Bestuurskamer
OntwerpBesluit van … (datum) houdende de instelling van een hoofdbedrijfschap voor ondernemingen op het gebied van de groothandel en het bedrijf van tussenpersoon in akker- en tuinbouwproducten (Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel)
Wij Beatrix, ….. § 1 Begripsbepalingen Artikel 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op de bedrijfsorganisatie; b. het hoofdbedrijfschap: het Hoofdbedrijfschap voor de Agrarische Groothandel; c. commissie: orgaan als bedoeld in artikel 88a van de wet. Artikel 2 1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. akker- en tuinbouwproducten: 1. aardappelen 2. bloemkwekerijproducten 3. groenten en fruit 4. tuinbouwzaden; b. groothandel: het bedrijf van het kopen van akker- en/of tuinbouwproducten, met uitzondering van pootaardappelen en het verkopen daarvan: - aan wederverkopers; - aan instellingen, tenzij dit geschiedt in verband met het verkopen aan particulieren; - aan natuurlijke of rechtspersonen die het gekochte in een door hen gedreven bedrijf of inrichting aanwenden; c. groothandel in pootaardappelen: het bedrijf van het kopen van pootaardappelen en het verkopen daarvan aan wederverkopers, of aan natuurlijke of rechtspersonen die het gekochte – al dan niet tezamen met het verkopen van pootaardappelen aan particulieren – aanwenden in een door hen gedreven onderneming; d. commissionair: het bedrijf van het op eigen naam of op naam van anderen sluiten van overeenkomsten van koop en verkoop van akker- en/of tuinbouwproducten, of van het – anders dan door het houden van veilingen – bemiddelen bij de totstandkoming van zodanige overeenkomsten; e. tussenpersoon: het bedrijf van het op order van en voor rekening van anderen – al dan niet op
2
eigen naam – sluiten van overeenkomsten van koop en verkoop van akker- en/of tuinbouwproducten, of van het – anders dan door het houden van veilingen – bemiddelen bij de totstandkoming van zodanige overeenkomsten; f. handelskweker: het bedrijf van het kweken en/of vermeerderen en/of telen van tuinbouwproducten en het verkopen daarvan aan in dit lid sub b genoemde afnemers; g. handel in tuinbouwzaden: het bedrijf van het kopen van tuinbouwzaden – de verkoop van door derden te telen tuinbouwzaden daaronder begrepen – en het verkopen daarvan aan wederverkopers of aan personen die het gekochte in een door hen gedreven onderneming aanwenden, al dan niet tezamen met het verkopen van tuinbouwzaden aan particulieren; h. aardappelen: alle aardappelen, ongeacht het doel waarvoor zij bestemd zijn, waaronder al dan niet gestoomde consumptieaardappelen; i. tuinbouwzaden: 1. voor de afzet van als zaaizaad bestemde zaden van groentegewassen, specerijgewassen, kruiden en van siergewassen; 2. specerijzaden; 3. tuinbouwerwten, tuinbouwbonen, tuinbouwrapen, tuinbouwkoolrapen; 4. plantsjalotten en plantuitjes; j. onderneming: een onderneming waarin het bedrijf wordt uitgeoefend waarvoor het bedrijfschap is ingesteld: k. ondernemer: de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft waarvoor het bedrijfschap is ingesteld. 2. Onder bloemkwekerijproducten wordt mede verstaan: het uitgangsmateriaal daarvoor, kerstbomen en in het wild gegroeide gewassen welke met het oog op de sierwaarde in het economisch verkeer worden gebracht en op eenvoudige wijze gedroogde bloemkwekerijproducten. 