Betreft: C a s s a t i e t e o e n uitspraak
Edelgrootachtbare heer, vrouwe,
! I Hierbij tekenen we cassatie aan tegen het arrest van het Gerechthof te l Den Haag d.d. 16 augustus 2 0 1 1 . ' Als bijlage sturen wij u het arrest d.d. 16 augustus 2 0 1 1 . (zie het Arresf als bijlage 1). I Onderstaand treft u hierbij onze middelen. I
Volgens de Inspecteur.werd er uitspraak gedaan op het bezwaarschrift k n wel op 15 november 2006?? Belanghebbende ontving deze uitspraak niet. Middels bewijzen en verklaringen hebben wij aangegeven dat de uitspraak niet ontvangen was. Het Hof heeft deze bewijzen niet gemotiveerd weerlegd. In verband met grote achterstanden van het Inleveren van VPB a a n g i f t ë i werd eerst op 12 juni 2009 de VPB aangifte 2001 ingeleverd. [ t o t grote verbazing ontvingen wij van de Inspecteur een schrijven dat d ï aangifte 2 0 0 1 en het gemotiveerde bezwaarschrift werd aangemerkt a\$ een Beroepschrift. Zowel bij de Rechtbank als bij het Gerechtshof, hebben wij wegens afwezigheid inhoudelijk geen mondeling commentaar kunnen geven. 1
<
(vervolg pagina 1)
De Inspecteur vond het schijnbaar noodzakelijk om zelfs met 2 personèin t e r zitting aanwezig te zijn. Uiteindelijk heeft de Inspecteur met haar mondelinge toelichting, het Gerechtshof op het verkeerde been gezet. Onderstaand de Feiten en Omstandigheden. 2 ) GRONDEN VOQR CASSATIE K y y(
p
€Hi^MBB
BV is het oneens met de uitspraak d.d. 16 augustus 201i van het Gerechtshof Den Haag. — a ü q ü ^ l BV stelt in haar middelen dat het Gerechtshof de Inspectfi^ur ten onrechte heeft gevolgd in zijn stellingen. De middelen van flH BV verwerpen de stellingen van de Inspecteur der Belastingen te WÊÊÊÊÊÊÈÊ^ Hierdoor Is het Arrest van het Gerechtshof onbegrijpelijk, onduidelijk erpiniet met redenen omkleed. 3 1 DE C A S S A T I E M I D D E L E N Middel 1
X
fi^^mÊmi^^^ Haag.
BV is het niet eens met de uitspraak van het Gerechtshoff Den
In punt 6.1 stelt het Hof het navolgende: Citaat: "Geconcludeerd moet derhalve worden dat belanghebbende doo^ de ontvangst op 17 april 2007 van voormeld dwangbevel en de ontvangst óp 7 mei 2007 van het exploot op de hoogte was dan wel redelijkerwijs^ op de hoogte had kunnen zijn van de uitspraak op bezwaar en/of de verminderingsbeschikking, zodat moet worden geoordeeld dat belanghebbende met haar brief van 12 juni 2009, houdende een verzoe^ tot vermindering van de aanslag, niet binnen een redelijke termijn nadien in,beroep is gekomen. De rechtbank heeft het beroep der halve terecht niet-ontvankelijk verkla'^rd Het Hof stelt hierbij dat Belanghebbende op de hoogte was, dan wel redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de uitspraak op bezwaart 2
(vervolg pagina 2)
Deze uitspraak is onbegrijpelijk. Zowel het exploot en/of het dwangbevji »! komen van de Ontvanger. De Inspecteur heeft geheel geen invloed op liieze correspondentie, wanneer deze bezorgd wordt en/of verstuurd wordt. , Het Hof stelt dat Belanghebbende zowel het dwangbevel d.d. 17 april 3:p07 en| het exploot d . d . 7 mei 2007 "niet dan wel onvoldoende heeft bestreden''. Belanghebbende hoeft het ontvangen dwangbevel en/of exploot met tel bestrijden? I m m e r s v e r w i j z e n d e z e s t o k k e n N I E T naar enige uitsprëi ak op bezwaar. I m m e r s is dit niet de uitspraak op bezwaar. De uitspraak op bêzwaar 1^; gedateerd 15 november 2006. . De Inspecteur dient te bewijzen dat de uitspraak Is verzonden (zle HR t j o f Amsterdam - 12nov.2008 - nr. 07/00330. •[ Onder punt 5 . 