Een groot aantal ingevulde vragenlijsten is per 15 augustus 2003 (de deadline) geretourneerd. Een rappel leverde nog eens een aantal ingevulde vragenlijsten op. Uiteindelijk hebben 29 decanen en 22 directeuren gereageerd. Het betreft 13 directeuren van een interuniversitaire onderzoekschool en 9 directeuren van een lokale onderzoekschool. Bijlage 2 geeft een overzicht van de decanen en de directeuren die hebben gereageerd. De respons is – met 72 procent (51 van 71) – hoog te noemen. Uitvoering van de analyse De analyse van de antwoorden van decanen en directeuren is uitgevoerd door een promovendus in de sociale wetenschappen in november en december 2003, onder begeleiding van een lid van het Gammaberaad. In de onderstaande schets op grond van de hierboven vermelde analyse zijn – voor zover mogelijk - de antwoorden van de directeuren en decanen op gelijkluidende vragen naast elkaar gezet. Aantal onderzoeksgerichte masteropleidingen Zes van de 29 decanen geven aan dat hun faculteit momenteel nog geen onderzoeksgerichte masteropleiding(en) ontwikkelt. De 23 overige decanen melden dat er in totaal 42 onderzoeksgerichte masteropleidingen zijn of worden ontwikkeld. Van deze 23 decanen ontwikkelen er 15 één onderzoeksgerichte masteropleiding, 7 decanen ontwikkelen 2, 3 of 4 onderzoeksgerichte masteropleidingen, en één decaan ontwikkelt zeven onderzoeksgerichte masteropleidingen. Betrokkenheid van onderzoekscholen bij het ontwikkelen van onderzoeksgerichte masteropleidingen Een belangrijk punt is of de onderzoekscholen betrokken zijn (geweest) bij het ontwikkelen van onderzoeksgerichte masteropleidingen. Tabel 1. Onderzoekscholen zijn betrokken (geweest) bij het ontwikkelen van onderzoeksgerichte masteropleidingen (percentage in kolomtotaal) Decanen Directeuren Totaal Ja 52 73 62 Ja, maar geen rechtstreekse of formele 22 5 13 betrokkenheid Nee 26 23 24 Totaal 100 100 100 (N=23) (N=22) (N=45) Meer dan een kwart van de decanen geeft aan dat onderzoekscholen niet betrokken zijn (geweest) bij het ontwikkelen van onderzoeksgerichte masteropleidingen. Uit tabel 1 blijkt ook dat volgens ruim een kwart van de directeuren hun onderzoekschool helemaal niet of niet rechtstreeks/ formeel betrokken is (geweest) bij het ontwikkelen van onderzoeksgerichte masteropleidingen. De helft van hen meent dat zij daar wel bij betrokken zouden moeten zijn, en een derde is van mening dat zij er niet bij betrokken zouden moeten zijn.