3. Onder groenten en fruit wordt mede verstaan: verse groenten, vers bewerkte groenten, groen geoogste landbouwpeulvruchten, uien, eetbare zwammen, taugé, zuurkool, gezouten bonen en gezouten andijvie, alsmede vers fruit en bewerkt vers fruit. § 2 Het hoofdbedrijfschap Artikel 3 1. Er is een Hoofdbedrijfschap voor de Agrarische Groothandel. 2. Het hoofdbedrijfschap is ingesteld voor de ondernemingen waarin – voorzover dit niet betreft de aanvoer-, transito- en driehoekshandel – wordt uitgeoefend: a. de groothandel of het bedrijf van tussenpersonen in aardappelen, al dan niet tezamen met het bedrijf van het sorteren, het wassen of het stomen van aardappelen; b. de binnenlandse groothandel of het bedrijf van commissionair, of van tussenpersoon in bloemkwekerijproducten, of het bedrijf van handelskweker, of het bedrijf van het exporteren van bloemkwekerijproducten wordt uitgeoefend;
3
c. de groothandel of het bedrijf van tussenpersoon in verse groenten en vers fruit, al dan niet tezamen met: 1. de groothandel of het bedrijf van tussenpersoon in binnenlands verduurzaamde groenten, binnenlands verduurzaamd fruit, vijgen of dadels; of 2. het bedrijf van het sorteren, bewerken en verpakken van verse groenten en vers fruit; d. de handel in tuinbouwzaden. 3. Het hoofdbedrijfschap is gevestigd te Aalsmeer. Artikel 4 Het bestuur van het hoofdbedrijfschap bestaat uit 8 leden, waarvan 4 leden door organisaties van ondernemers en 4 leden door organisaties van werknemers worden benoemd. Artikel 5 1. Het hoofdbedrijfschap heeft commissies voor aangelegenheden verband houdend met: a. consumptie-, fabrieks- en voeraardappelen; b. pootaardappelen; c. bloemkwekerijproducten; d. groenten en fruit; e. tuinbouwzaden. 2. De commissies dienen elk voor haar werkgebied het bestuur van advies en voeren de door het bestuur aan hen gedelegeerde taken uit. 3. De organisaties van ondernemers en van werknemers die leden benoemen van de in artikel 6 tot en met artikel 10 vermelde commissies, zijn bevoegd voor elk lid dat zij benoemen tevens een plaatsvervanger aan te wijzen. De zittingsperiode van de leden van de commissies valt samen met die van de leden van het bestuur van het bedrijfschap. 4. De commissies benoemen uit hun midden een voorzitter en desgewenst een plaatsvervangend voorzitter. Artikel 6 De Commissie pootaardappelen bestaat uit 7 leden. Daarvan worden 4 leden door organisaties van ondernemers en 3 leden door organisaties van werknemers benoemd. Artikel 7 De Commissie consumptie-, fabrieks- en voeraardappelen bestaat uit 7 leden. Daarvan worden 4 leden door organisaties van ondernemers en 3 leden door organisaties van werknemers benoemd. Artikel 8 De Commissie bloemkwekerijproducten bestaat uit 9 leden. Daarvan worden 6 leden door organisaties van ondernemers en 3 leden door organisaties van werknemers benoemd. Artikel 9 De Commissie groenten en fruit bestaat uit 10 leden. Daarvan worden 6 leden door organisaties van ondernemers en 4 leden door organisaties van werknemers benoemd.
4
Artikel 10 De Commissie tuinbouwzaden bestaat uit 9 leden. Daarvan worden 5 leden door organisaties van ondernemers en 4 leden door organisaties van werknemers benoemd. § 3 Bevoegdheden Artikel 11 Aan het hoofdbedrijfschap is overgelaten de regeling of nadere regeling van de in artikel 93, tweede lid, van de wet vermelde onderwerpen1 of onderdelen daarvan met uitzondering van: - de lonen en andere arbeidsvoorwaarden.
