Page 1 of 16 Aan het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN VAN DE STAD LEUVEN Betreft: Bezwaarschrift aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning te Bankstraat 75 te Leuven De aanvraag tot het afleveren van een stedenbouwkundige vergunning strekt er toe: -
de bestaande bebouwing van het kartuizerklooster te restaureren het kartuizerklooster uit te breiden door bestaande gebouwen te vervangen en de realisatie van een aantal nieuwbouwvolumes te realiseren het kartuizerklooster te herbestemmen voor de huisvesting van een centrum voor kinderen met ontwikkelingsstoornissen binnen de voorwaarden van het stedenbouwkundige attest afgeleverd door het schepencollege op 15 april 2011
Ondergetekende tekent bezwaar aan tegen de aflevering van de aangevraagde vergunning om volgende redenen: –De voorgestelde aanvraag tot verbouwing en uitbreiding van een beschermd monument, gelegen in een beschermd landschap is strijdig met de direct werkende normen uit het beleidsveld Onroerend Erfgoed; –de aanvraag herbestemming van wonen tot kantoren en diensten met grootschalige verbouwingen en uitbreidingen is strijdig met het Gewestplan, de goede ruimtelijke ordening en de van kracht zijnde beschermingsbesluiten en normen uit het beleidsveld Onroerend Erfgoed en de bindende bepalingen uit het structuurplan Leuven; –de aanvraag tot het vellen van de beschermde bomen in een beschermd landschap en parkgebied is strijdig met de landschappelijke beschermingsbesluiten die op de site van kracht zijn en de bindende bepalingen uit het structuurplan Leuven ; –de aanvraag tot het inplanten van ondergrondse en bovengrondse parkings in het beschermde landschap is strijdig met de beschermingsbesluiten en normen uit het beleidsveld OE en is niet gemotiveerd door enige mobiliteitsstudie. –de aanvraag schendt de rechten die de omwonenden putten uit hun nabuurschap en de beschermingsbesluiten en andere normen uit het beleidsveld OE en RO. Deze bezwaren zullen hieronder uitgebreid worden toegelicht. 1.Bezwaar tegen de voorgestelde verbouwing Monument, gelegen in een beschermd landschap:
en uitbreiding van een Beschermd
De beschermingsbesluiten van 09/07/1976 resp 13/04/1953 en 07/05/1975 bepalen dat de tuin en het Mariapark beschermd zijn als landschap, de kloostergebouwen grotendeels als monument, waarbij inzonderheid volgens artikel 2 van het KB van 9 juli 1976 “ ...voor de behartiging van het nationaal belang de volgende beperkingen aan de rechten van de
Page 2 of 16 eigenaars worden gesteld: ...het is verboden 1) nieuwe constructies op te richten, 2) de bestaande gebouwen te slopen, te verbouwen en de ordonnantie of het uitzicht ervan te wijzigen, 3) de beplantingen te wijzigen, de bestaande bomen meer dan normaal te snoeien en het struikgewas te kappen of uit te roeien, 5) lucht,- en grondleidingen te plaatsen, 7) wegenis te verharden, 8) de natuurlijke configuratie van het terrein te wijzigen door allerhande werken, ...activiteiten of ingrepen... Artikel 12 van het decreet van 16 april 1996 op de landschapszorg vermeldt dat “het besluit tot voorlopige of definitieve bescherming als landschap bindend is. Er mag alleen worden van afgeweken in de door dit decreet op de landschapszorg bepaalde gevallen en vormen...” ...De eigenaars...van een voorlopig of definitief beschermd landschap zijn verplicht door de nodige instandhoudings- en onderhoudswerken, het in goede staat te houden, het niet te ontsieren, te beschadigen of te vernielen. Niemand, met inbegrip van gebruikers en personen die dieren onder hun hoede hebben, mag het voorlopig of definitief beschermde landschap ontsieren, beschadigen of vernielen. Zoals verwoord door art 5 van het zelfde decreet is het algemeen belang van een landschap, omwille van zijn erfgoedwaarde, met name de natuurwetenschappelijke, historische, esthetische of sociaal-culturele waarde, de grondslag van de bescherming met inbegrip van een overgangszone die deze waarden van het landschap ondersteunt. Daarbij komt dat het KB van 9 juli 1976 sterk de nadruk legt op het ongeschonden behoud van de bestaande gebouwen, de beplantingen en het behoud van de open ruimten. Het landschap spring in het oog door zijn historische en esthetische waarde, de gebouwen zijn beschermd omwille van hun artistieke, oudheidkundige en geschiedkundige waarde (KB 13 april 1953). De aanvraag ingediend door de KU Leuven is dus manifest in strijd met de direct werkende normen uit het beleidsveld erfgoed. Art. 4.3.3. van de Vlaamse codex RO bepaalt tevens dat indien uit de verplicht in te winnen adviezen blijkt dat het aangevraagde strijdig is met direct werkende normen binnen andere beleidsvelden dan de ruimtelijke ordening, of indien dergelijke strijdigheid manifest reeds uit het aanvraagdossier blijkt, de vergunning geweigerd wordt of dat er in de aan de vergunning verbonden voorwaarden waarborgen opgenomen worden met betrekking tot de naleving van de sectorale regelgeving. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder “direct werkende normen” verstaan: supranationale, wetskrachtige, reglementaire of beschikkende bepalingen die op zichzelf volstaan om toepasbaar te zijn, zonder dat verdere reglementering met het oog op precisering of vervollediging noodzakelijk is. Art. 4.3.4. Een vergunning kan worden geweigerd indien uit een verplicht in te winnen advies blijkt dat het aangevraagde onwenselijk is in het licht van doelstellingen of zorgplichten die gehanteerd worden binnen andere beleidsvelden dan de ruimtelijke ordening. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder “doelstellingen of zorgplichten” verstaan: internationaalrechtelijke, Europeesrechtelijke, wetskrachtige, reglementaire of beschikkende bepalingen die de overheid bij de uitvoering of de interpretatie van de
