BESTUURS- EN BEHEERSREGLEMENT
STICHTING DIENST LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK
2012
INHOUDSOPGAVE
pag.
Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen Artikel 1 Definities
04 04
Hoofdstuk 2
Bestuur en raad van toezicht Artikel 2 Doelstelling stichting Artikel 3 Bestuur van de stichting; samenstelling benoeming en ontslag Artikel 4 Taak en bevoegdheden bestuur Artikel 5 Raad van Toezicht Artikel 6 Taak en bevoegdheden raad van toezicht
05 05
Hoofdstuk 3
Bestuur en Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10
inrichting van de instituten DLO Instituten Personeel van de instituten De directie Taken en bevoegdheden van de directie
05 05 06 06 07 07 07 07
Hoofdstuk 4
DLO Holding B.V. Artikel 11 Doelstelling DLO Holding B.V. Artikel 12 Bestuur DLO Holding B.V. Artikel 13 Inbreng in DLO Holding B.V. Artikel 14 Personeel
09 09 09 10 10
Hoofdstuk 5
Wageningen UR (University & Research centre) Artikel 15 Samenwerkingsverband Wageningen UR Artikel 16 De kenniseenheden van Wageningen UR Artikel 17 De concernraad
11 11 11 11
Hoofdstuk 6
VAN DE KENNISEENHEDEN TE ONDERSCHEIDEN INSTITUTEN VAN DE stichting Artikel 18 Overige instituten van de stichting
12 12
Wettelijke onderzoekstaken Artikel 19 Wettelijke onderzoekstaken Artikel 20 Organisatie wettelijke onderzoekstaken Artikel 21 WOT-units
13 13 13 14
Hoofdstuk 7
2
Hoofdstuk 8
Beheer van Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25 Artikel 26 Artikel 27 Artikel 28 Artikel 29 Artikel 30 Artikel 31
de Stichting Definitie beheer Volmachtverlening Beheerseenheden Centrale beheerseenheden Benoeming directeuren Uitvoering beleid Beheersplan / werkplan Beheer van middelen Waarnemingsregeling Afwijkende omstandigheden
15 15 15 15 15 15 15 15 16 16 16
Hoofdstuk 9
Medezeggenschap Artikel 32 Ondernemingen Artikel 33 Ondernemingsraden Artikel 34 Centrale ondernemingsraad
17 17 17 17
Hoofdstuk 10
Toezicht Artikel 35
18 18
Hoofdstuk 11
Onderzoek
Slotbepalingen Artikel 36 Vaststelling / goedkeuring reglement Artikel 37 Citeertitel
19 19 19
3
Hoofdstuk 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Definities
1.
In dit reglement wordt verstaan onder: stichting: de stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, gevestigd te Wageningen statuten: de statuten van de stichting minister: de minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie bestuurs- en beheersreglement: het reglement als bedoeld in artikel 7A lid 1 van de statuten WOR: de wet op de ondernemingsraden, 1971, Stb. 54
2.
Daar waar in dit reglement het begrip hij (hem, zijn, etc.) wordt gehanteerd, wordt daaronder mede begrepen zij (haar, etc.).
4
Hoofdstuk 2
BESTUUR EN RAAD VAN TOEZICHT
Artikel 2 Doelstelling stichting (Art. 2 statuten DLO)
1.
2.
De stichting heeft ten doel: a. het in het algemeen belang bijdragen aan strategisch en toepassingsgericht onderzoek en onderwijs op het gebied van productie, verwerking, afzet, handel en kwaliteit van agrarische producten, van de visserij, van het natuur- en milieubeheer, van de openluchtrecreatie en van het beheer en de inrichting van het landelijk gebied zowel nationaal als internationaal, het vorenstaande in de ruimste zin des woords; b. het oprichten van, het deelnemen in, het verlenen van diensten aan en het bestuur voeren over vennootschappen en ondernemingen, en al hetgeen met het vorenstaande in de ruimste zin verband houdt. Zij tracht dit doel onder meer te bereiken door: a. het verrichten en doen verrichten van het onderzoek en het geven van het onderwijs als bedoeld onder 1 van dit artikel; b. het toegankelijk maken en overdragen van dit onderzoek, onder andere door middel van informatieverstrekking en advisering alsmede het begeleiden en ondersteunen van derden bij de toepassing van de resultaten van dat onderzoek; c. samenwerking met andere kennisinstellingen; d. het leveren van een bijdrage aan de coördinatie van het onderzoek, nationaal en internationaal; en e. het leveren van producten en/of diensten die samenhangen met het onderzoek als bedoeld onder 1 van dit artikel.
Artikel 3 Bestuur van de stichting; samenstelling, benoeming en ontslag (Art. 4 statuten DLO)
1. 2. 3.