Artikel 12 1. Een verordening met betrekking tot financiële aangelegenheden, naar het oordeel van het bestuur liggende op het werkgebied van een commissie als omschreven in artikel 5, stelt het bestuur vast na advies van die commissie. 2. Een verordening met betrekking tot in artikel 11 genoemde aangelegenheden, alsmede aangelegenheden andere dan in artikel 11 genoemd, naar het oordeel van het bestuur liggende op het werkgebied van een commissie als omschreven in artikel 5, stelt het bestuur vast na advies van die commissie. 3. Indien het bestuur op grond van dringende redenen van mening is van het advies van de commissie te moeten afwijken, dan wordt het advies terugverwezen naar de commissie. 4. Besluiten over aanwending van de algemene reserves, voorzover het betreft het aandeel in de algemene reserve dat op grond van de inbreng bij de instelling van het hoofdbedrijfschap, of accumulatie als gevolg van interestontvangsten en/of batige exploitatiesaldi aan een commissie toe te rekenen, stelt het bestuur slechts vast na verkregen instemming van de desbetreffende commissie. Artikel 13 1. Bij een op grond van artikel 11 vastgestelde verordening betreffende een der genoemde onderwerpen, kan worden bepaald dat de daarbij gestelde regelen – voor zover betrekking hebbende op de groothandel of het bedrijf van tussenpersoon in (verse) akker- en tuinbouwproducten – mede andere dan de in artikel 102, eerste lid, van de wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen binden, voorzover deze handelingen verrichten die bedrijfsmatig in de ondernemingen waarvoor het hoofdbedrijfschap is ingesteld, plegen te worden verricht.
1
De bedoelde onderwerpen zijn: registratie van ondernemingen en daarin werkzaam personeel, en - voorzover noodzakelijk voor de vervulling van de taak van het bedrijfslichaam - verstrekking van gegevens en inzage in boeken en bescheiden en bezichtiging van de onderneming; de voortbrenging, de afzet, de verdeling en de aanwending van goederen, waaronder mede begrepen de opslag en de be- en verwerking van goederen, en het verlenen van diensten; bevordering van professionele bedrijfsvoering; onderzoek op sociaal, economisch en technisch terrein; arbeidsmarktvoorzieningen; fondsen en andere instellingen in het belang der bedrijfsgenoten.
5
2. Een bepaling als genoemd in het eerste lid geldt niet met betrekking tot
ondernemingen waarvoor een bedrijfschap is ingesteld, indien dit ten aanzien van het onderwerp der verordening eveneens bindende regelen heeft gesteld. Artikel 14 1. Overtredingen van een op grond van artikel 11 vastgestelde verordening kunnen bij die verordening worden aangewezen als strafbare feiten. 2. Op overtreding van een op grond van artikel 11 vastgestelde verordening door de personen bedoeld in artikel 102, eerste lid, van de wet, kunnen, ook indien de overtreding als strafbaar feit is aangewezen, bij die verordening tuchtrechtelijke maatregelen worden gesteld. Artikel 15 1. Onverminderd het in het tweede lid bepaalde, worden de door het hoofdbedrijfschap krachtens artikel 126, eerste lid, van de wet op te leggen heffingen vastgesteld op grondslag van de in iedere onderneming bereikte, naar geldswaarde of hoeveelheid berekende omzet, met dien verstande dat het tarief voor verschillende in de heffingsverordening aangewezen groepen van ondernemingen verschillend kan zijn. Boven of in de plaats van zodanige heffing kan een bedrag worden geheven dat voor alle ondernemingen of groepen daarvan gelijk is. 2. Heffingen waarvan de opbrengst een bijzondere bestemming heeft, kunnen worden opgelegd naar een grondslag welke het bestuur van het hoofdbedrijfschap in verband met die bestemming passend acht. 3. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde heffingen worden zodanig vastgesteld dat de uitgaven ten behoeve van een commissie als bedoeld in artikel 5, naar het oordeel van het bestuur van het hoofdbedrijfschap kunnen worden bekostigd uit de opbrengst van hetgeen wordt geheven van degenen die de ondernemingen drijven die naar het oordeel van het bestuur bij die commissie zijn betrokken. § 4 Slotbepalingen Artikel 16 Dit besluit treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip. Artikel 17 Dit besluit wordt aangehaald als Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel. Den Haag,
Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mede namens de ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij