Beter zicht op rendement LWOO
Suzanne Beek Detje de Kinderen ©KPC Groep augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
Ger Vennegoor
1 WOORD VOORAF
3
2 SAMENVATTING
4
2.1 Instrumenten en werkwijzen
4
2.2 Voorwaarden voor beter zicht op rendement
4
2.3 Discussie
5
3 INLEIDING
Inhoud
6
3.1 Aanleiding
6
3.2 Probleemstelling
6
3.3 Onderzoekvragen
6
4 WERKEN AAN EEN BETER ZICHT OP LWOO
7
4.1 Onderbouwing
7
4.2 Aanpak
7
5 RESULTATEN 5.1 Aanknopingspunten voor bijstelling van beleid en
11 11
maatregelen 5.2 Instrumenten en werkwijzen bij de aanvang van het project
11
5.3 Instrumenten en werkwijzen voor beter zicht op rendement
11
5.4 Voorwaarden voor beter zicht op rendement
13
5.5 Inzet van actoren in de school
14
6 CONCLUSIE 6.1 Instrumenten en werkwijzen bij de start en gedurende het
15 15
project 6.2 Voorwaarden voor beter zicht op rendement
15
7 DISCUSSIE
17
8 BRONNEN
18
9 BIJLAGE 1: BETROKKENEN
19
10 BIJLAGE 2: LITERATUURSTUDIE NAAR OPBRENGSTEN
21
IN BEELD 11 BIJLAGE 3: INSTRUMENTEN, WERKWIJZEN EN
26
VOORWAARDEN
augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
12 BIJLAGE 4: VRAGENLIJST
32
13 BIJLAGE 5: VERWERKING VRAGENLIJST
37
1 WOORD VOORAF Het doel van leerwegondersteunend onderwijs is zorg op maat. Leerwegondersteunend onderwijs is bedoeld voor die leerlingen voor wie vaststaat dat ze voldoende capaciteiten hebben om een vmbo-diploma te halen, maar zodanige leerachterstanden of gedragsproblemen hebben dat een orthopedagogische en orthodidactische benadering geboden is om een diploma in één van de vier leerwegen te kunnen halen. De daadwerkelijke zorg die een leerling op school krijgt, is een zaak van de school en de betrokken leerling en ouders. De school heeft de wettelijke verplichting om in elk geval voor leerlingen met een LWOO-indicatie een individueel handelingsplan op te stellen. De zorg kan variëren van onderwijs in een kleinere klas, bijlessen en huiswerkbegeleiding tot trainingen om een leerling beter te laten studeren. Een leerling kan LWOO tijdens de lessen krijgen, maar ook buiten de lessen om of zelfs buiten de muren van de school. LWOO hoeft niet vier jaar te duren, één of twee jaar is ook mogelijk. Aan het project hebben acht besturen met elk één school deelgenomen: CVO (Farel College, Ridderkerk), Interconfessionele Scholengroep Westland (Hoge Woerd, Naaldwijk), DaCapo College (locatie Eysenhegge, Sittard), Maris College (locatie Kijkduin), Etty Hillesum Lyceum (Het Slatink, Deventer), Groenhorst College (Groenhorst Lelystad, Lelystad), LVO Parkstad (Emmacollege, Heerlen) en Wellantcollege (locatie Oegstgeest). De scholen zijn vertegenwoordigd in de stuurgroep, tevens Community of Practice, die opdrachtgever is. De projectleider van KPC Groep is verantwoordelijk voor de coördinatie van het onderzoek (opzet, uitvoering en evaluatie), zorgt voor de communicatie tussen de verschillende betrokkenen en legt verantwoording af over de voortgang en de resultaten van het onderzoek aan de stuurgroep. Het penvoerende bestuur is CVO. In het schooljaar 2015/2016 zal de extra ondersteuning aan LWOO-leerlingen ondergebracht worden in de systematiek van passend onderwijs. De budgeten die met de extra ondersteuning zijn gemoeid, worden per 1 januari 2014 vastgesteld en komen onder de regie van de regionale samenwerkingsverbanden te vallen, die ook de indicatie ter hand zullen nemen. Daarnaast zal er een efficiencykorting worden ingevuld. Hoewel de staatssecretaris aangeeft dat de leerling in de klas zo min mogelijk van deze operatie moet merken, is het de vraag of dit ook daadwerkelijk het geval zal zijn.
Pagina 3/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
2 SAMENVATTING Het doel van leerwegondersteunend onderwijs is zorg op maat, waarbij de school in overleg met de ouders de daadwerkelijke zorg inricht. Aan het project hebben acht besturen met elk één school deelgenomen: CVO (Farel College, Ridderkerk), Interconfessionele Scholengroep Westland (Hoge Woerd, Naaldwijk), DaCapo College (locatie Eysenhegge, Sittard), Maris College (locatie Kijkduin), Etty Hillesum Lyceum (Het Slatink, Deventer), Groenhorst College (Groenhorst Lelystad, Lelystad), LVO Parkstad (Emmacollege, Heerlen) en Wellantcollege (locatie Oegstgeest). Diverse onderzoeksrapporten maakten de vraag naar het effectief en efficiënt inzetten van onder andere de LWOO-middelen duidelijk. Scholen monitoren en verantwoorden de ingezette zorgmiddelen en de behaalde resultaten op het niveau van de gehele leerlingenpopulatie dan wel de specifieke groep zorgleerlingen niet specifiek. Daar staat tegenover dat de school voor elke zorgleerling afzonderlijk een handelingsplan heeft, veelal sterk betrokken is bij deze leerling en zicht heeft op zijn of haar schoolloopbaan. Doelstelling van dit project is te komen tot een planmatige en doelgerichte wijze van inzet van zorgmiddelen op de scholen om LWOOleerlingen optimaal te begeleiden. De centrale vraag is welke instrumenten en werkwijzen scholen kunnen inzetten om beter zicht te krijgen op het rendement van het gebruik van LWOOmiddelen. Het onderzoek werd ontwerpgericht opgezet met een kwantitatieve en kwalitatieve component. Het onderzoek was gericht op de acht aan het project deelnemende scholen. Op het niveau van de individuele school werden vier stappen doorlopen: bepalen van de beginsituatie; komen tot een verbeteragenda; monitoring van de uitvoering van de verbeteragenda en evaluatie van verbeteragenda. Op het niveau van het geheel van scholen werd tijdens bijeenkomsten van de Community of Practice (CoP), als professionele leergemeenschap, een professionele dialoog gevoerd op basis van de ervaringen en de onderzoeksbevindingen op de eigen scholen, zodat van elkaar kon worden geleerd. ‘Meten, weten en bijstellen’ stond centraal op de scholen binnen het project. 2.1 Instrumenten en werkwijzen De wijze van organiseren van het onderwijs en de zorg voor LWOO-leerlingen, bijvoorbeeld door in homogene LWOO-klassen of heterogene LWOO-vmbo-klassen te werken, is gedurende het project op de scholen niet veranderd. Het werken aan een up-to-date leerlingendossier en het monitoren en begeleiden van de leerlingen op basis van de beschikbare informatie (zowel op sociaal emotioneel gebied als bijvoorbeeld met taal en rekenen) blijkt door de scholen ervaren te worden als meerwaarde voor de leerlingen. Het zicht op de ontwikkeling van (de resultaten van) de LWOO-leerlingen is gedurende de projectperiode gegroeid: er is een duidelijker didactische meetlat en met het systematisch verzamelen, analyseren en interpreteren van gegevens worden de mogelijkheden van de leerlingen beter benut. Het systematisch werken gecombineerd met de inzet van de juiste instrumenten en werkwijzen leidt, naast het werken met kleinere groepen, tot betere resultaten van de leerlingen. 2.2 Voorwaarden voor beter zicht op rendement De instrumenten en werkwijzen vragen invloed van de verschillende actoren in de school (bestuur, schoolleiding, zorgfunctionarissen, mentoren en docenten) op een aantal factoren: een gerichte aanpak, focus en motivatie gericht op opbrengstgericht werken; cyclisch werken in Pagina 4/46
een evaluatieve cyclus; een verschuiving van de aandacht van vooral de sociaal emotionele
augustus 2013
kant naar het didactische en rendement element in het onderwijs; leiderschap; bewustwording
EE1.13.087 (11448)
bij en professionalisering van betrokken docenten; praktische voorwaarden. Door alle actoren
wordt de urgentie ervaren om te blijven bewaken en stappen te zetten, opdat docenten in de teams de nieuwe manier van werken zich eigen maken. 2.3 Discussie De LWOO-middelen zijn hard nodig voor de LWOO-leerlingen om, ondanks de leerachterstanden, cognitieve beperkingen en veelal andere problematieken, te kunnen slagen in het regulier onderwijs. Deze leerlingen hebben nodig: steengoed onderwijs dat specifieke eisen stelt aan docenten; in beeld te zijn en een goede motiverende thuissituatie. In het onderzoek wordt duidelijk dat alleen het organiseren van het onderwijs aan LWOOleerlingen in kleine groepen niet voldoende is: daarnaast is het nodig systematisch en met de focus op de cognitieve ontwikkeling van de leerlingen te werken als het gaat om de ontwikkeling en leerresultaten van de leerlingen. Het systematisch in beeld hebben en ondersteunen van LWOO-leerlingen werkt preventief door de daardoor verkregen mogelijkheden in de ondersteuningsbehoefte vroegtijdig te signaleren en de leerling passend te begeleiden. Curatieve acties en extra kosten worden daarmee in behoorlijke mate voorkomen. Ondanks dat je ervaart dat de LWOO-gelden hard nodig zijn om de leerlingen in een kleine setting optimaal te begeleiden in cognitieve en sociaal-emotionele zin, blijft het, door het ontbreken van een controlegroep, lastig om het rendement van deze gelden te meten in termen van harde opbrengsten. Leerlingen hebben gemiddeld twee jaar leerachterstand en dat wordt zonder extra aandacht, structuur en begeleiding (met specialistische kennis) niet ingehaald. Deze leerlingen verdienen extra inzet om een startkwalificatie te kunnen behalen.
Pagina 5/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
3 INLEIDING 3.1 Aanleiding Rapporten zoals Zicht op zorggelden1, het advies van de Onderwijsraad De school en leerlingen met gedragsproblemen2 over leerlingenzorg, het rapport van de Algemene Rekenkamer Zorgleerlingen in het primair en voortgezet onderwijs3 en het CPB-document Zorg om zorgleerlingen4, maar ook verschillende publicaties van de Inspectie van het onderwijs5 gaven bij de start van het project de maatschappelijk relevantie en urgentie van de vraag naar het effectief en efficiënt inzetten van onder andere de LWOO-middelen duidelijk weer. Een goede onderwijsinstelling zal de reguliere middelen en de zorgmiddelen geïntegreerd en samenhangend inzetten opdat een maximaal effect wordt bereikt, deels via algemene oplossingen. De resultaten van de inzet van zorgmiddelen (met name door het werken in kleinere klassen met een competent en betrokken team en door het kleinschalig organiseren van het onderwijs6) en de verantwoording hiervan zou transparanter moeten zijn dan in 2010 het geval was. 3.2 Probleemstelling Het praktijkprobleem dat centraal staat in dit project is dat scholen de ingezette zorgmiddelen en de behaalde resultaten op het niveau van de gehele leerlingenpopulatie dan wel de specifieke groep zorgleerlingen niet specifiek monitoren en verantwoorden. Daar staat tegenover dat de school voor elke zorgleerling afzonderlijk een handelingsplan heeft, veelal sterk betrokken is bij deze leerling en zicht heeft op zijn of haar schoolloopbaan. Doelstelling van dit project is te komen tot een planmatige en doelgerichte wijze van inzet van zorgmiddelen op de scholen om LWOO-leerlingen optimaal te begeleiden. 3.3 Onderzoekvragen De centrale vraag is welke instrumenten en werkwijzen scholen kunnen inzetten om beter zicht te krijgen op het rendement van het gebruik van LWOO-middelen. Deelvragen zijn: -
welke instrumenten en werkwijzen hanteren de scholen bij de aanvang van het project?
-
welke aanknopingspunten bieden deze instrumenten en werkwijzen om te komen tot eventuele bijstelling van concreet beleid en maatregelen voor het onderwijs aan LWOOleerlingen?
-
welke (nieuwe) instrumenten en werkwijzen zijn wenselijk om nog beter zicht te krijgen op het rendement van de inzet van LWOO-middelen?
-
wat vraagt dit van de verschillende actoren (bestuur, schoolleiding, zorgfunctionarissen, mentoren en docenten) in de school?
