Bezinning op de rol van vrouwen in het bijzondere ambt1 1. Waarom deze bezinning? In onze gemeente zijn in allerlei geledingen vrouwen actief in verschillende rollen. Zij doen pastoraal werk, zij zijn diakonaal actief, zij onderwijzen kinderen en jongeren, zij geven leiding. Dit alles naar volle tevredenheid en met instemming van de gemeente. In het ambt aller gelovigen worden de gaven die de Geest aan vrouwen geeft ten volle benut. Alleen binnen de bijzondere ambten van diaken, ouderling en predikant vervullen vrouwen geen rol. Dat heeft, zoals Zoutendijk aangeeft, te maken met de traditie waarin een gemeente wil staan en dat heeft weer te maken met hoe in die traditie de bijbel gelezen wordt.2 Dat deze situatie niet langer voor iedereen in de gemeente vanzelfsprekend is, is niet nieuw. Minstens sinds een jaar of tien hangt de discussie over de toelating van vrouwen tot de bijzondere ambten min of meer boven de gemeente. Mijn indruk is indruk dat het onderwerp inmiddels aan urgentie heeft gewonnen. Er lijkt een soort besef te zijn - zowel binnen als buiten de kerkenraad – dat er nu eindelijk eens een helder besluit moet komen. Wij zijn niet de enige gemeente waar deze thematiek op tafel ligt. Zowel in wereldkerk als in gemeenten die zich rekenen tot de hervormd-gereformeerde traditie is het een veelbesproken onderwerp (geweest). Ik noem alleen maar de namen van de Jacobikerk in Utrecht, de Adventkerk in Amersfoort, de Pegrimsvaderkerk in Rotterdam-Delfshaven, de Jeruzalemkerk in Amsterdam, de Kruispuntgemeente in Eindhoven en natuurlijk de Kleopasgemeente hier in Ede. Ik spits het nu wat toe op de vraag naar de rol van vrouwen in de bijzondere ambten, maar feitelijk ligt de thematiek breder. Het gaat over man-vrouw verhoudingen vanuit bijbels perspectief.3 Onze samenleving heeft grote veranderingen doorgemaakt op het gebied van man-vrouw-verhoudingen en dat heeft zijn doorwerking in christelijke kringen op de visie op het huwelijk4 en op de rol van de vrouw in de politiek.5
2. Wat is het probleem? Zoals gezegd, ik spits de vraag vanavond toe op de rol van vrouwen binnen de bijzondere ambten van diaken, ouderling en predikant. Kunnen vrouwen die ambten vervullen? Voor sommigen is het antwoord op deze vraag snel gegeven. Van hen zeggen sommigen: ‘Natuurlijk niet. Lees je bijbel, zie de traditie. Waar hebben we het over?’ Anderen zijn net zo snel klaar en 1
Voor deze bezinning heb ik gebruik gemaakt van verschillende bronnen die te vinden zijn in de bibliografie. Ik heb in mijn bijdrage niet origineel willen zijn en claim die originaliteit ook niet. Ik heb beargumenteerd door willen geven wat mij in de verschillende publicaties over dit onderwerp plausibel voorkomt. 2 Zie Zoutendijk, A.J. "Het bijzondere ambt en de rol van vrouwen daarin." (z.j.), http://www.hervormdede.nl/kleopasgemeente/informatie-en-contact/documenten/category/12-manvrouw-en-ambten. 3 Zie Boer, C. den. Man en vrouw in bijbels perspectief: een bijbels-theologische verkenning van de manvrouwverhouding met het oog op de gemeente. Kampen: Uitgeverij Kok, 2007, p.6 4 Tijdens de huwelijkscatechese komt bijvoorbeeld geregeld de vraag naar voren ‘hoe het nu zit met de onderdanigheid van de vrouw’. 5 Zie bijvoorbeeld de discussie rondom het ‘vrouwenstandpunt’ van de SGP.