Page 3 of 16 regelgeving of het voeren van een beleid verplichten tot de inachtneming van een bepaalde doelstelling of van bepaalde voorzorgen, zonder dat deze op zichzelf beschouwd voldoende juridisch duidelijk zijn om onmiddellijk te kunnen worden uitgevoerd. De aanvraag en het stedenbouwkundig attest zijn gebaseerd zijn een foutieve toepassing en interpretatie van art 4.4.6 van de codex RO vanuit het beleidsveld onroerend erfgoed. Art. 4.4.6. In een stedenbouwkundige vergunning betreffende een bestaand hoofdzakelijk vergunde constructie die krachtens decreet definitief of voorlopig beschermd is als monument, of deel uitmaakt van een krachtens decreet definitief of voorlopig beschermd stads- of dorpsgezicht of landschap, kan worden afgeweken van stedenbouwkundige voorschriften, voor zover de betrokken handelingen gunstig worden geadviseerd vanuit het beleidsveld onroerend erfgoed. Art 4.4.6 van de Codex RO of het artikel 130 van het nieuwe decreet RO betreft in essentie een herneming van het vroegere artikel 195 bis DRO dat, gelet op de instandhoudingsverplichting opgelegd aan de eigenaars van zonevreemde monumenten, in een specifiek en soepel vergunningsregime voorzag, waarbij onder voorwaarden beperkte afwijkingen konden worden toegestaan qua verbouwing en herbestemming (zie verder wat dit laatste betreft). Art 4.4.6. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening voorziet een regeling voor zonevreemde monumenten die het mogelijk maakt om ingrepen aan beschermd erfgoed te vergunnen, ook als dit zonevreemd gelegen is. Hetzelfde geldt voor handelingen in de omgeving van een niet ontsloten monument die noodzakelijk zijn voor de rechtstreekse ontsluiting van het monument. Zowel bouwkundige ingrepen als zonevreemde functiewijzigingen kunnen worden vergund. De initiatiefnemer moet bij de bevoegde overheid (meestal de gemeente) een stedenbouwkundige vergunning aanvragen. Als het monument zonevreemd is kan toch vergund worden op voorwaarde dat de ingreep gunstig wordt geadviseerd door het beleidsveld onroerend erfgoed. In de Memorie van Toelichting bij art 130 ontwerp decreet RO,stuk 2011 (2008-2009) nr 1, 454-455 wordt dit als volgt becommentarieerd: De toelaatbaarheid van de uitbreiding is nu een zaak van monumentenbescherming, waarbij mogelijke afwijkingen doelstellingen moeten dienen die verband houden met de bescherming van monumenten stads- en dorpsgezichten, cq landschappen. Tevens dienen deze afwijkingen in overeenstemming te zijn met een goede Ruimtelijk Ordening die te allen tijde in rekening wordt gebracht: inzonderheid zal worden nagegaan of een afwijking de voorziene verweving van functies en de aanwezige of te realiseren bestemmingen in de onmiddellijke omgeving niet in het gedrang brengt . Vooreerst merken wij op dat het Beschermde Kloostergebouw geen zonevreemd (ttz een niet in de geëigende bestemmingszone gelegen) monument is, vermits het klooster een residentiële functie voorziet, zodat artikel 4.4.6. conform de bestaande toestand NIET van toepassing is. In plaats van afwijkingen toe te staan onder verwijzing naar dit artikel, kon Ruimte en Erfgoed, zoals in het eerste advies van de gewestelijke ambtenaar, alleen maar vaststellen dat overeenkomstig art 4.3.3 van de Codex RO de voorliggende aanvraag strijdig is met alle hoger aangehaalde direct werkende normen uit het beleidsveld OE en
Page 4 of 16 met de goede ruimtelijke ordening en diende Ruimte en Erfgoed daarom een bindend “ongunstig advies” uit brengen. Het voorliggende advies van Ruimte en Erfgoed is alleen al om deze redenen onwettig en kan niet als een gunstig advies worden aanzien voor de aflevering van een stedenbouwkundig attest. Niettegenstaande het voorgaande heeft Ruimte en Erfgoed een gunstig advies (kenmerk 4.002/32062/133.1, waarnaar verwezen wordt in het stedenbouwkundig attest) uitgebracht betreffende de aangevraagde grootschalige uitbreiding van de bestaande bebouwing waardoor het bestaande monument aan het zicht wordt onttrokken en het beschermde landschap onherroepelijk wordt verminkt. Dit advies is flagrant in strijd met de de beschermingsbesluiten en “Afwijkingen toestaan” kan uiteraard niet betekenen dat het beleidsveld OE door haar adviezen de besluiten tot bescherming van het monument en landschap de facto ongedaan maakt. Het beleidsveld onroerend erfgoed heeft zich hierbij in de plaats van de wetgever gesteld die de beschermingsbesluiten heeft afgekondigd en zich een bevoegdheid aangemeten die haar niet werd toegekend door de decreetgever. In zoverre art. 4.4.6 van de Codex RO van toepassing zou zijn, quod non, heeft het grondwettelijk hof in haar arrest 86/2010 van 8 juli 2010 immers de grenzen afgebakend waarbinnen het beleidsveld OE “afwijkingen kan toestaan” van de bestaande stedenbouwkundige voorschriften. “...Afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan mits een strenge motiveringsplicht, waaruit blijkt dat deze afwijkingen slechts verantwoord zijn wanneer zij hun grondslag vinden binnen het wettelijk en reglementair kader en het beleid inzake onroerend erfgoed wat uitdrukkelijk moet worden gemotiveerd. Afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan indien zulks kan worden verantwoord vanuit doelstellingen die verband houden met de “bescherming” van monumenten, stadsen dorpsgezichten en landschappen. De bestreden bepaling kan bijgevolg geen grondslag bieden voor afwijkingen van stedenbouwkundige voorschriften voor handelingen die de erfgoedwaarde van de constructie, mutatis mutandis het beschermde landschap, zouden aantasten, wat overigens ook door de Vlaamse regering uitdrukkelijk wordt erkend...” Het is overduidelijk dat het beleidsveld OE in zijn gunstig advies en zonder zelfs maar aan haar motiveringsplicht te beantwoorden, zich niet heeft laten leiden door de erfgoedwaarde van het monumenten en landschap, maar door de belangen van de bouwheer. Inderdaad motiveert het hoger vermelde advies in haar “afweging” op geen enkele wijze waarom er afwijkingen kunnen worden toegestaan van alle van toepassing zijnde normen en beschermingsvoorwaarden zoals die worden aangehaald onder de titel “onderzoek”. Noch voor de herbestemming, noch voor de voor deze herbestemming vereiste nieuwbouwvolumes en aanhorig