Het bestuur van de stichting bestaat uit drie natuurlijke personen. Het bestuur en de bestuurders worden aangeduid als college van bestuur respectievelijk leden van het college van bestuur. De voorzitter en de overige leden van het bestuur worden in functie benoemd door de raad van toezicht voor een door deze raad te bepalen termijn. Alvorens tot benoeming of ontslag van een lid van het bestuur over te gaan, hoort de raad van toezicht vertrouwelijk de centrale ondernemingsraad van de stichting over het voorgenomen besluit tot (her-)benoeming of ontslag. Het horen geschiedt op een zodanig tijdstip dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming.
Artikel 4 Taak en bevoegdheden bestuur (Art. 5, 7B, 10 statuten DLO)
1. 2.
3.
4.
1
Het bestuur is belast met het besturen der stichting en heeft al die taken en bevoegdheden die niet bij of krachtens de statuten aan anderen zijn toegekend. Het bestuur is, na voorafgaande goedkeuring door de raad van toezicht, bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging en vervreemding van registergoederen, het bezwaren daarvan door vestiging van zakelijke zekerheidsrechten, en voorts tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. Ter uitwerking van het strategisch plan, als bedoeld in art. 6 onder 3 van dit reglement, stelt het bestuur een ondernemingsplan op dat betrekking heeft op de planperiode van vier jaar. Daarnaast stelt het bestuur jaarlijks een onderzoeksplan1 en een begroting op voor het volgende boekjaar. Het onderzoeksplan wordt opgesteld ten behoeve van de minister en bevat ten minste op hoofdlijnen een uitwerking van het strategisch plan naar de voorgenomen ondernemingsactiviteiten voor het volgende boekjaar. Het bestuur sluit per de laatste dag van het boekjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, de boeken der stichting af en maakt daaruit zo spoedig mogelijk op, doch uiterlijk binnen drie maanden na afloop van het boekjaar: a. een jaarrekening;
Het onderzoeksplan zoals in de statuten verwoord wordt nu genoemd: Kaderbrief DLO
5
b.
een verslag van werkzaamheden van het gevoerde beleid in het algemeen en van de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkwijze in het bijzonder in het afgelopen boekjaar; c. de vastgestelde jaarrekening behoeft de goedkeuring van de raad van toezicht. d. de vergaderingen van het college van bestuur zijn niet openbaar.
Artikel 5 Raad van toezicht (Art. 8, 8A statuten DLO)
1. 2.
3.
Het toezicht op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de stichting is opgedragen aan de raad van toezicht, bestaande uit ten minste drie en ten hoogste vijf natuurlijke personen. De voorzitter en de andere leden van de raad van toezicht worden door de minister benoemd, geschorst of ontslagen. De minister benoemt een lid dat in het bijzonder het vertrouwen geniet van de ondernemingsraad van de stichting2. De benoeming geschiedt voor een periode van ten hoogste vier jaren. De leden van de raad van toezicht zijn terstond doch slechts eenmaal herbenoembaar. De raad van toezicht stelt een reglement vast met betrekking tot zijn werkwijze. De vergaderingen van de raad van toezicht zijn niet openbaar.
Artikel 6 Taak en bevoegdheden raad van toezicht (Art. 7A, 7B, 9A, 10, 11, 12 statuten DLO) De raad van toezicht heeft de volgende taken en bevoegdheden: 1. de vaststelling van het bestuurs- en beheersreglement ter regeling van het bestuur, het beheer en de inrichting van de stichting. Dit reglement behoeft de goedkeuring van de minister; 2. de vaststelling van het onderzoeksplan en de begroting, als bedoeld in art. 4 lid 3 van dit reglement; 3. ten minste één maal in de vier jaar de vaststelling van een strategisch plan. Dit plan formuleert de op middellange en lange termijn te realiseren doelstellingen en de hoofdlijnen van het daarop te richten beleid van de stichting. Het omschrijft de terreinen, de richtingen, de aard en het kwaliteitsniveau van de door de stichting te leveren prestaties, alsmede de financiële, personele, materiële en organisatorische voorwaarden die daartoe moeten worden vervuld. 4. het vastgestelde strategisch plan wordt de minister zo spoedig mogelijk ter goedkeuring aangeboden; 5. de goedkeuring van de door het bestuur vastgestelde jaarrekening als bedoeld in art. 4 lid 4 van dit reglement; 6. de goedkeuring van de besluiten van het bestuur met betrekking tot: - het aangaan van overeenkomsten als bedoeld in art. 4 lid 2 van dit reglement; - het doen van investeringen die een bedrag van € 2.250.000 (zegge: twee miljoen tweehonderd vijftigduizend Euro), al dan niet op basis van een investeringsplan, te boven gaan; - het aangaan of garanderen van geldleningen; - het sluiten van lease-overeenkomsten die een bedrag van € 2.250.000 (zegge: twee miljoen tweehonderd vijftigduizend Euro) te boven gaan; - het oprichten, mede-oprichten of ontbinden van een privaatrechtelijke rechtspersoon, dan wel het deelnemen in een vennootschap; - het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen conform het bepaalde in art. 4 lid 2 van dit reglement. Ten aanzien van de onder de laatste twee aandachtsstreepjes genoemde besluiten verleent de raad van toezicht geen goedkeuring dan na vooraf verkregen goedkeuring van de minister; 7. de bevoegdheid tot wijziging van de statuten van de stichting, welk besluit is onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de minister; 8. de bevoegdheid tot ontbinding van de stichting, welk besluit eveneens is onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de minister.
