengrond. Dan is het nut van relinen groter dan dat je in stabiele grond zit, je hebt een matige aantasting maar je hebt dat gestopt en verder weinig fluctuatie in je grondwaterstand. John Arts: dat hebben wij ook zo toegepast maar dat is relatief nog gering. We hebben enige honderden meters gerelined, maar zijn daar nu wat terughoudender in. 3/12 Bijeenkomst Kennisprogramma Rioolrenovatie 28 oktober 2014
h)
i)
j)
k)
l)
Edith Jansen: het risico op vervolgschade kun je ook inschatten en kwantificeren en in geld uitdrukken, zelfs in maatschappelijk geld. Dan kom je erachter dat je in de ene situatie rond 300 lekker laat liggen en in een andere situatie al in een vroeg stadium gaat relinen of vervangen door materiaal dat beter geschikt is. Arjan Geertsema: in de enquête is meestal aangegeven dat er geen afwegingskader is, maar als je het gesprek aangaat heeft iedereen het wel. In elke gemeente wegen andere dingen zwaarder. Het belangrijkste is dat mensen kennis hebben wat de gevolgen kunnen zijn, bijvoorbeeld dat grondwater kan stijgen. Welke parameters moeten we minimaal aanleveren qua ontwerp om tot een goede uitvraag te komen richting de markt? Er ligt nog wel een uitdaging om te zorgen voor een bredere kennis wat de effecten zijn als je gaat relinen en welke gegevens er nodig zijn om te gaan relinen. Bij iedere gemeente moet die kennis goed ontwikkeld worden. De voorzitter: welke kennis is er voldoende en wat ontbreekt er? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat die kennis meer gestructureerd beschikbaar komt? Perry Peeters: wij zijn in 2007 begonnen met relinen en hadden toen nog niet veel kennis, maar we hebben een aannemer gezocht die bij ons 1:1 werk wil maken met voldoende uitgangspunten waarvan wij veel kunnen leren. We hebben vaak de neiging om alles heel strak te willen regelen en vinden het moeilijk dat de aannemers in dit geval de kennis hebben, maar ik heb daar niet zo’n moeite mee. Ik begin in de bestekken met een verificatiemeting. De aannemer gaat de buis reinigen en inspecteren en komt op basis daarvan terug om te overleggen wat we gaan doen. Dat is heel nuttig. Vaak blijken we bij relinen geen 300 nodig te hebben maar 320 of 330 of 340 omdat de buizen groter zijn. Wij hebben de neiging om als opdrachtgever een bestek te schrijven zonder dat we alles weten en gaan daar dan keihard aan vasthouden maar je moet elkaar de ruimte geven. Peter Brink: we hebben in Nederland mooie beschrijvingen met fantastische doelstellingen erin, maar welke gemeente houdt zich daaraan? We hebben allemaal vastgesteld dat infiltratie en exfiltratie niet mag voor komen, maar dat wordt bij de afwegingscriteria niet meegenomen en dat verbaast me eigenlijk. Perry Peeters: wij hebben dat heel bewust niet opgenomen. Wij vinden dat dat onder maatwerk valt. Aad Oomens: we moeten zo objectief mogelijk beschrijven welke mechanismen kunnen optreden en welke factoren daarbij van belang zijn (bijv. grondwater en wat er kan gebeuren rond infiltratie/exfiltratie, de consequenties daarvan, hoe het proces van aantasting verloopt en op welke momenten echt de risico’s gaan toenemen). Kees Snaterse: je hebt faalmechanismen waarmee het hele systeem begin te falen met de risico’s die dat met zich meebrengt en je hebt faalmechanismen die toegespitst zijn op het object. De mechanismen en risico’s interacteren ook met elkaar. TU Delft heeft ook faalmechanismen onderzocht en uitgeschreven in een soort risicoanalyse. Dit soort onderzoek loopt op dit moment en is heel nuttig, maar hebben we ook nodig om argumenten aan te leveren bij de afweging. Connie van der Meer zou ook het faalmechanisme voor de omgeving hierin mee willen nemen. Kees Snaterse: dat hoort erbij en heeft met die risico’s/die impact te maken. Edith Jansen: wij hebben software ontwikkeld waarin op buisniveau op basis van de inspectiegegevens van faalmechanismen op 3 aspecten (kans op instorting, verstopping en vervuiling van omgeving door exfiltratie e.d.). Het laatste onderwerp is geen item, hoewel beleidsmatig misschien wel. Het enige mechanisme waar belang aan gehecht wordt is: hoe groot is de kans dat we zelf een probleem krijgen (meestal door instorting, want daar zit vervolgschade achter). Van de 3 oude aspecten (afstroming, stabiliteit, waterdichtheid) is stabiliteit in de praktijk het belangrijkste. Zo lang er geen zand naar binnen stroomt, boeit waterdichtheid niemand. Rob Hermans: we moeten punten gaan aangeven waar je zelf een beoordeling aan kunt hangen, ook voor je eigen situatie. Het is belangrijk dat er een algemeen gedragen afwegingskader komt. De voorzitter: misschien heeft RIONED ook bepaalde ideeën hierover, want er zijn proeftuinen op het gebied van asset management. Het sterkste belang zit bij de gemeenten; die moeten het afwegingskader/model doorlopen. 4/12 Bijeenkomst Kennisprogramma Rioolrenovatie 28 oktober 2014
