Haaglanden/kantoor Den Haag 'S-GRAVENHAGE 1
>
Postbus 30206
2500 GE 'S-GRAVENHAGE
Telefoon 0800 - 0543 Telefax
. . . . . . . . . . . . .
Kennisgroep CAO Doorkiesnummer Datum
20 augustus 2008 Uw kenmerk
Kenmerk
CAO Betreft
CAO voor het Hoveniersbedrijf in Nederland 2008-2009, algemeen verbindend verklaard tot en met 28 februari 2009.
Geachte, In het besluit van 22 mei 2008, UAW Nr. 10781, heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bepalingen van de CAO voor het Hoveniersbedrijf in Nederland 2008-2009 algemeen verbindend verklaard tot en met 28 februari 2009. Deze bepalingen heb ik beoordeeld op fiscale aspecten van de loonheffingen. Het doel hiervan is onder meer dat werkgevers zo goed mogelijk in staat zijn om hun fiscale verplichtingen na te komen. Ik heb de beoordeling beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten. In de bijgevoegde rapportage informeer ik u over het resultaat van deze beoordeling. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen indien en voor zover ik fiscale aspecten expliciet benoem. De beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2008. Ik verzoek u om de CAO-partijen van de inhoud van deze brief op de hoogte te stellen. Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Indien u vragen of opmerkingen heeft, kunt u mij bereiken op bovengenoemd telefoonnummer. Uiteraard kunt u ook bij mij terecht als u informatie wenst over de fiscale aspecten van niet in deze beoordeling genoemde CAO-bepalingen.
Hoogachtend,
ON 361- 1Z*1ED
Belastingdienst/Kennisgroep CAO-adoptie namens de inspecteur
Bezoekadres In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Stationsplein 75 'S-GRAVENHAGE
Kenmerk
2
Bijlage CAO voor het Hoveniersbedrijf in Nederland 2008-2009 In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2008 (hierna: Handboek). De Belastingdienst verstrekt het Handboek jaarlijks aan inhoudingsplichtigen/werkgevers. Daarnaast verstuurt de Belastingdienst regelmatig Nieuwsbrieven en Mededelingen. Daarin staan aanvullingen op het Handboek. Een actuele versie van het Handboek kunt u raadplegen op de internetsite van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). De (loon)begrippen voor de diverse wetten waarop de loonheffingen zijn gebaseerd kunnen verschillen. De term loonheffingen gebruikt men voor de loonheffing (loonbelasting en premies volksverzekeringen), de premies werknemersverzekeringen en de Zorgverzekeringswet (Zvw) samen. Ook voor de toepassing van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: WVA) geldt dat soms sprake is van afwijkende begrippen. Als sprake is van loon voor de loonheffingen en tevens van WVA-loon, dan gebruik ik de term “loon”.
Artikel 19 Flexibiliteit Dit artikel vermeldt het systeem van sparen en uitbetalen van ADV uren. De uren kunnen worden toegevoegd aan de flex ADV pot en de flex tijd voor tijd(TVT) pot. Aanspraken op compensatieverlof behoren als zodanig niet tot het loon voor zover zij aan het eind van het kalenderjaar, samen met aanspraken op vakantieverlof, niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week, gerekend over een periode van 50 weken. Ik verwijs naar paragraaf 17.49.1 van het Handboek. De ontvangen som wegens de afkoop van het (compensatie-)verlof behoort tot het loon, evenals de doorbetaling tijdens de opname van het (compensatie-)verlof.
Artikel 27 Voorwaarden loonbetaling bij vakopleiding Het vierde lid vermeldt het volgende: “De werkgever heeft het recht om bij beëindiging van het dienstverband op eigen verzoek van de werknemer, danwel in de situatie van beëindiging wegens verwijtbaar gedrag, waaronder de dringende redenen, de kosten welke gemoeid zijn met de tijdens het dienstverband gevolgde cursussen, ZB-opleiding, BB-opleiding, stage en scholing, welke niet gesubsidieerd zijn, alsmede het over de schooldagen doorbetaalde loon, te verrekenen met de werknemer. Er geldt hiervoor een afbouwregeling van 48 maanden. (…)” Vergoedingen in verband met een studie of een opleiding die een werknemer volgt behoren, voor zover er werkelijk sprake is van beroeps- of studiekosten, niet tot het loon. Een gehele of gedeeltelijke terugbetaling van een vergoeding die niet tot het loon behoort, komt niet in mindering op het loon. Zie paragraaf 4.9 van het Handboek. Zie ook Besluit 22 augustus 2007, nr. CPP2007/1465M.