Page 5 of 16 heden, de gedeeltelijke sloping van de kapelvleugel en het kappen van een groot aantal waardevolle bomen, karakteriserend voor het landschap, wordt gemotiveerd waarom deze “afwijkingen” vanuit de erfgoedwaarde van de site verantwoord kunnen worden. Wij blijven in het ongewisse waarom de herbestemming van de site naar een kantoren en dienstenfunctie, drie nieuwbouwvolumes in een beschermd landschap die het beschermde klooster aan het zicht zullen onttrekken en waarvoor tientallen bomen dienen te sneuvelen, de aanleg van een ondergrondse en bovengrondse parking met de nodige verkeersoverlast, de erfgoedwaarde ervan ongeschonden laat of verhoogt, cq doelstellingen dienen die verband houden met de bescherming van monumenten of landschappen. De reden hiervoor is eenvoudig: zulke drastische ingrepen aan een beschermd monument, cq landschap zijn niet te verantwoorden inbreuken op de beschermingsbesluiten en alle verordenende bepalingen uit het beleidsveld OE. De gevraagde verbouwingen en uitbreidingen zijn evenmin te verantwoorden vanuit de “Erfgoedwaarde” (met name de archeologische, architecturale, artistieke, culturele, esthetische, historische, industrieel-archeologische, ruimtelijk structurerende, sociale, stedenbouwkundige, volkskundige of wetenschappelijke waarde waaraan de Kartuizerij en het beschermde landschap, dat er integrerend deel van uitmaakt, hun huidige of toekomstige maatschappelijke betekenis ontlenen) die het beleidsveld OE moet bewaken. Voor de voorgestelde ingrepen was om alle aangehaalde redenen alleen een negatief advies op zijn plaats geweest. Wij verwijzen ter illustratie naar enkele negatieve adviezen van OE in soortgelijke dossiers die recent de pers hebben gehaald 1 en waarin, zoals het behoort, enkel geadviseerd werd vanuit het eigen beleidsveld met als maatstaf de erfgoedwaarde van het beschermde monument, stads- of dorpsgezicht en landschap. Voor diezelfde ambtenaren van Ruimte en Erfgoed blijkt daarentegen het oprichten van drie kantoorblokken van enkele duizenden vierkante meter vloeroppervlakte, die het beschermde klooster grotendeels aan het zicht zullen onttrekken en het beschermde 1 Steenokkerzeel – De mogelijkheid om de pastorie van Perk in een kinderopvang om te vormen, stuit op een njet van Onroerend Erfgoed. In 2010 besliste het schepencollege van Steenokkerzeel om de pastorie van Perk te verkopen of te verhuren. ‘Als de beschermde pastorie tevens een sociale functie zou hebben, zouden er volgens de dienst Onroerend Erfgoed extra subsidies worden verleend', zegt schepen van Sociale Zaken Yvette Luypaert (SP.A). ‘Daarom stelde ik voor er een crèche van te maken. Kind en Gezin kon er zich in vinden mits een structurele verbouwing. Maar Onroerend Erfgoed vindt dat de voorwaarden om van het gebouw een crèche te maken niet overeenstemmen met de waarde van de pastorie als beschermd gebouw.(De Standaard 05.01. 2012) De familie V. uit de Klein Heidestraat in Neervelp (Boutersem) kreeg van Onroerend Erfgoed een weigering zonnepanelen te plaatsen omdat de woning gelegen is binnen het beschermd dorpsgezicht ...Luc Lehouck, afdelingshoofd van Vlaams-Brabants Onroerend Erfgoed, geeft een woordje uitleg. “Het is niet zo dat er in geen geval zonnepanelen geplaatst mogen worden op woningen die in een beschermd dorpsgezicht liggen, maar de panelen mogen niet zichtbaar zijn van op de straat en dat is wel het geval bij de familie in Boutersem. Daarom hebben we dit dossier ongunstig geadviseerd.”(HLN 19.05.2010).
Page 6 of 16 landschap en parkgebied onherroepelijk zullen teniet doen wel te kunnen. Het verschil in aanpak van deze dossiers illustreert overduidelijk dat Ruimte en Erfgoed in deze materie een “twee maten en twee gewichten politiek” hanteert en zich in haar advies niet laat leiden door de erfgoedwaarde van de geklasseerde site, maar wel door de belangen van de bouwheer, ic de KU Leuven en zich daarvoor onterecht beroep doet op artikel 4.4.6. 2.Bezwaar tegen de gevraagde herbestemming van wonen tot kantoren en diensten op veel te grote schaal in woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde, tuinzone en parkgebied als strijdig met de dwingende bepalingen uit het beleidsveld OE . De aanvrager verwijst hiertoe naar een nota, gevoegd bij het stedenbouwkundig attest, die bij inzage niet in het dossier aanwezig was. De aanvrager dient een aanvraag in tot herbestemming van “wonen” (kloostergebouw) naar “kantoorfuncties en diensten”. Deze vergunbaarheid van een nieuwe functie van een beschermd monument waarbij afgeweken wordt van de vigerende beschermingsbesluiten en de normen uit het beleidsveld onroerend erfgoed, is conform de toelichting bij het ontwerpdecreet RO en zoals hoger uiteengezet, alleen van toepassing op zonevreemde monumenten, wat hier niet het geval is. In zodanig geval moet te allen tijde de goede ruimtelijke ordening