a) b)
c)
d)
e)
a)
b)
c)
d) e)
a)
b)
Ton Beenen: het belang zit evengoed bij leveranciers en adviseurs, want je moet het toch met elkaar maken. Aad Oomens: we moeten het van grof naar fijn aanvliegen en beginnen met een stoffelijke lijst van de doorslaggevende faalmechanismen, waar nog belangrijke vragen zitten. Vervolgens ontkomen we er niet aan om fundamenteel onderzoek te gaan doen, zowel in laboratoria als in de praktijk. Er zijn ongetwijfeld al meer gemeenten aan het nadenken hoe gecontroleerd kan worden of relinen goed is, wat er allemaal mis kan gaan en hoe het er straks uit gaat zien. Ane Jutte pleit ervoor alle aanwezige kennis te bundelen en vindt het logisch om gebruik te maken van het NSTT-model, samen met een groep adviesbureaus en een paar mensen van gemeenten. Dit is er al en de behoefte is kennelijk heel groot. Edith Jansen pleit ervoor bij het afwegingskader tussen wachten, repararen, relinen of vervangen ook vervangingsleveranciers en aannemers te betrekken, want zij komen met andere aspecten. Anders gaan we door een koker kijken. Jerry v.d. Dries: er moet ook een goede mix komen van gemeenten en gebieden in het land. De voorzitter: er hoort zeker een verzakkingengemeente bij. Zijn er mensen die willen bekijken wat er al ligt en wat nog blinde vlekken zijn? Connie v.d. Meer: vanuit NSTT stellen wij Wout Broeren voor; hij is gekoppeld aan de TU en er is al een conceptmodel beschikbaar, dat nog ingevuld moet worden met kengetallen. Ane Jutte: er zijn gemeenten betrokken geweest bij het opstellen van het model en dit wordt nu verder uitgediept. Aad Oomens: laten we vooral het denken stimuleren en niet de aandacht richten op het invullen van getallen en het laten draaien van een model. Ane Jutte: nee, maar er is een heel denkproces aan voorafgegaan om tot dit kader te komen en dat kunnen we dan gelijk meepakken. Connie v.d. Meer: aspecten als projectgebonden kosten, doorlooptijd, uitvoeringstijd etc. zitten al in dat model. We kunnen opnieuw beginnen, maar we zouden ook hierop kunnen aansluiten. Kees Snaterse: het rapport is een eerste aanzet, maar nog te versnipperd. Er moet meer kennis bij elkaar worden gebracht voordat we de conclusie kunnen trekken dat we hierop moeten investeren. Albert van Empel: ik maak al 20 jaar die afwegingen. Ik zou dat model graag eens een keertje zien om dat te vergelijken met wat ik normaal doe. Edith Jansen: niets ten nadele van het model, maar als een kunststofbuizenleverancier een stuk schrijft is dat heel positief omdat het vanuit een branche is ontstaan, maar je moet wel goed kijken of er subjectieve elementen in zitten. De betaler bepaalt vaak en dat zit in kleine nuances en daardoor kan het net een iets andere lading krijgen. De voorzitter: dat spanningsveld is heel normaal. Je zit als branche en als opdrachtgever/nemers bij elkaar en dan zijn er allerlei onderliggende belangen, maar we zijn allemaal prima in staat om ons eigen belang te dempen voor het grotere belang en anderen zijn prima in staat als het te eenzijdig wordt, om daar wat over te zeggen. Aad Oomens: wil het in de toekomst gedragen worden door een ieder, dan moet het uit een neutraal platform komen. Andere mensen kunnen de doeners zijn, maar RIONED moet het wel gaan uitdragen in de toekomst. Hugo Gastkemper: vinden jullie het logisch dat het trekkerschap bij RIONED komt te liggen? Edith Jansen: ja, omdat het zoveel integrale aspecten heeft en RIONED ook van afkoppelen en nieuwe aanleg is. Als het vanuit een bepaalde branche gebeurt, hoe goed bedoeld ook, is het risico dat het ongemerkt kleuring krijgt en minder neutraal is. Ane Jutte: we hebben TU juist gekozen als trekker van dit hele verhaal om die kleuring te voorkomen. Laat RIONED met het clubje dat bezig is geweest onder leiding van Wout Broeren nagaan wat er al gedaan is, hoe men hiertoe gekomen is en hoe dit te gebruiken is en dan de vervolgstap maken. Connie v.d. Meer: uiteindelijk is dit op dezelfde manier ontstaan, ook met mensen van gemeenten, ingenieursbureaus en de TU. Hugo Gastkemper: dat is een logische aanpak: welke kennis heb je nu al. Er is veel meer input; dat kan goed gestructureerd worden en levert uiteindelijk een instrument op. Ane Jutte: je hoeft het model niet te gebruiken, het is een tool. [onbekend]: wordt er ook over de grens gekeken?
