Tekst van de notulen van de op 13 april 2010 gehouden algemene vergadering van aandeelhouders van Koninklijke Ahold N.V. zoals opgenomen in een notariële akte van proces-verbaal, verleden voor Mr Martin van Olffen, notaris te Amsterdam, op 6 juli 2010.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 30 van de statuten van de vennootschap treedt de president-commissaris op als voorzitter van de vergadering. 1. Opening De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen van harte welkom bij de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders van Koninklijke Ahold N.V. De voorzitter stelt vast dat aan alle wettelijke en statutaire voorwaarden voor het houden van de algemene vergadering van aandeelhouders is voldaan. De voorzitter deelt mee dat van de vergadering een notarieel proces-verbaal zal worden opgemaakt en dat ten behoeve daarvan een bandopname zal worden gemaakt. Hij merkt op dat de vergadering live te volgen zal zijn via een webcast op de website van de vennootschap en dat deze webcast ook later via de website toegankelijk zal blijven. De voorzitter constateert dat de informatie van de registratie voor deze vergadering op dit moment verwerkt wordt. De voorzitter geeft aan dat, voordat over zal worden gegaan tot stemmen, notaris Van Olffen van De Brauw Blackstone Westbroek zal melden hoeveel aandeelhouders ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn en hoeveel stemmen kunnen worden uitgebracht. De voorzitter geeft aan dat op de registratiedatum drieëntwintig maart tweeduizendtien nabeurs één miljard éénhonderdrieëntachtig miljoen éénhonderdtweeënvijftigduizend achthonderdvierennegentig (1.183.152.894) gewone aandelen, met even zoveel stemmen, en tweehonderdachtenzestig miljoen vierhonderdvijftienduizend honderddrie (268.415.103) cumulatief preferente financieringsaandelen, met daaraan verbonden vierenzeventig miljoen driehonderdtweeënzestigduizend negenhonderddrieënzestig (74.362.963) stemmen, uitstonden en dat er dus in totaal één miljard tweehonderdzevenenvijftig miljoen vijfhonderdvijftienduizend en achthonderdzevenenvijftig (1.257.515.857) stemmen uitgebracht kunnen worden. De voorzitter deelt mee dat conform het bepaalde in de Nederlandse corporate governance code, de externe accountant van de vennootschap, de heer Marcel van Leeuwen van Deloitte Accountants B.V., aanwezig is en hij merkt op dat de heer Van Leeuwen uitsluitend vragen kan beantwoorden ten aanzien van de verklaring bij de jaarrekening. De voorzitter geeft aan dat de gehele Raad van Bestuur en de gehele Raad van Commissarissen aanwezig zijn. De voorzitter merkt vervolgens op dat de heer Peter Wakkie, dit jaar niet meer aanwezig is, aangezien hij aan het eind van het vorig jaar met pensioen is gegaan. De voorzitter geeft aan van de gelegenheid gebruik te willen maken om nogmaals namens de Raad van
2
Bestuur, de Raad van Commissarissen en misschien ook de aandeelhouders, de heer Wakkie dank te zeggen voor al hetgeen hij heeft gedaan voor het welzijn van de vennootschap. De voorzitter geeft vervolgens aan dat aandeelhouders die de Nederlandse taal niet machtig zijn hun vragen in het Engels of in een voor de voorzitter begrijpelijke taal kunnen stellen en dat er tevens een simultane vertaling beschikbaar is via de daartoe uitgereikte hoofdtelefoons; in het Engels voor de Nederlandse gedeelten en in het Nederlands voor de Engelse gedeelten van de vergadering. De voorzitter geeft aan dat bij de informatiebalie in de hal een tweetal kaartjes beschikbaar is en verzoekt aandeelhouders die te zijner tijd de notulen van de vergadering wensen te ontvangen om het notulenkaartje in te vullen en deze in de blauwe bus bij de informatiebalie te deponeren. Hij wijst erop dat het proces-verbaal van de vergadering ook op de website van Ahold zal worden gepubliceerd. De voorzitter verzoekt aandeelhouders die vragen hebben met betrekking tot de werkmaatschappijen van Ahold, deze vragen op het vragenkaartje te vermelden en deze daarna ook in de blauwe bus te deponeren. De voorzitter verzoekt de aanwezigen om hun mobiele telefoon uit te schakelen en geeft aan dat het niet is toegestaan filmbeelden dan wel geluidsopnamen te maken in de zaal gedurende de vergadering. 2. Verslag van de Raad van Bestuur over het boekjaar 2009 3. Toelichting Corporate Governance 4. Toelichting op het reserverings- en dividendbeleid 5. Voorstel tot vaststelling van de jaarrekening over het boekjaar 2009 6. Voorstel tot vaststelling dividend over het boekjaar 2009 De voorzitter gaat over tot de behandeling van de agendapunten 2, 4, 5 en 6 en geeft aan dat deze agendapunten zo verweven zijn dat deze agendapunten samen zullen worden behandeld. Na de presentaties zal de aandeelhouders gelegenheid worden gegeven om vragen te stellen over de agendapunten 2, 3, 4, 5 en 6 en vervolgens zal over de agendapunten 5 en 6 worden gestemd. De voorzitter verwijst de aandeelhouders ten aanzien van agendapunt 3 naar het hoofdstuk corporate governance in het jaarverslag, waarin staat beschreven op welke manier Ahold de relevante principles en best practices van de Nederlandse corporate governance code toepast op de inrichting van de vennootschap, de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen. Hij merkt op dat gedurende tweeduizendnegen deze inrichting niet in belangrijke mate is gewijzigd. De voorzitter geeft aan dat de heer Rishton zal beginnen met zijn verslag over het boekjaar tweeduizendnegen, waarna mevrouw Ross de cijfers over tweeduizendnegen, het reserveringsen dividendbeleid en het dividendvoorstel voor tweeduizendnegen zal toelichten. De voorzitter geeft daarna het woord aan de heer Rishton. De heer Rishton begint zijn presentatie en geeft het volgende aan: "Good afternoon and thank you for joining us today. In two thousand and nine, Ahold delivered solid results in absolute terms and excellent results in relative terms. Overall, I am pleased with our performance. It was a tough year for the industry. It was a year of recession in all of our markets, a year when unemployment increased, consumer confidence fell, we saw consumers trading down and, for the first time in years, we saw food deflation. As a consequence, the intensity of the competitive environment increased substantially. Against this backdrop, we grew sales by six percent (6%) at constant exchange rates, we increased income from continuing operations by nine six/tenth percent (9.6%), delivered an underlying retail operating margin of five
3
one/tenth percent (5.1%), improved operating cash flow and our return on capital, we achieved higher customer satisfaction ratings at Albert Heijn and at each of our banners in the United States. Albert Heijn, Giant-Carlisle, Giant-Landover, Stop & Shop, Gall&Gall, Etos, ICA Sweden and ICA in the Baltics, all increased their market shares. And we drove volume increases in all of our operations. Looking at our individual banners: Albert Heijn grew market share to a record thirty-two eight/tenth percent (32.8%). To put this into perspective, just three years ago the market share was twenty-seven five/tenth percent (27.5%). This growth reflects the customer-focused strategy centred on great value, service, innovation and convenience and in two thousand and nine the successful integration of the former Schuitema stores. In two thousand and nine, we opened forty-eight of our new format stores, bringing a better, more enjoyable shopping experience to thousands of our customers. The stores have more than one thousand (1,000) new products than the ones that they replaced. As many of you here today will know, we launched ‘Puur & Eerlijk’, a new private label umbrella brand for a range covering organic, fair-trade, ecological non-food, free range meat and sustainably-caught fish. We launched a new application for the iPhone, which has been extremely well received. In fact, it was the most downloaded application in the Netherlands for several weeks. It is based on the simple premise of a shopping list and actually displays your list in the order that products are available in the store and adjusts to the layout of each store. The application, known as 'Appie', also provides recipes, store information, bonus offers and other features. In the last two GfK surveys ranking overall supermarket performance in the Netherlands, Albert Heijn improved its position with the extra large format stores coming first. Our drugstore, Etos, increased market share and is now the second largest health and beauty retailer in the country. It was named best drugstore for the second year in a row. Our wine and liquor chain, Gall & Gall, celebrated its one hundred and twenty-five (125) year anniversary, grew share, and rebranded to help increase its appeal to an even broader customer base. In the Czech Republic, we completed a major restructuring of our business. We finished the rebranding and all our stores now operate under one brand, called Albert. We closed twenty-three underperforming stores, downsized twelve large hypermarkets and made substantial cost reductions across all aspects of the business. I am pleased with the progress that we made in the Czech Republic last year, but the financial results remained unacceptable. While I forecast that we will be profitable this year, which is a good improvement compared with two thousand and nine, we must continue to develop our customer proposition to ensure we meet their needs, so that we can have a strong, financially viable business. Our joint venture ICA had a good year. In Sweden, primarily as a consequence of decisive price reductions, we increased market share. This, coupled with improved cost focus, resulted in operating profits increasing thirty-five percent (35%). ICA Norway's results improved and the business was profitable in the fourth quarter compared with substantial losses a year ago. The management team there has brought intense cost and customer focus to the business as well as introducing a new discount format for the Rimi stores. We now have seventy-six remodelled stores from a total of two hundred and forty-seven and the roll out continues. In the Baltics, we grew market share and slashed costs, including significant pay reductions, but the economic environment, which is probably the worst in Europe, meant that we made losses. When the environment improves, I am confident we will quickly return to profitability. ICA's solid performance and their strong balance sheet make it an attractive asset within the Ahold portfolio.