zeggen: ‘Natuurlijk wel. Je kunt niet doen alsof er geen emancipatie heeft plaatsgevonden. De passages in de bijbel die gaan over vrouwen in de gemeente zijn cultureel bepaald en inmiddels achterhaald. Wij zijn vrij dat nu heel anders te doen.’ Ik denk niet dat het zo simpel ligt. Het feit dat de wereldkerk ernstig verdeeld is over dit vraagstuk - en dat al decennia lang – maakt mij duidelijk dat voor christenen die de bijbel als Gods Woord zien en het gezag van Gods Woord als normatief voor leer en leven aanvaarden hier echt een ingewikkeld punt ligt. Zowel aan de kant van de voorstanders van vrouwelijke ambtsdragers als aan de kant van de tegenstanders, zijn er oprechte gelovigen die zich oprecht beroepen voor hun argumenten op het Woord van God. Daarom vind ik het bezwaarlijk dat sommige mensen suggereren dat je niet bijbelgetrouw kunt zijn en tegelijkertijd voor vrouwelijke ambtsdragers kunt zijn. Ik vind dat dr. Bouter in de recente brochure van de Gereformeerde Bond6 dat wel een beetje doet. Hij maakt een soort tegenstelling tussen een seculier gelijkheidsdenken enerzijds en gehoorzaamheid aan de bijbel anderzijds.7 En je krijgt het idee dat hij wil zeggen: als je gehoorzaam bent aan de Schrift, dan kan het toch niet anders dan dat je tegen de vrouw in het ambt bent. Ik vind dat te gemakkelijk. Omgekeerd vind ik het ook te gemakkelijk om hen die niet voor vrouwelijke ambtsdragers kunnen zijn, weg te zetten als conservatieve en ongeëmancipeerde vrouwenhaters. Ten diepste is het probleem voor een gereformeerd christen de vraag naar de uitleg van Gods Woord op dit punt. En daar moeten wij het wat mij betreft ook vooral over hebben. Pas zei iemand tegen mij: 'Ik geloof niet dat ik er persoonlijk moeite mee heb als er op termijn vrouwelijke ambtsdragers komen, maar ik weet niet zeker of die ruimte er op grond van de Schrift is'. En dat lijkt me inderdaad de kernvraag.
3. Persoonlijke plaatsbepaling Ik wil ook graag aan het begin iets zeggen over de wijze waarop ik in deze thematiek sta en hoe zich dat ontwikkeld heeft. Ik kom uit een kerkelijk milieu waar de vraag naar vrouwelijke ambtsdragers niet speelde. ‘De ambten worden vervuld door mannen.’ Punt. ‘Wij zijn het er over eens dat dat de door God gewilde orde is die te vinden is in de Schrift.’ Punt. Voor mij als opgroeiende tiener is lange tijd het fenomeen van vrouwelijke ambtsdragers een veeg teken van op z'n minst beginnende vrijzinnigheid geweest. Tijdens mijn studie theologie ontmoette ik meisjes en vrouwen met een zelfde achtergrond als ik, met evenveel liefde voor de gereformeerde theologie, die vaak een sterker roepingsbesef hadden dan ikzelf en die – voorzover ik dat kon waarnemen – dichter bij God leefden dan ik. Wat mij in toenemende mate raakte was het feit dat zij door hun omgeving eigenlijk gedwongen werden te kiezen. Tussen hetzij hun roeping niet te volgen, hetzij de roep van God wel te gehoorzamen maar daarmee feitelijk hun eigen kerkelijke achtergrond te moeten verlaten. Ik vond en vind het pijnlijk. dat vrouwelijke collega’s niet kunnen voorgaan in de gemeenten waar zij op grond van hun verkondiging wel thuis horen.
6
Hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland. Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen: over man, vrouw en ambt. s.l., 2012. Maar met name in het slot van een artikel in Kontekstueel waar hij schrijft: “Blijft staan dat uiteindelijk de gehoorzaamheid aan de bijbel beslissend is.” Zie Bouter, P.F. "Waarom alleen mannen in het ambt?" Kontekstueel 27, no. 1 (2012): 1315, p.15 7 Zie bijvoorbeeld p.51vv. Cf. Ouweneel, Willem J. Vijf olifanten in een porseleinkast: vijf brandende onderwerpen waarover christenen verdeeld zijn. Heerenveen: Uitgeverij Medema, 2009, p.87
Na mijn studie ben ik diaken geworden in een wijkgemeente die vrouwelijke ambtsdragers kende. Ik vond dat eigenlijk lastig. Ik voelde me geroepen tot het ambt, had gezien dat de vrouwelijke ambtsdragers tot zegen van de gemeente werkten, maar was niet innerlijk overtuigd dat dit volgens Schriften was. Later is die overtuiging wel gekomen. En met overtuiging heb ik dan ook een beroep aangenomen naar een gemeente die vrouwelijke ambtsdragers kent. Tegelijkertijd begrijp ik de bezwaren die gelovigen op grond van de bijbel kunnen hebben. En dat is de reden dat ik met volle overtuiging een beroep heb aangenomen naar een wijkgemeente die geen vrouwelijke ambtsdragers kent. Ik wil er maar dit mee zeggen: bij mij is in de loop van de jaren door studeren en bidden een overtuiging naar de ene kant gegroeid. Maar dat wil niet zeggen dat de bezwaren aan de andere kant mij nu opeens als onzinnig voorkomen.