2
Op basis van de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek benoemt de minister één lid op voordracht van de ondernemingsraad. Deze lijn wordt in het kader van de bestaande personele unie tussen DLO/WU/VHL ook voor DLO gevolgd.
6
Hoofdstuk 3
BESTUUR EN INRICHTING VAN DE INSTITUTEN
Artikel 7 DLO instituten
1.
DLO kent de volgende instituten: -
Wageningen UR Food & Biobased Research; Wageningen UR Livestock Research; Plant Research International Praktijkonderzoek Plant & Omgeving; Alterra Wageningen UR; IMARES Wageningen UR; LEI Wageningen UR; Central Veterinary Institute; RIKILT Wageningen UR; Wageningen UR Centre for Development Innovation;
Artikel 8 Het personeel van de instituten Tot een instituut behoren: 1. de leden van het wetenschappelijk personeel die blijkens hun arbeidsovereenkomst en de aard van hun feitelijke werkzaamheden op de betrokken domeinen binnen het instituut werkzaam zijn; 2. de leden van het ondersteunend- en beheerspersoneel, die blijkens hun arbeidsovereenkomst en de aard van hun feitelijke werkzaamheden rechtstreeks betrokken zijn bij het onderwijs en onderzoek van het instituut; 3. de overige leden van het ondersteunend- en beheerspersoneel, die blijkens hun arbeidsovereenkomst en de aard van hun feitelijke werkzaamheden het instituut in algemene zin ondersteunen. Artikel 9 De directie 1. 2. 3. 4. 5.
Aan het hoofd van ieder instituut staat een eenhoofdige of tweehoofdige directie. De leden van de directie worden benoemd, geschorst en ontslagen door het college van bestuur. De tweehoofdige directie bestaat uit een algemeen directeur en een directeur bedrijfsvoering. De algemeen directeur is voorzitter van de directie. Binnen de tweehoofdige directie is de directeur bedrijfsvoering verantwoording verschuldigd aan de algemeen directeur. Wageningen UR Centre for Development Innovation en RIKILT Wageningen UR hebben een eenhoofdige directie.
Artikel 10 De taken en bevoegdheden van de directie 1.
2. 3.
4.
De directie is binnen door het college van bestuur te stellen kaders integraal verantwoordelijk voor het bestuur en beheer van het instituut. Zij stelt eenmaal per vier jaar een businessplan vast voor het instituut op basis van het strategisch plan van de stichting, en voorts jaarlijks een begroting. De directie verdeelt de taken over de business units van het instituut en draagt zorg voor koppeling met de daartoe bestemde middelen. Het college van bestuur heeft aan de directeur/algemeen directeur volmacht verleend om namens het college van bestuur ten behoeve van het instituut rechtshandelingen te verrichten op het gebied van: - personeelsaangelegenheden; - financiële rechtshandelingen; - onderhoud huisvesting; een en ander met inachtneming van de beperkingen die voortvloeien uit het onderliggende volmachtbesluit. Aan de (algemeen) directeur is door de stichting volmacht verleend om namens de stichting arbeidsovereenkomsten aan te gaan en te beëindigen en
7
5. 6.
personeelsaangelegenheden betreffende de instituten af te handelen en af te doen, met inachtneming van het personeelsbeleid van de stichting en binnen de grenzen van wet- en regelgeving, de CAO van de stichting, overige van toepassing zijnde rechtspositieregelingen, de tussen de werknemer en de stichting gesloten arbeidsovereenkomst en de aan de volmacht verbonden voorwaarden. De (algemeen) directeur zal zich steeds houden aan aanwijzingen van het college van bestuur met betrekking tot het te volgen financieel, sociaal en economisch beleid en het personeelsbeleid. De algemeen directeur verleent aan de directeur bedrijfsvoering een sub-volmacht om rechtshandelingen te verrichten op de in het voorgaande lid genoemde gebieden met inachtneming van de beperkingen die voortvloeien uit het sub-volmacht besluit. Het subvolmacht besluit behoeft de voorafgaande schriftelijke toestemming van het college van bestuur. De directeur bedrijfsvoering zal zich steeds houden aan de in het voorgaande lid genoemde aanwijzingen van het college van bestuur jegens de algemeen directeur.
8
Hoofdstuk 4
DLO HOLDING B.V.
Artikel 11 Doelstelling DLO Holding B.V. (Art. 3 statuten DLO Holding) 1. 2.