Pagina 6/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
1 Hoff-Israël, M.C. van der, H.A. de Wit, E. Verschure & W. Bos (2009). Zicht op zorggelden. De besteding van de zorgmiddelen in het primair, speciaal en voortgezet onderwijs. Utrecht: Infinite Financieel B.V.) 2 Onderwijsraad (2010). De school en leerlingen met gedragsproblemen. Den Haag: Onderwijsraad. 3 Algemene Rekenkamer (2010). Zorgleerlingen in het primair en voortgezet onderwijs. Terugblik 2010. Den Haag: Algemene Rekenkamer 4 Wiel, H. van der, B. Minne & D. Webbink (2009). Zorg om zorgleerlingen. Een blik op beleid, aantal en kosten van jonge zorgleerlingen (CPB Document 192). Den Haag: CPB 5 Inspectie van het Onderwijs (2008). Opbrengsten van het vmbo in de G4. Resultaten van een inspectieonderzoek naar het rendement van vmbo-scholen in de vier grote steden. Utrecht Inspectie van het onderwijs. Inspectie van het onderwijs (2010). Wettelijke vereisten rond specifieke zorg en bestrijden achterstanden in het voortgezet onderwijs. Resultaten van een inspectieonderzoek uit 2009. Utrecht: Inspectie van het onderwijs. Inspectie van het onderwijs (2012). De staat van het onderwijs 2010/2011. Onderwijsverslag. Utrecht: Inspectie van het onderwijs 6 Amse, M.L., Rutten M.L., Fens, D.B. (2010). Lwoo middelen besteed. Een verkenning naar de besteding van LWOO-middelen bij negen scholen voor voortgezet onderwijs. ´s-Hertogenbosch: KPC Groep (in opdracht van het ministerie van OCW)
4 WERKEN AAN EEN BETER ZICHT OP LWOO 4.1 Onderbouwing In dit project staan instrumenten en werkwijzen centraal die scholen kunnen inzetten om beter zicht te krijgen op het rendement van de inzet van LWOO-middelen. Als het gaat om de inzet van deze middelen zijn de opbrengsten op het niveau van de leerling en de organisatie de maat. Bij instrumenten om zicht te krijgen op opbrengsten, verwijst de literatuur over het opbrengstgericht werken (Visscher & Ehren (2011), Geijsel, Krüger & Sleegers (2010), Ledoux, Blok, Boogaard & Krüger (2009)) naar een goed leerlingvolgsysteem, prestatie- of resultaatdoelen en onderwijs afgestemd op onderwijsbehoeften van leerlingen. In Bijlage 2 is de beknopte literatuurstudie opgenomen. Deze literatuur verwijst verder naar voorwaarden om tot het gewenste rendement te komen: -
de motivatie om opbrengstgericht te gaan werken;
-
het opbouwen van vertrouwen;
-
een opbrengstgerichte schoolcultuur;
-
stimulerend schoolleiderschap en eigenaarschap;
-
een gezamenlijke focus op wat onderzocht dient te worden en de relevantie van data;
-
een op resultaten gerichte professionele dialoog, samenwerking en taakverdeling binnen het team;
-
benodigde kennis en vaardigheden;
-
praktische voorwaarden (tijd, instrumenten en materialen);
-
een context waarin het afleggen van rekenschap over de resultaten gemeengoed is (accountability).
Als het gaat om cyclische werkwijzen kan gebruik worden gemaakt van de verschillende PDCAof evaluatieve cycli in de achtbaan7: op welke wijze kunnen de beleidscyclus van het management en de cyclus van het werken in de klas beter met elkaar in verband worden gebracht opdat de hele ‘LWOO-achtbaan’ beter gaat lopen? 4.2 Aanpak 4.2.1 Onderzoeksmethode Het onderzoek werd ontwerpgericht opgezet met een kwantitatieve en kwalitatieve component. Het onderzoek was gericht op de acht aan het project deelnemende scholen, op het niveau van de individuele school en op het niveau van het geheel van scholen door deelname in de Community of Practice (CoP). De volgende fases werden doorlopen. Elk van de acht scholen Beginsituatie per school Bij elk van de scholen werd onderzocht op welke manier de inzet van LWOO-middelen wordt bewaakt en het rendement van deze maatregelen wordt gemonitord. De beginsituatie is in beeld gebracht in gesprek met verschillende actoren in de school (schoolleiding, middenmanagement, zorgfunctionarissen, mentoren). Komen tot een verbeteragenda In elke deelnemende school is naar aanleiding van de analyse van de beginsituatie een aantal verbeterpunten benoemd met betrekking tot de Check en Act-fase van de PDCA-cyclus. Deze verbeterpunten werden vervolgens vertaald naar een concrete verbeteragenda. De scholen presenteerden de verbeteragenda’s aan elkaar in de Community of Practice (CoP). Pagina 7/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
7 Rijkschroeff, L. & Roosmalen, T van (2003). De Achtbaan: een cyclisch model voor ontwikkeling van beleid en kwaliteit. ’s-Hertogenbosch: KPC Groep
Monitoring van de uitvoering van de verbeteragenda Gedurende twee schooljaren is op de scholen gevolgd of de nieuwe instrumenten en werkwijzen voldoende bijdragen aan het transparant maken en verantwoorden van de inzet van LWOO-middelen. Evaluatie van verbeteragenda Aan het eind van het project is bij schoolleiders, zorgcoördinatoren, teamleider LWOO en mentor/docenten gevraagd naar de (verandering in) ingezette interventies, het proces dat daarmee gepaard ging, de resultaten die dit opleverde, mede in relatie tot de uitstroom. Daarbij werd een digitale vragenlijst uitgezet. De uitkomsten van het vragenlijstenonderzoek is in de CoP besproken en aangevuld. Community of Practice In de bijeenkomsten van de CoP met de betrokken scholen werden de inzichten en ervaringen op schoolniveau en meer specifiek rond de thema’s van de verbeteragenda met elkaar gedeeld. Deze CoP vormde een professionele leergemeenschap waarin de resultaten van het onderzoek in de eigen schoolpraktijk werden gedeeld met het uiteindelijke doel het onderwijs aan de LWOO-leerlingen te verbeteren8. In deze professionele leergemeenschap werd de professionele dialoog gevoerd op basis van de ervaringen en de onderzoeksbevindingen op de eigen scholen, zodat van elkaar kan worden geleerd. Door gezamenlijk te reflecteren op deze ervaringen en bevindingen, werd ook meer specifiek helder wat de scholen nodig hebben om het monitoren van resultaten goed te kunnen doen (zoals bijvoorbeeld rond de wettelijke vereisten en rond handelingsplannen, het cyclisch werken in de evaluatieve cyclus en welke succesfactoren en knelpunten hierbij werden ervaren) en konden de scholen gezamenlijk werkwijzen en instrumenten hiervoor ontwikkelen, uitvoeren en evalueren. 4.2.2 Onderzoeksgroep Op acht scholen met LWOO-leerlingen9 werd gezocht naar manieren om een relatie te leggen tussen (de verantwoording over) de middelen die worden ingezet voor maatregelen die voor specifieke zorg van LWOO-leerlingen zijn bedoeld én de ontwikkeling en leerresultaten van de leerling (het rendement). Het onderzoek vond plaats onder verantwoordelijkheid van de deelnemende scholen vertegenwoordigd in de CoP, die samen de stuurgroep vormde. Alle scholen waren met de schoolleiders, teamleiders en/of zorgcoördinatoren in deze groep vertegenwoordigd. Op de scholen zelf waren ook mentoren en docenten betrokken. 4.2.3 Instrumenten en werkwijzen De beginsituatie is in beeld gebracht in gesprek met verschillende actoren in de school (schoolleiding, middenmanagement, zorgfunctionarissen, mentoren) aan de hand van een aantal vragen rond instrumenten en werkwijzen voor het onderwijs aan LWOO-leerlingen. Vervolgens heeft elke school aan de hand van een format met een aantal vragen het eigen verbeterplan geschreven:
Pagina 8/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
8 Verbiest, E, (red.) (2008). Scholen duurzaam ontwikkelen. Bouwen aan professionele leergemeenschappen. Antwerpen-Apeldoorn: Garant 9 CVO (Farel College, Ridderkerk), Interconfessionele Scholengroep Westland (Hoge Woerd, Naaldwijk), DaCapo College (locatie Eysenhegge, Sittard), Maris College (locatie Kijkduin), Etty Hillesum Lyceum (Slatink, Deventer) , Groenhorst College (Groenhorst Lelystad, Lelystad), LVO Parkstad (Emmacollege, Heerlen) en Wellantcollege (locatie Oegstgeest)
1
welke vraag of welke vragen wil je beantwoorden met de gegevens die je verzamelt in het kader van de monitoring?
2
welke instrumenten wil je inzetten om beter zicht te krijgen op de antwoorden op deze vragen?
3
welke aanpassing aan het instrument is nog wenselijk om het goed te kunnen inzetten voor de monitoring?
4
welke aanpassing is nog wenselijk in de manier waarop het instrument wordt ingezet in de praktijk? (denk hierbij aan: de frequentie waarmee het instrument wordt ingezet, de mensen die betrokken zijn bij de inzet van het instrument, de manier waarop gegevens geanalyseerd worden, de manier waarop gegevens besproken worden in de school)
5
wie wil je dat er betrokken is bij de monitoring en zich de resultaten van de monitoring eigen maakt? (denk aan: de directie, het LWOO-projectteam, LWOO-mentoren, alle docenten en mentoren)
De verbeterpunten in het verbeterplan werden vervolgens vertaald in verbeteracties en een globale planning werd gemaakt. KPC Groep heeft als extern procesbegeleider periodiek de scholen bezocht en ging steeds in gesprek met de projectleider (veelal een school- of teamleider) over het eigen proces op de school aan de hand van globaal de volgende vragen: -
zijn de in het verbeterplan beoogde en geplande activiteiten uitgevoerd?
-
worden de doelen bereikt die je wilde bereiken?
-
wat heeft daarbij bevorderend gewerkt en wat belemmerend?
-
op welke manier ga je de komende tijd verder?
Aan het eind van het project is een vragenlijst (zie Bijlage 4) opgesteld om na te gaan: -
welke doelen uit het verbeterplan de school wel en niet (zichtbaar) heeft bereikt gedurende de projectperiode (en wat daartoe bijdroeg);
-
of er beter zicht is op de ontwikkeling en de resultaten van de leerlingen (handelingsplannen, leerlingvolgsysteem);
-
of er beter zicht is op het rendement van de LWOO-middelen;
-
of er planmatiger en doelgerichter wordt gewerkt in de school en in de klas.
Als voorbereiding op de CoP’s kregen de betrokkenen veelal ook een aantal vragen voorgelegd, aan de hand waarvan de resultaten, vragen en opvallende leerpunten aan elkaar werden gepresenteerd en besproken. Zo werd voor de laatste bijeenkomst gevraagd wat belangrijke stappen in het project waren, wat de school als grootste opbrengst van het project ziet, wat kritische succesfactoren en belemmerende factoren waren en wat de eigen bijdrage heeft kunnen zijn. De scholen hadden op deze manier een actieve inbreng in de CoP’s. 4.2.4 Dataverzameling Met de hierboven geschetste instrumenten en aandachtspunten is op schoolniveau en schooloverstijgend vooral kwalitatieve informatie verzameld over de instrumenten die worden ingezet, de werkwijzen die scholen hanteren en de voorwaarden die nodig zijn om tot een beter zicht op het rendement van LWOO te komen. In dit project zijn geen financiële kengetallen verzameld. Voor de processen op de scholen zijn deze gegevens relevant: wie kijkt er naar?, wie kent deze informatie?, wordt de PDCA-cyclus compleet doorlopen? Op schoolniveau zijn deze gegevens relevant, maar ervaringen in de Pagina 9/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
voorloper van dit project10 en ook de informatie uit de beginsituatie hebben/heeft geleerd dat deze financiële gegevens tussen de scholen binnen de onderzoeksgroep onvergelijkbaar zijn. 4.2.5 Analyse De informatie die binnen het project door de betrokkenen en door KPC Groep is verzameld op schoolniveau en op schooloverstijgend niveau, is geordend in de tijd. Vervolgens is deze informatie geanalyseerd aan de hand van de centrale vragen in het onderzoek. De instrumenten, werkwijzen en voorwaarden zijn door de onderzoekers van KPC Groep aan de hand van de in de literatuur genoemde relevante punten geordend in twee tabellen (zie Bijlage 2). Deze tabellen zijn vervolgens ter toetsing en aanvulling voorgelegd aan de scholen. Met de informatie uit de tabellen wordt een beeld verkregen van wat er volgens de scholen toe doet als het gaat om instrumenten, werkwijzen en voorwaarden voor het verkrijgen van een beeld van het rendement van de inzet van LWOO-middelen. De antwoorden in de vragenlijst zijn vooral kwalitatief van aard. In Bijlage 5 worden de resultaten van het vragenlijstonderzoek gepresenteerd.
Pagina 10/46 10
augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
Amse, M.L., Rutten M.L., Fens, D.B. (2010). Lwoo middelen besteed. Een verkenning naar de besteding van LWOO-middelen bij negen scholen voor voortgezet onderwijs. ´s-Hertogenbosch: KPC Groep (in opdracht van het ministerie van OCW).
5 RESULTATEN In dit hoofdstuk worden de resultaten aan de hand van de deelvragen beschreven. 5.1 Aanknopingspunten voor bijstelling van beleid en maatregelen Op basis van de bestudeerde handelingsplannen, dossiers en de eerste gesprekken op de scholen stelden de betrokkenen eigen verbeterpunten vast en werden er verbeteracties gepland. In Bijlage 3 staan de verbeterpunten en verbeteracties samengevat in tabel 1. De verbeterpunten van de scholen waren met name gericht op het krijgen van een beter zicht op de ontwikkeling (in het algemeen of met name sociaal emotioneel) en leerprestaties (in het algemeen, gekoppeld aan toetsen en volgsystemen of specifiek voor bijvoorbeeld het vak rekenen of lezen) van de leerlingen. Op een enkele school werd dit verbonden aan het professioneel werken, didactisch handelen en docentgedrag. Op een andere school aan de klassenverkleining, kleinschaligheid en de inzet van middelen. Eén school richtte zich met name op de intake. De verbeteracties op de scholen waren divers. Het bijhouden van de ontwikkeling van de leerling (aan de hand van bijvoorbeeld een eigen checklist, trajectplanner, signaleringslijsten, Muiswerk) en het werken met een administratie- of leerlingvolgsysteem (Magister, Som, Cito Volgsysteem voortgezet onderwijs (voorheen Cito VAS) of AIDA) werd op vrijwel alle scholen geïntensiveerd. Ook het vaker en/of intensiever bespreken van de voortgang van de leerlingen kreeg als verbeteractie meer aandacht in de teams, bij mentoren en/of leerlingondersteuners. 5.2 Instrumenten en werkwijzen bij de aanvang van het project De extra investering van LWOO-middelen werd bij de aanvang van het project met name besteed aan de volgende instrumenten en werkwijzen: -
verschillende organisatie-van klassen: of kleine aparte klassen voor LWOO (homogeen) en/of gemengde wat grotere klassen (heterogeen) en/of een aparte locatie (zorggrootte);
-
extra begeleiding (RT);
-
huiswerkbegeleiding (thuiswerkvrije school);
-
training sociale vaardigheden (drama, faalangstreductie, Rots en Water);
-
extra vakken/steunlessen (taal, lezen, rekenen);
-
handelingsplannen met leerlingvolgsysteem verbinden;
-
competente mentoren en docenten (pedagogisch didactisch handelen);
-
specialistische hulp, vooral leerlinggericht (individueel);
-
tevredenheidsonderzoeken bij ouders, leerlingen en medewerkers.