4
As we announced last month, we have decided not to sell our share in JMR at this time. We have concluded that the price we could achieve today, based on current market conditions and the nature of our stake, would not be good value for our shareholders. The good news is that this is a strong business with a good dividend stream and while our ownership structure is clearly not ideal from an investor perspective, I am not prepared to give this away just to simplify our portfolio. Turning to the United States, at Stop & Shop and Giant-Landover our market share grew, margins improved, and identical sales volume and customer trips increased. Customer scores for price, quality and overall satisfaction improved and we launched a new value program with new loyalty cards. Stop & Shop and Giant-Landover were presented with the prestigious Supermarket News Retail Excellence Award for two thousand and nine. As part of its three-year store refresh program, Giant-Landover remodelled a further thirty-four stores taking the two-year total to sixtysix. The results for these stores helped Giant-Landover improve gross margins, grow shares and achieve the highest identical sales of our three banners in the Unites States. At Giant-Carlisle margins fell, reflecting the competitive environment and higher costs. However, we increased identical sales volumes, improved customer satisfaction and grew market share. For all three banners we have stepped up our customer insight initiatives and hired an external agency to help improve our analysis and understanding of customer behaviour. We announced a major change to our organization last year as the next step in becoming more customer focused while simplifying the business to improve efficiency. For the first time, the structures in Europe and the United States now reflect each other. We also made some important management appointments during the year. As part of the changes we made in our businesses in Europe and the United States, we named Carl Schlicker President and CEO of Ahold USA Retail and appointed Sander van der Laan as General Manager for Albert Heijn. In the beginning of December, Lodewijk Hijmans van den Bergh joined Ahold as our new Chief Corporate Governance Counsel. You will vote on his appointment later in this meeting. His predecessor, Peter Wakkie, went into retirement at the end of the year. Peter had been a member of our executive board since two thousand and three and played a major role in transforming Ahold. Like the Chairman, I would like to thank him for the enormous contribution he made and wish him well for the future. We continue to make progress with our corporate responsibility strategy. Along with five hundred of the world's largest companies, we signed the Copenhagen Communiqué and supported the Consumer Goods Forum initiative on climate change. To improve our own carbon footprint, we are using innovative technologies to make our stores and distribution centres more environmentally friendly and to reduce the amount of energy they use. To help customers in what was a particularly challenging year; we provided information in our stores and on our websites about stretching food budgets further and eating well for less. In addition, we focused on helping those most in need in our communities, including supporting food banks in both Europe and the United States. You can read more about our corporate responsibility strategy and our activities last year in our two thousand and nine Corporate Responsibility Report. Looking now to two thousand and ten and beyond: consistent with many CEO's, I don't see any significant improvement in the short term in the economic environment. I expect unemployment and under-employment will remain relatively high and, consequently, I suspect consumers will remain cautious. We anticipate that some inflation will return during the year. At the start of two thousand and nine, the environment for our industry was relatively benign but during the year we
5
encountered deflation and trading down by customers. In two thousand and ten, I hope we will see the opposite with conditions improving through the year. But our visibility, like everyone else's, is limited. Consequently, as in two thousand and nine, we will rely on our own proven ability to adapt quickly and effectively to changing circumstances. We will continue to balance margin, sales and share. And while we are not giving specific margin guidance, the stability of our total underlying retail margins for the past few years at around five percent (5%) should provide some comfort that we can balance sales and returns effectively. On the sales side, we will continue to grow the top line despite deflationary pressure and consumer trading down. We plan to increase our capital expenditure by about forty percent (40%) to one billion one hundred million euro (EUR 1,100,000,000) this year, while we see many competitors pulling back. Part of this will be used to support a faster roll out of remodelled stores. Albert Heijn, for example, will almost double the roll out speed of its new store format to around seven per month. And we will be increasingly remodelling at Stop & Shop and Giant-Carlisle and completing our three-year program to remodel a hundred stores at Giant-Landover. In the Netherlands, we will look to grow beyond satisfying consumers' food requirements into meeting their overall daily needs. As you know, we have the ambition to stretch our strong food presence into some non-food categories. We formed a dedicated team that has been working on our non-food proposition for the past two years and last month we launched a new non-food offering focusing on what we call consumable durables. We have focused on four categories: sleeping and dressing, working and playing, cooking and living, and watching and reading, and developed twelve hundred new products with distinctive designs at very competitive prices. We will not increase the space allocated to non-food in our stores but will use the existing space more efficiently: we will not be reducing our food offering or the space devoted to it. This video will give you a flavour of our new range." Een videoclip wordt afgespeeld. De heer Rishton geeft vervolgens het volgende aan: "As we grow in non-food and services, we will have an opportunity to substantially improve our e-commerce offering. Even without a broader offering, grocery sales online are expected to double in the coming five years in developed markets. We have the brands and the infrastructure to take our share of this. In the United States, we continue to improve our store formats and have had a cross-continental/cross-functional group of senior executives examining the convenience market and opportunities for smaller format stores. During two thousand and nine, we launched nearly a thousand private label products in our stores in the United States, and this year we will continue to improve and expand our private label offering. In terms of new markets, earlier this year we acquired Ukrop's, a leading food retailer in Richmond, Virginia, which is a new market area for Ahold. The Giant-Carlisle division runs the business over there. Progress is good and we believe we can integrate the operations smoothly and effectively - with the helpful support of the Ukrop family and Ukrop's management team. We see significant opportunities to grow revenues and improve performance. For example, unlike its competitors, Ukrop's was not open on Sundays, the busiest shopping day of the week in the United States, nor did they sell wine or beer. In Europe, we are evaluating organic growth for Albert Heijn into Belgium, in particular whether we can push over the border and use the logistic strength of our Dutch operation. You may also be aware that we have purchased five former Shaw's stores in Connecticut.