Ter uitvoering van de in artikel 2 van dit reglement omschreven doelstelling heeft de stichting als enig aandeelhouder de besloten vennootschap DLO Holding B.V. opgericht. De vennootschap heeft ten doel: a. het oprichten van, het op enigerlei wijze deelnemen in, het besturen van, het toezicht houden op en het verlenen van adviezen en diensten aan ondernemingen en vennootschappen die: i. strategisch en toepassingsgericht onderzoek verrichten of doen verrichten op het gebied van de life sciences, meer in het bijzonder maar niet uitsluitend op het gebied van gezondheid, leefstijl en levensomstandigheden, voeding en voedselproductie, waaronder duurzame land- en tuinbouw en visserij/visteelt, de internationale voedselketen, gezondheidsaspecten van voeding en de bevordering van biobased economy, en voorts de leefomgeving waaronder het bevorderen van duurzame natuur, landschap en landinrichting, duurzaam beheer van water en zee en het behoud van biodiversiteit; ii. zulk onderzoek toegankelijk maken en overdragen, onder andere door middel van informatieverstrekking en advisering alsmede het begeleiden en ondersteunen van derden bij de toepassing van de resultaten van dat onderzoek; iii. daartoe samenwerken met kennisinstellingen op dit gebied; iv. een bijdrage leveren aan de coördinatie van voormeld onderzoek nationaal en internationaal; v. producten en of diensten leveren die samenhangen met voormeld onderzoek; vi. een bijdrage leveren aan de kennisexploitatie en daarbij gebruik maken van de faciliteiten en kennis van Wageningen University, de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, de Stichting Van Hall Larenstein en/of derden; vii. zich ten doel stellen onderzoek en onderwijs op verzoek van derden te verrichten en/of te ondersteunen met gebruikmaking van de faciliteiten en kennis van Wageningen University, Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek en/of Stichting Van Hall Larenstein; b. het financieren van ondernemingen en vennootschappen; het lenen, uitlenen en bijeenbrengen van gelden daaronder begrepen, het uitgeven van obligaties, schuldbrieven of andere waardepapieren, alsmede het aangaan van daarmee samenhangende overeenkomsten; c. het verstrekken van adviezen en het verlenen van diensten aan ondernemingen en vennootschappen waarmee de vennootschap in een groep is verbonden en aan derden; d. het verstrekken van garanties, het verbinden van de vennootschap en het bezwaren van activa van de vennootschap ten behoeve van ondernemingen en vennootschappen waarmee de vennootschap in een groep is verbonden en ten behoeve van derden; e. het verkrijgen, beheren, exploiteren en vervreemden van vermogenswaarden in het algemeen; f. het verhandelen van valuta, effecten en vermogenswaarden in het algemeen; g. het verkrijgen, exploiteren, bezwaren en vervreemden van rechten van industriële eigendom- en intellectuele eigendom; h. het verrichten van alle soorten industriële, financiële en commerciële activiteiten; en al hetgeen met vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
Artikel 12 Bestuur DLO Holding B.V. (Art. 12, 13, 14, 15 statuten DLO Holding)
1.
2. 3.
Het bestuur van DLO Holding B.V. wordt gevormd door een bestuur, directie genaamd, bestaande uit een of meer bestuurders, directeur of directeuren genaamd, welke worden benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders en dienen te voldoen aan de (kwaliteits-)eis van het zijn van bestuurder van de stichting. Met inachtneming van het bepaalde in de statuten van DLO Holding B.V. is de directie belast met het besturen van de vennootschap. Artikel 15 van de statuten van DLO Holding B.V. geeft de mogelijkheid om besluiten van de directie te onderwerpen aan de goedkeuring van de algemene vergadering van
9
4.
aandeelhouders, in casu de stichting. Dit geldt ook voor de desbetreffende bestuursbesluiten voor dochtermaatschappijen waarover DLO Holding B.V. het bestuur uitoefent. Jaarlijks binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, stelt de directie een jaarrekening op, ter vaststelling door de algemene vergadering van aandeelhouders.
Artikel 13 Inbreng in DLO Holding B.V.
1. 2.
De stichting brengt enkel het deel van haar activa in DLO Holding B.V. onder dat primair commercieel van aard is en waar de vrijstelling voor de vennootschapsbelasting, die op de stichting van toepassing is, niet van toepassing is. Van de in het eerste lid bedoelde inbreng van activa zijn uitgezonderd alle onroerende zaken en de rechten op onroerende zaken welke eigendom zijn van de stichting.
Artikel 14 Personeel De inbreng als bedoeld in artikel 13 van dit reglement vindt plaats met inachtneming van het feit dat het personeel van de stichting heeft verklaard het dienstverband met de stichting te willen bestendigen, zodat genoemde inbreng niet ten gevolge heeft dat het personeel van de stichting in dienst treedt van DLO Holding B.V. dan wel dat dit anderszins gevolgen heeft voor de rechtspositie van het personeel van de stichting.
