Studiegroep Wakker Emmen Henk Linnemann Hendrikus Velzing Postbus 2210 7801 CE Emmen Tel 0629153620
[email protected]
Aan de leden van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag
Emmen, 10 maart 2015
Betreft : Appel op de Tweede Kamer der Staten Generaal, vanwege ernstige omissies in het besluitvormingsproces van de Structuurvisie ‘Wind op Land’
Geachte leden van de Tweede Kamer der Staten Generaal,
De studiegroep Wakker Emmen is ernstig bezorgd over het besluitvormingsproces van de Structuurvisie Wind op Land (SvWOL), die is vastgesteld door de ministers van Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu en aangeboden aan de Tweede Kamer op 28 maart 2014. Wij doen een beroep op de leden van de Tweede Kamer om te bezien hoe de omissies in het besluitvormingsproces van de Structuurvisie Wind op land, inclusief de gevolgen daarvan, hersteld kunnen worden. Onder andere zijn de ingebrachte zienswijzen niet behoorlijk weerlegd. Wij zullen dit hieronder toelichten. Wij baseren ons op de tekst van de vastgestelde Structuurvisie Wind op Land, inclusief bijlagen (zoals Advies van de commissie m.e.r., het CPB-rapport, Nota van Antwoord).
Verouderd cijfermateriaal over kostenenergietechnologieën De vastgestelde Structuurvisie Wind op Land (SvWOL) is gebaseerd op verouderd cijfermateriaal uit 2010 over de kosten van energietechnologieën. Beschikbare energietechnologieën zijn alleen vergeleken op kosten (ECN 2010) en niet op ruimtebeslag of ruimtelijke inpassingsmogelijkheden. De verhouding tussen de kosten van hernieuwbare energietechnologieën, volgens de stand van de techniek in 2010, vormen geen goede basis voor besluitvorming in 2014 en 2015. Er zijn sinds 2010 veelbelovende energietechnologieën beschikbaar. En er zijn kleine, stille windmolens die bovenop een ANWB-wegwijzer passen. Voor een minister die ook over innovatie gaat, zijn dat kansen voor hernieuwbare energie mét draagvlak. Geen nationaal belang en geen ruimtelijke onderbouwing Hernieuwbare energie is een nationaal belang, daarvan zijn ook wij overtuigd. Maar dat ‘Wind op Land’ een nationaal belang zou zijn, wordt in de Structuurvisie Wind op Land onvoldoende onderbouwd. Dat zou namelijk een zorgvuldige vergelijking vereisen van alle beschikbare energietechnologieën op basis van recente gegevens over kosten, gegevens over het ruimtegebruik van die technologieën en mogelijkheden voor ruimtelijke inpassing. Dat ontbreekt in de Structuurvisie Wind op Land. Aangezien niet alle beschikbare energietechnologieën zijn meegenomen en afgewogen in de Structuurvisie Wind op Land, schort het aan een goede ruimtelijke onderbouwing en is geen sprake van een integrale ruimtelijke afweging. Daarmee zijn de pijlers van een goede ruimtelijke ordening in het geding. Advies commissie niet opgevolgd De commissie voor de milieueffectraportage (m.e.r.) heeft kritiek geuit op de selectiecriteria voor de zoekgebieden, de methode en de transparantie. Ook stelt de commissie m.e.r. dat niet breed genoeg is gekeken, omdat gebieden uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte buiten beschouwing zijn gebleven. De afspraken met het IPO (zie hierna) hebben dit doorkruist. Volgens de commissie m.e.r. kan op basis van het plan-MER alleen een besluit worden genomen over generieke aandachtspunten en inrichtingsprincipes. In de vastgestelde SvWOL stelt het kabinet evenwel dat het advies van de commissie m.e.r. ‘de analyse en onderbouwing bevat voor de beoordeling van geschikte gebieden voor grootschalige windenergie’. Terwijl de commissie m.e.r. zelf aangeeft dat dat niet het geval is. Het kabinet neemt vervolgens een verder reikend besluit dan de commissie m.e.r. passend acht. Geen ‘echte’ maatschappelijke