6
While the Ukrop's and Shaw's deals in themselves are small, they are a good indication of the opportunities available in the current environment and they are also evidence of a shift to a new phase for Ahold and our intent to grow both in new and existing markets. As you know, we have a mid-term annual target for growth of five percent (5%) - we will achieve this and more based on the businesses we have today. Our employees, the core of our business, continue to make the difference with their unwavering commitment to caring for our customers. I would like to thank them for their support and hard work over the past year. So in summary, in two thousand and nine, Ahold delivered another solid set of results, we adapted quickly and effectively to the changing environment, we further strengthened the business and took opportunities as they arose. We completed our five hundred million euro (EUR 500,000,000) cost reduction program and began a new three hundred and fifty million euro (EUR 350,000,000) cost reduction program to be completed by the end of two thousand and twelve. Last week we began a five hundred million (EUR 500,000,000) share buyback program to be completed over twelve months and we are asking you today to vote on a twenty-eight percent (28%) increase in our dividend. We are confident about the future, and about our ability to grow and profitably grow and satisfy our customers. Thank you." De voorzitter geeft vervolgens het woord aan mevrouw Ross voor een toelichting op de jaarrekening, het dividendbeleid en het dividendvoorstel voor tweeduizendnegen. 4. Toelichting op het reserverings- en dividendbeleid Mevrouw Ross begint haar presentatie en geeft het volgende aan: "Good afternoon and welcome to our Annual General Meeting in Amsterdam. I am pleased to be able to talk to you today about our performance in two thousand and nine. We delivered solid results in a challenging environment. We successfully managed the balance between sales and margins, grew volumes, and increased market share in the Netherlands and the United States. As a result of our strong performance, we are proposing a twenty-eight percent (28%) increase in our dividend to twenty-three eurocent (EUR 0.23) per common share. I will now take you through the headline numbers for the group. Last year, our full year results included an additional week. Net sales were almost twenty-eight billion euro (EUR 28,000,000,000), up six percent (6%) at constant exchange rates, three nine/tenth percent (3.9%) when adjusted for the additional week. Operating income was up almost eight percent (8%) and almost ten percent (10%) from continuing operations compared to two thousand and eight. Net income was one hundred and eighty-eight million euro (EUR 188,000,000) lower in two thousand and nine due to lower interest income this year and due to gains from discontinued operations in two thousand and eight. Adjusting for one-offs, our underlying retail operating income increased to one billion four hundred million euro (EUR 1,400,000,000), one hundred and twenty million euro (EUR 120,000,000) better than in two thousand and eight. The reported operating margin included restructuring costs and impairments in the Czech Republic and Stop & Shop/GiantLandover. The underlying retail operating margin of five one/tenth percent (5.1%) was the same as two thousand and eight and consistent with our mid-term target of five percent (5%). This is the fourth consecutive year we have achieved this target. Let’s now look at cash flow. Our operating cash flow was strong: two hundred and twenty-nine million euro (EUR 229,000,000) better than last year as a result of higher operating income. We had a number of working capital initiatives throughout the year, which improved inventories
7
across the group. The positive impact on working capital, however, was offset by exceptionally high payables we had at year-end of two thousand and eight. Capital spending came in lower than two thousand and eight due to foreign exchange and due to initiatives we took to improve capital efficiency. Cash divestments of fixed assets were lower than in two thousand and eight, which included the divestment of Schuitema. Other changes in two thousand and nine were primarily the result of additional pension contributions of one hundred and twelve million euro (EUR 112,000,000). We have a strong balance sheet; since two thousand and six we have reduced our gross debt by almost three billion euro (EUR 3,000,000,000). In two thousand and nine, we reduced our gross debt by five hundred and forty-one million euro (EUR 541,000,000). We redeemed our May two thousand and nine bond and made an early repayment on our July two thousand and ten bond. Looking at our gross debt maturity profile we have limited debt maturities in two thousand and ten which we can pay using our cash balances. Pensions. We have seen significant improvement in our pension plans, both in the Netherlands and in the United States. We expect lower cash contributions in two thousand and ten because the pension plans, both in the Netherlands and in the United States, exceed the minimum funding requirements for two thousand and nine. As you know, our policy is to increase future annual dividends, while meeting the capital needs of the business and maintaining an efficient investment grade capital structure. Assuming that the dividend agenda item will be accepted today, anyone who bought common shares before the fifteenth of April will receive a twenty-three eurocent (EUR 0.23) dividend on each common share on the fourth of May. In summary, let me recap the progress we made in two thousand and nine: We had a strong year in a challenging environment. We reported an underlying retail operating margin of five one/tenth percent (5.1%). This is the fourth year in a row we have delivered our mid-term target of five percent (5%). Income from continuing operations was up almost ten percent (10%). We successfully completed our five hundred million euro (EUR 500,000,000) cost savings program, as promised, and we announced a new three hundred and fifty million euro (EUR 350,000,000) cost saving program to be completed over the next three years. Reflecting the confidence in our strategy, our ability to generate cash, and our strong balance sheet, we began a five hundred million euro (EUR 500,000,000) share buyback program last week to be completed over the next twelve months and we are proposing a twenty-eight percent (28%) increase in our dividend. I would like to thank you for coming today and now hand back to the chairman. Thank you." De voorzitter dankt mevrouw Ross en geeft aan dat de punten 2, 3, 4, 5 en 6 van de agenda zijn toegelicht. Vervolgens geeft hij de gelegenheid tot het stellen van vragen over deze agendapunten. Hij merkt op dat het daarbij dus gaat om het verslag van de Raad van Bestuur, de toelichting op het corporate governance hoofdstuk in het jaarverslag, het dividendbeleid, de vaststelling van de jaarrekening en het dividend over tweeduizendnegen. Hij verzoekt de aanwezigen bij het stellen van vragen om gebruik te maken van de microfoons die aan beide kanten van de zaal zijn opgesteld en om bij het stellen van vragen hun naam en eventueel de naam van de aandeelhouder die zij vertegenwoordigen te noemen. De voorzitter nodigt vervolgens de aanwezigen uit om hun vragen te stellen. De heer Stevense geeft aan dat hij spreekt namens de Stichting Rechtsbescherming Beleggers en dat het alweer een paar jaar geleden is dat hij de vergadering bijwoonde. Hij merkt op dat er
8
wel het een en ander is veranderd in die jaren en denkt dat het ten goede is veranderd, maar hij heeft toch enige vragen over de strategie. De heer Stevense constateert dat Ahold weer begint met een aandeleninkoopprogramma, dat twaalf maanden duurt. Hij wijst erop dat hij, evenals in het verleden, nog steeds problemen heeft met het in grote omvang inkopen van eigen aandelen door ondernemingen. Hij geeft aan dat het meestal zo is dat ondernemingen aandelen inkopen op het moment dat de markt behoorlijk aan de hoge kant is. Hij vraagt zich af of een superdividend is overwogen en of wellicht ook is overwogen de mogelijkheid van een overname van importantie, mogelijk in Europa, met de nodige belangen in Amerika. De heer Stevense geeft vervolgens aan dat voor wat betreft e-commerce hij begrepen heeft dat Ahold dat helemaal zelf wil doen. Hij vraagt zich in dit verband af of dit ten aanzien van non-food gelijk gaat zoals ten aanzien van food en, indien dit niet het geval is, hoe Ahold dit anders voor ogen heeft en of Ahold wellicht bepaalde delen ook via een andere distributeur gaat verspreiden. De heer Stevense geeft aan dat JMR in Portugal een ‘asset held for sale’ was, maar dat dit nu een ‘investment in joint venture’ is geworden. Hij merkt op dat Ahold een belang van iets minder dan vijftig procent (50%) heeft en hij vraagt zich af wat Ahold hiermee van plan is en of Ahold het belang, indien deze mogelijkheid zich voordoet, wil verhogen? De heer Stevense merkt op dat als je afbeeldingen ziet van een supermarkt, het altijd van de afdeling groente en fruit is en dat dit plezierig toont en meestal goed overkomt. Hij vraagt zich af wat de omzet van Ahold is in groente en fruit en wat het percentage winst is in deze categorie? De heer Stevense geeft aan dat hij ten slotte één opmerking heeft over de dividenduitbetaling. Hij merkt op dat deze plaatsvindt op vier mei en dat hij dat een heel lange termijn vindt. Hij geeft aan dat dit over drie weken is en dat hij ervan overtuigd is dat het binnen een week kan en verneemt graag de reden voor deze lange termijn. De voorzitter geeft het woord aan de heer Rishton voor het beantwoorden van deze vragen. De heer Rishton geeft het volgende aan: "Thank you very much for the questions. I will make a few comments. When we look to the financial position at the end of the year, we had rigorous discussion about share buybacks, dividends and the amount of cash that we required to expand and grow the businesses we have promised to do. And the conclusion that we reached was that the balance that we struck, the proposed twenty-eight percent (28%) increase in dividend, the five hundred million (EUR 500,000,000) share buyback and the retention of the balance in cash to support future growth, was about the right balance. And I think most of you would recognize that the financial market at least believes that that was a good conclusion if you look at the share price performance since we announced our results and those proposals at year-end when the share price was increased quite substantially over the past four weeks. So, I think that, whilst other ideas such as a super dividend were certainly considered and there are always tax considerations that we take into account both for the company and for the individuals, that the conclusion that we reached about the balance between dividend, which is essentially a payment out of existing cash flow, share buyback, which is essentially a use of our existing cash balances and the retention of cash to ensure that we can grow the business into the future, was about the right conclusion. In terms of growth we certainly said that we are looking for opportunities in Europe and in the U.S. We said that we plan to grow in our existing markets and we plan to grow both in terms of assortment, so as you saw from our presentation we are not just looking at food, but also into non-food and services in the U.S. the same. So, we continue to look for opportunities to grow in
9
our existing markets. And we continue to look for opportunities in new markets and I think the evidence of that is the acquisition that we recently made of Ukrop’s in Virginia in the United States. So, we are certainly looking at opportunities and we believe that we have both the financial resources and management resources to deliver that. But as you rightly say we will be careful about those opportunities. We will ensure that they make sense for the company, that we can digest them and that they deliver shareholder value into the future. In terms of e-commerce, we certainly have plans to improve and develop our e-commerce platforms. We have a strong food platform both in this country and in the U.S. and if you combine those two, I think we are one of the largest sellers of food online in the world. So, we have quite some knowledge and experience of running e-commerce, but we certainly look for and get help from other e-commerce companies and we are certainly open to that help and advice and we will continue to look at how best to run and manage our e-commerce platforms as we develop them in the coming year. In terms of JMR, we own forty-nine percent (49%) of JMR. The balance of JMR is owned by the family that runs the company and whilst I would like to own more than forty-nine percent (49%), fifty-one (51%) would be ideal, I think that that is extremely unlikely. As I have said before to the Annual General Meeting, the only really likely buyer of our shareholding in that company is in fact the family and you will have gathered from my comments earlier in my presentation that we could not find a sensible agreement, one that we found sensible and they found sensible in terms of price. You will also recall from my presentation that I commented that the good news about not selling JMR was that the dividend stream is strong. It is a good company and for the sake of simplifying and sorting out our structure I see no reason to sell it for a low price when we can retain it and receive a dividend stream. In terms of sales and profitability we don’t break down the details about our product lines and I am certainly not going to do that today and you can see in the Annual Report the overall sales growth of our businesses in all of our banners and the operating margins of those businesses. In terms of the dividend, the payment on the fourth of May, chairman, do you want to comment on that?" De voorzitter merkt hierna op: "No, I wonder why you could not pay it tomorrow?" De heer Rishton geeft vervolgens aan: "There are a few practical matters. I would suggest to you that the payment within three weeks is actually quite an achievement as opposed to the other way around. Another company that I work on, takes about two months to pay. But without wishing to go into it too long, I think the important thing is that we have reinstated the dividend three years ago. We increased it by twelve five/tenth percent (12.5%) last year and we are increasing it by twenty-eight percent (28%) this year. I would argue that the important thing is that we have a strong company. We are growing our dividend and the evidence of the last three years is that we should be able to continue to do that and that is certainly our hope and our desire." De heer Smit geeft aan dat hij de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) vertegenwoordigt, met ongeveer zevenhonderdtwintigduizend (720.000) stemmen in totaal. In de eerste plaats complimenteert hij Ahold voor de gang van zaken en hij merkt op dat er weliswaar nog geen record opbrengsten zijn, maar dat Ahold zijn diepe verleden langzamerhand wel goed achter zich heeft gelaten en zich uitstekend staande houdt in de huidige recessieperiode, zeker als je dat vergelijkt met concurrenten in deze tak van sport. Hij geeft aan dat dit dus alle waardering verdient.