10
Hoofdstuk 5 Artikel 15
WAGENINGEN UR (UNIVERSITY & RESEARCH CENTRE)
Het samenwerkingsverband Wageningen UR
De stichting, mede ten behoeve van de daarvan deel uitmakende instituten en onder haar ressorterende rechtspersonen, Wageningen University (WU) en de stichting Van Hall Larenstein (VHL), mede ten behoeve van de door haar in stand gehouden Hogeschool Van Hall Larenstein, werken samen onder de naam Wageningen UR. Teneinde eenheid in bestuur binnen Wageningen UR te bereiken is er een personele unie gecreëerd tussen de colleges van besturen respectievelijk tussen de raden van toezicht van DLO, WU en VHL. Artikel 16
1.
2.
3.
In het kader van deze samenwerking zijn door de stichting en de universiteit een vijftal kenniseenheden gevormd, waarin domeinspecifiek onderzoek, onderwijs en kennisexploitatie worden gebundeld. Deze kenniseenheden bestaan telkens uit een of twee instituten van de stichting en het binnen het onderzoeksdomein daarmee corresponderende departement van de universiteit. Het betreft de volgende kenniseenheden met bijbehorende instituten c.q. departementen: - Agrotechnology and Food Sciences Group, bestaande uit het instituut Wageningen UR Food & Biobased Research en het departement Agrotechnologie en Voedingswetenschappen; - Animal Sciences Group, bestaande uit de instituten Wageningen UR Livestock Research , Central Veterinary Institute en het departement Dierwetenschappen; - Environmental Sciences Group, bestaande uit het instituut Alterra Wageningen UR en het departement Omgevingswetenschappen; - Social Sciences Group, bestaande uit de instituten LEI Wageningen UR, het Wageningen UR Centre for Development Innovation en het departement Maatschappijwetenschappen; - Plant Sciences Group, bestaande uit de instituten Plant Research International, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving en het departement Plantenwetenschappen. Teneinde binnen de kenniseenheden eenheid van bestuur te bereiken zijn er door de stichting en de universiteit personele unies gecreëerd tussen de directies van de samenwerkende DLOinstituten en de departementen van Wageningen University. Hierdoor is de benoeming van de directie van (het) institu(u)t(en) onlosmakelijk verbonden met de benoeming van de directie van het corresponderende departement. De directies zijn in het kader van het in dit artikel bepaalde, en zulks in aanvulling op de bepalingen van artikel 9 en 10 van dit reglement, verantwoordelijk voor het vorm geven van het beleid van Wageningen UR op het niveau van de kenniseenheden en het leveren van een bijdrage aan de vormgeving van het beleid op concernniveau.
Artikel 17
1. 2. 3.
4. 5.
De kenniseenheden van Wageningen UR
De concernraad
Ten behoeve van de integrale beleidsadvisering op het gebied van Wageningen UR heeft het college van bestuur de concernraad ingesteld. De concernraad bestaat in elk geval uit de algemeen directeuren van de in artikel 16 van dit reglement bedoelde kenniseenheden en de algemeen directeur van Stichting Van Hall Larenstein. De concernraad heeft tot taak om het college van bestuur te adviseren over de Wageningen UR-brede beleidsontwikkeling en kaderstelling op zowel strategisch als operationeel niveau. Het college van bestuur stelt de concernraad in de gelegenheid op genoemde terreinen advies uit te brengen alvorens tot besluitvorming dienaangaande over te gaan. De leden van de concernraad dragen zorg voor implementatie van de in het voorgaande lid bedoelde besluitvorming binnen hun organisatieonderdeel van Wageningen UR. De vergaderingen van de concernraad zijn niet openbaar, tenzij de concernraad anders beslist.
11
Hoofdstuk 6
VAN DE KENNISEENHEDEN TE ONDERSCHEIDEN INSTITUTEN VAN DE STICHTING
Artikel 18 Overige instituten van de stichting
1.
2.
3.
Naast de zelfstandige rechtspersoon DLO Holding B.V. en de daaronder ressorterende deelnemingen, zijn er binnen de stichting nog de volgende instituten: - RIKILT Wageningen UR - IMARES Wageningen UR RIKILT Wageningen UR is primair belast met de uitvoering van wettelijke onderzoekstaken als bedoeld in hoofdstuk 7 van dit reglement, met name op het gebied van de voedselveiligheid, de kwaliteit van handelsstromen van producten van landbouw en visserij en de markttoelating van bepaalde producten. IMARES Wageningen UR is het onderzoeksinstituut voor strategisch en toegepast marien ecologisch onderzoek met de werkvelden: zee- en kustzones, Aquacultuur, Milieu, Ecologie en Visserij.
Het bestuur van de stichting voorziet in de directie van de in dit artikel genoemde organisatieonderdelen, waarbij qua taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden het bepaalde in artikel 10 van dit reglement inzake de directies van de instituten zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing is
12
Hoofdstuk 7
WETTELIJKE ONDERZOEKSTAKEN
Artikel 19 Wettelijke onderzoekstaken
1.
2.
