Habi_deel_omslag soldaat
29-1-2007
19:11
Pagina 1
Vernieuwend Ruimtegebruik
Bewonersgedrag en balansventilatie De invloed van bewonersgedrag op de effectiviteit van balansventilatie
Karin Soldaat
Bewonersgedrag en balansventilatie
> Inhoud Duurzaam bouwen maatregelen worden toegepast om de milieuprestatie van woningen te verbeteren. Voor een aantal van deze maatregelen geldt dat bewonersgedrag invloed heeft op de effectiviteit van de maatregelen. Deze thematiek staat centraal in dit rapport, waarin de invloed van bewonersgedrag op de effectiviteit van balansventilatie wordt uitgewerkt. Daartoe wordt eerst aandacht besteed aan balansventilatie en de theoretische bijdrage van balansventilatie aan de EPC. Vervolgens komen theoretische achtergronden voor bewonersgedrag aan bod. Daarna wordt een literatuuroverzicht geboden van diverse onderzoeken op het gebied van ventilatiegedrag. Tenslotte worden de resultaten van 18 verkennende kwalitatieve interviews weergegeven, die inzicht bieden in het daadwerkelijke gedrag van bewoners en de factoren die van invloed zijn op het gedrag.
> Colofon Dit onderzoek kwam tot stand in het kader van het onderzoeksprogramma Corpovenista, waarin wordt samengewerkt door een tiental grote woningcorporaties (de Alliantie, de Key, HaagWonen, Het Oosten, Stadswonen, Staedion, Vestia, Woonbron, de Woonplaats en Ymere), Aedes (de vereniging van woningcorporaties), Onderzoeksinstituut OTB Technische Universiteit Delft en onderzoeksgroepen van de Universiteiten van Utrecht en Amsterdam (zie: http://www.corpovenista.nl). Corpovenista maakt onderdeel uit van het wetenschappelijk programma binnen het Habiforum-kennisontwikkelingsprogramma ‘Vernieuwend Ruimtegebruik’. Dit onderzoek werd tevens mogelijk gemaakt door SBR.
> Habiforum Dit is een publicatie van Habiforum in het kader van het programma Vernieuwend Ruimtegebruik. Habiforum is een kennisnetwerk dat ruim 2.000 experts verbindt, die samen nieuwe vormen van duurzaam ruimtegebruik ontwikkelen én in de praktijk brengen. Het programma omvat praktijkprojecten (proeftuinen) en wetenschappelijk onderzoek. Het wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met het InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster en de universiteiten van Delft, Rotterdam, Amsterdam (VU en UvA), Utrecht en Wageningen. Door deze samenwerking ontstaat er synergie tussen wetenschap, praktijk en beleid. Habiforum wordt gefinancierd vanuit Bsik, het kenniseconomieprogramma van de Rijksoverheid, en uit bijdragen van publieke en private partijen. Zie ook: www.habiforum.nl
3
Bewonersgedrag en balansventilatie De invloed van bewonersgedrag op de effectiviteit van balansventilatie
Karin Soldaat
Gouda, januari 2007 Dit is een uitgave van Habiforum in het kader van het programma Vernieuwend Ruimtegebruik. Habiforum Büchnerweg 1, 2803 GR Gouda Postbus 420, 2800 AK Gouda Telefoon (0182) 540 655 Fax (0182) 540 656 Email:
[email protected] Auteursinformatie Karin Soldaat is werkzaam bij: Onderzoeksinstituut OTB Technische Universiteit Delft Jaffalaan 9, 2628 BX Delft Postbus 5030, 2600 GA Delft Telefoon (015) 278 30 05 Fax (015) 278 44 22 Email:
[email protected] ©Copyright 2007 by Onderzoeksinstituut OTB No part of this report may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from the copyrightholder. 5
Bewonersgedrag en balansventilatie
Inhoud Samenvatting
1
2
3
4
5
6
Inleiding
8
13
1.1 Aanleiding
13
1.2 Doelstelling, probleemstelling en onderzoeksvragen
13
1.3 Onderzoeksmethoden
14
1.4 Opbouw van het rapport
14
Balansventilatie
15
2.1 Inleiding
15
2.2 Werking van balansventilatie
15
2.3 Bijdrage balansventilatie aan de EPC
16
2.4 Mogelijke invloed bewonersgedrag op effectiviteit
17
Theoretische achtergronden bewonersgedrag
19
3.1 Inleiding
19
3.2 Interactie tussen huishouden en systeem
20
3.3 Interactie tussen individu en systeem
21
3.4 Onderzoeksagenda
23
Ventilatiegedrag
24
4.1 Inleiding
24
4.2 Ventilatiegedrag van bewoners
24
4.3 Factoren die ventilatiegedrag beïnvloeden
25
4.3.1 Bewonerskenmerken
25
4.3.2 Woningkenmerken
27
4.3.3 Kenmerken van het ventilatiesysteem
28
4.3.4 Omgevingskenmerken
29
4.4 Onderzoeksagenda
30
Interviews
31
5.1 Inleiding
31
5.2 Opbouw interviewschema
31
5.3 Afname interviews
32
5.4 Toegepaste balansventilatiesystemen
33
5.5 Projecten
36
5.5.1 Woningen van de Alliantie
36
5.5.2 Woningen van Vestia Zoetermeer
39
Resultaten
42
6.1 Inleiding
42
6.2 Bewoners
42
6.3 Ventilatiegedrag algemeen
44
6.3.1 Ventilatie woning algemeen
44
6.3.2 Redenen voor het openen van ramen en deuren
45
6.3.3 Redenen voor het sluiten van ramen en deuren
46
6.3.4 Ventilatie per vertrek
48
6.3.5 Oordeel over ventilatievoorzieningen in de woning
55
6.4 Stookgedrag en thermisch comfort
57
6.4.1 Stookgedrag
57
6
Bewonersgedrag en balansventilatie
7
8
6.4.2 Thermisch comfort
58
6.5 Balansventilatie
59
6.5.1 Doel van het systeem
59
6.5.2 Kennis over het systeem
59
6.5.3 Voorlichting over werking systeem
60
6.5.4 Gebruiksaanwijzing
60
6.5.5 Verwachtingen van gebruikers over het systeem
61
6.5.6 Mening over ontwerp van het systeem
61
6.5.7 Gebruik van de schakelaar
62
6.5.8 Perceptie van effecten van het systeem
63
6.5.9 Handeling naar aanleiding van perceptie
64
6.5.10 Onderhoud van het systeem
67
Analyse van de resultaten
70
7.1 Inleiding
70
7.2 Hypothesen ten aanzien van ventilatiegedrag
70
7.3 Hypothesen ten aanzien van balansventilatie
73
Conclusies en aanbevelingen
75
8.1 Conclusies
75
8.2 Aanbevelingen voor de praktijk
79
8.2.1 Aanbevelingen voor ontwerp
79
8.2.2 Aanbevelingen voor gebruik
79
8.2.3 Aanbevelingen voor functioneren systeem
80
8.2.4 Aanbevelingen voor beheer
80
8.3 Aanbevelingen voor verder onderzoek
80
Bijlage A
83
7
Bewonersgedrag en balansventilatie
Samenvatting Ventilatie kan gedefinieerd worden als het voorzien in een continue hoeveelheid verse lucht door het bedienen van ramen en deuren of van mechanische ventilatiesystemen. Het ventilatiegedrag van bewoners heeft invloed op de hoeveelheid energie die nodig is om de woning te verwarmen. Vanuit het oogpunt van energiebesparing zou de hoeveelheid verse lucht zo laag mogelijk moeten zijn. Maar vanuit gezondheidsoogpunt moet de ventilatie voldoende zijn om een goed binnenklimaat te garanderen. Balansventilatie biedt de mogelijkheid om in beide belangen te voorzien. Door de continue afvoer en toevoer van lucht wordt de woning voorzien van voldoende verse lucht. Daarnaast zorgt de warmtewisselaar ervoor dat er in het stookseizoen weinig energie verloren gaat, doordat de koude buitenlucht wordt voorverwarmd door middel van warmte uit de woning voordat het de woning in wordt geblazen. Wanneer het systeem in werking is, is het niet nodig aanvullend te ventileren door middel van ramen en deuren. Balansventilatie wordt in Nederland steeds vaker toegepast om te voldoen aan de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). De bijdrage van balansventilatie wordt berekend aan de hand van normgedrag. Het is echter de vraag of Nederlandse huishoudens ook daadwerkelijk dat normgedrag vertonen en of de energiebesparing ook daadwerkelijk wordt behaald. Dit is onder andere afhankelijk van het stookgedrag van bewoners in de winter en de mate waarin zij, naast het gebruik van het systeem, aanvullend ventileren door middel van ramen en deuren. In dit rapport wordt onderzocht hoe bewoners zich gedragen ten opzichte van balansventilatie en overige ventilatievoorzieningen. Tevens wordt onderzocht welke factoren invloed hebben op het ventilatiegedrag. Tenslotte wordt aandacht besteed aan de mate waarin gedrag invloed heeft op de milieuprestatie van balansventilatie. Om deze vragen te beantwoorden is een literatuuronderzoek verricht en zijn 18 verkennende interviews uitgevoerd bij bewoners van twee corporaties, namelijk De Alliantie Gooi en Vechtstreek en Vestia Zoetermeer. Resultaten en conclusies Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het overgrote deel van de respondenten niet zo met balansventilatie omgaat als de producent verwacht. In veel huishoudens wordt ‘om het systeem heen geleefd’. Dat wil zeggen dat bewoners zich er wel van bewust zijn dat het systeem in de woning zit, maar dat zij nog steeds ventileren door middel van ramen en deuren, zoals ze dat ook in hun vorige woning deden. In het onderstaande worden de conclusies besproken aan de hand van de in het onderzoek geformuleerde onderzoeksvragen. 1 Hoe gedragen bewoners zich ten aanzien van balansventilatie en overige ventilatievoorzieningen? De voor het onderzoek geïnterviewde bewoners zijn allemaal vrij actief bezig met het onderhoud van het ventilatiesysteem. Zij zijn zich ervan bewust dat de ventielen moeten worden schoongemaakt en dat de filters moeten worden schoongemaakt en vervangen. Voor veel respondenten is het wel onduidelijk hoe dit zou moeten gebeuren en hoe vaak. De schakelaar wordt door een kleine groep mensen actief gebruikt. Dit gebruik is gekoppeld aan specifieke activiteiten als douchen, koken en roken. Veel mensen hebben een afzuigkap in de keuken geplaatst, omdat ze de afzuiging niet voldoende vonden. Het merendeel van de respondenten houdt bij het openen van ramen en deuren geen rekening met de aanwezigheid van het systeem. Zij ventileren niet minder op deze manier omdat er balansventilatie in de woning zit. Slechts twee van de achttien respondenten hebben hun ventilatiegedrag aangepast aan het systeem. 8
Bewonersgedrag en balansventilatie
2 In hoeverre beïnvloeden kenmerken van balansventilatie en overige ventilatievoorzieningen ventilatiegedrag? Ten eerste speelt de bruikbaarheid van balansventilatie en van ramen en deuren een rol. Uit het onderzoek komt naar voren dat een twee standen schakelaar een betere ventilatie door middel van het systeem waarborgt dan een drie standen schakelaar. Tevens is het van belang dat de display van het apparaat duidelijk en begrijpelijk is. Geen van de respondenten is op de hoogte van alle mogelijkheden die het apparaat biedt. Ook de bruikbaarheid van ramen en deuren beïnvloedt ventilatiegedrag. Bewoners vinden het belangrijk dat ze ramen of deuren vast kunnen zetten. Het draaikiep raam wordt door de respondenten positief beoordeeld. Naast bruikbaarheid speelt ook de functionele prestatie van ventilatievoorzieningen een rol. Het hoofddoel van balansventilatie is vervuilde lucht afzuigen en schone lucht, al dan niet voorverwarmd, inblazen in de woning. Op beide gebieden presteert het systeem niet altijd even goed. Hierdoor gaan bewoners hun gedrag aanpassen. Bewoners zetten bijvoorbeeld een raam open om te ventileren, omdat zij niet het gevoel hebben dat het systeem voldoende frisse lucht inblaast. Wanneer bewoners de afzuiging in de keuken onvoldoende vinden, plaatsen zij een afzuigkap. Ook de onbedoelde neveneffecten van balansventilatie hebben invloed op het gebruik van balansventilatie. Wanneer mensen teveel geluid van het systeem waarnemen, zetten zij het in een lagere stand door middel van de schakelaar of zetten zij de toevoerventilator uit. Bij perceptie van vuil gaan bewoners schoonmaken of aanpassingen doen aan het systeem, zoals het uitzetten van de toevoerventilator of het aanpassen van de ventielen. Bij perceptie van tocht uit het inblaasventiel ventiel gaan bewoners ergens anders zitten of ze doen aanpassingen aan het systeem, zoals het dichtdraaien van ventielen. Wanneer bewoners de lucht in de woning te droog vinden, gaan zij proberen de lucht te bevochtigen door een raam open te zetten of door luchtbevochtigers op de radiatoren te plaatsen. Over het algemeen kan worden gesteld dat de meeste bewoners graag zelf aanvullend willen ventileren door middel van ramen en deuren. Hierdoor hebben zij het gevoel dat er voldoende frisse lucht in de woning aanwezig is. 3 In hoeverre beïnvloeden kenmerken van de woning bewonersgedrag ten aanzien van balansventilatie en overige ventilatievoorzieningen? Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan niet veel gezegd worden over de invloed van woningkenmerken op ventilatiegedrag. Zo zijn er voor de kenmerken woningtype, grootte en isolatieniveau geen aanwijzingen gevonden dat zij het ventilatiegedrag beïnvloeden. Daarbij moet opgemerkt worden dat in de steekproef alleen goed geïsoleerde woningen zijn meegenomen. De oriëntatie van een vertrek heeft wel invloed op ventilatiegedrag. Wanneer in de zomer de zon op een vertrek staat, houden veel bewoners het raam dicht om de warmte buiten te houden. De functie van een vertrek heeft ook invloed. Zo wordt in de slaapkamer aanzienlijk meer geventileerd dan in de woonkamer of de keuken. 4 In hoeverre beïnvloeden factoren uit de omgeving ventilatiegedrag? Factoren uit de omgeving beïnvloeden het openen van ramen en deuren door bewoners. Genoemde redenen voor het sluiten van ramen zijn weersfactoren, verkeersgeluid, overig geluid uit de omgeving, geuren en veiligheid. Een genoemde reden voor het openen van een raam is het hebben van contact met de buitenwereld. In mindere mate hebben factoren uit de omgeving invloed op het gebruik van balansventilatie. Wanneer het buiten warmer is dan binnen, zoeken bewoners naar manieren om de warmte buiten te houden. Sommige mensen zetten de toevoerventilator uit, terwijl anderen proberen de inblaastemperatuur te beïnvloeden door de comforttemperatuur te veranderen. 9
Bewonersgedrag en balansventilatie
5 In hoeverre beïnvloeden huishoudenkenmerken ventilatiegedrag? In gezinnen met kinderen worden meer kamers gebruikt als slaapkamer. Aangezien vertrekken met een slaapfunctie meer geventileerd worden dan andere kamers, zorgt dit voor meer ventilatie in de gehele woning. Tevens kan de grootte van een huishouden invloed hebben op het gebruik van balansventilatie. Wanneer het gebruik van de schakelaar gekoppeld is aan een activiteit als douchen, zal de schakelaar vaker gebruikt worden in een gezin met vier kinderen dan in een eenpersoons huishouden. 6 In hoeverre beïnvloeden individuele bewonerskenmerken ventilatiegedrag? Individuele voorkeuren ten aanzien van thermisch comfort en het binnenklimaat beïnvloeden het openen van ramen en deuren in zowel zomer als winter. Ook activiteiten die individuen uitvoeren in de woning, zoals bijvoorbeeld roken, kunnen het openen van ramen en deuren beïnvloeden. Er zijn tevens aanwijzingen gevonden dat bij het openen van ramen en deuren rekening gehouden wordt met energiebesparing. In verwarmde ruimtes staan de ramen in het stookseizoen minder lang open dan in niet verwarmde ruimtes. Ten aanzien van balansventilatie speelt in eerste instantie de perceptie van het ontwerp van het systeem een rol. Begrijpen mensen wat ze met het systeem kunnen doen en hoe ze het moeten bedienen? Begrijpen ze de werking van het systeem? Uit het onderzoek komt naar voren dat de kennis over het doel van het systeem en de werking van het systeem beperkt is. Hierdoor maken bewoners geen gebruik van alle mogelijkheden die het systeem biedt. Naast perceptie van het ontwerp is ook de perceptie van de effecten van het systeem een grote rol. Welke effecten nemen bewoners waar en welke handeling volgt hierop? Hier wordt bij onderzoeksvraag 2 op ingegaan. 7 Wat is de relatieve invloed van kenmerken van het ventilatiesysteem, de woning, de omgeving en de bewoners op het ventilatiegedrag? Aangezien geen kwantitatieve analyse mogelijk is van de verkregen gegevens door de beperkte steekproefgrootte, is het niet mogelijk om vast te stellen wat de relatieve invloed van de verschillende kenmerken op bewonersgedrag is. Wel kan aan de hand van de resultaten een beeld geschetst worden van de relatieve invloed van de verschillende kenmerken. Kenmerken van bewoners zijn het meest bepalend voor ventilatiegedrag. De kennis van bewoners over de werking van de voorzieningen, de voorkeuren te aanzien van binnenklimaat en dergelijke bepalen hoe bewoners gebruik maken van ventilatievoorzieningen. Hoe er geventileerd wordt hangt met name af van de kenmerken van de ventilatievoorzieningen. Zijn de ventilatievoorzieningen bruikbaar en effectief? Uit de resultaten van de interviews blijkt dat kenmerken van het ventilatiesysteem een grotere invloed hebben op gedrag dan kenmerken van de woning. Op basis van de resultaten kan geen uitspraak worden gedaan over de relatieve invloed van de woning en de omgeving. 8 Hoe beïnvloeden bewoners het functioneren van balansventilatie en uiteindelijk de milieuprestatie van balansventilatie? Bewoners beïnvloeden het functioneren van balansventilatie door het gebruik van de schakelaar, het veranderen van instellingen op de WTW-unit en door het onderhoud van het systeem. Uit de resultaten blijkt dat de schakelaar slechts door een kleine groep bij bepaalde activiteiten gebruikt wordt. In de praktijk komt het erop neer dat bij een twee standen schakelaar het systeem meestal in de middelste stand staat en bij een drie standen schakelaar in de laagste stand. Dit heeft mogelijk invloed op de kwaliteit van het binnenklimaat, omdat er bij een lage stand waarschijnlijk niet
10
Bewonersgedrag en balansventilatie
voldoende wordt geventileerd. De invloed hiervan op het energiegebruik is naar alle waarschijnlijkheid relatief klein. Door middel van het veranderen van de instellingen op de WTW-unit kunnen bewoners ook het functioneren van het systeem beïnvloeden. Wanneer bewoners in de winter de toevoer uitschakelen, heeft dit een negatieve invloed op de milieuprestatie van het systeem, omdat het systeem geen gratis voorverwarmde lucht in de woning kan blazen. Door slecht onderhoud aan ventilatoren, filters, ventielen en kanalen kan de capaciteit van het systeem verminderen. Dit kan vervolgens weer invloed hebben op de milieuprestatie van het systeem. Voor slecht onderhoud zijn naar aanleiding van de interviews geen bewijzen gevonden. Zowel de ventielen als de filters worden regelmatig schoongemaakt. Het niet schoonmaken van kanalen zou wel kunnen leiden tot verminderde capaciteit. Wanneer balansventilatie in een woning is geïmplementeerd, is het in principe niet meer nodig om te ventileren door middel van ramen en deuren. Het overgrote deel van de bewoners heeft echter nog wel de behoefte om op die manier te ventileren. Welke invloed dat exact heeft op de milieuprestatie van het systeem is in dit onderzoek nog niet berekend. Wel kan worden gesteld dat de onderzochte groep bewoners bewust de ruimtes die verwarmd worden, zoals de woonkamer en de keuken, kort ventileert en de niet verwarmde ruimtes, met name de slaapkamers, langer ventileert. Hierdoor zou de negatieve invloed op de milieuprestatie van het systeem mee kunnen vallen. Aanbevelingen voor ontwerp Ten aanzien van het ontwerp zou het wenselijk zijn dat er naast een schakelaar in de keuken ook een schakelaar in de badkamer wordt geplaatst. Dit kan de drempel voor bewoners verlagen om tijdens of na het douchen gebruik te maken van het systeem. Verder blijkt uit de onderzoeksresultaten dat het voor veel bewoners onduidelijk is wat het effect is van de werking van het systeem. Kortom: feedback ontbreekt. Dit zou bijvoorbeeld kunnen worden ondervangen door een interface te maken die aangeeft hoeveel lucht er wordt ververst door middel van het systeem en die informatie verstrekt over de kwaliteit van het binnenklimaat. Tenslotte zou de display op de WTW-unit duidelijker kunnen worden gemaakt. Nu moet een bewoner bij de JE Stork WHR 90/91 bijvoorbeeld meerderde knoppen intoetsen om de comforttemperatuur in de stellen. Dit zou eenvoudiger kunnen worden gemaakt door twee toetsen te maken, bijvoorbeeld: ‘inblaastemperatuur hoger’ en ‘inblaastemperatuur lager’. Ook is nu niet duidelijk van de display af te lezen of de bypass aanstaat. Hier zou meer aandacht aan besteed moeten worden. Verder is het wenselijk om de display op te splitsen in een deel dat door een professional kan worden ingesteld en een deel dat de bewoner kan bedienen. Aanbevelingen voor gebruik Uit de resultaten blijkt dat bewoners geen gebruik maken van alle mogelijkheden die het apparaat biedt. Dit kan ten eerste ondervangen worden door het ontwerp van het systeem te verbeteren, zodat het voor de bewoners duidelijker is wat zij met het systeem kunnen doen. Daarnaast is het zeer belangrijk dat de voorlichting aan bewoners over de werking en het gebruik van het apparaat aanzienlijk verbeterd wordt. Dit geldt ten eerste voor de gebruiksaanwijzing die bij het systeem wordt geleverd. Deze is nu vaak gericht op de bewoner én de installateur. Het zou beter zijn om een korte handleiding voor bewoners apart bij te voegen. Op deze manier worden bewoners niet afgeschrikt door alle technische gegevens. Ten tweede moet de voorlichting vanuit de verhuurder over het doel van het systeem, de werking en het gebruik ervan verbeterd worden. Daarbij is het van belang dat alle professionals
11
Bewonersgedrag en balansventilatie
die betrokken zijn bij het beheer van de huurwoning dezelfde informatie aan de bewoners verstrekken. Aanbevelingen voor functioneren systeem Wat betreft het functioneren van het systeem is het wenselijk dat onbedoelde neveneffecten, zoals geluid en tocht, zoveel mogelijk worden beperkt. Daartoe zou een stillere ventilator ontwikkeld moeten worden of een geluidsdichte kast om de WTW-unit moeten worden geplaatst. Tevens is het van belang dat de inregeling door installateurs op een goed manier plaatsvindt. Een verkeerde inregeling kan namelijk leiden tot onbedoelde neveneffecten. Naast het beperken van neveneffecten is het ook van belang dat het systeem goed functioneert. Veel bewoners zijn van mening dat het systeem in de keuken niet goed genoeg afzuigt. Aanbevelingen voor beheer Het is van belang dat de verhuurder goede voorlichting verstrekt over het beheer van het systeem. Daarbij is het van belang dat de bewoner weet wie verantwoordelijk is voor welke onderdelen van het beheer. Moet de bewoner zelf de filters vervangen of doet de woningcorporatie dat? Hetzelfde geldt voor het schoonmaken van de ventielen en van de kanalen. Wanneer de bewoner verantwoordelijk is voor een bepaald onderdeel van beheer is het van belang dat er goede voorlichting wordt verstrekt over de manier van schoonmaken en de frequentie waarmee dit zou moeten worden gedaan. Wanneer de verhuurder verantwoordelijk is voor bijvoorbeeld het schoonmaken van de kanalen, dient duidelijk aan de bewoner aangegeven te worden hoe vaak deze schoonmaak plaatsvindt en op welke manier de kanalen worden schoongemaakt. Aanbevelingen voor verder onderzoek In dit onderzoek is de nadruk gelegd op het ventilatiegedrag van bewoners en de factoren die het ventilatiegedrag beïnvloeden. Voor een relatief klein aantal bewoners is geschetst hoe zij met de ventilatievoorzieningen in de woning omgaan. Om een beeld te krijgen van het gedrag van een grotere groep mensen is het aan te bevelen om een enquête uit te zetten. De gegevens die hieruit naar voren komen kunnen op een kwantitatieve manier onderzocht worden. Het voordeel hiervan is dat onderzocht kan worden in welke mate factoren gedrag beïnvloeden en er kan gezocht worden naar verbanden tussen de verschillende factoren. Op deze manier kan de relatieve invloed van factoren op ventilatiegedrag aan het licht worden gebracht. Daarnaast kunnen de gegevens die uit de enquête naar voren komen over het daadwerkelijke ventilatiegedrag gebruikt worden voor het schatten van de milieuprestatie van balansventilatie. Daartoe moet eerst een schattingsmodel worden opgezet. Metingen in een kleinere steekproef kunnen gebruikt worden voor het opzetten van dit schattingsmodel. Verder kunnen de resultaten van de metingen gebruikt worden om de resultaten van de verkennende interviews en de enquête te valideren.
12
Bewonersgedrag en balansventilatie
1 Inleiding 1.1 Aanleiding Ventilatie kan gedefinieerd worden als het voorzien in een continue hoeveelheid verse lucht door het bedienen van ramen en deuren of van mechanische ventilatiesystemen (Dubrul, 1988). Bewoners kunnen aan de hand van de aanwezige voorzieningen in hun woning zelf de ventilatie regelen. Het ventilatiegedrag van bewoners heeft invloed op de hoeveelheid energie die nodig is om de woning te verwarmen. Vanuit het oogpunt van energiebesparing zou de hoeveelheid verse lucht zo laag mogelijk moeten zijn. Maar vanuit gezondheidsoogpunt moet de ventilatie voldoende zijn om een goed binnenklimaat te garanderen. Balansventilatie biedt de mogelijkheid om in beide belangen te voorzien. Door de continue afvoer en toevoer van lucht wordt de woning voorzien van voldoende verse lucht. Daarnaast zorgt de warmtewisselaar ervoor dat er in het stookseizoen weinig energie verloren gaat, doordat de koude buitenlucht wordt voorverwarmd door middel van warmte uit de woning voordat het de woning in wordt geblazen. Wanneer het systeem in werking is, is het niet nodig aanvullend te ventileren door middel van ramen en deuren. Balansventilatie wordt in Nederland steeds vaker toegepast om te voldoen aan de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). De bijdrage van balansventilatie wordt berekend aan de hand van normgedrag. Het is echter de vraag of Nederlandse huishoudens ook daadwerkelijk dat normgedrag vertonen en of de energiebesparing ook daadwerkelijk wordt behaald. Dit is onder andere afhankelijk van het stookgedrag van bewoners in de winter en de mate waarin zij, naast het gebruik van het systeem, aanvullend ventileren door middel van ramen en deuren. Deze thematiek, de invloed van bewonersgedrag op de effectiviteit van balansventilatie staat centraal in het promotieonderzoek “Occupant behaviour toward sustainable building techniques”, waar dit rapport deel van uitmaakt.
1.2 Doelstelling, probleemstelling en onderzoeksvragen Het doel van dit rapport is om inzicht te bieden in de manier waarop bewoners van een woning met balansventilatie omgaan met de aanwezige ventilatievoorzieningen en wat de gevolgen van hun gedrag zijn voor de effectiviteit van het systeem. In hoeverre wordt de verwachte energiebesparing ook daadwerkelijk gehaald? De volgende probleemstelling staat centraal: Hoe gedragen bewoners zich ten aanzien van balansventilatie en overige ventilatievoorzieningen en welke factoren beïnvloeden dat gedrag? In hoeverre heeft bewonersgedrag invloed op de milieuprestatie van balansventilatie? Deze probleemstelling wordt beantwoord aan de hand van de volgende onderzoeksvragen: 1
Hoe gedragen bewoners zich ten aanzien van balansventilatie en overige ventilatievoorzieningen?
2
In hoeverre beïnvloeden kenmerken van balansventilatie en overige ventilatievoorzieningen ventilatiegedrag?
3
In hoeverre beïnvloeden kenmerken van de woning bewonersgedrag ten aanzien van balansventilatie en overige ventilatievoorzieningen?
13
4
In hoeverre beïnvloeden factoren uit de omgeving ventilatiegedrag?
5
In hoeverre beïnvloeden huishoudenkenmerken ventilatiegedrag?
Bewonersgedrag en balansventilatie
6
In hoeverre beïnvloeden individuele bewonerskenmerken ventilatiegedrag?
7
Wat is de relatieve invloed van kenmerken van het ventilatiesysteem, de woning, de omgeving en de bewoners op het ventilatiegedrag?
8
Hoe beïnvloeden bewoners het functioneren van balansventilatie en uiteindelijk de milieuprestatie van balansventilatie?
1.3 Onderzoeksmethoden Voor het vinden van antwoorden op deze vragen worden in het promotieonderzoek een vier onderzoeksmethoden toegepast. Ten eerste wordt een literatuuronderzoek uitgevoerd om inzicht te krijgen in de manier waarop interactie tussen gebruikers en technieken tot stand komt en om een overzicht te bieden van de bestaande kennis over ventilatiegedrag van bewoners. In de tweede plaats worden verkennende interviews uitgevoerd bij bewoners thuis om meer inzicht te krijgen in het ventilatiegedrag van mensen en de factoren die dat gedrag beïnvloeden. De resultaten van de interviews worden vervolgens gebruikt voor het opzetten van een schriftelijke enquête die onder een grotere groep bewoners wordt uitgezet. De resultaten van de enquête worden gebruikt om de effectiviteit van balansventilatie te berekenen wanneer gedrag mee wordt genomen. Tenslotte worden er metingen uitgevoerd in woningen, om de resultaten van de enquête te valideren en om modellen te kunnen samenstellen voor energiegebruik. Inmiddels zijn de literatuurstudie en de verkennende interviews afgerond. Van deze fase wordt in dit rapport verslag gedaan.
1.4 Opbouw van het rapport In het volgende hoofdstuk wordt aandacht besteed aan balansventilatie. Wat is het doel van het systeem? Hoe werkt het systeem? Op welke manier draagt het systeem bij aan de EPC en hoe kunnen bewoners invloed uitoefenen op de effectiviteit van het systeem? Het derde hoofdstuk biedt inzicht in de theoretische achtergronden van bewonersgedrag. Hoe komt de interactie tussen bewoners en technieken in de woning tot stand en welke factoren beïnvloeden die interactie? Ten aanzien van deze vragen worden hypothesen geformuleerd. In hoofdstuk vier wordt een overzicht gegeven van de kennis die op dit moment beschikbaar is ten aanzien van ventilatiegedrag. Hoe gedragen bewoners zich en welke factoren beïnvloeden dat gedrag? Ten aanzien van deze vragen worden hypothesen geformuleerd. Hoofdstuk vijf beschrijft de totstandkoming van het interviewschema dat voor de kwalitatieve interviews wordt gebruikt. Tevens wordt aandacht besteed aan de projecten die meegenomen worden in het onderzoek. Tenslotte worden de specificaties van de ventilatiesystemen die in deze projecten zijn toegepast besproken. Vervolgens worden in hoofdstuk zes de resultaten van de interviews gepresenteerd, waarbij ten eerste aandacht wordt besteed aan kenmerken van de bewoners die hebben meegewerkt aan de interviews. Vervolgens wordt ingegaan op het ventileren door middel van het openen van ramen en deuren en op het stookgedrag van de respondenten. Tenslotte wordt beschreven hoe bewoners omgaan met balansventilatie. In hoofdstuk zeven worden de resultaten geanalyseerd aan de hand van de in hoofdstuk drie en vier opgestelde hypothesen. Tenslotte worden in hoofdstuk acht conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan voor de praktijk en verder onderzoek.