10
De heer Smit merkt op dat tegelijkertijd, als je het verleden gemakkelijk achter je kunt laten, je natuurlijk bij het heden en vooral bij de toekomst terechtkomt en dat daar toch de indruk is dat Albert Heijn zich op een positief keerpunt bevindt. Hij geeft aan dat Ahold zich weer kan bezighouden met acquisities en dat dit hem, net als de vorige spreker, brengt op de vraag van strategie. Hij vraagt zich af waar Ahold naartoe wil, niet alleen in termen van geografische spreiding, maar ook in termen van productontwikkeling, enzovoorts. Hierbij merkt hij in de eerste plaats op dat Ahold voorzichtig moet zijn met het laten uiteenlopen van de percentages van het aandeel in Amerika en in Europa, waarbij hij aantekent dat hij Ahold natuurlijk niet hoeft te vertellen dat een te groot percentage in Amerika wel eens tot fricties zou kunnen leiden. Hij merkt op dat waarschijnlijk in tweeduizendnegen het uiteenlopen van de percentages mede is veroorzaakt door de verliezen die in Tsjechië en Slowakije zijn geleden en dat de heer Rishton daarover heeft gezegd dat zich dat dit jaar hopelijk zal herstellen. De heer Smit vraagt zich dus wat betreft de strategie vooral af, waar Ahold geografisch gezien op middellange termijn naartoe wil. Hij denkt dat Ahold toch sterker het fort Europa zal moeten bestormen en merkt op dat Ahold Duitsland weliswaar al behoorlijk heeft omsingeld, maar dat Duitsland met een omsingeling nog niet is veroverd. Hij vraagt zich af of Ahold daar naartoe wil. Ten slotte geeft hij aan dat hij ook niet ontkomt aan alle krantenverhalen van de laatste tijd en dat België dus wel op de target list van Ahold zal staan. De heer Smit merkt op dat zijn eerste vraag dus geografisch is en dat hij zich afvraagt hoe en op welke termijn Ahold Duitsland wil veroveren. De voorzitter geeft vervolgens het woord aan de heer Boer om in te gaan op de strategie van Ahold in Noord Europa. De heer Boer geeft aan dat Ahold voor wat betreft de Europese strategie kijkt vanuit de sterktes van het bedrijf. Hij merkt op dat het daarbij dus gaat om de vraag wat Ahold heel goed kan; één van de dingen die de heer Rishton ook eerder in zijn speech aanhaalde was dat Ahold gebruik wil maken van de eigen infrastructuur die heel succesvol is in Nederland. Hij wijst erop dat de vrachtwagens van Ahold al door België heen rijden en vraagt zich af waarom je het daar zou moeten vergeten om winkels te openen alleen vanwege de fysieke grenzen. Hij geeft aan dat Ahold gewoon winkels kan openen in België en dat Ahold dit doet vanuit haar kracht, omdat Ahold denkt met Albert Heijn een sterke formule in handen te hebben en ook een sterk business model dat gebruikt kan worden. De heer Boer geeft aan dat Ahold zo elk land op een andere manier bekijkt en dat Ahold meerdere formules en meerdere formats heeft van convenience stores tot heel grote winkels, de XL’s. Hij concludeert dat Ahold dus meerdere mogelijkheden heeft om te kijken naar wat het beste past bij een markt en dat het dan natuurlijk aan de Raad van Bestuur is om die strategie verder in te vullen. De heer Smit vraagt zich af of Europa op dit moment ook meer aandacht krijgt dan Amerika om die verhoudingen weer recht te trekken? De voorzitter geeft aan dat Ahold evenveel aandacht geeft aan mogelijkheden tot groei in Europa als mogelijkheden tot groei in de Verenigde Staten. Voorts geeft de voorzitter aan dat het uitgangspunt van Ahold is en blijft om te groeien vanuit de sterkte van het bestaande podium dat Ahold heeft en minder vanuit acquisities in verre gebieden, waar het heel moeilijk is om mensen en expertise toe te passen. De heer Smit refereert vervolgens aan de doelstellingen voor wat betreft de omzet en de margedoelstelling van Ahold. Hij vindt dit een beetje mager qua hoeveelheid en vraagt zich af welke belangrijke doelstellingen Ahold nog meer heeft voor de middellange termijn?
11
De heer Rishton geeft het volgende aan: "I would say, if I may repeat what I said in my presentation, that we have a mid-term objective of the top line five percent (5%) growth, which we are confident we can do out of our existing businesses. In addition to that, we will continue to look for acquisition opportunities and we will continue to look to grow beyond our existing markets. As Mr Boer has said and I have said, we see opportunities to grow into Belgium, we see opportunities to grow more in the U.S. with the acquisition that we made in February of Ukrop’s, which is twenty-five stores in Richmond Virginia, and the five Shaw’s stores in Connecticut. I think they are a good indication of the opportunities that we believe will arrive in this economic environment, where the strong will get stronger and the weak will get weaker. Being one of the strong that’s a good place to be. So, I think that there will be opportunities. I think that we can be optimistic and confident about the future, but as the chairman has said, we are very conscious of our responsibilities to ensure that we make sensible acquisitions, sensible moves, sensible growth in the future, rather than just growing for the sake of growing. So, we will seize the opportunities as they arrive and we are in a good position to do so." De heer Smit merkt ten aanzien van het reserveringsbeleid van Ahold op dat vrij veel kredietbeoordelende instanties, zeker bij een concern met de omvang van Ahold, scherp kijken naar de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen. Hij vraagt zich af, mede in het licht van de inkoopprogramma’s voor eigen aandelen, in hoeverre de Raad van Bestuur op de hoogte is waarmee de kredietbeoordelaars Ahold dagelijks zouden kunnen lastigvallen en in hoeverre Ahold daarmee rekening dient te houden? De heer Rishton geeft het volgende aan: "I think what I would say is that we are trying to seek the right balance between dividend payments, share buyback and the cash that we retain on the balance sheet to enable us to grow. And as I said a little earlier, I think that the financial markets reacted very positively to our yearend announcement which would indicate that they think that we got the balance about right as we do it, something that we spend quite some considerable amount of time discussing. The dividend as I said, is paid really from the cash flow the company generates. The share buyback is using some of the cash reserves that we have had, that we believe would be better served by return to shareholders. And the balance that we have retained on the balance sheet, we think is a good amount in order for us to make sensible acquisitions in the future. So, it is really about making the balance between those areas. It’s what we think we can do in terms of investment in the future, making sure that we have the financial resources available because I think that opportunities will arrive, whilst at the same time managing the dividend and the total amount of resources that we have." De heer Smit merkt ten aanzien van het dividendbeleid op dat het heel plezierig is dat Ahold in staat is en ook bereid is om het dividend weer aanzienlijk te verhogen. Hij vraagt zich in dit verband af of Ahold op een lange termijn van drie, vier of vijf jaar een bepaald maximum percentage in het hoofd heeft, waarbij hij opmerkt dat hij niet vraagt om concrete getallen qua eurocenten. De heer Rishton geeft het volgende aan: "No, our dividend policy is that we would want to increase our dividends consistent with the capital needs of the business and maintain an investment grade structure. I would point to the history of our dividends. We started our dividend payments in two thousand and seven, increased
12
them by twelve percent (12%) in two thousand and eight and the proposal is to increase them again by twenty-eight percent (28%) this year. But the policy is to increase the dividend consistent with the capital needs of the business whilst maintaining an investment grade credit rating.” De heer Smit merkt op dat Ahold er steeds beter in is geslaagd om de prijzen te verlagen in deze periode van recessie en daarmee de omzet sterk heeft vergroot. Dit doet hem denken aan tijden geleden toen het programma ‘Albert Heijn let op de kleintjes’ werd gelanceerd. De heer Smit wijst erop dat ook toen met veel tamtam de prijzen naar beneden gingen, maar dat Ahold er ook in slaagde om zonder al te veel tamtam in de goede tijd de prijzen weer te verhogen. Hij geeft aan erop te vertrouwen dat Albert Heijn dat nu ook weer zal kunnen doen op het moment dat de economie aantrekt. De heer Boer geeft aan dat er altijd prijsverhogingen zullen zijn, maar zeker ook prijsverlagingen en dat Ahold op dit moment elke week weer tientallen prijzen verlaagt in de Nederlandse supermarkten. Hij merkt op dat Ahold sinds tweeduizenddrie jaar op jaar de prijzen heeft verlaagd en daarmee de afstand ten opzichte van de concurrentie heeft verkleind. De heer Boer wijst erop dat er natuurlijk grondstofprijsstijgingen zijn die af en toe doorberekend moeten worden en dat, zoals bekend, de zuivelprijzen zijn omhooggegaan, omdat nu eenmaal de schaarste aan zuivel