4. Wat zegt de bijbel? Als we het hebben over de vervulling van de ambten door vrouwen, wat zegt de bijbel daar dan eigenlijk over? Ik wil in dit artikel naar een paar specifieke bijbelgedeelten kijken. Ik laat daarmee veel liggen. Er is veel te zeggen over de rol die vrouwen spelen in zowel het Oude als het Nieuwe Testament.8 Denk alleen maar aan de profetessen Mirjam en Debora en de vrouwen in de evangeliën die als eersten het Paasevangelie mogen verkondigen. Ook laat ik achterwege de verrassende manier waarop Jezus met vrouwen is omgegaan tijdens zijn dienstwerk op aarde.9 Ik kijk met jullie naar een paar bijbelgedeelten die steeds weer een rol spelen in onze thematiek: Genesis 1-3, Galaten 3: 27-28, 1 Timoteüs 3: 8-11, Romeinen 16: 1, 1 Korintiërs 14: 34-35, 1 Korintiërs 11: 4-5, 1 Timoteüs 2: 8-15. Voordat we naar deze bijbelgedeelten gaan kijken, eerst nog een paar opmerkingen vooraf. Het is goed om te constateren dat wij ons de naar de vervulling van de ambten door vrouwen stellen omdat onze samenleving veranderd is. Zeshonderd jaar geleden zou deze vraag geen serieuze vraag geweest zijn. Maar inmiddels zijn wij gewend aan het feit dat vrouwen op vrijwel alle gebieden van het leven in allerlei functies werkzaam zijn, inclusief leidinggevende en onderwijzende functies. Dat een veranderende samenleving ons tot nieuwe vragen brengt, is ook niet erg. Zo gaat dat. De context waarin de bijbel geschreven is, is anders dan onze context. Om het wat deftig te zeggen: onze verstaanshorizon valt niet samen met de verstaanshorizon van Paulus. Als Paulus over slavernij schrijft, begrijpen wij niet meteen waar hij op doelt. Want wij denken bij slavernij meteen aan de negerhut van oom Tom en de verschrikkingen van die vormen van slavernij, terwijl er in de dagen van Paulus ook vormen van slavernij voorkwamen die veel beschaafder en menselijker waren. Dat laat onverlet dat wij - zeker als christenen – slavernij nu als iets onwenselijks zien. Wij moeten dus uitkijken om te snel te denken dat we wel weten wat de bijbel bedoelt. Als je de bijbel leest, zo stelt Loonstra, moet je voortdurend twee vragen in je achterhoofd hebben: wat wil de tekst in zijn oorspronkelijke historische context duidelijk maken en bereiken, èn: wat betekent dat voor de strekking en toepassing in onze context.10
8
Zie hiervoor het artikel van Linda L. Belleville “Women Leaders in the Bible” dat te vinden is in Pierce, Ronald W. en Rebecca Merrill Groothuis, eds. Discovering Biblical Equality: Complementarity Without Hierarchy. Downers Grove, Illinois/Leicester, Uk: InterVarsity Academic/Apollos, 2005, pp.110-125. 9 Zie hiervoor het artikel van Aída Besançon Spencer “Jesus’ Treatment of Women in the Gospel” dat te vinden is in Pierce, Ronald W. en Rebecca Merrill Groothuis, eds. Discovering Biblical Equality: Complementarity Without Hierarchy. Downers Grove, Illinois/Leicester, Uk: InterVarsity Academic/Apollos, 2005, pp.126-141. 10 Zie Loonstra, B. "Hermeneutiek van de zwijgteksten." Kontekstueel 27, no. 1 (2012), p.10.