De stichting is in opdracht van de minister tevens belast met de uitvoering van zogenaamde wettelijke onderzoekstaken. Dit betreft taken, gebaseerd op Nederlandse en/of Europese wet- en regelgeving en verdragen, die onder auspiciën van de overheid moeten worden uitgevoerd. Ze voorzien de overheid van kennis, expertise, faciliteiten, analyses en de beoordeling daarvan, die voor de overheid onmisbaar zijn voor de uitvoering van nationale en internationale wet- en regelgeving en voor andere overheidstaken van nationaal en/of algemeen belang. Het gaat hier om beleidsterreinen waarvoor de minister primaire verantwoordelijkheid draagt met betrekking tot de volksgezondheid, voedselveiligheid, diergezondheid, dierenwelzijn, de kwaliteit van handelsstromen van producten van landbouw en visserij, de markttoelating van bepaalde producten en de kwaliteit van natuur en milieu binnen Nederland en daarbuiten. De minister stelt hoge eisen aan de onafhankelijkheid, betrouwbaarheid en transparantie van de uitvoering van deze taken naast de gangbare wetenschappelijke standaarden. Terzake hebben de minister en de stichting een zogenaamd WOT-statuut opgesteld, waarin de eisen waaraan de uitvoering van het onderzoek moet voldoen, alsmede de maatregelen die de stichting dient te treffen, staan beschreven. Deze eisen betreffen: - onafhankelijkheid en het voorkomen van belangenverstrengeling; - voldoen aan gangbare wetenschappelijke standaarden; - kwaliteitsborgingsystemen gecertificeerd door onafhankelijke instellingen; - voldoen aan eisen van geheimhouding en vertrouwelijkheid van (bedrijfs-)gevoelige informatie, voor zover niet strijdig met de uitvoering van wet- en regelgeving, en het voorkomen van oneigenlijke concurrentie; - het eerbiedigen van heldere afspraken met de minister over informatieverstrekking en communicatie; - het regelmatig op transparante wijze onderworpen worden aan onafhankelijke audits ter beoordeling en bewaking van de mate waarin aan de eisen van het WOT-statuut wordt voldaan.
Artikel 20 Organisatie wettelijke onderzoekstaken 1.
2.
3. 4.
5.
Binnen de stichting zijn de volgende WOT units te onderscheiden:: - RIKILT Wageningen UR; - Central Veterinary Institute (CVI); - Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN); - Centrum voor Economische Informatievoorziening (CEI); - Centrum voor Visserijonderzoek (CVO); - WOT- Natuur en Milieu. Het bestuur van de stichting is eindverantwoordelijk jegens de minister voor de juiste uitvoering en kwaliteit van de WO-taken, de naleving van het WOT-statuut en het in stand houden van een adequate kennisinfrastructuur terzake. In het kader van haar toezichthoudende taak ten aanzien van het beleid van het bestuur van de stichting besteedt de raad van toezicht specifieke aandacht aan de wijze waarop het bestuur van de stichting deze verantwoordelijkheden vervult. Het bestuur van de stichting benoemt de Hoofden van de WOT-units en delegeert aan hen de voorbereiding en uitvoering van de WOT-programma’s, alsmede de rapportage van de programmaresultaten aan de minister. Het bestuur van de stichting delegeert de coördinatie van de WOT-programma’s en het toezicht op de juiste uitvoering en kwaliteit, alsmede de naleving van het WOT-statuut aan de coördinator WOT. Deze kan daartoe aanwijzingen geven aan de Hoofden van de WOTunits, doch onthoudt zich van inhoudelijke aanwijzingen. Het Hoofd van de WOT-unit is verantwoordelijk voor de kwaliteit en resultaten van de WOTprogramma’s van zijn unit. Hij wijst en stuurt de programmaleiders aan en is verantwoordelijk voor de naleving van het WOT-statuut door de medewerkers van zijn WOT-unit. Het Hoofd WOT-unit rapporteert zonder tussenkomst van het bestuur van de stichting de inhoudelijke resultaten van de WOT-programma’s aan de minister.
13
6.
Daarnaast legt hij verantwoording over de beheersmatige aspecten en de kwaliteit van de WOT-programma’s van zijn unit af aan het bestuur van de stichting door tussenkomst van de algemeen directeur van de hierbij betrokken kenniseenheid. In het kader van het opmaken van de in artikel 4 lid 4 van dit reglement bedoelde jaarrekening en verslag van werkzaamheden wordt bijzondere aandacht besteed aan de kwaliteitscontrole van de WO-taken.
Artikel 21 WOT-units
1.
2.
3.