Artikel 37 Reistijdenvergoeding Ingevolge dit artikel heeft de werknemer recht op een reistijdenvergoeding. Lid 2 luidt: “Reistijd van woning naar hoofd- of nevenvestiging van het bedrijf of naar het door de werkgever aangewezen opstappunt (…), wordt niet vergoed.” en lid 3: “Bij reizen van de eigen woning rechtstreeks naar de plaats waar gewerkt wordt, gelden 30 minuten per dag als eigen tijd van de werknemer. Indien langer wordt gereisd ontvangt de werknemer over de eerstvolgende 90 minuten 100% van zijn uurloon en over de daarboven nog gereisde tijd 130% van zijn uurloon. (…)” De reistijdvergoeding behoort tot het loon voor de loonheffingen. Voor de WVA behoort deze vergoeding tot het WVA-loon, tenzij sprake is van een uitzondering. De eerste uitzondering is dat de vergoeding eenmalig of in de regel eenmaal per jaar wordt uitbetaald; zie paragraaf 22.1.3 van het Handboek. De tweede uitzondering is dat er sprake is van overwerk en de vergoeding voor extra reisuren is aan te merken als
Kenmerk
3
overwerkloon. Er is sprake van overwerk als de werknemer meer arbeid verricht dan contractueel is overeengekomen. Dat betekent dat hij óf tijdens zijn reistijd daadwerkelijk arbeid verricht óf dat hij, als de normale arbeidsduur wordt overschreden, moet reizen naar een tijdelijke arbeidsplaats die op grote afstand van zijn woon- of verblijfplaats ligt. Als geen van beide situaties aan de orde is dan maakt de vergoeding voor de reistijd deel uit van het reguliere loon voor de WVA. Ik verwijs naar het besluit van 4 juli 2007, nr. CPP2007/732M en naar de Mededeling nr. 4 van juni 2008.
Artikel 38 Reiskostenvergoeding De werknemer heeft recht op een reiskostenvergoeding. Het tweede lid bevat een schema voor de vergoeding voor woon-werkverkeer. Verder vermeldt het vierde lid: “Indien de werknemer voor het vervoer van zijn woning naar de plaats waar de werkzaamheden feitelijk worden uitgevoerd, niet zijnde de hoofd-of nevenvestiging van de onderneming, op een dag meer dan 30 kilometer reist, ontvangt hij voor de eerste 30 kilometer € 1,29 en voor de meerdere kilometers € 0,27 per kilometer.” en het vijfde lid luidt: “Indien, naar het oordeel van de werkgever, de werknemer gebruik moet maken van een eigen vervoermiddel, of indien de werknemer tijdens de werktijd ten behoeve van de werkzaamheden gebruik moet maken van een eigen vervoermiddel, dan ontvangt hij hiervoor een vergoeding van € 0,27 per kilometer.” Woon- werkverkeer geldt als zakelijk verkeer. De maximale onbelaste vergoeding van zakelijke kilometers, ongeacht het vervoermiddel, bedraagt € 0,19 per kilometer. Dit betekent dat werkgevers elke zakelijke kilometer, dus ook elke kilometer voor woon-werkverkeer, met maximaal € 0,19 onbelast kunnen vergoeden. Hoofdstuk 18 van het Handboek bevat een uitgebreide behandeling van de wet- en regelgeving over reiskosten. Voor reizen met openbaar vervoer gelden bijzondere regels (ik verwijs naar paragraaf 18.2 van het Handboek). De paragrafen 18.3 tot en met 18.8 van het Handboek gaan, onder meer aan de hand van schema’s, over reizen anders dan met openbaar vervoer. In de paragrafen 18.1.3 en 18.9 van het Handboek staat dat, indien en voor zover sprake is van vervoer vanwege de werkgever, er geen mogelijkheid is om reiskosten onbelast te vergoeden. De paragrafen 18.10, 18.11 en 18.12 van het Handboek behandelen respectievelijk het verstrekken of vergoeden van parkeergelegenheid, de reiskosten voor periodiek gezinsbezoek en het vervoer bij wegwerkzaamheden.