5/12 Bijeenkomst Kennisprogramma Rioolrenovatie 28 oktober 2014
Connie v.d. Meer: er is gezocht of er in andere landen al dergelijke modellen zijn, want het is zonde om het wiel dan opnieuw uit te vinden. Conclusie: De voorzitter concludeert dat RIONED en TU Delft worden genoemd als de 2 partijen; RIONED vanwege de brede ingang en TU Delft omdat al veel kennis verzameld is. Hij denkt dat er ook vanaf het begin gemeenten bij betrokken moeten zijn, want zij staan in de kern van het vervolgproces. Arjan Geertsema is bereid hieraan deel te nemen. Andere geïnteresseerden zijn van harte welkom, ook van buiten de aanwezigen van vandaag. RIONED zal in haar bestand kijken welke gemeenten hier ervaringen mee hebben of juist niet gerelined hebben etc. We gaan kijken naar de variëteit die er in Nederland is. 3.2 a)
b)
c)
d)
e)
Bestek en aanbesteding Sjaak de Ligt: CROW is bezig met de RAW-systematiek en heeft al een werkgroep opgericht. Tegelijkertijd, als je praat over bestek en aanbesteden, heb je opnieuw een afwegingskader in een andere sfeer, namelijk: hoe ga ik het project in de markt zetten. Ga je het als een bestek of als een geïntegreerd contract in de markt zetten? Los van die beslissing heb je voor elk contract dezelfde dingen nodig: gegevens van de bestaande toestand, ontwerpcriteria, wat wil je als opdrachtgever in dat bestek laten uitvoeren en op welke manier (ruimte aan de markt laten of zelf helemaal uitwerken?). Producten voorschrijven is in de Europese regelgeving vloeken in de kerk, maar tegelijkertijd is daar wel vaak behoefte aan dus dat is een moeilijke afweging. Ook lopen we er tegenaan dat als je een goed contract wilt maken, je ook moet kunnen verifiëren en controleren en meten/aangeven waartegen je het eindproduct goed- of afkeurt. De werkgroep heeft geconstateerd dat daar een stukje normering voor ontbreekt. Er is een complex aan factoren om een contract op een goede manier in de markt te kunnen zetten en om daar ook verbetering in aan te brengen. Edith Jansen: zit er bij jullie ook al input vanuit het bedrijfsleven, want bij de NSTT zit wel vanuit de scope van ‘no dig‘ gemêleerde kennis van toonaangevende bedrijven in Nederland. Er zit ook veel kennis bij de aannemer. Sjaak de Ligt: binnen de werkgroep zijn ingenieursbureaus, opdrachtgevers en aannemers vertegenwoordigd. De voorzitter: zijn er daarnaast nog witte vlekken die meer aandacht behoeven, want dit lijkt al behoorlijk uitgewerkt. Ton Beenen: zitten we niet in een situatie dat we nog gezamenlijk aan het ontwikkelen zijn? Zijn we al aan normering toe of is er nog zoveel snelle productontwikkeling om meer op basis van een vertrouwensrelatie met de aannemer maatwerk in te vullen en te proberen samen het beste resultaat te bereiken? De voorzitter: is het niet én én? Perry Peeters: ik denk dat we nog veel moeten ontwikkelen. Met Duitse technieken zijn we niet klaar voor de Nederlandse situatie. We gebruiken nu harsen omdat die in Duitsland gangbaar zijn. Aantasting waardoor een betonnen buis scherpe kanten krijgt kom je in het Duitse systeem weinig tegen. Dit zijn specifiek Nederlandse dingen waar we nog flink in moeten ontwikkelen. Edith Jansen: Nederland sluit niet helemaal aan op de Duitse situatie want wij hebben meer verzakkingen, grondwaterproblematiek, meer erosie van biochemisch zwavelzuur. Dat is een feit, maar 80% is eventueel bruikbaar en ik ben sterk voorstander van Europese plannen waarbij je kijkt: wat hebben we al in Europa, wat is bruikbaar en daar samen op voort te borduren. Dan komen we dichterbij een Europese norm. De voorzitter: dan schuif je al naar normen nu. Edith Jansen: maar als je een bestek wilt maken, heb je goede ontwerpuitgangspunten nodig en normering. Hoe meer dingen zijn vastgelegd op een neutrale, meetbare manier, hoe dunner een bestek kan zijn. De voorzitter: als we ons focussen op normering; komt het bestek dan verder wel goed? Edith Jansen: het is wel een belangrijk ingrediënt. Sjaak de Ligt: dat gevoel hebben wij in ieder geval wel. Berry Peeters: met de normale software op basis van RAW kun je een mooi reliningbestek maken, maar vaak beschikt degene die het bestek schrijft over te weinig kennis waardoor bijvoorbeeld hele zware eisen worden gesteld aan plooien terwijl buizen die je gaat renoveren 6/12 Bijeenkomst Kennisprogramma Rioolrenovatie 28 oktober 2014