in rekening worden gebracht, inzonderheid of een afwijking de voorziene verweving van functies en de aanwezige of te realiseren bestemmingen in de onmiddellijke omgeving niet in het gedrag brengt. Volgens de codex RO( artikel 4.4.23/art 10 uitvoeringsbesluit) kan onder voorwaarden aan een zonevreemd beschermd gebouw/landschap uit de erfgoedlijst een nieuwe functie gegeven worden indien de voortzetting van de vroegere functie niet haalbaar blijkt of de duurzame leefbaarheid van het gebouw of het gebouwencomplex niet garandeert, mits de nieuwe functie de erfgoedwaarde ongeschonden laat of verhoogt , het agentschap Onroerend Erfgoed een gunstig advies uitbrengt over de aanvraag en last but not least het nieuwe gebruik is mogelijk zonder ingrijpende werken. Verder ligt de Kartuizerij volgens gewestplan deels in Parkgebied, dat volgens de voorschriften in hun staat moeten worden bewaard, zodat ze in een verstedelijkt gebied hun sociale functie kunnen vervullen, deels in woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde, waarin wel plaats kan zijn voor dienstverlening en sociaal-culturele inrichtingen (gemeenschapsvoorzieningen) voor zover ze om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd en/of ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving, dus niet voor het grootschalige kantoren en dienstencomplex dat het “Child Convent” volgens de aanvraag zal worden en waarvoor geen enkele garantie bestaat dat er nadien geen verdere uitbreiding zal komen. De herbestemming/functiewijziging, met de hiermee gepaard gaande grootschalige verbouwingen, werd in een eerste advies gemotiveerd vanuit de «leegstand». “Omdat leegstand niet bevorderlijk is voor instandhouding» moedigt Ruime en Erfgoed ook hier initiatieven aan tot herbestemming...” laat de bevoegde minister ons weten in een
Page 7 of 16 toelichting op het eerste negatieve stedenbouwkundige attest van de gewestelijke ambtenaar. Het laatste stedenbouwkundig attest vertrekt in zijn beoordeling van de “goede ruimtelijke ordening” eveneens vanuit dezelfde dooddoener dat het voorgestelde hergebruik de enige remedie is tegen de ingeroepen leegstand. Uiteraard is dit een drogreden aangebracht door de KULeuven, die immers in het Nieuwsblad van 05.08.2012 “Kartuizerklooster wordt speelplaats”, al laat weten nooit gebouwen teveel te hebben... Bovendien is het ongehoord dat een instelling als de KU Leuven zich gedraagt als een bouwpromotor, die speculeert met beschermd onroerend goed door leegstand in te roepen om zodoende een herbestemming te verkrijgen, die strijdig is met het gewestplan en waarbij afbreuk wordt gedaan aan de erfgoedwaarde van de site en de goede ruimtelijke ordening. De KU Leuven kende de vigerende beschermingsstatuten als monument en landschap toen zij het klooster aankocht. Dat de Kartuizerij, ondanks meerdere jaren bewuste leegstand, geen echt gevaar loopt hebben de bezoekers kunnen vaststellen gedurende de culturele evenementen die er de afgelopen jaren werden georganiseerd en die aantonen dat de site altijd een potentieel heeft zonder grootschalige ingrepen. In een reactie op de uiteenzetting van de plannen mbt de Kartuizerij in de Campuskrant werd dit door Prof. Emeritus Hellemans als volgt verwoord:
“In het oktobernummer van Campuskrant wordt een artikel gewijd aan de nieuwe invulling door de K.U.Leuven van de oude Kartuizerij gelegen tussen de Bankstraat, de H.Geeststraat en de Tervuursevest. Het is de ambitie van de K.U.Leuven dit historische erfgoed een maatschappelijk relevante invulling te geven. Ik was bij de lezing van het artikel verwonderd over het feit dat er nauwelijks gewag gemaakt wordt van het omstreden karakter van dit project. Er is wel sprake van een betrokkenheid van de buurt bij dit project vanuit een bekommernis voor het bewaren van de geest van de oude Kartuizerij en ook vanuit de mogelijke impact op de buurt. De discussie die ontstaan is naar aanleiding van het bekend worden van de haalbaarheidsstudie betreffende dit project betreft echter de verenigbaarheid van de door de K.U.Leuven geplande nieuwbouw met het beschermd karakter van het bestaande gebouwencomplex dat bovendien gesitueerd is in een beschermd landschap. Er zijn twee soorten argumentaties die door de K.U.Leuven ter verdediging van het voorliggende plan gebruikt worden en vervolgens onderling verbonden. Enerzijds argumenteert men de geplande nieuwbouw vanuit de eigenheden van de concrete invulling met name het’ Child Convent’. Anderzijds ziet de K.U.Leuven de nieuwbouw als de enig mogelijke weg om het historisch erfgoed te redden. De twee argumentaties komen samen in het citaat van Stefaan Saeys waarmee u uw artikel afsluit : ‘De enige mogelijkheid voor dit soort sites om de tand des tijds te overleven is het erfgoed te bewaren door het te integreren in een groter complex dat maatschappelijk relevant is’.