SWR/AV/989.nie
2
Het is niet alleen van belang te weten dàt onderzoekscholen betrokken zijn (geweest) bij het ontwikkelen van onderzoeksgerichte masteropleidingen, maar ook hoe intensief deze betrokkenheid is (of was). Is er bijvoorbeeld slechts een informeel gesprek gevoerd tussen (vertegenwoordigers namens) de decaan en individuele leden van de onderzoekschool of is de directeur eindverantwoordelijk voor de onderzoeksgerichte masteropleiding? Uit de antwoorden van de respondenten blijkt dat de betrokkenheid van onderzoekscholen kan variëren van organisatorische ondersteuning, tot inhoudelijk overleg over het curriculum, de doelstellingen of het hele programma, tot volledige eindverantwoordelijkheid. Het blijkt dat er nogal wat verschillen zijn in de wijze waarop de directeuren betrokken zijn (geweest) bij het ontwikkelen van onderzoeksgerichte masteropleidingen. In enkele gevallen is de directeur zelf hoofd van de onderzoeksgerichte masteropleiding. Uit de antwoorden van de directeuren blijkt echter ook dat veel zaken nog niet duidelijk zijn. Sommigen twijfelen erover hoe daadwerkelijke participatie van onderzoekscholen gestalte zal krijgen, of hoe ver – in formele zin - de verantwoordelijkheid zal gaan. Enkelen geven aan dat de vraag hoe de betrokkenheid van de onderzoekschool nu precies tot uiting zal komen, nog onderwerp van overleg is binnen het bestuur van de onderzoekschool. De antwoorden van de respondenten zijn gecodeerd tot vier antwoordcategorieën: inhoudelijke/ organisatorische (mede)verantwoordelijkheid; ontwikkeling en/of doceren van cursussen; algemeen inhoudelijk overleg; en organisatorische ondersteuning/ coördinerende taak. Tabel 2. Wijze waarop onderzoekscholen betrokken zijn (geweest) bij het ontwikkelen van onderzoeksgerichte masteropleidingen (percentage in kolomtotaal) Decanen Directeuren Totaal Inhoudelijke/ organisatorische 13 13 13 (mede)verantwoordelijkheid Ontwikkeling en/of doceren van cursussen 19 25 23 Algemeen inhoudelijk overleg 31 38 35 Organisatorische ondersteuning/ coördinerende 38 25 30 taak Totaal 100 100 100 (N=16) (N=24) (N=40) Toelichting: deze vraag is alleen gesteld aan de 17 decanen en 17 directeuren die hebben geantwoord dat onderzoekscholen betrokken zijn (geweest) bij het ontwikkelen van onderzoeksgerichte masteropleidingen. Een decaan heeft deze vraag niet beantwoord. Enkele directeuren hebben meerdere antwoorden gegeven.
Voor zover de respondenten betrokkenheid noemen, betreft dit toch vooral de minder ingrijpende vormen van betrokkenheid. Met name de decanen zijn erg terughoudend. Zij lijken de onderzoeksgerichte masteropleidingen vrij los van de onderzoekscholen te hebben ontwikkeld. De directeuren zijn over het algemeen iets positiever dan de decanen over de betrokkenheid van onderzoekscholen bij het ontwikkelen van onderzoeksgerichte masteropleidingen. Anderzijds klinkt ook zorg door in de volgende uitspraak van een (geanonimiseerde) directeur: “Problemen zullen zich vooral ook voordoen voor onderzoekscholen die interuniversitair zijn opgezet. Het is niet uitgesloten dat deze onderzoekscholen op elk van de locaties met specifieke restricties te maken hebben. Het overeind houden van een gemeenschappelijk onderzoekschoolprogramma zal moeilijk zijn. Dit geldt dan evenzo voor de mogelijkheid om de
SWR/AV/989.nie
3
interuniversitaire jaargroepen overeind te houden, niet alleen in het onderzoeksmasterprogram maar ook, als gevolg van de heterogene instroom in de Ph.D opleiding. Wanneer onderzoeksmasteropleiding en Ph.D opleiding lokaal in elkaar worden geschoven, komt dan het voortbestaan van interuniversitaire onderzoekscholen niet onder druk te staan?” Met name de directeuren van een interuniversitaire onderzoekschool geven aan dat het coördineren van de initiatieven van verschillende decanen meer voeten in aarde heeft. De overgrote meerderheid van deze directeuren is van mening dat de inhoudelijke betrokkenheid van de onderzoekschool bij het ontwikkelen van onderzoeksgerichte masteropleidingen verschilt per universiteit. Gevolgen voor de opleiding van promovendi Een volgend punt betreft de visie van de decanen en de directeuren op de gevolgen van het invoeren van onderzoeksgerichte masteropleidingen voor bijvoorbeeld de opleiding en aanstellingsduur van promovendi. Tabel 3 geeft de antwoorden op de vraag naar de gevolgen voor de inhoud van de opleiding van promovendi. Tabel 3. De inhoud van de opleiding van promovendi zal veranderen als gevolg van het invoeren van onderzoeksgerichte masteropleidingen (percentage in kolomtotaal) Decanen Directeuren Totaal Nee 9 18 14 Nog niet duidelijk 5 0 2 Ja 86 82 84 Totaal 100 100 100 (N=22) (N=22) (N=44) Toelichting: een decaan heeft deze vraag niet beantwoord.