1 , verwijzend naar 3.12 van het vonnis der Rechtbank nl. C i t a a t : "Voorst heeft verweerder op de zitting verklaard dat de uitspraak op bezwaar is verzonden". Pe argumenten der Rechtbank welke geleid hebben tot een NletOntvankelijkheids verklaring hebben géén rekening gehouden met de uitspraak van het Hof Amsterdam d.d. 12nov.2008 - nr. 07/00330. Alsmede zijn de door ons overlegde verklaringen niet gemotiveerd weerlegd door het Hof. Het Hof stelt in de laatste zin van 6.1 het navolgende: ( c i t a a t ) : "De Rechtbank heeft het beroep derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard' Einde citaat. Alleen al o m die redenen maakt dit het Arrest onbegrijpelijk, onduidelijk en niet met redenen omkleed. Middel 1 f t w e e d e d e e i ) Het Hof stelt: Onder punt 6.2 het navolgende:
(vervolg pagina 3)
C i t a a t : "Gecondudeerd moet derhalve worden dat belanghebbende dö^)r de ontvangst op 17 april 2007 van voormeld dwangbevel en de ontvangsêpp 7. mei 2007 van het expigot op de hoogte was dan wel redeHjkerwijs op dp hoogte had kunnen zijn van de uitspraak op bezwaar en/of de verminderingsbeschikking, zodat moet worden geoordeeld dat belanghebbende met haar brief van 12 juni 2009, houdende een verzoék tot vermindering van de aanslag, niet binnen een redeUjke termijn nadien beroep is gekomen. De rechtbank heeft het beroep der halve terecht niet-ontvankelijk verklbard' Het Hof stelt hierbij dat Belanghebbende op de hoogte was, dan wel redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de uitspraak op bezwaj^r? Deze uitspraak is onbegrijpelijk. Zowel het exploot en/of het dwangbevjel komen van de Ontvanger. De Inspecteur heeft geheel geen invloed op qleze correspondentie, wanneer deze bezorgd wordt. Het Hof stelt onterecht in haar overweging ( c i t a a t ) : "Door Belanghebbenden is niet gesteld dat het dwangbevel, gedagtekend 17 april 2007, dat door de Inspecteur ter post is bezorgd door haar niet Is ontvangen". Het Hof omschrijft hieirbij dat de Inspecteur degene zou ziin geweest w^lke het dwangbevel ter post heeft bezorgd? Hierbij wordt de schijn gewekt dat ook één 2^ brief door de Inspecteur yj/erd verstrekt en/of verstuurd? De Inspecteur verstuurd géén dwangbevelen per post, dat is het werk d|er Ontvanger der Belasting. Bovenstaande argumenten en stellingen van het Hof maken het Arrest daarom Onbegrijpelijk, Onduidelijk en niet met Redenen omkleed. Middel 2 2 ) Voor HHHimipBV is het geheel onbegrijpelijk dat het Hof de navolgende passage onder 6.1 ondersteunt:
4
(vervolg pagina 4)
oot )-:>T%mr 1
^
C i t a a t ï "Door belanghebbende is niet gesteld dat het dwangbevel, gedagtekend 17 april 2007, dat door de Inspecteur ter post is bezorgd) loon haar niet is ontvangen. Belanghebbende heeft niet dan wel onvoldoenè^ ? bestreden dat de deurwaarder op 7 mei 2007 aan haar een exploot, houdende hernieuwt bevel tot betaling ter zake van het aanslagnumméjf ihUM!§i!^^^tmimM^ heeft uitgebracht en een afschrift daarvan heeft achtergelaten op het adres I M — t e ^ ^ M ^ ^ ^ f t Het Hof heeft onterecht de Inspecteur gevolgd, welke het dwangbevel | n exploot hebben Ingebracht ter zitting bij het Hof. Maar dit zljn nieuwe Feiten en Omstandigheden welke eerst ter zitting |iij het Hof zljn overlegd.