op de wereldmarkt weer wat groter is. De heer Boer merkt op dat Albert Heijn voor de rest nog steeds sinds tweeduizenddrie wekelijks prijzen verlaagt en dat dit een keuze is die Ahold maakt om voor de klant in ieder geval een betaalbare winkel te zijn. De heer Smit geeft ten aanzien van het kostenreductieprogramma aan dat hij het heel knap vindt dat Ahold in de afgelopen jaren vijfhonderd miljoen euro (EUR 500.000.000,--) heeft kunnen bezuinigen. Hij constateert dat er toch alweer driehonderdvijftig miljoen euro (EUR 350.000.000,-) aan kostenbesparingen voor een paar jaar zijn aangekondigd en hij stelt zich als leek voor dat kostenreducties niet tot in de eeuwigheid kunnen worden doorgevoerd. Hij vraagt zich af of aangegeven kan worden, zonder dat daarbij bedrijfsgeheimen worden prijsgegeven, waaruit de kostenreducties bestaan. Hij stelt zich voor, dat de kostenreductie vooral is gelegen in het ‘afknijpen’ van leveranciers. De heer Smit vraagt zich in dit verband tevens af welk scala aan prijsreductiemogelijkheden Ahold heeft? De heer Rishton geeft het volgende aan: "No, I certainly wouldn’t agree with that, certainly not with regard to the five hundred million euro (EUR 500,000,000) nor the three hundred and fifty million euro (EUR 350,000,000) proposal that we have currently. I think that, as we simplify our business and as we look for ways to improve efficiency, we are very conscious of our customers, and making sure that we give value to our customers, because it is very simple to cut costs which reduce customer value and we are very conscious of that. At the same time, we are very conscious of our position with our suppliers. We have very close relationships with many of our suppliers, particularly our private label suppliers, and our fresh suppliers. They are very important to us. So, there is no real benefit for us in terms of simply trying to reduce costs in the supply chain with our suppliers. We certainly work with all of our suppliers to try to find ways to make them more efficient and make us more efficient, so we can pass those benefits on to our consumers so that they can enjoy the benefits of better value. And if I just may, you know that was the point Mr Boer was making, I don’t think Albert Heijn’s price position has ever been better versus our competition than it is today. We have continued to strengthen. So, Mr Boer and his team really have improved their price position since two
13
thousand and three year on year and they have done that through sensible discussions with suppliers, through good negotiations, constructive negotiations, through finding more efficient and effective ways to run the business so that we can provide great value for our customers, which makes this a more attractive place to show and that is our ambition." De heer Smit hoopt dat dit niet leidt tot teveel en te vaak lege schappen. Hij merkt op dat veel huisvrouwen in zijn omgeving daarover klagen. De voorzitter geeft aan dat hij één punt wil toevoegen ten aanzien van de opmerking van de heer Smit over de kosten van Ahold en hij merkt op dat het belangrijk is, zeker voor de heer Smit als vertegenwoordiger van aandeelhouders, om ondernemingen juist te vertellen dat kostenbesparingen een zaak zijn die altijd door moeten lopen, waarbij geen bodem bestaat. Hij wijst erop dat technologie nieuwe oplossingen en nieuwe methoden met zich meebrengt die mogelijkheden tot besparingen kunnen bieden. Hij merkt in dit verband op dat het hierbij niet gaat over het uitpersen van mensen, maar dat het daarbij gaat over een modernisering van de bedrijfsvoering waaruit continu een behoorlijke kostenbesparing moet komen. De voorzitter geeft aan dat hij het om die reden persoonlijk een verkeerde voorstelling van zaken vindt om er vanuit te gaan dat dit een zaak is voor één of twee jaar; dat het dus een doorlopende zaak is. Hij wijst erop dat wanneer je stopt met kostenbesparingen je op een moment wakker wordt en moet constateren dat je flink achter ligt. De heer Smit geeft aan dat zijn vraag van belangstellende aard was omdat Ahold een zeer arbeidsintensief bedrijf is en op heel veel gebieden misschien niet zomaar door kan gaan met kostenreductie. Mevrouw Bijl geeft aan dat zij spreekt in naam van de Marco Consulting Group Trust uit de Verenigde Staten en dat haar vraag in zekere zin gaat over kostenreductie. Zij merkt op dat haar opdracht is om een serieuze zaak voor te leggen die het merk kan schaden en klanten kan kosten. Zij licht toe dat zij het heeft over de vraag of het management in staat is om mensenrechtenschendingen in de aanvoerketen tegen te gaan, waar zij ernstige zorgen over heeft. Zij merkt op dat Ahold op de hoogte is van het gegeven dat de omstandigheden waaronder de landarbeiders in de Verenigde Staten de tomaten oogsten die onder meer ingekocht worden door Ahold’s Amerikaanse dochterbedrijven veelal onthutsend zijn. Zij geeft aan dat vanaf negentienhonderdzevenennegentig Amerikaanse federale autoriteiten zeven grote moderne slavernijnetwerken in de agrarische industrie hebben blootgelegd, waar alleen al in Florida meer dan duizend werknemers zijn bevrijd. Zij merkt op dat deze gevallen van slavernij uitschieters zijn, maar wortelen in een hardnekkige en alomtegenwoordige praktijk van schendingen van arbeid en mensenrechten in de agrarische sector in deze staten. Mevrouw Bijl geeft aan dat Ahold op de hoogte is van het feit dat Amerikaanse dochterondernemingen van Ahold, te weten Stop & Shop en Giant, op dit moment nog steeds tomaten inkopen van twee telers die betrokken zijn bij de meest recente grote federale zaken van slavernij en dat dit betekent dat dochterondernemingen van Ahold verbonden zijn met farms die besmet zijn door slavernij. Mevrouw Bijl merkt op dat Ahold benaderd is door de Coalition of Immokalee Workers, een organisatie die internationaal bekroond is voor haar succesvolle inzet voor mensenrechten in de Verenigde Staten, die Ahold bewijzen heeft gegeven van deze relatie. Ze geeft aan verontrust te zijn dat het bedrijf ervoor heeft gekozen om hier niet op in te gaan, terwijl bijna alle concurrenten van Ahold in die regio dat wel onmiddellijk hebben gedaan en een deel daarvan ook de gedragscode van de coalitie heeft ondertekend. Zij legt uit dat de bezorgdheid van de lange
14
termijn beleggers er in bestaat dat dit als een boemerang voor Ahold kan werken met schade als gevolg voor de investeringen op het moment dat klanten ervoor kiezen om over te stappen naar winkelketens die een beter beheer van dit soort problemen hebben. Mevrouw Bijl wijst erop dat het recente verleden laat zien dat de invloed van de coalitie ook inderdaad zodanig kan werken. In dit verband vraagt zij zich af of Ahold een ontmoeting aangaat met de Coalition of Immokalee Workers en of het bestuur zich ter vergadering wil verbinden aan de afspraak om terug te zullen rapporteren aan de beleggers van Ahold over de vraag hoe zij deze risico’s voor het imago van het merk en dus voor investeringen van de aandeelhouders, welke voortkomen uit de connectie die gemaakt wordt tussen Ahold en slavernij, zal wegnemen. Mevrouw Bijl vraagt of het bestuur een gesprek aangaat met de Coalition of Immokalee Workers, die werkelijk succesvol aan de onderkant van deze keten invloed hebben kunnen uitoefenen en afspraken hebben gemaakt met grote fast food ketens en een aantal supermarktketens? De heer Hijmans van den Bergh geeft aan dat hij daar graag op wil reageren en hij dankt mevrouw Bijl voor haar vraag en merkt op dat de supply chain buitengewoon belangrijk is voor Ahold en dat het bestuur daar ook enorm veel aandacht aan besteedt in het bredere kader van het corporate responsibility programma en specifiek in een van de onderdelen daarvan, namelijk onder sustainable trade. Hij legt uit dat Ahold daar een groot aantal maatregelen neemt en dat alle toeleveranciers van Ahold specifiek gevraagd worden Ahold’s ‘standards of engagement’ te hanteren, die vanzelfsprekend voorzien in het verbieden van dit soort handelwijzen. De heer Hijmans van den Bergh geeft aan dat het duidelijk moge zijn dat Ahold zich van iedere vorm van slavernij, zoals mevrouw Bijl dat noemt, distantieert. Hij merkt op dat, wat betreft de Coalition van Immokalee Workers, Ahold daar zeker van op de hoogte is en dat Ahold ook de positie en de doelstellingen van de coalitie ondersteunt. Hij wijst erop dat Ahold daar in tweeduizendnegen, naar hij zich herinnert in mei, ook een brief over heeft geschreven waar dat in staat. De heer Hijmans van den Bergh geeft aan dat het tegelijkertijd zo is dat er in de Verenigde Staten, en in het bijzonder in de staat Florida waar het hier om gaat, een uitgebreid netwerk van regels bestaat, die de autoriteiten in Florida en het U.S. department of Justice handhaven en dat daar zoals mevrouw Bijl ook zei, in het afgelopen jaar maatregelen op zijn genomen. De heer Hijmans van den Bergh geeft aan dat Ahold er vanuit gaat dat door enerzijds het hanteren van Ahold’s ‘standards of engagement’ en anderzijds het hanteren hiervan door de lokale autoriteiten in de staat Florida, afdoende maatregelen worden genomen. Hij merkt op dat dit niet wegneemt dat Ahold vanzelfsprekend de situatie zal blijven monitoren en dat als het de indruk heeft dat de maatregelen zoals die nu worden genomen onvoldoende zijn, Ahold zich op verdere maatregelen zal beraden. Mevrouw Bijl geeft aan dat is aangetoond dat de relatie met de bedrijven die veroordeeld zijn voor slavernij, nog niet gestopt is door de dochterondernemingen en dat ook de inzet van de autoriteiten nog niet waarmaakt dat dit werkelijk in de praktijk voldoende is. Daarom vraag zij nog een keer of Ahold in gesprek wil gaan met de Coalition of Immokalee Workers over de bewijzen van deze relatie en om de ‘code of conduct’ van de coalitie af te sluiten omdat dat deze een aantoonbaar, succesvol model is gebleken. Mevrouw Bijl vraagt of Ahold dat gesprek wil aangaan en daarover aan de aandeelhouders wil terugrapporteren. De heer Hijmans van den Bergh geeft aan dat zoals hij eerder al zei Ahold de doelstellingen onderschrijft en dat ook vorig jaar heeft laten weten aan de coalitie. Hij merkt op dat de manier
