Beter voorkomen Kwaliteitsprogramma preventie
Nazorg aan ex-gedetineerden De rol van de GGD
2
Deze handreiking kwam tot stand naar aanleiding van literatuuronderzoek, contacten met individuele gemeenten en GGD’en, en een ‘expertmeeting’ op 8 oktober 2008. Op die druk bezochte bijeenkomst wisselden betrokkenen ervaringen uit. Bij de totstandkoming werkten GGD Nederland en de VNG nauw samen.
3
Inleiding
Jaarlijks belanden zo’n vijfendertigduizend inwoners van Nederlandse gemeenten in een penitentiaire inrichting (PI). Veel van deze mensen leven al langere tijd in de marge van de samenleving en zorgen voor onrust, overlast en schade door criminaliteit. Vaak kosten zij ook de gemeente veel geld aan opvang, extra zorg en politie-inzet. Een goede nazorg is essentieel om te voorkomen dat zij terugvallen in hun oude gedrag. Bij de nazorg aan volwassen ex-gedetineerden spelen de gemeenten een centrale, coördinerende rol. Veel aandacht gaat daarbij uit naar de veelplegers, en naar het voorkomen van recidive. Zo willen de gemeenten overlast voorkomen en de veiligheid bevorderen. De nazorg aan minderjarige ex-gedetineerden wordt gecoördineerd door de Raad voor de Kinderbescherming. Deze handreiking concentreert zich op de nazorg voor volwassenen. Bij de beschrijving van een aantal casussen komt ook de nazorg aan jeugdigen aan bod. Veelplegers zijn meestal bekend bij opvangvoorzieningen, zorginstellingen en GGD. Het zijn vaak mensen met psychische en verslavingsproblemen. De GGD participeert in de Meldpunten Zorg&Overlast, en coördineert de lokale zorgnetwerken. Daarom heeft de GGD als gemeentelijke dienst een natuurlijke rol in de aanpak van de nazorg aan ex-gedetineerden en veelplegers. Steeds meer gemeenten spelen in op het beleid van het Ministerie van Justitie om de nazorg op te zetten vanuit een persoongerichte aanpak in de PI. Het ministerie en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) willen die nazorg verbreden en versterken. Daarover maakten zij in 2007 afspraken in het bestuursakkoord. Op dit moment werken ministerie en VNG aan een (landelijk) samenwerkingsmodel. Het samenwerkingsmodel legt de wederzijdse taken en verantwoordelijkheden van gemeenten en Justitie met betrekking tot alle (ex-)gedetineerde burgers op hoofdlijnen vast.
4
Het ministerie zet in op een nieuwe aanpak, die preventie en repressie combineert vanuit de verantwoordelijkheden van de gemeente en justitie. De gemeente moet daarbij het initiatief nemen tot een integrale aanpak. Binnen het kwaliteitsprogramma Beter Voorkomen keken GGD Nederland en de VNG onder andere naar versterking van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg. De aandacht ging uit naar de nazorg aan ex-gedetineerden en veelplegers omdat hierbij de coördinatie en de kwaliteit van de ketensamenwerking bijzonder belangrijk zijn. Er is immers niet alleen sprake van samenwerking tussen gemeente en PI, maar ook van samenwerking tussen verschillende gemeentelijke diensten, tussen gemeente en justitiële instanties en tussen de betrokken zorginstellingen. Al met al een complex geheel. Vanuit haar positie en expertise kan de GGD daarin een goede rol vervullen. Deze ketensamenwerking raakt namelijk aan de rol van de GGD in het lokale zorgnetwerk, als onafhankelijke coördinator en als adviseur van de gemeente. Met deze handreiking willen we de GGD’en en hun gemeenten informeren en ondersteunen bij de opzet van de nazorg aan ex-gedetineerden en veelplegers. Het is belangrijk daarbij doel en doelgroep helder voor ogen te hebben, in kaart te brengen wie de relevante partners zijn en te inventariseren wat er al speelt rond de nazorg. We beschrijven vier voorbeelden van heel verschillende aard, en schetsen de landelijke beleidskaders zoals die op dit moment gelden. Deze handreiking helpt u bij uw oriëntatie op de verantwoordelijkheid van de gemeente en de rol van de GGD, in relatie tot die van de justitiële instanties en uitvoerende instellingen. We bieden u geen landelijk model, maar een handreiking om tot lokaal maatwerk te komen.
5
De keten ontrafeld
Ex-gedetineerden en veelplegers worden meestal in een adem genoemd. Wat betreft de organisatie van de nazorg is het echter goed, hen te onderscheiden. Wanneer iemand uit de gevangenis komt, is het nodig dat een paar belangrijke zaken geregeld worden: identiteitsbewijs, huisvesting, zorg, inkomen en werk. Daarmee heeft de ex-gedetineerde zijn leven in grote lijnen weer op orde. Dat verkleint de kans dat hij weer het verkeerde pad op gaat. (Waar ‘hij’ of ‘zijn’ staat wordt ook ‘zij’ of ‘haar’ bedoeld.) Bij veelplegers blijft na de vrijlating de betrokkenheid van politie, Openbaar Ministerie (OM) en reclassering bestaan. Dat geldt ook wanneer onder voorwaarde van goede nazorg een gevangenisstraf (nog) niet wordt uitgevoerd. Bij veelplegers is dus een groter aantal ‘partners’ betrokken dan meestal bij ‘gewone’ ex-gedetineerden. Naast de gemeentelijke diensten en de door de gemeente gesubsidieerde instellingen en voorzieningen is de betrokkenheid van de justitiële instanties essentieel. OHet schema op pagina 6 verduidelijkt dit. De linkerkolom is relevant voor alle ex-gedetineerden, de rechterkolom daarnaast ook als het om veelplegers gaat. Het schema laat zien dat, om tot een persoonsgebonden plan van aanpak te komen, de gemeentelijke coördinator de maatregelen vanuit ‘nazorg’ (de linkerkolom) en ‘justitie’ (de rechterkolom) bij elkaar brengt. Vanuit de gemeente komen de afdelingen Burgerzaken en Sociale Zaken in actie. De activiteiten door de zorginstellingen kunnen gecoördineerd worden door de GGD, of worden rechtstreeks door de betrokken instellingen gemeld. Dit op grond van bekostiging vanuit Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) of de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Binnen de justitiële kolom overleggen het OM, de politie en de reclassering. Dat overleg vindt steeds vaker plaats binnen het Veiligheidshuis, waarbij ook de gemeente betrokken is.