kosten-baten-analyse (MKBA) Het CPB heeft in de (maatschappelijke) kosten- en batenanalyse ten behoeve van de SvWOL alleen de zogenaamde ‘businesscase’ financieel doorgerekend (kosten zijn: investeringen, onderhoud en pacht; baten zijn: de opbrengst van elektriciteit). De bredere maatschappelijke kosten worden wel aangeduid maar niet doorgerekend. Waarbij het CPB aangeeft dat de landschappelijke aantasting hoog is. De bredere maatschappelijke kosten-baten afweging wordt daarmee aan de politiek overgelaten. En de politiek heeft die afweging vervolgens niet (of niet transparant) gemaakt. Het CPB adviseert de plannen 5 jaar uit te stellen (dat is ‘maatschappelijk de beste optie’, onder andere vanwege het overaanbod van energie). Uitstel heeft volgens het CPB geen enkele invloed op het bereiken van de klimaatdoelen. Het werkgelegenheidseffect van Wind op Land is volgens het CPB per saldo nihil. Dreigen met rijkscoördinatieregeling ‘De provincies hadden geen keuze, de ministers hebben de provincies en het IPO gedreigd met toepassing van de rijkscoördinatieregeling’, zo stelde Commissaris van de Koning Johan Remkes op het symposium ‘Ruimte voor provinciaal beleid’ (6 februari 2015). Het IPO en Gedeputeerde Staten hebben daarop met het rijk bestuurlijke afspraken gemaakt over de aanwijzing van extra gebieden voor grootschalige windenergie op land. De provincies (waaronder provincie Drenthe) hebben bij die aanwijzing onduidelijke selectiecriteria gebruikt, die niet kenbaar waren voor de bewoners en gemeenten.
Zienswijzen afgewezen op basis van rapporten commissie m.e.r. en CPB, die daarvoor niet de grondslag bieden Er zijn veel zienswijzen ingediend op de SvWOL, vooral over de onduidelijke selectiecritera en het niet meenemen van alle maatschappelijke kosten. - De zienswijzen over de selectiecriteria zijn in de Nota van Antwoord weerlegd onder verwijzing naar het advies van de commissie m.e.r. dat volgens het kabinet ‘de analyse en onderbouwing bevat voor de beoordeling van geschikte gebieden voor grootschalige windenergie’. Zoals eerder vermeld stelt de commissie m.e.r. zelf dat dat niet het geval is. - De zienswijzen over het niet meenemen van alle maatschappelijke kosten in de SvWOL zijn in de Nota van Antwoord weerlegd onder verwijzing naar het CPB-rapport. Waarin het CPB zelf aangeeft dat alleen de kosten van investeringen, onderhoud en pacht (de ‘businesscase’) in de financiële berekening zijn opgenomen. De overige maatschappelijke kosten, zoals de aantasting van het landschap (volgens het CPB potentieel groot), effecten op andere functies, geluidsoverlast, waardedaling woningen e.d. zijn niet meegenomen in de berekening van het CPB. Dat legt een extra verantwoordelijkheid bij het kabinet om de maatschappelijke kosten en baten zelf mee te wegen. Maar het kabinet heeft die afweging niet gemaakt, althans dat blijkt nergens uit. Daarmee is geen sprake van een daadwerkelijk integrale (ruimtelijke) afweging van alle betrokken belangen. De conclusie is dat zienswijzen over onduidelijke selectiecriteria en het niet meenemen van alle kosten, in de in de SvWOL/ Nota van Antwoord worden weerlegd op basis van rapporten, die niet de grondslag bieden voor die weerlegging. Doorwerking omissies op provinciaal en gemeentelijk niveau De omissies in het besluitvormingsproces van de Structuurvisie Wind op Land, werken door op provinciaal en gemeentelijk niveau. Diverse provincies hebben gemeenten, waaronder gemeente Emmen, gedreigd met toepassing van de provinciale coördinatieregeling. De gemeenteraden worden zo buiten spel gezet. Hiermee wordt inbreuk gemaakt op de democratische legitimatie van het besluitvormingsproces Wind op land. Het vertrouwen in de overheid heeft