5.3 Instrumenten en werkwijzen voor beter zicht op rendement Gedurende de projectperiode werd door de scholen gewerkt aan het beter in beeld krijgen van de ontwikkeling van de LWOO-leerlingen. In Bijlage 3 staan deze samengevat in tabel 2. De volgende instrumenten en werkwijzen werden daartoe ingezet met de volgende bedoelingen. Leerlingvolgsysteem -
Duidelijkheid bij de intake met juiste informatie vanuit de aanleverende school en helderheid over ondersteuningsmogelijkheden van de ontvangende school.
-
Het dossier van de LWOO-leerling in een administratie- of leerlingvolgsysteem actueel krijgen en houden: alle scholen volgen de ontwikkelingen van de leerling in een
Pagina 11/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
volgsysteem (Magister, SOM, Cito LVS, Cito Volgsysteem voortgezet onderwijs, Trajectplanner, Apeldoornse vragenlijst).
-
Met het toetsen (Cito Volgsysteem voortgezet onderwijs, signaleringslijst, SVL, SAQI, dyslexie, Muiswerk) en bevragen van leerlingen en ouders (tevredenheid, taal, bij de intake) komt up-to-date informatie over de leerlingen beschikbaar. Eenduidig noteren is noodzaak.
Monitoren en begeleiden -
Werken aan het handelingsplan: de scholen verschillen in wie het handelingsplan opstelt (zorgcoördinator, mentor), hoe vaak per jaar (twee tot meerdere keren per schooljaar) en door wie (docenten, mentoren, teamleiders, zorgadviesteam) dit plan wordt geëvalueerd en in of docenten in het primaire proces in de klas de informatie uit het handelingsplan gebruiken. Niet altijd worden ouders en leerlingen bij de evaluatie betrokken.
-
Regelmatige en effectieve leerling- en groepsbespreking: de frequentie van de leerling- en groepsbesprekingen varieert van elke week (tussen teamleider en mentor) tot enkele keren per jaar (rond rapporten of resultaten bij Muiswerk). De periodieke evaluaties nemen toe, leerlingen vallen op en ‘je moet er iets mee’.
-
Specialistische begeleiding en begeleidingsgesprekken: in de klas (met versterken docentcompetenties) of buiten de klas (RT; consult-uur; extra taal-, lezen-, rekenlessen, SOVA- en faalangsttraining; handelingsgericht begeleiden).
Professioneel handelen -
Compacte teams: op de helft van de scholen geven docenten meer vakken aan dezelfde groep (minder handen voor de klas). Om praktische redenen is dit niet steeds mogelijk of gewenst.
-
Competenties en professioneel handelen van docenten gericht op (extra) begeleidingsbehoefte van de leerlingen krijgen aandacht, bijvoorbeeld wat betreft op ontwikkeling gerichte gesprekken, werken met het leerlingvolgsysteem, cyclisch werken, persoonlijk vakmanschap en differentiëren.
-
Scholing (met en van elkaar) en ontwikkeling docenten wordt gericht op aanpak, begeleiding en coaching van leerlingen en leidt tot bewustwording. Op één school is de scholing gericht op de intake van leerlingen.
Organisatie -
Aparte LWOO-klassen (en locatie) of kleinere klassen als er LWOO-leerlingen in zitten is met name in de onderbouw; in de bovenbouw zitten de LWOO-leerlingen meestal heterogeen gegroepeerd vanwege aspecten van organiseerbaarheid en betaalbaarheid.
Resultaat -
Op bijna alle scholen monitort de schoolleiding de ontwikkeling van de leerlingen (cohortanalyse, slagingspercentages, PDCA op mesoniveau). Ook teamleiders en mentoren monitoren in toenemende mate de resultaten.
-
Eén school geeft als positieve effecten van het project: het te laat komen is met 41% afgenomen, het onbekend verzuim is met 70% afgenomen en het aantal uitgestuurde leerlingen daalde met 35%. Een andere school geeft aan dat leerlingen niet afstromen maar juist opstromen én het diploma behalen.
De borging van de resultaten van het project ligt vooral in het verankeren van de toetsen, signaleringslijsten, handelingsplannen in de leerlingbesprekingen; het voortdurend doorlopen van de PDCA-cyclus; het ervaren van gewin en succes voor leerlingen maar ook kritisch kijken naar het eigen handelen binnen de teams van docenten; scholing en ondersteuning; de Pagina 12/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
blijvende gerichtheid van het management op de opbrengsten.
5.4 Voorwaarden voor beter zicht op rendement Vanuit de literatuur en door de scholen worden voorwaarden gegeven die ertoe bijdragen dat een beter zicht op het rendement wordt verkregen (zie Tabel 3 in Bijlage 3). 5.4.1 Succesfactoren Vanuit de onderzoeksliteratuur worden verschillende succesfactoren genoemd. Deze zijn getoetst bij de betrokken scholen (in de monitoring door KPC Groep en voorgelegd aan de betrokken school- en teamleiders). In dit project speelden de volgende succesfactoren een voorwaardelijke rol. Gerichte aanpak -
Op het merendeel van de scholen was er een gezamenlijke focus en motivatie om opbrengstgericht te gaan werken, daartoe met een gezamenlijke aanpak instrumenten in te zetten (VAS-toetsen, SAQI, handelingsplannen) binnen een context waarin het verantwoorden van resultaten op verschillende lagen in de school gemeengoed is (accountability).
Cyclisch werken -
Het cyclisch, planmatig en opbrengstgericht werken (in een PDCA- of evaluatieve cyclus) is binnen de projectperiode versterkt. Op de helft van de scholen is dit nog niet van toepassing voor alle vakgebieden of voor de gehele cyclus (Check en Act komen vaak nog minder aan bod). En, hoewel de docenten wel beschikken over de informatie over de leerling, betrekken ze dit nog niet altijd in het proces binnen de klas, bijvoorbeeld door deze informatie te vertalen in actiepunten per leerling voor iedere les.
-
Op zes van de acht scholen verschoof de aandacht van het denken in cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling naar het denken in termen van didactiek en rendement (levert jouw onderwijs op wat je dacht dat het moet opleveren, is de schoolloopbaan van deze leerling gegaan als gedacht bij binnenkomst?) zowel bij management als bij docenten.
-
Stimulerend school- of teamleiderschap doet ertoe. Schoolleiders werkten aan het opbouwen van vertrouwen (vlekwerking, draagvlak) en erkennen dat ze een rol hebben naar het versterken van docenten. Daarnaast was een stimulerend en gedeeld schoolleiderschap op bijna alle scholen in ontwikkeling, wat in enkele gevallen werd geremd door wisselingen in de leiding.
Professionalisering -
Op bijna alle scholen leverde een op leerresultaten en op het functioneren op sociaal emotioneel vlak gerichte professionele dialoog een effectievere leerlingbespreking, samenwerking en taakverdeling binnen de teams op.
-
De benodigde kennis en vaardigheden, maar ook de bewustwording om onderwijs inhoudelijk te verbeteren en te richten op de signalering en zorg rond de leerling, was bij docenten en mentoren groeiende: ze ervoeren voordelen en waren effectiever betrokken; de professionele cultuur in termen van leren van elkaar en het professioneel handelen groeide.
Praktische voorwaarden -
Van de praktische voorwaarden die in de onderzoeksliteratuur naar voren kwamen, werd vooral tijd genoemd, maar ook scholing, de aansluiting op het glasvezelnetwerk, ICT en goed lesmateriaal. Het leerlingvolgsysteem was op vier van de acht scholen in
Pagina 13/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
ontwikkeling (en moest ook ingevuld, zoals een van de scholen aangeeft).
Rond het verbeterproces op de scholen valt op dat de scholen na de startfase de verbeterplannen met een verschillend perspectief en in een verschillend tempo hebben opgepakt. Het project is op scholen een vliegwiel geweest om zaken intern te verbeteren. Door de interne monitoring en onafhankelijke begeleiding van buitenaf bleef de aandacht gericht op het einddoel. De leerlingen worden systematischer en daarmee ‘vele malen beter’ gevolgd, waardoor sneller en beter ingesprongen kan worden op de individuele behoeften van de leerlingen en effectievere zorg en handelingsgericht werken op individueel niveau mogelijk maakt. Leerlingen voelen zich serieus genomen en gezien. De uitwisseling −tijdens de CoP-bijeenkomsten− van ‘de worsteling met de problematieken en ervaringen’ is als zinnig ervaren en leidde tot het leren van elkaar wat betreft visie, instrumenten en aanpakken. Sommige scholen hebben ook een bezoek gebracht aan één van de andere scholen óf binnen het eigen bestuur of samenwerkingsverband presentaties of artikelen verzorgd om anderen te laten delen in de ervaringen. 5.4.2 Knelpunten Er zijn ook knelpunten te melden die in de loop van de projectperiode belemmerend bleken te werken: -
het werken op dezelfde wijze naar LWOO-leerlingen en de daadwerkelijke gedragsverandering bij management en leraren vroeg om visie, bewustwording, afspraken (en je daaraan houden) (gedeeld leiderschap): dit bleek niet op alle scholen even goed vormgegeven;
-
tijdsinvestering in het project binnen de volle jaartaak van mentoren en docenten. De scholing en het verankeren van deze nieuwe werkwijze in de organisatie kostte erg veel tijd;
-
de benodigde expertise en ondersteuning van docenten door bijvoorbeeld de zorgcoördinatoren was niet altijd voorhanden voor docenten en mentoren;
-
discontinuïteit van aansturing binnen en buiten de scholen.
5.5 Inzet van actoren in de school Hiervoor werd al zichtbaar dat er op verschillende niveaus is ingestoken op de betrokken scholen: rector, school- of teamleider; zorgcoördinator of begeleider; mentor en docenten. Op de meeste scholen waren deze actoren op de volgende wijze betrokken bij het project: -
het management was vooral gericht op het verkrijgen van een beter zicht op het niveau van door- en uitstroom van LWOO-leerlingen, de leeropbrengsten, contact- en incidentenregistraties. Goed werkende en ingevulde leerlingvolgsystemen zijn nodig om trends over meerdere jaren te kunnen signaleren;
-
zorgcoördinatoren en begeleiders richtten zich met name op de handelingsplannen, het handelingsgericht werken met het afstemmen van begeleiding en ondersteuning op de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van de leerlingen in de klas. Het team van specialisten binnen de zorgstructuur veranderde en richtte zich niet alleen op leerlingen maar ook op docenten;
-
mentoren en docenten waren vooral gericht op het observeren en toetsen van de leerlingen; de handelingsplannen; de specifieke ondersteuning voor de LWOO-leerlingen wat betreft de sociaal-emotionele ontwikkeling, het schoolgedrag of op een specifiek vakgebied (taal of rekenen). Mentoren voelden zich zelfverzekerder omdat ze worden ondersteund door feiten en plannen én omdat ze meer samenwerken onderling en met docenten. Ze voerden gesprekken met leerlingen en ouders.
Pagina 14/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
Samenvattend: door alle actoren wordt de urgentie ervaren om te blijven bewaken en stappen te zetten, opdat docenten in de teams de nieuwe manier van werken zich eigen maken. Om dit vast te houden vroeg dit om doorzettingsvermogen, onderhoud en cyclisch denken.