6
SCHEMA BETROKKEN INSTANTIES VEELPLEGERS
PI MMD
COÖRDINATIE Gemeentelijk
VEELPLEGERS
Veiligheidshuis
CoördinatiePunt Burgerzaken
Politie
• ID-bewijs
OM (
rechter)
Reclassering
SoZaWe • inkomen
• Straf (ongemotiveerd)
• reintegratie
• Voorwaarden
• huisvesting
• Zorg (gemotiveerd)
Zorg • inkoop • coördinatie GGD (Meldpunt Z&O)
Lokaal Zorgnetwerk / instellingen PLAN VAN AANPAK
DE KETEN ONTRAFELD
Tijdens de detentie De nazorg hoort al te beginnen tijdens de detentie. Het ministerie van Justitie wil dat nazorg onderdeel wordt van de straf, en dat zorg en voorwaardelijke straffen de recidive terugdringen. Binnen de penitentiaire inrichting (PI) inventariseert de medewerker maatschappelijke dienstverlening (MMD’er) wat er speelt bij de gedetineerde. Daarvoor ontwikkelde het ministerie een screeningsformulier. Want bij ontslag uit de gevangenis moet er een goed beeld zijn van de problematiek, zodat de gemeente en de betrokken instanties weten wat er moet gebeuren. Vanuit de dagelijkse praktijk in de gemeenten en vanuit het beleid van het ministerie wordt er op aangedrongen dat de PI tijdens de detentie al een heel persoongericht programma aanbiedt. Dus worden tijdens de detentie mogelijk al competenties, beperkingen en stoornissen getest, vinden er eventueel gedragstrainingen en scholing plaats, en koopt de PI misschien al zorg in. Een belangrijke speler hierbij is de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het ministerie van Justitie. De PI’s zijn onderdeel van de Sector Gevangeniswezen van de DJI. Ook het organiseren en financieren van testen, zorg, trainingen en scholingen in de PI is een taak van de Sector Gevangeniswezen van de DJI.
Screening kortgestraften Bijna de helft van de gedetineerden zit korter dan een maand vast, 61 procent korter dan twee maanden. Soms ontbreekt de tijd om deze groep goed te screenen in de PI. Dat kan problemen geven na vrijlating, en is dus een aandachtspunt in de contacten tussen gemeente en PI.
7
8
DE KETEN ONTRAFELD
De overgang naar buiten Rond het ontslag worden de vóór de detentie bestaande contacten weer geactiveerd. Bijvoorbeeld de contacten tussen de betrokkene en zorginstellingen. Dus is het belangrijk dat PI en gemeente samen die contacten inventariseren. Het ministerie van Justitie heeft alle gemeenten gevraagd om een contactpersoon of coördinatiepunt in te stellen. Daarmee kan de MMD’er contact opnemen, en daar meldt hij de datum van terugkeer. Na die terugkeer neemt de gemeentelijke coördinator de coördinatie over, op basis van de informatie van de MMD’er. Het helpt daarbij dat het ministerie gedetineerden zo veel mogelijk hun straf wil laten uitzitten in de regio waar zij vandaan komen. De over te dragen informatie kan, naast de ontslagdatum, onder meer omvatten: • het ingevulde ‘screeningsformulier’ • een door de PI opgesteld reïntegratieplan • eventueel opgelegd strafrechterlijk toezicht • informatie over de overplaatsing vanuit een andere PI, gemeld door de MMD’er van de ontvangende PI Niet alles is vooraf te regelen, er duiken steeds nieuwe vragen op. Dan is op uitvoeringsniveau overleg nodig tussen gemeente en MMD’er. Op verschillende plaatsen neemt de PI deel aan de diverse casusoverleggen. Op het niveau van beleid en organisatie kan de gemeente overleggen met door het ministerie van Justitie speciaal daarvoor aangestelde medewerkers. IJkpunt daarbij zijn de landelijke kaders die het Ministerie van Justitie en de VNG afspraken in het bestuursakkoord van juni 2007 (zie verder het derde hoofdstuk van deze handreiking)..
9
Veelpleger of niet Na de vrijlating speelt het onderscheid tussen de ex-gede-
Informatiesystemen
tineerde in het algemeen en veelpleger. Voor de veelpleger
Verschillende gemeenten en PI’s gebruiken in-
geldt dat de nazorg aan de orde kan komen als hij opnieuw
middels het Digitaal Platform Aansluiting Nazorg
een delict pleegt en het gemeentelijk coördinatiepunt met
(DPAN), dat werd ontwikkeld door de Dienst Justiti-
politie en OM bespreekt of gevangenisstraf, nazorg of een
ële Inrichtingen.
combinatie van beide een adequate reactie is. Het kan dus
In Den Haag wisselen de ketenpartners informatie
gebeuren dat een veelpleger nazorg krijgt nadat hij een de-
uit via de webapplicatie ‘Web Applicatie Stelselma-
lict pleegde, zonder dat hij daarvoor de gevangenis in gaat.
tige Daders’. Die werd ontwikkeld op initiatief van
In alle gevallen is het belangrijk of de veelpleger wel of
de gemeente Den Haag. Op de besloten website
niet gemotiveerd is. Gemeente en justitie dienen daarom
kunnen ketenpartners op persoonsniveau informa-
afspraken te maken over de onderbouwing van die inschat-
tie uitwisselen over veelplegers. .
ting. Daarvoor kunnen zij bijvoorbeeld gebruikmaken van een risico-inventarisatie-instrument (RISc). Voor alle ex-gedetineerden, dus ook voor de mensen die geen veelpleger zijn, staan in het traject na de vrijlating centraal: identiteitsbewijs (ID-bewijs), inkomen en werk, huisvesting en zorg. Het ID-bewijs wordt vaak al tijdens de detentie geregeld, in overleg tussen de PI en de gemeentelijke dienst burgerzaken. Dit geldt ook voor de inschrijving als woningzoekende. Bij het regelen van inkomen en werk of reïntegratie speelt de gemeentelijke afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid een rol. Vaak blijkt schuldhulpverlening nodig. Als de ex-gedetineerde in aanmerking komt voor begeleid wonen
10
DE KETEN ONTRAFELD
is aan de orde hoe financiering en plaatsing geregeld zijn. Meestal regelt de afdeling Sociale Zaken dat. Tot slot is aan de orde welke zorg noodzakelijk is, zoals verslavingszorg, maatschappelijk werk of GGZ. Met name in dit keuzetraject en binnen deze zorgtrajecten heeft de GGD een natuurlijke rol. Voor de veelplegers is daarnaast de betrokkenheid van de politie, het OM en de reclassering essentieel, in samenspraak met de rechterlijke macht. Op verschillende plaatsen houden gemeente en justitiële instanties lijsten van veelplegers bij. Die worden gebruikt om op het goede moment in actie te komen. Gemeente, OM, politie en reclassering overleggen in het Justitieel Casusoverleg (JCO). Wanneer het over minderjarigen gaat praat ook de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) mee. Op veel plaatsen vindt dit overleg al plaats binnen het Veiligheidshuis. Vervolgens betrekt het gemeentelijk coördinatiepunt relevante gemeentelijke afdelingen en andere instellingen bij de nazorg. Zo komt de samenhang met de justitiële maatregelen tot stand. Zo’n justitiële maatregel kan bijvoorbeeld zijn: voorwaardelijke invrijheidstelling, gekoppeld aan een reïntegratietraject onder toezicht van de reclassering. Niveaus in samenwerking Bij de ketensamenwerking rond ex-gedetineerden werken in principe zelfstandige partners samen onder een duidelijke regie, en stemmen zij hun werkwijzen op elkaar af. Die regie ligt bij de volwassenen vanaf het moment van vrijlating bij de gemeente. Het is nodig dat die op zowel het bestuurlijk, het organisatorisch als het uitvoeringsniveau nadenkt over de nazorg. De bestuurlijke regie is erop gericht om de relevante partijen te binden aan doelen en werkwijze van de samenwerking. Ook dient op bestuurlijk niveau duidelijk te worden, wie welke bijdrage levert.