Uit tabel 3 blijkt dat de overgrote meerderheid van zowel de decanen als de directeuren van mening is dat de inhoud van de opleiding van promovendi zal veranderen als gevolg van het invoeren van onderzoeksgerichte masteropleidingen. De vraag of een voltooide onderzoeksgerichte masteropleiding een voorwaarde zal worden voor een aanstelling als promovendus beantwoorden 9 decanen en 7 directeuren met een volmondig “ja”. Daarnaast zeggen 4 decanen en 4 directeuren “ja, maar”: een voltooide onderzoeksgerichte masteropleiding moet wel een voorwaarde zijn, maar uitzonderingen moeten mogelijk blijven. Daarentegen beantwoorden 5 decanen en 7 directeuren deze vraag met een volmondig “nee”, en 2 decanen en 4 directeuren geven als antwoord “nee, maar” (dat wil zeggen: een voltooide onderzoeksgerichte masteropleiding hoeft geen voorwaarde te zijn, maar promovendi die deze opleiding niet hebben voltooid, moeten wel deficiënties wegwerken). Tabel 4 geeft een overzicht van deze antwoorden.
SWR/AV/989.nie
4
Tabel 4. Een voltooide onderzoeksgerichte masteropleiding zal voorwaarde worden voor een aanstelling als promovendus Decanen Directeuren Totaal Nee 25 32 29 Nee, maar 10 18 14 Ja, maar 20 18 19 Ja 45 32 38 Totaal 100 100 100 (N=20) (N=22) (N=42) Toelichting: drie decanen en een directeur hebben deze vraag niet beantwoord.
Dan is er de vraag naar de verwachte gevolgen voor de aanstellingsduur van promovendi van het invoeren van onderzoeksgerichte masteropleidingen. Tabel 5 geeft de antwoorden op deze vraag. Tabel 5. Gevolgen voor de aanstellingsduur van promovendi van het invoeren van onderzoeksgerichte masteropleidingen (percentage in kolomtotaal) Decanen Directeuren Totaal Geen verandering 9 14 11 Aanstellingsduur wordt verkort 64 50 57 Aanstellingsduur wordt in sommige gevallen 14 9 11 verkort Aanstellingsduur wordt verlengd 0 9 5 Nog niet duidelijk 14 18 16 Totaal 100 100 100 (N=22) (N=22) (N=44) Toelichting: een decaan heeft deze vraag niet beantwoord.
Uit tabel 5 blijkt dat meer dan twee van de drie respondenten verwachten dat de aanstellingsduur van promovendi (in sommige gevallen) wordt verkort. Het is een op de zes respondenten nog niet duidelijk wat de gevolgen voor de aanstellingsduur van promovendi zijn van het invoeren van onderzoeksgerichte masteropleidingen. Een aantal directeuren hoopt dat het probleem van de uitloop van promovendi minder zal worden voor degenen die de “eigen” onderzoeksgerichte masteropleiding hebben afgerond. Veel respondenten zien echter problemen, bijvoorbeeld voor promovendi uit het buitenland (voor sommige onderzoekscholen is de helft van de promovendi uit het buitenland afkomstig) en promovendi die een andere dan de “eigen” onderzoeksgerichte masteropleiding hebben afgerond. Men meent dat voor deze promovendi extra vakken, of een gedeelte van de onderzoeksgerichte masteropleiding, alsnog verplicht moeten worden gesteld. De aanstellingsduur van deze promovendi kan misschien niet worden verkort, net zo min als die van promovendi van wie de aanstelling uit de derdegeldstroom wordt gefinancierd. Sommige respondenten merken op dat de onderzoeksgerichte masteropleidingen het mogelijk maken de promotietrajecten in lengte en inhoud te differentiëren. De meeste directeuren geven aan dat programma’s vooralsnog op individuele basis van de promovendus gemaakt zullen worden.