f)
g) h)
i)
j)
a)
b)
c)
d)
nu eenmaal in een knik liggen. De hoeveelheid verkeerde diameters in bestekken is ook schokkend. Connie v.d. Meer: wat leg je dan vast in die normering? Sjaak de Ligt: bijvoorbeeld de berekeningsmethode voor levensduur en sterkte, standaardontwerpcriteria etc. In dat soort zaken missen we nog wel wat. De voorzitter: het thema is bestek en heeft tweede prioriteit gekregen, maar de discussie schuift steeds naar normering toe. Blijkbaar is dat het deel van het bestek waar de zwakke plek zit. Sjaak de Ligt: je kunt prima een bestek maken, maar je moet nu veel gegevens expliciet in dat bestek vermelden terwijl we in de RAW strak terugvallen op de Europese normen. Kees Snaterse: er zijn zoveel vormen waarin je een bestek in de markt kunt zetten en de vorm die je kiest is ook afhankelijk van je kennis. Als je een EMVI-bestek in de markt zet en je weet de criteria niet goed te zetten, hoe kun je dan de resultaten van de aanbesteding goed beoordelen? De bestekvorm is het eerste uitgangspunt. Het is ook gebrek aan kennis. Als je een bestek maakt, wat zet je er dan precies in? In het voortraject moet dus een groot aantal problemen met bestekken worden opgelost. Een aantal bestekken komt voor de Raad van Arbitrage of de voorzieningenrechter en je ziet dat aantal toenemen. Jerry v.d. Driesen: wat geef je mee in het bestek? Wat heeft de opdrachtnemer nodig om zijn prijsvorming te doen? Daar moet helderheid ontstaan en ook de juiste keuze van de contractvorm (wel of niet EMVI). Sjaak de Ligt: en op welke manier wordt er getoetst en op welke manier staat de verificatie op papier. Ik heb een geïntegreerd contract van een kademuur gezien in Rotterdam. Daar waren 3 verschillende berekeningsmethoden op losgelaten en elke voldeed wat betreft de methode, maar de gemeente Rotterdam had een iets andere methode en toen voldeed geen van drieën. Dat kun je hier ook heel gemakkelijk krijgen als ieder zijn eigen methode hanteert en je uiteindelijk niet weet of je dat resultaat als opdrachtgever wenst. De voorzitter: een aantal bestekken komt bij de voorzieningenrechter omdat er fouten gemaakt zijn. Daaruit kun je een beeld krijgen wat er ontbreekt aan inzichten. Kees Snaterse: CROW krijgt ook de vragen die rondom het maken van een bestek aan de orde zijn. Het is logisch dat daar het focuspunt zit voor die informatie. Hugo Gastkemper: CROW is met een voorbeeldbestek bezig? Sjaak de Ligt: de werkgroep is de inhoud van de beschrijvingen voor rioolrenovatie en de bepalingen die daarmee te maken hebben opnieuw tegen het licht te houden van recente ontwikkelingen om te kijken hoe we daar betere standaardteksten voor kunnen formuleren. We hebben echter geconstateerd dat we eigenlijk lapmiddelen moeten gaan toepassen om nu te verbeteren, als daar geen normering aan ten grondslag ligt. Hugo Gastkemper: vinden wij het belangrijk en logisch dat CROW dit doet? Dan kan CROW hiermee voort en kunnen ons gaan richten op de normering. Frank de Wildt: kunnen we ook kijken naar de ervaringen met en de voordelen van de diverse aanbestedingsprocedures? Sjaak de Ligt: voor de werkgroep zou EMVI op de oplossingsrichting kunnen zijn. We gaan het ene of het andere materiaal toepassen maar daar moet de opdrachtgever ook ruimte voor bieden binnen zijn contract, maar de afweging tussen een geïntegreerd contract of een RAWbestek nemen wij niet mee. Perry Peeters: wij selecteren altijd op laagste prijs. Wat echt telt is de levensduur, maar dat is een gok. Richard de Groot: het afwegingskader is eigenlijk ook maatwerk. Je kunt niet zeggen dat relining met een RAW- of UAV-GC bestek moet. Afhankelijk van de criteria die jij belangrijk vindt om de riolering in stand te houden, kies je de meest geschikte contractvorm. Conclusie Rob Hermans concludeert na enige discussie dat er geen draagvlak is om veel energie in de aanbestedingsvormen te steken.