11
Op het organisatorisch niveau gaat het om de interne regie, de samenwerking tussen de gemeentelijke afdelingen of diensten. Maar ook om de externe regie, de coördinatie met de justitiële instanties en de zorginstellingen. Er is wetgeving in voorbereiding om de externe regierol van de gemeenten te versterken. Op verschillende terreinen heeft de burgemeester al bepaalde bevoegdheden, zoals het ‘huisverbod’. Op het niveau van organisatie en uitvoering kan de gemeente vaak aansluiten bij bestaande structuren. Een belangrijk aangrijpingspunt wat de zorg betreft zijn de meldpunten en lokale zorgnetwerken, die de afgelopen jaren op veel plaatsen vorm kregen. Die zorgnetwerken richten zich op zorgverlening aan mensen met psychische en/of psychosociale problemen die niet zelf om hulp vragen. Veelal gaat het om multiprobleemsituaties, waarin de verschillende betrokken professionals goed moeten samenwerken. Aanvullend op die zorgnetwerken richtten de GGD’en op veel plaatsen meldpunten op. Naast de signalering verzorgen die de toeleiding en de coördinatie van de zorg. Deze infrastructuur kan ook gebruikt worden voor de nazorg aan ex-gedetineerden en veelplegers. In deze zorgnetwerken participeren bijvoorbeeld wooncorporaties, politie, GGZ-instellingen, maatschappelijk werk, Leger des Heils en sociale dienst. Mogelijk aangevuld met organisaties als het welzijnswerk, de ouderenwerk of de pastoraal werk. Het is essentieel, dat de coördinatie in handen is van een van deze organisaties onafhankelijke netwerkregisseur. Dit is een belangrijke rol die de GGD als gemeentelijke dienst kan spelen (zie voorbeeld Almere in het volgende hoofdstuk).
12
DE KETEN ONTRAFELD
Het Veiligheidshuis Aan de justitiële kant kan de gemeente aansluiten bij de Veiligheidshuizen, die al in enkele tientallen plaatsen bestaan. In 2007 besloot het kabinet dat er een landelijk dekkend systeem van Veiligheidshuizen gaat komen. Dat zijn lokale of regionale samenwerkingsverbanden van ‘veiligheidspartners’, gericht op de aanpak van criminaliteit en het bevorderen van sociale veiligheid. Vanuit Justitie bekeken is dit steeds vaker de plaats waar de samenwerking rond ex-gedetineerden en veelplegers vorm krijgt. De gemeente en de justitiële instanties OM, politie en reclassering komen er bij elkaar. Soms praten ook de RvdK en PI mee. Binnen het Justitieel casusoverleg (JCO), onderdeel van het Veiligheidshuis, worden individuele gevallen besproken. In aansluiting op het JCO kan de gemeentelijke vertegenwoordiging, liefst de coördinator ex-gedetineerden, de coördinatie verzorgen met de andere relevante (gemeentelijke) afdelingen en instellingen. Op die manier kan in samenhang met de justitiële maatregelen de nazorg wat betreft huisvesting, inkomen en werk en zorg op gang gebracht worden. Onderzoek laat zien dat in het functioneren van het Veiligheidshuis het gebrek aan formele doorzettingsmacht een knelpunt is, zoals dat ook geldt voor veel lokale zorgnetwerken (COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement, 2008).
13
Eisen aan de keten De stichting HKZ ontwikkelde een Voorlopig Raamwerk voor Toetsing van Ketenkwaliteit in zorg en welzijn (Stichting HKZ, Utrecht 2005). Daarin stelt de stichting HKZ dat iedere ketenpartner verantwoordelijk is voor de kwaliteit van het eigen werk, maar dat de ketenpartners gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de keten. Daarvoor dient niet alleen duidelijk zijn wie de belanghebbende partners zijn. Ook moet de doelstelling gezamenlijk geformuleerd worden, evenals de belangrijke indicatoren en de potentiële risico’s. Vervolgens kunnen de ketenpartners afspreken wie wat wanneer doet, en waar de verantwoordelijkheden en bevoegdheden liggen. Dat is nodig omdat het bij de nazorg ex-gedetineerden om een doelgroep gaat die vaak op meerdere terreinen problemen heeft. Aan de andere kant werken soms verschillende instellingen aan het oplossen van hetzelfde probleem. Dus moeten er knopen doorgehakt kunnen worden. Daarom is het belangrijk, dat de doorzettingsmacht goed geregeld is.