SWR/AV/989.nie
5
Conclusies De inventarisatie betrof de stand van zaken met betrekking tot de onderzoeksgerichte masteropleidingen op het gebied van de sociale wetenschappen per juli/ augustus/ september 2003. Mogelijk is uiteraard dat de situatie die in de onderhavige notitie wordt geschetst, inmiddels is veranderd. Uit de inventarisatie is in ieder geval naar voren gekomen dat er in de zomer van 2003 nog veel onduidelijkheden waren over de ontwikkeling van deze opleidingen. Uit de inventarisatie kan worden afgeleid dat de aansluiting van onderzoeksgerichte masteropleidingen op het promotietraject een mogelijk knelpunt is. Dit knelt temeer omdat wordt verwacht dat het promotietraject voor de sociale wetenschappen van vier naar drie jaar wordt teruggebracht. Een ander mogelijk knelpunt is de inhoudelijke betrokkenheid van de interuniversitaire onderzoekscholen bij het ontwikkelen van onderzoeksgerichte masteropleidingen. Op termijn zou dit gevolgen kunnen hebben voor de positie en misschien zelfs het voortbestaan van deze onderzoekscholen.
SWR/AV/989.nie
6
Bijlage 1. Vragenlijsten VRAGENLIJST DECANEN 1.
Welke onderzoeksgerichte masteropleidingen op het gebied van de sociale wetenschappen in brede zin zijn binnen uw faculteit in ontwikkeling?
2.
Wilt u voor elke onderzoeksgerichte masteropleidingen die u bij vraag 1 noemt, één van de volgende drie bladzijden invullen? -> Zie de volgende bladzijden. Ga daarna door naar vraag 3 (laatste bladzijde).
Vraag 2. Wilt u voor de onderzoeksgerichte masteropleiding die u als eerste noemt in uw antwoord bij vraag 1, de onderstaande vragen beantwoorden? a. Naam onderzoeksgerichte masteropleiding:
b. Gaat het om een volledig aparte onderzoeksgerichte masteropleiding van twee jaar of om een “gestapelde”, onderzoeksgerichte masteropleiding van een jaar (dit is een opleiding die men kan volgen na een met succes afgeronde eenjarige, niet specifiek op onderzoek gerichte, zogenoemde "professionele" masteropleiding)?
c. Wanneer verwacht u dat uw universiteit deze onderzoeksgerichte masteropleiding ter accreditering zal aanbieden aan het nationaal accreditatie orgaan?
d. Zijn er onderzoekscholen inhoudelijk betrokken (geweest) bij het ontwikkelen van deze onderzoeksgerichte masteropleiding? Zo ja, welke onderzoekscholen zijn dit? Vraag 2.e invullen als u vraag 2.d met "Ja" heeft beantwoord: e. Hoe komt / kwam de inhoudelijke betrokkenheid van deze onderzoekscholen tot uiting?
SWR/AV/989.nie
7
f. Verwacht u dat de invoering van deze onderzoeksgerichte masteropleiding gevolgen zal hebben voor de inhoud van de opleiding van promovendi (bijvoorbeeld: in de opleiding van promovendi wordt minder cursorisch onderwijs verplicht gesteld in de veronderstelling dat de onderzoeksgerichte masteropleiding daarin al heeft voorzien)? Zo ja, welke gevolgen verwacht u?
g. Verwacht u dat de invoering van deze onderzoeksgerichte masteropleiding gevolgen zal hebben voor de duur van de aanstelling van promovendi aan uw faculteit? Zo ja, welke gevolgen verwacht u?
3.