3.3 a)
(Europese) normering Kees Snaterse: de tabel laat zien dat er al ontzettend veel is, vooral in het buitenland. De Duitse normering is grotendeels gebaseerd op de Europese normering maar heeft ook Franse 7/12 Bijeenkomst Kennisprogramma Rioolrenovatie 28 oktober 2014
b)
a)
b)
en Engelse invloeden. Het is leuk om over de grens te kijken wat er aan normering is en wat we in Nederland niet gebruiken omdat we niet weten dat het bestaat. Er is een norm die de pure afwegingskaders geeft voor wat kun je kiezen aan no dig-methodes. Rondom materiaalspecificaties bestaat er van alles en nog wat rondom harsen en hoe je materialen moet samenstellen. Het hele reliningverhaal is verregaand gestandaardiseerd in EU-standards. Het is eerder de vraag wat er nog niet is genormeerd. Begin september is in een symposium gekeken naar de ontwikkelingen in de ontwerpmethodes voor rehabilitatie: wat is daarin de markt en hoe krijgen we dat bij elkaar? Wat is de basis en wat ligt er al? Er is veel gemeenschappelijk, maar op bepaalde onderdelen is fundamenteel onderzoek nodig. Daar is de TU mee bezig, maar dit wordt in andere landen ook al opgepakt en een deel ontbreekt. Voor dat ontbrekende stuk is een projectvoorstel gedaan voor EU-financiering om dat stuk in normative research boven de grond te krijgen. Dat is de Europese commissie voor Normalisatie (CEN). De voorzitter: er moet dus eigenlijk beter overzicht komen van wat er allemaal al is. Kees Snaterse: ja, we moeten deze informatie uitdragen en kijken wat we kunnen gebruiken of eventueel in het Nederlands vertalen en waar we kunnen meepraten. Ik ben blij dat de NSTT vertegenwoordigd is in de normcommissie. Rob Hermans: zijn er dingen die in het RAW-bestek missen al Europees genormaliseerd of zijn dat precies de gaten zoals ze in Delft bedoeld zijn? Kees Snaterse: er zitten in die normalisatiemodule die er nu ligt zitten ontzettend veel stekkers die rechtstreeks gebruikt kunnen worden bij de RAW-systematiek, mits je ze weet te vinden en ze toegankelijk zijn voor de Nederlandse markt. Rob Hermans: wat is nu Europees niet beschikbaar en zou ontwikkeld moeten worden? Kees Snaterse: een integrale benadering van de statische berekeningen van dit soort constructies. Je hebt Duitse, Franse en Amerikaanse methodieken en variaties daarop. De integratie van dat verhaal wordt gezocht in eindige elementen rekenmethodes. Die moet verder worden ontwikkeld (ontwerpen en berekenen). Edith Jansen: er is al veel ontwikkeld en daarom is meepraten zo belangrijk. Nederland wijkt op een aantal punten echt af van landen die hoog en droog in het zand of op de rotsen liggen (verzakkingen, grondwaterproblematiek, aantasting waardoor je een gek stroomprofiel krijgt en verdraaiingen). RIONED kan bijdragen aan een goede input van de Nederlandse situatie in de Europese normgeving, zodat wij straks de Europese norm kunnen gebruiken. Anders moeten we weer allemaal bijlagen maken en vertalen naar de Nederlandse situatie. De voorzitter: wie praat er in Nederland mee? Kees Snaterse: ik en vanuit de kunststofindustrie wordt meegesproken, maar in een aantal relevante commissies hebben wij geen vertegenwoordiging vanwege een financieringsprobleem. Hugo Gastkemper: een groot beroep op RIONED is minder logisch omdat er zoveel deelbelangen zitten die daar en financieel en in persoon ook hun inzet moeten plegen. RIONED organiseert zaken en wil wel een deel zijn van de oplossing, maar de trekkersrol ligt primair bij NEN en ligt veel breder dan bij RIONED. Edith Jansen: als VNG of RIONED dit naar zich toetrekken als onafhankelijke partijen, zullen er bedoeld of onbedoeld marktinvloeden inkomen terwijl je het zoveel mogelijk integraal wilt houden. Kees Snaterse: je moet ook duidelijk onderscheid maken tussen normering voor de markt en voor de hele scope (systeemnormering). Bijvoorbeeld de ontwikkeling van berekeningsmethodes en het toegankelijk maken van de normering vooral m.b.t. het afwegingskader raken een breder belang. Voor materiaalsamenstellingen staan leveranciers vooraan (harsen- en kunststofindustrie etc.) vooraan. RIONED kan ook dat onderscheid maken naar het bredere belang. Ane Jutte: normcommissies voor productindelingen of technieken worden gedragen door de bedrijven die het uitvoeren; zij moeten vervolgens ook hun eigen normcommissie betalen. Wij sponsoren het NNI maar omgekeerd vragen zij om geld, anders kunnen zij niet normeren maar voor algemene belangen moeten inderdaad algemene noemers worden gezocht. Kees Snaterse: in Nederland is in algemene zin rondom normalisatie uitgesproken dat als dit is gericht op het algemeen perspectief/gemeenschappelijke belang, wij daarin willen investeren. Voor productnormeringen investeren bedrijven die daar belang in hebben, maar voor de 400 gemeenten is het van belang dat er een partij is die hun belangen vertegenwoordigt wat betreft berekeningsnormen, toetsingskader, afwegingskader. 8/12 Bijeenkomst Kennisprogramma Rioolrenovatie 28 oktober 2014