Het zesde lid van dit artikel betreft de nachtvergoeding en luidt: “In geval de werkzaamheden worden verricht op een zodanige afstand van de woonplaats van de werknemer, dat het voor hem noodzakelijk is elders te overnachten, zal op ondernemingsniveau een passende regeling worden getroffen voor een zogenaamde nachtvergoeding.” Voor de vraag of een dergelijke vergoeding tot het loon behoort kan de werkgever desgewenst aan de inspecteur vragen om vooraf zekerheid te geven over de fiscale gevolgen.
Artikel 39 Werkkleding en veiligheidsmiddelen Het eerste lid van dit artikel luidt: “Voor zover geen werkkleding wordt verstrekt, (wordt) een vergoeding voor werkkleding betaald van € 2,27 per week.” Het tweede lid vermeldt: “Veiligheidsschoenen en andere veiligheidsmiddelen worden verstrekt door de werkgever.” Volgens het vijfde lid is “De werkgever (is) verplicht de kosten van reiniging van de verplichte veiligheidskleding voor zijn rekening te nemen.” De vergoeding of verstrekking van kleding behoort tot het loon, tenzij er sprake is van werkkleding of van een vrije arbo-verstrekking. De inspecteur zal de werkgever kunnen vragen aannemelijk te maken dat de vergoeding ook daadwerkelijk wordt besteed aan werkkleding, bijv. overalls, maar niet spijkerbroeken of t-shirts. Kleding is immers slechts als werkkleding aan te merken indien zij òf uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om tijdens de vervulling van de dienstbetrekking te worden gedragen òf is voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de inhoudingsplichtige gebonden beeldmerken met een
Kenmerk
4
oppervlakte van samen tenminste 70 cm 2 per kledingstuk. Verder is kleding slechts als vrije arbo-verstrekking aan te merken indien: a. het kleding betreft met bijzondere eigenschappen, zoals isolerende of beschermende kleding; b. de kleding in redelijkheid deel uitmaakt van een arbo-plan van de werkgever; c. de verstrekking tijdens werktijd plaatsvindt; d. de werknemer de kleding overwegend tijdens werktijd draagt; e. de werknemer geen eigen bijdrage is verschuldigd; en f. er geen sprake is van een aanmerkelijke privé-besparing van de werknemer. Door de werkgever ter beschikking gestelde kleding die niet aan deze voorwaarden voldoet is onbelast zolang deze kleding aantoonbaar op de werkplek blijft. Ik verwijs naar de paragrafen 17.4 en 17.52 van het Handboek. In alle overige gevallen moet de werkgever de vergoeding of de waarde van de verstrekte of ter beschikking gestelde kleding tot het loon rekenen. Voor de waardering ervan verwijs ik naar paragraaf 4.3 van het Handboek. Voor de onderhoudskosten van kleding geldt dat, als er sprake is van werkkleding in fiscale zin, de werkgever het onderhoud belastingvrij mag vergoeden of verstrekken. Is geen sprake van werkkleding, dan behoort de werkgever de vergoeding van onderhoudskosten en/of de waarde van de verstrekking tot het loon te rekenen. Voor de WVA geldt dat indien en voor zover ter zake van kleding sprake is van loon voor de loonheffingen, tevens sprake is van WVA-loon, tenzij de werkgever de desbetreffende vergoeding of verstrekking in de regel slechts eenmaal of in de regel eenmaal per jaar toekent. Ik verwijs naar paragraaf 22.1.3 van het Handboek.