Verwacht u dat de invoering van onderzoeksgerichte masteropleidingen gevolgen zal hebben voor de inhoud van de opleiding van promovendi die zijn / worden aangesteld aan uw faculteit (bijvoorbeeld: in de opleiding van promovendi wordt minder cursorisch onderwijs verplicht gesteld in de veronderstelling dat de onderzoeksgerichte masteropleiding daarin al heeft voorzien)? Zo ja, welke gevolgen verwacht u?
4.
Verwacht u dat de invoering van onderzoeksgerichte masteropleidingen binnen uw faculteit gevolgen zal hebben voor de duur van de aanstelling van promovendi die zijn / worden aangesteld aan uw faculteit? Zo ja, welke gevolgen verwacht u?
5.
Verwacht u dat een voltooide onderzoeksgerichte masteropleiding een voorwaarde zal worden voor een aanstelling als promovendus aan uw faculteit? Graag omcirkelen wat van toepassing is. Ja / Nee
6.
Uw overige opmerkingen:
SWR/AV/989.nie
8
VRAGENLIJST DIRECTEUREN 1.
Is de onderzoekschool waarvan u directeur bent een lokale of een interuniversitaire onderzoekschool?
Vraag 2 invullen als u bij vraag 1 heeft ingevuld dat de onderzoekschool interuniversitair is: 2. Welke universiteiten en welke opleidingen daarbinnen participeren in uw onderzoekschool? 3.
Inhoudelijke betrokkenheid van uw onderzoekschool bij onderzoeksgerichte masteropleidingen: a. Is uw onderzoekschool inhoudelijk betrokken (geweest) bij het ontwikkelen van een of meer onderzoeksgerichte masteropleidingen? Zo ja, welke onderzoeksgerichte masteropleiding(en) betreft dit?
Vraag 3b invullen als u vraag 3a met "Ja" heeft beantwoord: b. Hoe komt deze inhoudelijke betrokkenheid tot uiting?
Vraag 3c invullen als u vraag 3a met “Ja” heeft beantwoord èn bij vraag 1 heeft ingevuld dat de onderzoekschool interuniversitair is: c. Bent u van mening dat de inhoudelijke betrokkenheid van uw onderzoekschool bij het ontwikkelen van onderzoeksgerichte masteropleidingen verschilt per universiteit? Bijvoorbeeld: is uw onderzoekschool inhoudelijk meer betrokken bij het ontwikkelen van onderzoeksgerichte masteropleidingen bij uw eigen universiteit dan bij die van andere universiteiten?
SWR/AV/989.nie
9
Vraag 3d invullen als u vraag 3a met "Nee" heeft beantwoord: d. Bent u van mening dat uw onderzoekschool inhoudelijk betrokken zou moeten zijn / worden bij het ontwikkelen van onderzoeksgerichte masteropleidingen? Zo ja, bij welke onderzoeksgerichte masteropleidingen (voor zover bekend)? 4.
Inhoudelijke (mede)verantwoordelijkheid van uw onderzoekschool: a. Zal (voor zover nu bekend) uw onderzoekschool inhoudelijke (mede)verantwoordelijkheid krijgen voor onderzoeksgerichte masteropleidingen? Zo ja, voor welke onderzoeksgerichte masteropleidingen?
Vraag 4b invullen als u vraag 4a met "Nee" heeft beantwoord: b. Bent u van mening dat uw onderzoekschool inhoudelijke (mede)verantwoordelijkheid zou moeten krijgen voor onderzoeksgerichte masteropleidingen? Graag omcirkelen wat van toepassing is. Ja / Nee 5.
Verwacht u dat de invoering van onderzoeksgerichte masteropleidingen gevolgen zal hebben voor de inhoud van de opleiding van promovendi binnen uw onderzoekschool (bijvoorbeeld: in de opleiding van promovendi wordt minder cursorisch onderwijs verplicht gesteld in de veronderstelling dat de onderzoeksgerichte masteropleiding daarin al heeft voorzien)? Zo ja, welke gevolgen verwacht u?
6.