c)
d)
a)
b)
c)
d)
De voorzitter: er is niet 1 meest logische, natuurlijke partner om dit voor de Nederlandse situatie uit te werken? Kees Snaterse: dit thema is nog niet tot prioriteit verklaard. Uit deze bijeenkomst blijkt nadrukkelijk dat normalisatie een belangrijk thema is en we hoeven het wiel niet meer uit te vinden, want er ligt veel kennis vast. De voorzitter: in praktische zin moeten we alles wat er ligt verzamelen en eventueel vertalen zodat er een handzaam overzicht is, maar dan heb je nog geen invloed uitgeoefend op Europees niveau. Sjaak de Ligt: we missen een integraal systeem aan welke normen het moet voldoen en waarbinnen de verschillende producten op een eenduidige manier geverifieerd en gevalideerd kunnen worden. Connie v.d. Meer: in hoeverre hebben gemeenten daar behoefte aan of is het vanuit de opdrachtgevers? Geeft dat meer vertrouwen in het product? Perry Peeters: ik denk wel dat sommige gemeenten daarom zitten te springen. Dat geeft duidelijkheid, want er zitten risico’s aan relining. Een eenduidige norm is makkelijker. Connie v.d. Meer: hoe vaak gaat het mis? Albert van Empel: als je niet weet waar je aan moet toetsen, weet je ook niet wanneer het mis gaat. Connie v.d. Meer: kan RIONED inventariseren wat er de laatste 25 jaar is aangebracht in de riolering en of dat nog voldoet aan de huidige eisen? Rob Hermans: wat is dat gat in de normering van bestekken en hoe kan dat worden gevuld? Edith Jansen: in BRL 5218 die door de commerciële KIWA gemaakt is, is kennis van een paar jaar geleden uit Duitsland voor 98% verwerkt. Er ligt dus een basis die door de branchevereniging gedragen wordt. Je kunt erover discussiëren of KIWA de juiste instantie daarvoor is, maar het is wel heel goed dat er in Nederland een stuk is, ook al het iets verouderd, dat een basis zou kunnen zijn om op voort te borduren. Kees Snaterse: we moeten dit probleem niet expliciet gaan koppelen aan het tekort dat te maken heeft met bestekken. We moeten het probleem normering breder trekken: we missen kennis en zijn niet goed in staat om de afweging goed te kunnen maken maar er ligt in Europa meer dan genoeg normering om ondersteunend te kunnen zijn op het afwegingskader. Het bestekverhaal is eigenlijk een zijspoor. Rob Hermans: maar de aanwezigen hebben het bestek prioriteit 1 gegeven. Sjaak de Ligt: je kunt voorschrijven wat er in een bestek moet en vervolgens discussies krijgen of datgeen wat geleverd is wel of niet goed is of je praat over levensduur en die is vaak bij de oplevering niet in te schatten, dat merk je pas na jaren. Omdat er niet voldoende normering is kun je discussies krijgen of iets wel of niet goed is omdat men niet op een objectieve manier kan bepalen aan welke normen het voldoet. Peter Brink: dan moet het ontwerp met dezelfde norm en hetzelfde programma gemaakt als het getoetst wordt. Er zijn veel testen uitgevoerd op aangebrachte liners en dan is het eigenlijk heel zwart/wit goed of niet goed, maar er is een groot grijs gebied. Wat gebeurt er als het net niet goed is? Daar is niets over geschreven dus dat vult iedereen op zijn eigen manier in. Stel dat het 90% goed is, dan moet de aannemer wel 10% van zijn aannemerssom inleveren maar eigenlijk koop je een product wat je niet wilt hebben. Je accepteert die laatste 10% om van het gezeur af te zijn en het project af te sluiten, maar dat is de verkeerde beslissing. Hugo Gastkemper: wat mis je, wat zou ontwikkeld moeten worden en waar is nou echt behoefte aan? Ane Jutte: er is inderdaad veel normering, maar we kennen het niet allemaal, maar het CROW mist normering. Sjaak de Ligt: er ontbreekt een aantal dingen en dat kunnen wel essentiële dingen zijn in het contractgedeelte. Conclusie De voorzitter: er moet gestart worden met groeperen welke normeringen er allemaal al beschikbaar zijn en eventueel vertalingen worden gemaakt zodat er een duidelijk overzicht komt. Daarna kan er nog discussie plaatsvinden over wat er nog ontbreekt.
9/12 Bijeenkomst Kennisprogramma Rioolrenovatie 28 oktober 2014
Hierbij worden betrokken: Kees Snaterse, Sjaak de Ligt (CROW beoordeelt of de normering kan worden toegepast in RAW-bestekken en andere contractvormen) en Arjan Geertsema (afwegingskader vanuit gemeenten, beschikbare informatie bij KCRR). 3.4 a)
b)
c) d) e)
f)
g)
Levensduur De voorzitter: er is functionele en materiële levensduur. Wie kan hier iets over vertellen? Edith Jansen: er is veel onderzoek gedaan naar levensduur, onder andere in Engeland heeft een universiteit bij een relining van meer dan 40 jaar oud stukken eruit genomen en geconstateerd dat het materiaal eigenlijk nog prima was. Voor standaard huishoudelijk afvalwater (aangezuurd en wel) is polyester geschikt. Een buis wordt langzamerhand minder rond door grond- of verkeersbelasting, maar het stukje materiaal zelf blijft even sterk en verandert alleen door OV-licht, chemicaliën en overbelasting. Het wordt alleen een beetje vervormd en functioneert daardoor minder goed, maar daar berekenen we op. Er zijn genoeg testen gedaan door bedrijven als DSM naar harsen. Mits goede hars is gekozen en het materieel is goed uitgehard, is levensduur bijna geen item (maar dat zie je niet op video en moet je toch steekproefsgewijs testen). Perry Peeters: ik denk ook dat de levensduur erg lang zal zijn. In onze stevige bodem vallen betonbuizen niet in elkaar. Ik zou wel graag iets zinnigs willen kunnen zeggen over de levensduur. Wij hebben steeds ons best gedaan om liners mooi te laten passen om te voorkomen dat er een lijnlast komt. We hebben in ons gebied veel aantastingen en verder mooie opsluiting in het zandpakket en ik ben wel benieuwd hoe dat soort dingen werken. John Arts: levensduur van een reparatie of liner versus de traditionele rioolvervanging is voor mij als opdrachtgever wel een afwegingskader. Theo van der Kroon: ik ben met name geïnteresseerd in de functionele levensduur; is de lekkage niet teruggekomen, zijn de wortels nog steeds weg? Peter Brink: een tijdelijke reparatiemaatregel is een pleister. Dit wordt in Duitsland verkocht met een verwachte levensduur van 3 jaar zodat er meer tijd is om naar een definitieve oplossing toe te werken. John Arts: ook als je volledige liners plaatst, moet je opletten of de lekkage niet via de huisaansluitingen of bij de putten toch terugkomt en misschien wel in verergerde vorm. Peter Brink: je moet eigenlijk kijken naar een systeemoplossing en niet alleen van put A naar put B. Met name putten worden ondergewaardeerd. Hans van Keeken: vanuit de werkgroep rioolrenovatie zijn wij iets op papier aan het zetten wat bruikbaar is bij het CROW inzake de afwerking van putten, putten renoveren, de afwerking van; inlaten etc. De voorzitter: de levensduur hangt dus erg af van de mate waarin er gerelined wordt? Hier en daar een stukje is maar heel beperkt functioneel (pleister plakken voor een paar jaar), maar als de putten ook worden meegenomen is de levensduur langer. Perry Peeters: wat doet gedeeltelijke relining voor de levensduur? Edith Jansen: in sommige situaties is dit de meest efficiënte methode. Bij de algemene sterkteberekening van relining wordt altijd een deel van de belastingen of alle bovenbelastingen nog door het beton opgenomen. De reliner kan minimaal de grondwaterbelasting weerstaan en daarnaast eventueel een deel van de bovenbelasting (grond en verkeer) maar bij aantasting is die schil waarschijnlijk dunner geworden en is de betonsterkte misschien ook afgenomen. Veel gemeenten kiezen er niet voor bij een VO toch steekproefsgewijs betonboringen te maken. Er staat niet voor niets in de Nederlandse beoordelingsnorm dat je een aangetast riool eigenlijk niet kunt beoordelen op functionaliteit want je weet niet of hij door en door verzeept is en verzwakt of dat een klein stukje afgebrokkeld is. Men kiest hier niet voor vanwege tijd en kosten, maar dit is de basis van de levensduur. Als je ervan uitgaat dat het riool nog goed en sterk is en je neemt dat mee in je ontwerp is dat een andere situatie of je neemt juist een veel te veilige situatie mee. Rob Hermans: het aspect levensduur is in het kennisprogramma niet benoemd als kennisgebied want het programma is opgesteld door deskundigen die hier geen twijfels bij hebben, maar gemeenten en o.a. Arcadis hebben wel gevraagd of relining inderdaad 50 jaar functioneel is. Moeten we die vraag parkeren en ons concentreren op het feit dat we het goed uitvoeren? Perry Peeters: 50 jaar is voor mij geen vraag, maar ik wil wel weten of het 60 of 70 jaar is. Die vraag is wel wezenlijk voor je financiële planning. 10/12 Bijeenkomst Kennisprogramma Rioolrenovatie 28 oktober 2014
h)
i)
j)
a)
b)
c)
d)