6 CONCLUSIE Zoals één van de scholen aangaf, is binnen het project de aandacht verschoven van ‘LWOO in beeld’ naar ‘De LWOO-leerling in beeld’. ‘Meten, weten en bijstellen’ stond centraal op de scholen binnen het project. 6.1 Instrumenten en werkwijzen bij de start en gedurende het project Bij de aanvang van het project werden de LWOO-middelen grotendeels en soms uitsluitend ingezet voor het werken in kleinere klassen met een competent en betrokken team en door het kleinschalig organiseren van het LWOO-onderwijs. Scholen namen aan (en nemen aan) dat deze aanpak tot de beste resultaten bij LWOO-leerlingen leidt. De wijze van organiseren, bijvoorbeeld door in homogene LWOO-klassen of heterogene LWOO-vmbo-klassen te werken, is gedurende het project op de scholen niet veranderd. Bij de start van het project werkten de scholen met handelingsplannen en boden individueel gerichte specialistische hulp aan de leerlingen. Gedurende het project is een verschuiving te zien geweest van de gerichtheid op sociaal-emotioneel niveau naar het −op systematische wijze− investeren in middelen en werkwijzen op cognitief gebied. Het werken aan een up-to-date leerlingendossier en het monitoren en begeleiden van de leerlingen op basis van de beschikbare informatie (zowel op sociaal-emotioneel gebied als bijvoorbeeld met taal en rekenen) blijkt door de scholen ervaren te worden als meerwaarde voor de leerlingen. Mede door de focus op de competenties en scholing van de docenten zijn de resultaten van de leerlingen (en daarmee van de inzet van zorgmiddelen) meer transparant geworden en kan voorzichtig gesteld worden dat dat ook tot een verbetering van de prestaties leidt. Concluderend gaven de scholen ook zelf aan dat het zicht op de ontwikkeling van (de resultaten van) de LWOO-leerlingen is gegroeid: er is een duidelijker didactische meetlat en met het systematisch verzamelen, analyseren en interpreteren van gegevens worden de mogelijkheden van de leerlingen beter benut. Dat er aan het eind van het project beter zicht is op de inzet en/of besteding van de beschikbare LWOO-middelen, blijkt uit het beter geïnformeerd zijn van docenten en de gesprekken die ze voeren over het (bewuster) inzetten van de middelen; het op basis van gegevens monitoren en bijsturen met zorg en begeleiding van het ontwikkelingsproces van de leerling; de bewuste keuzes binnen taakbeleid voor klassengrootte, de plaatsing van leerlingen in de groepen en taakbelasting voor mentoren. Het systematisch werken gecombineerd met de inzet van de juiste instrumenten en werkwijzen leidt, naast het werken met kleinere groepen, tot betere resultaten van de leerlingen. 6.2 Voorwaarden voor beter zicht op rendement Bovengenoemde instrumenten en werkwijzen vragen invloed van de verschillende actoren in de school (bestuur, schoolleiding, zorgfunctionarissen, mentoren en docenten) op een aantal factoren: een gerichte aanpak, focus en motivatie gerichte op opbrengstgericht werken; cyclisch werken in een evaluatieve cyclus; een verschuiving van de aandacht van vooral de sociaalemotionele kant naar het didactische en rendement-element in het onderwijs; leiderschap; bewustwording bij en professionalisering van betrokken docenten; praktische voorwaarden. Door alle actoren wordt de urgentie ervaren om te blijven bewaken en stappen te zetten, opdat docenten in de teams de nieuwe manier van werken zich eigen maken.
Pagina 15/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
Tijdens het project bleken knelpunten: het ontbreken van (gedeeld) leiderschap waardoor niet op eenzelfde wijze naar LWOO-leerlingen werd gewerkt; de benodigde tijd en ondersteuning voor de implementatie van de nieuwe manier van werken door docenten en discontinuïteit in aansturing.
Pagina 16/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
7 DISCUSSIE De LWOO-middelen zijn hard nodig voor de LWOO-leerlingen om, ondanks de leerachterstanden, cognitieve beperkingen en veelal andere problematieken, te kunnen slagen in het regulier onderwijs. Deze leerlingen hebben nodig: -
steengoed onderwijs met docenten die: -
openstaan voor de leerling met de eigen problematiek
-
bevlogen, betrokken, professioneel zijn, ‘met het hart op de goede plaats’ en ‘die als mens betrokken zijn’
-
voldoende tijd hebben om de leerlingen te leren kennen. Er moet een band/klik zijn tussen de docent en de leerling: ‘Zonder relatie, geen prestatie’
-
op het juiste moment het goede doen/zeggen, ook in de ogen van de leerlingen (pedagogische tact), veel positieve bevestiging geven
-
goed toegerust zijn: binnen de lessen voldoende differentiëren, gebruik maken van diverse methodieken en over voldoende kennis beschikken over bijvoorbeeld puberbrein (‘meesterschap’)
-
sturen op leerprestaties en aandacht hebben voor het systematisch volgen van
-
kritisch naar zichzelf kijken en feedback geven over wat heb ik als docent fout
leerlingen en het registreren in een leerlingvolgsysteem gedaan (als eerste, voordat er gekeken wordt naar de leerling) -
in een goed georganiseerde structuur met ondersteuning van specialisten (orthopedagoog, jeugdpreventiewerker et cetera) aan het werk kunnen
-
in beeld te zijn: systematisch monitoren van leerlingen en hun prestaties en aan de hand hiervan begeleiding en ondersteuning afstemmen; in gesprek zijn en bewust maken van eigen rol;
-
een goede motiverende thuissituatie, met ouders die door de school goed worden geïnformeerd en de school door dik en dun steunen.
In het onderzoek wordt duidelijk dat alleen het organiseren van het onderwijs aan LWOOleerlingen in kleine groepen niet voldoende is: daarnaast is het nodig systematisch en met de focus op de cognitieve ontwikkeling van de leerlingen te werken als het gaat om de ontwikkeling en leerresultaten van de leerlingen. Het systematisch in beeld hebben en ondersteunen van LWOO-leerlingen werkt preventief door de daardoor verkregen mogelijkheden in de ondersteuningsbehoefte vroegtijdig te signaleren en de leerling passend te begeleiden. Curatieve acties en extra kosten worden daarmee in behoorlijke mate voorkomen. Het LWOO dreigt ondergesneeuwd te raken binnen de samenwerkingsverbanden, waar de middelen naar de ‘zwaardere leerlingen’ gaan. Dit zal tot gevolg hebben: het vollopen van de Entree-opleiding en toename van het aantal vroegtijdige schoolverlaters en werkloze jongeren. Ondanks dat je ervaart dat de LWOO-gelden hard nodig zijn om de leerlingen in een kleine setting optimaal te begeleiden in cognitieve en sociaal-emotionele zin, blijft het, door het ontbreken van een controlegroep, lastig om het rendement van deze gelden te meten in termen van harde opbrengsten. Leerlingen hebben gemiddeld twee jaar leerachterstand en dat wordt zonder extra aandacht, structuur en begeleiding (met specialistische kennis) niet ingehaald, zo is de subjectieve mening van de vele professionals die met de doelgroep werken. De schoolleiders en docenten die met deze bijzondere doelgroep werken voelen dit zelf ook aan, hetgeen moge blijken uit de volgende quotes: “Al spreken de positieve cijfers over door-, op- en uitstroom boekdelen.” “Leerlingen zijn kansrijk geworden door LWOO-gelden.” “Wij kunnen elke euro verantwoorden en de resultaten spreken boekdelen.” De vraag kan worden gesteld of de Pagina 17/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
vele subjectieve meningen niet tot een intersubjectief en hard gegeven leiden: deze leerlingen verdienen extra inzet om een startkwalificatie te kunnen behalen.
8 BRONNEN Algemene Rekenkamer (2010). Zorgleerlingen in het primair en voortgezet onderwijs. Terugblik 2010. Den Haag: Algemene Rekenkamer Geijsel, F.P., Krüger, M.L. & Sleegers, P.J.C. (2010) Data feedback for school improvement: the role of researchers and school leaders. Australian Educational Researcher; 37 (2), 59-75 Hoff-Israël, M.C. van der, H.A. de Wit, E. Verschure & W. Bos (2009). Zicht op zorggelden. De besteding van de zorgmiddelen in het primair, speciaal en voortgezet onderwijs. Utrecht: Infinite Financieel B.V.) Inspectie van het Onderwijs (2012) De staat van het onderwijs. Onderwijsverslag 2010/2011. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs Inspectie van het Onderwijs (2008). Opbrengsten van het vmbo in de G4. Resultaten van een inspectieonderzoek naar het rendement van vmbo-scholen in de vier grote steden. Utrecht Inspectie van het onderwijs Inspectie van het onderwijs (2010). Wettelijke vereisten rond specifieke zorg en bestrijden achterstanden in het voortgezet onderwijs. Resultaten van een inspectieonderzoek uit 2009. Utrecht: Inspectie van het onderwijs Amse, M.L., Rutten M.L., Fens, D.B. (2010). Lwoo middelen besteed. Een verkenning naar de besteding van LWOO-middelen bij negen scholen voor voortgezet onderwijs. ´s-Hertogenbosch: KPC Groep (in opdracht van het ministerie van OCW) Ledoux, G., Blok, H., Boogaard, M., m.m.v. M. Krüger (2009). Opbrengstgericht werken; over de waarde van meetgestuurd onderwijs. SCO-rapport 812. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut Onderwijsraad (2010). De school en leerlingen met gedragsproblemen. Den Haag: Onderwijsraad Rijkschroeff, L. & Roosmalen, T van (2003). De Achtbaan : een cyclisch model voor ontwikkeling van beleid en kwaliteit. ’s-Hertogenbosch: KPC Groep Schenke, W., Volman, M.L.L., van Driel, J.H. & H.W. Sligte (2012). Cross-professionele samenwerking in de context van ontwikkel- en onderzoeksprojecten in het voortgezet onderwijs Verbiest, E, (red.) (2008). Scholen duurzaam ontwikkelen. Bouwen aan professionele leergemeenschappen. Antwerpen-Apeldoorn: Garant Visscher, A. & Ehren, M. (2011). De eenvoud en complexiteit van Opbrengstgericht Werken. Enschede: Vakgroep Onderwijsorganisatie en –management, Universiteit Twente Wiel, H. van der, B. Minne & D. Webbink (2009). Zorg om zorgleerlingen. Een blik op beleid, aantal en kosten van jonge zorgleerlingen (CPB Document 192). Den Haag: CPB
Pagina 18/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
9 BIJLAGE 1: BETROKKENEN Penvoerende onderwijsinstelling CVO Rotterdam Partners Farel College Ridderkerk Interconfessionele Scholengroep Westland (Hoge Woerd) Naaldwijk DaCapo College (locatie Eysenhegge) Sittard
Contactpersoon
Adresgegevens
Functie
Telefoon
E-mail
Mevrouw J. Hofman
Postbus 2152 3000 CD Rotterdam
Senior beleidsmedewerker
010 2171317 06 51531848
[email protected]
De heer D. Wakker
Kastanjelaan 50 2982 CM Ridderkerk Hoge Woerd 2 2671 DG Naaldwijk
Rector
0180 411777
[email protected]
Teamleider LWOO
0174 620943
[email protected]
De heer J.A. van Nierop
Rijksweg Zuid 70 6134 AD Sittard
046 4571687
[email protected]
De heer J. Frijters
Valkstraat 4 6135 GC Sittard Valkstraat 4 6135 GC Sittard
Voorzitter College van Bestuur Zorgcoördinator
06 26584353
[email protected]
Directeur
06 22015583
[email protected]
070 3682743
[email protected]
2551 CA Den Haag
Locatiedirecteur Maris Kijkduin
Landréstraat 150
Rector
070 3231334
[email protected]
Locatiedirecteur
0570 504703
[email protected]
Kwaliteitsmedewerker
0570 504717
[email protected]
De heer A. Goudswaard
De heer P. van Heumen Maris College (locatie Kijkduin) Den Haag
De heer W. Weber
Etty Hillesum Lyceum (Het Slatink) Deventer
De heer K. Bosselaar
De heer C. de Groot
Mevrouw A. Ophoff De heer R. Hengstman
Pagina 19/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
Landréstraat 150
2551 CA Den Haag Postbus 199 7400 AD Deventer Postbus 199 7400 AD Deventer Postbus 199 7400 AD Deventer
Teamleider onderbouw
[email protected]
Partners (vervolg) Groenhorst College (Groenhorst Lelystad) Lelystad LVO Parkstad (Emmacollege) Heerlen Wellantcollege (locatie Oegstgeest) Oegstgeest
De heer A.J. Albersen
Tjalk 25-58 8232 MB Lelystad
Directeur
0320 295800
[email protected]
Mevrouw H. van Laanen
Passartweg 150
Directeur O&B
045 5224040 06 38633637
[email protected]
Hoofd kwaliteit
071 5173216
[email protected]
Teamleider
071 5173216
[email protected]
6413 NZ Heerlen
De heer W.J. van Rooijen Mevrouw B. van Engelen Mevr. Mariska Evers Mevr. Sonja de Kreij
Lange Voort 70 2341 KD Oegstgeest Lange Voort 70 2341 KD Oegstgeest
Teamleider Regiodirecteur
OCW
De heer J. de Weger
KPC Groep KPC Groep KPC Groep
Ger Vennegoor Detje de Kinderen Suzanne Beek
Pagina 20/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
Projectleider Senior adviseur Onderzoeker/senior adviseur
[email protected] 070 4124898 06 11038733 06 53812884 06 30843710 06 51572053
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
10 BIJLAGE 2: LITERATUURSTUDIE NAAR OPBRENGSTEN IN BEELD Inleidend In het projectvoorstel is geen tijd opgenomen voor een uitgebreide review van literatuur op het terrein van inzichten rond opbrengsten van leerlingen in beeld krijgen. In het onderzoek is gebruik gemaakt van bij de scholen en adviseurs aanwezige kennis die is opgedaan binnen de scholen en kennis van literatuur. De belangrijkste literatuur die in het onderzoek is gebruikt, wordt hieronder samengevat. De achtbaan
Het model van De achtbaan11 brengt in beeld dat op elk niveau in een organisatie een PDCAcyclus plaatsvindt. Zowel op het strategisch niveau van bestuur en directie, als het tactisch niveau van het middenmanagement en de sectordirectie, als het operationeel niveau van de zorgcoördinator, mentor en docent heeft PDCA-instrumenten. Bijvoorbeeld: -
bestuur en directie: PDCA met name aan de hand van begroting, overzicht daadwerkelijke besteding middelen, beleidsplan, cohort-analyse;
-
middenmanagement: teamplan of zorgplan (veelal niet gelinkt aan financiële middelen) en hoeveelheid tijd die men besteed aan verschillende taken, doorstroomcijfers van leerlingen et cetera;
-
de mentor/docent: aangeboden begeleiding en leerstof en bereikt resultaat bij de leerling.