Oo i
Het dwangbevel en/of het exploot geven niet aan dat er uitspraak op bezwaar Is gedaan en dat deze uitspraak bij belanghebbende Is b e z o r g i . C i t a a t : Dwangbevel "óp 17 april 2007 heb ik geconstateerd dat u aï hter bent met het betalen van de aanslag Vennootschapsbelasting, ' . aanslagnummer Pt met dagtekening 4 december 2004". . ' • . . i I m m e r s was reeds op 4 december 2004 de aanslag VPB uitgebracht. ' De Ontvanger verrekende vanaf die datum teruggaven VPB en OB. In ^ 0 0 4 ontving Belanghebbende meerdere correspondentie hieromtrent. I Belanghebbende heeft het dwangbevel d.d. 17 april 2007 en het exploot d.d. 7 mei 2007 niet kunnen herkennen als een "verlengstuk" van een uitsp;faak op bezwaar. I m m e r s zljn brieven inzake uitspraken op bezwaar en/of uitstel van Betaling geheel anders. De Inspecteur wist dit. Zie enkele brieven als bewijs welke ontvangen \^orden van de Ontvanger, indien er uitspraak is gedaan als bijlage 2. Wat het Hof stelt Is een "veronderstelling" en/of "Theorie" welke met m i k feiten en*omstandigheden zijn onderbouwd. Immers Is de realiteit and4;rs als gesteld. ' De stelling van het Hof (zle citaat) is gehéél afwijkend van de uitspraak;: van de Rechtbank. Immers was de uitspraak d.d. 2 jull 2010 gehéél niet ; gemotiveerd. 5
(vervolg pagina 5)
Bovenstaande feiten en omstandigheden lelden tot de slotsom dat het gestelde en de aangevoerde argumenten van het Hof, Onbegrijpelijk, Onduidelijk zijn en niet met Redenen omkleed. Middel 3 In punt 6.2 stelt het-Hof het navolgende: >
».
C i t a a t : "Ten overvloede overweegt het Hof dat belanghebbende onvoiëpende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die het bestaan van het dmr haar gestelde vervangingsvoornemen aannemeUjk maken. Enige conèkete handeling van of namens het bestuur van belanghebbende gericht opipe vervanging van het in 1999 verkochte pand, zodanig dat daaruit per 3i\ december 2001 het bestaan van een voornemen tot vervanging is af tö, leiden, is gesteld noch gebleken. Ook in dat opzicht is het gelijk aan de\ Inspecteur". Op pag. 2 van het zittingsproces verbaal stelt de Inspecteur immers onterecht, niet naar waarheid het navolgende: C i t a a t : "Desgevraagd verklaart hij ten aanzien van (de vrijval van) de vervangingsreserve die in het jaar 2001 door de Inspecteur is belast, d'^t deze in het jaar 1999 is gevormd. Uit de aangifte 1999 blijkt het vervangingsreserve niet en voor het jaar 2001 en later zijn geen aangiften vennootschapsbelasting gedaan". Het Hof heeft zich laten misleiden door de Inspecteur welke ter zitting verklaarde dat uit de aangifte 1999 het vervangingsvoornemen niet b l i j f t Immers stelt der Inspecteur dat de aangifte VPB 2001 njet is ingediende Echter de aangifte VPB en de Jaarcijfers 2001 werden op 12 juni 2009 • ingediend met een gemotiveerd bezwaar en door de Inspecteur aangen)brkt als een Beroepschrift. De Inspecteur heeft betreffende 1999 en 2000 nog geen uitspraak op bezwaar gedaan, zle de aanslagen 1999 d.d. 22 december 2001 en 200i^ d.d. 22 september 2003 ( z i e bijlage 3 ) 6
I (vervolg pagina 6)
i