in Drenthe een nieuw dieptepunt bereikt. Er zijn grote tegenstellingen ontstaan binnen lokale gemeenschappen, de besluitvorming over windenergie werkt zodanig ontwrichtend dat doelen op het gebied van maatschappelijke participatie onder druk komen te staan. Geen transparant besluitvormingsproces Prof. Bröring van de RUG heeft het besluitvormingspoces in de Veenkoloniën geanalyseerd in zijn artikel ‘Complexe besluitvorming en legitimiteit’ (zie bijlage 1). Hij signaleert o.a. dat - het voor de streekbewoners welhaast een onmogelijke opgave moet zijn te snappen welk onderdeel van de overheid waarvoor verantwoordelijk is (rolonduidelijkheid). De formeel bevoegde instantie is onzichtbaar… De wel zichtbare overheid (provincie) tracht een duidelijke eigen keuze voor te houden, maar laat tegelijkertijd weten met de rug tegen de muur te staan. nb. dat laatste zeggen nu ook gemeenten. - dat het ook niet zo gemakkelijk te achterhalen is wie de initiatiefnemers zijn. De groep Raedthuys is werkzaam voor ongeveer 150 agrariërs en grondeigenaren en hun windparkverenigingen De Drentse Monden en Oostermoer. Zij hebben… afspraken gemaakt die er op neer komen dat in beginsel elke deelnemer profiteert, met dien verstande dat degenen op wiens grond daadwerkelijk een turbine wordt geplaatst, extra geld zal krijgen. - dat de initiatiefnemers uitsluitend via drie woordvoerders naar buiten treden, maar juist op voorlichtingsbijeenkomsten niet of slechts anoniem aanwezig zijn. en: Opmerkelijk was wie meestal afwezig waren: het rijk en vertegenwoordigers van de initiatiefnemers Appel Wij hebben begrepen dat bij toepassing van rijkscoördinatie aan alle zorgvuldigheidsvereisten moet worden voldaan en dat bestaande (afwegings)kaders volledig in tact blijven. Het besluitvormingsproces van de Structuurvisie Wind op Land vertoont op dit vlak naar onze mening ernstige omissies.
Wij doen een beroep op de leden van de Tweede Kamer om te bezien hoe de omissies in de Structuurvisie Wind op Land, inclusief de gevolgen daarvan op provinciaal en gemeentelijk niveau, hersteld kunnen worden. Laten wij de discussie over hernieuwbare energie, welke energietechnologieën daarbij passen, het ruimtebeslag en de ruimtelijke inpassing van deze technologieën, op een behoorlijke wijze en goed onderbouwd op basis van feiten voeren. Ook wij zijn voorstanders van hernieuwbare energie, die de innovatie in de regio kan stimuleren
Hoogachtend,
Henk Linnemann en Hendrikus Velzing, Leden Studiegroep Wakker Emmen
Bijlage 1: Toelichting appel democratie en windenergie Bijlage 2 . Onderzoeksvragen van de Studiegroep Wakker Emmen.
Toelichting appel democratie en windenergie Motivatie Windenergie op Land -
-
-
-
-
-
-
Het uitgangspunt dat Windenergie op land de beste optie is, om te voldoen aan doelstellingen op het gebied van hernieuwbare energie, wordt onvoldoende onderbouwd in de Structuurvisie Wind op Land (SvWOL). Hetzelfde geldt voor de conclusie dat Wind op Land een nationaal belang is. Deze uitspraken zijn gebaseerd op verouderde gegevens uit 2010 over de kosten van hernieuwbare energietechnologieën (ECN 2010, zie p. 5 SvWOL). In 2010 was sprake van diverse energietechnologieën, die minder kosten dan Wind op Land of qua kosten vergelijkbaar waren. Zoals biogene restwarmte, warmtepompen, diepe geothermie, AVI/AWZI/RWZI, bio-WKK op bio-olie, meestoken in klemcentrale (bestaand), groen gas uit mestvergisting). Deze energietechnologieën zijn niet in de afweging betrokken. In 2010 was ook sprake van hernieuwbare technologieën die meer kosten, zoals zonneenergie. Bekend is dat de kosten van zonnepanelen de afgelopen jaren enorm zijn gedaald. Ook daarmee is geen rekening gehouden in de afweging.. De verhouding tussen