Genesis 1-311 Ik begin bij Genesis. In Genesis 1 wordt de schepping van de mens beschreven. Er is de ene mens, geschapen naar Gods beeld en die ene mens is er in twee varianten: mannelijk en vrouwelijk. Beiden zijn zij beelddrager van God en beide krijgen zij de opdracht te heersen over de schepping. Bij dat beelddragen kun je denken aan de oudoosterse gewoonte van koningen om hun regeringsmacht duidelijk te maken door het oprichten van standbeelden. Als je zo’n beeld ziet, dan weet je: hier regeert vorst x. Zo mogen man en vrouw samen de regeringsmacht van God vertegenwoordigen. De man wordt eerst genoemd en vervolgens de vrouw. Maar er is naar mijn idee niets dat suggereert dat deze volgorde een rangorde of een hiërarchie veronderstelt. Dat is ook niet het geval in Genesis 2. Daar wordt eerst de mens geschapen. Die er vervolgens achter komt dat alleen-zijn niet goed is en God brengt dan een vrouw voort. De volgorde dient hier dus om te laten zien dat man en vrouw elkaar nodig hebben. Dat zij een helper is voor haar men. Ik beklemtoon op huwelijkscatechese altijd dat dat niet hetzelfde is als een hulpje, zoals zwarte piet het knechtje van Sinterklaas is. Nee, dat woord helper wordt ook gebruikt om God mee aan te duiden (Psalm 146). Dat de vrouw een helper genoemd wordt van de man suggereert dus ook niets van onderdanigheid of hiërarchie. Het duidt wel iets aan van het feit dat man en vrouw verschillen en dat die verschillen er ook toe doen, dat in het mens-zijn een diversiteit zit ingebakken. Maar ik kan in deze oorspronkelijke diversiteit geen rangorde zien. Ik zeg dat met enige nadruk omdat mij is opgevallen dat in de brochure van de Gereformeerde Bond herhaaldelijk12 terugverwezen wordt naar een geschapen hiërarchie tussen man en vrouw. Bouter concludeert uit Genesis 1 en 2 dat de man de eerstverantwoordelijke is en dat de positie van de vrouw er een is om zich geheel en al aan de man te wijden. Bouter leest in Genesis 1 en 2 dat de man het hoofd van de vrouw is. En als Bouter teksten van Paulus gaat interpreteren, dan verwijst hij ook steeds terug naar zo'n scheppingsrangorde tussen man en vrouw. Maar die rangorde zie ik dus echt niet in de tekst staan. Mij valt juist op de volstrekte gelijkwaardigheid van man en vrouw, ook in de opdrachten die zij van God krijgen. Waar lees ik over de vrouw die overheerst zal worden door de man? Daarover lees ik pas in Genesis 3 na de zondeval. Wat is het gevolg van de zondeval? Dat Gods bedoelingen met een goede schepping verstoord worden. De verhoudingen raken zoek. En dat raakt precies de manvrouw verhouding. De gelijkwaardigheid tussen man en vrouw die samen heersen over de schepping, wordt door de zonde verstoord en de man-vrouw verhouding wordt voortaan bedreigd door de zucht naar macht. De vrouw wil de baas spelen over de man en de man de baas over zijn vrouw. Het is trouwens goed om ons te realiseren dat God hier beschrijft hoe het voortaan zal zijn. God geeft hier geen opdracht. Het is een constatering! Verschil tussen man en vrouw is door de Schepper zo bedoeld. Hiërarchie in de man-vrouw verhouding is een gevolg van de zondeval.
11
Ik maak in dit gedeelte gebruik van het artikel “Equality with hand without Innocence” van Richard S. Hess dat te vinden is in Pierce, Ronald W. en Rebecca Merrill Groothuis, eds. Discovering Biblical Equality: Complementarity Without Hierarchy. Downers Grove, Illinois/Leicester, Uk: InterVarsity Academic/Apollos, 2005, pp.79-95. 12 Zo bijvoorbeeld op p.20, 32-33, 52. Ook in de publicatie van Den Boer is dit het geval.