14
Bewonersgedrag en balansventilatie
2 Balansventilatie 2.1 Inleiding In principe bestaan er twee typen ventilatie: natuurlijke ventilatie en mechanische ventilatie. Bij natuurlijke ventilatie zorgen bewoners zelf voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van vervuilde lucht door het openen van ramen, deuren en roosters. Daarnaast worden in Nederland veel mechanische afzuigsystemen toegepast. Bij dit systeem wordt vanuit de natte ruimtes (de keuken, het toilet en de douche) vervuilde lucht afgezogen en wordt frisse lucht toegevoerd door het openen van ramen, deuren en roosters. Balansventilatie bestaat uit een mechanisch ventilatiesysteem dat zowel de toevoer van frisse lucht als de afvoer van vervuilde lucht regelt. Dit betekent dat er zowel afzuigventielen als inblaasventielen in de woning worden aangebracht. Begin jaren ’80 werd balansventilatie voor het eerst toegepast in Nederland. Woningen werden in die tijd steeds luchtdichter gebouwd om warmteverliezen te voorkomen en om energie te besparen. Maar door de hogere luchtdichtheid van woningen ontstond het gevaar dat bewoners hun woningen niet voldoende zouden ventileren. Dit heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van het binnenklimaat en kan daardoor ook negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid. Balansventilatie ondervangt dit risico door te zorgen voor een continue toevoer van verse buitenlucht lucht en een continue afvoer van vervuilde binnenlucht. Metingen in de eerste woningen waarin balansventilatie is toegepast lieten zien dat de kwaliteit van de binnenlucht gelijk was aan de kwaliteit van de buitenlucht. In de (Dubo-Centrum, 2005). In de volgende paragraaf wordt de werking van balansventilatie verder toegelicht. Vervolgens wordt ingegaan op de bijdrage die balansventilatie kan leveren aan de energieprestatiecoëfficient (EPC). Tenslotte wordt ingegaan op de manier waarop bewoners de effectiviteit van het systeem kunnen beïnvloeden.
2.2 Werking van balansventilatie Balansventilatie zuigt vervuilde lucht af uit de woning en blaast een even grote hoeveelheid schone buitenlucht in. Balansventilatie beschikt over twee ventilatoren en twee kanalen: een kanaal voor de afzuigventielen en een kanaal voor de inblaasventielen. Vuile lucht wordt via de natte ruimtes (keuken, toilet en badkamer) afgezogen en schone lucht wordt ingeblazen in de verblijfsruimten (zie figuur 2.1).
Figuur 2.1 Balansventilatie Bron: www.orcon.be
15
Bewonersgedrag en balansventilatie
Voor een goede werking van balansventilatie is het van belang dat een gebouw luchtdicht is. Daarom wordt het systeem met name toegepast in nieuwbouw. Het systeem kan bediend worden door middel van een schakelaar, bewegingssensoren en vochtsensoren (Liddament, 2001). In Nederland wordt vrijwel altijd een schakelaar toegepast om het systeem te bedienen. HR-balansventilatie verlaagt de kosten voor het opwarmen van geventileerde lucht door in de winter de warmte van de afgezogen binnenlucht over te dragen op de koele buitenlucht. Deze overdracht vindt plaats in de warmtewisselaar in de warmteterugwinunit (WTW-unit). HR-balansventilatie wordt in Nederland op grote schaal toegepast. Hier wordt in de volgende paragraaf verder op ingegaan.
2.3 Bijdrage balansventilatie aan de EPC In 1995 werd slechts in twee procent van de nieuwbouwwoningen in Nederland balansventilatie toegepast. De introductie van de Energieprestatienorm (EPN) in 1996 gaf een belangrijke impuls aan duurzaam bouwen én aan de implementatie van balansventilatie. De EPN is de genormeerde methode om de energieprestatiecoëfficient (EPC) te bepalen. De EPC is het theoretisch berekend energieverbruik van een gebouw, waarbij rekening wordt gehouden met het energieverbruik voor verwarming (isolatie en ventilatie), koeling, bevochtiging, ventilatoren, pompen, warm tapwater en verlichting bij een bepaald gebruikersgedrag. Deze EPC-waarde is een dimensieloos getal en is een maat voor de energie-efficiëntie van een gebouw. Hoe lager het getal, hoe energiezuiniger het ontwerp. De wettelijk vereiste EPC-waarde voor nieuwbouwwoningen is vastgelegd in het Bouwbesluit (Dubo-Centrum, 2005). De EPC is sinds de introductie steeds strikter geworden. In 1996 was de waarde van de EPC 1,4. Dit kwam vrijwel overeen met de bouwpraktijk op dat moment, waardoor geen aanvullende maatregelen nodig waren. In 1998 werd de EPC verlaagd naar 1,2. Deze waarde kon nog relatief gemakkelijk gehaald worden door het toepassen van min of meer conventionele maatregelen, zoals verbeterde isolatie van het casco, HR+ glas en een HR 107 CV-ketel. Toch werd in 1999 in 10 procent van alle nieuwe woningen al balansventilatie toegepast, wat overeenkomt met een toename van 8 procent sinds 1995. De verlaging van de EPC naar 1,0 in 2000 heeft ervoor gezorgd dat dit marktaandeel verder is gegroeid. Beerepoot (2006) toont in haar onderzoek aan dat de verzwaring van de EPC heeft geleid tot een groter marktaandeel van balansventilatie ten opzichte van andere ventilatiesystemen. De verwachting is dat de recente verlaging van de EPC naar 0,8 de implementatie van balansventilatie verder zal stimuleren. Daarbij moet wel de kanttekening worden gemaakt dat op dit moment de kwaliteit van balansventilatie en de mogelijke gevolgen voor de gezondheid ter discussie staan. Daardoor zijn bouwende partijen ook op zoek naar andere bouwtechnische of installatietechnische oplossingen om de EPC van 0,8 te halen. Balansventilatie kan een grote bijdrage leveren aan de energieprestatie van gebouwen. De hoeveelheid energie die bespaard kan worden hangt samen met het type systeem en de efficiëntie van het systeem. Figuur 2.2 geeft weer wat het effect is van verschillende type ventilatiesystemen op de EPC voor de referentiewoning “Tuinkamertussenwoning”. Uit dit figuur is af te lezen dat voor deze referentiewoning de laagste EPC behaald kan worden door de toepassing van een HR WTW met 95 procent efficiëntie, gevolgd door een HR WTW met 75 procent efficiëntie. Door middel van natuurlijke ventilatie kan een lagere EPC worden gehaald dan met mechanische afzuiging en natuurlijke toevoer. Tevens laat het figuur zien dat systemen met een gelijkstroomventilator een lagere EPC bereiken dan een systeem met een wisselstroomventilator (Senternovem, 2006). 16
Bewonersgedrag en balansventilatie
Figuur 2.2 Effect ventilatiesystemen
In de EPC-berekening wordt het specifieke warmteverlies door ventilatie en infiltratie
op EPC
en het energiegebruik van de ventilatoren berekend om de bijdrage van
Bron: Senternovem, 2006
balansventilatie te berekenen. Het specifieke warmteverlies door ventilatie wordt berekend door verschillende componenten van ventilatie op te tellen die bijdragen aan de totale luchtverversing in de woning. Vervolgens wordt deze som vermenigvuldigd met de warmtecapaciteit en het volume om het specifieke warmteverlies te berekenen. De volgende ventilatiecomponenten worden gebruikt om de totale luchtverversing in een woning te berekenen: infiltratie, mechanische ventilatie en het gebruik van natuurlijke ventilatievoorzieningen. Wanneer luchtstromen niet volledig verwarmd hoeven te worden, wordt een correctie gedaan. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij warmteterugwinunits en bij luchtstromen die zijn voorverwarmd door de zon (Nederlands Normalisatie-instituut, 1998). Het primaire energiegebruik van ventilatoren in de woning wordt berekend op basis van de effectieve capaciteit. Dit betekent dat in de berekening van de EPC de energetische kenmerken van de installaties moeten worden meegenomen. Ook kan gebruik worden gemaakt van vaste waarden per vierkante meter gebruiksruimte. (Nederlands Normalisatie-instituut, 1998).
2.4 Mogelijke invloed bewonersgedrag op effectiviteit Het doel van balansventilatie is naast het zorgen voor een gezond binnenklimaat, ook de besparing van energie. Om een vooraf vastgestelde energiebesparing te halen is het van belang dat bewoners het systeem begrijpen en er op een bepaalde manier mee omgaan. Daarbij gaat het zowel om het dagelijks gebruik als om het onderhoud van het systeem. Stichting HR-ventilatie (2000) geeft op haar website in een handleiding aan hoe bewoners met hun balansventilatie systeem om zouden moeten gaan, wil het systeem effectief werken. Deze handleiding wordt in het onderstaande kort besproken. Het systeem moet altijd aan staan. Als bewoners het systeem uitzetten, verslechtert de kwaliteit van het binnenklimaat en neemt de kans op vochtproblemen en schimmels toe. Het systeem kan uitgerust zijn met een twee standen schakelaar of een drie standen schakelaar. In tabel 2.1 staat weergegeven hoe bewoners met deze twee systemen om zouden moeten gaan.
17
Bewonersgedrag en balansventilatie
Schakelaar met twee standen
Schakelaar met drie standen
Laagste stand Kan gedurende het grootste deel van de dag gebruikt worden en ’s nachts
Stand 1 Spaarstand, kan gebruikt worden wanneer weinig mensen in de woning zijn of bij afwezigheid
Hoogste stand Kan gebruikt worden wanneer extra vocht of geuren worden geproduceerd ongeveer 1 tot 2 uur na de activiteit
Stand 2 Kan gedurende het grootste deel van de dag gebruikt worden en ’s nachts
Stand 3 Kan gebruikt worden wanneer extra vocht of geuren worden geproduceerd ongeveer 1 tot 2 uur na de activiteit
Tabel 2.1 Gebruik schakelaar
De laagste stand bij de twee standen schakelaar komt overeen met stand 2 bij het systeem met drie standen. Hetzelfde geldt voor de hoogste stand bij de twee standen schakelaar en stand 3 bij de drie standen schakelaar. Wanneer balansventilatie aanwezig is, is het is niet nodig om te ventileren door middel van het openen van ramen. De woning wordt namelijk continu geventileerd. Bewoners hebben echter de neiging om de ramen te openen om frisse lucht in de woning te krijgen. Zij zouden echter de ramen niet langer dan een half uur per dag moeten openen. Op die manier ventileren kost meer energie en het is niet nodig voor de kwaliteit van de binnenlucht. Voor de werking van balansventilatie zijn schoonmaak en overig onderhoud ook belangrijk. De filters in de WTW-unit moeten regelmatig schoon worden gemaakt, afhankelijk van het gebruik van de woning. Vuile of verstopte filters kunnen ertoe leiden dat er minder geventileerd wordt. De inblaas- en afzuigventielen moeten ook regelmatig schoon worden gemaakt, afhankelijk van het gebruik van de woning. Gemiddeld is één keer per drie maanden voldoende. De bladen van de ventilator moeten regelmatig op vuil worden gecontroleerd. Dit zou bij voorkeur door een installateur moeten worden gedaan, om onbalans en geluidsproductie te voorkomen. Een installateur moet ook zorg dragen voor het schoonmaken van de kanalen. De WTW-unit moet elk jaar gecontroleerd worden door een installateur (Stichting HRVentilatie, 2000). In het bovenstaande is uitgewerkt hoe bewoners in theorie met balansventilatie om zouden moeten gaan. In de praktijk hebben bewoners vele mogelijkheden om de werking van het systeem en de effectiviteit van het systeem te beïnvloeden. Ten eerste door het openen van ramen en deuren in het winterseizoen. Hierdoor kan veel warmte en dus energie verloren gaan. Ten tweede kunnen bewoners instellingen van de WTW-unit wijzigen. Wanneer bewoners in de winter de toevoerventilator uit zetten profiteren zij bijvoorbeeld niet van de warmteterugwinning. Door het instellen van de comforttemperatuur kunnen zij bepalen in welke mate warmte van de afgevoerde lucht wordt overgedragen op de frisse buitenlucht. Ten derde kunnen de bewoners het functioneren van het systeem beïnvloeden door middel van de schakelaar. Hiermee kan de capaciteit van de ventilator worden ingesteld. Tenslotte kunnen bewoners de werking van het systeem beïnvloeden door de manier waarop zij het systeem (laten) onderhouden. Dat betreft het reguliere onderhoud aan de WTW-unit, het schoonmaken van de kanalen, het schoonmaken en vervangen van de filters en het schoonmaken van de inblaas- en afzuigventielen.
18
Bewonersgedrag en balansventilatie
3 Theoretische achtergronden bewonersgedrag 3.1 Inleiding Bij het gebruik van balansventilatie vindt een interactie plaats tussen de gebruiker en het systeem. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen gebruik en gedrag. Gebruik is een doelgerichte handeling die wordt uitgevoerd om een bepaald effect te bereiken. Bijvoorbeeld het bedienen van de schakelaar van het ventilatiesysteem om meer vervuilde lucht af te zuigen of schone lucht in te blazen. Gedrag is een breder begrip dat alle activiteiten omvat die bewoners uitvoeren in hun woning. Deze activiteiten kunnen indirect het gebruik van balansventilatie beïnvloeden. Omdat er bijvoorbeeld drie keer per dag wordt gekookt, wordt drie keer per dag de schakelaar op een hogere stand gezet. De ergonomie biedt een interessant kader voor het bestuderen van de interactie tussen mens en techniek. In dit rapport wordt een systeembenadering gebruikt om het gedrag van bewoners ten aanzien van balansventilatie te bestuderen. Hiertoe worden een menselijk systeem en een artefact systeem onderscheiden (Karwowski, 2005). Een menselijk systeem kan gedefinieerd worden als de mens met al zijn kenmerken die relevant zijn voor de interactie met artefact systemen. Dit kunnen fysieke kenmerken zijn, kenmerken die met perceptie te maken hebben, cognitieve kenmerken of emotionele kenmerken. Het menselijk systeem bestaat in dit geval uit huishoudens en individuele leden van huishoudens. Een artefact is een object dat door mensen gemaakt is. Een artefact systeem kan gedefinieerd worden als een verzameling van alle artefacten en natuurlijke elementen van de omgeving en de natuurlijke interacties hiertussen (Karwowski, 2005). In dit geval bestaat het artefact systeem uit de woning, het balansventilatie systeem en factoren uit de omgeving. De interactie tussen het menselijk systeem en het artefact systeem, beïnvloedt het gebruik van het artefact systeem, het functioneren ervan en uiteindelijk de milieuprestatie van het artefact systeem. Deze relaties staan weergegeven in figuur 3.1. De interacties tussen mens en systeem vinden plaats op verschillende schaalniveaus. Ten eerste interacteert het huishouden met het systeem. Hier wordt aandacht aan besteed in paragraaf 3.2. Vervolgens wordt in paragraaf 3.3 de interactie tussen een individu en een systeem toegelicht. Tenslotte wordt in paragraaf 3.4 de onderzoeksagenda besproken.
19
Bewonersgedrag en balansventilatie
Artefact systeem Omgeving
Woning
Duurzaam bouwen maatregel
Gebruik systeem
Functioneren systeem
Milieuprestatie
Menselijk systeem Huishouden
Individu
Activiteiten
Effecten Figuur 3.1 Invloed gedrag op milieuprestatie
3.2 Interactie tussen huishouden en systeem Een huishouden is een sociaal systeem dat activiteiten uitvoert die gericht zijn op het voldoen van alledaagse materiële behoeften en dat materiële condities creëert voor immateriële behoeften (Zuidberg, 1981). Het doel is om welzijn voor de leden van het huishouden te bereiken. In de meeste situaties voorziet het huishouden zelf in immateriële bronnen. Immateriële bronnen zijn kenmerken van individuen die het huishouden kan gebruiken om doelen te bereiken en activiteiten te ontplooien. Voorbeelden zijn cognitieve inzichten, affectieve eigenschappen, gezondheid, energie en tijd. Immateriële bronnen vormen samen met materiële bronnen, zoals geld, apparaten en andere goederen, de middelen van het huishouden. In dit onderzoek vormt de woning met duurzaam bouwen maatregelen een centrale materiële bron. Met behulp van informatie, voorzieningen en diensten genereren huishoudens output. Deze output is het niveau van leven dat een huishouden bereikt. Dit niveau van leven kan gedefinieerd worden als de kwantiteit en de kwaliteit van beschikbare en geconsumeerde goederen. Het niveau van leven is het resultaat van alle activiteiten van het huishouden. Huishoudens streven ernaar om hun niveau van leven op één lijn te brengen met hun ultieme doelen in het leven, oftewel hun levensstandaard. Deze levensstandaard is een set van normen en waarden betreffende het dagelijks leven die een weergave zijn van visies en ideeën van de leden van het huishouden over de manier van leven (Zuidberg, 1981). De levensstandaard is niet een rigide entiteit. Deze wordt deels gevormd door de normen en waarden in de samenleving en past zich continu aan interne en externe omstandigheden. Huishoudens streven ernaar om een balans te bereiken tussen hun niveau van leven en hun levensstandaard. Deze balans heeft een controlerende werking. Als het niveau van leven niet voldoet aan de levenstandaard, zal het huishouden de activiteiten aanpassen om toch de levensstandaard te bereiken. De evaluatie van het niveau van leven ten opzichte van de levensstandaard door leden van het huishouden wordt welzijn genoemd (Zuidberg, 1981). Huishoudens voeren in hun woning activiteiten in hun woning uit om hun niveau van welzijn te bereiken. Onder deze activiteiten vallen huishoudelijke activiteiten, zoals wassen, koken en schoonmaken, werkgerelateerde activiteiten en activiteiten die te
20
Bewonersgedrag en balansventilatie
maken hebben met vrijetijdsbesteding, zoals het uitnodigen van vrienden en televisie kijken. Activiteiten die bewoners uitvoeren in hun woningen kunnen het gebruik van duurzaam bouwen technieken beïnvloeden en dus ook de milieuprestatie van deze technieken. Als ieder individu in een huishouden elke dag vijftien minuten onder de douche staat, kan de besparing van een waterbesparende douchekop teniet worden gedaan. Hoe huishoudens bepaalde activiteiten uitvoeren hangt onder andere af van de gewoonten van het huishouden en de individuele preferenties van leden van het huishouden. Daarnaast kunnen algemene huishoudenkenmerken de manier waarop activiteiten worden uitgevoerd en de frequentie van activiteiten beïnvloeden. Daarbij kan gedacht worden aan de grootte van een huishouden, de samenstelling, de levensfase en het opleidingsniveau.
3.3 Interactie tussen individu en systeem Een individu interacteert met een systeem in termen van perceptie, cognitie, actie en evaluatie van de uitkomst. Voor deze interacties zijn het ontwerp, de functionaliteiten en de (ongewenste) effecten van het artefact relevant. Deze paragraaf beschrijft het interactieproces tussen individuen en artefacten. Dit proces is weergegeven in figuur 3.2.
Artefact
Artefact
Individu
3 Gebruikshandeling
2
Cognitie
Functioneren artefact Vaardigheden Regels Kennis
4
Fysieke staat
• Prestatie • (Neven) effecten
1
Perceptie
Figure 3.2. Interactie tussen
Het interactieproces start met de perceptie (waarneming) van het artefact door het
individu en artfefact. Gebaseerd op
individu. Een individu kan het ontwerp van een artefact waarnemen en het
Kanis (2002) en Norman (1986)
functioneren van het artefact, op het gebied van prestatie en (ongewenste) effecten. Ten eerste neemt een individu het ontwerp van het systeem waar. Het uiteindelijke gebruik dat zal resulteren uit deze waarneming is afhankelijk van het conceptueel model dat de individu over het systeem vormt en van de doelen van het individu. Weet hij hoe het systeem werkt en hoe het bediend zou moeten worden? Wat wil hij bereiken door het gebruik van het systeem? In deze fase van het interactieproces is zichtbaarheid van het ontwerp belangrijk. De zichtbaarheid van de bedieningsknoppen helpt om de werking van het systeem te verduidelijken. (Norman, 1988). Ten tweede neemt een individu stimuli waar die afkomstig zijn van het functioneren van het artefact, in termen van prestatie en (neven)effecten.
21
Bewonersgedrag en balansventilatie
In dit perspectief is feedback een belangrijk ontwerpprincipe. Feedback zorgt ervoor dat het individu informatie krijgt over de handeling die is verricht en wat de resultaten van die handeling zijn (Norman, 1988). Wanneer de interface van een artefact een display heeft die output laat zien, is het individu geïnformeerd over de resultaten van een handeling. Woningen en duurzaam bouwen technieken geven echter geen output informatie. Daarvoor is het individu afhankelijk van zijn waarneming van de fysieke staat van het systeem. De mate waarin een individu de fysieke staat van het systeem kan waarnemen is belangrijk voor de interpretatie en de evaluatie van het systeem. De tweede fase in het interactieproces is de cognitiefase. In deze fase beslist het individu welke gebruikshandeling hij zal uitvoeren. De evaluatie van de fysieke staat van het artefact systeem vormt de input van de cognitiefase. Binnen de ergonomie speelt een discussie over de mate waarin cognitie een rol speelt in het interactieproces. Wanneer het gedrag ten aanzien van artefacten doelgericht is, speelt cognitie een grotere rol dan wanneer het om gewoontegedrag gaat. Norman (1986) poneert in zijn ‘theory of action’ dat de interactie tussen systemen en individuen altijd doelgericht is. In deze theorie, begint elke interactie met de doelen van een individu die leiden tot een intentie om een handeling uit te voeren en uiteindelijk tot de handeling zelf. Kanis (2002) daarentegen stelt dat ervaring met een systeem tot gewoontegedrag kan leiden. Hij gebruikt een kader van Rasmussen (1986) om dit te verklaren. In dit kader wordt een onderscheid gemaakt in gedrag gebaseerd op vaardigheden, gedrag gebaseerd op regels en gedrag gebaseerd op kennis. Gedrag gebaseerd op vaardigheden staat voor sensorische of motorische prestaties tijdens handelingen of activiteiten, die zonder bewuste controle plaatsvinden. Dit is mogelijk, doordat individuen op basis van een grote hoeveelheid min of meer geautomatiseerde handelingen, een reeks kunnen samenstellen die geschikt is voor specifieke doeleinden. Op het volgende niveau wordt gedrag gebaseerd op zogenaamde regels. Deze regels zorgen ervoor dat individuen in bekende situaties gebruik maken van eerdere handelingen die tot succes hebben geleid. Gedrag dat op basis van vaardigheden en regels wordt uitgevoerd kan als gewoontegedrag geclassificeerd worden. Echter, in onbekende situaties kan een individu geen gebruik maken van vaardigheden of regels. Op dat moment verschuift de controle over gedrag naar een hoger conceptueel niveau en wordt het gedrag doelgericht en gebaseerd op kennis (Rooden, 2001). Kanis (2002) stelt dat de rol van kennis vermindert wanneer een bewoner ervaring met het gebruik van een product heeft opgedaan. Deze ervaring kan vervolgens leiden tot het automatiseren van gedrag, wat betekent dat zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van vaardigheden. Of het gedrag doelgericht is of gebaseerd op gewoonte, uiteindelijk zal de cognitiefase tot een gebruikshandeling leiden. De derde fase in het interactieproces is de gebruikshandeling zelf. Een gebruikshandeling wordt gedefinieerd als een externe fysieke activiteit van een individu die de functionaliteiten van een product activeert (Kanis, 1998). Een functionele randvoorwaarde voor het ontwerp is dat de individuen het artefact met gepaste mentale en fysieke inspanning zouden moeten kunnen gebruiken. Welke fysieke handeling vereist is hangt af van de interface van het artefact systeem. Een goed verband tussen de plaatsing van het bedieningspaneel en zijn functie, maakt het makkelijk om de goede knop te vinden voor een bepaalde taak. Dit ontwerpprincipe wordt gedefinieerd als ‘mapping’ (Norman, 1988). Bij het bedienen van producten impliceert de gebruikshandeling vaak manipulatie, dat wil zeggen het aanraken of vasthouden van een product of een deel van een product, en het doen bewegen door middel van het uitoefenen van kracht (Kanis, 1998). De manier waarop individuen deze handelingen uitvoeren hangt af van hun fysieke en psychologische kenmerken. Fysieke kenmerken stellen grenzen aan het directe gebruik van producten. Als een persoon niet voldoende kracht heeft om een raam te 22
Bewonersgedrag en balansventilatie
openen, zal het raam gesloten blijven. De bruikbaarheid van artefacten en de compatibiliteit tussen de kenmerken van het artefact en de kenmerken van het individu zijn hierbij van belang. Kennis en ervaring kunnen ook grenzen stellen aan gebruiksmogelijkheden. In de vierde fase van het interactieproces verandert de gebruikshandeling de fysieke staat van het artefact systeem. Wanneer het in gebruik is, is een functionele eis ten aanzien van het systeem dat het minimale neveneffecten moet produceren, zoals lawaai en negatieve milieueffecten. Voorts moeten de technische kenmerken van een product effectief zijn, wat betekent dat zij moeten bijdragen aan het vervullen van minimale prestatie-eisen. Dit betekent bijvoorbeeld dat de capaciteit van een ventilator van balansventilatie voldoende groot moet zijn om alle vertrekken in een woning te ventileren. De verandering in de fysieke staat van het systeem zal een nieuw interactieproces tussen het individu en het artefact op gang brengen. Het individu zal de prestatie en de effecten van het systeem waarnemen en dit zal leiden tot een nieuwe gebruikshandeling.
3.4 Onderzoeksagenda In het bovenstaande zijn theoretische inzichten uitgewerkt betreffende het gedrag van bewoners ten aanzien van de woning en voorzieningen die in de woning aanwezig zijn. Op basis van deze inzichten worden in deze paragraaf een aantal hypothesen geformuleerd die in de interviews van het verkennende vooronderzoek naar voren zullen komen. De belangrijkste hypothese van het onderzoek is de volgende: Het daadwerkelijke gebruik van balansventilatie door bewoners komt niet overeen met het gebruik dat de ontwerpers verwachten, wat leidt tot een lagere milieuprestatie van het systeem. Deze hypothese kan worden onderzocht door het daadwerkelijke gedrag van bewoners in kaart te brengen. Daarnaast is het van belang om inzicht te krijgen in de factoren die het gedrag beïnvloeden. Daartoe zijn de volgende hypothesen geformuleerd: – Kennis over het doel van balansventilatie en over het functioneren van balansventilatie beïnvloedt het gebruik. – De bruikbaarheid van balansventilatie beïnvloedt het gebruik door bewoners, waarbij het ontwerp van het systeem, de bedienbaarheid en het gemak van onderhoud een belangrijke rol spelen. – De functionele prestatie van balansventilatie, inclusief onbedoelde neveneffecten, heeft een invloed op het gebruik van balansventilatie. – Ervaring met het gebruiken en onderhouden van balansventilatie zal uiteindelijk leiden tot gewoontegedrag. – Activiteiten die bewoners uitvoeren in de woning hebben invloed op het gebruik van balansventilatie. – Als balansventilatie niet bijdraagt aan het welzijn van een huishouden, zal de meerderheid van de huishouden hun niveau van leven aanpassen (d.w.z. gebruik zo aanpassen dat het bijdraagt aan welzijn) in plaats van hun levenstandaard aanpassen (door bijvoorbeeld minder comfort te accepteren).
23
Bewonersgedrag en balansventilatie
4 Ventilatiegedrag 4.1 Inleiding In het vorige hoofdstuk zijn theoretische achtergronden besproken die inzicht kunnen bieden in de interactie tussen bewoners en technieken. Het vorige hoofdstuk was met name toegespitst op balansventilatie. Maar in woningen met balansventilatie zijn veelal ook andere voorzieningen aanwezig die de bewoners kunnen gebruiken om hun woning te ventileren. Daarbij zijn ramen erg belangrijk. In principe is het niet nodig om ramen te openen als de balansventilatie op de juiste manier wordt gebruikt. Er wordt voldoende vuile lucht afgevoerd en voldoende frisse lucht ingeblazen. En in de winter is het voor de effectiviteit van het systeem belangrijk dat de ramen zoveel mogelijk gesloten blijven. Op die manier kan de energiewinst worden behaald. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op ventilatiegedrag in het algemeen. Daarbij komt zowel het gebruik van natuurlijke ventilatievoorzieningen als het gebruik van mechanische ventilatie aan bod. In paragraaf 4.2 wordt aan de hand van een literatuuronderzoek geschetst hoe bewoners daadwerkelijk omgaan met ventilatie in hun woning. Vervolgens wordt in paragraaf 4.3 ingegaan op de factoren die het ventilatiegedrag beïnvloeden, waarbij achtereenvolgens bewonerskenmerken, woningkenmerken, kenmerken van het ventilatiesysteem en omgevingskenmerken aan bod komen. Het hoofdstuk sluit af met een aantal hypothesen ten aanzien van ventilatiegedrag die in het verkennende onderzoek worden meegenomen.
4.2 Ventilatiegedrag van bewoners In de laatste twee decennia zijn verscheidene onderzoeksprojecten uitgevoerd naar het ventilatiegedrag van bewoners. De meeste onderzoeken richtten zich op het gedrag met betrekking tot het openen van ventilatieroosters, bovenlichten en ramen in verschillende vertrekken. In sommige onderzoeken werd ook het gebruik van binnendeuren en het gebruik van mechanische ventilatiesystemen onderzocht. De resultaten van deze onderzoeken over het daadwerkelijk gedrag van bewoners worden besproken in deze paragraaf. Een belangrijk resultaat is dat het ventilatiegedrag gerelateerd is aan het type vertrek. Dubrul (1988) stelt dat het huis in drie verschillende zones kan worden verdeeld: `wonen’, ‘functioneel’ en ‘slapen’. In woonkamers worden de ramen het minst geopend. Opvallend is dat de ramen in keukens en badkamers ongeveer even vaak geopend worden als de ramen in woonkamers, terwijl in de keuken en badkamer vocht wordt geproduceerd. In de slaapkamers wordt het meest geventileerd. Het onderzoek van Markttracé (2001; 2002) onderzocht het openen van ventilatievoorzieningen in woningen met een gemiddelde of hoge luchtdichtheid gedurende een gemiddelde winter in Nederland. De resultaten laten zien dat in nieuwe woningen met een hoge luchtdichtheid de ventilatieroosters meer geopend worden dan in woningen met een gemiddelde luchtdichtheid. Dit geldt niet voor de keuken, waar het gebruik van de roosters gelijk is voor beide woningtypes. In de woonkamer worden de roosters op een variabele manier gebruikt in 25-30 procent van steekproef en in de slaapkamers in 15 procent van de steekproef. In 50 tot 80 procent van de gevallen zijn de ventilatieroosters vrijwel altijd geopend, terwijl in 5 tot 10 procent van de gevallen de roosters vrijwel altijd gesloten zijn. Het gebruik van bovenlichten is ook geëvalueerd in dit onderzoek. Aangezien bovenlichten slechts aanwezig zijn in 10 procent van de woningen met een hoge 24
Bewonersgedrag en balansventilatie
luchtdichtheid, gaan de resultaten alleen over woningen met een gemiddelde luchtdichtheid. In ongeveer 60 procent van de hoofdslaapkamers en in ongeveer 50 procent van de tweede slaapkamers, zijn de bovenlichten altijd helemaal geopend of op een kier. In de keuken wordt op een zeer variabele wijze gebruik gemaakt van het bovenlicht. In ongeveer 30 procent van de gevallen staat het bovenlicht nooit helemaal open en in ongeveer 40 procent van de gevallen staat het nooit op een kier open (Markttracé, 2001; 2002). In woningen met een gemiddelde luchtdichtheid staat het raam in de hoofdslaapkamer in 25 procent van de gevallen altijd open om te luchten (meestal ter aanvulling op ventilatie). In nieuwe woningen met een hoge luchtdichtheid en met mechanische ventilatie, worden ramen dagelijks geopend in 20 procent van de woonkamers, 39 procent van de keukens en in 48 procent van de hoofdslaapkamers. Echter, in de enquête van Markttracé is niet gevraagd hoe lang de ramen open staan. In woningen met een hoge luchtdichtheid liggen deze percentages nog hoger, respectievelijk 40, 32 en 67 procent. Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat gedurende een milde winter in bijna alle woningen één of meer ramen geopend worden om een poosje te luchten. In 25 procent van de woningen zijn één of meer ramen altijd geopend (Markttracé, 2001; 2002). In woningen met een gemiddelde luchtdichtheid zijn binnendeuren vrijwel altijd geopend in 50 procent van de woonkamers, 75 procent van de keukens en 60 procent van de slaapkamers. In woningen met een hoge luchtdichtheid is het gebruik van binnendeuren vergelijkbaar: 45 procent geopend in woonkamers en 60 procent in de slaapkamers (Markttrace, 2001; 2002). In enkele onderzoeksprojecten is gedrag ten aanzien van mechanische ventilatiesystemen onderzocht. Het onderzoek van Markttracé (2001; 2002) laat zien dat in woningen met een gemiddelde luchtdichtheid het mechanisch afzuigsysteem uitstaat in 17 procent van de gevallen gedurende de dag en in 24 procent van de gevallen gedurende de nacht. Gebruikers kiezen in 51 procent van de gevallen overdag voor de laagste stand 62 procent kiest ‘s nachts voor de laagste stand. In woningen met een hoge luchtdichtheid is het systeem in 16 procent van de gevallen overdag uitgeschakeld en in 21 procent van de gevallen ’s nachts. Respondenten kiezen vaker voor de laagste stand: 66 procent overdag en 69 procent ‘s nachts.