De WOT-units kennen een tweetal organisatievormen: - de vorm waarin de programmaorganisatie rechtstreeks onder de stichting ressorteert, en waarbij de personele en overige operationele organisatie binnen een der instituten wordt betrokken (model 1); - de vorm waarin zowel programma- als personele en overige operationele organisatie rechtstreeks onder de stichting ressorteert (model 2). In beide gevallen is het bepaalde in artikel 20 van dit reglement van overeenkomstige toepassing. De volgende WOT-units zijn ingericht conform model 1: - CGN - personeel en overige operationele organisatie wordt betrokken van de instituten Plant Research International en Praktijkonderzoek Plant & Omgeving; - CEI - personele en overige operationele organisatie wordt in eerste instantie betrokken van het instituut LEI Wageningen UR. - CVO - personele en overige operationele organisatie wordt in eerste instantie betrokken van IMARES Wageningen UR; - WOT Natuur en Milieu - personele en overige operationele organisatie wordt in eerste instantie betrokken van het instituut Alterra Wageningen UR. De stichting regelt door tussenkomst van de algemeen directeur van de betrokken kenniseenheid jaarlijks de afspraken met genoemde instituten waarin de beschikbaarstelling van de personele en overige operationele organisatie tegen vergoeding wordt vastgelegd, een en ander ter uitvoering van de WO-taken. In bedoelde afspraken wordt er tevens in voorzien dat voldaan is aan de eisen als bedoeld in artikel 19 tweede lid van dit reglement. RIKILT Wageningen UR en CVI zijn ingericht conform model 2. RIKILT Wageningen UR valt rechtstreeks onder de stichting. Het CVI is als WOT-instituut opgenomen in de kenniseenheid Animal Sciences Group.
14
Hoofdstuk 8
BEHEER VAN DE STICHTING
Artikel 22 Definitie beheer Voor de toepassing van dit reglement wordt onder beheer verstaan het geheel van activiteiten dat betrekking heeft op de uitvoering van het binnen de stichting vastgestelde beleid, alsmede de zorg voor de rechtmatige en doelmatige aantrekking, beschikbaarstelling, inzetbaarheid en instandhouding van personele, materiële en financiële middelen van de stichting. Artikel 23 Volmachtverlening Het bestuur kan aan beheersfunctionarissen in dienst van de stichting volmacht verlenen om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen c.q. om een of meer beheersbevoegdheden uit te oefenen. De verlening van een dergelijke volmacht geschiedt schriftelijk en is openbaar. Artikel 24 Beheerseenheden
1. 2. 3.
De stichting kent centrale en decentrale beheerseenheden. Voor de toepassing van dit reglement worden als decentrale beheerseenheden beschouwd de in hoofdstuk 3 van dit reglement vermelde instituten. In aanvulling op hetgeen elders in dit reglement, te weten in de artikelen 10, 18 en 20 is bepaald met betrekking tot het beheer van de decentrale beheerseenheden, bevat dit hoofdstuk bepalingen betreffende het beheer van de centrale beheerseenheden van de stichting.
Artikel 25 Centrale beheerseenheden De stichting kent de volgende centrale beheerseenheden: a. de Concernstaf+; b. het Facilitair Bedrijf. Deze centrale beheerseenheden verlenen ondersteuning aan het bestuur van de stichting, alsmede aan de in artikel 24 lid 2 van dit reglement bedoelde decentrale beheerseenheden. Artikel 26 Benoeming directeuren In het kader van Wageningen UR fungeren de centrale beheerseenheden tevens als zodanig binnen Wageningen University en (gedeeltelijk) binnen Van Hall Larenstein. Het bestuur van de stichting benoemt de directeuren van de centrale beheerseenheden. Teneinde eenheid in aansturing binnen Wageningen UR te bereiken is door Wageningen University en de stichting DLO overeengekomen een personele unie te creëren tussen de directeuren van zowel Concernstaf+ als Facilitair Bedrijf. Artikel 27 Uitvoering beleid De directeur van een centrale beheerseenheid is belast met de uitvoering van het door het bestuur van de stichting vastgestelde beleid met betrekking tot het beheer. Genoemd bestuur stelt hiertoe voor de directeur een schriftelijke instructie vast betreffende zijn taak en de wijze waarop hij die dient te vervullen. Artikel 28 Beheersplan / werkplan
1.
De directeur van een centrale beheerseenheid voert zijn in het vorige artikel bedoelde beleidstaak uit namens het bestuur van de stichting. De directeur is voor de uitvoering van deze beleidstaak verantwoording verschuldigd aan het bestuur van de stichting en is met betrekking tot deze beleidstaak adviseur van genoemd bestuur. Voorts is de directeur jegens het bestuur van de stichting verantwoordelijk voor de goede organisatie en coördinatie van de beheerstaken
15
2.
van zijn beheerseenheid en de daarbij aanwezige voorzieningen. De directeur neemt het bij of krachtens dit reglement bepaalde in acht. De directeur van een centrale beheerseenheid stelt voor zijn beheerseenheid een beheersplan c.q. werkplan inclusief begroting op, waarin de organisatie en coördinatie van het beheer binnen de beheerseenheid wordt vastgelegd. Dit plan wordt ter vaststelling aangeboden aan het bestuur van de stichting.