Verwacht u dat de invoering van onderzoeksgerichte masteropleidingen gevolgen zal hebben voor de duur van de aanstelling van promovendi binnen uw onderzoekschool? Zo ja, welke gevolgen verwacht u?
7.
Verwacht u dat binnen uw onderzoekschool een voltooide onderzoeksgerichte masteropleiding een voorwaarde zal worden voor een aanstelling als promovendus? Graag omcirkelen wat van toepassing is. Ja / Nee
8.
Uw overige opmerkingen:
SWR/AV/989.nie
10
Bijlage 2 Respondenten Decanen die hebben gereageerd: 1. Faculteit der Gedragswetenschappen Universiteit Twente 2. Faculteit der Economische Wetenschappen Rijksuniversiteit Groningen 3. Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen Rijksuniversiteit Groningen 4. Rechtswetenschappen Open Universiteit 5. Sociale Wetenschappen Open Universiteit 6. Faculteit der Bestuurskunde Universiteit Twente 7. Faculteit der Bestuurskunde Rijksuniversiteit Groningen 8. Faculteit der Psychologische Pedagogische en Sociologische Wetenschappen Rijksuniversiteit Groningen 9. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Rijksuniversiteit Leiden 10. Faculteit der Gezondheidswetenschappen Universiteit Maastricht 11. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Maastricht 12. Faculteit der Algemene Wetenschappen Universiteit Maastricht 13. Faculteit der Management Wetenschappen Katholieke Universiteit Nijmegen 14. Faculteit der Bedrijfskunde Erasmus Universiteit Rotterdam 15. Faculteit der Sociale Wetenschappen Erasmus Universiteit Rotterdam 16. Faculteit der Sociale Wetenschappen Katholieke Universiteit Nijmegen 17. Faculteit der Economische Wetenschappen Erasmus Universiteit Rotterdam 18. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Erasmus Universiteit Rotterdam 19. Faculteit der Economische Wetenschappen Katholieke Universiteit Tilburg 20. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Katholieke Universiteit Tilburg 21. Faculteit der Sociale Wetenschappen Universiteit Utrecht 22. Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen Universiteit Utrecht 23. Faculteit der Sociale Wetenschappen Katholieke Universiteit Tilburg 24. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Rijksuniversiteit Groningen 25. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit van Amsterdam 26. Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen Universiteit van Amsterdam 27. Faculteit der Sociaal-Culturele Wetenschappen Vrije Universiteit 28. Faculteit der Psychologie en Pedagogiek Vrije Universiteit 29. Faculteit Technologie Management TU Eindhoven Directeuren die hebben gereageerd: 1. Onderzoekschool Trail 2. Graduate School in Economic Theory and Applied Econometrics (CENTER) 3. CERES Research School 4. Interuniversitair Centrum voor Sociaal-Wetenschappelijke Theorievorming en Methodenontwikkeling (ICS) 5. Centrum Recht Bestuur en Samenleving (CRBS) 6. Experimentele Psychologie Onderzoekschool (EPOS) 7. Onderzoekschool Experimentele Psychopathologie (EPP) 8. Onderzoekschool Erasmus Research Institute of Management (ERIM) 9. Helmholtz Instituut 10. Ius Commune 11. Kurt Lewin Instituut (KLI) 12. Maastricht Economic Research Institute on Innovation and Technology (MERIT) 13. METEOR
SWR/AV/989.nie
11
14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22.
The Netherlands School of Communications Research (NESCOR) Netherlands Graduate School of Housing and Urban Research (NETHUR) Nijmeegs Instituut voor Cognitie en Informatie (NICI) Nederlandse Onderzoekschool voor de Bestuurskunde (NOB) Onderzoekschool voor Wetgevingvraagstukken (OVW) Onderzoekschool Psychologie en Gezondheid Onderzoekschool Systemen Organisaties en Management (SOM) Tinbergen Instituut Groninger Onderzoekschool voor Behavioral Cognitive & Neurosciences (BCN)
SWR/AV/989.nie
12