4.3 Factoren die ventilatiegedrag beïnvloeden Diverse onderzoeken laten zien dat veel factoren invloed hebben op ventilatiegedrag. Ten eerste zijn dat bewonerskenmerken. Zijn bewoners bewust met energie bezig? Wat vinden ze van het binnenklimaat? Ten tweede spelen kenmerken van de woning mogelijk een rol. Wat is het isolatieniveau van de woning en hoe zijn de vertrekken gesitueerd? Ten derde kunnen kenmerken van het ventilatiesysteem zelf invloed hebben. Zijn de knoppen gemakkelijk te bedienen en hoe gemakkelijk kunnen ramen worden geopend? Tenslotte kunnen kenmerken van de omgeving het gedrag van bewoners beïnvloeden, zoals de buitentemperatuur en de windrichting. In deze paragraaf worden de factoren die gedrag kunnen beïnvloeden achtereenvolgens besproken. Deze factoren zijn met elkaar verbonden en kunnen elkaar beïnvloeden.
4.3.1 Bewonerskenmerken Verschillende bewonerskenmerken kunnen ventilatiegedrag beïnvloeden. Ten eerste kan de grootte en samenstelling van een huishouden invloed hebben op gedrag. Fleury en Nicholas (1992) concluderen in hun onderzoek dat de aanwezigheid en de leeftijd van kinderen belangrijke variabelen zijn in het verklaren van ventilatiegedrag. Daarnaast blijkt dat het gedrag van oudere mensen significant verschilt van het gedrag van jongere mensen. Het blijkt dat hoe ouder mensen zijn, hoe minder ze ventileren (Dubrul, 1988; Liddament, 2001). 25
Bewonersgedrag en balansventilatie
Ten tweede is de aanwezigheid van bewoners een belangrijke factor. Uit een Belgisch onderzoek blijkt dat er een relatie is tussen de aanwezigheid van bewoners en het gebruik van ramen: hoe langer bewoners aanwezig zijn in de woning, hoe langer de ramen geopend zijn, met name de ramen van de slaapkamers (Wouters en De Baets, 1986). Andere onderzoeken tonen aan dat in woningen, waarin overdag niemand aanwezig is, de ramen meer ’s avonds en ’s nachts geopend worden (Dubrul, 1988). Recent onderzoek laat zien dat 50 tot 65 procent van de bewoners iets verandert aan de ventilatievoorzieningen wanneer ze de woning verlaten. Ze sluiten de ramen in 35 procent van de gevallen en in 10 tot 20 procent van de gevallen openen ze de ventilatieroosters (Markttracé, 2001; 2002). Ten derde, kunnen activiteiten die huishoudens uitvoeren in de woning het ventilatiegedrag beïnvloeden. Huishoudelijke activiteiten beïnvloeden de hoeveelheid vocht en CO2 dat geproduceerd wordt in de woning, wat vervolgens weer invloed kan hebben op ventilatiegedrag. Huishoudelijke activiteiten die invloed hebben op de ventilatiebehoefte met betrekking tot vocht en CO2 staan weergegeven in tabel 4.1. Naast deze activiteiten spelen de aanwezigheid van personen, maar ook van planten een rol bij de vochtproductie en CO2 productie. Dubrul (1988) vond in haar onderzoek dat specifieke huishoudelijke activiteiten gerelateerd zijn aan het openen van ramen. Ramen worden bijvoorbeeld geopend in combinatie met activiteiten als stofzuigen en luchten van het beddengoed. In keukens worden ramen vaak geopend om kooklucht of vocht te verdrijven. Roken beïnvloedt ook het ventilatiegedrag. Wanneer een lid van het huishouden rookt, wordt de woonkamer gemiddeld twee keer zo lang geventileerd als in huishoudens waar niet wordt gerookt. Huishoudelijke activiteiten die vocht produceren
Huishoudelijke activiteiten die CO2 produceren
Drogen van was
Verbranding van gas
Koken
Koken op gas
Verbranding van gas Wassen van kleren Douchen Afwassen
Tabel 4.1. Huishoudelijke
In de vierde plaats toont onderzoek aan dat voorkeuren ten aanzien van het
activiteiten die vocht en CO2
binnenklimaat grote invloed hebben op ventilatiegedrag. Dubrul (1988) stelt dat het
produceren. Bron: Liddament
waargenomen thermisch comfort één van de belangrijkste redenen is voor het
(2001).
luchten of ventileren van vertrekken. Thermisch comfort wordt met name bepaald door de temperatuur van de lucht, de stralingstemperatuur van een warmtebron, relatieve luchtvochtigheid, kleding en fysieke activiteit. Onderzoek toont aan dat mensen de neiging hebben om de ramen minder te openen wanneer ze de voorkeur geven aan hoge thermostaat instellingen. Het laat tevens zien dat de gewenste temperatuur in de slaapkamers lager ligt dan de gewenste temperatuur van de woonkamer. Dit verklaart het feit dat ramen van slaapkamers veel langer open staan dan ramen in andere vertrekken (Van Dongen, 2004). Het verkrijgen van frisse lucht is de meest genoemde reden voor het openen van ramen in de slaapkamer. De behoefte aan frisse lucht in de slaapkamer is ook gerelateerd aan gezondheid. Ventilatiegedrag wordt naast thermisch comfort ook beïnvloedt door de waargenomen vochtigheid van een woning. Wanneer bewoners het gevoel hebben dat de woning te vochtig is, wordt in 65 procent van de woningen meer geventileerd. Wanneer de woning als te droog wordt ervaren, ventileren bewoners in 45 procent van de gevallen meer (Markttracé, 2001; 2002). Een andere reden voor het vaker openen van ramen is condensatie. Belangrijke redenen voor het niet ventileren van de woonkamer zijn de behoefte om het binnenklimaat constant te houden en om problemen met tocht te voorkomen. Uit Zweeds onderzoek blijkt dat de 26
Bewonersgedrag en balansventilatie
waargenomen kwaliteit van het binnenklimaat sterk gerelateerd is aan de variabelen frisse/muffe lucht, droge/vochtige lucht, lucht met een penetrante geur en kookluchtjes. De variabelen waargenomen luchtkwaliteit, droge/vochtige lucht, frisse/muffe lucht en penetrante geur hebben een hoge correlatie met het ventileren van slaapkamers. Condensatie en muffe lucht correleren hoog met het ventileren van de badkamer. De ventilatie van de keuken laat een hoge correlatie zien met kookluchtjes en de variabelen schoon/stoffig en geuren uit de omgeving hebben de hoogste correlatie met het ventileren van de woonkamer (Engvall et al., 2004). Ten vijfde kan kennis over het ventilatiesysteem het ventilatiegedrag beïnvloeden. Gebruikers moeten de bedieningsknoppen goed begrijpen en deze ook op de juiste manier gebruiken. Onderzoek onder bewoners laat zien dat gebruikers de systemen niet altijd op de juiste manier gebruiken, omdat de gebruiksaanwijzing ontoereikend en te ingewikkeld is (Liddament, 2001). Het openen van ramen kan de werking en de effectiviteit van een mechanisch ventilatiesysteem beïnvloeden. Een onderzoek dat is uitgevoerd in Duitsland heeft aangetoond dat er geen verschillen zijn in het openen van ramen tussen bewoners met verschillende mechanische ventilatiesystemen en bewoners zonder zo’n systeem (Dubrul, 1988). Dit spreekt echter de resultaten van het onderzoek van Van Dongen (1990) tegen. Hierin toonde hij aan dat in woningen met mechanische afzuigventilatie en, in sommige gevallen met balansventilatie, minder gebruik wordt gemaakt van ramen dan met alleen natuurlijke ventilatie. Een voorzichtige conclusie zou kunnen zijn dat de aanwezigheid van een mechanisch ventilatiesysteem alleen het openen van ramen zou beïnvloeden als de werking van het systeem goed wordt begrepen. Als zesde beïnvloedt ook het voorkomen van ziektes aan de luchtwegen, zoals astma en Cara, en allergieën ventilatiegedrag. Steenbekkers et al. (2002) vond in haar onderzoek dat bewoners met dergelijke klachten meer dan gemiddeld ventileren en vaker de ventilatie aanpassen bij speciale aangelegenheden. Tenslotte, speelt mogelijk de attitude van bewoners ten aanzien van energiebesparing een rol bij ventilatiegedrag. Een recent onderzoek laat zien dat 17 procent van de huishoudens aangeeft dat zij minder ventileren dan zij zouden willen, om te besparen op energiekosten. Bewoners die minder bewust met energie bezig zijn, hebben de neiging om meer te ventileren (Van Dongen, 2004). De manier waarop de energierekening wordt betaald kan ook het gedrag van bewoners beïnvloeden. Een Duits onderzoek laat zien dat mensen die een collectieve energierekening betalen de neiging hebben om ramen langer te openen dan mensen die individueel voor het energiegebruik betalen (Dubrul, 1988). Dubrul (1988) stelt dat energie bewustzijn niet altijd leidt tot energie efficiënt ventileren, omdat er een gebrek is aan inzicht in het ventilatiesysteem en in het energiegebruik.
4.3.2 Woningkenmerken Woningkenmerken betreffen variaties in woningontwerp en in de verwarmingssystemen die geïnstalleerd zijn. Verschillen in deze factoren kunnen invloed hebben op de ventilatiebehoefte en daardoor mogelijk het gebruik van ramen beïnvloeden. Ten eerste, laat een Belgisch onderzoek zien dat het woningtype (grondgebonden woning versus appartement) de duur van het open staan van ramen beïnvloedt. In grondgebonden woningen staan, in vergelijking met appartementen, de ramen in de woonkamer en keuken korter open, terwijl ramen in de slaapkamers langer open staan. Een Nederlands onderzoek toont aan dat in appartementen de ramen in de woonkamer minder geopend worden, maar dat binnendeuren vaker open worden gelaten. Het woningtype beïnvloedt ook hoe ver ramen open staan. In appartementen staan ramen vaker op een kier dan wijd open, terwijl dat in grondgebonden woningen precies andersom is (Wouters en De Baets, 1986).
27
Bewonersgedrag en balansventilatie
Ten tweede kunnen het isolatieniveau, het geluidsisolatieniveau en de luchtdichtheid van woningen invloed hebben op ventilatiegedrag. In verschillende onderzoeken is het echter niet gelukt om een verband te vinden tussen het percentage dubbele beglazing en de frequentie van het openen van ramen. Tevens zijn geen significante resultaten verzameld over de invloed van de luchtdichtheid van woningen op het gebruik van ventilatiesystemen en het openen van ramen (Dubrul, 1988). In het onderzoek van Markttracé (2001;2002) is geen relatie gevonden tussen de gemeten luchtstroom door ventilatie en de luchtdichtheid van woningen. Bewoners ventileren minder als er al een basisventilatie is door middel van kieren en wanneer het volume van vertrekken kleiner is. Ten derde kan het type verwarmingssysteem dat toegepast is in een woning het openen van ramen beïnvloeden. Een Belgisch onderzoek laat zien dat ramen in woningen met centrale verwarming minder lang werden geopend dan woningen die niet centraal verwarmd werden (Wouters en De Baets, 1986). Ander onderzoek laat zien dat woningen met centrale luchtverwarming minder geventileerd worden dan woningen met centrale verwarming met radiatoren. Dit kan echter toegeschreven worden aan het feit dat de bewoners met luchtverwarming geïnstrueerd waren om de ramen niet te openen (Dubrul, 1988). In de vierde plaats kan de oriëntatie van vertrekken het openen van ramen beïnvloeden. Diverse onderzoeken laten zien dat vertrekken die op het zuiden gelegen zijn vaker geventileerd worden als de zon schijnt dan vertrekken die in andere richtingen gelegen zijn. Deze resultaten wekken de suggestie dat de relatie tussen de oriëntatie van vertrekken en het openen van ramen wordt beïnvloedt door de zon (Dubrul, 1988). Tenslotte kan de manier waarop bewoners een vertrek gebruiken invloed hebben op ventilatiegedrag. Wanneer een bewoner een slaapkamer gebruikt als studeerkamer, kan het ventilatiegedrag anders zijn. De manier waarop kamers zijn ingericht kan ook gedrag beïnvloeden (Hainard et al., 1986). Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de plaats van meubels en om spullen die in de vensterbank staan.
4.3.3 Kenmerken van het ventilatiesysteem Onderzoek laat zien dat bewoners een subjectieve voorkeur lijken te hebben voor een luchtverversing van ongeveer 50 dm3/sec gemiddeld over 24 uur in de woonkamer. Het aantal bewoners dat aanwezig is in de woning heeft hier geen invloed op. Onafhankelijk van de ventilatievoorzieningen die toegepast zijn, lijkt de meerderheid van de bewoners te streven naar een constante hoeveelheid luchtverversing om zich comfortabel te voelen (Van Dongen, 1990). Deze bevinding is bevestigd door metingen van echte luchtstromen in een steekproef van 100 woningen. In de helft van deze woningen werd een luchtstroom gemeten van tussen de 40 en 60 dm3/sec. In slechts 20 procent van de woningen was de luchtstroom lager dan 30 dm3/sec (De Gids en Op ‘t Veld, 2004). Echter, hoe bewoners deze luchtstroom bereiken is afhankelijk van het gebruik van de ventilatievoorzieningen. Kenmerken van ventilatievoorzieningen oefenen een directe invloed uit op ventilatiegedrag. Ten eerste beïnvloedt de bruikbaarheid van ventilatievoorzieningen bewonersgedrag. Onderzoek laat zien dat het ontwerp van een raam het openen van ramen kan beïnvloeden en daarmee ook de ventilatie. Daarbij is de manier waarop het raam in het kozijn is gehangen belangrijk en de openingsrichting. Een onderzoek uit België laat zien dat ramen die aan de onderkant aan het kozijn bevestigd zijn en naar binnen openen (draaikiep ramen) vaker geopend worden dan andere ramen (Wouters en De Baets, 1986). Bevindingen uit een Nederlands onderzoek laten zien dat bovenlichten twee keer zo vaak geopend worden als naar buiten openslaande ramen. Uit dit onderzoek bleek tevens dat geïnstalleerde ventilatieroosters voornamelijk open werden gelaten door bewoners (Dubrul, 1988). Van Dongen (2004) stelt dat 28
Bewonersgedrag en balansventilatie
wanneer ramen niet in verschillende posities vast kunnen worden gezet, er een kans bestaat dat deze ramen nooit gebruikt worden. De gebruiksvriendelijkheid van mechanische ventilatiesystemen is ook belangrijk. Als de schakelaar in de keuken geïnstalleerd is, kunnen bewoners vergeten de schakelaar om te zetten wanneer zij gaan douchen of wanneer zij binnenshuis de was drogen. Bewoners van woningen met mechanische ventilatiesystemen vinden het niet gebruiksvriendelijk dat het voor ventilatie nodig is om binnendeuren en de deur van de badkamer te openen. Tevens kan het gemak waarmee het mechanisch ventilatiesysteem kan worden schoongemaakt en het onderhoud ervan bewonersgedrag beïnvloeden. Wanneer bewoners het systeem niet regelmatig schoonmaken of (laten) onderhouden kan dit een negatief effect hebben op de effectiviteit van het systeem. In woningen met balansventilatie concentreert zich meer vuil rond de inblaas- en afzuigventielen dan in woningen met alleen mechanische afzuiging. Het onderzoek van Markttracé (2002) liet zien dat in bijna de helt van de huishoudens, namelijk 48 procent, de ventilatievoorzieningen en systemen nooit schoongemaakt worden. Filters worden ook niet vervangen. Ten tweede is de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de ventilatie een belangrijke factor die gedrag zou kunnen beïnvloeden. In woningen met een gemiddelde luchtdichtheid en nieuwe woningen met een hoge luchtdichtheid, ventileren respectievelijk 5 en 10 procent van de bewoners minder dan ze eigenlijk zouden willen (Markttracé, 2001; 2002). Dit kan deels worden toegeschreven aan de gebruiksvriendelijkheid van het ventilatiesysteem. Zo is het met mechanische afzuiging en balansventilatie in de meeste gevallen niet mogelijk om de ventilatiebehoefte voor verschillende kamers te regelen. Ten derde kunnen problemen met tocht invloed hebben op bewonersgedrag Onderzoek van Steenbekkers (2002) toont aan dat bewoners van woningen met balansventilatie minder last hebben van tocht door ramen en roosters, maar meer van tocht uit de inblaasventielen. In de vierde plaats lijkt geluid een grote invloed te hebben op ventilatiegedrag. De belangrijkste bron van geluid zijn de ventilatoren (Van Dongen, 2004). Van Dongen (1985) stelt dat bij een geluidsniveau van 30 dB(A) in de woonkamer ongeveer 25 procent van de bewoners ‘soms’ geïrriteerd is. Bij een geluidsniveau van 34 dB(A) is dit percentage al 40 procent. Het probleem is het grootst in woningen met balansventilatie. In 28 procent van de gevallen zijn bewoners ‘altijd’ geïrriteerd of ‘vaak’ en in 37 procent van de gevallen zijn bewoners ‘soms’ geïrriteerd. In nieuwe woningen met mechanische ventilatie zijn deze percentages respectievelijk 13 en 38 procent. Vanwege dit geluidsprobleem ventileren 17 procent van de bewoners met balansventilatie en 11 procent van de bewoners met mechanische ventilatie minder dan ze eigenlijk zouden willen (Markttracé, 2001). Tenslotte zou ook de esthetische kwaliteit van ventilatiesystemen een rol kunnen spelen in het gebruik van het systeem. Als ventilatievoorzieningen niet aangepast zijn aan het ontwerp van het gebouw of de stijl van het interieur, kunnen bewoners voorzieningen verwijderen of aanpassen (Van Dongen et al., 1994).
4.3.4 Omgevingskenmerken Weersfactoren spelen een belangrijke rol bij het verklaren van ventilatiegedrag ten aanzien van het openen van ramen. Onderzoek laat zien dat er bij een temperatuur tussen –10 °C en 25 °C er een directe lineaire correlatie bestaat tussen temperatuur en het gebruik van ramen (Dubrul, 1988; Hainard et al., 1986). Tussen windsnelheid en het openen van ramen wordt een omgekeerde lineaire correlatie gevonden. Ramen worden het vaakst geopend bij lage windsnelheden. In zekere mate zal de manier waarop het raam vastgezet kan worden hierin een rol spelen. De motivatie om een raam te openen neemt toe, wanneer er een mogelijkheid is om het raam vast te zetten in een bepaalde positie. Ramen worden vaker en gedurende langere 29
Bewonersgedrag en balansventilatie
perioden geopend bij zonnig weer. Wanneer het regent of sneeuwt, zal het openen van ramen in slaapkamers afnemen (Dubrul, 1988). Naast weersfactoren, heeft geluid van buiten ook invloed op het openen van ramen (Wouters and De Baets, 1986; Hainard et al., 1986). In ongeveer 30 procent van de Nederlandse woningen houden mensen hun ventilatievoorzieningen dicht in verband met geluid van buiten. Onder geluid van buiten valt ook het geluid dat uit andere woningen afkomstig is. Geuren van bijvoorbeeld industrie, verkeer en landbouw kunnen mogelijk ook leiden tot het sluiten van ventilatievoorzieningen (Van Dongen, 2004). Tenslotte speelt veiligheid een rol bij het openen van ramen. Mensen sluiten vaak ramen wanneer het huis verlaten om inbraak te voorkomen (Dubrul, 1988).
4.4 Onderzoeksagenda In paragraaf 3.4 zijn hypothesen geformuleerd op basis van het theoretisch kader. Op basis van het bovenstaande literatuuronderzoek worden tevens hypothesen geformuleerd die in het verkennende onderzoek zullen worden meegenomen. Deze hypothesen betreffen alle ventilatievoorzieningen in de woning, dat wil zeggen ramen, deuren, balansventilatie en eventueel aanwezige roosters. De hypothesen zijn aanvullend op de hypothesen die in paragraaf 3.4 besproken zijn. – Algemene huishoudenkenmerken, zoals grootte en samenstelling en aanwezigheid in de woning beïnvloeden het gebruik van ventilatievoorzieningen. – Activiteiten die bewoners uitvoeren in de woning hebben invloed op het gebruik van ventilatie voorzieningen. – Preferenties ten aanzien van het binnenklimaat beïnvloeden het gebruik van ventilatievoorzieningen. – Het voorkomen van gezondheidsklachten als astma en cara beïnvloedt het gebruik van ventilatievoorzieningen. – De mate waarin bewoners bewust met energie omgaan beïnvloedt het gebruik van ventilatievoorzieningen. – Woningkenmerken, zoals woningtype, grootte, isolatieniveau, oriëntatie van kamers en inrichting beïnvloeden het gebruik van balansventilatie. – De bruikbaarheid van ventilatievoorzieningen beïnvloedt het ventilatiegedrag. – De mate waarin bewoners invloed uit kunnen oefenen op de ventilatie in de woning heeft invloed op het gebruik van ventilatievoorzieningen. – Weersfactoren beïnvloeden het gebruik van ventilatievoorzieningen. – Factoren uit de omgeving, zoals geur, geluid en inbrekers, beïnvloeden het gebruik van ventilatievoorzieningen.
30
Bewonersgedrag en balansventilatie
5 Interviews 5.1 Inleiding Naast een literatuuronderzoek zijn 18 verkennende interviews uitgevoerd bij bewoners thuis. Deze interviews zijn gecombineerd met een rondleiding door het huis, waarbij de bewoner in elk vertrek aangaf op welke manier het vertrek geventileerd wordt. Tevens is er een inspectie uitgevoerd. In de volgende paragraaf wordt toegelicht hoe het interviewschema dat hiervoor gebruikt is tot stand is gekomen. Vervolgens wordt in paragraaf 5.3 de afname van de interviews besproken. In paragraaf 5.4 komen de onderzochte ventilatiesystemen aan bod. Tenslotte wordt in paragraaf 5.5 kort iets verteld over de projecten die zijn meegenomen in het vooronderzoek.
5.2 Opbouw interviewschema Het doel van de interviews is om te achterhalen hoe bewoners met de ventilatievoorzieningen in hun woning omgaan en waarom ze dat op die manier doen. Onder ventilatievoorzieningen vallen naast balansventilatie ook ramen, deuren en eventuele roosters. Het complete interviewschema is opgenomen in Bijlage A. Bij de opbouw van het interviewschema is in eerste instantie uitgegaan van de fysieke kenmerken van de ventilatievoorzieningen. Vervolgens zijn deze fysieke kenmerken in verband gebracht met factoren uit het menselijk systeem, zoals perceptie, evaluatie van de effecten, tevredenheid en kennis. Daarbij is zowel gekeken naar de ventilatievoorzieningen zelf als naar de effecten van het functioneren van ventilatievoorzieningen, zoals geluid, tocht, vuil en vochtigheid. Tevens is ervoor gezorgd dat de hypothesen uit paragraaf 3.4 en 4.4 zoveel mogelijk kunnen worden beantwoord op basis van de onderzoeksresultaten. Dit heeft geresulteerd in een uitgebreid interviewschema met 133 tot 155 vragen, afhankelijk van de plattegrond van de woning. In totaal zijn vier verschillende schema’s samengesteld: één voor plattegrond met gesloten keuken en inpandige badkamer, één voor plattegrond met gesloten keuken en een badkamer met raam, één voor een plattegrond met open keuken en inpandige badkamer en één voor een plattegrond met open keuken en een badkamer met raam. Het interview start met vragen over de samenstelling van het huishouden en de activiteiten die het huishouden in de woning uitvoert, om een beeld te krijgen over hoe de bewoners met de woning omgaan. Belangrijke aspecten voor ventilatie zijn het aantal personen dat in de woning woont, het aantal keren koken per week, het aantal douchebeurten, het aantal wassen per week en de manier van drogen, wel of niet roken, wel of geen huisdieren en de mate van aanwezigheid in de woning. Vervolgens wordt de bewoners gevraagd hoe ze hun woning ventileren. Deze vraag is vrij breed gesteld om te onderzoeken of bewoners het balansventilatiesysteem ook als actief ventileren zien. Daarna worden er een aantal specifieke vragen gesteld over het ventilatiesysteem. Waar bestaat het systeem uit? Wat is het doel van het systeem? Had u in uw vorige woning ook zo’n systeem? Wat zijn negatieve en positieve aspecten van het systeem? Heeft u ook aanpassingen gedaan aan het systeem? Na de vragen over het balansventilatiesysteem worden vragen gesteld over het ventileren door middel van ramen en deuren. Tevens wordt gevraagd hoe bewoners temperatuur, vochtigheid en tocht ervaren in de woning gedurende de zomer en de winter. Na deze inleidende vragen start een rondleiding door de woning, waarbij de bewoners vertellen wat zijn van bepaalde ventilatievoorzieningen vinden en hoe ze ermee omgaan. Daarbij gaat het zowel om voorzieningen die gerelateerd zijn aan het 31
Bewonersgedrag en balansventilatie
balansventilatiesysteem als om ramen, deuren en roosters. Deze rondleiding heeft twee doelen. Het geeft de onderzoeker een beter idee hoe bewoners met hun woning omgaan en waarom ze er op die manier mee omgaan. Daarnaast is het voor de bewoners makkelijker te bedenken wat zij van iets vinden en hoe ze gebruik maken van bepaalde voorzieningen. De rondleiding gaat langs de volgende punten in de woning: de schakelaar van het ventilatiesysteem, de keuken, de woonkamer, twee of drie slaapkamers, de badkamer en de WTW-unit. Voor een uitgebreid overzicht van de vragen die gesteld zijn tijdens de rondleiding, wordt verwezen naar Bijlage A. Het interviewschema eindigt met een aantal afrondende vragen. Daarbij wordt de bewoners onder andere gevraagd of er gezondheidsproblemen zijn die mogelijk gerelateerd zijn aan de woning. Tevens wordt gevraagd naar hun stookgedrag, omdat dit van invloed is op de hoeveelheid energie die gebruikt wordt voor ventilatie. Daarnaast wordt aan de hand van een aantal vragen geprobeerd inzicht te krijgen in de mate van betrokkenheid bij het milieu. Aan het eind van het interview worden de verbruiksgegevens van elektriciteit, gas en water genoteerd. Tenslotte heeft de interviewer een inspectie uitgevoerd in de woning. Daarbij is bijvoorbeeld gelet op type schakelaar, type ramen, raam wel of niet geopend, hoe ver staat een raam open, wel of geen vuil rond de ventielen, display WTW-unit en instellingen van de WTW-unit. Daarnaast zijn ook omgevingskenmerken genoteerd, zoals de weersomstandigheden ten tijde van het interview en de locatie van de woning.
5.3 Afname interviews In totaal zijn 18 interviews afgenomen. Deze interviews hebben plaatsgevonden bij de bewoners thuis. Vestia Zoetermeer en de Alliantie Gooi en Vechtstreek hebben adressen aangeleverd van woningen met balansventilatie. Vervolgens is een selectie van deze bewoners aangeschreven met de vraag of ze aan het onderzoek mee zouden willen werken. Uiteindelijk zijn er 10 interviews uitgevoerd met huurders van de Alliantie en 8 interviews met huurders van Vestia Zoetermeer. De afname van een interview duurde circa een uur tot anderhalf uur. De gesprekken zijn opgenomen met een voice-recorder, om ervoor te zorgen dat geen relevante informatie wordt gemist en om de analyse van de data te faciliteren. Tevens zijn in vrijwel elke woning foto’s gemaakt van ventilatievoorzieningen. De interviews zijn uitgevoerd in de maanden juni en juli van het jaar 2006. In deze periode was de buitentemperatuur vrij hoog. Dit heeft ervoor gezorgd dat respondenten met name gefocust waren op het koelen of koel houden van hun woning. Hoewel tijdens de interviews is gevraagd naar zowel ventilatiegedrag in de zomer als in de winter, is het de vraag hoe goed de bewoners op dat moment in konden schatten hoe ze in de winter met de aanwezige ventilatievoorzieningen om gaan. Idealiter zouden de interviews in de winterperiode herhaald moeten worden om te kijken hoe betrouwbaar de verkregen resultaten zijn.
32
Bewonersgedrag en balansventilatie
5.4 Toegepaste balansventilatiesystemen Agpo Combifor MFT 522 In de Agpo Combifor zit zowel de centrale verwarming als de ventilatie (zie afbeelding 5.1). Boven in deze kast zitten de ventilator en het filter. Het filter hoeft niet door de bewoners zelf vervangen hoeft te worden. Een keer per jaar komt er een monteur langs die het filter vervangt.
Afb. 5.1 Agpo Combifor MFT 522
Een deel van de bewoners met dit systeem heeft een twee standen schakelaar in de keuken. Dit betekent dat het systeem standaard in de middelste stand draait en dat bewoners het systeem hoger kunnen zetten door middel van een schakelaar met de standen ‘midden’ en ‘hoog’. Daarnaast kunnen zij op de WTW-unit zelf ook nog een aantal instellingen wijzigen. Aan de onderkant van het apparaat zit een bedieningspaneel (zie afbeelding 5.2), waarop zowel instellingen voor de CV als voor de ventilatie kunnen worden gewijzigd. Er zijn twee knoppen waarmee bewoners de ventilatie kunnen regelen. Ten eerste kunnen zijn door de knop ‘toevoer uit’ in te drukken, de toevoer van lucht via de inblaasventielen uitschakelen. Wanneer de knop is ingedrukt gaat er een groen lampje branden. De bewoners kunnen de toevoer niet handmatig zelf weer aan zetten. De toevoer gaat pas weer aan wanneer de verwarming aan wordt gezet. Ten tweede kunnen de bewoners de knop ‘afwezig’ indrukken. Ook nu gaat er een groen lampje branden als de knop is ingedrukt. Hiermee kan een bewoner ervoor zorgen dat het systeem in de laagste stand gaat draaien. Bewoners met een drie standen schakelaar hebben de knop ‘afwezig’ niet nodig om het systeem in de laagste stand te laten draaien. Zij kunnen de schakelaar in de keuken op de laagste stand zetten.
33
Bewonersgedrag en balansventilatie
Afb. 5.2 Bedieningspaneel Agpo Combifor
Agpo HR Optifor OT-V De Agpo HR OPTIFOR OT-V bestaat uit een warmteterugwinunit MFT-M en een verwarmingstoestel HR Econpact (zie afbeelding 5.3). De warmterugwinunit is voorzien van een bedieningspaneel (zie afbeelding 5.4). De WTW-unit en de HR-ketel staan met elkaar in verbinding. Zo gaat de ventilatie automatisch naar de laagste stand (de afwezigheidstand) als er 24 uur geen warm water wordt getapt. Het toestel schakelt naar stand 2 of stand 3 wanneer de bewoner de twee standen schakelaar bedient of wanneer er langer dan 15 seconden warm water wordt getapt.
Afb. 5.3 Agpo HR Optifor OT-V
34
Bewonersgedrag en balansventilatie
Afb. 5.4 Bedieningspaneel Agpo HR Optifor OT-V
De bewoner kan het apparaat ook zelf in de afwezigheidstand schakelen door de toets ‘afwezig’ in te drukken. In principe draait het toestel in de normaalstand (stand 2) en de bewoner kan door middel van een twee standen schakelaar die in de keuken is aangebracht het toestel in de kookstand (stand 3) zetten. Door de toets ‘toevoer aan’ in te drukken kan de toevoerventilator in en uit worden geschakeld. Wanneer de toevoer ingeschakeld is brandt een groene led. De warmteterugwinunit is voorzien van een bypass. Dit betekent dat door middel van de knop ‘streeftemperatuur’ de temperatuur van de ingeblazen lucht gewijzigd kan worden. Bewoners kunnen zelf de filters reinigen en vervangen. J.E. StorkAir WHR 90/WHR 91 De J.E. Stork Air WHR 90/WHR 91 bestaat alleen uit een warmteterugwinunit en is niet gekoppeld aan een verwarmingssysteem (zie afbeelding 5.5).
Afb. 5.5 JE Stork Air WHR 90/WHR 91
35
Bewonersgedrag en balansventilatie
Het bedieningspaneel van het apparaat komt in grote mate overeen met het bedieningspaneel van de Agpo HR Optifor OT-V. Bewoners kunnen de luchttoevoer inschakelen en uitschakelen door de toets ‘toevoer aan’ in te drukken. Naast deze toets zit een toets ‘zomertijd’. Met deze toets kan de bewoner wisselen tussen zomer en wintertijd. Deze functie kan alleen worden gebruikt wanneer het apparaat voorzien is van een klok. Veelal zijn de units echter niet voorzien van een klok. Met de toets ‘comforttemperatuur’ kunnen bewoners de gewenste inblaastemperatuur instellen (zie afbeelding 5.6). Deze toets kan alleen gebruikt worden wanneer de unit is voorzien van een bypass. In de keuken zit een drie standen schakelaar waarmee de bewoners het apparaat in stand 1, 2 en 3 kunnen schakelen. Bewoners kunnen zelf de filters reinigen en vervangen.