de kosten van hernieuwbare energietechnologieën, volgens de stand van de techniek in 2010, vormen in 2014 en geen goede basis voor besluitvorming. Een inschatting van de kosten in 2020 is thans noodzakelijk voor een goede afweging. Gezien het voorgaande is onvoldoende gemotiveerd dat ‘Wind op land’ een nationaal belang is. En dat zou de basis moeten zijn voor het aanwijzen van gebieden door het toepassen van de rijkscoördinatieregeling. Een nationaal belang wordt slechts gesteld en is onvoldoende aangetoond De hernieuwbare energietechnologieën zijn in de SvWOL slechts vergeleken op kosten. Het ruimtebeslag en de ruimtelijke inpassingsmogelijkheden van hernieuwbare energietechnologieën hebben geen rol gespeeld bij de afweging om in te zetten op grootschalige locaties voor Windenergie op Land. De ruimtelijke onderbouwing van de Structuurvisie Windenergie op Land is daarmee niet zorgvuldig te noemen. In de SvWOL is voor de gemeente Emmen 95 MW aangewezen voor locaties voor grootschalige windenergie en 38 MW elders in de provincie. Het rijk is van rechtswege (Elektriciteitswet) bevoegd voor windparken vanaf 100 MW. Aangezien structuurvisies zelfbindend zijn, is de vraag of de minister van EZ wel het bevoegd gezag is
Selectie van gebieden Commissie m.e.r. - De keuze van grootschalige windenergiegebieden wordt mede gebaseerd op een planmilieueffectrapport (plan-MER). De geschiktheid van de potentiële gebieden wordt hierin, zo stelt de SvWOL, beoordeeld op ‘allerlei aspecten zoals leefomgeving (geluid, slagschaduw), landschap, cultuurhistorie, archeologie, natuur, veiligheid en ruimtegebruik’. - De Commissie voor de Milieueffectrapportage (commissie m.e.r.) heeft over de reikwijdte en het detailniveau op 30 oktober 2012 advies uitgebracht. De commissie had kritiek op: de informatie over alternatieven (niet transparant) en de methodiek bij het ontwerp. De commissie handhaaft deze kritiekpunten bij de - door de ministers - aangepaste versie van SvWOL. De SvWOL is desondanks inmiddels vrijwel ongewijzigd vastgesteld. - Bij de selectie van gebieden voor grootschalige Windenergie op land is volgens de commissie m.e.r. niet breed genoeg gekeken. Er had volgens de commissie naar alle gebieden uit de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu (SvIR)moeten worden gekeken. De afspraken tussen rijk en provincies hebben dit doorkruist (zie later). Daardoor kan de reikwijdte van het te nemen besluit volgens de commissie alleen betrekking hebben op generieke aandachtspunten en inrichtingsprincipes. En moet naar alternatieven worden gezocht voordat dwingende redenen van openbaar belang en compensatie aan de orde zijn.
-
-
-
De ministers nemen echter een verder reikend besluit: ze stellen dat ‘het plan-MER de analyse en onderbouwing bevat voor de beoordeling van geschikte gebieden voor grootschalige windenergie’. Volgens de commissie m.e.r. is dat niet het geval. Over de aspecten zoals leefomgeving (geluid, slagschaduw), landschap etc zijn veel zienswijzen ingediend. De ministers melden in de SvWO/ Nota van Antwoord dat de zienswijzen zijn weerlegd op basis van het advies van de commissie m.e.r. die 'de analyse en onderbouwing bevat voor de beoordeling van geschikte gebieden voor grootschalige windenergie'. Terwijl de commissie m.e.r. zelf aangeeft dat dat niet het geval is. Conclusie: deze zienswijzen van inwoners en gemeenten zijn weerlegd met een verwijzing naar een advies dat niet de grondslag bevat voor die weerlegging. Doordat niet breed genoeg is gekeken naar gebieden en doordat het besluit verder gaat dan de commissie m.e.r. passend achtte, is de integrale ruimtelijke afweging in het geding. Dat is één van de pijlers van een goede ruimtelijke ordening.