Galaten 3:27-2813 We maken nu een reuzensprong naar de volgende tekst. Jezus Christus is naar deze wereld gezonden om herstel van Gods oorspronkelijke bedoelingen mogelijk te maken. Je ziet dat in het werk dat Jezus op aarde doet. Alle machten die Gods goede schepping bedreigen worden door Jezus aan banden gelegd: Hij komt om ziekte te genezen, om de dood te overwinnen, om de onoverbrugbare kloof van zonde en schuld tussen God en mens te overbruggen. En in Jezus Christus als de Opgestane is de nieuwe schepping al begonnen. Op Hem heeft de dood geen vat meer. Hij heeft het verheerlijkt lichaam al dat wij straks op de nieuwe aarde ontvangen. En voor wie gelooft in Jezus Christus geldt dat voor hem of haar die nieuwe schepping ook al werkelijkheid aan het worden is. Het eeuwige leven begint hier op aarde. En Paulus schrijft in Galaten over de contouren van dat nieuwe leven. Voor wie gedoopt is, voor de gemeente van Christus gelden andere wetten en andere onderscheidingen dan voor de wereld. In de wereld is je afkomst van belang, is je geslacht van belang, is je sociale status van belang. Maar in Christus zijn al die onderscheidingen niet meer relevant. Zoals de HSV zo mooi zegt: ‘het is niet van belang.’ Ze zijn er nog wel, maar ze doen er niet meer wezenlijk toe. Daarom kan Paulus ook zo relaxed met culturele verschijnselen omgaan. Een weggelopen slaaf stuurt hij terug naar zijn meester, maar hij herinnert meester en slaaf er fijntjes aan dat in hun onderlinge verhouding Christus nu de allesbepalende factor is.14 Met andere woorden: als Christus Heer is over je leven, dan wordt alles anders. Dat was ook precies Gods bedoeling. Herstel van zijn goede schepping. En dus ook herstel van de oorspronkelijke verhouding tussen man en vrouw. Dat is in de wereld niet zo, maar in elk geval in de gemeente van Christus wel.15
1 Timoteüs 3:8-11 en Romeinen 16:116 Dan komen we nu bij twee teksten die op het eerste gezicht lijken te veronderstellen dat er in de christelijke gemeenten waar Paulus aan schrijft en in werkt vrouwelijke diakenen zijn geweest. 1 Timoteüs 3 bevat aanwijzingen voor diakenen. En dan opeens gaat het over de vrouwen. De vertaling van '51 had daar keurig het woordje 'hun' tussen gesmokkeld. Alsof het zou gaan over de vrouwen van de diakenen. Maar dat woordje 'hun' staat er helemaal niet. Het meest logisch is dus om te veronderstellen dat het hier gaat over vrouwelijke diakenen. Datzelfde geldt voor Romeinen 16:1. Er staat hier dat Febe een diakonos is. Door sommige uitleggers wordt dan gezegd dat dat een niet-ambtelijke functie of bediening zou zijn, zoals wij in de protestantse traditie de diakonessen kennen.17 Maar er is niets in de tekst zelf dat suggereert dat het hier niet over een diaken in ambtelijke zin gaat. Er ontstaat pas een probleem met deze tekst als je er vanuit gaat dat vrouwen geen diaken kunnen zijn in ambtelijke zin. Aan de ene kant zijn er teksten in de bijbel te vinden die suggereren dat vrouwen op allerlei wijzen en in allerlei geledingen actief waren in de christelijke gemeente, tegelijkertijd is het juist Paulus die in een aantal brieffragmenten de rol van vrouwen in de gemeente lijkt te willen beperken. We gaan nu naar die teksten kijken. 13
Ik maak in dit gedeelte gebruik van het artikel “Male and Female in the New Creation” van Gordon D. Fee dat te vinden is in Pierce, Ronald W. en Rebecca Merrill Groothuis, eds. Discovering Biblical Equality: Complementarity Without Hierarchy. Downers Grove, Illinois/Leicester, Uk: InterVarsity Academic/Apollos, 2005, pp.172-185. 14 Zie de brief van Paulus aan Filemon. 15 In mijn eigen denken over de vraag of de bijzondere ambten opengesteld kunnen/moeten worden voor vrouwen, zijn de in deze en de vorige paragraaf genoemde interpretaties van Genesis 1-3 en Galaten 3 van doorslaggevend belang geweest. 16 Zie voor deze teksten 17 Zie de voorbeelden die Den Boer noemt, a.w. pp.84vv.