Page 8 of 16 Niemand zal zich tegen een maatschappelijk relevante herbestemming van de Kartuizersite keren. Integendeel dat zal alleen maar worden toegejuicht. De enige restrictie is dat dit zou gebeuren met respect voor de historische, architecturale, ruimtelijke en maatschappelijke waarde van het voormalige Kartuizer- en Kapucijnenklooster. Het lijkt de logica zelf dat men dus een bestemming zoekt die hiermee verenigbaar is. Indien de ruimtelijke noden van het ‘Child Convent’ hiermee niet verenigbaar zijn dan heeft men een probleem. Dit probleem lost de K.U.Leuven op door te stellen dat de ingrepen nodig voor de uitbouw van het ‘Child Convent’ de meest geëigende weg zijn om het erfgoed te bewaren. De K.U.Leuven wil ons laten geloven dat het voorliggende plan de oude Kartuizerij in ere herstelt door “het te integreren in een groter complex” wat in de praktijk neerkomt op het inkapselen van het bestaande kloostergebouw in een aantal moderne nieuwbouwblokken en een onherroepelijke aantasting van het beschermde landschap door inplanting van een ondergrondse én bovengrondse parking, waarvoor de 500 jaar oude moestuin en tientallen hoogstammige bomen, die karakteriserend zijn voor het beschermde landschap moeten verdwijnen. Onder de slagzin “erfgoedwaarden zijn nooit absoluut” wordt dit als enig alternatief voorgesteld. De discussie gaat in het voorgestelde project niet over de concrete invulling die de universiteit aan de site wil geven. De discussie betreft de positie die de K.U.Leuven inzake de bescherming van dit stukje erfgoed inneemt. Die discussie en het belang van die discussie overstijgt bovendien het meningsverschil rond de verbouwing van deze specifieke site. Het is een discussie die gezien het (nog steeds groeiend) historisch patrimonium van de K.U.Leuven wel eens exemplarisch zou kunnen worden. Het zou bijzonder interessant zijn mocht men aan de hand van dit concrete dossier de politiek van de K.U.Leuven terzake én de regelgeving op de bescherming van het Erfgoed eens tegen het licht kunnen houden. “ Professor Hellemans toont hiermee aan dat de argumenten die door de KU Leuven worden aangehaald in de belangenafweging tussen de bescherming van het Erfgoed en een mogelijke herbestemming van de site, uitgaan van fundamenteel onjuiste premissen dat het Erfgoed alleen maar kan worden bewaard door ingrepen die het beschermde Erfgoed zullen teniet doen. Vermits de KU Leuven de bescherming van de site als waardevol erfgoed kende is de belangenafweging die zij naar voren schuift tussen de keuze voor een waardevolle bestemming als het Child Convent en de bescherming van het klooster een oneigenlijke keuze. Het Child Convent project hoeft immers niet op deze plaats te worden gevestigd, wanneer de realisatie ervan door haar grootschaligheid in conflict komt met de klassering en de draagkracht van de site. Er bestaan alternatieve locaties waar het project, zonder dat dit het erfgoed of de goede ruimtelijke ordening in het gedrang brengt , kan worden uitgevoerd. Daarentegen zal de uitvoering ervan zoals ze nu voorligt onherroepelijk het beschermde landschap vernietigen en het monument grotendeels aan het zicht onttrekken door de inkapseling in drie nieuwbouwblokken. Wanneer we deze afweging maken is het duidelijk dat de beschermingsbesluiten en de
Page 9 of 16 erfgoedwaarden die van algemeen belang zijn, voor dienen te gaan op een project dat, welke verdienste het ook moge hebben, niet van algemeen belang is en ook elders kan worden gerealiseerd. De KU Leuven vraagt een herbestemming aan voor een bestemmingswijziging naar kantoren en dienstencomplex, terwijl het voorliggend stedenbouwkundig attest deze aanvraag ongunstig adviseert. Niet omdat de aanvraag strijdig zou zijn met de beschermingsbesluiten, het gewestplan, het structuurplan of de goede ruimtelijke ordening, maar omdat een herbestemming niet noodzakelijk zou zijn, gezien het niet om een kantoor- of dienstenfunctie zou gaan maar om een gemeenschapsvoorziening, waarvoor geen bestemmingswijziging vereist is. Het feit dat de aanvrager en de opstellers van het stedenbouwkundig attest het hierover oneens zijn spreekt al boekdelen. Ruimte en Erfgoed is eveneens van mening dat het om een bestemmingswijziging gaat, maar iedere motivering omtrent haar gunstig advies dienaangaande vanuit haar beleidsveld ontbreekt. Het is nochtans zo dat, vanuit het beleidsveld OE iedere herbestemming en/of functiewijziging, ook naar zogenaamde gemeenschapsvoorzieningen, gunstig en gemotiveerd moet worden geadviseerd en dat een gunstig advies alleen kan mits de nieuwe functie de erfgoedwaarde ongeschonden laat of verhoogt en het nieuwe gebruik mogelijk is zonder ingrijpende werken. Het is overduidelijk dat het totaal project van het Child Convent project, waarin ondermeer diensten van het UZ Leuven, met ambulante ziekenhuisfuncties gehuisvest zijn, volgens de ratio legis geen gemeenschapsvoorziening zijn, met name “installaties of gebouwen van collectieve aard en van sociaal of cultureel belang, met inbegrip van voorzieningen die bijdragen tot een verwevenheid van functies op buurtniveau”, maar volgens gewest en structuurplan thuishoren op het daartoe aangewezen gebied, nl. Gasthuisberg. Als we de regels voor zonevreemde monumenten toepassen, zou volgens de codex RO en conform het vigerende Gewest- en Structuurplan op de Kartuizersite wel plaats zijn voor echte gemeenschapsvoorzieningen, “voor zover ze om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd en/of ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving” en zij de “erfgoedwaarde van de site niet aantasten, maar verhogen en dit zonder ingrijpende werken.” Het is onmiskenbaar dat door zijn grootschaligheid het nu voorgestelde project onverenigbaar is met de onmiddellijke omgeving, gezien het midden in woongebied met cultureel-historische waarde en parkgebied ligt en langs drie kanten grenst aan de tuinzone van de aanpalende bewoners. Zoals aanvankelijk al opgemerkt is het Beschermde Kloostergebouw evenwel geen zonevreemd (ttz een niet in de geëigende bestemmingszone gelegen) monument, vermits het klooster een residentiële functie voorziet, wat ook blijkt uit de aanvraag. Ruimte en Erfgoed had daarom, bij toepassing van art 4.3.3. vanuit haar beleidsveld OE een bindend negatief advies moeten geven. 3.Bezwaar wegens inbreuken op de goede ruimtelijke ordening en/of andere bepalingen beleidsveld OE.