Onderzoek en selectie van geschikte gebieden voor grootschalige windenergie - Citaat SvWOL p. 14: 'In de SvIR zijn 'kansrijke gebieden' aangewezen voor grootschalige windenergie (zie kaartbijlage Ruimte voor energievoorziening). Dit zijn gebieden waar het relatief vaak en hard waait, en die grootschalige cultuurlandschappen bevatten alsook haven- en industriegebieden en grootschalige waterstaatswerken en andere hoofdinfrastructuur. Deze landschappen hebben merendeels ook een bevolkingsdichtheid die naar Nederlandse maatstaven laag is. In deze gebieden verhoudt de maatvoering van moderne windturbines zich gunstig tot de schaal van het landschap en wordt deze schaal niet gedegradeerd tot 'bekrompen' afmetingen....Binnen deze 'kansrijke gebieden' zijn in overleg met provincies en rekening houdend met het provinciale beleid (anno 2011) gebieden geselecteerd ten behoeve van de plan-m.e.r. voor deze structuurvisie. Provincies hebben gebieden aangewezen op basis van hun ruimtelijke mogelijkheden. Met name de aanwezigheid en benutbaarheid van haven- en industriegebieden, grote wateren, grootschalige cultuurlandschappen en/of infrastructuur zijn daarbij doorslaggevend geweest.' - Er zijn ook gebieden aangewezen met een hoge bevolkingsdichtheid zoals Emmen (> 100.000 inwoners) en Westland (> 100.000 inwoners). De motivatie om ook gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid aan te wijzen is onduidelijk. Dit is ons inziens waarschijnlijk één van de redenen waarom de commissie m.e.r. kritiek heeft op de transparantie en de methodiek van de (ontwerp) SvWOL. Op geen enkele manier blijkt dat sprake is van een integrale ruimtelijke afweging en hoe bevolkingsdichtheid daarin heeft meegespeeld. - De ministers hebben de provincies en het IPO gedreigd met toepassing van de rijkscoördinatieregeling (rcr) als zij niet zelf gebieden voor grootschalige Windenergie op Land aan zouden wijzen. De provincies hebben dat gedaan (de provincies konden niet anders, zei CdK Remkes op symposium 'Ruimte voor provinciaal beleid' op 6 febr jl: het rijk dreigde met de rcr). Gedeputeerde Staten (van alle provincies) hebben met het rijk bestuurlijke afspraken gemaakt over de aanwijzing van grootschalige gebieden voor Windenergie op Land. De provincies hebben daarbij onduidelijke selectiecriteria toegepast en de inliggende gemeenten vervolgens gedreigd met toepassing van de provinciale coördinatieregeling. - De selectiecriteria van de provincie zijn onduidelijk, niet kenbaar voor de inwoners en de betreffende gemeenten. Een toereikende motivering ontbreekt, de ruimtelijke onderbouwing van de aanwijzing van de gebieden voldoet niet. - De ministers hebben zich vervolgens in de SvWOL beperkt tot aanwijzing van gebieden van het lijstje van de provincies. Daardoor hebben ze volgens de commissie m.e.r. niet breed genoeg gekeken. - Het ontbreken van selectiecriteria voor grootschalige gebieden voor Windenergie op Land is veelvuldig verwoord in zienswijzen van inwoners op de SvWOL. De ministers doen dit af met een verwijzing naar het advies van de commissie m.e.r. en de plan-MER die 'de analyse en onderbouwing bevat voor de beoordeling van geschikte gebieden voor grootschalige windenergie'. Terwijl de commissie m.e.r. zelf aangeeft dat dat niet het geval is. Het te nemen besluit kan volgens de commissie m.e.r. slechts betrekking hebben op
-
generieke aandachtspunten en inrichtingsprincipes. De SvWOL bevat echter een verder reikend besluit: aanwijzing van gebieden. Er zijn veel zienswijzen ingediend over de selectiecriteria en de selectie van gebieden. De ministers melden in de Nota van Antwoord dat ook deze zienswijzen zijn weerlegd op basis van het advies van de commissie m.e.r. die 'de analyse en onderbouwing bevat voor de beoordeling van geschikte gebieden voor grootschalige windenergie'. Terwijl de commissie m.e.r. zelf aangeeft dat dat niet het geval is. Conclusie: ook deze zienswijzen van inwoners en gemeenten zijn weerlegd met een verwijzing naar een advies dat niet de grondslag bevat voor die weerlegging.