In 2001 en 2003 heeft-de Tn^ppri-pnr ^ M I ^ M M ^ — nm dezelfde! redenen het boekjaar 1999 en 2000 aangeslagen, middels dezelfde beij^ragen. Inzake de jaren 1999, 2000 en 2001 Is door Belanghebbende voldoend^ aangetoond d a t een vervangingsvoomemen aanwezig was. Gehéél opmerkelijk is d a t de boekjaren 1999 en 2000 n i e t eerst w o r d é i afgehandeld, en wel uitspraak op bezwaar van het boekjaar 2001geda4n wordt in 2006? Bovenstaande feiten en omstandigheden leiden t o t de slotsom dat het gestelde en de aangevoerde argumenten van het Hof, op dit punt Onbegrijpelijk, Onduidelijk zijn en niet m e t Redenen omkleed. Middel 4 In punt 6.2 stelt het Hof het navolgende: Citaat: Ten overvloede overweegt het Hof dat belanghebbende onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die het bestaan van het dö. or haar gestelde vervangingsvoornemen aannemelijk maken. Enige concrete handeling van of namens het bestuur van belanghebbende gericht op di*. vervanging van het in 1999 verkochte pand, zodanig dat daaruit per Jü december 2001 het bestaan van een voornemen tot vervanging is af te leiden, is gesteld noch gebleken. Ook in dat opzicht is het gelijk aah de Inspecteur". Op pag. 2 van het zittingsproces verbaal stelt de Inspecteur immers onterecht, niet n a a r w a a r h e i d het navolgende:
I
Citaat: "Desgevraagd verklaart hij ten aanzien van (de vrijval van) de vervangingsreserve die in het jaar 2001 door de Inspecteur is belast, d%t deze in het jaar 1999 Is gevormd. Uit de aangifte 1999 blijkt het vervangingsreserve niet en voor het jaar 2001 en later zijn geen aangiften vennootschapsbelasting gedaan". De uitspraken der Inspecteur welke vermeld staat In het Zitting Proces Verbaal zijn onjuist. Irnmers zijn de aangifte en jaarcijfers 2001 in de gedingstukken. 7
(vervolg pagina 7)
Indien liet Hof de bijgevoegde VPB aangifte en Jaarcijfers 2001 bij de Ünef d.d. 12 j u n i 2009 goed gelezen had, had het Hof kunnen concluderen d|at het vervangingsvoornemen wel degelijk aanwezig was. Het Hof heeft zich laten leiden door de uitspraken van de Inspecteur. Alsmede verwijzen w i j naar de VPB aangifte en jaarcijfers waar de navolgende posten staan vermeld: 5 ) Toelichting op de winst en verliesrekening over 2 0 0 1 . -
Advertentiekosten € 18.012 Aquisltie-/Bemiddelingskosten € 41.250
Ü i p t — 1 BV betaalde in 2001 diverse makelaars en plaatste meep|dere advertenties waar Objecten te koop gevraagd werden. In Breda hebben verschillende Beroepszaken bij de Rechtbank gelopen; waaruit bleek dat alle Vennootschappen lilljiliiMMiMMMMMleen pertiiiijent vervangingsvoornemen hadden, de Inspecteur wist dit. De afwezigheid van Bdlanghebbende ter zitting heeft de Inspecteur mejil 2 handen aangegrepen. De Inspecteur heeft het Hof betreffende de werkelijke feiten en omstandigheden verkeerd ingelicht. De argumenten en stellingen van het Hof die het arrest onderbouwen zÉn daarom onbegrijpelijk, onduidelijk en niet met redenen omkleed. i 6) ZORGVULDIGHEIDS BEGINSEL De Inspecteur heeft de Beginselen van Behoorlijk Bestuur geschaad en n e t voeten getreden. Het Gerechtshof heeft hieromtrent ln haar arrest geem aandacht aan besteed. De Inspecteur heeft het Hof verkeerd Ingelicht en de werkelijke feiten ^ i omstandigheden verzwegen. Door het verklaren van onjuistheden, welke gekwalificeerd kunnen w o r | en als "Niet de waarheid" heeft de Inspecteur o.a. ook het Zorgvuldlgheldsbe^ nsel zwaar geschonden. ;
8
(vervolg pagina 8)
I m m e r s heeft het Hof onder punt 6.2 een extra stuk gewijd aan het g e | t e l d e der Inspecteur. En zelfs dat bevestigt èn als waar aangenomen, (zie h e t c i t a a t "Ook In dat opzicht is het gelijk aan de Inspecteur") Het arrest van het Gerechtshof is ook hieromtrent onbegrijpelijk en nie{{: m e t redenen omkleed. 61 C O N C L U S I E Op grond van bovenvermelde middelen elk apart en in onderlinge samënhang verzoeken w i j uw Raad het arrest van het Gerechtshof te Den Haag d . J . 16 augustus 2 0 1 1 t^:vérniètider^ eri opnieuw Recht doende de aanslag V P i 2 0 0 1