15
Vier voorbeelden
Gemeenten organiseren de nazorg aan ex-gedetineerden en veelplegers op verschillende manieren. Bijvoorbeeld via eigen afdelingen of de GGD, het Veiligheidshuis of een nieuwe organisatie. In 2006 beschreef bureau Intraval de nazorg in twaalf gemeenten. Die hadden het onderwerp goed opgepakt, maar de uitvoering en de regie konden zeker nog beter. Veel gemeenten wezen al een coördinator aan. Waar een Veiligheidshuis functioneert werkt de gemeente daarmee samen. Een lastige taak blijft de coördinatie van alle bij de nazorg betrokken gemeentelijke afdelingen en andere instanties en instellingen. Knelpunten zijn, volgens het onderzoek uit 2006, de schuldhulpverlening, de huisvesting en de Geestelijke Gezondheidszorg. Het onderzoek benadrukt de noodzaak van een goede informatieoverdracht tussen penitentiaire inrichting (PI) en gemeente. Het is belangrijk om de registratie dusdanig in te richten, dat het gemeentelijk coördinatiepunt een goed beeld van de situatie krijgt. Bij het werken aan deze handreiking, in de loop van 2008, waren er contacten tussen verschillende gemeenten en GGD Nederland. De hierboven weergegeven knelpunten bleken nog steeds te bestaan. Hierna volgen vier uiteenlopende voorbeelden van hoe gemeenten de nazorg aan ex-gedetineerden en veelplegers vormgeven. Het gaat om Almere, Rotterdam, Tilburg en Hoorn. Naast elkaar leveren deze voorbeelden een interessant en leerzaam beeld op. Zo wordt duidelijk welke keuzes de gemeente kan maken, hoe de rollen verdeeld kunnen worden en welke afspraken kunnen worden gemaakt. Almere gaf GGD Flevoland de opdracht om de coördinatie van de nazorg uit te voeren. Hier is de GGD het nauwst bij de nazorg betrokken. Rotterdam heeft als grote stad een groot aantal ex-gedetineerden en veelplegers waarvoor iets moet gebeuren. Daarvoor zette
16
VIER VOORBEELDEN
Rotterdam een geheel eigen organisatie op poten, die inmiddels is omgedoopt tot Veiligheidshuis Rotterdam. Tilburg werkt ook vanuit het Veiligheidshuis, maar vult dat minder breed in. Hoorn besteedde de nazorg uit aan Reclassering Nederland. Twee medewerkers van de reclassering zijn gedetacheerd bij de gemeente. Het in dit hoofdstuk geschetste beeld van deze vier voorbeelden kan uiteraard niet volledig zijn. Daarom vindt u in Bijlage 3 de betreffende contactgegevens. Bijlage 1 en 2 zijn voorbeelden van gemeentelijke werkinstrumenten, ter illustratie en inspiratie opgenomen. ALMERE In Almere keerden in 2007 zo’n 430 ex-gedetineerden terug in de samenleving. Van de 250 actieve veelplegers kwamen er ongeveer 40 in het Justitieel Casusoverleg (JCO) aan de orde. De nazorg aan veelplegers op casusniveau wordt uitgevoerd door de coördinator nazorg veelplegers, die onderdeel uitmaakt van het team OGGZ van de GGD Flevoland. Medio 2008 openden de gemeente, het Openbaar Ministerie (OM) en de politie het Veiligheidshuis. Hier overlegt de coördinator nazorg veelplegers met de andere betrokken ketenpartners. In dat overleg coördineren zij op trajectniveau de justitie- en de zorgketen voor veelplegers. Een belangrijk voordeel in Almere is dat het OGGZ team ook verantwoordelijk is voor de algemene Vangnet&Advies functie via het meldpunt OGGZ. Dat meldpunt organiseert de zorgtrajecten voor sociaal kwetsbare mensen. De coördinator nazorg veelplegers van het meldpunt OGGZ onderzoekt wat er speelt bij de veelpleger. Daarbij legt hij in een enkel geval contact met de cliënt. Hij begeleidt de cliënt naar passende hulpverlening, en zorgt voor de afstemming van de vrijwillige nazorg. Daar-
17
voor participeert de coördinator nazorg veelplegers in het JCO. Dit is vooral een afdoeningenoverleg nadat een veelpleger weer in de fout ging. Daarin wordt nagedacht over een advies over de strafmaat en de eventuele voorwaarden daarbij. Ook vindt dossieropbouw plaats en komt een eventuele ISD-maatregel aan de orde. (ISD, Inrichting Stelselmatige Dader, is een bepaald gevangenisregime.) De nazorg na ontslag uit de PI start met het screeningsformulier dat de MMD’er aan de gemeente toestuurt. Op basis daarvan gaat de gemeente met het identiteitsbewijs (ID) en werk en inkomen aan de slag. De afdeling Sociale zaken koopt als dat nodig is reïntegratietrajecten in, gekoppeld aan inkomen, werk en werk zoeken. Vragen met betrekking tot zorg worden – als het om een veelpleger gaat - opgepakt door de coördinator nazorg veelplegers van het meldpunt OGGZ. In opdracht van de gemeente zal de GGD in de loop van 2009 ook de algehele coördinatie voor andere ex-gedetineerden gaan oppakken. De meest problematische gevallen gaan naar het Justitieel Casusoverleg. De coördinator nazorg veelplegers volgt alle gevallen goed. Hij krijgt immers informatie vanuit de afdeling Sociale Zaken, speelt een coördinerende rol in de zorgverlening en neemt deel aan het JCO. Essentieel is dat hij in het JCO aangeeft wat er gebeurt, en mogelijk is, in het nazorgtraject. Ook in Almere is goede coördinatie essentieel, er is door de gemeente een handboek veelplegers opgesteld. De coördinator nazorg veelplegers van het meldpunt OGGZ rapporteert elk half jaar aan de gemeente over de inhoud, de knelpunten en de samenwerking in de nazorg. Die punten worden zonodig op beleidsniveau besproken. Naast het casusoverleg in het JCO functioneert op organisatieniveau een stuurgroep met OM, gemeente en politie. Er is een convenant op bestuurlijk niveau.
18
Jeugd in Rotterdam Bij de jeugdige ex-gedetineerden ligt de regie van het totale ketenproces altijd bij de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). De Rotterdamse nazorg voor de ex-gedetineerde jongeren loopt via een wekelijks trajectberaad. Zo snel mogelijk na het begin van de detentie meldt de RvdK de jongeren daarvoor aan. Deelnemers aan het trajectberaad zijn de RvdK, de jeugdreclassering, Reclassering Nederland, de liaisonofficier van de gemeente en de justitiële jeugdinrichting (JJI). De RvdK brengt de informatie vanuit justitie in, de gemeente verzamelt gegevens vanuit de Dienst Onderwijs en de ‘Dosa-regisseur’. Dat is de regisseur in het jeugdnetwerk van de betreffende deelgemeente. Het trajectberaad zet de lijnen uit voor het verblijfsplan in de JJI en het nazorgplan, de jeugdreclassering stelt dat plan op. Er worden tijdens het beraad acties uitgezet naar de diverse partijen. De regie van de uitvoering ligt bij de RvdK, de liaisonfunctionaris coördineert een belangrijk deel van de praktische uitvoering binnen de gemeente. De Dosa-regisseur voert de regie als het justitiële toezicht eindigt. Probleem is dat de jeugdigen vaak niet terug kunnen naar hun oude school. Ook de huisvesting kan een probleem zijn, want er zijn weinig begeleid wonen plaatsen die geschikt zijn voor ex-gedetineerden.