1 Korintiërs 14:34-35 en 11:4-518 In 1 Korintiërs 14 zegt Paulus dat vrouwen in de samenkomsten moeten zwijgen. Opvallend is dat Paulus dit zo algemeen zegt. Hij perkt het niet in tot bepaalde vrouwen of bepaalde bijeenkomsten. Het klinkt behoorlijk absoluut wat Paulus hier zegt. Tegelijkertijd lijkt Paulus een paar hoofdstukken eerder te veronderstellen dat de vrouwen wel profeteren en bidden, mits zij dat met een bedekt hoofd doen. Nu zijn er mensen die zeggen dat 11:5 niet expliciet gaat over bidden en profeteren in de samenkomst van de gemeente. Maar als je kijkt naar hoofdstuk 10 en het vervolg in hoofdstuk 11 dan blijkt voortdurend de context de samenkomst van de gemeente te zijn. Met andere woorden: Paulus veronderstelt het spreken van vrouwen in de samenkomsten van de gemeente. Maar hoe moeten we dan hoofdstuk 14:34 lezen? Zelf denk ik dat de opmerkingen die Paulus maakt staan in het kader van de wanorde waarin de samenkomsten in Korinte verliepen (zie ook 1 Korintiërs 14). Het zwijgen van vers 34 is dan niet op te vatten als 'vrouwen mogen het woord niet voeren' maar als 'laat die vrouwen die bij jullie door alles en iedereen heen praten ook eens hun mond houden'. Een andere achtergrond kan zijn dat in de Grieks-Romeinse cultuur de vrouw verondersteld werd niet al te veel te praten in een onderwijssetting en al helemaal niet met mannen die hun eigen man niet waren. Vrouwen die continu het woord nemen, verstoren dus niet alleen de orde van de samenkomst, maar schoppen ook tegen culturele schenen. En dat wil Paulus niet. Zoals hij ook niet wil dat slaven met een beroep op de christelijke vrijheid zich aan het gezag van hun meester onttrekken. Paulus blijkt hier gevoelig te zijn voor culturele grenzen. Het woordje 'schande' duidt daar ook op. Het heeft de lading van 'dat doe je niet'. De interessante vraag intussen is wat dat voor ons betekent. Als Paulus zich aansluit bij de omringende cultuur om geen aanstoot te geven, wat betekent dat voor ons? In onze cultuur is het juist aanstootgevend als een vrouw niets mag inbrengen alleen op grond van het feit dat zij vrouw is. Hoe kunnen wij in onze cultuur aanstoot vermijden? Door vrouwen wel te laten spreken. Mits dat de orde van de samenkomst niet verstoort!
1 Timoteüs 2:8-1519 De passage in 1 Timoteüs 2 heeft overeenkomsten met die uit 1 Korintiërs. Ook hier lijkt het erop dat bepaalde vrouwen in de gemeente - wellicht onder invloed van de cultus van Artemis waarin het vrouwelijke verheerlijkt werd - probeerden de macht naar zichzelf toe te trekken door op een bijzonder autoritaire manier onderwijs te geven. Dit gedrag veroorzaakte in de gemeente problemen omdat de mannen in de gemeente hier niet mee om konden gaan. Vandaar dat er zowel aanwijzingen voor de mannen gegeven worden als voor de vrouwen. De vrouwen moeten niet willen onderwijzen met het doel hun mannen te domineren. Wat ik ingewikkeld aan deze passage vind, is Paulus' uitleg van de gebeurtenissen in Genesis. Suggereert Paulus hier toch iets van een scheppingsrangorde en waarom schrijft Paulus de zondeval hier primair toe aan Eva? In Romeinen 5 spreekt hij namelijk voortdurend over Adam als degene die gevallen is en die de hele mensheid met zich mee getrokken heeft. Of gebruikt Paulus de gebeurtenissen uit Genesis hier om aan te sluiten bij de cultuur van die tijd waarin
18
Zie hiervoor het artikel van Gordon F. Fee “Praying and Prophesying in the Assemblies: I Corinthians 11:2-16” en van Craig S. Keener “Learning in the Assemblies: I Corinthians 14:34-35” dat te vinden is in Pierce, Ronald W. en Rebecca Merrill Groothuis, eds. Discovering Biblical Equality: Complementarity Without Hierarchy. Downers Grove, Illinois/Leicester, Uk: InterVarsity Academic/Apollos, 2005, pp.142160 en 161-171. 19 Zie hiervoor het artikel van Linda L. Belleville “Teaching and Usurping Authority: I Timothy 2:11-15” dat te vinden is in Pierce, Ronald W. en Rebecca Merrill Groothuis, eds. Discovering Biblical Equality: Complementarity Without Hierarchy. Downers Grove, Illinois/Leicester, Uk: InterVarsity Academic/Apollos, 2005, pp.205-223.
de vrouw een ondergeschikte positie heeft ten opzichte van de man? Ik ben geneigd het laatste te denken. Overigens blijft het ook een vraag waarom wij aan deze passages meer waarde hechten dan aan andere passages waarin Paulus ook heel concrete aanwijzingen geeft. De mannen in onze gemeente bidden niet staande met geheven handen. En de vrouwen in onze gemeente dragen vrijwel geen hoofdbedekking. En over loshangende haren doen wij niet moeilijk. Waarom het een wel en het ander niet?