Als er gezocht wordt naar een verband tussen inzet van middelen enerzijds en de ontwikkeling en leerresultaten van de leerling anderzijds wordt er gevraagd naar: -
welk instrument wordt op welk niveau gebruikt? Welke informatie levert dat op? hoe kunnen de PDCA-cycli en instrumenten die op verschillende niveaus gehanteerd worden, met elkaar in verband worden gebracht/meer in samenhang met elkaar worden gehanteerd?
Er zijn veel verschillende manieren om dit verband meer inzichtelijk te maken en een school kan daarin zijn eigen keuzes maken. Zo kan een school kiezen voor het inzichtelijk maken van het verband door te kijken naar het overzicht van: -
besteding van middelen, beleid/maatregelen en resultaten uit cohort-analyse; besteding van middelen, besteedde tijd van personeelsleden aan specifieke taken, leerresultaten van leerling;
Pagina 21/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
11
Rijkschroeff, L. & Roosmalen, T van (2003). De Achtbaan : een cyclisch model voor ontwikkeling van
beleid en kwaliteit. ’s-Hertogenbosch: KPC Groep
-
besteding van middelen, maatregelen die in de school genomen worden, tevredenheid van leerlingen over wat ze leren en hun ontwikkeling.
Opbrengstgericht werken Als het gaat om opbrengstgericht werken (OGW) als systematisch, doelgericht werken aan het maximaliseren van prestaties, blijkt er volgens Visscher en Ehren (2011)12 veel wetenschappelijke evidentie te bestaan voor het prestatieverbeterend mechanisme, met name wat betreft het belang van de volgende elementen: -
het bepalen van de uitgangssituatie door gebruik te maken van een leerlingvolgsysteem (prestatiefeedback) waarmee de vorderingen van leerlingen nauwkeurig gevolgd kunnen worden en het bepalen van de onderwijsbehoeften van individuele leerlingen en groepen leerlingen;
-
het definiëren van de gewenste situatie van te behalen prestatieniveaus en te beheersen leerstofonderdelen in expliciete en heldere doelen (prestatie- of resultaatdoelen en doelgericht gedrag);
-
het gefundeerd, bewust en weloverwogen afstemmen van het onderwijs (leerstofinhoud, didactiek, klassenmanagement) op de verschillende onderwijsbehoeften van leerlingen;
-
de professionalisering rond de mogelijkheden van de benutting van leerlingvolgsystemen (als prestatiefeedback), het formuleren van prestatiedoelen op diverse niveaus en manieren, het overleggen in teamverband over doelen en gerealiseerde resultaten.
Als het gaat om de voorwaarden voor effectief OGW (dat leidt tot maximale leeropbrengsten voor alle leerlingen) op het niveau van de klas en de schoolorganisatie, noemen de auteurs de volgende punten: 1
de motivatie om opbrengstgericht te gaan werken en daarbij investeren in het zich eigen maken van nieuwe kennis en werkwijzen ondanks de belasting die er al ligt, overleg binnen het team en kritisch kijken naar eigen (didactisch) handelen;
2
een opbrengstgerichte, prestatiegerichte schoolcultuur binnen een veilig klimaat en met ondersteuning en discipline (cyclisch werken);
3
stimulerend schoolleiderschap met de schoolleider als gangmaker en procesbewaker bij OGW;
4
de op onderwijs(resultaten) gerichte samenwerking en taakverdeling binnen teams;
5
de voor OGW belangrijke kennis en vaardigheden, waarbij vooral de didactische en leerstofinhoudelijke kennis en vaardigheden die vereist zijn om de analyseresultaten en doelstellingen met elkaar te verbinden van belang zijn;
6
praktische OGW-voorwaarden binnen de school: een instrumentarium waarmee de onderwijsresultaten op valide en betrouwbare wijze kunnen worden geëvalueerd; een vaste OGW-cyclus, tijd voor OGW (vernieuwing ontwikkelen en implementeren, nieuwe werkzaamheden); de match tussen instructie- en toetsmaterialen;
7
een accountability-context die OGW bevordert en ongewenste neveneffecten beperkt houdt (kwaliteit van de toets, wijze waarop toetsgegevens worden gebruikt om scholen te beoordelen, targets voor scholen en consequenties voor niet behalen van targets).
De voorwaarden voor opbrengstgericht werken worden in de volgende figuur samengevat.
Pagina 22/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
12
Visscher, A. & Ehren, M. (2011). De eenvoud en complexiteit van Opbrengstgericht Werken. Enschede: Vakgroep Onderwijsorganisatie en –management, Universiteit Twente
Bron: Visscher, A. & Ehren, M. (2011). De eenvoud en complexiteit van Opbrengstgericht Werken. Enschede: Vakgroep Onderwijsorganisatie en –management, Universiteit Twente
Aan veel van de voorwaarden van OGW wordt volgens Visscher en Ehren (nog) niet voldaan in een meerderheid van scholen. Professionalisering van schoolteams is het allerbelangrijkste implementatiebevorderende instrument, aldus Visscher en Ehren. Ze noemen een negental maatregelen die de overheid zou kunnen nemen. Voor het project ‘Beter zicht op rendement LWOO’ zouden de volgende maatregelen rond de professionaliseringsactiviteiten relevant zijn: 1
bevorder de professionalisering op het terrein van OGW door middel van trainingen waarin: de drie componenten van OGW geïntegreerd worden getraind, hele schoolteams de trainingen volgen en opbrengstgericht leiderschap een geïntegreerd deel van de training uitmaakt;
2
bevorder de professionalisering op het terrein van OGW door middel van trainingen die overeenstemmen met de principes van effectieve professionalisering: motiveren van de doelgroep, aansluiten bij specifieke situatie van de te trainen school, actief leren, afstemming/aanpassing van het geleerde op lokale kenmerken en voorkeuren, meerdere jaren, samenwerking en gezamenlijke verantwoordelijkheid, evidence based trainingsinhoud, passend binnen landelijk beleid, coaches bij het in de eigen schoolpraktijk brengen van het geleerde (data teams en taal/reken coaches/coördinatoren);
3
bevorder de vaardigheden van leraren om onderwijs te verzorgen dat continu op de onderwijsbehoeften van leerlingen wordt afgestemd;
4
bevorder de ontwikkeling van middelen en materialen die OGW ondersteunen en vergemakkelijken;
5
bevorder dat de door scholen meest gebruikte LVS- en de voor OGW belangrijke LVS-analyses zo volledig en gebruikersvriendelijk mogelijk ondersteunen.
Pagina 23/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
Krüger en de evaluatieve cyclus Meta Krüger heeft een presentatie verzorgd binnen het project ‘Beter zicht op rendement LWOO’ over het opbrengst-(resultaat-)gericht en cyclisch werken in de onderzoekende school (Community of Practice, 15 november 2011). Ze verwijst naar de vier indicatoren van de Inspectie voor de beoordeling van scholen: systematisch volgen van vorderingen; samenhangend systeem; systematische evaluatie van opbrengsten en evaluatie van het onderwijsleerproces. Een onderzoekende houding is onontbeerlijk als de school wil leren van data. Krüger wijst op het leren van leraren (binnen een structuur en cultuur van samen werken en samen leren) als de sleutelfactor voor onderwijs- en schoolontwikkeling en waarbij leraren gericht zijn op ‘op leeropbrengsten gerichte gegevens’. Om het werken met data in gang te zetten is volgens Geijsel, Krüger en Sleegers13 nodig: opbouwen van vertrouwen; -
gezamenlijke focus op wat onderzocht dient te worden;
-
gezamenlijke focus: samen op zoek naar relevantie van data;
-
versterken en spreiden van leiderschap in de school;
-
creëren van eigenaarschap.
Vooral de professionele dialoog, gevoed door data en gericht op wat betekenen deze data voor de school, leidt tot het samen werken aan schoolontwikkeling, verkleining van de kloof tussen leiding en medewerkers en vergroting van het eigenaarschap. Krüger spreekt over de evaluatieve cyclus en definieert deze cyclus als het vastleggen van doelen en standaarden, het verzamelen van informatie, het registreren van gegevens, het analyseren en interpreteren, en het nemen van beslissingen (zie figuur).
Ervaring in het primair onderwijs is dat wanneer scholen de cyclus doorlopen ze bewuster zijn van de eigen onderwijskwaliteit, zwakke plekken in het onderwijs signaleren, ongemerkt afzakken van het niveau wordt beperkt en gerichtere maatregelen voor onderwijsverbetering nemen. Het blijkt14 echter ook dat gegevens hoogstens worden gebruikt om ontwikkeling van individuele leerlingen te volgen en nauwelijks om leerlingen feedback te geven of om effectiviteit van het onderwijs op groepsniveau vast te stellen. Bijna nooit worden gegevens voor analyse
Pagina 24/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
13 Geijsel, F.P., Krüger, M.L. & Sleegers, P.J.C. (2010) Data feedback for school improvement: the role of researchers and school leaders. Australian Educational Researcher; 37 (2), 59-75 14 Ledoux, Blok, Boogaard, Krüger (2009). Data driven teaching / opbrengstgericht werken / meetgestuurd onderwijs. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut
op schoolniveau gebruikt. Problemen blijken te zijn: tijdgebrek; onvoldoende expertise in het analyseren van gegevens; moeilijkheid om beslissingen op basis van gegevens in praktijk te brengen; leraren worden niet bij interpretatiefase betrokken, alleen als ze ‘onder de maat’ presteren en er is weinig draagvlak voor datagestuurd werken (hoewel het enthousiasme toeneemt). Consequenties voor het onderzoek De centrale vraag in het onderzoek is welke instrumenten en werkwijzen scholen kunnen inzetten om beter zicht te krijgen op de effectiviteit van de inzet van LWOO-middelen? Als het gaat om de effectiviteit van de inzet van middelen, zijn de opbrengsten op het niveau van de leerling en de organisatie de maat. Bij instrumenten om zicht te krijgen op opbrengsten, verwijst de literatuur over het opbrengstgericht werken naar een goed leerlingvolgsysteem, prestatie- of resultaatdoelen en onderwijs afgestemd op onderwijsbehoeften van leerlingen. Voorwaarden om tot die (ervaren) effectiviteit te komen zijn de motivatie om opbrengstgericht te gaan werken; opbouwen van vertrouwen; een opbrengstgerichte schoolcultuur; stimulerend schoolleiderschap en eigenaarschap; een gezamenlijke focus op wat onderzocht dient te worden en de relevantie van data; een op resultaten gerichte professionele dialoog, samenwerking en taakverdeling binnen het team; benodigde kennis en vaardigheden; praktische voorwaarden (tijd, instrumenten en materialen) en een accountability context. Als het gaat om werkwijzen kan gebruikt worden gemaakt van de verschillende PDCA- of evaluatieve cycli in de achtbaan: op welke wijze kunnen deze beter met elkaar in verband worden gebracht zodat de hele LWOO-achtbaan beter gaat lopen. De achtbaan kan als achterliggend model gebruikt worden om bij het in kaart brengen van de beginsituatie in beeld te brengen welke instrumenten op welk niveau worden gehanteerd en welke werkwijzen er in de school zijn om verbanden aan te brengen tussen de verschillende instrumenten die ingezet worden.
Pagina 25/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
11 BIJLAGE 3: INSTRUMENTEN, WERKWIJZEN EN VOORWAARDEN Tabel 1 Verbeterpunten en verbeteracties per school ISW
Farel
Het Slatink
Maris
Wellant
Emma
Da Capo
Groenhorst
Eigen
- Beter zicht op
- Risicoprofiel
Relatie
- Invloed
- Levert
Zicht op
- Zicht krijgen op
Intake zodanig
verbeterpunten
ontwikkeling en sturen
- Vorderingen in
slagings-
kleinschaligheid
klassenverkleining
leeropbrengst in
extra les rekenen
verzorgen dat
op leerprestaties van
beeld met:
percentage en
- Taalbeleid en
en faciliteren
relatie tot
1f in 1,2,3
leerlingen hun
leerlingen
Cito Volgsysteem
inzet middelen
leestijd
mentoren
sociaal-
- Reken-
opleiding binnen
- Doorwerking in
voortgezet
- Toetsen en
resultaat
emotionele en
coördinator
vier jaar
professioneel werken
onderwijs,
Magister
- Helpt PDCA van
didactische
succesvol
en handelen
SAQI klas 2
Cito Volgsysteem
aspecten
voltooien
- Versterken van
voortgezet
docentgedrag in de
onderwijs om dit
klas naar de leerling
aan te tonen
toe Verbeteracties
- Vullen Magister
- Signaleringslijst
- SOM
- Leeskilometers
- Cito
IHP ontwikkelen,
- Extra lessen
- Verbeteren
- Wekelijks elke
(van papier naar
- Analyse
- Tweewekelijkse
Volgsysteem
bespreken, in
- Muiswerk en
intake leerling en
leerling doorspreken
digitaal)
specifieke
gesprekken over
voortgezet
Magister, voor
methode
ouders (format)
aan de hand van de
- Intakeprocedure
leerling-
leerling in Magister
onderwijs,
alle LWOO-
Rekenblokken
- Accountschap
gegevens en checklist
- Protocol
informatie van
Trajectplanner
leerlingen; van
- Toetsen,
po (vervallen)
- Eerder signaleren en
aanpassen en
leerling-
(voor digitale
ob naar bb
analyseren per
- AOC-profielen
sturen op gedrag en
toepassen
ondersteuner in
leerlingdossiers)
leerling en
en infomap voor
dossier
ouders in po
en AIDA (acties
monitoren
leerlingen en op
per leerling)
- Mensen
kwaliteit van
- Mentoren
meenemen,
aanleveren van data
ontwikkeling in
implementatie
van mentoren
werken met HP
- Mentoren
- Extra taal- en
professionaliseren in
rekenlessen
problemen van
analyse van data
Pagina 26/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
Tabel 2 Instrumenten en werkwijzen die de scholen inzetten voor LWOO-leerlingen Instrumenten en
ISW
Farel
Het Slatink
Maris
Wellant
Emma
Da Capo
Groenhorst
werkwijzen Dossier in LVS actueel
+
+
+
+/-
+
+
Aansluiting op
+
(Magister)
Door er meer
(? nog inzoomen
speerpunt
(Cito Volg-
(Magister)
Cito LVS PO
Digitalisering
mee te gaan
op dossiers)
teamoverleg
systeem
Digitaal LVS
onderwijskundig
werken
voortgezet
vordert en in
onderwijs, Traject-
LVS
planner) Werken aan
+
+
+
+
+
+
handelingsplan
- HP = heel
(groeit)
(groeit)
zorgcoördinator
(HP door mentor)
(IHP)
+
+
praktisch en
+
+
7 x overleg
+
en mentor
doelgericht zodat het primaire proces helpt - Overzicht per klas per leerling met kernpunten + aanpakadviezen Regelmatige en
+
+
effectieve leerling- en
leerling, team,
(groeit)
groepsbespreking
zorg +
+
+
rekendocent
Aparte LWOO-klassen
+
-
+
(en locatie) of kleinere
bewust in
(leerling-
(taalgericht)
klassen als er LWOO-
onderbouw
ondersteuning)
+
Ja
Alle LWOO apart
+
per locatie
(18-19 lln.)
verschillend
Kleinschalig
+
leerlingen in zitten Specialistische begelei-
+
+
+
+
Het Remedial
ding en begeleidings-
buiten de klas:
in en buiten
(nog inzoomen
(consult-uur,
teaching-lesuur
gesprekken: in de klas of
handelingsgericht
op begeleiding)
reken/en taal
valt hieronder
buiten de klas
begeleiden + RT +
Pagina 27/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
+ in
+
coördinator)
Instrumenten en
ISW
Farel
Het Slatink
Maris
Wellant
+
-
?