Afb. 5.6 Bedieningspaneel WHR90/WHR91
5.5 Projecten In deze paragraaf worden de projecten die zijn meegenomen in het onderzoek kort toegelicht. De Alliantie heeft woningen uit vier verschillende projecten aangeleverd, die in pagraaf 5.5.1 worden toegelicht. Vervolgens wordt in paragraaf 5.5.2 aandacht besteed aan de woningen die aangeleverd zijn door Vestia Zoetermeer.
5.5.1 Woningen van de Alliantie De Dennen De Dennen is een appartementencomplex in Bussum, dat gebouwd is in 1996. Het complex bestaat uit 20 woningen en heeft een EPC van 1,4. Op de begane grond zijn twee eengezinswoningen gesitueerd. Daarnaast bestaat het complex uit in totaal 18 appartementen en maisonnettes die toegankelijk zijn vanuit een gemeenschappelijk atrium. Het complex is gelegen naast een zeer drukke doorgaande weg. Het balansventilatiesysteem is toegepast om de geluidsoverlast van het verkeer te beperken. In dit complex zijn drie interviews uitgevoerd: een interview bij een eengezinswoning, bij een appartement op de eerste verdieping en bij een maisonnette. De woningen zijn voorzien van draaikiep ramen. In deze woningen is een Agpo Combifor MFT 522 systeem toegepast (zie voor details paragraaf 5.4). Het systeem draait in dit complex standaard in de middelste stand. In de keuken is een schakelaar toegepast met alleen de standen ‘midden’ en ‘hoog’ (zie afbeelding 5.7). Wanneer de bewoner het systeem in de laagste stand wil zetten, kan hij de knop ‘afwezig’ indrukken. Het systeem draait dan in de laagste stand. Wanneer een bewoner warm water gebruikt, gaat het systeem automatisch weer naar de middelste stand. Het systeem schakelt zelf automatisch naar stand 1 bij afwezigheid van 24 uur in de woning.
36
Bewonersgedrag en balansventilatie
Afb. 5.7 Schakelaar ‘hoog’ en ‘midden’
Bloemhof Bloemhof is een appartementencomplex in Bussum dat bestaat uit appartementen op de begane grond en maisonnettes op de eerste verdieping. Het complex is gebouwd in 1996 en heeft een EPC van 1,4. In dit complex zijn twee interviews afgenomen: één bij een appartement op de begane grond en één bij een maisonnette. Het balansventilatie systeem is hier toegepast om lawaai van het nabijgelegen treinstation tegen te gaan. De woningen zijn voorzien van naar binnen openslaande ramen. Ook hier is, net als in de Dennen een Agpo Combifor MFT 522 systeem toegepast (zie paragraaf 5.4). In dit complex draait het systeem ook standaard in de middelste stand en kan de bewoner door middel van een schakelaar het systeem in stand 1 of stand 3 zetten. Op deze schakelaar staat niets aangegeven en deze ziet er dan ook uit als een reguliere lichtschakelaar (zie afbeelding 5.8)
Afb. 5.8 Twee standen schakelaar
Vaartweg De Vaartweg is een complex in Bussum dat bestaat uit eengezinswoningen en een paar maisonnettes. Het complex is in 2002 gerealiseerd. In het complex is een interview afgenomen bij een maisonnette. Het complex is recent gebouwd en het balansventilatiesysteem is toegepast om aan de EPC van 1,0 te voldoen. De woningen zijn voorzien van naar buiten open draaiende ramen. In dit complex is het JE Stork Air WHR 90/91 systeem toegepast zonder bypass. Dit betekent dat de bewoners geen streeftemperatuur op het apparaat in kunnen stellen en zij niet gebruik kunnen maken van de zogenaamde ‘nachtkoeling’. Van de
37
Bewonersgedrag en balansventilatie
bewoners wordt verwacht dat zij zelf de filters in de WTW-unit schoonmaken en vervangen. Deze filters kunnen aan de voorzijde uit het apparaat worden getrokken. Verder kunnen de bewoners de luchttoevoer uitschakelen door de knop ‘toevoer aan’ in te toetsen (zie afbeelding 5.6). Wanneer het lampje niet brandt, betekent dit dat de luchttoevoer uitgeschakeld is. Bewoners kunnen de toevoer alleen zelf weer inschakelen door opnieuw de knop in te drukken. In de keuken is een drie standen schakelaar geplaatst met de standen 1, 2 en 3 (zie afbeelding 5.9).
Afb. 5.9 Drie standen schakelaar met standen 1, 2 en 3
Langestraat De Langestraat in Hilversum is een complex dat naast de centrumring van Hilversum gelegen is. Het complex bestaat uit appartementen en is in 1996 gebouwd. In dit complex zijn vier interviews afgenomen met bewoners van appartementen op verschillende verdiepingen. De meeste woningen zijn uitgerust met alleen schuiframen die vast kunnen worden gezet. Alleen de appartementen op de hoogste etage hebben aan de straatkant naar binnen openslaande ramen. In dit complex is het Agpo Combifor MFT 522 systeem toegepast (zie paragraaf 5.4) De bewoners van de Langestraat hebben in de keuken een drie standen schakelaar met de standen 0, 1 en 2 (zie afbeelding 5.10). Dat betekent dat het systeem niet, zoals bij De Dennen en Bloemhof standaard in de middelste stand draait. Bewoners hebben hier dus meer keuzevrijheid.
Afbeelding 5.10 Drie standen schakelaar met stand 1, 0 en 2
38
Bewonersgedrag en balansventilatie
5.5.2 Woningen van Vestia Zoetermeer Vestia Zoetermeer heeft zowel eengezinswoningen als appartementen aangeleverd uit de nieuwe wijk Oosterheem in Zoetermeer. De woningen zijn allemaal recent opgeleverd, van 2004 tot begin 2006. Dat betekent dat bij de bouw van de woningen een EPC van minimaal 1,0 moest worden gehaald. De energiezuinigheid van de woningen is een drijfveer geweest om balansventilatie in de woningen toe te passen. Appartementencomplex Zwammerdamstraat Het appartementencomplex in de Zwammerdamstraat is eind 2005/begin 2006 opgeleverd aan de bewoners. De woningen zijn uitgerust met een Agpo HR Optifor OT-V systeem (zie paragraaf 5.4). De twee standen schakelaar die hier is toegepast is weergegeven in afbeelding 5.11. In het complex zijn twee interviews uitgevoerd: één bij een bewoner op de eerste verdieping en één bij een bewoner op de zesde verdieping. Aangezien de bewoners nog geen volledige winter en zomer hebben meegemaakt in hun woning, is besloten na deze twee interviews de overige bewoners die zich hadden aangemeld niet mee te nemen in het verdere onderzoek. Voor het onderzoek was het wel interessant om te kijken hoe de twee respondenten, die nog weinig ervaring hadden met het systeem, met het systeem omgingen.
Afb. 5.11 Twee standen schakelaar met stand 0 en 1
Eengezinswoningen Zwammerdamstraat Twee interviews zijn uitgevoerd bij eengezinswoningen aan de Zwammerdamstraat. Beide woningen zijn tussenwoningen. Eén woning heeft twee volledige woonverdiepingen, met op de bovenste verdieping twee slaapkamers en een extra badkamer. De WTW-unit (JE Stork Air WHR 90/91 met bypass) is hier op de overloop geplaatst. De andere woning heeft een zolder op de bovenste woonlaag. De bewoner hier zelf een kamer gemaakt en een kast waar de WTW-unit in zit en ook de wasmachine en droger geplaatst zijn. De woonkamer kan geventileerd worden door middel van een schuifpui, in de keuken is een draaikiep raam toegepast. Beide woningen hebben een open keuken. Aan de straatkant van de woningen zijn op alle verdiepingen draaikiepramen toegepast. Aan de achterkant van de woning slaan de ramen naar buiten open en kunnen de ramen worden vastgezet door de kruk naar beneden te draaien. De badkamer is aan de buitengevel geplaatst met een raam. In de keuken is een drie standen schakelaar toegepast met de standen 1, 2 en 3 (zie afbeelding 5.12).
39
Bewonersgedrag en balansventilatie
Afb. 5.12 Driestanden schakelaar met stand 1, 2, 3
Streefkerkstraat Eén woning in de Streefkerkstraat is meegenomen in het onderzoek. Deze woning komt in grote mate overeen met de woningen aan de Zwammerdamstraat. Deze woning heeft echter maar één bovenverdieping. De WTW-unit is hier geplaatst in een kast op de overloop. Lekstroom Twee hoekwoningen aan de Lekstroom zijn meegenomen in het onderzoek. Beide woningen zijn huurwoningen in de vrije sector. De woonkamer kan geventileerd worden door een naar buiten openslaande deur. In de open keuken is een draairaam geplaatst dat naar buiten open gaat en vastgezet kan worden door de kruk naar beneden te draaien. In de badkamer is een kantelraam toegepast. De overige ramen draaien allemaal naar buiten open. De WTW-unit (JE Stork Air WHR 90/91 met bypass) is op zolder geplaatst. Bij één woning is hier een kast omheen gebouwd en is tevens een extra zolderkamer gemaakt. Bij de andere woning is dat niet het geval. De schakelaar voor balansventilatie zit in de keuken. De bewoners kunnen kiezen uit stand 1, 2 en 3. Tarnstroom Het laatste woningtype dat is meegenomen bij de interviews is een tussenwoning aan de Tarnstroom. Deze woning komt in grote mate overeen met de overige woningen van Vestia die inmiddels zijn besproken. Ook hier is de WTW-unit JE Stork Air WHR 90/91 met bypass toegepast. De woonkamer is voorzien van een schuifpui. De open keuken kan geventileerd worden door middel van deur die naar buiten open draait. In de badkamer is een klein klepraampje geplaatst. Eén slaapkamer is voorzien van een draaikiep raam en een andere slaapkamer heeft een raam dat naar buiten open draait. De zolder, die tevens als slaapkamer wordt gebruikt, heeft hetzelfde kleine klepraampje als in de badkamer en een kantelraam. De WTW-unit staat op zolder en er is geen kast omheen gebouwd. De schakelaar voor balansventilatie zit in de keuken. De bewoners kunnen kiezen uit stand 1, 2 en 3. In tabel 5.1 op de volgende pagina staan de gegevens van de complexen die meegenomen zijn in het onderzoek samengevat.
40
Bewonersgedrag en balansventilatie
Complex
Woningtype
Bouwjaar
WTW-unit
Schakelaar
Reden toepassing
De Dennen
Appartementen Eengezinswoningen
1996
Agpo Combifor MFT 522
2 standen
Verkeersgeluid
Bloemhof
Appartementen Maisonnettes
1996
Agpo Combifor MFT 522
2 standen
Nabijheid spoor Energiebesparing
Vaartweg
Eengezinswoningen Maisonnettes
2002
Agpo HR Optifor OT-V
3 standen
Energiebesparing
Langestraat
Appartementen
1996
Agpo Combifor MFT 522
3 standen
Verkeersgeluid
ZwammerdamStraat
Appartementen
2005
Agpo HR Optifor OT-V
2 standen
Energiebesparing
ZwammerdamStraat
Eengezinswoningen
2004
J.E. StorkAir WHR90/91
3 standen
Energiebesparing
Streefkerkstraat
Eengezinswoningen
2004
J.E. StorkAir WHR90/91
3 standen
Energiebesparing
Lekstroom
Eengezinswoningen
2004
J.E. StorkAir WHR90/91
3 standen
Energiebesparing
Tarnstroom
Eengezinswoningen
2004
J.E. StorkAir WHR90/91
3 standen
Energiebesparing
Tabel 5.1 Samenvatting complexen
41
Bewonersgedrag en balansventilatie
6 Resultaten
6.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de resultaten van 18 exploratieve interviews besproken. Daartoe wordt in paragraaf 6.2 een overzicht gegeven van de bewoners die hebben meegewerkt aan het onderzoek. Vervolgens wordt in paragraaf 6.3 aandacht besteed aan het ventilatiegedrag van bewoners in het algemeen. In paragraaf 6.4 komt het stookgedrag en de beleving van thermisch comfort aan bod. Tenslotte wordt in paragraaf 6.5 wordt dieper ingegaan op de interactie tussen bewoners en de balansventilatie.
6.2 Bewoners In deze paragraaf wordt een globaal beeld geschetst van de bewoners die hebben deelgenomen aan het onderzoek. In totaal hebben 18 huishoudens deelgenomen aan de interviews. Tien van deze respondenten wonen in een huurwoning van de Alliantie en acht respondenten wonen in een huurwoning van Vestia. In tabel 6.1 is weergegeven hoe vaak een huishoudensamenstelling voorkomt onder de respondenten.
Tabel 6.1. Huishoudensamenstelling
Huishoudensamenstelling
Frequentie (N=18)
Eenpersoonshuishouden
3
Tweepersoonshuishouden, geen kinderen
9
1 volwassene, 2 kinderen
1
2 volwassenen, 1 kind
2
2 volwassenen, 2 kinderen
2
2 volwassenen, 4 kinderen
1
Wat opvalt is dat 50 procent van de deelnemende huishoudens bestaat uit tweepersoonshuishoudens zonder kinderen. Dit komt mede door de leeftijd van de bewoners die gereageerd hebben op de oproep om mee te werken aan het onderzoek. In vijf huishoudens ligt de leeftijd van de bewoners boven de 65. Daarnaast zijn de bewoners in zeven tweepersoons huishoudens tussen de 50 en 60 jaar. De overige zes huishoudens zijn gezinnen met één of meer kinderen. De leeftijd van de ouders varieert van 27 tot 61 jaar. De leeftijd van de kinderen varieert van 2 tot 20 jaar. De gemiddelde woonduur van de respondenten van de Alliantie verschilt in grote mate van de gemiddelde woonduur van de respondenten van Vestia. Dit wordt veroorzaakt door de relatief nieuwe woningen van Vestia die in het onderzoek zijn opgenomen. De woonduur is weergegeven in tabel 6.2. Gemiddelde woonduur in jaren De Alliantie
7,5
Vestia
1,4
Tabel 6.2 Woonduur
42
Bewonersgedrag en balansventilatie
De bewoners is ook gevraagd hoeveel uur per dag zij aanwezig zijn in de woning op een doordeweekse dag en een dag in het weekend. Deze gegevens staan weergegeven in tabel 6.3. Aanwezigheid (uren per dag)
Doordeweekse dag (N=18)
Dag in het weekend (N=18)
10-15 uur
3
2
16-20 uur
7
9
21-24 uur
8
7
* aantal huishoudens dat gedurende die periode aanwezig is Tabel 6.3 Aanwezigheid in de woning
Uit deze tabel blijkt dat de geïnterviewde bewoners relatief veel thuis zijn, zowel doordeweeks als in het weekend. Het merendeel van de bewoners is meer dan 16 uur per dag aanwezig in de woning. Wanneer de bewoners in de woning aanwezig zijn, kunnen zij activiteiten uitvoeren in de woning. Een belangrijke activiteit die invloed kan hebben op ventilatiegedrag is roken. In zes van de 18 huishoudens wordt in de woning gerookt. In vier van de woningen wordt uitsluitend in de woonkamer gerookt. In één woning wordt in de hele woning gerookt en tenslotte wordt in een woning alleen onder de afzuigkap in de keuken gerookt. Naast roken zijn er andere activiteiten die de ventilatiebehoefte zouden kunnen beïnvloeden, namelijk koken, douchen, wassen en drogen. In tabel 6.4 staat weergegeven hoe vaak de respondenten een warme maaltijd koken in een week. Aantal warme maaltijden per week
Frequentie (N=18)
2 maaktijden
2
5 maaltijden
5
6 maaltijden
1
7 maaltijden
9
14 maaltijden
1
Tabel 6.4 Aantal warme maaltijden
De tabel laat zien dat het merendeel van de bewoners minimaal vijf keer per week
per week
een warme maaltijd klaar maakt in de woning. Daarbij koken 17 bewoners op gas en één bewoner kookt op elektra. Tien bewoners geven aan dat ze ongeveer 60 minuten per dag bezig zijn met koken, vier bewoners zijn ongeveer 45 minuten bezig en de overige vier bewoners ongeveer 30 minuten. Naast koken is ook gevraagd hoe vaak er in een week door alle leden van het huishouden wordt gedoucht en hoe lang een gemiddelde douche duurt. Een overzicht hiervan is te vinden in tabel 6.5. Aantal douches per week
Tabel 6.5 Aantal douches per week
Frequentie (N=18)
2- 3 douches
2
6-8 douches
4
14 douches
9
28-30 douches
2
42 douches
1
Uit de tabel blijkt dat in de meeste woningen 14 keer per week een douche wordt genomen. Het gaat hier om allemaal tweepersoonshuishoudens, wat betekent dat ieder lid van het huishouden één keer per dag doucht. Voor de vochtproductie is het ook belangrijk hoe lang mensen onder de douche staan. Tien respondenten geven aan dat een douchebeurt ongeveer 5-10 minuten duurt. Zeven respondenten staan ongeveer 15 minuten onder de douche en één respondent 20 minuten. 43
Bewonersgedrag en balansventilatie
Ook is aan de bewoners gevraagd hoe vaak zij wassen per week. De resultaten van deze vraag staan weergegeven in tabel 6.6.
Tabel 6.6 Aantal wasbeurten
Aantal wasbeurten
Frequentie (N=18)
1 keer per 3 weken
1
1 keer per 2 weken
1
2 keer per week
5
3 keer per week
6
4 keer per week
4
14 per week
1
Uit deze tabel blijkt dat de meeste respondenten twee tot drie keer per week wassen. Ook is aan de respondenten gevraagd hoe zij de was drogen. Elf mensen beschikken over een wasdroger. Drie daarvan hangen de was bij mooi weer buiten en anders doen ze de was in de droger. De overige bewoners drogen de was op een droogrek. Twee bewoners drogen de was op een droogrek in de douche, één op een droogrek op zolder en vier bewoners drogen de was in de tweede slaapkamer. Tenslotte is de bewoners gevraagd of ze huisdieren hebben. In tien huishoudens is geen huisdier aanwezig. In zes huishoudens zijn één of meerdere katten aanwezig en in twee huishoudens een hond. Tenslotte is in één huishouden een konijn aanwezig en in een ander huishouden drie vogels. In deze paragraaf is een beeld geschetst van de respondenten die deelgenomen hebben aan het onderzoek. Daarbij zijn vooral kenmerken meegenomen die mogelijk relevant zijn voor het ventilatiegedrag. Hoe bewoners hun woning ventileren wordt in de volgende paragraaf besproken.
6.3 Ventilatiegedrag algemeen Aangezien in alle woningen balansventilatie aanwezig is, is het theoretisch niet nodig om aanvullend te ventileren door middel van het openen van ramen. Het is echter de vraag of de respondenten dat ook daadwerkelijk op die manier doen. In het interview zijn daarom ook vragen gesteld over het ventilatiegedrag van respondenten in het algemeen. De resultaten worden in deze paragraaf besproken.
6.3.1 Ventilatie woning algemeen Ten eerste is aan de bewoners gevraagd hoe zij hun woning ventileren. Daar antwoordden tien van de 18 mensen op dat zij ventileren door middel van het openen van ramen. Opvallend is dat zij balansventilatie helemaal niet noemen in dit perspectief. Zes mensen geven aan dat ze ventileren door middel van het open van ramen én door middel van het systeem. Slechts één respondent ventileert niet door middel van het openen van ramen. Zij vertrouwt volledig op het systeem. Tenslotte maakt één respondent op een hybride wijze gebruik van het systeem. Dit betekent dat in de winter de ramen gesloten blijven en alleen het systeem de ventilatie verzorgt. In de zomer gaat de toevoerventilator uit en wordt geventileerd door middel van het openen van ramen. Het feit dat bijna iedereen (aanvullend) ventileert door middel van het openen van ramen zou te maken kunnen hebben met de vorige woonsituatie van de respondenten. Veertien respondenten hadden in hun vorige woning alleen natuurlijk ventilatie. De overige vier respondenten hadden mechanische afzuiging. Dit betekent dat alle respondenten gewend zijn om te ventileren door middel van het openen van ramen. 44
Bewonersgedrag en balansventilatie
Tevens is aan de bewoners gevraagd wie verantwoordelijk is voor het ventileren van de woning. Vanzelfsprekend is in de drie eenpersoonshuishoudens in de steekproef de enige bewoner verantwoordelijk. Bij de negen tweepersoonshuishoudens is in vijf gevallen de vrouw verantwoordelijk voor de ventilatie en in vier huishoudens regelen beide bewoners de ventilatie. In twee gezinnen met kinderen regelen beide ouders de ventilatie. In een ander gezin is de vrouw verantwoordelijk voor zowel het bedienen van balansventilatie als het openen van ramen. Tevens is er een gezin waarin de vrouw de schakelaar bedient en de kinderen zelf verantwoordelijk zijn voor het openen van de ramen in hun kamer. In het éénoudergezin in de steekproef bedient de ouder het systeem en de ramen. Tenslotte is er nog een gezin waarin de rollen verdeeld zijn: de man bedient de WTW-unit, de vrouw de schakelaar en alle gezinsleden openen ramen in de woning. Waarom bewoners geneigd zijn te ventileren door middel van ramen en deuren komt in het onderstaande aan bod.
6.3.2 Redenen voor het openen van ramen en deuren In deze paragraaf wordt besproken welke redenen respondenten aandragen voor het openen van ventilatievoorzieningen in hun woning. Het gaat dan met name om ramen en deuren, aangezien ventilatieroosters vrijwel niet voorkwamen in de steekproef. – Frisse lucht Het binnenlaten van frisse lucht in de woning blijkt een belangrijke motivatie te zijn voor het openen van ramen en deuren. Maar liefst dertien mensen noemen deze reden. Iemand merkt op: “Ik doe het raam open als ik zin heb in een verkoelend windje door het huis. Ook al brengt het systeem ook lucht van buiten naar binnen, het is niet hetzelfde als een raampje open doen”. Iemand anders laat de slaapkamerdeur open staan, omdat ze het idee heeft dat er dan frisse lucht binnenkomt. Daarbij moet opgemerkt worden dat het slaapkamerraam in die woning nooit open gaat. Een andere respondent heeft het raam open, omdat ze het anders te benauwd vindt. Tenslotte is er nog iemand die het raam open zet om kookgeuren van de buren die het huis binnen dringen te verdrijven. Met het raam open trekken deze geuren snel weg. – Reguleren temperatuur Zes respondenten merken op dat zij ramen open zetten als het warm is in huis. Zij zetten een raam open om het huis af te koelen. Hierbij moet opgemerkt worden dat de interviews in de zomer van 2006 zijn gehouden en het op de meeste interviewdagen extreem warm was. – Weersfactoren Slechts één respondent noemt een weersfactor als het gaat om het openen van ramen. Deze bewoner zet het keukenraam eigenlijk alleen open als de zon erop staat. – Vocht Ook vocht wordt door drie mensen als reden genoemd om het raam open te zetten. Een respondent merkt op dat hij ergens heeft gelezen, dat wanneer je regelmatig je ramen open zet, je minder vocht in huis krijgt. Iemand anders noemt: beter verse lucht verwarmen dan oude lucht. Tenslotte is er nog een huishouden dat op twee manieren met vocht bezig is. Enerzijds zetten zij in de slaapkamers het raam open, omdat de lucht in de woning met alleen het ventilatiesysteem te droog is. Anderzijds zetten zij in de badkamer het raam open om schimmel te voorkomen.
45
Bewonersgedrag en balansventilatie
– Gezondheid Een respondent merkt op dat ze niet tegen dichte ramen kan, omdat ze daar hoofdpijn van krijgt. – Activiteiten Dertien bewoners relateren het openen van een ventilatievoorziening aan een activiteit. Acht mensen geven aan dat zij aanvullend ventileren bij het koken. Drie respondenten zetten een raam open vanwege de droger. In één huishouden staat het badkamerraam altijd open, omdat het raam gebruikt wordt voor de afvoer van de droger. De andere twee respondenten hebben weliswaar een condensdroger, maar ze hebben toch het gevoel dat het te vochtig wordt als ze geen raam open zetten. Tenslotte merken twee respondenten op dat zij een raam open zetten in verband met roken. Eén van deze twee respondenten zet ook een raam open als er veel visite is. – Gewoonte Wanneer bewoners standaard bij bepaalde activiteiten een raam open zetten, zou je kunnen spreken van een gewoonte. Er zijn echter ook drie respondenten die het ook echt benoemen als een gewoonte als de vraag gesteld wordt waarom ze een raam open zetten. Zo zegt een respondent: “Niet zoveel factoren hebben invloed op het openen van een raam. Het is gewoon automatisch dat ik dat doe. Ik sta op en gooi het open”. – Huisdieren Vier respondenten houden met het openen van ramen en deuren rekening met hun huisdieren. Zo staat bij iemand het zolderraam altijd op een kier, omdat de katten boven eten en er hun behoefte toen. Iemand anders zet de voordeur op een haakje om ervoor te zorgen dat de katten niet naar buiten kunnen. Twee andere respondenten zetten ramen slechts op een kiertje open, omdat de katten anders naar buiten glippen. – Contact met de buitenwereld Een laatste reden voor het open zetten van ramen is het contact met de buitenwereld. Deze reden wordt door drie respondenten genoemd. Iemand merkt op niet tegen het gevoel van opgesloten zitten te kunnen. Iemand anders geeft aan dat het fijn is om een gevoel van buiten te hebben. Tenslotte worden door leden van één huishouden verschillende aspecten van de buitenwereld genoemd die belangrijk zijn: “Een mens wil ook uit het raam kunnen hangen. Ik kijk graag even wat rond. Ik zit de hele dag al binnen en er is veel te zien”. “Een raam open zetten heeft niet alleen met frisse lucht te maken, maar ook met geluid. Door een raam open te zetten laat je de wereld ook weer even binnen”.
6.3.3 Redenen voor het sluiten van ramen en deuren In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de redenen die mensen noemen om ramen en deuren te sluiten of altijd gesloten te houden. – Verkeersgeluid Vijf respondenten geven aan dat zij vanwege verkeersgeluid ramen sluiten of altijd gesloten houden. Zo kan een respondent de televisie niet verstaan als het raam open staat. Dezelfde persoon doet ’s avonds de ramen dicht vanwege verkeerslawaai. Andere bewoners geven aan dat zij de deur naar hun balkon niet veel open hebben in verband met verkeerslawaai. Dan zijn er nog twee respondenten die aan één kant van hun woning, waar een drukke verkeersweg loopt, het raam vrijwel nooit open hebben: “Als het raam open staat, kun je amper met elkaar praten”. Tenslotte is er 46
Bewonersgedrag en balansventilatie
een respondent die de ramen altijd gesloten houdt. Voor haar is de balansventilatie een uitkomst. Ze stoort zich aan verkeerslawaai, maar door het systeem is het niet meer nodig om een raam open te zetten. – Overig geluid uit de omgeving Drie bewoners hebben wel eens last van geluid uit de omgeving, met name als het gaat om slapen. Zij sluiten daarom het raam. Zo vindt iemand het fijn om met het raam open te slapen, maar aangezien bouwvakkers al voor zeven uur vlak voor de woning beginnen is dat niet te doen. Een andere respondent heeft wel eens last van lawaai van jongeren en van de werkzaamheden aan de Randstadrail. Tenslotte doet iemand het raam dicht van de logeerkamer als een kleinkind blijft slapen, vanwege het geluid van buiten. – Geuren uit de omgeving Naast geluid kunnen ook geuren uit de omgeving invloed hebben op het sluiten van ramen. Zo merkt iemand op dat de balkondeur voorheen vrijwel altijd gesloten bleef, omdat de vorige onderburen veel rookten. Maar liefst vier mensen merken op dat ze het raam dicht doen in verband met uitlaatgassen. Dit zijn bewoners van het complex De Dennen in Bussum en van de Langestraat in Hilversum. Tenslotte zijn er nog twee respondenten die met het koken het keukenraam bewust dicht laten om verspreiding van kookgeuren in het gezamenlijke atrium van het complex te voorkomen. – Weersfactoren Verschillende weersfactoren zorgen ervoor dat bewoners ramen geheel sluiten of in ieder geval op een kier zetten. Ten eerste doen zes bewoners ramen dichter of helemaal dicht wanneer de wind op de ramen staat. Vier bewoners sluiten ramen volledig wanneer het regent, terwijl drie anderen het raam dan op een kier zetten. Tevens geven twee bewoners aan dat zij ramen liever in de kiepstand zetten dan in de draaistand wanneer het regent, om inregenen te voorkomen. Ook zon blijkt een factor te zijn die het sluiten van ramen kan bevorderen. De interviews zijn uitgevoerd in een vrij warme periode. Er zijn drie mensen die opmerken dat de ramen gesloten blijven zolang de zon op de ramen staat. Tenslotte speelt de buitentemperatuur een rol bij het sluiten van ramen. Als het koud is hebben zes mensen de neiging om ramen en deuren dicht te laten. Dit geldt met name voor de woonkamer. Zo merkt iemand op: “De schuifpui gaat in de winter niet open, dan komt er een smak kou naar binnen”. Tevens houden twee mensen in de zomer overdag het raam dicht om de warmte buiten te houden. – Veiligheid Zes personen geven aan dat zij ramen sluiten om inbraak te voorkomen. Soms doen mensen ook aanpassingen aan ramen om de kans op inbraak te beperken. Zo heeft een huishouden een haakje geplaatst bij het raam in de slaapkamer. – Huisdieren In de voorgaande paragraaf bleek dat huisdieren een reden kunnen zijn om ventilatievoorzieningen te openen. De aanwezigheid van huisdieren kan er echter ook toe leiden dat bewoners ramen en deuren gedeeltelijk of geheel sluiten. Zo houden twee mensen buitendeuren dicht om te voorkomen dat katten weglopen. Een huishouden heeft de deur in de keuken vrijwel altijd dicht om te voorkomen dat de honden naar buiten vliegen als ze een andere hond zien. Tevens houden twee mensen binnendeuren dicht in verband met huisdieren, om te voorkomen dat de
47
Bewonersgedrag en balansventilatie
katten door het hele huis gaan lopen en om te voorkomen dat het konijn op de tocht zit. – Overig Tenslotte noemen drie respondenten nog uiteenlopende redenen voor het gesloten houden van ramen. Zo zet iemand het keukenraam nooit open, omdat er een slot op zit. Hij vindt het wel zo makkelijk om het raam op slot te laten zitten. Iemand anders zegt dat de ramen ’s avonds in ieder geval aan één kant van de woning dicht gaan om tocht te voorkomen. Tenslotte merkt iemand op dat het fijn is dat de ramen niet open hoeven door de aanwezigheid van balansventilatie. Dit voorkomt namelijk overlast van insecten.
6.3.4 Ventilatie per vertrek In elk vertrek is gevraagd hoe lang mensen er aanwezig zijn, hoe ze het vertrek in de winter en in de zomer ventileren en hoe ze omgaan met de toegangsdeur van het vertrek. Uit de interviews blijkt dat de meeste mensen ventileren zien als het openen van ramen en deuren. Bijna niemand noemt balansventilatie in dit perspectief. Daarom wordt in deze paragraaf het openen van ramen en deuren besproken. In paragraaf 6.5 wordt het gebruik van balansventilatie uitgewerkt. In het onderstaande worden achtereenvolgens de ventilatie van de keuken, de woonkamer, de slaapkamers en de badkamer besproken. Hierbij moet worden opgemerkt dat één respondent nooit ventileert door middel van het openen van ramen en buitendeuren. De antwoorden van deze respondent worden buiten beschouwing gelaten. Dit betekent dat het gaat om de antwoorden van 17 respondenten, tenzij anders aangegeven. – Ventilatie keuken In de steekproef zijn vrijwel alleen woningen met een open keuken vertegenwoordigd. Slechts één woning heeft een gesloten keuken. Ten eerste is naar de aanwezigheid van de leden van het huishouden in de keuken gevraagd. Drie mensen met een open keuken konden dit niet goed scheiden van de aanwezigheid in de woonkamer en hebben geen antwoord gegeven op deze vraag. Voor de overige 14 respondenten staat de aanwezigheid weergegeven in tabel 6.5. Aanwezigheid keuken (in uren per dag)
Frequentie (N=14)
1 uur
2
1,5 uur
1
2 uur
6
2,5 – 3 uur
4
> 3 uur
1
Tabel 6.5 Aanwezigheid keuken
Vervolgens is aan alle respondenten gevraagd hoe zij de keuken ventileren in de zomer en in de winter. Bij tien respondenten verschilt het ventileren van de keuken niet tussen zomer en winter. Hoe deze respondenten de keuken ventileren is samengevat in tabel 6.6.