Conclusies Als ik terugkijk op deze verkenning, dan zie ik in Genesis dat man en vrouw beide geschapen zijn naar Gods beeld. En dat in deze schepping weliswaar een volgorde is maar geen rangorde. Verder zie ik dat in Christus Jezus een nieuwe schepping begonnen is, waarin allerlei scheef getrokken verhoudingen weer recht gezet zijn. Dat is ook de norm voor de christelijke gemeente. Paulus is voortdurend in de weer met de vraag wat nu precies de opbouw van de gemeente dient. En daarom is niet alles wat kan, nuttig. Wat theologisch juist is, hoeft nog niet altijd praktisch uitgevoerd of wenselijk te zijn. In principe zijn de verschillen tussen slaven en vrijen, tussen Joden en Grieken, tussen mannen en vrouwen opgeheven. Maar Paulus is zich bewust van zijn cultuur en de gewoonten. Paulus schaft slavernij niet af. Dat zou in zijn tijd de gemeente verdacht gemaakt hebben. Maar hij vult wel vanuit Christus de verhouding tussen slaaf en meester volstrekt anders in. Zo past Paulus zich ook aan de culturele verhoudingen tussen mannen en vrouwen aan, maar ook die verhoudingen worden vanuit Christus volstrekt anders ingevuld. Ik denk dat daarmee voor ons de taak helder is. Wij hebben ons als kerkenraad af te vragen wat in onze specifieke culturele context de opbouw van de gemeente dient. Waar in de tijd van Paulus een al te nadrukkelijk optreden van vrouwen schadelijk was voor de gemeente, daar zou dat in onze tijd wel eens precies omgekeerd kunnen zijn.
Vragen Wat mij betreft zijn er twee vragen die beantwoord moeten worden. 1. Zijn er op grond van de bijbel zwaarwegende bezwaren tegen de openstelling van de bijzondere ambten? 2. Al naar gelang het antwoord dat we geven op de eerste vraag, wat dient dan op dit moment de opbouw van de gemeente?
Bibliografie Boer, C. den. Man en vrouw in bijbels perspectief: een bijbels-theologische verkenning van de man-vrouwverhouding met het oog op de gemeente. Kampen: Uitgeverij Kok, 2007. Bouter, P.F. "Waarom alleen mannen in het ambt?" Kontekstueel 27, no. 1 (2012): 13-15. Dekker, W. “Roept God ook vrouwen tot het ambt?” Kontekstueel 27, no. 3 (2013). Hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland. Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen: over man, vrouw en ambt. s.l., 2012. Looijen, Dick "Vrouw en ambt." (2012), http://www.adventkerkamersfoort.nl/index.php?go=home.makedownload&login=false&pagenr=212. Looijen, D.Ph.C. "Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen: bezinning op de vrouw in het ambt in de Adventkerk te Amersfoort." (2012), http://www.adventkerkamersfoort.nl/index.php?go=home.makedownload&login=false&pagenr=212.
Loonstra, B. "Hermeneutiek van de zwijgteksten." Kontekstueel 27, no. 1 (2012). Ouweneel, Willem J. Vijf olifanten in een porseleinkast: vijf brandende onderwerpen waarover christenen verdeeld zijn. Heerenveen: Uitgeverij Medema, 2009. Pierce, Ronald W. en Rebecca Merrill Groothuis, eds. Discovering Biblical Equality: Complementarity Without Hierarchy. Downers Grove, Illinois/Leicester, Uk: InterVarsity Academic/Apollos, 2005. Zoutendijk, A.J. "Is er ruimte voor vrouwelijke lidmaten in onze kerkenraad?" http://www.hervormdede.nl/kleopasgemeente/informatie-encontact/documenten/category/12-man-vrouw-en-ambten. Zoutendijk, A.J. "Het bijzondere ambt en de rol van vrouwen daarin." (z.j.), http://www.hervormdede.nl/kleopasgemeente/informatie-encontact/documenten/category/12-man-vrouw-en-ambten.