15
waarop de coalitie dat op dit moment wil uitvoeren, onder andere door middel van een ‘penny per pound’ structuur, niet die van Ahold is en dat Ahold zich baseert op de handhavingstructuur zoals die in de Verenigde Staten bestaat. Hij geeft aan dat Ahold in ieder geval in eerste instantie met haar leveranciers in gesprek zal gaan om hier verder over te praten. De heer Hengeveld complimenteert het bestuur met de wijze waarop het de laatste jaren uit de diepe put die de aandeelhouders hebben meegemaakt met Ahold weer omhoog is gekropen en nu toch goede resultaten aan de aandeelhouders kan presenteren. Hij merkt op dat hij niet wilde nalaten dat te zeggen, maar dat hij daarbij wel het volgende onder de aandacht zou willen brengen. Hij geeft aan dat de aandeelhouders in die vervelende tijd die zij achter zich hebben liggen, en die hijzelf helemaal van begin af aan heeft meegemaakt, toch altijd de adem hebben ingehouden of Ahold het wel zou kunnen halen. Hij constateert dat Ahold het gelukkig met veel succes heeft gehaald, maar dat hij toch niet wil nalaten om te zeggen dat de aandeelhouders die per slot van rekening het geld hebben ingebracht in de maatschappij, dat toch wel met enig water in de handen hebben gadegeslagen. Hij vraagt zich af nu de zaak heel wat beter gaat, hoewel dat op de AEX nog niet te zien is, maar waarvan hij hoopt dat dit ook nog wel zijn vruchten zal afwerpen, of het bestuur inzicht heeft in al de weeën die de aandeelhouders in de afgelopen jaren hebben moeten meemaken en die een soort van smartengeld eigenlijk zouden verdienen. Hij vindt zoals de vorige sprekers al hebben aangeduid dat wanneer dividend wordt uitgekeerd het natuurlijk verantwoord moet zijn, maar hij gelooft dat met name de vele aandeelhouders die met zweet op hun voorhoofd hebben gewacht tot de zaak weer bergopwaarts ging, toch recht hebben op een extra beloning voor het wachten. Hij is van mening dat Ahold, als een met goede naam en faam bekende maatschappij, toch iets moet doen voor die geldgevers die tenslotte de leden van het bestuur in staat hebben gesteld om achter de tafel te kunnen zitten en dat zij niet met zijn allen in de put zijn gevallen. Hij stelt voor, en hij weet niet in hoeverre dat in stemming kan worden gebracht, dat Ahold ook eens aan die oude aandeelhouders denkt die die moeilijke tijd hebben moeten doormaken en die naar zijn mening recht hebben op een extra vergoeding voor het leed dat ze hebben geleden. De heer Hengeveld merkt op dat zijn tweede vraag een persoonlijke vraag is die al lang bij hem leeft over met name C1000. Hij geeft aan dat Ahold een belang van zeventig procent (70%) in C1000 had, dat C1000 een geweldige manier van opereren heeft, en dat men maar naar de televisie hoeft te kijken om te zien wat C1000 allemaal presteert. In dit verband vindt hij het jammer dat Ahold met een dergelijk groot belang in C1000 niet het totale winkelbestand van C1000 heeft overgenomen, juist vanwege het feit dat Ahold te maken heeft met een zo langzamerhand verzadigende markt in Nederland en Ahold ook over de grenzen moet kijken om verdere expansie te kunnen realiseren. Hij constateert dat Ahold een groot deel van de winkels heeft laten zitten bij C1000 zelf en maar een klein deel van het winkelbestand heeft overgenomen. Hij vindt dat persoonlijk toch wel jammer, en vraagt zich af waarom dat is gebeurd en waarom Ahold niet de volledige zeventig procent (70%) heeft overgenomen om op die manier het winkelbestand te kunnen uitbreiden? De voorzitter geeft aan dat de heer Boer het deel over C1000 gaat beantwoorden en dat hijzelf daarna op de premie voor oud-strijders terug zal komen. De heer Boer geeft aan dat de heer Hengeveld gelijk heeft met zijn opmerking dat Ahold zeventig procent (70%) van de aandelen in Schuitema had, maar dat Ahold natuurlijk ook te doen had met de andere aandeelhouders aldaar. Hij merkt op dat Ahold ten tweede ook heeft gekeken naar de
16
overlap van winkels tussen C1000 en Albert Heijn, dat dit zoals de heer Hengeveld weet, ook in veel gevallen van toepassing is en dat het dan weinig zin heeft om die winkels over te nemen. De heer Boer geeft aan dat Ahold ten derde met name gekeken heeft naar de winkels die op dat moment in eigen beheer waren van C1000 en niet van de ondernemers, omdat ondernemers zelf het recht hebben om te bepalen met welke winkelketen ze zaken willen doen. Hij wijst erop dat men aan de andere kant in de afgelopen jaren heeft kunnen zien dat Albert Heijn sneller groeit dan Schuitema. Hij licht toe dat Ahold jaar op jaar identiek sneller groeit dan Schuitema en dus ook in staat is om het marktaandeel blijvend te laten groeien onder één merk, wat natuurlijk een andere belangrijke voorwaarde was. Hij merkt op dat Ahold dit nu kan doen met één merk in plaats van toentertijd met twee merken. De heer Boer geeft aan dat de Raad van Bestuur tot op de dag van vandaag vindt dat het een goed besluit was om twee jaar geleden Schuitema in andere handen te gegeven. De voorzitter geeft aan dat hijzelf ook een oud strijder is en dat hij derhalve veel sympathie heeft voor wat de heer Hengeveld zei. Hij merkt op dat er altijd voorstellen van aandeelhouders zijn bij verschillende bedrijven om uiteindelijk bepaalde aandeelhouders anders te behandelen dan anderen, bijvoorbeeld degenen die aandelen kort houden of degenen die aandelen lang houden en dat hij daarbij in het midden laat de aandeelhouders die het soort perikelen heeft meegemaakt zoals bij Ahold. De voorzitter geeft aan dat het bestuur de aandeelhouders niets anders kan geven dan de vrucht die door gezamenlijke inspanning van met name de werknemers van Ahold in de afgelopen vijf jaar is ontstaan. Hij wijst erop dat als de aandeelhouders zweet in de handen hadden in verband met de waarde van hun aandelen, de werknemers zweet in de handen hadden voor veel meer dan dat. De voorzitter geeft aan dat Ahold de aandeelhouders dus niets anders kan aanbieden dan de vrucht van wat de werknemers gedaan hebben in de vorm van een aandeel dat hersteld is en dat gelukkig, zeker in de afgelopen vier weken, nog een keer een sprongetje heeft gemaakt van twintig procent (20%). Hij spreekt de hoop uit dat het aandeel nog verder zal stijgen omdat naar de mening van het bestuur het aandeel dat ook waard is. Hij merkt op dat echt begrip en sympathie te hebben voor wat de heer Hengeveld hierover zei, maar dat hij ook hoopt dat de heer Hengeveld begrip zal hebben voor het feit dat het bestuur diens propositie om iets speciaals voor bepaalde aandeelhouders te doen, niet in overweging zal nemen. De heer Heineman geeft aan dat hij particulier aandeelhouder is. Hij merkt op dat hij in de eerste plaats zijn erkenning en waardering wil uitspreken voor de toch zeer mooie resultaten in zeer moeilijke omstandigheden en dat die erkenning niet alleen het bestuur betreft, maar ook alle employees en medewerkers. Hij geeft aan dat hij drie vragen heeft en dat zijn eerste vraag betrekking heeft op het feit dat Ahold zich ook gaat bezighouden met non-food artikelen. Hij wijst erop dat dit een heel nieuwe tak van sport is en dat Ahold hiermee een beetje gaat lijken op een onderneming als de Hema. Hij geeft aan dat aan de non-food artikelen nog heel wat problemen verbonden zijn zoals: wie zijn de toeleveranciers, hoe zit het met warehousing, hoe groot moet het assortiment zijn, enzovoorts. Hij vraagt zich af of die non-food artikelen verkocht gaan worden in alle vestigingen, of dat het eerst een pilot project betreft dat in een zeer bescheiden aantal vestigingen wordt uitgevoerd, zodat men weet waar de voetangels en klemmen liggen, daarvan kan leren en het dan geleidelijk kan uitbreiden. De voorzitter stelt voor om deze vraag eerst te beantwoorden en geeft hierover het woord aan de heer Boer. De voorzitter merkt hierbij op dat dit een vraag is die in bijna elke vergadering van de Raad van Commissarissen aan de heer Boer gesteld wordt.