Maatschappelijke Kosten-Baten- Analyse (MKBA) - Het CPB heeft geadviseerd om de uitvoering van het plan voor 6000 MW met 5 jaar uit te stellen. Dat is volgens het CPB maatschappelijk de beste optie en uitstel heeft ‘geen enkele invloed op het bereiken van de klimaatdoelen’. Het werkgelegenheidseffect is volgens het CPB nihil. Het CPB stelt de vraag waarom subsidie noodzakelijk zou zijn als de businesscase positief is, vanaf 2020. De effecten op het landschap wegen investeerders niet af en dat zou reden zijn om niet te subsidiëren. Mogelijke boetes van de EU kunnen reden zijn om wél te subsidiëren volgens het CPB. - Het CPB heeft een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) opgesteld over Windenergie op land. De maatschappelijke kosten zijn: 'de kosten van investeringen, onderhoud en pacht' en de maatschappelijke baten zijn: 'de opbrengst van elektriciteit'. De CPB-studie houdt geen rekening met de potentiële effecten op het landschap (omdat dat moeilijk kwantificeerbaar is) en evenmin met de kans op Europese boetes. - Uit de MKBA blijkt duidelijk dat niet alle maatschappelijke kosten zijn meegenomen. Dat geldt voor de maatschappelijke kosten die samenhangen met de effecten op andere ruimtelijke functies zoals wonen, economie, toerisme en recreatie; geluidsoverlast, waardedaling woningen, gezondheid, aantasting landschap. De effecten op het landschap acht het CPB groot maar moeilijk te kwantificeren. Er is geen sprake van een volwaardige maatschappelijke kosten-baten-analyse, maar van doorrekening van een businesscase. Het CPB geeft dat laatste zelf aan. - De businesscase kan volgens het CPB net uit, al is die met veel onzekerheden omgeven (aannames prijzen energie, co-2 rechten ed). Als de echte maatschappelijke kosten ook worden meegenomen (de effecten op het landschap zijn groot), dan ligt de conclusie voor de hand dat de MKBA een negatief saldo heeft. - Omdat de businesscase wel positief is (zeker bij start vanaf 2020) vraagt het CPB zich af waarom subsidiëring nodig zou zijn. Het CPB vraagt zich af waarom de bedrijven niet in de rij staan en of dat te maken kan hebben met een verkeerde prijsinschatting of een hogere inschating van het risico dan e overheid. - Aangezien niet alle maatschappelijke kosten zijn meegenomen, heeft het kabinet een extra verantwoordelijkheid om zelf die –moeilijk kwantificeerbare - maatschappelijke kosten (en baten) af te wegen. Het CPB geeft dat ook met zoveel woorden aan. Wat niet gekwantificeerd kan worden, kan wel degelijk worden meegewogen. - Dat heeft het kabinet niet waar gemaakt, alleen de businesscase was doorslaggevend. In de SvWOL kán zo geen sprake zijn van een daadwerkelijk integrale ruimtelijke afweging. Meerdere belangen (zie eerder) zijn simpelweg niet meegewogen. Op dit punt worden de uitgangspunten van een goede ruimtelijke ordening met voeten getreden. - Er zijn veel zienswijzen ingediend over het niet meenemen van alle maatschappelijke kosten. In de Nota van Antwoord worden deze bezwaren afgedaan met een verwijzing naar de CPB-studie. De financiële berekeningen in de businesscase hebben echter slechts betrekking op investeringen, onderhoud, pacht en de opbrengst van elektriciteit. De maatschappelijke kosten worden wel kwalitatief geduid maar zijn niet meegenomen in de berekening. Het CPB-rapport biedt derhalve geen gronden om deze zienswijzen te weerleggen.
Complexe besluitvorming en legitimiteit Een verhaal over de vestiging van windparken in de Drentse Veenkoloniën, Herman E. Bröring. Prof. Bröring (RUG, bestuursrecht) heeft het besluitvormingsproces rond de vestiging van windparken geanalyseerd in de bundel ‘Vertrouwen verdient, verdiend Vertrouwen’, aangeboden aan Alex Brenninkmeijer t.g.v. zijn afscheid als Nationale ombudsman. http://prettigcontactmetdeoverheid.nl/sites/default/files/documenten/Jubileumbundel.pdf Prof. Bröring signaleert o.a. - dat moeilijk is vast te stellen wie de actoren zijn (p. 69) - dat onduidelijk is met welke overheid men te maken heeft. Als gevolg van de toepasselijkheid van de rijkscoördinatieregeling is de minister formeel bevoegd gezag om de belangrijkste knopen door te