Page 10 of 16 Meer algemeen zijn de aangevraagde vergunning, het stedenbouwkundig attest en het advies van Ruimte en Erfgoed in strijd met de geldende bindende bepalingen uit het beleidsveld OE en de principes van een goede ruimtelijke ordening, waarbij “de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen worden. Er moet rekening worden gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit”. Volgens de vaststaande administratieve rechtspraak is het onverenigbaar met de bescherming als dorpsgezicht/landschap om beschermde gebouwen af te breken,het uitzicht ervan te wijzigen of bomen te vellen of andere ingrepen te doen die karakteriserend zijn voor het beschermde landschap en zich hierdoor in de plaats te stellen van de overheid die het beschermingsbesluit heeft uitgevaardigd In de voorliggende aanvraag wordt gunstig advies gegeven om drie nieuwe vleugels op te richten die het beschermde monument grotendeels aan het zicht zullen onttrekken waarbij de als landschap geklasseerde kloostertuin, met de meer dan 500 jaar oude beschermde moestuin, de omheiningsmuur en de karakteriserende beplantingen zullen vernietigd worden. Nochtans is volgens het eerste negatieve advies van Ruimte en Erfgoed het monument juist beschermd omwille van zijn “artistieke, oudheidkundige en geschiedkundige waarde” terwijl vermeld wordt dat “het landschap in het oog springt omwille van zijn historische en esthetische waarde”. “het ensemble is bijgevolg uniek, authentiek en representatief” en vraagt om een behoedzame behandeling. In het KB van 09 juli 1976 wordt sterk de nadruk gelegd op het behoud van de bestaande gebouwen en de open ruimte”. Een eventuele nieuwbouw dient visueel ondergeschikt te zijn, met harmonie op gebied van hoogte, volumes, dakhellingen, architecturale maatvoering. De voorgestelde nieuwbouw is te groot in vergelijking met de bestaande historische bebouwing. De oppervlakte van de nieuwbouw mag de bestaande oppervlakte niet overschrijden, de kroonlijsthoogte van de compactusvleugel mag bij nieuwbouw in de moestuin niet worden overschreden en de ondergrondse parking wordt beperkt tot één niveau.” Dit zijn geen wensen of bezwaren van de indieners van dit bezwaarschrift, wel een toelichting van de bevoegde minister bij het eerste stedenbouwkundige attest, waarbij de aanvraag negatief werd geadviseerd. Het is dan ook onbegrijpelijk dat in een tweede advies, zonder enige motivering, met deze beperkingen geen rekening meer wordt gehouden en dat de op te richten nieuwbouwblokken de bebouwde vloeroppervlakte verdrievoudigen vergeleken met de bestaande historische bebouwing, zoals eindelijk toegegeven door de architecten op de laatste informatie vergadering waarbij het project werd voorgesteld aan de buurt. Dit is niet te rijmen met het aanvankelijk advies van een beperkte nieuwbouw, die visueel ondergeschikt dient te blijven aan de bestaande historische bebouwing. Maar zelfs deze zogenaamde beperkingen opgelegd in het eerste negatieve advies zijn niet te rijmen met de erfgoedwaarde van de site zoals hierboven verwoord door de bevoegde minister.
Page 11 of 16 Volgens de bouwheer is de vormgeving van de nieuwbouwvolumes “strak en sober , doch aansluitend bij de typologie van de kloostergebouwen”, hetgeen een eufemisme is voor de inplanting van drie architecturaal banale kantoorgebouwen met plat dak , die dominant i.p.v. visueel ondergeschikt zijn en in geen enkele harmonie staan op gebied van materiaalgebruik, hoogte, volumes, dakhellingen en architecturale maatvoering met de historische gebouwen. Dit soort architectuur is misschien aanvaardbaar aan de Vaartkom, en komt zelfs het kantoorgebouw van Inbev nabij, maar doet volledig afbreuk aan het beschermde landschap, waarbij de belevingswaarde en het beschermde stadsgezicht van de Kartuizerij, een totaal concept van rust en stilte, ommuurd en omgeven door open ruimte, onherroepelijk aangetast en vernietigd worden. Terwijl onze landbouwer uit Neervelp geen zichtbare zonnepanelen mocht plaatsen in een beschermd dorpsgezicht, is het de aanvrager toegestaan om à volonté stijlloze dakkapellen toe te voegen in de dakvlakken, juist het enige wat nog zichtbaar zal zijn vanop de vesten, de Sint-Fransiscusdreef en het Mariapark. Hoe kan verantwoord worden dat de erfgoedwaarde van de 500 jaar oude als landschap geklasseerde moestuin, met zicht op het ommuurde klooster vanaf de vesten en de Kartuizerstraat versterkt of minstens gerespecteerd wordt door het bouwen van een twee bouwlagen hoog kantoorcomplex dat over de beschermde hofmuur wordt geplaatst, waardoor deze aan het zicht wordt onttrokken en de aanleg van twee niveaus ondergrondse parking. Hierdoor wordt het resterende deel van de moestuin herleid tot een groen dak met inrit voor autoverkeer. Hoe kan de afbraak van de zogenaamde “noodkapel” die geen haastig opgericht bouwsel is, maar een werk van de gekende Leuvense architect Lucien Spéder, die stadsbeeld bepalend is geweest voor heel Leuven. Zijn heel oeuvre is opgenomen in de Vlaamse index van Onroerend Erfgoed (VIOE), van handelspanden op de Oude Markt, herenhuizen op de vesten tot de arbeiderswoningen op de Bankstraat evenals de door hem geleide renovatie van het klooster nadat de Kapucijnen er hun intrek in hadden genomen, waarbij de huidige kapel geïntegreerd werd met respect voor de oude kloosterstructuur. Deze kapel heeft een uitstekende akoestiek, reden waarom het Leuvense Universitaire koor er tot voor kort nog repeteerde en opnames deed. In een (her)bestemming met respect voor het erfgoed en de beschermde site is er geen nood aan de afbraak van dit deel van het monument. 4. Bezwaren tegen het vellen van beschermde bomen in beschermd landschap en parkgebied. Het vellen van deze bomen is in strijd met de landschappelijke beschermingsbesluiten die op de site van kracht zijn. De bomen in kwestie maken integraal deel uit van het geklasseerde landschap, dat volgens het besluit van 9 juli 1976 in het oog springt om zijn historische en esthetische waarde en zijn bovendien landschapsbepalend. Het besluit verbiedt (naast het oprichten van nieuwe constructies, het slopen van bestaande gebouwen of de wijziging van het uitzicht ervan) uitdrukkelijk de beplanting te wijzigen, de