Richard de Groot: het een is een reactie op het operationele gebeuren, het andere is strategisch. Je wilt namelijk voor je kostendekking weten hoe lang je de financiële afschrijving kunt meenemen. Rob Hermans: dat lijkt me niet. Om te denken dat het 100 jaar functioneel is, is wel erg riskant. Richard de Groot: dat is het verschil in benadering tussen financiële en bedrijfstechnische mensen. Edith Jansen: je kunt stellen dat als het een goede keuze is geweest (goed ontwerp, goed uitgehard, goed uitvoeringsproces) relining tenminste zo lang meegaat als vernieuwing. Dan heb je je referentie: als je voor beton 80 jaar pakt, pak je nu ook 80 jaar want het is waarschijnlijk meer dan dat. Hans Mols: gemeente Boxtel is ook bezig met een kostendekkingsberekening. Wij zijn ook aan het afwegen om deels te gaan relinen; maar kan ik er nog steeds vanuit gaan dat de buis zo’n levensduur heeft? In de gemeente Tilburg liggen zelfs buizen van 100 jaar oud, maar van liners weet ik het niet. Edith Jansen: je berekent altijd de combinatie liners en het beton eromheen. Ane Jutte: sommige betonbuizen gaan 100 jaar mee, maar andere ook 20 jaar. PVC is mooi materiaal, maar er is ook PVC dat je niet in je riool wilt hebben. Zo zijn er van alle materiaal plussen en minnen. Er zijn lange duurtesten gedaan met bepaalde toepassingen. Er zijn harsen die 50 jaar meegaan en andere harsen gaan 100 jaar mee. De eerste liner ging er 40 jaar geleden in en wordt nog regelmatig getest. Met de kwaliteitseisen en de gedachtegang van 40 jaar geleden is het nog steeds bewezen goed. We zijn op een steeds hoger niveau terecht gekomen qua kwaliteitseisen. Het materiaal dat we tegenwoordig toepassen is veel beter; we zeggen 50, maar het gaat 100 jaar langer mee. Maar wil je überhaupt wel een riool 100 jaar hebben liggen, want dan vliegt er van alles overheen en is er een landingsbaan van gemaakt en is hij niet meer goed. Je doet iets voor 50 jaar. Connie v.d. Meer: de problemen ontstaan bij de verbindingen; die gaan geen 80 jaar mee. Perry Peeters: bijvoorbeeld wortels gaan de liner indrukken; komt daar een schadebeeld van? Dat hoort allemaal bij levensduur en daar hebben we te weinig kennis over. Nico van der Veen: ik hoor dat het beton niet is berekend, maar dat is ervaring. Met liners is ook ervaring opgedaan; er ligt al minimaal 700 km in Nederland. De ervaringen wisselen, maar onze boekhouders willen de afschrijvingstermijn weten maar de levensduur van het hele systeem is belangrijk. Ik kan 100 dingen laten zien waar het niet goed gaat maar misschien ook 300 waar het perfect is. Zoek je alleen een fiscale afschrijvingssystematiek of willen we als gemeenten goede systemen. De levensduur van een systeem hangt samen met de grondzetting etc. Perry Peeters: wat kan ik grofweg aanhouden als levensduur voor dat systeem en als we meer kennis hierover hebben (hoe gaat het stuk en waarom), dan kunnen we daar rekening mee houden in het ontwerp. Rob Hermans: speelt de vraag naar een levensduuronderzoek breder? John Arts: wij hebben problemen gehad met het pleister plakken; is verbetering mogelijk bij het pleisters plakken, anders kun je dat beter achterwege laten. Edith Jansen: verbindingen zijn altijd het zwakke punt. Bij een betonriool zitten ze om de 12,5m. Als we bij de aanleg al rekening zouden houden met 45 graden bochten dan kunnen we in de toekomst verbindingsvrij relinen en is er minder kans op zwakke punten. Theo v.d. Kroon: het blijft altijd koffiedik kijken. Wij gaan in Arnhem uit van een levensduur van plm. 40 jaar, maar de straat gaat voor die tijd al op de kop of bestaat dan al niet meer. Waarom zou je langer willen? Er zijn ook riolen van 100 jaar oud; soms wil je dat wel maar we inspecteren in de loop der jaren regelmatig en dan zien we wel. [onbekend]: er moet uitgebreid in het beheersysteem beschreven worden waar reliners zitten, want bij reiniging met 100 BAR worden ze kapot gespoten. Ook is het mogelijk dat de onderdruk bij het schoonspuiten effect heeft want die is behoorlijk hoog en zuigt aan de liner. Daarnaast is de belasting van belang; misschien is de reliner berekend voor een woonstraatje met een kleine verkeersbelasting maar is het over 10 jaar een grote ontsluitingsroute geworden en kan hij door de verkeersbelasting bezwijken. Edith Jansen: ook de uitvoeringsploeg kan van invloed zijn op de levensduur van de reliner of een riool met veel zandtransport en grote hellingen.
11/12 Bijeenkomst Kennisprogramma Rioolrenovatie 28 oktober 2014
Conclusie Hugo Gastkemper concludeert dat al veel bekend is over de levensduur en vindt dit primair een zaak van de leveranciers met hun hele entourage van testen. De functionele veroudering en de invloeden van reparatietechnieken op het systeem kan opgepakt worden in de proeftuinen en ligt meer op de weg van RIONED, maar mogelijk willen ook gemeenten en andere belanghebbenden hierin investeren. 4.
Bespreking van de activiteiten: Wie gaat wat doen? De voorzitter: het voorstel is om over 1 jaar in een soortgelijke setting bij elkaar te komen om te kijken hoe we er dan voor staan. Het afwegingskader wordt door RIONED opgepakt en krijgt een eigen dynamiek. Ook over andere zaken zijn afspraken gemaakt; alle aanwezigen krijgen het verslag toegestuurd.
5.
Rondvraag en sluiting De voorzitter dankt RIONED voor de organisatie van deze bijeenkomst. Het delen van kennis in allerlei vormen in de branche is erg zinnig. Hij dankt alle aanwezigen voor hun komst en sluit de vergadering om 12.26 uur.
12/12 Bijeenkomst Kennisprogramma Rioolrenovatie 28 oktober 2014