+
Emma
Da Capo
Groenhorst
+/-
Stapt men vanaf:
Niet bewust
Minder gewenst
specialismen
ingezet
werkwijzen SOVA + Faalangst– reductietraining - wens: docent versterken begeleiding in de klas (als onderdeel van de les – competenties docent) wegwerken leerachterstanden in de klas Docenten geven meer
+
vakken aan dezelfde
kleinschalig
groep (compacte teams)
om praktische redenen
Competenties van
+
Persoonlijk
Mee bezig
docenten gericht op
+
+
+
op ontwikkeling
+
+
(cyclisch
vakmanschap
(u-bocht)
(extra)
gericht gesprek
werken; bb?)
differentiëren
begeleidingsbehoefte van de leerlingen Scholing en ontwikkeling
+
+
+
Voorlichting,
+
+
Loopt volop
(training intake
docenten
- neemt toe
(groeit en per
(voorlichting aan
werkt, coach
(groot)
(mentor met IHP
vlekwerking
moet)
(bewustwording)
- teamleiders
leerling wordt
docenten door
schrikken van het
specifieke
orthopedagoog
Ontwikkelings-
effect dat ze
aanpak
en RT’er)
Plan
hebben door zo
beschreven)
dicht op het
Pagina 28/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
+ format)
Via Persoonlijk
Instrumenten en
ISW
Farel
Het Slatink
Maris
Wellant
Emma
Da Capo
Groenhorst
werkwijzen proces te zitten
Toetsen en bevragen
- Cito
Signalerings-
Cito
Cito, diataal,
+
Kaarten,
Muiswerk, ook
Format voor
van leerlingen
Volgsysteem
lijst, Cito VAS,
Volgsysteem VO
tevredenheid
Tevredenheid
dyslexie reken,
wel tussendoor
intake
voortgezet
SAQI
Ouders: taal
taal,
onderwijs: gebeurt
schoolvragenlijst
nog niet, First
Cito LVS voor vo
things First en dan komt die behoefte vanzelf Schoolleiding monitort
+
+
Cohort analyse
+
+
Ja, PDCA op
Ja, structureel
Schoolleider:
Teamleiders en
+ (groeit)
+ (in
+ (ook RT)
+
+
mesoniveau
Slagingspercenta
nee
ge
Tl docent: ja +
mentoren monitoren
beweging)
Zicht op rendement
+
+ klas 1
+/-
+
+
+
LWOO
(groeit)
+/- klas 2
(verschil in
(leerlingen, groep,
(aantoonbaar
Nazoeken nu
herkomst, in- en
school)
verbeterd)
veel meer in
uitstroom)
+/-
beeld gekomen; Term rendement is gangbaar
Pagina 29/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
Tabel 3 Voorwaarden voor effectieve inzet van LWOO-middelen Voorwaarden voor effectiviteit
ISW
Farel
Het Slatink
Maris
Wellant
Emma
Da Capo
Groenhorst
+
+
+/-
+
+
+
+
+/-
+
+/-
+/-
+
+
+
+
0
+
+
+
+
+
inzet LWOO-middelen Gezamenlijke focus en motivatie om opbrengstgericht te (gaan) werken (accountability context) op verschillende lagen in de school Van cognitieve en sociaalemotionele ontwikkeling naar rendement – levert het op wat je dacht dat het oplevert wat het moet opleveren Stimulerend schoolleiderschap: opbouwen van vertrouwen en
+
+
+
Kwaliteits- zorg
(vlekwerking)
teamleiders
+
+/-
+
coördineert
(rol leider locatie)
erkennen dat je een rol hebt naar het versterken van docenten Stimulerend en gedeeld
+
schoolleiderschap
+ ob
+
+
+
- bb (groeit)
Eigenaarschap (docenten eigenaar
+
focus op rendement en eigenaar
wisselingen
+
+
(groeit)
(groeit)
+
+
+
+/-
+
+
+
+/-
+
+
+
+/-
(groeit)
(niet in de
(lezen nog
(C+A)
PDC
klas)
niet)
Moet nog!
Nog geen A
+/-
+
zijn) PDCA- of evaluatieve cyclus:
+
cyclisch werken (zien we dat ook) Een op resultaten gerichte professionele dialoog, samenwerking en taakverdeling in team (project ook onderdeel van het team)
Pagina 30/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
+
+
+
+
+ nascholing
+/-
Voorwaarden voor effectiviteit
ISW
Farel
Het Slatink
Maris
Wellant
Emma
Da Capo
Groenhorst
+
+
+
+/-
+
+
+
+
(groeit)
(groeit)
(goed
(tijd)
inzet LWOO-middelen Benodigde kennis en vaardigheden om onderwijs te richten op de leerling bij docenten en mentoren
lesmateriaal, tijd,
(heb je de kennis/vaardigheden op
ICT)
niveau van mentoren en docenten) Praktische voorwaarden (tijd,
+
+
instrumenten, materialen)
(kost tijd)
(scholing)
Op orde zijn van
+
0
leerlingvolgsysteem (een
(ook
(groeit)
voorwaarde om….)
invullen)
+
+
+
?
(glasvezel, tijd)
Overig
Pagina 31/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
vast team
+
+
+
(goed lesmate-
(tijd)
riaal, tijd, ICT)
+/-
+
(groeit)
(IHP)
+
+
+/-
herkenbaar
12 BIJLAGE 4: VRAGENLIJST Gegevens leerlingenaantal op uw school/locatie Eén van de punten die centraal staan in het project is het zicht hebben op de ontwikkeling van de LWOO-leerlingen. Dat dit zicht in toenemende mate aanwezig is op de scholen/locaties die deelnemen aan het project, kunnen we illustreren door een overzicht te bieden van het aantal LWOO-leerlingen dat instroomt, doorstroomt en uitstroomt op de deelnemende scholen/locaties. Kunt u in onderstaande tabel de aantallen van in-, door- en uitstromende LWOO-leerlingen op uw school/locatie invullen zoals deze bij u bekend zijn? o
Nee, dat kan ik niet. We verzoeken u aan te geven wat u verhindert deze aantallen in de tabel in te vullen. …………………………………………………………………………………………
o
Ja, ik heb de aantallen in de tabel ingevuld. 2010-2011
2011-2012
2012-2013
Aantal leerlingen in de school
…
…
…
Aantal leerlingen dat instroomt
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
met een LWOO-indicatie Aantal leerlingen dat opstroomt met een LWOO-indicatie Aantal leerlingen dat uitstroomt met een LWOO-indicatie Aantal leerlingen dat uitstroomt uit de school
Zijn LWOO-leerlingen homogeen of heterogeen gegroepeerd?
Pagina 32/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
o
De LWOO-leerlingen zijn homogeen gegroepeerd
o
De LWOO-leerlingen zijn heterogeen gegroepeerd
o
De LWOO-leerlingen zijn zowel homogeen als heterogeen gegroepeerd
o
De LWOO-leerlingen zijn anders gegroepeerd, namelijk ………………….
Verbeterplan 1.
Wat waren de doelen van het project op uw school/locatie (zie Worddocument)? ………………………………………………………………………………………..
2.
Welke doelen heeft u/ uw school/locatie wel bereikt? o
………………………………………………………………………..
o
Ik/mijn school/locatie heeft geen van onze doelen bereikt
o
Welke factoren droegen er toe bij dat u / uw school/locatie heeft bereikt wat u wilde bereiken? ………………………………………………………………………..
o
Waarin wordt zichtbaar dat u / uw school/locatie deze hebt bereikt? ………………………………………………………………………..
3.
Welke doelen heeft u/ uw school/locatie niet bereikt? o
………………………………………………………………………..
o
Ik/mijn school/locatie heeft al onze doelen bereikt
o
Wat zijn volgens u redenen voor het niet bereiken van deze doelen? ………………………………………………………………………..
o
Welke factoren belemmerden bij wat u wilde bereiken op uw school? ………………………………………………………………………..
4.
In de projectperiode heeft u de beschikbare LWOO-gelden ingezet binnen uw school/locatie. Wanneer u het vergelijkt met de start van het project, heeft u dan nu beter zicht op de inzet en/of de besteding van de beschikbare LWOO-gelden? o
Ja, er is beter zicht op de inzet en/of de besteding van de beschikbare LWOOgelden, wat in het bijzonder blijkt uit ………………………………………………
o
Nee, er is geen beter zicht op de inzet en/of de besteding van de beschikbare LWOO-gelden, daar dit zicht wordt belemmerd door ………………………………………………………………………………….
5.
In het project heeft u instrumenten ingezet om het rendement van de ingezette zorgmiddelen te bewaken. Wanneer u het vergelijkt met de start van het project, heeft u dan nu meer zicht op het rendement van de inzet van de zorgmiddelen? •
Ja, er is beter zicht op het rendement van de inzet van de zorgmiddelen, wat in het bijzonder blijkt uit ………………………………………………
•
Nee, er is geen beter zicht op effectiviteit van de inzet van de zorgmiddelen, daar dit zicht wordt belemmerd door ………………………………………………………………………………….
Pagina 33/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
Effectiviteit 6.
In het project heeft u gewerkt aan het verkrijgen van een beeld van de resultaten van de LWOO-leerlingen. Wanneer u het vergelijkt met de start van het project, heeft u dan nu een beter beeld van de resultaten van de LWOO-leerlingen (door- en uitstroom)? o
Ja, we hebben nu een beter beeld van de resultaten van de LWOO-leerlingen (dooren uitstroom), wat in het bijzonder blijkt uit ………………………………………………
o
Nee, we hebben nu geen beter beeld van de resultaten van de LWOO-leerlingen (door- en uitstroom), daar dit zicht wordt belemmerd door ……………………………………………………..
7.
Monitort u de resultaten van de LWOO leerlingen (door- en uitstroom)? o
Ja, we monitoren de resultaten van de LWOO leerlingen (door- en uitstroom), wat in het bijzonder blijkt uit ………………………………………………
o
Nee, we monitoren de resultaten van de LWOO leerlingen (door- en uitstroom) niet, want die monitoring wordt belemmerd door ………………………………………..
8.
In welke mate werkt u planmatig (met het inzetten van de cyclus PDCA)? o
We werken niet planmatig
o
We werken in beperkte mate planmatig
o
We werken in ruime mate planmatig Wilt u uw antwoord toelichten met het geven van een voorbeeld van planmatig werken? ………………………………………..
Informatie over leerling op de school 9.
Met welke informatie stromen de LWOO-leerlingen in op uw school? o
(Digitaal) dossier vanuit de basisschool
o
Achterstanden op cognitief terrein
o
Sociaal emotionele problematiek
o
Warme overdracht
o
Gesprek met ouders en/of leerling
o
Toetsen
o
Indicatiestelling
o
Andere informatie, namelijk ……..
10. Wordt deze informatie verwerkt in de handelingsplannen van de LWOO-leerlingen? o
Ja, deze informatie wordt verwerkt
o
Nee, deze informatie wordt niet allemaal verwerkt, namelijk ….. niet
o
Nee, deze informatie wordt niet verwerkt
Kunt u uw antwoord toelichten? …………………………………………………………………………..
Pagina 34/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
11. Worden de handelingsplannen periodiek geëvalueerd? o
Nee: ga door naar de volgende vraag
o
Ja o
Hoe vaak worden de handelingsplannen in een schooljaar geëvalueerd? 0 keer per schooljaar 1 keer per schooljaar 2 keer per schooljaar 3 keer per schooljaar 4 keer per schooljaar Meer keren per schooljaar, namelijk …. keer
o
Wanneer worden de handelingsplannen geëvalueerd? bij coachingsgesprekken bij rapportbesprekingen bij leerlingbesprekingen in het Zorg Advies Team op andere momenten, namelijk ………………..
o
Wie heeft een rol bij de evaluatie van de handelingsplannen? Schoolleider Teamleider Zorgcoördinator Mentor Docent Ouders Leerling Anderen, namelijk ……………………..
o
Wat gebeurt er met de informatie uit de evaluatie van de handelingsplannen: op het niveau van de leerling: ……………………… op het niveau van de groep: …………………………… op het niveau van de afdeling: ……………… op het niveau van de school: ……………………… op een ander niveau, namelijk ………………………………..