Artikel 29 Beheer van middelen Onverminderd het overigens in dit reglement bepaalde is de directeur van een centrale beheerseenheid belast met het beheer van de middelen welke zijn beheerseenheid ter beschikking zijn gesteld. Hij neemt bij zijn bestedingsbeslissingen de door het bestuur van de stichting gegeven regels, richtlijnen en aanwijzingen in acht. Artikel 30 Waarnemingsregeling De directeur van een centrale beheerseenheid voorziet in zijn waarneming bij afwezigheid. In geval een waarnemingsregeling wordt getroffen, behoeft deze de goedkeuring van het bestuur van de stichting. Artikel 31 Afwijkende omstandigheden De directeur van een centrale beheerseenheid stelt het bestuur van de stichting onmiddellijk in kennis van omstandigheden of gebeurtenissen waardoor de normale gang van zaken binnen zijn beheerseenheid in ernstige mate wordt belemmerd of dreigt te worden belemmerd. In spoedeisende omstandigheden neemt de directeur, zo mogelijk na overleg met het bestuur van de stichting, de gepaste maatregelen ter verzekering van een zo goed mogelijke voortgang van de werkzaamheden binnen zijn beheerseenheid. De directeur brengt de omstandigheden als bedoeld zo spoedig mogelijk ter kennis van het bestuur van de stichting.
16
Hoofdstuk 9
Medezeggenschap
Artikel 32 Ondernemingen 1.
2.
Ingevolge artikel 1 sub c juncto artikel 3 lid 3 van de WOR worden voor de toepassing van de WOR als onderneming beschouwd: a. RIKILT Wageningen UR; b. IMARES Wagenigen UR; c. Ieder van de in artikel 16 van dit reglement vermelde kenniseenheden3; d. Concernstaf+; en het e. Facilitair Bedrijf. De in lid 1 onder a en b vermelde ondernemingen worden in stand gehouden door de stichting. De in lid 1 onder d en e vermelde ondernemingen worden in stand gehouden door de stichting en Wageningen University en (deels) Van Hall Larenstein gezamenlijk.
Artikel 33 Ondernemingsraden
1.
Ten behoeve van het overleg met en de vertegenwoordiging van de personen die werkzaam zijn in de in artikel 32 lid 1 onder a en b van dit reglement vermelde ondernemingen heeft de stichting voor iedere onderneming afzonderlijk een ondernemingsraad ingesteld.
2.
Ten behoeve van het overleg met en de vertegenwoordiging van de personen die werkzaam zijn in de in artikel 32 lid 1 onder c, d en e van dit reglement vermelde ondernemingen hebben de stichting en Wageningen University voor iedere onderneming afzonderlijk een gemeenschappelijke ondernemingsraad ingesteld conform het bepaalde in artikel 3 WOR.
3.
Iedere (gemeenschappelijke) ondernemingsraad maakt een reglement waarin de onderwerpen worden geregeld die bij of krachtens de WOR ter regeling aan die (gemeenschappelijke) ondernemingsraad zijn opgedragen of overgelaten.
Artikel 34 Centrale ondernemingsraad
1.
2.
3
De stichting en Wageningen University hebben een centrale ondernemingsraad ingesteld voor de door hen gezamenlijk in stand gehouden ondernemingen zoals vermeld in artikel 32 lid 1 onder c, d en e, alsmede voor de door de stichting alleen in stand gehouden ondernemingen zoals vermeld in artikel 32 lid 1 onder a en b. De centrale ondernemingsraad bestaat uit leden gekozen door de betrokken (gemeenschappelijke) ondernemingsraden uit de leden van elk van die raden. Het aantal leden dat uit elke (gemeenschappelijke) ondernemingsraad kan worden gekozen, wordt vastgesteld in het reglement van de centrale ondernemingsraad. Het reglement bevat voorts voorzieningen dat de verschillende groepen van de in de betrokken ondernemingen werkzame personen zoveel mogelijk in de centrale ondernemingsraad vertegenwoordigd zijn. De betrokken (gemeenschappelijke) ondernemingsraden worden over de vaststelling van de betrokken bepalingen van het reglement gehoord.
In de OR ASG is het Central Veterinary Institute vertegenwoordigd via een onderdeelcommissie.
17
Hoofdstuk 10
TOEZICHT
Artikel 35 Onderzoek Het bestuur van de stichting kan incidentele dan wel regelmatige onderzoeken instellen of laten instellen naar de rechtmatigheid, efficiëntie en effectiviteit van werkzaamheden en het gevoerde beheer binnen een organisatieonderdeel van de stichting als bedoeld in dit reglement. Het bestuur van de stichting formuleert de opdracht voor een dergelijk onderzoek en bepaalt aan wie de opdracht wordt verleend. In de opdracht wordt tevens de verslaggeving geregeld. Het bestuur van de stichting pleegt ter zake van hetgeen in dit artikel is bepaald overleg met de betrokken directeur(en).
18
Hoofdstuk 11
SLOTBEPALINGEN
Artikel 36 Vaststelling / goedkeuring reglement Dit reglement is vastgesteld door de raad van toezicht d.d. 21 mei 2012 Goedkeuring aan dit reglement door de minister verleend d.d. _________________ 2012. Artikel 37 Citeertitel Dit reglement kan worden aangehaald als bestuurs- en beheersreglement Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek 2012.
19