VIER VOORBEELDEN
ROTTERDAM Rotterdam wil alle ex-gedetineerden, inclusief veelplegers, een passend en tijdig nazorgtraject bieden totdat de situatie positief stabiel is. Het gaat daarbij om grote aantallen. In 2007 om een kleine 2800 volwassenen, waarvan ongeveer een derde nazorg nodig had. Centraal in de Rotterdamse aanpak staat sinds 1 januari 2009 het Veiligheidshuis Rotterdam. Het Veiligheidshuis komt voort uit het Samenwerkingsverband Persoonsgerichte Aanpak Volwassenen Rotterdam (SPAR). Dit is het gemeentelijk coördinatiepunt, waar alle meldingen rond de ex-gedetineerden naar toe gaan. In het Veiligheidshuis werken samen: • Het steunpunt basisvoorziening ex-gedetineerden van de gemeentelijke dienst SoZaWe. • De afdeling Persoonsgerichte Aanpak (PGA) van de GGD. De afdeling PGA richt zich op de uitvoering van Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang, de vangnet en advies functie, de persoonsgerichte aanpak van de meest overlastgevende en criminele volwassen personen (PGA VW) en de nazorg ex-gedetineerden • De politie • Het Openbaar Ministerie. • De Directie Veiligheid van de gemeente. Het nazorgtraject voor de volwassenen begint, wanneer de MMD’er vanuit de PI de vrijlating van een gedetineerde aankondigt bij het coördinatiepunt. Vervolgens toetst het Veiligheidshuis Rotterdam of de gedetineerde in aanmerking komt voor nazorg. Daarvoor moet de gedetineerde onder andere legaal in Nederland zijn, ‘Rotterdambinding’ hebben, en één of meer vragen hebben op de leefgebieden huisvesting, inkomen en werk, schuldsanering, ondersteuning bij oudertaken, legitimatie en/of zorg.
19
20
Snelle vrijlating
De taak van de GGD in Rotterdam
Wanneer een gedetineerde met onmiddellijke ingang
Op het terrein van de zorg doet de GGD het volgende:
vrijkomt meldt de PI dat telefonisch aan het Steunpunt
• Inschakelen zorgtoeleider, via de stichting Mozaik.
Basisvoorzieningen ex-gedetineerden bij SoZaWe. Dat
De vrijwilligers van Mozaik zorgen ervoor dat de
steunpunt zorgt voor tijdelijke opvang, een voorschot
cliënten contacten met zorginstellingen aangaan en
voor de eerste levensbehoeften, en vervoer. Dat laatste
voortzetten.
als de PI oordeelt dat de ex-gedetineerde niet zelfstandig kan reizen. Daarnaast is er een noodprocedure via Centraal Onthaal, het centrale loket voor dak- en thuis-
• Met de zorgtoeleider werken aan coördinatie en samenwerking tussen de zorgverleners, zodat de best passende zorg bereikt wordt bij complexe casuïstiek.
lozen in Rotterdam, voor als de nazorg niet geregeld is
• Monitoren van de voortgang van de nazorg.
en het Steunpunt gesloten.
• Signaleren, adviseren en interveniëren indien een traject stagneert. Enkele voorbeelden van zorg-mogelijkheden zijn: • Opname in een kliniek, gericht op behandeling van verslaving en/of psychiatrie • Plaatsing in een beschermde woonvorm • Plaatsing in ambulante woonbegeleiding • Doorgeleiding naar medische zorg
VIER VOORBEELDEN
Vervolgens zet het Veiligheidshuis de vragen uit bij de GGD en/of SoZaWe, waarbij de GGD de vragen op het leefgebied zorg behandelt. Daarna informeert het Veiligheidshuis de MMD’er over de stand van zaken. Wanneer GGD en SoZaWe aan de slag gaan met de nazorgvraag, nemen zij contact op met gedetineerde en MMD’er. De GGD benoemt een trajectregisseur. Het Veiligheidshuis monitort maximaal één jaar lang de nazorg. (Zie bijlage 1 voor een stroomschema van het werkproces.) Rotterdam loopt voorop met de nazorg voor ex-gedetineerden. Hierdoor komt de stad ook als eerste knelpunten tegen. Op verzoek van Rotterdam stelde de minister van Justitie een Justitiemarinier aan. Die heeft als opdracht, de knelpunten met de justitiële partners op te lossen. • Een eerste knelpunt is, dat de einddatum detentie niet altijd tijdig wordt doorgegeven. • Ook wordt er tijdens de detentie in de PI of in de JJI niet standaard diagnostisch onderzoek verricht. Daardoor zijn de psychiatrische diagnose en/of het intelligentieniveau van de ex-gedetineerde vaak onduidelijk. Voor het vaststellen van een zorgtraject is een diagnose onontbeerlijk, en voor een jongere is die belangrijk voor het bepalen van de verdere schoolloopbaan. • Verder is er geen vast meldpunt voor minderjarige kinderen die achterblijven als de ouders(s) in detentie gaan. Hierdoor is er geen controle op de leefomstandigheden van deze kinderen. • Tenslotte vallen, ook in Rotterdam, mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats. binnen de huidige afspraken buiten de boot. Rotterdam pleit voor landelijke afspraken over deze groep.
21
22
VIER VOORBEELDEN
TILBURG Jeugd in Tilburg Voor de jeugd kent Tilburg een apart scenario-
In Tilburg gaan jaarlijks zo’n 600 volwassen ex-gedetineer-
overleg jeugd (SOJ), waarin standaard alle jonge-
den weer de samenleving in. De focus van de nazorg ligt bij
ren worden besproken die worden voorgeleid. Ook
de veelplegers.
de nazorg komt dan al aan bod. In het SOJ zitten
Tilburg heeft twee coördinatoren nazorg ex-gedetineerden.
een leerplichtambtenaar, de RvdK, Bureau Jeugd-
De gemeente bracht het hele nazorgtraject onder in het Vei-
zorg, de Jeugdreclassering, Jeugdgevangenis de
ligheidshuis. Daarbinnen functioneren het Justitieel Veelple-
Heijakker, de parketsecretaris jeugd en de politie.
gers Overleg en het Nazorg Overleg Veelplegers. Op basis
Daarnaast overleggen de RvdK en de jeugdgevan-
van deze overleggen worden persoongebonden (nazorg)
genis in het ‘netwerkberaad’. In het ‘trajectberaad’
trajecten opgesteld. Binnen de Tilburgse opzet is de GGD
zijn ook de betreffende gemeentes vertegenwoor-
geen rol toebedeeld.
digd. Dat beraad gaat een plek krijgen in het Veiligheidshuis. Coördinatie en informatieuitwisseling
Elke veelpleger die in Tilburg wordt aangehouden, wordt
zijn blijvende punten van aandacht.
besproken in het Justitieel Veelplegersoverleg. Dat richt zich
Voor de jeugd kan de gemeente gebruik maken
op de justitiële afwikkeling. Het bestaat uit vertegenwoor-
van een aantal voorzieningen, waaronder een bu-
digers van reclassering, politie en justitie, PI en gemeente.
reau dat jongeren begeleidt naar werk of school.
Zij inventariseren wat er bekend is over de betrokkene, en
Ook is er een ‘nadetentiehuis’, waar de jongeren
nemen daarvoor eventueel ook contact op met de zorgin-
desgewenst terecht kunnen.
stelling. Er wordt gekeken of het gaat om een ‘gemotiveerde’ of een ‘ongemotiveerde’ veelpleger. De ongemotiveerde krijgt een verhoogde strafmaat. De gemotiveerde veelpleger wordt in het nazorgoverleg besproken met de zorgpartners, om te komen tot een gezamenlijk plan.
23
In dit tweewekelijks nazorgoverleg participeren de politie,
3. het uitvoeren van nazorg voor ex-gedetineerde veelple-
de penitentiaire instellingen Vught en Tilburg, Novadic
gers
Kentron (zorg én reclassering), Stichting Reclassering
Indien er sprake is van een strafrechtelijke titel neemt de
Nederland, Geestelijke Gezondheidszorg Midden Brabant,
reclassering de verantwoordelijkheid voor het casemanage-
Regionale Instelling voor Beschermd Wonen, Instituut voor
ment van nazorgtraject op zich. De gemeente voert de regie
Maatschappelijk Werk, Traverse (maatschappelijk werk en
bij alle andere veelplegers en ex-gedetineerden.
welzijnswerk) en de gemeentelijke coördinatoren. In het nazorgoverleg wordt het persoongebonden nazorg-
De nazorg voor ex-gedetineerden die geen veelplegers
traject vastgesteld. Daarin staat hoe de nazorg er uit dient
zijn loopt via de twee coördinatoren. Een coördinator regelt
te zien, en wat de rol van de betrokken organisaties precies
dat de ex-gedetineerde direct na zijn invrijheidstelling over
is. Daardoor starten de ketenpartners op hetzelfde moment
een legitimatiebewijs beschikt, en over geld voor zijn eerste
en kan de voortgang van de uitvoering gemonitord. De
levensbehoeften. Ook zorgt de coördinator voor de inkoop
gemeentelijke dienst Sociale Zaken zorgt voor het identi-
van huisvesting en zorg via de afdeling Sociale zaken. De
teitsbewijs (ID), regelt de uitkering en zorgt voor werk bij
coördinator kan zo onder meer regelen dat kort gedetineer-
een reïntegratietraject. Dat lukt meestal wel, het regelen van
den hun woning niet kwijtraken omdat zij de huur niet kun-
zorg en huisvesting is meestal moeilijker.
nen betalen. Een deel van de ex-gedetineerden kan weer zelfstandig gaan wonen. De coördinator nazorg bemiddelt
Een persoonsgebonden (nazorg)traject bestaat uit een
dan tussen de ex-gedetineerde en aanbieders van huurwo-
risicoinventarisatie (RISc) en een mix van maatregelen (sce-
ningen. Ook kan de coördinator regelen, dat Sociale Zaken
nario’s), waarin de acties binnen alle schakels van de keten
GRIP op LEVEN inkoopt. Dit is een uitgebreid en intensief
zijn geïncorporeerd. Dit plan is ook een onderbouwing van
programma voor gemotiveerde dak- en thuislozen, ex-gede-
het advies aan de officier van justitie bij de vervolging.
tineerden en zwerfjongeren.
Het casusoverleg veelplegers vervult de volgende taken: 1. het leveren van een adviesscenario voor strafzittingen 2. het coördineren (uitvoeren) van trajecten op basis van schorsing of eindvonnis
Overleg in Hoorn De nazorgcoördinatoren hebben vaste aanspreekpunten binnen gemeente en woningcorporatie Intermaris, de ‘contactfunctionarissen’. Nazorgcoördinatoren en contactfunctionarissen overleggen elk kwartaal. Daarnaast nemen de contactfunctionarissen direct contact op met de nazorgcoördinator bij het niet nakomen van afspraken door de ex-gedetineerde, overlast, huurachterstand of andere problemen. De nazorgcoördinator bespreekt de gemelde problemen zo snel mogelijk met de ex-gedetineerde.
VIER VOORBEELDEN
HOORN Jaarlijks keren zo’n 125 ex-gedetineerden terug in de Hoornse samenleving. De gemeente Hoorn regelde de nazorg in een convenant met de reclassering en de woningcorporatie. Twee gedetacheerde medewerkers van de Stichting Reclassering vormen het coördinatiepunt. Zij werken vanuit het gemeentehuis. Woningcorporatie Intermaris werkt mee aan de huisvesting van de ex-gedetineerden wanneer zij zich willen verbinden aan een overeenkomst, gericht op succesvolle reïntegratie. Het coördinatiepunt heeft vaste aanspreekpunten binnen de gemeentelijke diensten en Intermaris. Aan het begin van elke detentie neemt de MMD’er contact op met het coördinatiepunt, en geeft onder andere door wanneer de gedetineerde vrij komt. De nazorgcoördinatoren bekijken welke informatie zij hebben over de gedetineerde. Wanneer er een reïntegratieplan is, baseert het coördinatiepunt de nazorg daarop. Zo niet dan stellen de coördinatoren zelf een diagnose en advies op. Na de vrijlating biedt het coördinatiepunt maximaal een jaar lang niet justitiële nazorg. Het gaat om individuele begeleiding op één of meerdere van de deelgebieden dagbesteding, financiën, voeren zelfstandig huishouden, woongedrag, vrijetijdsbesteding en contacten in woonomgeving en sociale contacten. De ex-gedetineerde volgt bijvoorbeeld een arbeidsmotivatietraining, budgetteringscursus of sociale vaardigheidstraining. Verder zorgt de nazorgcoördinator indien nodig voor toeleiding naar zorg.
25
26
27
Landelijke kaders
Het ministerie van Justitie streefde er de afgelopen jaren naar, de nazorg voor ex-gedetineerden beter te organiseren. Dat beleid kreeg vorm in het project Aansluiting Nazorg van de Dienst Justitiële Inrichtingen, in samenhang met het stimuleren van een persoongerichte aanpak in de penitentiaire inrichtingen (PI’s). Ook vroeg het ministerie alle gemeenten een coördinatiepunt ex-gedetineerden in te stellen. Landelijk sloten ministerie en Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een bestuursakkoord, dat nog nader uitgewerkt gaat worden. Ex-gedetineerden vallen regelmatig terug in crimineel gedrag. Bijvoorbeeld een verslaving, psychische stoornissen of een combinatie van dergelijke problemen kunnen zo’n terugval bevorderen. Daarom is het belangrijk dat gedetineerden al tijdens hun gevangenisstraf een programma krijgen dat specifiek op hun persoon en problemen is toegesneden. Uitgangspunt bij die persoonsgerichte aanpak is het doorbreken van het criminele levenspatroon van gedetineerden. Doel is te voorkomen dat zij na hun straf opnieuw een strafbaar feit plegen. Onder strikt toezicht moeten gedetineerden tijdens hun straf daarom werken aan gedragsverandering. Op de persoonsgerichte aanpak dient goede nazorg te volgen, bij terugkeer in de maatschappij. Problemen rond huisvesting, inkomen en schulden veroorzaken vaak dat ex-gedetineerden weer in de fout gaan. Om te komen tot goede nazorg streeft het ministerie naar een goede informatieuitwisseling tussen PI’s en gemeenten. Mede daarom wil het ministerie dat gedetineerden in elk geval de laatste vier maanden van hun straf uitzitten in de eigen regio. Voor gedetineerden die extra zorg krijgen is het belangrijk dat de benodigde zorg tijdens en na detentie goed op elkaar aansluiten. Samen met zorgkantoren en zorgverzekeraars werkt het ministerie daarom aan verbetering van de doorstroom van gedetineerden van forensische zorg tijdens detentie naar reguliere geestelijke gezondheidszorg of verslavingszorg na detentie. Indicatiestelling is daarbij een belangrijk hulpmiddel.
28
LANDELIJKE KADERS
Brief aan de Tweede Kamer Het door Justitie ingezette beleid is bekrachtigd in een brief van de minister en de staatssecretaris aan de Tweede Kamer, van 30 augustus 2008. De bewindslieden benadrukken dat met de nieuwe aanpak preventie en repressie gecombineerd worden. Een gedragsverandering kost tijd. De proeftijd van een voorwaardelijke gevangenisstraf biedt daarvoor meer gelegenheid dan een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De bewindslieden van Justitie stimuleren daarom een toename van straffen met bijzondere voorwaarden, zoals ambulante behandeling of een alcoholverbod, en intensivering van reclasseringstoezicht op de naleving daarvan. Daarbij is volgens de bewindslieden een sluitende aanpak rond de reïntegratie van ex-gedetineerden essentieel.
Bestuursakkoord Juni 2007 sloten Rijk en VNG een bestuursakkoord. Daarin legden zij onder meer vast dat de nazorg aan ex-gedetineerden wordt verbreed en versterkt. Dit is een verruiming van de afspraken uit voorgaande jaren, en is in lijn met het voornemen van het kabinet om de regierol van gemeenten in de openbare orde en veiligheid wettelijk te verankeren. VNG en ministerie werken dit bestuursakkoord momenteel verder uit in een samenwerkingsmodel Justitie-gemeenten. Het is de bedoeling om het samenwerkingsmodel later te verbreden naar maatschappelijke organisaties als Centra voor Werk en Inkomen (CWI’s), onderwijsinstellingen en woningbouwcorporaties. Belangrijke onderdelen van het samenwerkingsmodel worden: • het regelen van een geldig legitimatiebewijs na detentie; • in samenwerking met het CWI regelen hoe gedetineerden worden toegeleid naar werk en/of dagbesteding; • afspraken met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de gemeenten die er toe leiden dat bijstandsgerechtigde gedetineerden direct bij het verlaten van de inrichting kunnen voorzien in noodzakelijke bestaanskosten; • in samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de gemeenten regelen dat bestaande huisvesting niet door korte detentie komt te vervallen;
29
• onderzoek naar hoe de toeleiding van gedetineerden naar diverse woonvormen kan worden verbeterd en hoe het tekort aan laagdrempelige woonvormen kan worden aangepakt; • verbetering van de aansluiting tussen justitietrajecten en curatieve zorg, in samenwerking met zorgkantoren en zorgverzekeraars. Het gevangeniswezen gaat daarnaast door met (het verbeteren van) de informatieoverdracht van penitentiaire inrichtingen naar gemeenten en maatschappelijke hulpverlening. Financiering Gemeenten kunnen hun activiteiten rond de nazorg vanuit verschillende bronnen financieren. Hieronder een aantal financieringsbronnen en mogelijke aangrijpingspunten voor financiering. • Een deel van de nazorg valt onder de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Verschillende van de negen prestatievelden betreffen ook de (na-)zorg aan ex-gedetineerden en veelplegers. • Er zijn raakvlakken met het Plan van aanpak maatschappelijke opvang en het Stedelijk Kompas van de vier grote steden. Vaak werd dat door andere grote steden en/of WMOcentrumgemeenten ook opgepakt, regelmatig onder de noemer Regionaal Kompas. • Voor de grote steden zijn er de brede doeluitkeringen (BDU) Sociaal, Integratie en Veiligheid, in het kader van het grotestedenbeleid. In dat kader zijn wel reeds ‘afrekenbare prestatieafspraken’ met het Rijk gemaakt, die de beleidsruimte van de steden beperken.
30
LANDELIJKE KADERS
• Er is ook een raakvlak met het beleid rond de ‘Antillianen-gemeenten’. Op 1 februari 2008 schreven minister Hirsch Ballin en toenmalig minister Vogelaar een brief aan de Tweede Kamer, getiteld ‘Naar een professionele, integrale en meerjarige aanpak van AntilliaansNederlandse risicogroepen’. Daarin staat: ‘Gelet op de specifieke problematiek bij Antilliaanse Nederlanders zullen de Staatssecretaris van Justitie en de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie met de justitiële inrichtingen en gemeenten vaststellen welke aanvullende specifieke informatie ten behoeve van de nazorg aan Antilliaanse ex-gedetineerden nodig is en wat dit van gemeenten en justitie vraagt. Aan de orde zijn dan onder andere de aansluiting op de gemeentelijke trajecten gericht op huisvesting, woonbegeleiding, werk, scholing en gezins- en opvoedondersteuning. Hierover zullen met betrokken partijen afspraken worden gemaakt.’ • Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vraagt in het project ‘Veiligheid begint met Voorkomen’ aandacht voor de nazorg ex-gedetineerden en veelplegers. Binnen het ‘Programma Geweld’ richt hetzelfde ministerie zich op een persoonsgerichte aanpak van respectievelijk risicogroepen en recidiverende geweldplegers. • Algemene middelen uit de Wet Werk en Bijstand ten behoeve van het inkomen en de reïntegratie van de ex-gedetineerden en veelplegers. • Voor de zorg kan een beroep gedaan worden op de AWBZ via Zorgkantoor en Centrum Indicatiestelling Zorg. Voor zorg onder justitiële titel is het uitvoeringsprotocol forensische zorg van belang, daarbij wordt indicatie gesteld door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.