Page 12 of 16 bestaande bomen meer dan normaal te snoeien en zelfs het struikgewas te kappen of uit te roeien… Het vellen van deze bomen kan alleen maar gunstig geadviseerd worden vanuit Onroerend Erfgoed indien zonevreemd en dan nog pas indien noodzakelijk voor de bescherming van de erfgoedwaarde van het monument of het landschap. Dit is wat deze aanvraag betreft zeker niet het geval, zoals hieronder zal uiteengezet worden. Het gunstig advies door Ruimte en Erfgoed voor het kappen van de bomen is niet gemotiveerd en beperkt zich tot het verwijzen naar het eerdere advies voor de aanvraag tot vellen van de bomen voor archeologisch onderzoek, hetgeen een totaal onder voorwerp is, dat zich niet in het dossier bevindt dat kon worden ingezien en welke aanvraag bovendien werd geweigerd door de geestelijke stedenbouwkundige ambtenaar bij beslissing van 27 oktober 2010. De “vermelding” dat het volgens de consulent voor landschappen niet om waardevolle bomen zou gaan die mogen geveld worden, is niet onderbouwd, laat staan ter zake. Er is ook geen rapport in het dossier te vinden waaruit zou blijken dat er enig wetenschappelijk, ecologisch en/of ander relevant onderzoek werd verricht om deze “bewering” te staven. Het “opmaken van een boominventaris” en “bespreking met de erfgoedconsulent” zijn geen afdoende motivering. Integendeel! Een aantal van de te vellen bomen zijn zeker waardevol op zich zoals bvb vier honderdjarige Lindes (Tilia Europaea) en evenveel tamme kastanjes (castanea sativa). Het kappen van de lindes zijde moestuin impliceert naast de onherroepelijke vernieling van het zichtbare geklasseerde landschap ook een materieel waardeverlies van minstens € 28.000/stuk (voor alle bomen samen gaat het dus om meerdere honderdduizenden euro’s) Deze bomen zijn bovendien onmiskenbaar landschapsbepalend, zowel aan de zijde van de moestuinmuur als op de plaats waar ooit het kerkgebouw heeft gestaan. Als “landschapselement” is het irrelevant of het nu zou gaan om lindebomen, kastanjes, taxussen, fijnsparren, populieren, cipressen of andere bomen. Uit het rooiplan dat bij het dossier was gevoegd blijkt dat het gaat om een mix van boomsoorten en het is juist deze diversiteit die het landschap zijn uniek karakter geeft. Wisten jullie trouwens dat de oudste boom ter wereld, 9.550 jaar oud, behoort tot het geslacht “picea abies” of “kerstspar” waarvan enkele exemplaren door de paters werden uitgeplant in de kloostertuin. Alleen al omwille van dit laatste behoren zij evenzeer tot de historie en dus het onroerend erfgoed van deze site. Volgens de consulent van Ruimte en Erfgoed gaat het om “waardeloze bomen”, waaronder bvb de lindebomen langs de tuinmuur met een stamomtrek van “maar” 2m40 en geschat ”slechts” een goeie 100 jaar oud. Ze zouden te dicht tegen de muur staan (nochtans méér dan de wettelijk vereiste 2 meter, en alleszins op voldoende afstand om geen enkel gevaar te vormen voor nabijgelegen constructies. De oude muur in de kloostertuin vertoont niet de minste sporen van verzakking of schade die veroorzaakt zouden kunnen zijn of worden door deze bomen, terwijl het niet eens over een scheidingsmuur gaat). Dit advies gaat letterlijk in tegen de vermelding in de inventaris van het bouwkundig erfgoed, waar diezelfde consulent over de aanplantingen op de kartuizersite het volgende schrijft: “De waardevolle beplanting van het park gaat terug op de parkaanleg uit de jaren 1920, met berk, beuk, kastanje, taxus, populier, Amerikaanse linde, winterlinde, esdoorn, olm, plataan, spar, den en vlierbes.” Het advies van OE werd bovendien tegengesproken door het advies van Natuur en Bos die bevestigden dat slechts een beperkt aantal bomen/struiken minder waardevol waren, maar dat de meeste hoogstammige bomen, inzonderheid de randbomen van de parkzone,
Page 13 of 16 voornamelijk kastanjes, van cruciale waarde waren ter bescherming van de andere bomen in noordelijke richting en voor het behoud van het park, terwijl de waardevolle bomenrij met lindebomen tussen voor en moestuin een van de groenwaarden vormden van dit parkgedeelte. De aanvraag tot het vellen van de hoogstammige bomen en de uitbreiding van de bebouwing is strijdig met de beleidsintenties en (bindende) bepalingen uit het Structuurplan Leuven. De site is immers niet alleen geklasseerd maar wordt terecht in het structuurplan Leuven ook aangemerkt als een gebied met hoge belevingswaarde en een open ruimte gebied waar het groen nevengeschikt is aan de verblijfsfunctie, wat inhoudt dat het groen zoveel mogelijk ontwikkeld moet worden * Het Kartuizerklooster is een monument gelegen in een parklandschap, een enclave in de binnenstad waar niet alleen de omwonenden, die hierop een permanent zicht hebben omdat het grenst aan hun tuinzone, maar ook de talloze bezoekers uit de nabije en verre buurt, omwille van de klasseringbesluiten, het gewestplan en het structuurplan Leuven gerechtigd zijn om te vragen dat het beschermde landschap gehandhaafd blijft met behoud en ontwikkeling van het groen. “Het structuurplan (5.2.3) voorziet immers voor de verbetering van de woonkwaliteit en om de stadsvlucht tegen te gaan als primair doel het ontwikkelen van de groene ruimte met hoge belevingswaarde, zoals de Kartuizersite. In het verstedelijkt gebied komen talrijke kleinere open ruimtes voor, waarvan vooral de gebruiks- en belevingswaarde van belang is. Het gaat hoofdzakelijk om parken en tuinen, zij verluchten het dense stadsweefsel ...of geven de wijk een groen karakter. … Verspreid over de binnenstad komen herkenbare of historisch interessante gebouwen voor. Deze gebouwen dragen bij tot de charme van de binnenstad en zijn de stille getuigen van de geschiedenis van Leuven (structuurplan M Kleinschalige elementen in stedelijke context). De kartuizersite is een mix van beide en wordt daarom in het structuurplan aangegeven als een openruimte gebied in de binnenstad waar de natuurwaarde nevengeschikt is aan de gebruikswaarde: hetgeen beteken dat aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de verblijfsfuncties beperkingen worden opgelegd en maatregelen moeten worden genomen om de natuurontwikkeling te ondersteunen. Met andere woorden kantoor en dienstenfuncties zijn er totaal uit den boze. 5.Bezwaar tegen de aanleg van ondergrondse en bovengrondse parkings, het autoverkeer op de site en de afwezigheid van een mobiliteitsonderzoek De aanleg van een twee verdiepingen tellende ondergrondse en een bovengrondse parking in de eeuwenoude beschermde moestuin is niet alleen strijdig met de hoger aangehaalde bindende bepalingen uit het beleidsveld Onroerend Erfgoed, maar bovendien wordt voorzien in de aanleg van meer dan het dubbel aantal parkeerplaatsen vereist door de Leuvense parkeerverordening. Het groot aantal voorgestelde parkeerplaatsen is een direct gevolg van de grootschaligheid van het project, waarbij diensten zoals Kind en Gezin worden betrokken voor de financiering ervan.