hakken. De minister heeft echter met het IPO afgesproken dat hij zich bij zijn besluitvorming zal laten leiden door provinciale voorstellen (mits 280 MW wordt gerealiseerd). De gemeenten hebben een rol, maar staan geheel aan de zijlijn (p. 69) - voor de streekbewoners moet het welhaast een onmogelijke opgave zijn te snappen welk onderdeel van de overheid waarvoor verantwoordelijk is (rolonduidelijkheid). De formeel bevoegde instantie is onzichtbaar… De wel zichtbare overheid (provincie) tracht een duidelijke eigen keuze voor te houden, maar laat tegelijkertijd weten met de rug tegen de muur te staan. nb. dat laatste zeggen nu ook gemeenten (p. 76) - dat het ook niet zo gemakkelijk te achterhalen is wie de initiatiefnemers zijn. De groep Raedthuys is werkzaam voor ongeveer 150 agrariërs en grondeigenaren en hun windparkverenigingen De Drentse Monden en Oostermoer. Zij hebben… afspraken gemaakt die er op neer komen dat in beginsel elke deelnemer profiteert, met dien verstande dat degenen op wiens grond daadwerkelijk een turbine wordt geplaatst, extra geld zal krijgen. (p. 69) - dat de initiatiefnemers uitsluitend via drie woordvoerders naar buiten treden, maar juist op voorlichtingsbijeenkomsten zijn ze niet of slechts anoniem aanwezig (p. 77). Opmerkelijk was wie meestal afwezig waren: het rijk en vertegenwoordigers van de initiatiefnemers (p. 71). - noch de overheid, noch de initiatiefnemers heeft inzicht willen geven in de subsidiestromen. … Dat versterkt de schijn dat een kleine groep ondernemers zich flink wil verrijken over de rug van de streekbewoners die te maken krijgen met een enorme inbreuk op hun woon- en leefomgeving. - het gros van de Veenkoloniale burgers ‘zal de impact van de (provinciale) Omgevingsvisie 2010 zijn ontgaan’ (p. 71). - Nadat gekozen was voor de veenkoloniën als zoekgebied, werd een aantal bijeenkomsten met de bevolking gehouden. De Veenkoloniale bevolking is dus niet betrokken geweest bij de initiële keuzes (p. 70) Wat de inhoud valt op dat mensen herhaaldelijk wilden praten over wat–volgens de bestuurders- al besloten was (p. 72)
Bijlage 2
Onderzoeksvragen van de Studiegroep Wakker Emmen
Nationaal belang - Op welke wijze dient een nationaal belang onderbouwd te worden? Zijn daarvoor zorgvuldigheidsvereisten aan te geven? Plan-MER - Het plan-MER bevat volgens het kabinet ‘de analyse en onderbouwing voor de beoordeling van geschikte gebieden voor grootschalige windenergie’. Uit de beschrijving in de SvWOL dat de commissie m.e.r. dat zelf niet vindt. Wat zijn daarvan de gevolgen? - Er wordt door het kabinet een verder reikend besluit genomen dan de commissie m.e.r. adviseert (generieke aandachtspunten en inrichtingsprincipes)? Wat zijn de gevolgen van het niet opvolgen van het advies van de commissie m.e.r. ? En is dat op zichzelf voldoende gemotiveerd? - Is het besluit in de SvWOL rechtmatig te noemen? - Wat zijn de gevolgen van het ontbreken van deugdelijke selectiecriteria voor zoekgebieden voor grootschalig windenergie? Een goede ruimtelijke ordening - Wat zijn de gevolgen van een onvoldoende ruimtelijke onderbouwing en integrale ruimtelijke afweging (de pijlers van een goede ruimtelijke ordening)? MKBA - Wat zijn de gevolgen van het niet meenemen van alle maatschappelijke kosten? Zienswijzen - Wat zijn de gevolgen van het weerleggen van zienswijzen op basis van rapporten die daarvoor geen grondslag bieden? Rijkscoördinatieregeling - Is de minister van EZ wel het bevoegd gezag als er de in de SvWOL aangewezen windmolenparken onder de 100 MW zijn (Emmen 95, Borger ca 38)? Democratisch tekort - De ministers dreigden de provincie met de rcr, de provincies wezen gebieden aan op basis van onduidelijke selectiecriteria. De ministers namen die gebieden op in de SvWOL. Vervolgens dreigden de provincies de gemeenten met de pcr. - Wat zijn de criteria voor behoorlijk bestuur? Is deze gang van zaken nog te kenschetsen als behoorlijk bestuur? Rechtmatigheid besluitvorming - Wat zijn de gevolgen van de omissies in het besluitvormingsproces voor de rechtmatigheid van de structuurvisie Wind op land? - Wanneer is sprake van een onrechtmatige overheidsdaad?