17
De heer Boer geeft aan dat deze vraag natuurlijk een heel belangrijke vraag is en dat hij het helemaal eens is met de heer Heineman dat dit, ook binnen de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen, zoals de voorzitter opmerkte, natuurlijk een andere tak van sport is dan ‘food’ verkopen. De heer Boer merkt op dat anderzijds veel non-food artikelen ook heel duidelijk artikelen zijn die passen bij het klantengedrag, waarbij klanten in de winkel zijn om juist deze artikelen mee te nemen in het karretje of mandje. De heer Boer geeft ten aanzien van de supply chain voor non-food artikelen aan dat Ahold heel duidelijk de samenwerking heeft gezocht met onder andere ICA in Zweden, die een eigen inkooporganisatie heeft in Hong Kong, om zodoende te profiteren van schaalgrootte en kennis op te doen van het inkopen. De heer Boer merkt op dat Ahold de warehousing apart heeft gezet en dus ook separaat de distributie heeft gedaan, omdat dat heel duidelijk een andere tak van sport is. Hij wijst er voor de volledigheid op dat Ahold het zeker niet in alle winkels zal neerzetten. Hij licht toe dat Ahold in een kleine tachtig grote winkels in Nederland een volledig assortiment zal neerzetten, waarbij hij echter aantekent dat in andere Albert Heijn winkels het assortiment dat wordt geüpgraded voor alle non-food artikelen ook zichtbaar zal worden de komende tijd. De heer Boer geeft aan dat Ahold gelooft dat de klant in ieder geval ermee gediend is dat Ahold een assortiment kan aanbieden en dat dit in ieder geval ervoor zal zorgen dat de bestedingen bij Albert Heijn net weer even wat meer toenemen. De heer Heineman constateert dat Ahold Duitsland heeft omsingeld en ook wil proberen België te veroveren. Hij merkt op dat Ahold een groot aantal ondernemingen heeft in de Verenigde Staten, maar dat dit alleen is in het oosten en het midden westen, in betrekkelijk arme staten die heel erg door de crisis getroffen zijn, zoals Illinois, Pennsylvania en Michigan. Hij wijst erop dat Ahold daarentegen geen vestigingen heeft in bijvoorbeeld Californië en Florida, rijke en welvarende staten ondanks het feit dat de crisis daar het hardst heeft toegeslagen, maar waar ook wel weer de grootste impuls voor verbeteringen uit zal voortkomen. De heer Heineman vraagt zich af waarom Ahold niet uitbreidt naar de overige staten in de Verenigde Staten en conform het spreekwoord "schoenmaker blijf bij je leest" zich niet uitsluitend bezighoudt met food artikelen. Hij vraagt zich af of dat niet winstgevender is dan het plan van Ahold om zich op een geheel nieuwe tak van sport toe te leggen, zoals de non-food artikelen. De voorzitter geeft hierover het woord aan de heer Benjamin: De heer Benjamin geeft het volgende aan: "Thanks for your question. It is also a question that I get asked all the time. It’s important to pause and just to remember how big the territory is that we do represent. So, just to give you some statistics. The states that we compete in right now are about fifteen times the size of the Netherlands in total, a pretty big geography, and represent over seventy million (70,000,000) people, that live in those states. So, it may seem like a small part of the United States, but as a geography it’s quite significant and also it tends to be some of the more densely populated parts of the United States. And if you look at what Mr Rishton mentioned, the acquisition of Ukrop’s, then that actually started to move our geographical footprint. While we were already in Virginia, we weren’t in Richmond, Virginia and we started this process of moving a little bit south. So, we continue to look at it. One of the advantages of buying a company that’s nearby, for example in the case of Ukrop’s, is that we are able to service that out of our Giant-Carlisle distribution centres. So, we don’t have to build anything new. We get cost savings from being able to service that out of our existing territory. So, there are a lot of advantages to acquiring things that are close-by. But we continue to look at every opportunity. We are in a growth mode. But understand,
18
the territory we are in is quite vast and we still think actually there is lots of opportunity where we are, but thanks for your question." De heer Heineman geeft aan dat zijn derde vraag gaat over het buy-back programma van vijfhonderd miljoen euro (EUR 500.000.000,--) en merkt op dat dit geen klein beetje is. Hij vraagt zich in dit verband af hoeveel procent dat is van het geplaatste kapitaal en over welke periode dat buy-back programma zal plaatsvinden, omdat hij denkt dit ook wel een zeer sterke invloed op de beurskoers van het aandeel zal hebben. De heer Rishton geeft het volgende aan: "Yes, we said that we were going to make the share buyback over the next twelve months. As an indication of the size: last week we started it and we bought back I think just under seven million euro (EUR 7,000,000) in that week: six point nine million (EUR 6,900,000). So, it will take quite some time to buy back. In terms of percent of the share capital it is a little less than five percent (5%). There is a certain amount that we can buy. There are lots of regulations around share buyback programs in terms of the amount that you can buy as a percent of the daily trading volume, in terms of the amount that we can buy back in total, which is approved at the annual general shareholders meeting. So, there are a number of restrictions, but we believe that five hundred million euro (EUR 500,000,000) over twelve months is a sensible approach." Mevrouw Van de Krogt geeft aan dat zij werkzaam is bij Cyntrus Achmea Vermogensbeheer en dat zij spreekt en stemt namens een groot aantal beleggingspools, waarin Nederlandse pensioenfondsen beleggen, dat zij tevens stemt en spreekt namens het Spoorwegpensioenfonds, het Pensioenfonds Openbaar Vervoer en Robeco en dat zij gevolmachtigd is te spreken namens Triodos Investment Management en MN Services. Zij geeft aan dat zij twee punten naar voren wil brengen, waarbij het eerste punt betrekking heeft op het algemeen jaarverslag en het tweede punt ziet op het duurzaamheidsverslag. Zij merkt op dat zij met betrekking tot het jaarverslag over tweeduizendnegen Ahold ten eerste wil complimenteren met de sterke operationele resultaten over het afgelopen jaar, zeker wanneer dit in perspectief wordt gezet tegenover de economische situatie in tweeduizendnegen en wanneer de resultaten worden vergeleken met bijvoorbeeld Amerikaanse concurrenten. Mevrouw Van de Krogt geeft aan dat duurzaamheid een belangrijk element is in de algemene strategie van Ahold zoals men kan lezen in het jaarverslag en ook kan terugzien in het duurzaamheidsverslag. Het valt haar echter op dat er geen relatie lijkt te bestaan tussen duurzame prestaties van Ahold en de beloningsstructuur van de Raad van Bestuur. In dit verband vraagt zij zich af of de onderneming al gekeken heeft naar de mogelijkheden om duurzaamheidsfactoren te integreren in het beloningsbeleid en wil zij de onderneming vragen om, in navolging van andere Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen, na te denken om mogelijk relevante duurzaamheidselementen op te nemen in het toekomstige of nieuwe beloningsbeleid. Zij geeft aan graag met Ahold hierover van gedachten te willen wisselen op het moment dat Ahold een nieuw beloningsbeleid voorbereidt. Mevrouw Van de Krogt merkt met betrekking tot het duurzaamheidsverslag op dat dit voor het eerst dit jaar door een externe accountant, Deloitte Accountants, is gecontroleerd en dat dit tegemoet komt aan de wens van een aantal institutionele beleggers, waarvoor zij Ahold wil bedanken. Zij geeft aan dat het duurzaamheidverslag een mooi en helder overzicht geeft van de activiteiten van de onderneming in tweeduizendnegen en dat daarbij vijf aandachtsgebieden worden genoemd, te weten gezond leven, duurzame handel, klimaat, samenleving en