11. Is het cyclisch werken met handelingsplannen binnen de projectperiode versterkt? o
Ja, wat in het bijzonder blijkt uit ………………………………………………
o
Nee, het cyclisch werken wordt belemmerd door ……………………………………………………..
12. Wordt informatie over de leerling vastgelegd in een (digitaal) leerlingvolgsysteem als het gaat om:
Pagina 35/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
o
bijzondere omstandigheden en/of behoeften
o
diagnostiek
o
ontwikkelingsperspectief
o
cognitieve ontwikkeling
o
sociaal emotionele ontwikkeling
o
begeleiding
o
anders, namelijk …
13. Wordt er ook op andere plaatsen informatie vastgelegd op uw school over de LWOOleerlingen? o
In klassenboeken
o
In mentormappen
o
In mappen bij de administratie
o
Anders, namelijk ………………………………………………………..
14. Betrekken docenten bij het voorbereiden en uitvoeren van hun lessen de informatie die er over de leerlingen op de school aanwezig is? o
Ja
o
Nee
o
Weet niet
Kunt u uw antwoord toelichten? ………………………………………………………………………….. Opmerkingen 15. Wilt u nog iets kwijt over het project dat u hierboven niet kwijt kon? ………………………………………………………………………………….. Hartelijk bedankt voor het invullen van de vragenlijst. De resultaten zullen op 18 april a.s. worden besproken in de Community of Practice. Wanneer u de antwoorden wilt uitprinten, kan dat door
te klikken.
Pagina 36/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
13 BIJLAGE 5: VERWERKING VRAGENLIJST Inleidend Aan het eind van het schooljaar 2012-2013 wordt het project ‘Beter zicht op rendement van LWOO’, een SLOA-vrijval-project dat deels vanuit de VO-raad wordt gesubsidieerd, afgerond. Dit project wordt door acht scholen/locaties uitgevoerd. Vanuit KPC Groep wordt op de deelnemende scholen/locaties onderzoek uitgevoerd, dat onder verantwoordelijkheid valt van die scholen/locaties, vertegenwoordigd in de Community of Practice (CoP). Om in de laatste CoP van 18 april 2013 een dialoog te kunnen voeren over de opbrengsten van het project, is een vragenlijst opgesteld. Deze is op 13 maart jl. via internet (www.kpcgroep.nl/BeterzichtopLWOO) verspreid. Projectleiders op de deelnemende scholen zijn aangeschreven met het verzoek de vragenlijst in te vullen. Voor het beantwoorden moest soms bij andere betrokkenen (teamleiders, zorgcoördinatoren) op de school/locatie worden geïnformeerd. De vragenlijst is op 31 maart (en 6 mei) 2013 ingevuld door vijf van de acht scholen. In deze bijlage worden de resultaten van het bevragen via internet weergegeven. Afgesloten wordt met conclusies. Resultaten Respondenten De volgende respondenten zijn aangeschreven: Onderwijsinstelling
Respondent
CVO (Farel College, Ridderkerk)
De heer J. Huijsdens
Interconfessionele Scholengroep Westland
De heer A. Goudswaard
(Hoge Woerd, Naaldwijk) DaCapo College (locatie Eysenhegge, Sittard)
De heer P. van Heumen
Maris College (locatie Kijkduin, Den Haag)
De heer W. Weber
Etty Hillesum Lyceum (Het Slatink, Deventer)
De heer R. Hengstman
Groenhorst College (Groenhorst Lelystad,
De heer A.J. Albersen
Lelystad) LVO Parkstad (Emmacollege, Heerlen)
Mevrouw H. van Laanen
Wellantcollege (locatie Oegstgeest)
Mevrouw S. de Kreij
Op het Wellantcollege in Oegstgeest is sprake van een vertrokken projectleider en de nieuwe projectleider is wegens ziekte afwezig; voor deze school was het niet mogelijk de vragenlijst in te vullen. Op 6 mei hebben vijf van de zeven respondenten, van wie verwacht mag worden dat ze de vragenlijst in konden vullen, de vragenlijst ingevuld.
Pagina 37/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
Gegevens leerlingenaantal op uw school/locatie Eén van de punten die centraal staan in het project is het zicht hebben op de ontwikkeling van de LWOO-leerlingen. Dat dit zicht in toenemende mate aanwezig is op de scholen/locaties die deelnemen aan het project, wordt geïllustreerd door een overzicht te bieden van het aantal LWOO-leerlingen dat instroomt, doorstroomt en uitstroomt op de scholen/locaties. In tabel 1 zijn de totalen in aantallen van de vijf respondenten weergegeven. Tabel 1 Aantal LWOO-leerlingen dat instroomt, doorstroomt en uitstroomt op de vijf scholen/locaties
Aantal leerlingen in de school
2010-2011
2011-2012
2012-2013
3019
2984
2931
428
493
548
(14%)
(17%)
(19%)
Aantal leerlingen dat instroomt met een LWOO-indicatie (% van totaal aantal leerlingen) Aantal leerlingen dat opstroomt met een LWOO-indicatie (% van totaal aantal leerlingen dat instroomt met een LWOOindicatie)
125
154
172
(29%)
(31%)
(31%)
Aantal leerlingen dat uitstroomt met een LWOO-indicatie (% van totaal aantal leerlingen dat uitstroomt in dat jaar)
134
144
135
(49%)
(44%)
(32%)
434
481
605
Aantal leerlingen dat uitstroomt uit de school
Wat opvalt in tabel 1 is dat het aantal leerlingen dat instroomt met een LWOO-indicatie licht toeneemt. Het percentage dat opstroomt is min of meer gelijk in de drie jaren. Het percentage leerlingen met een LWOO-indicatie dat uitstroomt van het totaal aantal leerlingen neemt over de drie jaren af; absoluut gezien blijft het aantal min of meer gelijk. Voor elk van de vijf scholen/locaties worden in figuur 1 de ontwikkelingen over de drie jaren in beeld gebracht.
De vijf scholen verschillen in omvang én in een dalende of stijgende trend in het aantal leerlingen dat instroomt Pagina 38/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
Het aantal leerlingen dat instroomt met een LWOO-indicatie is op de vijf scholen verschillend. Bij vier van de vijf scholen is sprake van een toenemend aantal leerlingen met een LWOOindicatie dat instroomt.
Op school drie neemt het aantal leerlingen dat opstroomt met een LWOO-indicatie toe. Van de andere scholen is geen genuanceerd beeld te krijgen.
Van school drie zijn geen aantallen gegeven en van school twee zijn de aantallen heel klein. De Pagina 39/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
drie andere scholen laten zowel een gelijkblijvende lijn, een dalende lijn en een ‘berg’-lijn zien.
De grootte van de scholen wisselt nogal. Bij school drie en vijf is een stijgende lijn in de uitstroom. School één heeft gelijke aantallen gegeven. Op de andere scholen is een minder helder beeld. Op de vraag of de LWOO-leerlingen homogeen of heterogeen zijn gegroepeerd, geeft één respondent aan dat de LWOO-leerlingen homogeen zijn gegroepeerd, drie scholen dat de LWOO-leerlingen zowel homogeen als heterogeen zijn gegroepeerd en de vijfde school dat de LWOO-leerlingen in de onderbouw homogeen en in de bovenbouw heterogeen zijn gegroepeerd. Verbeterplan Elk van de scholen heeft in een verbeterplan eigen doelen voor het project geformuleerd. Tabel 2 bevat de doelen van de scholen. Tabel 2 Doelen van de scholen, zoals genoemd in de verbeterplannen School
Doelen vanuit het verbeterplan
ISW
Beter zicht op de ontwikkeling (sociaal-emotioneel en cognitief) van de LWOOleerlingen met behulp van het digitaal leerlingvolgsysteem Magister, waarbinnen alle relevante leerlingdata worden verzameld en overzichtelijk (kwadrant) wordt weergegeven, met als doel het beter kunnen sturen op leerprestaties.
Farel
Komen tot een beter risicoprofiel voor LWOO-leerlingen, mede door gebruik te maken van vragenlijsten bij warme overdracht en intake. Vorderingen van LWOO-leerlingen beter in beeld krijgen door:
Het Slatink
-
begeleiding(sgesprekken) structureel invoeren in SOM;
-
handelingsplannen opstellen;
-
verbeteracties opnemen in teamplan.
Zicht krijgen op de slaagpercentages van (LWOO-)leerlingen en op de relatie tussen dit percentage en de inzet van de LWOO-leerlingen met behulp van het leerlingvolgsysteem in SOM en specifieke leerlinginformatie van leerlingondersteuners.
Maris
-
De huidige instrumenten, als rapportvergaderingen en leerlingbespreking plus gesprekken met zorgcoördinator, mentoren, RT'er, mentoren, ouders en leerlingen stroomlijnen.
Pagina 40/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
-
De uitstroom op andere locaties in kaart brengen: wat wordt er al gedaan en wat moet verbeterd worden in handelingsplannen en communicatie
School
Doelen vanuit het verbeterplan met zorgcoördinatoren en mentoren. -
Contact zoeken met Etty Hillesum over Magister en toepassen op Kijkduin.
-
Onderzoeken met ouders en leerlingen naar de invloed van een half uur per dag vrij lezen op het leesgedrag thuis.
Wellant
-
Onderzoeken of de inzet van kleinere klassen en faciliteren van docenten en mentoren oplevert wat het zou moeten.
-
Optimaliseren van Cito Volgsysteem voortgezet onderwijs (voorheen VAS) procedure (PDCA) en aanpassen digitale leerlingdossiers in Trajectplanner om dit aan te tonen.
Emma
Met het individueel handelingsplan voor LWOO-leerlingen beter zicht krijgen op
College
de leeropbrengsten van de LWOO-leerlingen in relatie tot geconstateerde sociaal-emotionele problematiek en didactische aspecten.
Da Capo
Zicht krijgen op het rendement van een extra les rekenen in leerjaar 1, 2 en 3 door Muiswerk-screening op te nemen in de jaarplanner en rekenen in het lesrooster van alle leerjaren.
Groenhorst
De intake zodanig verzorgen dat nieuwe leerlingen binnen vier jaar hun
College
opleiding op het Groenhorst College succesvol voltooien. Een intake gesprek met ouders en leerling en warme overdracht vanuit het primair onderwijs zijn instrumenten hiertoe.
De doelen die de respondenten noemen zijn: -
hoe krijgen we beter zicht op de ontwikkeling (zowel sociaal-emotioneel als cognitief) van de LWOO-leerlingen, met als doel het beter kunnen sturen op leerprestaties;
-
komen tot beter risicoprofiel van LWOO-leerlingen en vorderingen (cognitief en sociaalemotioneel) nauwlettender in de gaten houden;
-
het invoeren van een digitaal leerlingvolgsysteem brengt beter in beeld hoe we de leerlingen kunnen ondersteunen. Lezen draagt bij tot de taalverwerving van een LWOOleerling met taalproblemen;
-
accent leggen op een didactisch Item (niet sociaal-emotioneel);
-
opbrengstgericht werken;
-
werken aan de didactische achterstanden zoals ze in het onderwijskundig rapport van de basisschool zijn aangegeven;
-
intake verbeteren, zodat leerlingen beter op de goede school/opleiding terechtkomen. Maar ook dat wij de verwachtingen van ouders/leerlingen kunnen waarmaken.
De respondenten werd vervolgens gevraagd welke doelen op de school/locatie zijn bereikt en welke factoren daartoe hebben bijgedragen. Tabel 3 toont de antwoorden. Tabel 3 Bereikte doelen, factoren die daartoe bijdroegen en waar het zichtbaar is dat doelen zijn bereikt Bereikte doelen -
Factoren die daartoe
Zichtbaar dat doelen zijn
bijdroegen
bereikt
Duidelijker inzicht waar
-
-
de leerling staat, 0-
-
meting. De interventies die nodig zijn en bij de vervolgmeting de Pagina 41/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
resultaten van de interventies.
-
Scholing docenten.
Zichtbaar aan de
Bewustwording van
vorderingen die de
docenten.
leerlingen maken.
Aanpassen curriculum.
Bereikte doelen -
Hoofddoel is zonder
Factoren die daartoe
Zichtbaar dat doelen zijn
bijdroegen
bereikt
-
-
enige twijfel gehaald: we
Structureel aandacht
Professioneel handelen
geven aan verbetering.
docenten, mentoren.
hebben beter zicht op de
-
Bottum-up-proces.
ontwikkeling (zowel
-
Bijdragen aan
methodiek in de school
sociaal-emotioneel als
behoefte binnen de
en in de zorg rondom
cognitief) van de LWOO-
school.
leerlingen.
leerlingen, met als doel
-
Concrete haalbare
het beter kunnen sturen
(SMART) doelen
op leerprestaties.
stellen
-
Inbedding van
-
Uitslagen tussenevaluatie met MT, mentoren en team.
(verbeteragenda).
-
Docenten en leerlingen
-
De eindevaluatie was zeer positief.
-
-
Het invoeren van een
-
Het LVS wordt door
digitaal
laten ervaren dat een
iedere medewerker
leerlingvolgsysteem
goed gedocumenteerd
ingevuld en wordt
brengt beter in beeld hoe
LVS en lezen
gebruikt bij iedere
we de leerlingen kunnen
bijdragen aan de
leerlingbespreking,
ondersteunen.
kwaliteit van het
oudergesprek,
Lezen draagt bij tot de
onderwijs.
zorgoverleg, enzovoort.
taalverwerving van een
-
Iedereen leest op
LWOO-leerling met
school en heeft er, de
taalproblemen.
een meer dan de ander, plezier in.