Artikel 40 Maaltijdvergoeding Dit artikel luidt: “Indien de werknemer na 18.00 uur zijn werk, niet zijnde reistijd, nog verricht, zal de werkgever hem een warme maaltijd vergoeden.” De vergoeding van een maaltijd in deze situatie behoort tot het loon. Fiscaal is slechts van belang of de maaltijd en dus de vergoeding daarvan, een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft. Is dat het geval, dan is de vergoeding van door de werknemer gemaakte kosten van de maaltijd in beginsel onbelast. Voor nadere informatie of en in hoeverre de werkgever een maaltijdvergoeding tot het loon moet rekenen staat in paragraaf 17.26 van het Handboek. In elk geval is sprake van een meer dan bijkomstig zakelijke maaltijd als een werknemer door zijn werk tussen 17.00 en 20.00 uur niet thuis kan eten.
Artikel 45 Afrekening vakantierechten en vakantietoeslag Het artikel luidt: “Indien bij beëindiging van de dienstbetrekking een werknemer meer dan wel minder vakantierechten heeft genoten dan hem overeenkomstig de bepalingen van de cao toekomen, wordt het eventueel te veel of te weinig genoten deel tussen werkgever en werknemer verrekend op basis van het loon over deze vakantiedagen. Tevens wordt bij beëindiging van de dienstbetrekking het eventuele tegoed aan vakantietoeslag uitgekeerd.” Een vergoeding wegens te weinig genoten vakantiedagen behoort tot het loon. Voor de loonheffing mag de werkgever naar keuze de tabellen voor bijzondere beloningen of de tijdvaktabellen toepassen. Als de tabellen voor bijzondere beloningen tot een lagere inhouding leiden of als uitsluitend premie volksverzekeringen op het loon wordt ingehouden, dan is het gebruik van die tabellen verplicht. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.5 van het Handboek. Bij verrekening in geld van teveel genoten vakantiedagen is sprake van negatief loon. Ik verwijs naar paragraaf 4.9 van het Handboek. Voor de WVA heeft de afrekening geen gevolgen; een eenmalige vergoeding wegens te weinig genoten vakantiedagen behoort niet tot het WVA-loon en de verrekening van teveel genoten vakantiedagen verlaagt het WVA-loon niet. Ik verwijs naar paragraaf 22.1.3 van het Handboek.
Kenmerk
5
Artikel 58 Betalingsverplichtingen werkgever arbeidsongeschiktheid en regresrecht Dit artikel alsmede Bijlage II, de overgangsbepaling behorend bij artikel 58, bevatten verscheidene verplichtingen van de werkgever om loon door te betalen in het geval de werknemer geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is. In het geval van volledige arbeidsongeschiktheid van de werknemer geldt het volgende. Zowel de doorbetaling van het salaris als de aanvulling op de WAO-, dan wel WIA-uitkering, behoren als loon uit vroegere dienstbetrekking tot het loon. Op deze doorbetaling en de aanvulling is voor de loonheffing onder voorwaarden de witte tabel van toepassing. Zie paragraaf 7.3.1 van het Handboek. De inkomensafhankelijke bijdrage Zvw bedraagt in deze situatie 5,1%. Zie paragraaf 6.2.5 van het Handboek. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid geldt het volgende. Het salaris dat betrekking heeft op de restcapaciteit behoort tot het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. De aanvulling op de WAO of WIAuitkering behoort tot het loon uit vroegere dienstbetrekking. Voor de loonheffing is zowel op het salaris als op de aanvulling de witte tabel van toepassing. Ik verwijs ook hier naar paragraaf 7.3.1 van het Handboek. De inkomensafhankelijke bijdrage Zvw ter zake van de aanvulling bedraagt 5,1%. Ik verwijs naar paragraaf 6.2.5 van het Handboek. Voor zover de werkgever loon uit vroegere dienstbetrekking (door)betaalt, komt hij niet in aanmerking voor een afdrachtvermindering. Ik verwijs naar de paragrafen 22.1.1 tot en met 22.1.3 van het Handboek.