Page 14 of 16 Wanneer het project zich zou beperken in het aantal diensten en tot de bestaande bebouwing, zou ook de ondergrondse parking overbodig worden en kan volstaan worden met een beperkte bovengrondse parking langsheen de St-Fransiscusweg. Volgens het eerste advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar diende een uitgewerkt plan duidelijkheid te verschaffen over de verkeersafwikkeling. Autoverkeer wordt zoveel mogelijk geweerd. Hetzelfde lezen we in de toelichtende nota van de minister. In de verplichte en bindende adviezen van Ruimte en Erfgoed lezen we nergens waarom de aanleg van deze ondergrondse en bovengronds parkings, met kantoren bovenop, gemotiveerd kan worden vanuit de erfgoedwaarde van de beschermde moestuin en landschap. Het dossier bevat echter geen studie over de verkeersafwikkeling. In het eerste advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar werd opgemerkt dat de “omschrijving van het herbestemmingsproject te summier was om impact op de gebouwen en de gevolgen ervan op de verkeersafwikkeling, het gebruik en de beleving van de site te evalueren”. Sindsdien is daar amper meer duidelijkheid over gekomen. Het kan nochtans niet anders dan dat een grootschalige kantoor en dienstenfunctie, met diensten die zich bezig houden met ondermeer ambulante consultaties zoals de geplande afdelingen van het UZ, het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg, Kind en Gezin en anderen die voorzien worden, ook de nodige dagelijkse verkeersstroom van personeel, patiënten en begeleiders en leveranciers allerhande zal meebrengen en dit op een plaats die nu een unieke enclave is van stilte en bezinning, gelegen in een woon en parkgebied en de tuinzone van de omwonenden. De toegang tot de ondergrondse parking is voorzien via de Kartuizerstraat, die tot op vandaag een doodlopend woonerf is, zonder doorgaand verkeer. De lapidaire vaststelling dat het parkeren kwaliteitsvol zal gebeuren, de Kartuizerstraat geschikt is als toegang van een “beperkte” parking en dat de meest regelmatige bewegingen, worden opgevangen via de vesten met minimale interferentie met de woonstraten is niet pertinent. De in en uitgangen van de parkings bevinden zich inderdaad op de Tervuursevest, op een plaats die berucht is voor het groot aantal verkeersongevallen. Er is geen enkele becijfering van het in- en uitrijdend verkeer en de impact op de verkeersveiligheid op dit drukke gedeelte van de vesten, dat al stiefmoederlijk is behandeld wat betreft de scheiding auto, fiets en voetgangers verkeer. Aan de overkant van de straat bevindt zich de Bodart parking, waar in veiligheid kan worden geparkeerd door de bezoekers zodat er geen nood is aan een extra bezoekersparking. Iedere suggestie om op deze logische plaats, in samenspraak met de stad de nodige parking te voorzien werd zonder enige motivering afgewezen. 6.Bezwaar wegens schending van de rechten van omwonenden. De aangevraagde verbouwingen, die het beschermde landschap zullen teniet doen en de
Page 15 of 16 beschermde gebouwen grotendeels aan het zicht zullen onttrekken door de oprichting van banale kantoorgebouwen, schenden de rechten van de omwonenden die er terecht mogen van uitgaan dat omwille van de “onbetwiste erfgoedwaarde en het unieke karakter van het ensemble” het beschermde landschap zou worden gerespecteerd door de KU Leuven en de adviserende overheden. Alle omwonenden hebben zich daar gevestigd en er ook extra voor betaald, omwille van dit unieke uitzicht, het groene landschap en de rust die het monument uitstraalt, waarbij hen destijds door de dienst monumenten en landschappen steeds bevestigd werd dat zij op hun twee oren konden slapen en dat de site “onaantastbaar” was, gelet op de beschermingsbesluiten, het gewestplan en later ook het structuurplan Leuven. Van hun kant hebben de omwonenden ook de lasten er bij genomen, gezien elke verbouwing aan hun woning een gunstig advies van Ruimte en Erfgoed vereiste, dat meestal een half jaar of meer op zich liet wachten met beperkingen op vlak van constructies en materiaalgebruik. Het is dan ook onbegrijpelijk dat al deze beschermingen niet meer dan vodjes papier blijken te zijn nu het domein door de KU Leuven, die nochtans een voorbeeldfunctie zou moeten hebben, werd aangekocht. Het is voor omwonenden overduidelijk dat in de adviezen van OE en het afgeleverde stedenbouwkundig attest een twee maten, twee gewichten politiek wordt gehanteerd, met miskenning van de rechten van de bewoners. 7. Onderschrijving van de Petitie actie: Tot op vandaag tekenden 3467 personen, waarvan 2768 (http://www.reddekartuizerij.be/wat-wij-vragen/) de volgende petitieactie :
online
Als buurtbewoners vragen wij niet meer dan dat de KULeuven, die bij de aankoop het beschermingsstatuut van de site kende, dit zou respecteren zowel naar de letter als naar de geest. De huidige plannen komen immers neer op een feitelijke declassering van het monument en het landschap. Het is onaanvaardbaar dat Erfgoed, Ruimtelijke Ordening en het stadsbestuur zouden instemmen met dit soort drastische ingrepen waarbij een van de laatste ongerepte plekjes van het Leuvens erfgoed verloren zou gaan, terwijl het om een beschermde site gaat. Daarom vragen wij aan iedereen die bekommerd is om ons erfgoed, niet alleen in Leuven maar in gans Vlaanderen, om de petitie te ondertekenen:
Het gaat immers om veel meer dan alleen maar het belang van de omwonenden: –Het gaat om de rechtszekerheid en de precedentwaarde: wanneer dit mogelijk wordt zijn de parken en het erfgoed in heel Vlaanderen bedreigd
Page 16 of 16 –Het gaat om behoud van de sociale functie van de zeldzame groene ruimte in de binnenstad –Het gaat om de natuurlijke functie van de parken en binnentuinen in de regulering van de luchtkwaliteit en de waterhuishouding van de stad. –Het gaat om de schoonheid van deze site, een zeldzame parel van ons erfgoed, die eens volgebouwd, voor altijd verloren zal zijn! -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Naam, Adres, datum en handtekening