48
Bewonersgedrag en balansventilatie
Ventilatie keuken zomer en winter
Frequentie (N=10)
Raam open bij koken
5
Keukendeur op haakje bij koken
1
Raam ongeveer 8 uur op een kier
1
Raam niet open i.v.m kookluchtjes atrium
1
Schuifpui in woonkamer open
1
Geen gebruik ramen, schakelaar
1
Tabel 6.6 Ventilatie keuken zomer
Bij de overige 7 respondenten is er wel verschil in de ventilatie van de keuken tussen
en winter gelijk
zomer en winter. De antwoorden van deze bewoners staan weergegeven in tabel 6.7. Ventilatie keuken winter
Ventilatie keuken zomer
Ventilatie door middel van systeem
Raam uur open
Ventilatie door middel van systeem
Raam 2 uur open
Raam dicht
Raam open voor doortochten
Raam nooit open, koud en tocht
Raam open als zon erop staat
Raam dicht bij temp < 6 graden
Raam open bij koken
Raam niet veel open
Raam open bij koken
Raam 10 cm open, ongeveer 1,5 uur
Raam helemaal open, paar uur
Tabel 6.7 Verschil ventilatie keuken
Uit deze tabel is op de maken dat vier mensen in de winter het raam in de keuken
zomer en winter
niet open doen en alleen ventileren door middel van het systeem. In de zomer zetten zij het raam wel open. Dan zijn er nog twee bewoners die aangeven het raam zo nu en dan wel open te doen, waarvan één bewoner aangeeft dat wanneer het te koud wordt het raam dicht blijft. Tenslotte is er een bewoner die in de winter het raam minder ver en korter open doet dan in de zomer. In totaal geven acht mensen aan dat het openen van ramen of deuren in de keuken gerelateerd is aan koken. Zes mensen gebruiken balansventilatie om de keuken te ventileren. Vijf bewoners doen dit alleen in de winter en één bewoner doet dit altijd. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat deze mensen een open keuken hebben en de totale ruimte in de winter wel ventileren door een ander raam open te zetten. De ventilatie van de woonkamer komt in het onderstaande aan bod. – Ventilatie woonkamer Allereerst is de bewoners de vraag gesteld hoe lang er per dag iemand aanwezig is in de woonkamer. Deze vraag is aan één respondent niet gesteld. De resultaten hiervan staan weergegeven in tabel 6.8.
Tabel 6.8 Aanwezigheid woonkamer
Aanwezigheid woonkamer
Frequentie (N=16)
< 5 uur
2
6-10 uur
9
11-15 uur
2
16 uur
3
In tabel 6.9 wordt globaal weergegeven hoe bewoners de woonkamer in de winter en in de zomer ventileren. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen ventileren door middel van ramen, van deuren en van beide.
49
Bewonersgedrag en balansventilatie
Wijze ventileren woonkamer winter en zomer
Frequentie (N=17)
Ramen woonkamer in winter minder lang en minder ver open
1
Ramen woonkamer in winter minder lang, maar even ver open
6
Ramen in zomer en in winter op een kiertje
1
Ramen in winter niet open, in zomer wel open
1
Ramen nooit open
1
Deur in de winter minder lang en minder ver open
3
Deur in winter minder lang en minder ver open, raam minder lang en even ver
1
Deur in de winter dicht, raam even lang open
1
Deur in de winter dicht, in zomer open
2
Tabel 6.9 Wijze ventileren
Wat opvalt bij het ventileren van de woonkamer is dat dertien bewoners in zomer én
woonkamer winter en zomer
winter gebruik maken van ramen en deuren om te ventileren. Bij twaalf respondenten staat het raam en/of de deur in de winter alleen minder ver en/of minder lang open dan in de zomer. De bewoners die aangeven dat het raam in de winter minder lang, maar wel even ver open staat, hebben allemaal een draaikiep raam die zij op de maximale stand zetten. Bewoners die het raam minder ver open zetten hebben of een schuifraam of een naar buiten openslaand raam. Eén respondent heeft het raam altijd op een kier staan, in zomer en winter. Dan zijn er nog twee bewoners die in de winter de woonkamer niet ventileren, omdat het alleen mogelijk is om de woonkamer door middel van een deur te ventileren. Iemand anders ventileert in de winter alleen door middel van balansventilatie. Tenslotte is er nog een respondent die de ramen in de woonkamer nooit open heeft staan in verband met verkeerslawaai. Tot zover het verschil in ventilatiegedrag tussen zomer en winter. Het is in verband met energiebesparing interessant om te kijken hoe lang mensen in de winter het raam en/of deur open hebben staan en hoe ver. Hier wordt in tabel 6.10 een globaal overzicht van gegeven.
Ventilatie woonkamer winter Duur opening raam/deur
Frequentie
Hoe ver open
45 minuten (3 keer per week)
1
3 cm raam
Frequentie 1
20 minuten per dag
1
16 cm
1
30 minuten per dag
2
10 cm 10,5 cm
1 1
1 uur per dag
5
3 cm raam 10 cm raam 16 cm raam 7 cm deur, 16 cm raam 5 cm schuifpui
1 1 1 1 1
Anderhalf uur per dag
1
10 cm raam
1
2 uur per dag
1
6 cm raam
1
24 uur per dag
1
5 cm raam
1
Tabel 6.10 Ventilatie woonkamer
Uit de tabel blijkt dat de duur van ventileren in de woonkamer in de winter over het
winter
algemeen beperkt is. Het merendeel van de respondenten ventileert 1 uur of minder per dag de woonkamer. Tevens zetten de mensen die het raam in verschillende standen vast kunnen zetten, het raam meestal op een kier. Bij draaikiep ramen (in bovenstaande tabel bijvoorbeeld raam dat 16 cm open staat) is de afstand gemeten op het punt waar het raam het meest ver open staat.
50
Bewonersgedrag en balansventilatie
In de zomer ventileren de bewoners aanzienlijk langer en ze zetten de ramen ook verder open. Waarschijnlijk ventileren de bewoners in de winter de woonkamer minder om de kou buiten te houden. Aangezien het ventilatiegedrag van bewoners in de zomer niet relevant is voor het energiegebruik, wordt het hier niet in detail uitgewerkt. Aan de bewoners is ook gevraagd hoe zij omgaan met de binnendeur van de woonkamer. Daarop geven acht bewoners aan dat zij de deur altijd open hebben. Drie bewoners hebben in de winter de deur dicht en in de zomer staat deze open. Daarnaast heeft een huishouden de deur overdag open en ’s avonds dicht. Vijf bewoners hebben de deur altijd dicht en van twee bewoners ontbreken de gegevens. – Ventilatie slaapkamer 1 Onder slaapkamer 1 wordt hier de hoofdslaapkamer verstaan. Ook hier is de bewoners de vraag gesteld hoe lang zij in deze ruimte aanwezig zijn. Vijftien mensen gebruiken de kamer alleen maar om te slapen, daarnaast zijn er twee mensen die ook in de kamer computeren. De aanwezigheid staat weergegeven in tabel 6.11. Aanwezigheid slaapkamer 1
Tabel 6.11 Aanwezigheid slaapkamer 1
8
6
9 uur
3
10 uur
4
11 uur
1
12 uur
1
> 12 uur
2
Aan de respondenten is tevens gevraagd hoe zij hun slaapkamer in de winter en in de zomer ventileren. Dit ventilatiegedrag is weergegeven in tabel 6.12. Wijze ventileren slaapkamer 1 winter en zomer
Tabel 6.12 Wijze ventileren slaapkamer 1 winter en zomer
Frequentie (N=17)
Frequentie (N=17)
Raam in winter minder lang, maar even ver open
5
Raam in winter minder lang en minder ver open
1
Raam in winter even lang, maar minder ver open
3
Raam zomer en winter even lang en even ver open
4
Nooit ramen open, in zomer ventilatie via slaapkamer 2
1
Nooit ramen open, in zomer en winter ventilatie via slaapkamer 2
1
Raam en deur in winter minder lang en minder ver open
1
Deur in winter dicht, raam even lang en even ver open
1
In de tabel is te zien dat slechts vier respondenten voor de slaapkamer geen verschil maken tussen zomer en winter: zij zetten de ramen even ver open. Voor de overige mensen geldt dat in de winter minder wordt geventileerd door middel van ramen en deuren dan in de zomer. Negen bewoners zetten hun raam of deur minder lang open in de zomer, waarbij vier mensen het raam ook minder ver open zetten. Twee respondenten zetten het raam in hun slaapkamer niet open vanwege verkeerslawaai en ventileren via de slaapkamer aan de andere kant van de woning. Bij één respondent is dit alleen in de zomer van toepassing, omdat in de winter niet door middel van ramen wordt geventileerd. Bij de andere respondent blijkt in de praktijk dat in de winter het raam in slaapkamer 2 minder open staat dan in de zomer. In het kader van energie is het ook interessant om te weten hoe lang ramen en deuren open staan in de winter en hoe ver. Dit wordt weergegeven in tabel 6.13. Twee respondenten hebben het raam niet open in de slaapkamer, dus het gaat om 15 respondenten. 51
Bewonersgedrag en balansventilatie
Ventilatie slaapkamer 1 winter Duur opening raam/deur
Frequentie
Hoe ver open
Frequentie
1 uur
1
3 cm
1
1,5 uur
1
10 cm
1
3 uur
2
10 cm 10,5 cm
1 1
6 uur
1
10 cm
1
9 uur
1
16 cm
1
16 uur
2
10 cm 16 cm
1 1
24 uur
7
2 cm 3 cm 5 cm 10 cm 16 cm onbekend
1 1 1 2 1 1
Tabel 6.13 Ventilatie slaapkamer 1
Uit deze tabel blijkt dat in de slaapkamer veel langer geventileerd wordt per dag dan
winter
in de woonkamer. Zo ventileren negen respondenten de woonkamer maximaal één uur, terwijl slechts één respondent de slaapkamer maximaal één uur ventileert. In de woonkamer ventileerde slechts één respondent 24 uur per dag. De slaapkamer wordt echter door zeven mensen dag en nacht geventileerd. Het verschil in ventilatiegedrag lijkt niet voort te komen uit de aanwezigheid van bewoners. Bewoners geven aan dat ze de slaapkamer goed ventileren, omdat ze van een frisse slaapkamer houden. Enkele bewoners merken ook op dat ze het raam in de woonkamer open zetten als ze iets aan het doen zijn, maar dat ze het raam dicht doen als ze gaan zitten. Tevens is aan de respondenten gevraagd hoe ze met de deur van de slaapkamer omgaan. Zes bewoners hebben de deur altijd open en 4 bewoners hebben de deur altijd dicht. Eén bewoner doet de deur soms dicht. Verder geeft een respondent aan dat de deur overdag dicht is en ’s nachts open. Iemand anders doet juist overdag de deur open en ’s nachts dicht, dit in verband met het geluid van de WTW-unit. Drie bewoners hebben geen antwoord gegeven op deze vraag. Redenen die bewoners noemen om de deur te sluiten zijn privacy en voorkomen van tocht. – Slaapkamer 2 De tweede slaapkamer wordt in de ondervraagde huishoudens zeer verschillend gebruikt. In de 6 gezinnen fungeert de tweede slaapkamer als slaapkamer. In de overige huishoudens wordt deze slaapkamer als hobbyruimte, wasruimte of opslagruimte gebruikt. In tabel 6.14 staat weergegeven hoe lang er iemand aanwezig is in de tweede slaapkamer Aanwezigheid slaapkamer 2
Frequentie (N=17)
< 1 uur
6
2-3 uur
5
>10 uur
6
Tabel 6.14 Aanwezigheid
Aan de bewoners is gevraagd hoe zij de slaapkamer in de winter en in de zomer
slaapkamer 2
ventileren. De resultaten zijn weergegeven in tabel 6.15.
52
Bewonersgedrag en balansventilatie
Wijze ventileren slaapkamer 2 winter en zomer
Frequentie (N=17)
Raam in winter minder lang maar even ver open
5
Raam in winter minder lang en minder ver open
2
Raam in winter even lang, maar minder ver open
1
Raam in zomer en winter even ver en even lang open
4
Raam in winter niet open, in zomer wel
3
Raam nooit open in winter en zomer
1
Deur in winter minder lang en minder ver open
1
Tabel 6.15 Wijze ventileren
Uit deze tabel komt naar voren dat twaalf bewoners in de winter minder ventileren
slaapkamer 2 zomer en winter
dan in de zomer, hetzij door ramen minder lang open te doen, minder ver of zelfs dicht te doen. Voor zes bewoners is de situatie in zomer en winter gelijk. De resultaten komen redelijk overeen met de resultaten van slaapkamer 1. De vraag speelt echter wel hoe lang en hoe ver de bewoners de ramen open zetten in slaapkamer 2. Dit staat weergegeven in tabel 6.16.
Ventilatie slaapkamer 2 winter Duur opening raam/deur
Frequentie
Hoe ver open
Frequentie
1 keer per maand 1 uur
1
10 cm
1
2 keer per week half uur
1
10 cm
1
Paar keer per week 2-3 uur
1
15 cm
1
1 uur
1
2 cm 16 cm
1
2-3 uur
1
16 cm
1
3-4 uur
1
8 cm
1
12 uur
1
10 cm
1
19 uur
1
5 cm
1
24 uur
4
3 cm 10 cm
2 2
Tabel 6.16 Ventilatie slaapkamer 2
Wanneer de gegevens uit deze tabel vergeleken worden met de resultaten van tabel
winter
6.13 (Ventilatie slaapkamer 1) blijkt dat slaapkamer 2 veel minder lang geventileerd wordt dan slaapkamer 1. In slaapkamer 1 zetten zeven bewoners dag en nacht het raam open en in slaapkamer 2 doen slechts vier personen dat. Daarnaast wordt het raam ook minder ver open gezet. Tevens zijn er drie personen die niet dagelijks de slaapkamer ventileren. Dat er minder wordt geventileerd is deels te wijten aan de andere functie van slaapkamer 2: de kamer wordt door veel mensen niet als slaapkamer gebruikt. Ook staat het raam in een aantal gevallen minder lang en minder ver open, omdat er jonge kinderen in de slaapkamer spelen en slapen. Zeven respondenten hebben de deur van de tweede slaapkamer altijd open, terwijl vijf respondenten de deur altijd dicht hebben. Twee bewoners geven aan dat de deur open is als er iemand in de kamer is. Iemand anders merkt op dat de deur meestal dicht is, maar soms op een kiertje staat. Bij een ander staat de deur altijd op een kier. Tenslotte staat de deur bij een respondent overdag open en is deze ’s nachts dicht.
53
Bewonersgedrag en balansventilatie
– Badkamer De resultaten voor de badkamer hebben betrekking op alle achttien respondenten. Van deze achttien respondenten hebben elf respondenten een inpandige badkamer. De antwoorden van mensen met een inpandige badkamer worden hier apart besproken. Deze bewoners kunnen alleen ventileren door middel van het systeem of door het openen van de deur. Van deze elf respondenten zetten zes respondenten de ventilatie niet hoger als ze gaan douchen. De overige zeven respondenten doen dat wel. In de onderstaande tabel staat weergegeven hoe deze bewoners omgaan met het openen van de deur. Daarbij moet opgemerkt worden dat van één respondent geen gegevens voorhanden zijn. Gebruik deur inpandige badkamer
Frequentie (N=10)
Deur altijd open
3
Deur altijd op een kier
1
Deur open na douchen
1
Deur alleen dicht bij wasmachine en droger
1
Deur dicht bij douchen, wasmachine en droger, verder open
1
Deur open tijdens douchen, daarna dicht
1
In zomer deur open, in winter deur dicht
1
Deur altijd dicht
1
Tabel 6.17 Gebruik deur inpandige
Uit de tabel blijkt dat veel respondenten tijdens of na vochtproducerende activiteiten
badkamer
als douchen, wassen en drogen de deur van de badkamer gedurende enige tijd open houden. Slechts één respondent houdt de deur altijd dicht. Zeven respondenten hebben een raam in de badkamer. Alle respondenten maken van dit raam gebruik om de badkamer te ventileren. Vier respondenten maken gedurende zomer en winter op dezelfde manier gebruik van het raam. Drie respondenten zetten het raam in de winter minder lang open dan in de zomer. In tabel 6.18 wordt weergegeven hoe respondenten met het raam omgaan. Gebruik raam badkamer winter
Tabel 6.18 Gebruik raam badkamer
Gebruik raam badkamer zomer
Paar keer per week 10 minuten open
In zomer vaker open
In winter 15 minuten op kier
In zomer verder open, dag en nacht
In de winter uur open
Altijd open
Doucheraam altijd op een kier
Idem
Klepraampje altijd maximaal open
Idem
Een keer per maand uur open
Idem
Raam meestal open
Idem
Vier bewoners hebben de badkamerdeur altijd dicht. Twee bewoners zetten de badkamerdeur open na het douchen en bij een bewoner staat de deur in principe de hele dag open tenzij iemand gaat douchen. Tot zover de resultaten van de interviews betreffende de manier van ventileren van verschillende vertrekken in de woning. Tijdens het interview hebben bewoners hun mening kunnen geven over het ontwerp van ventilatievoorzieningen in de woning en over de algehele mogelijkheden voor het ventileren van de woning. Deze onderwerpen komen in het onderstaande aan bod.
54
Bewonersgedrag en balansventilatie
6.3.5 Oordeel over ventilatievoorzieningen in de woning Hoe de bewoners over balansventilatie denken wordt uitgebreid besproken in de volgende paragraaf. Aan de bewoners is ook gevraagd wat zij van de ramen en deuren in hun woning vinden. De antwoorden op deze vraag komen in het onderstaande per type raam of deur aan bod. – Naar binnen openslaande ramen Vier bewoners hebben een opmerking gemaakt over naar binnen openslaande ramen (zie afbeelding 6.1). Iemand geeft aan dat het niet praktisch is: “Je moet nu eerst de vensterbank leeghalen voordat het raam open kan”. Tevens hebben twee bewoners haakjes geplaatst om het raam vast te kunnen zetten. Eén bewoner heeft dat gedaan om te voorkomen dat het raam alle kanten opwaait, de ander heeft dat gedaan uit veiligheidsoverwegingen. Tenslotte is er iemand die het niet handig vindt dat het raam naar binnen draait, omdat je moet uitkijken dat je je niet stoot.
Afb. 6.1 Naar binnen openslaand raam
– Naar buiten openslaande ramen In de steekproef zijn zes woningen opgenomen met ramen die naar buiten open slaan en die vast kunnen worden gezet door de kruk naar beneden te draaien (zie afbeelding 6.2). Vier bewoners maken hier een opmerking over. Eén bewoner is er niet zo tevreden over, omdat het raam open slaat als het hard waait. Drie andere bewoners zijn wel positief. Iemand merkt op dat het handig is dat ze naar buiten open draaien in verband met gordijnen en dergelijke. Een andere bewoner zegt: “Heel handige ramen, je hebt niet meer zo’n ding nodig waardoor je de planten van de vensterbank duwt”.
Afb. 6.2 Naar buiten openslaand raam
55
Bewonersgedrag en balansventilatie
– Schuifraam Vier respondenten hebben schuiframen in hun woning, die vastgezet kunnen worden met behulp van een knop aan de onderzijde van het raam. De meningen verschillen over het systeem. Iemand vindt het schuifraam niet handig en heeft liever een openslaand raam. Een andere bewoner merkt op dat het handig is dat je het raam vast kunt zetten. Deze bewoner maakt wel de kanttekening dat het raam niet inbraakveilig is. Tenslotte vindt een bewoner het raam heel gemakkelijk in gebruik (zie afbeelding 6.3).
Afb. 6.3 Schuifraam
– Draaikiep ramen Acht bewoners hebben draaikiep ramen in hun woning, waarvan zeven bewoners zonder meer tevreden zijn over de kiepstand (zie afbeelding 6.4). Genoemde voordelen zijn dat het niet inregent en dat je het raam ook open kunt laten staan als je weg bent. Wel heeft een bewoner een sok tussen het raam om te voorkomen dat het dichtklapt. Eén bewoner is ontevreden over het raam in zowel de kiepstand als de draaistand, omdat er geen hor voor het raam geplaatst kan worden. Vijf mensen merken op dat de draaistand niet handig is, omdat het raam naar binnen open draait en omdat ze niet vastgezet kunnen worden.
Afb. 6.4 Draaikiep raam
– Deur in woonkamer In de eengezinswoningen van Vestia zit naast een keukenraam of keukendeur een schuifpui of een openslaande deur om de woonkamer te ventileren (zie afbeelding 6.5). Een bewoner merkt op dat het niet handig is dat de openslaande deur niet vastgezet kan worden. Een andere bewoner vindt het vervelend dat er geen schuifje
56
Bewonersgedrag en balansventilatie
geplaatst is en dat de woonkamer alleen geventileerd kan worden door middel van de schuifpui. In de keuken is ook alleen een deur geplaatst. De bewoner had liever een raam gehad.
Afb. 6.5 Schuifpui in woonkamer
Aan de bewoners is gevraagd of de woning voldoende mogelijkheden biedt voor ventilatie. Hier hebben tien respondenten ‘ja’ op geantwoord, zonder aanvullende opmerkingen. Vier respondenten maken bij hun ‘ja’ nog een aanvullende opmerking. Twee respondenten merken op dat de voldoende mogelijkheid voor ventilatie meer met de ramen te maken heeft dan met het ventilatiesysteem. Iemand anders merkt op dat het wel goed is, omdat er anders sporen zouden moeten zijn van vocht. Een andere respondent merkt op:”Ja, ramen en deuren deden het ook, dus met het systeem is het alleen maar meer”. Naast de mensen die een positief antwoord geven, zijn er ook mensen die kanttekeningen hebben. Twee mensen merken op dat de mogelijkheden voor ventilatie op zich voldoende zijn, maar dat ze graag een aanpassing zouden zien, namelijk een extra raam in de woonkamer en ventilatieroosters. Tevens twijfelt één persoon die geen gebruik maakt van ramen en deuren voor ventilatie of het systeem wel genoeg frisse lucht in de woning brengt. Tenslotte is er nog een respondent die van mening is dat de ventilatievoorzieningen in de woning ontoereikend zijn.
6.4 Stookgedrag en thermisch comfort In de vorige paragraaf is weergegeven hoe de respondenten hun woning ventileren door middel van ramen en deuren. De gevolgen van het openen van deuren en ramen voor het energiegebruik kunnen echter pas ingeschat worden als er ook een beeld is van het stookgedrag van de bewoners. Het stookgedrag en de manier waarop mensen de temperatuur in de zomer en winter in de woning ervaren komen in deze paragraaf aan bod.
6.4.1 Stookgedrag Alle bewoners gebruiken in de winter de thermostaat om de temperatuur in de woning te reguleren. De bewoners hebben aangegeven op welke temperatuur zij de thermostaat ’s ochtends, ’s middags, ’s avonds en ’s nachts instellen. Een overzicht hiervan is weergegeven in figuur 6.1. Hieruit komt naar voren dat in de ochtend de spreiding van temperatuurinstellingen groot is. In de middag zijn er relatief veel mensen die de thermostaat op 20 °C instellen, te weten zes van de zeventien respondenten. In de avond geldt een hogere frequentie voor de hogere temperaturen. Elf respondenten zetten de thermostaat op 21 °C of hoger. ’s Nachts zetten negen personen de thermostaat op 15 °C of lager, zeven op 16-19 °C en één respondent zet de thermostaat op 20 °C.
57
Bewonersgedrag en balansventilatie
Stookgedrag 9 8 Frequentie (n=17)
7 6
Ochtend
5
Middag
4
Avond Nacht
3 2 1 0 < 15
15
16-19
20
21
22
23
Temperatuur thermostaat (in °C)
Figuur 6.1 Stookgedrag
Aan de bewoners is tevens gevraagd welke vertrekken zij in de winter verwarmen. Alle bewoners verwarmen de woonkamer en de keuken. Elf van de achttien bewoners verwarmen de slaapkamers in de winter niet. Zeven bewoners doen dat wel, waarvan drie bewoners de radiatoren in de gehele woning open hebben staan. De overige bewoners verwarmen één specifieke slaapkamer. Een bewoner draait de radiator open als de kleindochter in de kamer slaapt. Iemand anders verwarmt de slaapkamers van de kinderen om ze op temperatuur te brengen, daarna gaat de verwarming weer uit. Een andere bewoner verwarmt de zolderkamer alleen als het erg koud is. Tenslotte wordt in een woning één slaapkamer verwarmd. In tien woningen wordt de badkamer in de zomer verwarmd.
6.4.2 Thermisch comfort Over het thermisch comfort in de woning zijn de meeste respondenten het redelijk eens. Zestien respondenten geven aan dat de temperatuur in de woning goed is in alle ruimtes van het huis. Veel van deze respondenten merken daarbij op dat de woning erg goed geïsoleerd is. Twee mensen zijn minder tevreden over de temperatuur in de winter. Een bewoner vindt de temperatuur niet prettig en een andere bewoner vindt dat er teveel koude lucht via het ventilatiesysteem naar binnen wordt geblazen. In de zomer zijn de meeste mensen minder positief over de goede isolatie van de woning. Veertien respondenten vinden het in de zomer te warm in huis. Daarentegen geven vier mensen juist aan dat het vergeleken met de buitentemperatuur koel is in de woning.
58
Bewonersgedrag en balansventilatie
6.5 Balansventilatie In paragraaf 6.3 is beschreven hoe de respondenten omgaan met ventilatievoorzieningen in de woning. Hierbij is balansventilatie nog niet aan bod geweest. De antwoorden op de vragen ten aanzien van balansventilatie komen in deze paragraaf uitgebreid aan bod.
6.5.1 Doel van het systeem Op de vraag wat het doel is van het systeem geven mensen soms meerdere antwoorden. In deze paragraaf wordt aangegeven hoe vaak een bepaald doel wordt genoemd. Er wordt elf keer genoemd dat het systeem bedoeld is om te voorzien in een continue ventilatie. Daarbij geven de respondenten aan dat de vuile lucht uit de woning wordt gezogen en dat er frisse lucht wordt ingeblazen. Ook benoemt iemand het uiteindelijke doel van de continue luchtverversing: een gezond binnenklimaat. Zeven keer wordt de regulatie van de temperatuur in de woning genoemd. Vier respondenten geven aan dat het doel van het systeem is dat zij minder hard hoeven te stoken. Tevens wordt vijf keer een relatie gelegd met vochtigheid in huis. Deze bewoners denken dat het systeem bedoeld is om vocht af te drijven. Tenslotte wordt drie keer een relatie met de woonomgeving genoemd. Deze bewoners wonen vlakbij een drukke verkeersweg en bij een treinstation. Zij geven aan dat het doel van het systeem is om lawaai en stof uit de omgeving te weren.
6.5.2 Kennis over het systeem De kennis over het systeem varieert onder de 18 respondenten. Het overgrote deel van de respondenten (vijftien) geeft aan dat het systeem lucht afzuigt en ook lucht inblaast. Deze bewoners weten ook welke ventielen de afzuigventielen zijn en welke ventielen de inblaasventielen zijn. Er heerst echter wel verwarring over de manier waarop de filters in het apparaat werken en over de kwaliteit van de ingeblazen lucht. Een aantal respondenten gaat er van uit dat de afgezogen lucht gefilterd wordt en vervolgens weer terug geblazen wordt in de woning, al dan niet vermengd met frisse lucht van buiten. De mensen die dit denken plaatsen vraagtekens bij de kwaliteit van de ingeblazen lucht. Slechts één respondent weet dat het om gescheiden luchtstromen gaat die allebei langs een warmtewisselaar worden geleid. Drie respondenten geven expliciet aan dat de lucht die wordt ingeblazen wordt voorverwarmd. Er zijn echter ook twee respondenten die niet het gevoel hebben dat de lucht wordt voorverwarmd. Een respondent denk dat het systeem alleen vuile lucht afzuigt, omdat zij niet het idee heeft dat het systeem ook lucht inblaast. Tenslotte vragen twee respondenten zich af of ze de woning ook door middel van het systeem kunnen koelen. Vrijwel alle respondenten zijn ervan op de hoogte dat er een of meerdere filters in de WTW-unit zitten die zo nu en dan vervangen moeten worden. Bij woningen met de Agpo Combifor MFT 522 worden de filters eenmaal per jaar vervangen door een monteur. Een respondent geeft aan dat het filter wel stofdeeltjes filtert, maar geen luchtjes, zoals bijvoorbeeld barbecue geuren die via het systeem de woning binnenkomen. Alle respondenten weten dat je het systeem niet volledig uit kunt zetten. Wel weten zes respondenten dat de toevoer van lucht uit kan worden gezet. Bij de systemen met een schakelaar met twee standen, geven de respondenten aan dat de toevoer weer aan gaat, wanneer de verwarming aan wordt gezet. Verder weten vier van de elf respondenten met een twee standen schakelaar dat het systeem op de laagste stand kan worden gezet door de knop ‘afwezig’ in te drukken. Zij geven aan dat de ventilatie weer naar de middelste stand gaat als er warm water wordt getapt. Een 59
Bewonersgedrag en balansventilatie
respondent die ook wel eens de knop ‘afwezig’ gebruikt, weet niet waarom de ventilator weer naar de middelste stand gaat. Verder weet een respondent dat het systeem automatisch in de laagste stand gaat bij 24 uur afwezigheid, oftewel, bij geen gebruik van warm water. Op apparaten met een bypass zit een toets ‘comforttemperatuur’ waarmee de temperatuur van de ingeblazen lucht kan worden ingesteld. Van de negen mensen met dat systeem, weten zes niet dat ze de mogelijkheid hebben om deze temperatuur in te stellen. Een respondent probeert dat effect te bereiken door de knop ‘zomerstand’ op de display in te toetsen, maar deze knop heeft voor toestellen op de Nederlandse markt geen functie.
6.5.3 Voorlichting over werking systeem Over het algemeen kan worden gesteld dat de voorlichting aan bewoners over de werking en het gebruik van het systeem onvoldoende is. Dat geldt zowel voor de Alliantie als voor Vestia. Negen van de tien respondenten van de Alliantie zeggen dat zij niet zijn voorgelicht over de werking van het apparaat. Daarnaast geven vier respondenten aan dat zij niet zijn voorgelicht over het schoonmaken van de ventielen. De meeste respondenten weten wel dat het niet is toegestaan om een afzuigkap met motor te plaatsen op het systeem. Vier van de acht respondenten van Vestia geven aan dat ze weinig voorlichting hebben gehad over de werking van het apparaat. Bovendien vindt deze voorlichting plaats bij de oplevering van de woning. Respondenten geven aan dat de informatie dan niet echt blijft hangen. Wel zeggen zes respondenten dat degene die bij de oplevering aanwezig was hen heeft verteld over het schoonmaken en vervangen van de filters. Slechts twee mensen hebben uitleg gehad over de betekenis en het gebruik van de verschillende standen. Ook hier zijn de meeste mensen ervan op de hoogte dat er geen afzuigkap met motor aangesloten mag worden op het systeem.
6.5.4 Gebruiksaanwijzing Elf van de achttien respondenten hebben de gebruiksaanwijzing van het apparaat gelezen. Zes respondenten zeggen dat ze de gebruiksaanwijzing onduidelijk vinden. Met name de gebruiksaanwijzing van de JE Stork Air WHR 90/91 wordt niet duidelijk gevonden, omdat het deel voor de gebruiker niet goed is afgescheiden van het deel voor de installateur. Dit zorgt voor verwarring. Iemand merkt op dat de tekeningen in de gebruiksaanwijzing de werking van het apparaat verduidelijken. Twee respondenten hebben wel een gebruiksaanwijzing gekregen, maar ze hebben deze niet gelezen. Drie respondenten hebben geen gebruiksaanwijzing ontvangen. De respondenten van het appartementencomplex aan de Zwammerdamstraat in Zoetermeer hebben naast de handleiding van Stork Air, een gebruiksaanwijzing van Vestia gekregen met daarin toelichting over alle apparatuur in hun woning. In deze handleiding staat dat het systeem in drie standen kan worden gezet met een drie standen schakelaar. Deze woningen zijn echter uitgerust met een twee standen schakelaar. Dit heeft voor verwarring gezorgd onder de bewoners. Bij één van de bewoners van het complex kwam een monteur langs tijdens het interview, omdat de bewoner niet wist hoe het systeem in stand één moest worden gezet. In kader 6.1 staat de informatie weergegeven die de monteur aan de bewoner gaf.
60
Bewonersgedrag en balansventilatie
Kader 6.1 Informatie monteur aan bewoner Stand één staat er wel op, maar als u dan de warme kraan minimaal 15 seconden open draait, springt de ventilatie weer op 2 en dan moet u weer naar het apparaat lopen om de ventilatie weer op 1 te zetten (knop afwezig). De ventilator staat wel op een hoog toerental in stand 2 (55 procent van de toeren). Ik schroef dit terug naar 50 procent, dan maakt het apparaat een beetje minder herrie. Echt veel lager kan ik hem niet zetten, want dan krijgt u problemen met de luchtvoorziening in uw woning. U heeft geen roosters boven de ramen en anders wordt er niet genoeg geventileerd. Als u gaat slapen, kunt u hem op stand 1 zetten. Afwezig ingedrukt houden, groene lampje gaat branden. De comforttemperatuur staat op 21 graden. De ingeblazen temperatuur kunt u ook verlagen, met pijltjesknoppen en bevestigen met OK. Niemand heeft goede uitleg gehad over het systeem. Niemand snapt waarom stand 1 er niet in zit. Vroeger had het systeem 3 standen, maar stand 1 hebben ze eruit gehaald. Het apparaat heeft namelijk alleen rendement bij stand 2. Het filter kunt u beste stofzuigen. Door de centrifuge gaat het sneller stuk. De filters hoeven niet wit te worden, ze moeten het stof filteren. Droog er weer in zetten, in de winter kan het apparaat anders bevriezen. De rechter kleurt meestal meer, omdat die aan de vochtige kant zit, die zuigt de badkamer, toilet en keuken af. Nieuwe filters krijgt u als het goed is van Vestia.
6.5.5 Verwachtingen van gebruikers over het systeem De verwachtingen die gebruikers over het systeem hebben zijn divers. Een respondent had verwacht dat de lucht in woning vochtiger zou zijn door het systeem. Iemand anders had verwacht dat met het systeem warme lucht uit de woning kon worden gehaald. Twee andere respondenten hadden verwacht dat het systeem koele lucht in zou blazen. Tevens had iemand de verwachting dat wanneer de comforttemperatuur ingesteld wordt op 26 graden Celsius, het niet meer nodig is om te stoken. Deze respondenten geven allemaal aan dat hun verwachtingen niet zijn uitgekomen. Een verwachting van een respondent die wel is uitgekomen, is dat het systeem zou zorgen voor een lagere energierekening.
6.5.6 Mening over ontwerp van het systeem Het ontwerp van het systeem omvat meerdere elementen, namelijk de schakelaar, de ventielen en de WTW-unit zelf. De respondenten is gevraagd naar hun mening over de plaats van de schakelaar, de plaats van de ventielen en de plaats van de WTW-unit. Twaalf respondenten hebben aangegeven wat zij van de plaats van de schakelaar vinden. Negen respondenten vinden dat de schakelaar op een goede plek zit in de keuken. Vier respondenten antwoorden dat ze een schakelaar in de douche missen. Een respondent geeft tevens aan op meer plekken naast de keuken en de douche behoefte te hebben aan een schakelaar. Over de plaats van de ventielen zijn de meningen van de 18 respondenten verdeeld. Drie respondenten hebben geen mening over de plaats van de ventielen en zeven respondenten vinden dat de ventielen logisch geplaatst zijn. Een aantal respondenten plaatst twijfels bij de effectiviteit van bepaalde ventielen. De twee ventielen in de woonkamer zijn meestal naast elkaar en direct achter de deur geplaatst. Twee respondenten vragen zich af waarom de ventielen zo dicht naast elkaar zijn geplaatst. Vier respondenten zijn bang dat de ventielen niet voor genoeg ventilatie zorgen, omdat ze dicht bij de deur zitten. Zij vragen zich af of de ventielen in alle vertrekken in de woning niet beter in het midden van de kamers kunnen worden geplaatst. Anderen vinden om esthetische redenen de plaats bij de deur prima: liever bij de deur dan in het midden van de kamer. Iemand anders merkt op dat de 61
Bewonersgedrag en balansventilatie
ventielen bij de deur in ieder geval niet voor tocht zorgen. De ventielen in de keuken zijn goed geplaatst volgens vier respondenten, namelijk boven het gasfornuis. Daarbij merkt een andere respondent op dat de plaats van de ventielen wel weer de plaats van het kooktoestel bepaalt. Twee respondenten, waarbij de ventielen in de keuken in de wand zijn geplaatst, hadden deze liever in het plafond gehad, omdat ze niet het idee hebben dat de afzuiging goed werkt. De plaats van de WTW-unit wordt over het algemeen wel prima gevonden. Twee respondenten merken wel op dat de unit vlakbij hun slaapkamer is gesitueerd, wat nog wel eens voor geluidsoverlast zorgt. Verder vindt een respondent het jammer dat er geen kast om het apparaat is gebouwd. De WTW-unit staat op een overloop en dat wordt nu een soort technische ruimte.
6.5.7 Gebruik van de schakelaar Bij het gebruik van de schakelaar wordt een onderscheid gemaakt in het gebruik van de twee standen schakelaar en de drie standenschakelaar. Het systeem met een schakelaar met twee standen draait standaard in de middelste stand. Over het algemeen kan worden gesteld dat dit systeem een goede ventilatie waarborgt, omdat het systeem vrijwel nooit in de laagste stand draait. Zeven van de achttien respondenten hebben dit systeem. De overige elf respondenten hebben wel zelf de mogelijkheid om het systeem in de laagste stand te zetten. Uit de resultaten blijkt dat deze stand vaak wordt gebruikt. Acht van de elf respondenten laat het systeem vrijwel altijd op de laagste stand draaien. Van deze acht respondenten, maakt één respondent nooit gebruik van de schakelaar. Drie respondenten zet het systeem alleen in een hogere stand bij het koken van specifieke gerechten, waarbij veel rook en/of geur vrijkomt. Een andere respondent merkt op dat het systeem alleen sporadisch in een hogere stand wordt gezet na een toiletbezoek. De overige drie respondenten zetten het systeem in een hogere stand wanneer zij koken (drie keer genoemd), douchen (één keer genoemd), roken (één keer genoemd) en wanneer de droger aanstaat (één keer genoemd). Van de elf respondenten met een drie standenschakelaar maken drie respondenten wel regelmatig gebruik van de verschillende standen. Eén respondent heeft het systeem standaard in de middelste stand staan en zet het bij koken en douchen in de hoogste stand. Een andere respondent zet het systeem ’s nachts op stand 1, als er iemand thuis is overdag op stand 2 en bij douchen en koken op stand 3. Tenslotte geeft een respondent aan dat het systeem ’s nachts en bij afwezigheid op stand 1 staat en verder vrijwel altijd op stand 2. Het bovenstaande samenvattend blijkt dat het gebruik van de schakelaar bij de meerderheid van de respondenten gekoppeld is aan specifieke activiteiten die in de woning worden uitgevoerd. Veertien respondenten geven aan dat ze bij het koken de schakelaar op een hogere stand zetten, al dan niet in combinatie met het aanzetten van een afzuigkap. Daarnaast gebruiken acht respondenten de schakelaar ook wanneer zij gaan douchen. Van de respondenten die de schakelaar niet gebruiken tijdens of na het douchen, geven twee mensen aan dat zij geen zin hebben om naar beneden te lopen om de schakelaar om te zetten. Ook zeggen een paar mensen dat ze liever een raampje open zetten in de douche en dat de extra afzuiging door het systeem daarom niet nodig is. Naast douchen en koken merken vier respondenten op dat ze het systeem in een hogere stand zetten wanneer er gerookt wordt in de woning. Verder zetten twee respondenten het systeem hoger wanneer de droger aanstaat, om te voorkomen dat het vochtig wordt in huis. Tevens zetten twee bewoners het systeem wel eens hoger na een toiletbezoek. Andere redenen die allemaal één keer genoemd zijn, zijn “veel mensen in de woning”, “vieze lucht verwijderen” en “extra frisse lucht in huis”.
62
Bewonersgedrag en balansventilatie
6.5.8 Perceptie van effecten van het systeem Uit de interviews blijkt dat respondenten diverse effecten van het systeem waarnemen. Belangrijke effecten van het systeem zijn geluid, vuil en tocht. Deze aspecten worden relatief vaak genoemd. In het onderstaande komen deze effecten eerst aan bod. Vervolgens wordt ingegaan op andere effecten die bewoners waarnemen. Tien respondenten maken een opmerking over het geluid van het systeem. Een respondent geeft aan dat ze het bijna niet horen, omdat ze een beetje doof zijn. Iemand anders hoort het wel als het systeem hard staat (op stand 3), maar vindt het niet irritant. De overige acht respondenten horen het systeem goed en het geluid stoort hen ook. Vier mensen vinden dat het systeem bij stand 2 al teveel lawaai maakt. Vijf respondenten vinden het geluid van het systeem vooral storend wanneer zij willen slapen. Bij die mensen is de WTW-unit vlakbij de slaapkamer gesitueerd. Tenslotte zijn er nog twee bewoners die het geluid van het systeem per definitie irritant vinden. Niet alleen de ventilatoren van het systeem produceren lawaai. Drie respondenten merken op dat via de ventilatiekanalen ook geluiden van buren en geluiden uit de omgeving de woning binnen komen. Een zorg die door de meerderheid van de bewoners wordt gedeeld is het vuil dat zich afzet op en rond de inblaasventielen. Het gaat dan om zwarte strepen en kringen (zie afbeelding 6.6). Maar liefst elf bewoners maken hier een opmerking over. Een deel van de bewoners vindt het vervelend dat het plafond vaker gewit moet worden. Echter, vijf bewoners vragen zich ook af of de kwaliteit van de lucht die ingeblazen wordt wel goed is. Doordat er zwarte kringen ontstaan hebben de bewoners wel het idee dat het systeem iets doet. Zes bewoners geven aan dat de ventielen van binnen ook vies worden en dat dit de ventilatie niet ten goede komt. Daardoor wordt met name in de keuken de afzuiging slechter. Een respondent vindt het fijn dat de filters in de WTW-unit vuil worden, omdat dat een teken is dat het systeem werkt. Tenslotte vinden twee respondenten dat het in de woning stoffiger is dan in hun vorige woning en ze denken dat dit veroorzaakt wordt door het ventilatiesysteem.
Afb. 6.6 Vuil rond inblaasventiel
Acht van de achttien respondenten hebben wel eens last van tocht uit de inblaasventielen. Vijf mensen zeggen wel eens last te hebben van tocht als ze op de bank zitten. Slechts één iemand heeft soms in de slaapkamer ook last van een koude luchtstroom. Tevens geeft een respondent aan dat de ventilatie tijdens het douchen niet op stand drie kan, vanwege een koude luchtstroom. Iemand anders merkt op dat ze soms een koude rilling voelt als ze onder het ventiel doorloopt. Een andere bewoner voelt in de winter “een gigantisch koude wind door die tunnels gaan”. Tevens geeft een bewoner het volgende aan: “Wanneer er wind op de voorgevel ontstaat een overdruk in de woning, waardoor het gaat fluiten onder de deuren”. Naast geluid, vuil en tocht vallen de bewoners ook andere zaken op die gerelateerd zijn aan de werking van het systeem. Relatief veel bewoners maken een opmerking over de ingeblazen lucht. Zeven mensen geven aan dat ze twijfelen of het systeem
63
Bewonersgedrag en balansventilatie
wel voldoende frisse lucht in de woning blaast. Tevens geven een aantal bewoners aan dat er geuren uit de omgeving binnen komen via het systeem, zoals barbecue geuren of geuren afkomstig van een open haard of van vuurwerk. Een respondent ruikt rook in de slaapkamer, wanneer er beneden wordt gerookt onder de afzuigventielen en vermoedt dat deze lucht via de kanalen wordt verspreid. Ook maken bewoners opmerkingen over de temperatuur van de ingeblazen lucht. Zo vindt één bewoner de lucht die in de winter wordt ingeblazen te koud en hij zou daarom in de winter graag het systeem uitzetten. Een veelgehoorde klacht in de zomer is dat het erg warm in de woning wordt, omdat de warmere lucht van buiten ingeblazen wordt. Het systeem zorgt naast het inblazen van frisse lucht ook voor de afzuiging van de lucht in de woning. Belangrijke vertrekken zijn de keuken en de badkamer. Acht van de achttien bewoners vinden dat het systeem niet goed afzuigt in de keuken. De belangrijkste klacht is dat kookluchtjes blijven hangen, met name als bewoners gerechten bakken of braden. Iemand merkt op dat met name voor een open keuken het een erg slecht systeem is. De overige tien bewoners zijn redelijk tevreden of tevreden met de afzuiging in de keuken. Hiervan merken vier bewoners op dat ze wel het raam open zetten als ze aan het koken zijn. Iemand anders merkt op dat de ventielen wel goed schoon moeten worden gehouden om de zuigkracht te behouden. Tenslotte laat een bewoner het systeem een half uur langer op de hoogste stand staan om kookluchtjes te verwijderen. Over de afzuiging van de badkamer zijn negen bewoners tevreden. Zij zien dat de damp snel wegtrekt na het douchen. Vier respondenten hebben altijd het raam open om de badkamer te ventileren, al dan niet in combinatie met het openen van de deur. Tevens geeft één respondent aan dat de deur altijd open staat in de badkamer. Een andere bewoner maakt de tegels droog met een doekje om ervoor te zorgen dat de badkamer sneller opdroogt. In één gezin is schimmelvorming aanwezig in de badkamer, omdat het raam bijna niet open wordt gezet en de ventilatie niet op een hogere stand wordt gezet voor het douchen. Tenslotte merkt een bewoner op dat het ongeveer een uur vochtig blijft in de badkamer na het douchen. Over het algemeen zijn de respondenten positief over de luchtvochtigheid in de woning. Slechts vier mensen geven aan dat ze de lucht te droog vinden en dat ze daardoor ook last hebben van een droge keel. Dit is ook de gezondheidsklacht die door vier respondenten wordt genoemd. Daarnaast zegt een respondent dat het hele gezin snotterig is sinds ze in de woning wonen.
6.5.9 Handeling naar aanleiding van perceptie Volgens het schema van mens-techniek interactie nemen mensen de fysieke staat van het systeem waar. Op basis van de evaluatie van deze fysieke staat besluiten ze over te gaan tot een bepaalde handeling. Uit de interviews blijkt inderdaad dat bewoners proberen door middel van een handeling de werking van het systeem te beïnvloeden en daarmee ook uiteindelijk de fysieke staat van het systeem. Dit wordt in het onderstaande geïllustreerd aan de hand van effecten die respondenten waarnemen. Ten eerste veranderen respondenten iets aan de instellingen van de WTW-unit om het geluid van het systeem te beperken. Drie bewoners zetten het systeem ’s nachts op stand 1 om het geluid van de ventilatoren te beperken. Een respondent zou dat ook graag willen doen, maar weet niet hoe het systeem in stand 1 kan worden gezet. Iemand anders merkt op dat het systeem niet op stand 3 kan, omdat het apparaat dan teveel lawaai maakt op zolder, waar een slaapkamer is gemaakt. Een respondent zet de luchttoevoer ’s nachts uit vanwege het geluid. Een andere respondent heeft de toevoer permanent uitgeschakeld om het geluid te beperken.
64
Bewonersgedrag en balansventilatie
In de tweede plaats reageren bewoners ook middels een handeling op vuil. Handelingen betreffende het schoonmaken van filters en ventielen komen in de volgende paragraaf aan bod. Daarnaast heeft één respondent een afzuigventiel in de keuken dichtgedraaid, omdat de muur erg vies werd. Op het andere ventiel is een motorloze afzuigkap aangesloten. Iemand anders merkt op dat elke drie jaar het plafond moet worden gewit tegen de vlekken. In één gezin is de toevoer van het systeem permanent uitgeschakeld, omdat ze het gevoel hebben dat het systeem alleen maar stof naar binnen brengt. Tenslotte overweegt een respondent om andere ventielen te plaatsen om het afzetten van vuil te voorkomen. Ten derde proberen mensen tochtgevoelens te verminderen door bepaalde handelingen. Zo heeft een respondent aan de ventielen gedraaid om de tocht te verminderen. Iemand anders merkt op dat ze ergens anders gaat zitten wanneer ze tocht ervaart. Daarnaast geeft iemand aan dat het systeem niet in stand 3 wordt gezet tijdens het douchen, omdat er anders een koude luchtstroom wordt ervaren. Tenslotte heeft een respondent veel aanpassingen gedaan aan het systeem, mede om tocht te voorkomen. Vrijwel alle inblaasventielen zijn vervangen door ventielen die eenvoudig dicht te draaien zijn (zie afbeelding 6.7). Eén ventiel wordt open gedraaid om de was te drogen.
Afb 6.7 Aangepast ventiel
In de vierde plaats reageren respondenten op de kwaliteit van de ingeblazen lucht. Twee respondenten trekken de stekker van de WTW-unit eruit bij barbecue geuren of vuurwerkdampen. Tevens merken meerdere respondenten op dat het in de zomer warm wordt in de woning. Een respondent trekt daarom de stekker uit het apparaat, omdat hij niet weet dat de toevoer kan worden uitgeschakeld. Iemand anders heeft wel de toevoer uitgezet om warmte in de woning te voorkomen en sindsdien is de temperatuur gedaald van 28 graden Celsius naar 26 graden Celsius. Twee respondenten zetten de schakelaar op een hogere stand, omdat ze hopen dat er meer warmte uit de woning wordt gezogen. Tenslotte maken mensen gebruik van de comforttemperatuur om de temperatuur in de woning te reguleren. Twee respondenten zetten de comforttemperatuur in de zomer op respectievelijk 15 en 17 graden Celsius en in de winter op 18 en 22 graden Celsius. Dit wijkt enigszins af van de waarden die door JE Stork Air worden aangeraden. De informatie die de helpdesk van JE Stork Air hierover heeft gegeven staat in kader 6.2. Hierin wordt tevens de werking van de bypass uitgelegd. Eén van de respondenten heeft midden in de zomer de comforttemperatuur op 28 graden Celsius staan. Deze respondent heeft de knop ‘zomerstand’ ingedrukt, in de hoop dat hierdoor de lucht van buiten niet voorverwarm zou worden. Deze functie is echter niet toegepast in Nederlandse modellen van de WTW-unit.
65
Bewonersgedrag en balansventilatie
Kader 6.2. Informatie helpdesk JE Stork Air Op welke manier reguleert de ingestelde comforttemperatuur de bypass? Wanneer de comforttemperatuur is ingesteld op 18 graden, en het is buiten 19 graden en binnen bijv. 25 graden, dan gaat de bypass open. Er is een sensor aanwezig die de binnentemperatuur meet en de buitentemperatuur en zodra de temperatuur binnen hoger is dan buiten, kan de bypass open gaan. Dit betekent dat 90 tot 95 procent van de lucht om de warmtewisselaar heen wordt geleid. Voorwaarde is wel dat de comforttemperatuur lager is dan de buitentemperatuur. Dit is zo ingesteld om te voorkomen dat er te koude lucht naar binnen wordt geblazen. Hoe kan een bewoner zien dat de bypass open staat? Als het lampje op de display brandt, betekent dit dat de bypass open is. Wanneer gaat de bypass weer dicht? Wanneer het binnen koeler is dan buiten, gaat de bypass dicht. Op dat moment wordt de warmte van de toevoerlucht overgenomen door de afgezogen lucht. Dit betekent dat de lucht van buiten enigszins is afgekoeld voordat het het huis binnen komt. Als je een raam open zet, komt alle warmte in een keer naar binnen. Op welke temperatuur kan de comforttemperatuur het beste ingesteld worden? Het advies is om in de winter de comforttemperatuur op 23 graden te zetten en in de zomer op 15 graden (de bypass gaat dan sneller aan). Op welke stand moet de ventilatie staan wanneer de bypass aanstaat? Wanneer de bypass open is, is het verstandig om de ventilatie in stand 3 te zetten. De lucht koelt op die manier sneller af. Hoe kunnen bewoners die geen bypass hebben de woning het beste koelen? Wanneer er geen bypass aanwezig is, kunnen mensen de toevoerventilator uitzetten, ’s nachts de ramen open en de ventilatie op stand 3. Wat kan de bewoner nog meer instellen aan de WTW-unit? De bewoner kan zelf de capaciteit van de verschillende standen instellen. Voor stand 1 is het minimum 15 procent van de capaciteit. De andere standen kan de bewoner zelf instellen. Het staat in de gebruiksaanwijzing aangegeven hoe dat moet. Wordt er dan nog wel aan de eisen van het bouwbesluit voldaan, wanneer de ventilatiecapaciteit op 15 % is ingesteld? Het bouwbesluit gaat uit van oppervlaktes: er moet zoveel lucht ververst worden per oppervlakte. Er moet 0,9 liter per seconde per vierkante meter ververst worden in de verschillende kamers. Het bouwbesluit stelt de eis dat er in elke kamer een spuivoorziening aanwezig moet zijn. Het is niet de bedoeling dat het apparaat extreme geuren en dergelijke wegwerkt.
Relatief veel bewoners merken op dat de afzuiging bij het koken onvoldoende is. Een deel van deze bewoners plaatst een afzuigkap om de afzuiging te bevorderen. Vijf bewoners hebben een afzuigkap met motor geplaatst. Vier van deze bewoners hebben deze afzuigkap rechtstreeks aangesloten op één van de ventielen van het systeem. Eén bewoner heeft ervoor gezorgd dat de afvoer van de afzuigkap onder het ventiel is geplaatst. Daarnaast hebben vijf bewoners een motorloze afzuigkap op het systeem aangesloten (zie afbeelding 6.8).
66
Bewonersgedrag en balansventilatie
Afb. 6.8 Motorloze afzuigkap
Als reactie op de lage luchtvochtigheid heeft een respondent bakjes aan de verwarmingen gehangen. Een andere bewoner heeft een luchtbevochtiger aangeschaft. Iemand anders vraagt zich af of luchtbevochtiging niet geïntegreerd zou kunnen worden in het ontwerp van de WTW-unit. Deze bewoner geeft tevens aan dat zijn gezin met de ramen open slaapt om een droge keel te voorkomen.
6.5.10 Onderhoud van het systeem Voor het goed functioneren van het systeem is het erg belangrijk dat het goed schoongehouden wordt. Dit geldt voor de filters in de WTW-unit, de kanalen en de inblaas- en afzuigventielen. De kanalen kunnen de bewoners niet zelf schoonmaken. Hier moet de woningcorporatie voor zorgen. Zowel de bewoners van De Alliantie als Vestia geven aan dat de kanalen in hun woning niet gereinigd zijn. Hierbij moet wel de kanttekening worden gemaakt dat de woningen van Vestia die zijn meegenomen in het onderzoek ten tijde van de interviews nog geen twee jaar oud waren. Een bewoner van de Alliantie zegt dat er wel eens een bedrijf langs is geweest die heeft laten zien dat je het begin van de kanalen zelf met een stofzuiger kan schoonmaken. Maar hij twijfelt eraan of de rest van de kanalen hierdoor ook voldoende schoon wordt. Uit de interviews blijkt dat het grootste deel van de respondenten de inblaas- en afzuigventielen van het systeem schoonmaakt. Bij het bespreken van de resultaten wordt een onderscheid gemaakt tussen respondenten van De Alliantie en respondenten van Vestia, omdat de bewoners van De Alliantie meestal al langer in hun woning wonen en daardoor al vaker met vuile ventielen te maken hebben gehad. Negen van de 10 respondenten van de Alliantie halen de ventielen er helemaal uit en stoppen deze in een sopje of nemen ze af met een natte doek. Eén respondent haalt alleen het binnenste gedeelte van het ventiel eruit. De frequentie van het schoonmaken van de ventielen varieert van één keer in de twee weken tot één keer per jaar. Een bewoner merkt op dat zij pas de laatste twee jaar de ventielen schoonmaken (daarvoor zeven jaar niet), omdat ze niet wisten dat ze daar zelf verantwoordelijk voor waren. De meningen verschillen over het gemak waarmee de ventielen kunnen worden schoongemaakt. Van de acht respondenten die hier iets over zeggen vinden drie mensen dat de ventielen gemakkelijk schoon te maken zijn. De overige vijf vinden het niet echt handig. Iemand merkt op dat het voor oudere mensen niet handig is, omdat ze op een trap moeten staan om het te doen. Een andere bewoner vindt het lastig om het ventiel weer terug te plaatsen in het plafond.
67
Bewonersgedrag en balansventilatie
Tevens zegt iemand dat je voorzichtig moet zijn met de schuimrubberen ring die in het ventiel is aangebracht (zie afbeelding 6.9). Een andere respondent zegt hierover dat ze graag nieuwe ringen zou willen hebben, omdat de oude niet meer schoon te maken zijn. Tenslotte vindt een bewoner het lastig om de ventielen weer goed in elkaar te krijgen.
Figuur 6.9 Inblaasventiel met schuimrubberen ring
Drie van de acht respondenten van Vestia hebben de ventielen alleen nog maar van de buitenkant schoongemaakt. Eén van deze respondenten weet niet of de ventielen er uit kunnen worden gedraaid en een andere respondent merkt op dat het waarschijnlijk moeilijk is om de ventielen weer terug te plaatsen. Vier respondenten hebben de ventielen er wel helemaal uitgehaald. Drie respondenten hebben de ventielen zelf schoongemaakt in een sopje. Eén respondent heeft de onderdelen van de ventielen in de vaatwasser gedaan. Tenslotte heeft één respondent de ventielen nog niet schoongemaakt. Twee bewoners die ten tijde van het interview een half jaar in hun woning woonden, geven aan dat de ventielen nog niet echt vuil waren. Slechts twee respondenten hebben aangegeven hoe vaak ze de ventielen schoonmaken, te weten twee keer per jaar. Vier mensen zijn goed te spreken over het gemak waarmee de ventielen schoon kunnen worden gemaakt. Eén respondent vindt het systeem onhandig voor oudere mensen. Er is een trap nodig en het is lastig om de ventielen weer in de goede positie terug te krijgen. Naast het schoonmaken van de ventielen is het voor de werking van het systeem ook belangrijk dat de filters worden gereinigd en vervangen. De Alliantie vervangt één keer per jaar de filters van het Agpo Combifor MFT 522 systeem. Eén bewoner vindt dit niet voldoende en maakt de filters elke maand schoon. Ook koopt hij filters voor een afzuigkap die hij in het apparaat stopt. Hij vouwt deze filters dubbel, omdat ze anders te dun zijn. Eén respondent heeft het systeem van JE Stork Air en is zelf verantwoordelijk voor het schoonhouden en vervangen van de filters. Deze bewoner vindt dat ze te weinig filters krijgen van de Alliantie. Zij hebben ook wasemkapfilters gekocht en op maat gemaakt, maar deze zijn te dun. Bij Vestia zijn alle bewoners zelf verantwoordelijk voor het schoonmaken en vervangen van de filters (zie afbeelding 6.10). De WTW-unit geeft een melding wanneer de filters schoongemaakt of vervangen moeten worden. Deze melding is bij drie bewoners wel eens op de display verschenen. Iedereen heeft de filters al eens schoongemaakt door middel van stofzuigen of een sopje. Zes van de acht respondenten hebben de filters ook al eens vervangen. Eén respondent heeft bij een bedrijf een abonnement voor het leveren van filters. Elk half jaar krijgen zij nieuwe filters toegestuurd. Twee respondenten hebben de filters nog niet vervangen, waarvan één respondent al bijna twee jaar in de woning woont en de andere
68
Bewonersgedrag en balansventilatie
respondent slechts 6 maanden. De frequentie van schoonmaken van de filters varieert van één keer in de week tot twee keer per jaar. De meeste respondenten vervangen de filters één tot twee keer per jaar.
Afb. 6.10 Filter WTW-unit
Voor de bewoners van beide woningcorporaties geldt dat er veel onduidelijkheid is over hoe de ventielen en filters moeten worden schoongemaakt en hoe vaak. Hier zou betere voorlichting over moeten komen.
69
Bewonersgedrag en balansventilatie
7 Analyse van de resultaten 7.1 Inleiding In de vorige twee hoofdstukken is aan de hand van de uitgevoerde interviews aandacht besteed aan woningkenmerken, kenmerken van het ventilatiesysteem, bewonerskenmerken en aan de manier waarop bewoners met ventilatievoorzieningen in de woning omgaan. In dit hoofdstuk worden de resultaten nader geanalyseerd. Daartoe wordt in paragraaf 7.2 onderzocht in hoeverre de hypothesen ten aanzien van ventilatiegedrag in het algemeen uit paragraaf 4.4 bevestigd dan wel verworpen worden. Vervolgens worden in paragraaf 7.3 de hypothesen ten aanzien van balansventilatie in het algemeen op dezelfde manier behandeld.
7.2 Hypothesen ten aanzien van ventilatiegedrag De onderstaande hypothesen hebben betrekking op het ventileren van de woning door middel van het openen van ramen in deuren. In de volgende paragraaf komen hypothesen ten aanzien van balansventilatie aan bod. 1
Algemene huishoudenkenmerken, zoals grootte en samenstelling en aanwezigheid in de woning beïnvloeden het gebruik van ventilatievoorzieningen. Uit de interviews komt naar voren dat de grootte en de samenstelling van huishoudens invloed hebben op het gebruik van ventilatievoorzieningen. In gezinnen met kinderen worden (bijna) alle slaapkamers als slaapkamer gebruikt, terwijl in gezinnen zonder kinderen de tweede slaapkamer vaak een andere functie heeft. Wanneer de slaapkamer een andere functie heeft dan slapen, wordt deze over het algemeen minder geventileerd. De leeftijd van kinderen speelt ook een rol. Oudere kinderen regelen zelf de ventilatie in hun slaapkamer en in kamers van jonge kinderen wordt over het algemeen minder geventileerd. Er is geen verband aangetoond tussen de aanwezigheid in de woning en het ventilatiegedrag. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat alle respondenten relatief veel thuis waren. Wel hebben verschillende mensen aangegeven dat ze bij afwezigheid ramen of deuren sluiten om inbraak te voorkomen. De aanwezigheid van huisdieren blijkt invloed te hebben op ventilatiegedrag. Wanneer er huisdieren aanwezig zijn, gaan ramen en deuren over het algemeen minder ver open, om te voorkomen dat de dieren naar buiten kunnen.
2
Activiteiten die bewoners uitvoeren in de woning hebben invloed op het gebruik van ventilatievoorzieningen. Een aantal specifieke activiteiten van bewoners hebben invloed op het gebruik van de ventilatievoorzieningen. Zo zetten bewoners ramen open tijdens het koken, als er gerookt wordt in de woning of als de droger aanstaat. Ook wordt door iemand gezegd dat er een raam open wordt gezet als er veel visite is. Deze resultaten komen overeen met de in paragraaf 4.3.1 genoemde onderzoeksresultaten van Dubrul (1988).
3
Preferenties ten aanzien van het binnenklimaat beïnvloeden het gebruik van ventilatievoorzieningen. Het binnenlaten van frisse lucht is een belangrijke motivatie voor het openen van ramen en deuren. Daarnaast heeft het reguleren van de temperatuur invloed op het ventilatiegedrag. Deze bevindingen komen overeen met eerdere onderzoeksresultaten (zie paragraaf 4.3.1). Over het algemeen zijn bewoners in de winter tevreden met het thermisch comfort in de woning in de winter. Veel mensen 70
Bewonersgedrag en balansventilatie
geven wel aan dat het in de zomer erg warm kan worden in de woning. Uit de resultaten blijkt dat in de winter in de gehele woning minder geventileerd wordt dan in de zomer. Waarschijnlijk ventileren mensen minder om de kou buiten te houden. In de zomer wordt ’s avonds wanneer het is afgekoeld buiten in veel huishoudens geventileerd om de woning af te koelen. In één huishouden wordt geventileerd door middel van ramen omdat anders de lucht te droog is in de woning. Ramen worden ook open gezet om vocht uit de woning te verwijderen. 4
Het voorkomen van gezondheidsklachten als astma en cara beïnvloedt het gebruik van ventilatievoorzieningen. In de steekproef waren een aantal mensen aanwezig met gezondheidsklachten als astma en cara. Er zijn echter geen duidelijke verschillen gevonden wat betreft ventilatiegedrag met mensen die deze klachten niet hebben. Zo ventileren zij niet structureel meer en passen zij de ventilatie ook niet vaker aan bij speciale gelegenheden. Dit verschilt van de onderzoeksresultaten van Steenbekkers et al. (2002) die wel een relatie vond tussen gezondheid en ventilatiegedrag.
5
De mate waarin bewoners bewust met energie omgaan beïnvloedt het gebruik van ventilatievoorzieningen. Hier is in de interviews niet direct naar gevraagd. Wel is gevraagd welke factoren invloed hebben op het sluiten van ramen en deuren. Hierbij heeft niemand het antwoord energiebesparing gegeven. Dit kan te maken hebben met het feit dat de meerderheid van de mensen niet op de hoogte is van het energiebesparende doel van balansventilatie en de precieze werking van het systeem (zie paragraaf 6.5.1 en 6.5.2). Hierdoor hebben mensen de neiging om de woning op dezelfde manier te ventileren als de vorige woning. Dubrul (1988) stelde in een eerder onderzoek dat energiebewustzijn niet altijd leidt tot energiezuinig ventileren, omdat er een gebrek is aan inzicht in het ventilatiesysteem en in het energiegebruik. Deze bevinding wordt aan de hand van de resultaten van dit onderzoek bevestigd. Indirect zijn er wel aanwijzingen dat mensen er rekening mee houden, wanneer het stookgedrag in ogenschouw wordt genomen. De meerderheid van de mensen ventileert de slaapkamers in de winter relatief veel en verwarmen de slaapkamer niet. De woonkamer wordt over het algemeen minder geventileerd, terwijl deze in alle huishoudens wel verwarmd wordt in de winter. Een respondent merkte op bij het ventileren van de woonkamer: “In de winter doe ik het raam ’s ochtend anderhalf uur open, maar dan heb ik verwarming nog niet aan hoor!”. Van Dongen (2004) vond in een recent onderzoek dat 17 procent van de ondervraagde huishoudens minder ventileert dan ze zouden willen om energie te besparen. De respondenten van het huidige onderzoek hebben echter allemaal aangegeven dat zij voldoende mogelijkheden hebben om te ventileren en de relatie tussen ventilatie en energiegebruik werd vrijwel nooit genoemd door bewoners.
6
Woningkenmerken, zoals woningtype, grootte, isolatieniveau, oriëntatie van kamers en inrichting beïnvloeden het gebruik van ventilatievoorzieningen. Voor de woningkenmerken woningtype, grootte en isolatieniveau zijn op basis van de interviews geen aanwijzingen gevonden dat ze invloed hebben op het ventilatiegedrag. Daarbij moet opgemerkt worden dat er in de steekproef alleen goed geïsoleerde woningen zijn opgenomen. Wel heeft de oriëntatie van kamers invloed. Wanneer een kamer georiënteerd is op de zon (op het zuiden/zuidwesten) houden bewoners in de zomer veelal de ramen dicht zolang de zon erop staat. Dit spreekt de resultaten van Dubrul (1988) tegen die stelt dat vertrekken die op de zon gelegen zijn vaker geventileerd worden wanneer de zon schijnt dan andere vertrekken. Daarbij moet wel de kanttekening worden gemaakt dat de interviews zijn uitgevoerd in een zeer warme periode. De bewoners hielden de ramen dicht om de warmte 71
Bewonersgedrag en balansventilatie
buiten te houden. Niet zozeer de inrichting van een kamer, als wel de functie van een kamer beïnvloedt ventilatiegedrag. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt in verblijfsruimten, zoals de woonkamer, en de slaapkamer. Deze bevinding komt overeen met de resultaten uit eerder onderzoek (Dubrul, 1988). 7
De bruikbaarheid van ventilatievoorzieningen beïnvloedt het ventilatiegedrag. Uit de resultaten blijkt dat het type raam invloed kan hebben op het ventilatiegedrag. Zo worden naar binnen openslaande ramen niet door iedereen gebruikt, omdat er dan niks in de vensterbank kan staan. Bij de kiepstand van draaikiep ramen en bij naar buiten openslaande ramen speelt dit probleem niet. Bijkomend probleem van de naar binnen openslaande ramen in de steekproef is dat ze niet vastgezet kunnen worden in een bepaalde stand. Dit geldt ook voor de draaistand van draaikiep ramen. De draaistand wordt hierdoor nauwelijks gebruikt. Bewoners met gewone naar buiten openslaande ramen plaatsen haakjes om het raam toch vast te kunnen zetten. Over het algemeen geldt dat de kiepstand van draaikiep ramen erg positief beoordeeld wordt: het regent niet in en het is redelijk veilig tegen inbraak. Hierdoor staat dit type raam vaak open. Dit resultaat komt overeen met de resultaten van het onderzoek van Wouters en de Baets (1986). Het feit dat er in de woningen geen bovenlichten of ventilatieroosters aanwezig zijn leidt ertoe dat mensen ramen openen om te ventileren.
8
De mate waarin bewoners invloed uit kunnen oefenen op de ventilatie in de woning heeft invloed op het gebruik van ventilatievoorzieningen. Vrijwel alle bewoners zijn van mening dat ze voldoende invloed uit kunnen oefenen op de ventilatie in de woning. In deze steekproef heeft dit dan ook geen invloed op het gebruik van ventilatievoorzieningen.
9
Weersfactoren beïnvloeden het gebruik van ventilatievoorzieningen. Uit de resultaten blijkt dat weersfactoren met name invloed hebben op het sluiten van ramen. Het gaat dan om harde wind, regen, buitentemperatuur en de zon. Wanneer het buiten koud is, kiezen mensen ervoor ramen en deuren minder lang of minder ver open te zetten. Bij hoge temperaturen buiten kiezen bewoners gedurende de dag er ook voor om ramen en deuren dicht te houden. Dit geldt ook wanneer de zon op de ramen staat.
10
Factoren uit de omgeving, zoals geur, geluid en inbrekers, beïnvloeden het gebruik van ventilatievoorzieningen. Verschillende factoren uit de omgeving beïnvloeden het gebruik van ramen en deuren. Genoemde redenen om ramen en deuren te sluiten zijn verkeersgeluid, overig geluid uit de omgeving, geuren, zoals uitlaatgassen en vuurwerkdampen en veiligheid. Een genoemde reden voor het openen van een raam is het hebben van contact met de buitenwereld. Deze reden is niet uit eerdere onderzoeken naar voren gekomen.
72
Bewonersgedrag en balansventilatie
7.3 1
Hypothesen ten aanzien van balansventilatie
Kennis over het doel van balansventilatie en over het functioneren van balansventilatie beïnvloedt het gebruik. Uit de resultaten komt naar voren dat veel mensen niet op de hoogte zijn van het energiebesparende doel van balansventilatie. Bewoners zien het in eerste instantie als een apparaat dat zorgt voor continue ventilatie. Aangezien veel bewoners er niet van op de hoogte zijn dat ze door het sluiten van ramen en deuren in het stookseizoen energie kunnen besparen, zal dit ook geen reden zijn om ramen en deuren gesloten te houden. Op basis van de resultaten van het onderzoek kan niet geconcludeerd worden dat bewoners met balansventilatie minder ventileren door middel van ramen en deuren dan bewoners met natuurlijke ventilatie. Daartoe had een controlegroep in het onderzoek opgenomen moeten worden. Balansventilatie biedt naast de schakelaar nog meer mogelijkheden, zoals het in werking stellen van de bypass en het uitzetten van de toevoerventilator. Veel bewoners zijn niet op de hoogte van deze mogelijkheden en maken er dus geen gebruik van. Dat mensen niet op de hoogte zijn, ligt mede aan de voorlichting vanuit de verhuurder en de kwaliteit van de gebruiksaanwijzing. De meeste bewoners zijn er wel van op de hoogte dat de ventielen en filters moeten worden schoongemaakt en zijn hier ook actief mee bezig.
2
De bruikbaarheid van balansventilatie beïnvloedt het gebruik door bewoners, waarbij het ontwerp van het systeem, de bedienbaarheid en het gemak van onderhoud een belangrijke rol spelen. De bruikbaarheid van balansventilatie beïnvloedt inderdaad het gebruik door bewoners. Daarbij speelt in eerste instantie het ontwerp van de schakelaar een rol. Een twee standen schakelaar waarborgt een beter gebruik van het ventilatiesysteem dan een drie standen schakelaar. Balansventilatie met een twee standen schakelaar draait vrijwel altijd op de middelste stand. Mede omdat het relatief veel inzet van de bewoner vraagt om het apparaat in de laagste stand te zetten. Bij de drie standen schakelaar is deze drempel afwezig, waardoor deze bij veel bewoners in de laagste stand geschakeld staat. De plaats van de schakelaar heeft ook invloed op de bruikbaarheid van balansventilatie. Zo missen vier bewoners een schakelaar in de douche, wat kan leiden tot minder ventilatie van de badkamer. Daarnaast speelt ook het ontwerp van de display of bedieningsknoppen op de WTWunit zelf een rol. Zo zijn veel mensen niet op de hoogte van de functie van de comforttemperatuur, waardoor geen gebruik wordt gemaakt van de bypass die in het apparaat aanwezig is. Wat betreft onderhoud blijkt dat de respondenten er over het algemeen niet zoveel moeite mee hebben om zorg te dragen voor het schoonmaken van de ventielen en het reinigen en vervangen van filters. Wel is het van belang dat de woningcorporatie duidelijk communiceert wie welke taken heeft en op welke manier het onderhoud plaats moet vinden.
3
De functionele prestatie van balansventilatie, inclusief onbedoelde neveneffecten, heeft een invloed op het gebruik van balansventilatie. Het hoofddoel van balansventilatie is vervuilde lucht afzuigen en schone lucht, al dan niet voorverwarmd, inblazen in de woning. Op beide gebieden blijkt het systeem niet altijd even goed te presteren, wat ertoe kan leiden dat bewoners hun gedrag aanpassen. Zo hebben relatief veel mensen niet het gevoel dat het systeem frisse lucht inblaast. Zij hebben dat gevoel wel wanneer ze een raam open zetten. Ook bestaat er twijfel of het systeem wel voldoende frisse lucht inblaast en mensen 73
Bewonersgedrag en balansventilatie
zetten daarom aanvullend een raam open. Ook houdt het systeem bepaalde ongewenste geuren, zoals barbecue geuren niet tegen. Mensen reageren hierop door de stekker uit het apparaat te trekken.De afzuiging voldoet met name in de keuken niet aan de eisen. Als reactie hierop plaatsen mensen een afzuigkap. Ook de onbedoelde neveneffecten hebben invloed op het gebruik van balansventilatie: •
Bij perceptie van teveel geluid zetten bewoners het systeem in een lagere stand of zetten ze de toevoerventilator uit.
•
Bij perceptie van vuil gaan bewoners schoonmaken of aanpassingen doen aan het systeem zoals het uitzetten van de toevoerventilator en het vervangen van ventielen.
•
Bij perceptie van tocht gaan mensen ergens anders zitten of ze gaan aanpassingen doen aan het systeem, zoals het dichtdraaien van ventielen.
•
Bij perceptie van een lage luchtvochtigheid gaan mensen proberen te lucht te bevochtigen door raam open te zetten of luchtbevochtigers aan radiatoren te plaatsen. Hiermee proberen bewoners een droge keel tegen te gaan.
4
Ervaring met het gebruiken en onderhouden van balansventilatie zal uiteindelijk leiden tot gewoontegedrag. Er is bij het gebruik van balansventilatie in zekere mate sprake van gewoontegedrag. Het gebruik van de schakelaar is gekoppeld aan het uitvoeren van specifieke activiteiten of de schakelaar staat altijd op dezelfde stand. Voor de instelling van de WTW-unit is het moeilijker vast te stellen of het om gewoontegedrag gaat, omdat het apparaat voor veel mensen nog relatief nieuw is. Zij zijn nog aan het experimenteren met bijvoorbeeld het instellen van de comforttemperatuur en het instellen of afzetten van de toevoer. Tevens is het voor onderhoud moeilijk vast te stellen of het om gewoontegedrag gaat, omdat het niet geheel duidelijk is op welk moment een bewoner besluit de filters of de ventielen schoon te maken. Is dat om de zoveel maanden, of bij een bepaalde hoeveelheid vuil? Hier is naar aanleiding van de interviews onvoldoende inzicht in verkregen.
5
Activiteiten die bewoners uitvoeren in de woning hebben invloed op het gebruik van balansventilatie. Voor een grote groep mensen geldt dat ze vrijwel nooit gebruik maken van de schakelaar. De schakelaar staat dan standaard in de laagste stand. Voor de mensen die wel actief gebruik maken van de schakelaar geldt dat de activiteiten die zij uitvoeren in de woning hebben invloed op het gebruik van de schakelaar van balansventilatie. Zo gebruiken mensen de schakelaar wanneer zij koken, douchen, na een toiletbezoek of wanneer zij de droger aanhebben.
6
Als balansventilatie niet bijdraagt aan het welzijn van een huishouden, zal de meerderheid van de huishouden hun niveau van leven aanpassen (d.w.z. gebruik zo aanpassen dat het bijdraagt aan welzijn) in plaats van hun levenstandaard aanpassen (door bijvoorbeeld minder comfort te accepteren). Uit de resultaten blijkt dat huishoudens geneigd zijn om het gebruik van balansventilatie aan te passen om een bepaald comfortniveau te bereiken. Zie hiervoor hypothese 3. Huishoudens passen dus hun niveau van leven aan in plaats van hun levensstandaard.
74
Bewonersgedrag en balansventilatie
8 Conclusies en aanbevelingen
8.1 Conclusies Het doel van dit rapport is om inzicht te bieden in de manier waarop bewoners van een woning met balansventilatie omgaan met de aanwezige ventilatievoorzieningen en wat de gevolgen van hun gedrag zijn voor de effectiviteit van het systeem. In hoeverre wordt de verwachte energiebesparing ook daadwerkelijk gehaald? Daartoe is in dit rapport eerst aandacht besteed aan balansventilatie. Wat houdt het in? Welke invloed heeft het op de EPC en hoe kunnen bewoners de effectiviteit van het systeem beïnvloeden? Vervolgens is ingegaan op theoretische concepten die ten grondslag liggen aan de interactie tussen mens en techniek. Vervolgens is op basis van een literatuuronderzoek weergegeven wat er al bekend is op het gebied van ventilatiegedrag. De opgedane kennis is vervolgens vertaald in een interviewschema, dat bij 18 bewoners van twee woningcorporaties is afgenomen. De resultaten en de analyse daarvan zijn in dit rapport weergegeven. Bij het lezen van de resultaten moet rekening worden gehouden met de representativiteit van de geïnterviewde bewoners. Het kan namelijk zo zijn dat de bewoners meer betrokken zijn bij hun woning en het systeem dan andere bewoners, omdat ze actief gereageerd hebben op de oproep om mee te doen aan het onderzoek. In hoofdstuk 1 zijn een centrale probleemstelling en acht onderzoeksvragen geformuleerd. De probleemstelling luidt als volgt: Hoe gedragen bewoners zich ten aanzien van balansventilatie en overige ventilatievoorzieningen en welke factoren beïnvloeden dat gedrag? In hoeverre heeft bewonersgedrag invloed op de milieuprestatie van balansventilatie? Voordat deze probleemstelling beantwoord wordt, wordt eerst antwoord gegeven op de onderzoeksvragen. 1 Hoe gedragen bewoners zich ten aanzien van balansventilatie en overige ventilatievoorzieningen? De voor het onderzoek geïnterviewde bewoners zijn allemaal vrij actief bezig met het onderhoud van het ventilatiesysteem. Zij zijn zich ervan bewust dat de ventielen schoon moeten worden gemaakt en dat de filters moeten worden schoongemaakt en vervangen. Er heerst echter nog wel onduidelijkheid over de manier waarop dit moet gebeuren en hoe vaak. De schakelaar wordt slechts door een kleine groep mensen actief gebruikt. Dit gebruik is dan gekoppeld aan activiteiten als douchen, koken en roken. Verder hebben relatief veel mensen een aanpassing gedaan aan het systeem. De meest voorkomende aanpassing is het plaatsen van een afzuigkap in de keuken, al dan niet met motor. Bewoners die dit hebben gedaan vinden de afzuiging door het systeem in de keuken niet voldoende. Andere genoemde aanpassingen zijn het dichtdraaien van ventielen en het vervangen van ventielen. De overige ventilatievoorzieningen in de woning zijn ramen en deuren. Ventilatieroosters en bovenlichten waren niet aanwezig in de steekproef. Twee mensen hebben hun gedrag ten aanzien van het openen van ramen en deuren aangepast door de aanwezigheid van balansventilatie. Een bewoner doet de ramen en deuren nooit open om te ventileren en de andere bewoner opent in de winter geen ramen en deuren. De overige bewoners houden bij het openen van ramen en deuren weinig rekening met het systeem. Zij ventileren niet minder op deze manier omdat er balansventilatie in de woning zit.
75
Bewonersgedrag en balansventilatie
2 In hoeverre beïnvloeden kenmerken van balansventilatie en overige ventilatievoorzieningen ventilatiegedrag? Ten eerste speelt de bruikbaarheid van balansventilatie en van de overige ventilatievoorzieningen een rol bij het uiteindelijke ventilatiegedrag. Uit de resultaten blijkt dat de bruikbaarheid van balansventilatie inderdaad het gebruik door bewoners beïnvloedt. Zo waarborgt een twee standen schakelaar een beter ventilatie dan een drie standen schakelaar. Wanneer er ook een schakelaar in de douche aanwezig zou zijn, zouden misschien meer mensen de schakelaar hoger zetten tijdens of na het douchen. Dit zou onderzocht moeten worden. Daarnaast is het van belang dat de display van het apparaat duidelijk en begrijpelijk is. Uit de resultaten komt naar voren dat veel mensen niet op de hoogte zijn van alle mogelijkheden die het apparaat biedt. De bruikbaarheid van ramen heeft ook invloed op ventilatiegedrag. Naar binnen openslaande ramen worden niet door iedereen gebruikt, omdat er dan niks in de vensterbank kan staan. Bij de kiepstand van draaikiep ramen en bij naar buiten openslaande ramen speelt dit probleem niet. Bijkomend probleem van de naar binnen openslaande ramen in de steekproef is dat ze niet vastgezet kunnen worden in een bepaalde stand. Dit geldt ook voor de draaistand van draaikiep ramen. De draaistand wordt hierdoor nauwelijks gebruikt. Bewoners met naar buiten openslaande ramen plaatsen haakjes om het raam toch vast te kunnen zetten. Over het algemeen geldt dat de kiepstand van draaikiep ramen erg positief beoordeeld wordt: het regent niet in en het is redelijk veilig tegen inbraak. Hierdoor staat dit type raam vaak open. Het feit dat er in de woningen geen bovenlichten of ventilatieroosters aanwezig zijn leidt ertoe dat mensen ramen openen om te ventileren. Naast de bruikbaarheid van balansventilatie en overige ventilatievoorzieningen beïnvloedt ook de functionele prestatie van deze voorzieningen ventilatiegedrag. Het hoofddoel van balansventilatie is vervuilde lucht afzuigen en schone lucht, al dan niet voorverwarmd, inblazen in de woning. Op beide gebieden blijkt het systeem niet altijd even goed te presteren, wat ertoe kan leiden dat bewoners hun gedrag aanpassen. Zo hebben relatief veel mensen niet het gevoel dat het systeem frisse lucht inblaast. Zij hebben dat gevoel wel wanneer ze een raam open zetten. Ook bestaat er twijfel of het systeem wel voldoende frisse lucht inblaast en mensen zetten daarom aanvullend een raam open. Ook houdt het systeem bepaalde ongewenste geuren, zoals barbecue geuren niet tegen. Mensen reageren hierop door de stekker uit het apparaat te trekken.De afzuiging voldoet met name in de keuken niet aan de eisen. Als reactie hierop gaan mensen een afzuigkap plaatsen. Ook de onbedoelde neveneffecten hebben invloed op het gebruik van balansventilatie: •
Bij perceptie van teveel geluidsproductie van het systeem zetten bewoners het systeem in een lagere stand of ze zetten de toevoerventilator uit.
•
Bij perceptie van vuil gaan bewoners schoonmaken of aanpassingen doen aan het systeem zoals het uitzetten van de toevoerventilator en het vervangen van ventielen.
•
Bij perceptie van tocht gaan mensen ergens anders zitten of ze gaan aanpassingen doen aan het systeem, zoals het dichtdraaien van ventielen.
•
Bij perceptie van een lage luchtvochtigheid gaan mensen proberen te lucht te bevochtigen door raam open te zetten of door luchtbevochtigers aan radiatoren te plaatsen. Hiermee proberen bewoners een droge keel tegen te gaan.
Over het algemeen kan worden gesteld dat de meeste bewoners toch ook graag zelf aanvullend willen ventileren door middel van het openen van ramen en deuren. Zij hebben het gevoel dat hierdoor voldoende frisse lucht in de woning aanwezig is.
76
Bewonersgedrag en balansventilatie
3 In hoeverre beïnvloeden kenmerken van de woning bewonersgedrag ten aanzien van balansventilatie en overige ventilatievoorzieningen? Naar aanleiding van de resultaten van de verkennende interviews kan er niet veel gezegd worden over de invloed van woningkenmerken op het ventilatiegedrag. Zo zijn voor de kenmerken woningtype, grootte en isolatieniveau geen aanwijzingen gevonden dat zij het ventilatiegedrag beïnvloeden. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat er in de steekproef alleen goed geïsoleerde woningen zijn opgenomen. Wel hebben de oriëntatie van vertrekken en de functie van vertrekken invloed op ventilatiegedrag. Wanneer de zon in de zomer op een vertrek staat, houden bewoners het raam dicht om de warmte buiten te houden. In de slaapkamer wordt aanzienlijk meer geventileerd dan in de verblijfsruimten in de woning, zoals de woonkamer en de keuken. 4 In hoeverre beïnvloeden factoren uit de omgeving ventilatiegedrag? Factoren uit de omgeving beïnvloeden het openen van ramen en deuren door bewoners. Daarbij gaat het om zowel weersfactoren als andere factoren uit de omgeving. Uit de resultaten blijkt dat weersfactoren met name invloed hebben op het sluiten van ramen. Het gaat dan om harde wind, regen, buitentemperatuur en de zon. Overige factoren uit de omgeving die het sluiten van ramen en deuren bevorderen zijn verkeersgeluid, overig geluid uit de omgeving, geuren en veiligheid. Een genoemde reden voor het openen van een raam is het hebben van contact met de buitenwereld. In mindere mate hebben factoren uit de omgeving ook invloed op het gebruik van balansventilatie. Wanneer het buiten warmer is dan binnen, zoeken bewoners naar manieren om de warmte buiten te houden. Sommige mensen zetten de toevoerventilator uit, terwijl anderen proberen de inblaastemperatuur te beïnvloeden door de comforttemperatuur te veranderen. 5 In hoeverre beïnvloeden huishoudenkenmerken ventilatiegedrag? Algemene huishoudenkenmerken hebben invloed op het gebruik van ramen en deuren voor ventilatie. Bij gezinnen met kinderen worden meer kamers gebruikt als slaapkamer. Aangezien kamers met de functie slapen meer geventileerd worden dan andere kamers, zorgt dit voor meer ventilatie. De leeftijd van de kinderen speelt ook een rol. Oudere kinderen regelen de ventilatie zelf en kamers van jonge kinderen worden over het algemeen minder geventileerd door middel van ramen en deuren. De invloed van aanwezigheid in de woning is niet aangetoond door middel van de interviews. De grootte van het huishouden kan invloed hebben op het gebruik van balansventilatie. Daarbij hangt het ervan af of het gebruik van de schakelaar gekoppeld is aan een activiteit die door alle leden van het huishouden afzonderlijk wordt uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld douchen. De schakelaar wordt in een gezin met vier personen dan vaker gebruikt dan in een gezin met twee personen. In de ondervraagde huishoudens zijn één of twee volwassenen verantwoordelijk voor het bedienen van de schakelaar, de instelling van de WTW-unit en het onderhoud van het systeem. De aanwezige kinderen houden zich niet met systeem bezig. 6 In hoeverre beïnvloeden individuele bewonerskenmerken ventilatiegedrag? Individuele voorkeuren ten aanzien van thermisch comfort en het binnenklimaat beïnvloeden het openen van ramen en deuren in zowel zomer als winter. Ook activiteiten die individuen uitvoeren in de woning, zoals bijvoorbeeld roken, kunnen het openen van ramen en deuren beïnvloeden. Er zijn tevens aanwijzingen gevonden dat bij het openen van ramen en deuren rekening gehouden wordt met energiebesparing. In verwarmde ruimtes staan de ramen in het stookseizoen minder lang open dan in niet verwarmde ruimtes. 77
Bewonersgedrag en balansventilatie
Ten aanzien van balansventilatie speelt in eerste instantie de perceptie van het ontwerp van het systeem een rol. Begrijpen mensen wat ze met het systeem kunnen doen en hoe ze het moeten bedienen? Begrijpen ze de werking van het systeem? Uit het onderzoek komt naar voren dat de kennis over het doel van het systeem en de werking van het systeem beperkt is. Hierdoor maken bewoners geen gebruik van alle mogelijkheden die het systeem biedt. Naast perceptie van het ontwerp is ook de perceptie van de effecten van het systeem een grote rol. Welke effecten nemen bewoners waar en welke handeling volgt hierop? Zie voor het antwoord op deze vragen onderzoeksvraag 2. 7 Wat is de relatieve invloed van kenmerken van het ventilatiesysteem, de woning, de omgeving en de bewoners op het ventilatiegedrag? Aangezien geen kwantitatieve analyse mogelijk is van de verkregen gegevens door de beperkte steekproefgrootte is het niet mogelijk om vast te stellen wat de relatieve invloed is van de verschillende kenmerken op bewonersgedrag. Hiervoor is verder onderzoek nodig. Wel kan aan de hand van de resultaten een beeld geschetst worden van de relatieve invloed van de verschillende kenmerken. Bewonerskenmerken zijn het meest bepalend voor het ventilatiegedrag. De kennis van bewoners over de werking van de voorzieningen, de voorkeuren ten aanzien van het binnenklimaat en dergelijke bepalen hoe bewoners gebruik maken van ventilatievoorzieningen. Hoe er geventileerd wordt hangt met name af van de kenmerken van de ventilatievoorzieningen. Zijn de ventilatievoorzieningen bruikbaar en effectief? Uit de resultaten van de interviews blijkt dat kenmerken van het ventilatiesysteem een grotere invloed hebben op gedrag dan kenmerken van de woning. Op basis van de resultaten kan geen uitspraak worden gedaan over de relatieve invloed van de woning en de omgeving. 8 Hoe beïnvloeden bewoners het functioneren van balansventilatie en uiteindelijk de milieuprestatie van balansventilatie? Bewoners beïnvloeden het functioneren van balansventilatie door het gebruik van de schakelaar, het veranderen van instellingen op de WTW-unit en door het onderhoud van het systeem. Uit de resultaten blijkt dat de schakelaar slechts door een kleine groep bij bepaalde activiteiten gebruikt wordt. In de praktijk komt het erop neer dat bij een twee standen schakelaar het systeem meestal in de middelste stand staat en bij een drie standen schakelaar in de laagste stand. Dit heeft mogelijk invloed op de kwaliteit van het binnenklimaat, omdat er bij een lage stand waarschijnlijk niet voldoende wordt geventileerd. De invloed hiervan op het energiegebruik is naar alle waarschijnlijkheid relatief klein. Door middel van het veranderen van de instellingen op de WTW-unit kunnen bewoners ook het functioneren van het systeem beïnvloeden. Wanneer bewoners in de winter de toevoer uitschakelen, heeft dit een negatieve invloed op de milieuprestatie van het systeem, omdat het systeem geen gratis voorverwarmde lucht in de woning kan blazen. Door slecht onderhoud aan ventilatoren, filters, ventielen en kanalen kan de capaciteit van het systeem verminderen. Dit kan vervolgens weer invloed hebben op de milieuprestatie van het systeem. Voor slecht onderhoud zijn naar aanleiding van de interviews geen bewijzen gevonden. Zowel de ventielen als de filters worden regelmatig schoongemaakt. Het niet schoonmaken van kanalen zou wel kunnen leiden tot verminderde capaciteit. Wanneer balansventilatie in een woning is geïmplementeerd, is het in principe niet meer nodig om te ventileren door middel van ramen en deuren. Het overgrote deel van de bewoners heeft echter nog wel de behoefte om op die manier te ventileren. Welke invloed dat exact heeft op de milieuprestatie van het systeem is in dit onderzoek nog niet berekend. Wel kan worden gesteld dat de onderzochte groep 78
Bewonersgedrag en balansventilatie
bewoners bewust de ruimtes die verwarmd worden, zoals de woonkamer en de keuken, kort ventileert en de niet verwarmde ruimtes, met name de slaapkamers, langer ventileert. Hierdoor zou de negatieve invloed op de milieuprestatie van het systeem mee kunnen vallen. Samenvattend is uit het onderzoek naar voren gekomen dat het overgrote deel van de respondenten niet zo met balansventilatie omgaat als de producent verwacht. In veel huishoudens wordt ‘om het systeem heen geleefd’. Dat wil zeggen dat ze zich er wel van bewust zijn dat het systeem in de woning zit, maar dat zij nog steeds ventileren door middel van ramen en deuren, zoals ze dat ook in hun vorige woning deden. Verschillende factoren zijn van invloed op ventilatiegedrag. Daarbij gaat het in eerste instantie om bewonerskenmerken. Daarnaast zijn kenmerken van de ventilatievoorzieningen, de woning en de woonomgeving van invloed op gedrag. Aangezien bewoners nog steeds ventileren door middel van ramen en deuren, heeft dit hoogstwaarschijnlijk een negatieve invloed op de milieuprestatie van het systeem. De mate waarin dit invloed heeft op de milieuprestatie zal in verder onderzoek berekend moeten worden.
8.2 Aanbevelingen voor de praktijk De aanbevelingen voor de praktijk, worden hier uitgesplitst naar ontwerp, gebruik, functioneren en beheer van balansventilatie.
8.2.1 Aanbevelingen voor ontwerp Ten aanzien van het ontwerp zou het wenselijk zijn dat er naast een schakelaar in de keuken ook een schakelaar in de badkamer wordt geplaatst. Dit kan de drempel voor bewoners verlagen om tijdens of na het douchen gebruik te maken van het systeem. Verder blijkt uit de onderzoeksresultaten dat het voor veel bewoners onduidelijk is wat het effect is van de werking van het systeem. Kortom: feedback ontbreekt. Dit zou bijvoorbeeld kunnen worden ondervangen door een interface te maken die aangeeft hoeveel lucht er wordt ververst door middel van het systeem en die informatie verstrekt over de kwaliteit van het binnenklimaat. Tenslotte zou de display op de WTW-unit duidelijker kunnen worden gemaakt. Nu moet een bewoner bij de JE Stork WHR 90/91 bijvoorbeeld meerderde knoppen intoetsen om de comforttemperatuur in de stellen. Dit zou eenvoudiger kunnen worden gemaakt door twee toetsen te maken, bijvoorbeeld: ‘inblaastemperatuur hoger’ en ‘inblaastemperatuur lager’. Ook is nu niet duidelijk van de display af te lezen of de bypass aanstaat. Hier zou meer aandacht aan besteed moeten worden. Verder is het wenselijk om de display op te splitsen in een deel dat door een professional kan worden ingesteld en een deel dat de bewoner kan bedienen.
8.2.2 Aanbevelingen voor gebruik Uit de resultaten blijkt dat bewoners geen gebruik maken van alle mogelijkheden die het apparaat biedt. Dit kan ten eerste ondervangen worden door het ontwerp van het systeem te verbeteren, zodat het voor de bewoners duidelijker is wat zij met het systeem kunnen doen. Daarnaast is het zeer belangrijk dat de voorlichting aan bewoners over de werking en het gebruik van het apparaat aanzienlijk verbeterd wordt. Dit geldt ten eerste voor de gebruiksaanwijzing die bij het systeem wordt geleverd. Deze is nu vaak gericht op de bewoner én de installateur. Het zou beter zijn om een korte handleiding voor bewoners apart bij te voegen. Op deze manier worden bewoners niet afgeschrikt door alle technische gegevens. Ten tweede moet de voorlichting vanuit de verhuurder over het doel van het systeem, de werking en 79
Bewonersgedrag en balansventilatie
het gebruik ervan verbeterd worden. Daarbij is het van belang dat alle professionals die betrokken zijn bij het beheer van de huurwoning dezelfde informatie aan de bewoners verstrekken.
8.2.3 Aanbevelingen voor functioneren systeem Wat betreft het functioneren van het systeem is het wenselijk dat onbedoelde neveneffecten, zoals geluid en tocht, zoveel mogelijk worden beperkt. Daartoe zou een stillere ventilator ontwikkeld moeten worden of een geluidsdichte kast om de WTW-unit moeten worden geplaatst. Tevens is het van belang dat de inregeling door installateurs op een goed manier plaatsvindt. Een verkeerde inregeling kan namelijk leiden tot onbedoelde neveneffecten. Naast het beperken van neveneffecten is het ook van belang dat het systeem goed functioneert. Veel bewoners zijn van mening dat het systeem in de keuken niet goed genoeg afzuigt.