-
De intake van de
-
Met een relatieve
-
Dat het aantal
leerlingen op een beter
outsider kijken naar
tussentijdse
niveau te krijgen.
ons intakeproces.
uitstromers beperkter wordt -
Het aantal afgewezen leerlingen neemt ook niet af.
Een deel heeft ook te maken met de komst van Passend Onderwijs. -
Wat betreft beide
-
gebieden (het komen tot een beter risicoprofiel van LWOO-leerlingen en
van nieuwe leerlingen. -
het nauwlettender in de gaten houden van de
Effectievere en betere aannameprocedure Effectievere en betere leerlingbesprekingen.
-
Het nauwkeuriger
vorderingen (cognitief en
volgen van de
sociaal-emotioneel)
leerlingen op cognitief
hebben we een flinke
en sociaal-emotioneel
slag geslagen.
vlak.
Twee scholen noemen doelen die ze niet hebben bereikt. Tabel 4 laat zien welke doelen niet zijn bereikt, wat daarvoor als reden wordt genoemd en welke factoren belemmerden bij wat de school/locatie wilde bereiken. Pagina 42/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
Tabel 4 Niet bereikte doelen, redenen daarvoor en factoren die daaraan bijdroegen Niet bereikte doelen
Redenen voor het niet
Factoren die bijdroegen aan
bereiken van de doelen
het niet bereiken van de doelen
Incorporatie van de nieuwe
Cultuuromslag heeft tijd
Het type kind dat op dit
manier van omgaan met
nodig. Er zijn wel
moment het LWOO
didactische vorderingen.
vorderingen.
binnenkomt heeft bijna altijd een multi-problematiek. Didactiek staat dan vaak niet op de eerste plaats.
De toeleverende (basis)school
Toeleverende scholen
Scholen/besturen overtuigen
voldoende overtuigen dat wij
denken vaak dat wij veel
van en kennis laten maken
niet alle zorg kunnen bieden
kunnen, wij zij echter geen
met de verschillende niveaus
die zij ons toedichten.
speciaal onderwijs. Wij zijn
die binnen het vmbo
en blijven regulier onderwijs
aanwezig zijn en welke
waar ook een prestatie neer
kwaliteiten van leerlingen
gezet moet worden.
daarbij horen.
In de projectperiode hebben de scholen/locaties de beschikbare LWOO-gelden ingezet binnen uw school/locatie. Wanneer de respondenten het vergelijken met de start van het project, geven vier van de vijf respondenten aan dat ze nu beter zicht op de inzet en/of de besteding van de beschikbare LWOO-gelden hebben. Dit blijkt in het bijzonder uit: -
docenten op onze school zijn beter geïnformeerd over de besteding van de gelden en gaan er bewuster mee om;
-
veel inzet om te monitoren en bij te sturen in het ontwikkelingsproces van de leerling; keuzes binnen taakbeleid voor klassengrootte en taakbelasting voor mentoren in relatie tot de nieuwe methodiek is echt gesprek van onderwerp geweest;
-
in Magister is te lezen hoe de zorg wordt ingezet;
-
dat er nog bewuster wordt gelet op plaatsing in de afzonderlijke klassen;
-
gelden gaan ook directer naar de LWOO-klassen, onder andere voor begeleiding.
In het project hebben de scholen/locaties instrumenten ingezet om het rendement van de ingezette zorgmiddelen te bewaken. Wanneer de respondenten het vergelijken met de start van het project, geven ze alle vijf aan dat er beter zicht is op het rendement van de inzet van de zorgmiddelen. Als voorbeelden van waaruit dit in het bijzonder blijkt worden genoemd: -
dat men efficiënter met de zorgmiddelen omgaat en dat men weet dat de bomen niet tot in de hemel groeien;
-
het continue proces binnen school rondom de handelingsplannen van de LWOOleerlingen: keuzes die in het handelingsplan gemaakt zijn kunnen verregaande financiële gevolgen hebben in de praktijk;
-
Magister;
-
meer tijd en scholing wordt er besteed aan het hele aanname circuit;
-
het feit dat een aanzienlijk deel van onze leerlingen met een BBL-advies uiteindelijk met een Kader-diploma van school gaat.
Effectiviteit In het project hebben de scholen/locaties gewerkt aan het verkrijgen van een beeld van de resultaten van de LWOO-leerlingen. Wanneer de respondenten de situatie van nu vergelijken Pagina 43/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
met de start van het project, geven ze alle vijf aan dat ze nu een beter beeld hebben van de resultaten van de LWOO-leerlingen (door- en uitstroom). Dit blijkt uit:
-
dat er een duidelijker didactische meetlat is. Opbrengstgericht werken wordt een logisch verhaal;
-
dataverzameling en interpretatie: er is zicht op alle leerlingen;
-
nu digitaal: het beeld was er wel maar dan op papier;
-
de aannamen van leerlingen is nu nog bewuster. De school/locatie is beter in staat om mogelijke problemen in kaart te brengen. Toelatingscommissie is zich beter bewust van de afwegingen die gemaakt moeten worden;
-
met name door invoering van de VAS-toetsen kunnen wij de mogelijkheden van leerlingen beter inschatten.
Vier van de vijf scholen/locaties monitoren de resultaten van de LWOO-leerlingen (door- en uitstroom) door: -
de terugkoppeling van de ambulante begeleiders die de leerlingen begeleiden in de bovenbouw;
-
doorstroomonderzoek door decaan;
-
inspectiecijfers en VOROC;
-
de resultaten op de het Cito Volgsysteem voortgezet onderwijs (voorheen Cito VAS).
De school/locatie die niet monitort geeft aan dat het monitoren van leerlingen die de school verlaten geen prioriteit is. Gevraagd naar de mate waarin de scholen/locaties planmatig werken (met het inzetten van de cyclus PDCA) en een voorbeeld, komen de volgende antwoorden in beeld: -
één school/locatie geeft aan in beperkte mate planmatig te werken: bij tussentijdse uitstroom wordt er altijd gekeken wat we bij de aanname misschien gemist zouden hebben. Eventuele bijstelling is dan mogelijk;
-
vier scholen/locaties geven aan in ruime mate planmatig te werken. De een geeft aan dat gewerkt wordt in de cyclus van leerlingbesprekingen, handelingen, evaluatie in volgende besprekingen, bijstellen. Een ander: 0-meting, interventies, tweede meting, interventies: de PDCA-cyclus is hier volledig in opgenomen.
Informatie over leerling op de school De LWOO-leerlingen stromen in op de scholen/locaties met verschillende informatie. Tabel 5 geeft een overzicht van de informatie die de respondenten op hun school ontvangen van hun in stromende LWOO-leerlingen. Tabel 5 Informatie bij instroom van LWOO-leerlingen
Pagina 44/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
N
%
(Digitaal) dossier vanuit de basisschool
5
100
Achterstanden op cognitief terrein
5
100
Sociaal-emotionele problematiek
5
100
Warme overdracht
5
100
Gesprek met ouders en/of leerling
4
80
Toetsen
1
20
Indicatiestelling
5
100
Andere informatie
0
0
LWOO-leerlingen stromen met informatie uit verschillende bronnen in op de scholen/locaties. Deze informatie wordt volgens vier van de vijf respondenten verwerkt in de handelingsplannen van de LWOO-leerlingen: -
elke leerling krijgt een handelingsplan. Dit handelingsplan begint met de centrale problematiek en die wordt gehaald uit bovenstaande aangeleverde informatie;
-
Inmiddels hebben alle LWOO’ers een persoonlijk handelingsplan; Een handelingsplan wordt door de RT’er opgemaakt en door de leerlingbesprekingen bijgesteld. Dyslecten hebben een gericht plan.
Volgens één respondent gebeurt dit gedeeltelijk: “sowieso werken wij voor alle leerlingen met een groepshandelingsplan. Daarnaast wordt, indien noodzakelijk, bij een bepaalde problematiek een persoonlijk handelingsplan ingezet.” Volgens alle vijf de respondenten worden de handelingsplannen periodiek geëvalueerd. Op twee scholen/locaties gebeurt dit twee keer per jaar; op drie scholen/locaties drie keer; op een locatie drie of vier keer per jaar én op één school/locatie meer keren per schooljaar namelijk indien nodig. Handelingsplannen worden geëvalueerd bij leerlingbesprekingen (op alle vijf de scholen/locaties); in het zorgadviesteam (vier keer genoemd); rapportbesprekingen (één keer genoemd) en op andere momenten, namelijk op ‘Leerling in beeld’-moment en op het IZT (één keer). Bij de evaluatie van de handelingsplannen hebben de teamleiders en mentoren op alle vijf de scholen/locaties een rol. Daarnaast worden de zorgcoördinator en docent op vier van de vijf scholen/locaties ingezet. De schoolleider, ouders en leerlingen worden één keer genoemd. Bij ‘anders’ vulden respondenten in: gedragsdeskundige en orthopedagoge, ambulant begeleider. Met de informatie uit de evaluatie van de handelingsplannen volgen er acties op de verschillende niveaus. De respondenten antwoordden als volgt: -
op het niveau van de leerling: aanpassing of bijstelling van het handelingsplan, van bijvoorbeeld het handelingsplan of het lesprogramma indien nodig blijkt. Informatie wordt teruggekoppeld naar leerling via de mentor;
-
op het niveau van de groep: aanpassing of bijstellen van de groepsaanpak/groepshandelingsplan/groepsafspraken. Een respondent geeft aan dat dit zelden en een ander dat dit niet gebeurt;
-
op het niveau van de afdeling: instructie en op de hoogte brengen van leerkrachten; onderwijskundige inrichting en verwerking in digitaal dossier en Magister;
-
op het niveau van de school: wijziging regels/aanpassen actualiteit; keuzes in bijvoorbeeld het taakbeleid; bij warme overdracht komen de HP’s weer ter sprake; Magister;
-
op een ander niveau, namelijk bij de verantwoording naar ouders, partners omgeving of een nevenvestiging of Time Out.
Het cyclisch werken met handelingsplannen is volgens vier van de vijf respondenten binnen de projectperiode versterkt. Dit blijkt uit: de planmatigheid en het werken volgens een strak jaarlijks plan én het meer in beeld gebracht hebben van de leerling: van weinig plannen naar een plan voor iedere LWOO’er. Eén respondent geeft aan dat dit (nog) geen onderdeel is van de schoolcultuur. Over de LWOO-leerling wordt informatie vastgelegd in een (digitaal) leerlingvolgsysteem als het Pagina 45/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
gaat om de volgende bijzonderheden (tabel 6).
Tabel 6 Informatie die wordt vastgelegd in een (digitaal) leerlingvolgsysteem van de LWOO-leerlingen N
%
Bijzondere omstandigheden en/of behoeften
5
100
Diagnostiek
4
80
Ontwikkelingsperspectief
2
40
Cognitieve ontwikkeling
4
80
Sociaal-emotionele ontwikkeling
5
100
Begeleiding
5
100
Anders
0
0
Ook op andere plaatsen wordt informatie vastgelegd op de scholen/locaties over de LWOOleerlingen: twee keer worden klassenboeken en twee keer mentormappen genoemd, een keer mappen bij de administratie en een keer uitwisselmappen. Volgens alle vijf de respondenten betrekken docenten bij het voorbereiden en uitvoeren van hun lessen de informatie die er over de leerlingen op de school aanwezig is. Dit wordt als volgt toegelicht: -
docenten moeten op de hoogte zijn van de problematiek rondom de leerling. Onderwijs op maat/omgaan met verschillen is een hot item;
-
steeds meer komt nu de vraag op tafel te liggen: wat is de uitwerking van de data die we nu bij elkaar zien op het proces binnen mijn klas?
-
de docenten zijn deelnemer aan de leerlingbesprekingen en rapportvergaderingen;
-
via het leerlingvolgsysteem kan iedereen op de hoogte zijn van de laatste aanpassingen. Iedereen krijgt na de leerlingbespreking een mail waarin staat welke leerlingen besproken zijn;
-
een hokjeslijst met daarop een duidelijk overzicht van de handelingsplannen en actiepunten per leerling wordt ingezet en kan gebruikt worden bij iedere les.
Opmerkingen De respondenten wilden nog het volgende kwijt over het project dat ze hierboven niet kwijt konden: -
bijdrage tot bewustwording;
-
ik stuur jullie nog via de adviseur een evaluatie van de mentoren na. Dit zijn erg relevante data voor mijn onderzoek;
-
ervaringen delen is een groot winstpunt van dit overleg; ik vond het een zeer waardevol project. Behalve dat je zelf (met het team) gerichter aan het werk bent gegaan is het ook nuttig om andere schoolleiders te spreken over hun aanpak et cetera.
Conclusies Vanuit het vragenlijstonderzoek worden de volgende conclusies getrokken: -
de leerling is beter in beeld;
-
de focus is niet alleen op de sociaal-emotionele aspecten maar ook op de didactische aspecten en de resultaten;
-
het werken op basis van de over de leerling beschikbare informatie met handelingsplannen en in de klas wordt steeds meer de praktijk;
-
cyclisch, planmatig, opbrengstgericht werken groeit: de verschillende fasen van beleid worden meer systematisch doorlopen en betrokkenen zijn zich bewust dat systematisch werken helpt;
Pagina 46/46 augustus 2013 EE1.13.087 (11448)
-
bewustwording en beter zicht op inzet, besteding en effectiviteit van gelden.