AANMELDEN NAZORG
1
Bijlage 1 Rotterdam, Werkproces Regulier
CONTROLE
2
Nee
Terugkoppeling DJI
Nee
OVERDRACHTSFASE
Basis document
Overdracht document
Registratie in systeem
Registratie in systeem
Persoon bekend
Controle basisgegevens
Voldoet aan nazorg criteria
Ja
Registratie
REGISTRATIE EN VERIFICATIE
3
Verificatie leefgebieden Terugkoppeling DJI: •Verbeterpunten lijst
Zorg
Problemen op:
•Standaardmail: contactpersonen GGD en SoZaWe ID bewijs Huisvesting inkomen
BEPALEN NAZORG
4
6
Trajectplan
Terugkoppeling DJI: •Te ondernemen acties
Uitzetten bij GGD
GGD
Geen
3 maanden na vrijkomen van personen met geen nazorg, controleren of dit inderdaad zo is.
Uitzetten bij SoZaWe
•casemanager
Terugkoppeling DJI: •Verbeterpunten lijst •Standaardmail: geen vraag
7
DEFINITIEF BEPALEN EN VERSTREKKEN NAZORG
Terugkoppeling DJI: •Te ondernemen acties •casemanager
Registratie in systeem
Veiligheidshuis database
Registratie in systeem
32
Bijlage 2. Tilburg, deelnemers en taken Justitieel Casusoverleg
Deelnemers
Taken
Casusoverleg Administratief medewerker
voeren van administratie; informatie JCO/HCO; inbreng HKJ.
Veiligheidshuis Tilburg Parketsecretaris
informatie uit compas; informatie omtrent zaaksverloop OM;
Openbaar Ministerie (OM)
opdracht tot rapportage; voorbereiden strafeis;
voorbereiden TUL-eis.
Reclasseringswerker
informatie over voortgang activiteiten; vroeghulpbezoek, vroeghulpinterventie, diagnose,
Stichting Reclassering
voorlichtingrapportage, adviesrapportage, maatregelrapportage, toezicht, toeleiding zorg,
Nederland (SRN)
reïntegratieprogramma, werkstraf, elektronisch toezicht leerstraf; rapportage ter zitting.
Reclasseringswerker
informatie over voortgang activiteiten; vroeghulpbezoek, vroeghulpinterventie, diagnose,
Novadic-Kentron
voorlichtingrapportage, adviesrapportage, maatregelrapportage, toezicht, toeleiding zorg,
reïntegratieprogramma, werkstraf, leerstraf; rapportage ter zitting.
Justitieel casemanager
Zorg
Novadic/Kentron Districtscontactpersoon
informatie over aanhoudingen; informatie betreffende aandachtspunten van individuen
veelplegers politie
(AOP); opsporing; nazorgondersteuning preventief; nazorguitvoering repressief.
Penitentiaire Inrichting
detentietrajecten; informatie over detentieperiode en –afsluiting en over zorgtrajecten.
Coördinator nazorg
coördinatie van arbeidstoeleiding, uitkering en inkomensondersteuning.
Gemeente Projectleider Gemeente procesmatige leiding; regelen van randvoorwaarden, samenwerkingsafspraken met partners.
Bijlage 3. De bronnen
Deze handreiking kwam in de loop van 2008 tot stand op basis van verschillende gesprekken en bijeenkomsten. Daarnaast werden tal van documenten geraadpleegd. Vakgroep OGGZ op 19 februari 2008; presentaties van Dhr. K. van Duijvenbooden- Ministerie van Justitie en C. Balder-gemeente Leiden, M.Faber GGD Flevoland-Almere en H. Tangelder/ MMD’er en GGD Gelre-IJssel/Doetinchem Expertmeeting VNG en GGD Nederland op 8 oktober 2008; deelnemers vanuit gemeente en GGD Rotterdam, GGD HM-Leiden, GGD ZHZ-Dordrecht, Gemeente Tilburg, GGD FlevolandAlmere, gemeente Hoorn, gemeente Utrecht, Oosterscheldegemeenten-Goes, gemeente en GGD Amsterdam, gemeente Heerlen, VNG, GGD en Ministerie van Justitie. Interviews met mw. M. Veenstra, GGD HM/Leiden; mw. M. Faber en mw. B. Dorrestijn, GGD Flevoland-Almere; mw. S. Timmermans, gemeente Tilburg-Veiligheidshuis
33
34
Contactgegevens van de besproken voorbeelden:
Rotterdam:
Hoorn:
Veiligheidshuis Rotterdam
Gemeentehuis
T 010 417 3355
Nieuwe Steen 1
Het Veiligheidshuis Rotterdam gaat
Postbus 603
binnenkort verhuizen. Daarom vermelden wij
1620 AR Hoorn
hier geen adres.
T 0229 252200
Website: www.rotterdamveilig.nl – wat doen wij? –
Almere:
overlast en openbare orde
GGD Flevoland Noorderwagenplein 6
Tilburg:
8223 AL Lelystad
Veiligheidshuis Tilburg
T 0320 276211
Spoorlaan 21D 5038 CB Tilburg T 013 549 84 30
Bijlage 4. De afkortingen
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
CWI
Centrum voor Werk en Inkomen
Dosa-regisseur
regisseur in jeugdnetwerk deelgemeente Rotterdam
DPAN
Digitaal Platform Aansluiting Nazorg
ID-bewijs
identiteitsbewijs
ISD
Inrichting Stelselmatige Dader (een bepaald gevangenisregime)
JCO
Justitieel Casusoverleg (in Veiligheidshuis)
JJI
Justitiële Jeugdinrichting
DJI
Dienst Justitiële Inrichtingen
MMD’er
medewerker maatschappelijke dienstverlening (van PI)
OM
Openbaar Ministerie
PGA
Persoonsgerichte Aanpak
PI
Penitentiaire Inrichting
RISc
risico-inventarisatie-instrument
RvdK
Raad voor de Kinderbescherming
SoZaWe
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (gemeentelijke afdeling)
VNG
Vereniging Nederlandse Gemeenten
WMO
Wet Maatschappelijke Ondersteuning
Colofon: • Tekst: Joop de Smet • Redactie: Adri Bolt • Vormgeving: AC+M, Maarssen • Drukwerk: DPP, Houten • GGD Nederland, januari 2009 2009/08
35
Het landelijke kwaliteitsprogramma Beter voorkomen wordt uitgevoerd door GGD Nederland, de VNG en ActiZ, organisatie van zorgondernemers, in opdracht van het ministerie van VWS en onder regie van ZonMw.