8.2.4 Aanbevelingen voor beheer Het is van belang dat de verhuurder goede voorlichting verstrekt over het beheer van het systeem. Daarbij is het van belang dat de bewoner weet wie verantwoordelijk is voor welke onderdelen van het beheer. Moet de bewoner zelf de filters vervangen of doet de woningcorporatie dat? Hetzelfde geldt voor het schoonmaken van de ventielen en van de kanalen. Wanneer de bewoner verantwoordelijk is voor een bepaald onderdeel van beheer is het van belang dat er goede voorlichting wordt verstrekt over de manier van schoonmaken en de frequentie waarmee dit zou moeten worden gedaan. Wanneer de verhuurder verantwoordelijk is voor bijvoorbeeld het schoonmaken van de kanalen, dient duidelijk aan de bewoner aangegeven te worden hoe vaak deze schoonmaak plaatsvindt en op welke manier de kanalen worden schoongemaakt.
8.3 Aanbevelingen voor verder onderzoek In dit onderzoek is de nadruk gelegd op het ventilatiegedrag van bewoners en de factoren die het ventilatiegedrag beïnvloeden. Voor een relatief klein aantal bewoners is geschetst hoe zij met de ventilatievoorzieningen in de woning omgaan. Om een beeld te krijgen van het gedrag van een grotere groep mensen is het aan te bevelen om een enquête uit te zetten. De gegevens die hieruit naar voren komen kunnen op een kwantitatieve manier onderzocht worden. Het voordeel hiervan is dat onderzocht kan worden in welke mate factoren gedrag beïnvloeden en er kan gezocht worden naar verbanden tussen de verschillende factoren. Op deze manier kan de relatieve invloed van factoren op ventilatiegedrag aan het licht worden gebracht. Daarnaast kunnen de gegevens die uit de enquête naar voren komen over het daadwerkelijke ventilatiegedrag gebruikt worden voor het schatten van de milieuprestatie van balansventilatie. Daartoe moet eerst een schattingsmodel worden opgezet. Metingen in een kleinere steekproef kunnen gebruikt worden voor het opzetten van dit schattingsmodel. Verder kunnen de resultaten van de metingen gebruikt worden om de resultaten van de verkennende interviews en de enquête te valideren.
80
Bewonersgedrag en balansventilatie
Literatuur Beerepoot, M., 2006, Public energy performance and the effect on diffusion of solar thermal systems in buildings: a Dutch experience, in: Renewable Energy (nog niet gepubliceerd) De Gids, W.F. en P.J.M. Op 't Veld, 2004, Onderzoek naar ventilatie in relatie tot gezondheidsaspecten en energiegebruik voor een representatieve steekproef van het Nederlandse woningbestand, 2003-GGI-R064, Delft (TNO Bouw). Dubo-Centrum, 24-5-2005, Voors en tegens van HR-ventilatie voor het binnenmilieu, http://www.dubocentrum.nl/nieuws/nieuwsitem.php?recID=599 Dubrul, C., 1988, Inhabitant behaviour with respect to ventilation- a Summary Report of IEA Annex VIII, 23, Bracknell (Air Infiltration and Ventilation Centre). Engvall, K., C. Norrby, en E. Sandstedt, 2004, A sociological approach to validate a questionnaire for the assessment of symptons and perception of indoor environment in dwellings, in: Indoor air 14, pp. 24-33. Fleury, B. en C. Nicolas, 1992, Occupants' behaviour with respect to window opening: a technical and sociological study, 13th AIVC Conference, Nice, pp. 197-206. Hainard, F., P. Rossel, en C. Trachsel, 1986, A sociological perspective on tenant behaviour with regard to domestic ventilation- an example at Lausanne, Switzerland, 7th AIC Conference, Stratford-upon-Avon, pp. 12.1-12.20. Kanis, H., 1998, Usage centered resarch for everyday product design, in: Applied ergonomics, 1, 29, pp. 75-82. Kanis, H., 2002, Gebruiksonderzoek, Delft (Technische Universiteit Delft, Faculteit industrieel ontwerpen). Karwowski, W., 2005, Ergonomics and human factor: the paradigms for science, engineering, design, technology and management of human-compatible systems, in: Ergonomics, 5, 48, pp. 436-463. Liddament, M.W., 2001, Occupant Impact on Ventilation, 53, Brussels (Air Infiltration and Ventilation Centre). Markttracé, 2001, Onderzoek balansventilatie, Groningen (Markttracé). Markttracé, 2002, TNO-enquête ventilatie en gezondheid, Groningen (Markttracé). Nederlands Normalisatie-instituut, 1998, NEN 5128. Energieprestatie van woningen en woongebouwen- Bepalingsmethode, Delft (Nederland Normalisatie-instituut). 81
Bewonersgedrag en balansventilatie
Norman, D.A., 1986, Cognitive engineering, in: Norman, D.A. en S.W. Draper, User centered system design. New perspectives on human-computer interaction, Hillsdale (Lawrence Erlbaum Associates, Inc.). Norman, D.A., 1988, The psychology of everyday things, United States of America (BasicBooks). Orcon, 14-12-2006, De nieuwe HRC. Evolutie in balansventilatie, www.orcon.be/website/site_nl/download/doc/hrc.pdf Rasmussen, J., 1986, Information processing and human-machine interaction: an approach to cognitive engineering, New York (North Holland). Rooden, M.J., 2001, Design for anticipating future usage, Delft
SenterNovem, 12-1-2006, Ventilatiesysteemkeuze. Beperken ventilatieverliezen, http://www.senternovem.nl/epn/60_maatregelen/10_verwarming/ventilaties ysteemkeuze.asp Steenbekkers, J.H.M., H.M.E. Miedema, en H. Vos, 2002, Gezondheid en tevredenheid in energiedichte woningen, Leiden (TNO Preventie en Gezondheid). Stichting HR-Ventilatie, 2000, Bediening van uw warmteterugwinapparaat, http://www.stichtinghrv.nl/algemeneinformatie/consument/gebruikersinfo/2 000.pdf Van Dongen, J.E.F., 1985, Noise annoyance from sanitary appliances, ventilators and gas burner furnaces in dwellings, Proceeding InterNoise 1985, Munich, pp. 1017-1020. Van Dongen, J.E.F., 1990, The influence of different ventilation devices on the occupants behaviour in dwellings, 11th AIVC Conference, Belgirate, pp. 101-119. Van Dongen, J.E.F., 2004, Occupant behaviour and attitudes with respect to ventilation of dwellings, (RESHYVENT). Van Dongen, J.E.F., J.H.M. Steenbekkers en H.M.E. Miedema, 1994, Waardering van geluidwerende voorzieningen in woningen rond Schiphol, 94.084, Leiden (TNO Preventie en Gezondheid). Wouters, P. en D. De Baets, 1986, A detailed statistical analysis of window use and its effect on the ventilation rate in 2400 Belgian social houses, 7th AIC Conference, Stratford-upon-Avon, pp. 33-53. Zuidberg, A.C.L., 1981, Het verzorgingsniveau van huishoudens, 4, 's Gravenhage (SWOKA).
82
Bewonersgedrag en balansventilatie
Bijlage A Interview ventilatiegedrag OTB Algemene gegevens woning Woningtype Koopwoning/huurwoning Aantal slaapkamers Open keuken
Ja
Inpandige badkamer
nee
Isolatiewaarde Type ventilatiesysteem Type verwarmingssysteem/water EPC
Introductie Doel van het onderzoek Onderzoeksrapport Anonimiteit Bandopname Foto’s Protocol van interview Duur interview Vragen?
Huishouden en activiteiten Om te beginnen wil ik u een aantal vragen stellen over de samenstelling van uw huishouden en de activiteiten die u in de woning uitvoert 1
Kunt u wat vertellen over uw huishouden? Welke mensen wonen hier? Wat is hun leeftijd? Wat doen ze in het dagelijks leven? Werk/school/….
2
Hoe lang woont u in deze woning?
3
Wordt er in uw woning gerookt? Hoe vaak? Hoeveel personen? In welke kamers?
4
Heeft u huisdieren? Wat voor huisdier (binnen/buiten)?
5
Hoe vaak per week wordt er een warme maaltijd klaargemaakt in uw woning? Kookt u op gas? Hoe lang bent u doorgaans bezig met koken?
83
Bewonersgedrag en balansventilatie
6
Hoe vaak per week wordt er door alle personen in het huishouden gebruik gemaakt van de douche of het bad? Kunt u een inschatting maken hoe lang er gemiddeld op een dag wordt gedoucht door alle leden van het huishouden?
7
Hoe vaak doet u of een ander persoon uit uw huishouden de was per week? Op welke manier wordt de was over het algemeen gedroogd?
8
Kunt u voor een doordeweekse dag waarop u werkt aangeven hoeveel uren per dag er iemand aanwezig is in uw woning?
9
Kunt u voor een doordeweekse dag waarop u niet werkt aangeven hoeveel uren per dag er iemand aanwezig is in uw woning?
10
Kunt u voor een dag in het weekend aangeven hoeveel uren per dag er iemand aanwezig is in uw woning? Inleidende vragen over ventilatie Ik ga u nu een aantal vragen stellen over het ventilatiesysteem in uw woning en over uw ventilatiegedrag.
11
Hoe ventileert u uw woning?
12
Wie regelt dat doorgaans?
13
Kunt u in uw eigen woorden omschrijven waar het gebalanceerde ventilatiesysteem in uw woning uit bestaat?
14
Wat is volgens u het doel van het gebalanceerde ventilatiesysteem?
15
Heeft u eerder in een woning gewoond waarin een gebalanceerd ventilatiesysteem zat? Zo nee, hoe was de ventilatie in uw vorige woning geregeld?
16
Wat vindt u van het gebalanceerde ventilatiesysteem?
17
Kunt u een aantal positieve aspecten van het gebalanceerde ventilatiesysteem opnoemen?
18
Kunt u een aantal negatieve aspecten van het gebalanceerde ventilatiesysteem opnoemen? Doorvragen:
-
19
Wat vindt u van het geluid van het systeem? (Last? Wanneer? Standen? Waar? Handeling?) Wat vindt u van de lucht die ingeblazen wordt? (Standen/plaats/geur/temperatuur) Ervaart u wel eens tocht? Waar in de woning? Wat doet u als u tocht ervaart? Wat vindt u van het afzuigen van lucht bij verschillende standen?
Heeft u aanpassingen gedaan aan het gebalanceerde ventilatiesysteem? 84
Bewonersgedrag en balansventilatie
20
Wat vindt u van het ventileren van uw woning door middel van het openen van een of meer ramen?
21
Kunt u een aantal positieve aspecten noemen van het ventileren door middel van een of meer ramen?
22
Kunt u een aantal negatieve aspecten noemen van het ventileren door middel van ramen?
23
Wanneer kiest u ervoor om te ventileren door het raam open te zetten? (Doorvragen: temperatuur, weer, geluid, geur, huishoudelijke activiteiten)
24
Wanneer sluit u het raam weer? (Doorvragen: temperatuur, weer, geluid, geur)
25
Heeft u het gevoel dat u met de aanwezige voorzieningen in de woning, de woning voldoende kunt ventileren?
26
Hoe ervaart u de temperatuur in uw woning in de winter?
27
Hoe ervaart u de vochtigheid in uw woning in de winter?
28
Hoe ervaart u de temperatuur in uw woning in de zomer?
29
Hoe ervaart u de vochtigheid in uw woning in de zomer?
30
Heeft u wel eens last van tocht in uw woning? Wanneer?Waar?
Start rondleiding door de woning Ik zou nu graag met u door de woning willen lopen en op verschillende punten in uw woning wat vragen willen stellen. Ik wil graag bij de schakelaar van het ventilatiesysteem beginnen. Schakelaar 31
Maakt u wel eens gebruik van de schakelaar?
32
Wat vindt u van de plaats van de schakelaar?
33
Ik wil u vragen om terug te denken aan een doordeweekse dag in de winter. Hoe wordt op die dag gebruik gemaakt van de schakelaar? Waarom maakt u gebruik van stand 1? Waarom maakt u gebruik van stand 2? Waarom maakt u gebruik van stand 3?
Hoe lang staat de ventilatie gemiddeld op stand 1? / stand 2?/ stand 3? Stand 1
Nooit
< 1 uur
1 tot 4 uur
4 tot 8 uur
8 tot 16 uur
16-24 uur
Stand 2
Nooit
< 1 uur
1 tot 4 uur
4 tot 8 uur
8 tot 16 uur
16-24 uur
Stand 3
Nooit
< 1 uur
1 tot 4 uur
4 tot 8 uur
8 tot 16 uur
16-24 uur
34
Op welke stand staat de ventilatie ’s nachts in de winter? 85
Bewonersgedrag en balansventilatie
35
Hoe wordt in de winter in het weekend met de schakelaar omgegaan? In hoeverre verschilt het van een doordeweekse dag?
36
Ik wil u vragen om terug te denken aan een doordeweekse dag in de zomer. Hoe wordt op die dag gebruik gemaakt van de schakelaar? Waarom maakt u gebruik van stand 1? Waarom maakt u gebruik van stand 2? Waarom maakt u gebruik van stand 3? Hoe lang staat de ventilatie gemiddeld op stand 1? / stand 2?/ stand 3? Stand 1
Nooit
< 1 uur
1 tot 4 uur
4 tot 8 uur
8 tot 16 uur
16-24 uur
Stand 2
Nooit
< 1 uur
1 tot 4 uur
4 tot 8 uur
8 tot 16 uur
16-24 uur
Stand 3
Nooit
< 1 uur
1 tot 4 uur
4 tot 8 uur
8 tot 16 uur
16-24 uur
37
Op welke stand staat de ventilatie ’s nachts in de zomer?
38
Hoe gaat u in de zomer in het weekend met de schakelaar om? In hoeverre verschilt dat van een doordeweekse dag?
39
U heeft nu aangegeven wanneer u gebruik maakt van de schakelaar, namelijk……. Zijn er nog andere situaties waarin u gebruik maakt van de schakelaar? Wij bevinden ons op dit moment in …... Ik ga u nu een aantal vragen stellen over de ventilatie van dit vertrek. Vragen per vertrek
Woonkamer met open keuken 40
Hoeveel tijd brengt u gemiddeld per dag door in de keuken?
41
Hoe ventileert u de keuken? Welke stand schakelaar? Door middel van welke ramen?
42
Wat doet u tijdens en na het koken om de verspreiding van kookgeuren te beperken?
43
Heeft u een afzuigkap geplaatst in de keuken? Bij ja: waarom heeft u die geplaatst?
44
Hoeveel tijd brengt u gemiddeld per dag door in de woonkamer?
45
Hoe ventileert u de woonkamer? Welke stand schakelaar? Door middel van welke ramen? Ik wil nu een aantal vragen stellen over het openen van ramen in de winter in dit vertrek:
46
Welke ramen opent u wel eens in de winter?
47
Hoe vaak opent u de ramen in de winter?
86
Bewonersgedrag en balansventilatie
48
Wanneer zet u de ramen open?
49
Hoe lang staan de ramen gemiddeld open per dag? Raam open
Nooit
< 1 uur
1 tot 4 uur
4 tot 8 uur
50
Hoe ver zet u de ramen meestal open?
51
Wat vindt u van de ramen die open gezet kunnen worden?
8 tot 16 uur
16-24 uur
Ik wil nu een aantal vragen stellen over het openen van ramen in de zomer in dit vertrek: 52
Welke ramen opent u wel eens in de zomer?
53
Hoe vaak opent u de ramen in de zomer?
54
Wanneer zet u de ramen open?
55
Hoe lang staan de ramen gemiddeld open per dag? Raam open
56
Nooit
< 1 uur
1 tot 4 uur
4 tot 8 uur
8 tot 16 uur
16-24 uur
Hoe ver zet u het raam meestal open? Verder heb ik nog een aantal vragen over het gebruik van de deur van dit vertrek:
57
Wanneer is de deur open?
58
Wanneer is de deur dicht? Kookgeuren?
59
Kunt u een inschatting maken van het aantal uren per dag dat de deur open staat? Deur open
Nooit
< 1 uur
1 tot 4 uur
4 tot 8 uur
8 tot 16 uur
16-24 uur
Dit vertrek wordt ook geventileerd door middel van het gebalanceerde ventilatiesysteem dat in uw woning aanwezig is. Daar heb ik ook nog een paar vragen over: 60
Kunt u iets vertellen over uw ervaringen met het gebalanceerde ventilatiesysteem in de keuken?
61
Wat vindt u van de plaats van de ventielen van het ventilatiesysteem?
62
Kunt u iets vertellen over uw ervaringen met het gebalanceerde ventilatiesysteem in de woonkamer?
63
Wat vindt u van de plaats van de ventielen?
64
Heeft u bij de inrichting van dit vertrek rekening gehouden met de plaats van de ventielen? Zo ja, op welke manier? 87
Bewonersgedrag en balansventilatie
65
Maakt u de ventielen wel eens schoon? Waarom wel/niet?
66
Hoe maakt u de ventielen schoon?
67
Wat vindt u van het gemak waarmee u de ventielen kunt schoonmaken?
68
Wat vindt u van de vormgeving van de ventielen?
Inspectie Type raam
Grootte van raam
•
draai/kiep raam
•
naar binnen openslaand
•
naar buiten openslaand
Lengte: Breedte:
Kan het raam vastgezet worden?
Ja/Nee
Hoe ver staat het raam nu open
Verste punt meten
Aanwezigheid roosters
Ja/nee
Stand van roosters
Open/dicht
Afgeplakte roosters
Ja/nee
Plaats inblaasventiel/afzuigventiel Zwarte plekken rond ventielen?
Ja/nee
Inrichting vertrek
Bank
Vloerbedekking
Harde vloerbedekking
Oriëntatie van de kamer
N / NO / ZO / Z / ZW / NW
Zachte vloerbedekking
Slaapkamer 1 69
Hoeveel tijd brengt u gemiddeld per dag door in de slaapkamer?
70
Hoe ventileert u de slaapkamer?
71
Wat doet u, wanneer het muf ruikt in de slaapkamer, om weer frisse lucht te krijgen?
Ik wil nu een aantal vragen stellen over het openen van ramen in de winter in dit vertrek: 72
Hoe vaak opent u het raam in de winter?
73
Wanneer zet u het raam open? 88
Bewonersgedrag en balansventilatie
74
Hoe lang staat het raam gemiddeld open per dag? Raam open
Nooit
< 1 uur
1 tot 4 uur
4 tot 8 uur
75
Hoe ver zet u het raam meestal open?
76
Wat vindt u van het raam dat open gezet kan worden?
8 tot 16 uur
16-24 uur
Ik wil nu een aantal vragen stellen over het openen van ramen in de zomer in dit vertrek: 77
Hoe vaak opent u het raam in de zomer?
78
Wanneer zet u het raam open?
79
Hoe lang staat het raam gemiddeld open per dag? Raam open
80
Nooit
< 1 uur
1 tot 4 uur
4 tot 8 uur
8 tot 16 uur
16-24 uur
Hoe ver zet u het raam meestal open?
Verder heb ik nog een aantal vragen over het gebruik van de deur van dit vertrek: 81
Wanneer is deze deur open?
82
Wanneer is deze deur dicht?
83
Kunt u een inschatting maken van het aantal uren per dag dat de deur open staat? Deur open
Nooit
< 1 uur
1 tot 4 uur
4 tot 8 uur
8 tot 16 uur
16-24 uur
Dit vertrek wordt ook geventileerd door middel van het gebalanceerde ventilatiesysteem dat in uw woning aanwezig is. Daar heb ik ook nog een paar vragen over:
84
Kunt u iets vertellen over uw ervaringen met het ventilatiesysteem in dit vertrek?
85
Wat vindt u van de plaats van de ventielen van het ventilatiesysteem?
86
Heeft u bij de inrichting dit vertrek rekening gehouden met de plaats van de ventielen? Zo ja, op welke manier?
89
Bewonersgedrag en balansventilatie
Inspectie Type raam
Grootte van raam
•
draai/kiep raam
•
naar binnen openslaand
•
naar buiten openslaand
Lengte: Breedte:
Kan het raam vastgezet worden?
Ja/Nee
Hoe ver staat het raam nu open
Verste punt meten
Aanwezigheid roosters
Ja/nee
Stand van roosters
Open/dicht
Afgeplakte roosters
Ja/nee
Plaats inblaasventiel/afzuigventiel Zwarte plekken rond ventielen?
Ja/nee
Inrichting vertrek
Bank
Vloerbedekking
Harde vloerbedekking Zachte vloerbedekking
Oriëntatie van de kamer
N / NO / ZO / Z / ZW / NW
Slaapkamer 2 87
Hoeveel tijd brengt u gemiddeld per dag door in deze kamer (of ander lid huishouden)?
88
Hoe ventileert u deze kamer?
Ik wil nu een aantal vragen stellen over het openen van ramen in de winter in dit vertrek: 89
Hoe vaak opent u het raam in de winter?
90
Wanneer zet u het raam open?
91
Hoe lang staat het raam gemiddeld open per dag? Raam open
Nooit
< 1 uur
1 tot 4 uur
4 tot 8 uur
92
Hoe ver zet u het raam meestal open?
93
Wat vindt u van het raam dat open gezet kan worden?
8 tot 16 uur
16-24 uur
Ik wil nu een aantal vragen stellen over het openen van ramen in de zomer in dit vertrek: 94
Hoe vaak opent u het raam in de zomer?
95
Wanneer zet u het raam open? 90
Bewonersgedrag en balansventilatie
96
Hoe lang staat het raam gemiddeld open per dag? Raam open
97
Nooit
< 1 uur
1 tot 4 uur
4 tot 8 uur
8 tot 16 uur
16-24 uur
Hoe ver zet u het raam meestal open? Verder heb ik nog een aantal vragen over het gebruik van de deur van dit vertrek:
98
Wanneer is deze deur open?
99
Wanneer is deze deur dicht?
100
Kunt u een inschatting maken van het aantal uren per dag dat de deur open staat?
Deur open
Nooit
< 1 uur
1 tot 4 uur
4 tot 8 uur
8 tot 16 uur
16-24 uur
Dit vertrek wordt ook geventileerd door middel van het gebalanceerde ventilatiesysteem dat in uw woning aanwezig is. Daar heb ik ook nog een paar vragen over: 101
Kunt u iets vertellen over uw ervaringen met het ventilatiesysteem in dit vertrek?
102 103
Wat vindt u van de plaats van de ventielen van het ventilatiesysteem? Heeft u bij de inrichting dit vertrek rekening gehouden met de plaats van de ventielen? Zo ja, op welke manier?
Inspectie Type raam
Grootte van raam
•
draai/kiep raam
•
naar binnen openslaand
•
naar buiten openslaand
Lengte: Breedte:
Kan het raam vastgezet worden?
Ja/Nee
Hoe ver staat het raam nu open
Verste punt meten
Aanwezigheid roosters
Ja/nee
Stand van roosters
Open/dicht
Afgeplakte roosters
Ja/nee
Plaats inblaasventiel/afzuigventiel Zwarte plekken rond ventielen?
Ja/nee
Inrichting vertrek
Bank
Vloerbedekking
Harde vloerbedekking Zachte vloerbedekking
Oriëntatie van de kamer
91
N / NO / ZO / Z / ZW / NW
Bewonersgedrag en balansventilatie
Badkamer met raam 104 105
Hoe ventileert u de badkamer? Wat doet u na het douchen om de badkamer weer droog te krijgen? Hoe doen andere leden van het huishouden dat?
Ik wil nu een aantal vragen stellen over het openen van ramen in de winter in dit vertrek: 106
Hoe vaak opent u het raam in de winter?
107
Wanneer opent u het raam?
108
Hoe lang staat het raam gemiddeld open per dag?
Raam open
Nooit
< 1 uur
1 tot 4 uur
4 tot 8 uur
109
Hoe ver zet u het raam meestal open?
110
Wat vindt u van het raam dat open gezet kan worden?
8 tot 16 uur
16-24 uur
Ik wil nu een aantal vragen stellen over het openen van ramen in de zomer in dit vertrek: 111
Hoe vaak opent u het raam in de zomer?
112
Waarom opent u het raam?
113
Hoe lang staat het raam gemiddeld open per dag?
Raam open
114
Nooit
< 1 uur
1 tot 4 uur
4 tot 8 uur
8 tot 16 uur
16-24 uur
Hoe ver zet u het raam meestal open?
Verder heb ik nog een aantal vragen over het gebruik van de deur van dit vertrek: 115
Wanneer is deze deur open?
116
Wanneer is deze deur dicht?
117
Kunt u een inschatting maken van het aantal uren per dag dat de deur open staat?
Raam open
118
Nooit
1 tot 4 uur
4 tot 8 uur
8 tot 16 uur
16-24 uur
Kunt u iets vertellen over uw ervaringen met het ventilatiesysteem in dit vertrek?
92
< 1 uur
Bewonersgedrag en balansventilatie
Inspectie Type raam
Grootte van raam
•
draai/kiep raam
•
naar binnen openslaand
•
naar buiten openslaand
Lengte: Breedte:
Kan het raam vastgezet worden?
Ja/Nee
Hoe ver staat het raam nu open
Verste punt meten
Plaats inblaasventiel/afzuigventiel Zwarte plekken rond ventielen?
Ja/nee
Oriëntatie van de kamer
N / NO / ZO / Z / ZW / NW
We zijn nu alle vertrekken die geventileerd worden door het ventilatiesysteem langs gelopen. Ik wil u ter afsluiting van deze rondleiding nog een paar vragen stellen over het apparaat zelf. WTW-unit 119
Wat doet dit apparaat?
120
Wat vindt u van dit apparaat?
121
Plaats? Inrichting woning? Vormgeving? Geluid?
Wat gebeurt er aan schoonmaak aan dit apparaat? Door wie? Hoe vaak? Weet u wat er zoal schoon gemaakt kan worden aan het apparaat?
122
Maakt u deze filters wel eens schoon? Nee, overige vragen overslaan, vragen waarom niet? Hoe vaak per jaar maakt u de filters schoon? Waarom maakt u de filters (aantal keer) per jaar schoon? Zijn de filters gemakkelijk schoon te maken? Is het gemakkelijk om nieuwe filters te kopen? Zijn de kanalen, sinds u hier woont al een keer schoongemaakt? Zo ja, welk bedrijf heeft deze werkzaamheden verricht? Hoe vaak zijn de kanalen schoongemaakt?
Heeft u sinds u in deze woning woont wel eens iets veranderd aan de instellingen van het apparaat?
123
Zo ja, wat wilde u met de verandering van de instelling bereiken? Welke toetsen heeft u daarvoor gebruikt?
124.
Heeft u, toen u in deze woning kwam wonen een gebruiksaanwijzing ontvangen bij het apparaat? Zo ja, heeft u de gebruiksaanwijzing gelezen?
125. 93
Wat vindt u van de duidelijkheid van de gebruiksaanwijzing?
Bewonersgedrag en balansventilatie
126.
Heeft iemand u voorgelicht over het gebruik van het apparaat? Was dat begrijpelijk?
127.
Heeft u al eens een storing opgemerkt aan het systeem? Wat gebeurde er toen?
128.
Wat heeft u gedaan om de storing op te lossen?
Inspectie Display WTW apparaat Plaats in woning Kast om apparaat
Ja/nee
Stekker er uit
Ja/nee
Toevoer aan
Ja/nee
Comforttemperatuur
graden
Dit waren de vragen die ik wilde stellen tijdens een rondleiding door de woning. Ik stel voor dat we terug gaan naar de …… . Daar kunnen we het interview voortzetten.
Afrondende vragen Tenslotte wil ik u nog een paar vragen stellen over u, uw huishouden en uw gebruik van uw woning en gebruik van voorzieningen in de woning. 129.
Wat is uw hoogst afgeronde opleiding? Geen opleiding Lagere school Lager beroepsonderwijs (lts, Lhno) Mavo of mulo Middelbaar beroepsonderwijs Havo, VWO, HBS, Gymnasium, MMS HBO WO Anders, namelijk
130. Kunt u aangeven in welke categorie uw netto huishoudeninkomen per maand ligt? Minder dan € 500,Tussen € 500 en € 999 Tussen € 1000 en € 1499 Tussen € 1500 en € 1999 Tussen € 2000 en € 2499 Tussen € 2500 en € 2999 € 3000 of meer Weet ik niet
94
Bewonersgedrag en balansventilatie
131. Zijn er leden van het huishouden die gezondheidsproblemen hebben die mogelijk gerelateerd zijn aan de woning? Om welke gezondheidsklachten gaat het? Wanneer zijn deze klachten ontstaan?
132. Op welke temperatuur heeft u de thermostaat staan in de winter op een doordeweekse dag? Ik wil dit graag weten voor de volgende dagdelen: nacht ochtend middag avond Welke ruimten verwarmt u in de woning?
133. Op welke temperatuur heeft u de thermostaat staan in de winter op een dag in het weekend? Ik wil dit graag weten voor de volgende dagdelen: nacht ochtend middag avond Welke ruimten verwarmt u in de woning? 134. Zet u de televisie op stand-by of zet u de televisie uit? 135. Hoeveel spaarlampen gebruikt u? 136. Brandt er wel eens licht in ruimtes die op dat moment niet gebruikt worden? Nooit
1
2
3
4
5 Altijd
137. Draait u de kraan dicht wanneer u uw tanden poetst? Nooit
1
2
3
4
5 Altijd
138. Draait u de kraan dicht wanneer u de afwas doet? Nooit
1
2
3
4
5 Altijd
139. Scheidt u uw groene afval van uw overige afval? Nooit
1
2
3
4
140. Hoeveel elektriciteit heeft u in 2005 verbruikt?
141. Hoeveel gas heeft u in 2005 verbruikt?
142. Hoeveel water heeft u in 2005 verbruikt? 95
5 Altijd
Bewonersgedrag en balansventilatie
Dit waren alle vragen die ik aan u wilde stellen. Heeft u zelf nog vragen of opmerkingen naar aanleiding van dit gesprek? Ik wil u hartelijk bedanken voor uw medewerking. In augustus ontvangt u een samenvatting van de onderzoeksresultaten. Zou ik u in de toekomst nog een keer mogen benaderen voor verder onderzoek? Inspectie woonomgeving
In woonwijk Aan rustige weg? Drukke weg? Industrie in de buurt? Buitentemperatuur Neerslag Zonneschijn Wind
96
Habi_deel_omslag soldaat
29-1-2007
19:11
Pagina 2
Inhoud Duurzaam bouwen maatregelen worden toegepast om de milieuprestatie van woningen te verbeteren. Voor een aantal van deze maatregelen geldt dat bewonersgedrag invloed heeft op de effectiviteit van de maatregelen. Deze thematiek staat centraal in dit rapport, waarin de invloed van bewonersgedrag op de effectiviteit van balansventilatie wordt uitgewerkt. Daartoe wordt eerst aandacht besteed aan balansventilatie en de theoretische bijdrage van balansventilatie aan de EPC. Vervolgens komen theoretische achtergronden voor bewonersgedrag aan bod. Daarna wordt een literatuuroverzicht geboden van diverse onderzoeken op het gebied van ventilatiegedrag. Tenslotte worden de resultaten van 18 verkennende kwalitatieve interviews weergegeven, die inzicht bieden in het daadwerkelijke gedrag van bewoners en de factoren die van invloed zijn op het gedrag.
Colofon Dit onderzoek kwam tot stand in het kader van het onderzoeksprogramma Corpovenista, waarin wordt samengewerkt door tien grote woningcorporaties (de Alliantie, Haag Wonen, de Key, het Oosten, Stadswonen, Staedion, Vestia, Woonbron, de Woonplaats en Ymere), Aedes (de vereniging van woningcorporaties), Onderzoeksinstituut OTB Technische Universiteit Delft en onderzoeksgroepen van de Universiteiten van Utrecht en Amsterdam (zie: www.corpovenista.nl). Corpovenista is onderdeel van het wetenschappelijk programma binnen het Habiforum-kennisontwikkelingsprogramma ’Vernieuwend Ruimtegebruik’. Dit rapport is digitaal verkrijgbaar via www.corpovenista.nl Dit onderzoek werd tevens mogelijk gemaakt door SBR.
Habiforum Dit is een publicatie van Habiforum in het kader van het programma Vernieuwend Ruimtegebruik. Habiforum is een kennisnetwerk dat ruim 2.000 experts verbindt, die samen nieuwe vormen van duurzaam ruimtegebruik ontwikkelen én in de praktijk brengen. Het programma omvat praktijkprojecten (proeftuinen) en wetenschappelijk onderzoek. Het wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met het InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster en de universiteiten van Delft, Rotterdam, Amsterdam (VU en UvA), Utrecht en Wageningen. Door deze samenwerking ontstaat er synergie tussen wetenschap, praktijk en beleid. Habiforum wordt gefinancierd vanuit Bsik, het kenniseconomieprogramma van de Rijksoverheid, en uit bijdragen van publieke en private partijen. Zie ook: www.habiforum.nl