19
werknemers. Het valt haar op dat er nauwelijks concrete doelstellingen worden beschreven, niet voor de korte termijn en ook niet voor de lange termijn. Zij merkt op dat zij slechts één heldere doelstelling ziet bij het onderdeel klimaat, namelijk de twintig procent (20%) CO2-reductie per vierkante meter winkelvloer in tweeduizendvijftien ten opzichte van tweeduizendacht. Zij wijst erop dat de andere doelstellingen die worden genoemd, zoals het ontwikkelen van duurzame strategieën voor afvalvermindering en waterbesparing niet concreet zijn en daardoor ook niet meetbaar zijn. Zij verzoekt Ahold om in het volgende duurzaamheidsverslag duidelijker aan te geven waaruit de duurzame strategie bestaat en daaronder te willen aangeven wat de doelstellingen zijn en hoe deze bereikt zouden kunnen worden. De voorzitter dankt mevrouw Van de Krogt en verzoekt de heer Hijmans van den Bergh om eerst iets over de duurzaamheidsvraag te zeggen en de heer Doijer om daarna over de beloningsaspecten te spreken. De heer Hijmans van den Bergh dankt mevrouw Van de Krogt voor haar vraag en hij geeft aan dat er over duurzaamheid veel valt te zeggen. Hij merkt op dat duurzaamheid belangrijk is en dat hij een enkel woord wil wijden aan duurzaamheid en het duurzaamheidsbeleid dat in ontwikkeling is. Hij wijst erop dat dit in ontwikkeling is bij eigenlijk alle ondernemingen wereldwijd, ook bij Ahold, en dat daar hard aan wordt gewerkt. Hij geeft aan dat sinds tweeduizendzeven het duurzaamheidsbeleid zich centreert rond vier pilaren zoals Ahold ze noemt, en die mevrouw Van de Krogt eerder ook al noemde, te weten: gezond leven, klimaatverandering, sustainable trade en community engagement. Hij merkt op dat dit geen statisch gegeven is, maar dat dit gezien moet worden als een weg die Ahold is opgegaan en waar Ahold steeds verder in ontwikkelt. De heer Hijmans van den Bergh geeft aan dat mevrouw Van de Krogt ook heeft kunnen zien in de jaarverslagen en in de duurzaamheidsverslagen van de afgelopen jaren dat er stappen vooruit zijn gemaakt. Hij merkt op dat dit jaar voor het eerst de assurance wordt verkregen van Deloitte en dat er dit jaar ook verdere en veel precieze kwantitatieve gegevens zijn. De heer Hijmans van den Bergh geeft aan dat Ahold een hele range van onderwerpen onder het hoofdstuk van corporate responsibility, duurzaamheidsbeleid, behandelt, met op een aantal punten heel duidelijk gestelde doelen. Hij merkt op dat mevrouw Van de Krogt er al een noemde op het punt van klimaatverandering, maar dat er ook wel anderen zijn. Hij wijst erop dat er ook heel specifieke doelen genoemd worden op het gebied van sustainable trade, waar het bijvoorbeeld gaat om duurzame palmolie. Hij merkt op dat de heer Boer daar een heel duidelijk statement over heeft afgegeven, dat ook in het duurzaamheidsverslag vermeld wordt, namelijk dat Albert Heijn en Etos zich inspannen om in tweeduizendvijftien alleen nog duurzame palmolie te verwerken in huismerkproducten, maar dat dit niet wegneemt dat er vanzelfsprekend meer gedaan kan worden. Hij geeft aan dat Ahold daarom dit jaar een programma is begonnen om te kijken op welke manier, en dat zijn eigenlijk vier manieren, Ahold kan verbeteren. Hij merkt op dat dit geldt voor de doeleinden die Ahold stelt, de mate waarop Ahold deze doeleinden meet, de mate waarop Ahold de data verkrijgt, dus de manier waarop Ahold kijkt hoe het aan die metingen en de doelstellingen voldoet en als vierde punt, de rapportage daarover. De heer Hijmans van den Bergh geeft aan dat hij denkt dat mevrouw Van de Krogt zal zien dat dit een verbetering zal blijven. Hij merkt op dat Ahold dus geheel ter harte neemt wat mevrouw Van de Krogt zegt maar dat hij denkt dat Ahold wel een aantal concrete doelstellingen heeft, waarvan enkele wel zijn voorzien van een datum en andere niet, omdat deze doorgaande doelstellingen zijn. De heer
20
Hijmans van den Bergh geeft aan dat het duidelijk mag zijn dat Ahold de weg intensief zal vervolgen, en dat Ahold daarover in het volgend jaar zal rapporteren. De heer Doijer geeft aan dat Ahold natuurlijk voortdurend kijkt naar nieuwe ontwikkelingen en dat Ahold dat ook doet in het kader van het beloningsbeleid. Hij merkt op dat, zoals mevrouw Van de Krogt heeft gezien, er voor Ahold op dit moment geen aanleiding is om het huidige beleid te veranderen, omdat anders het de raad van commissarissen wel met voorstellen was gekomen. De heer Doijer geeft aan dat het vanzelfsprekend is dat Ahold het door mevrouw Van de Krogt genoemde punt mee zal nemen bij de volgende analyse van het beleid. De voorzitter geeft aan dat hij graag iets hieraan wil toevoegen en merkt op dat hij het belangrijk vindt, en dat dit ook door iedereen onderkend moet worden, dat het toepassen van duurzaamheid en ook andere gebieden zoals duurzaamheid in het bepalen van remuneratie, toch wel een problematisch gegeven is en dat hij de aandeelhouders zal uitleggen waarom dat zo is. Hij legt uit dat duurzaamheid een beleidskeuze is, een beleidskeuze die gemaakt moet worden door aandeelhouders, uiteraard op basis van hun eigen principes en visie en dat het ook een beleidskeuze is die niet gratis komt. Hij geeft aan dat die beleidskeuze daarom ook door aandeelhouders moet worden genomen, omdat het inzetten van middelen vereist is om aan de doelstelling te voldoen en dat als de aandeelhouders eenmaal die beleidskeuze hebben gemaakt, het voldoen aan die beleidskeuze en de doelstellingen een kwestie is van uitvoering. De voorzitter geeft aan dat hij zich soms afvraagt waarom, als de aandeelhouder gekozen heeft om bepaalde middelen in te zetten voor een bepaald doel, bijvoorbeeld op sociaal, maatschappelijk, of milieugebied, hij dan voor de uitvoering daarvan iemand meer of minder zou moeten belonen. Hij merkt op dat een verwarring dreigt te ontstaan tussen wat een managementgroep doet, en beter of slechter doet op basis van inzet, kwaliteit of normale kennis, en wat de aandeelhouders van een onderneming kiezen en bereid zijn weg te geven uit de middelen om bij te dragen aan het verbeteren van milieu en andere zaken. De voorzitter geeft aan dat hij hierover nu niet in discussie wil gaan met de aandeelhouders, maar dat hij zijn standpunt aan de aandeelhouders wilde voorleggen en dat hij gaarne bereid is bij een andere gelegenheid verder met de aandeelhouders daarover te discussiëren. Hij hoopt dat de aandeelhouders begrijpen waarom hij er moeite mee heeft om inderdaad de begrippen remuneratie en beleidskeuze bij elkaar te brengen. Mevrouw Van de Krogt geeft aan dat zij snapt dat de voorzitter de discussie hierover nu niet wil voeren, maar dat zij toch graag een heel korte reactie hierop wil geven en dat dit wellicht een aanleiding kan zijn om in de toekomst nog eens hierover te spreken. Zij wijst erop dat de reden waarom zij ook hierom vraagt is dat duurzaamheid een belangrijk element is in de strategie van Ahold en dat het dus niet zomaar uit de lucht komt vallen. Zij merkt op dat zij zich kan voorstellen dat in het beloningsbeleid en de strategie koppelingen zitten. Zij vraagt daarom of dat duidelijker naar voren gebracht kan worden in de toekomst, maar merkt ook op dat daar wellicht op een ander moment nog eens over van gedachten kan worden gewisseld. De voorzitter belooft dat te zullen doen, maar verzoekt mevrouw Van de Krogt niet te vergeten dat er beleidskeuzes zijn die door de aandeelhouders worden gemaakt die geen onderwerp van discussie kunnen zijn voor het management, maar uitgevoerd dienen te worden zonder dat het management hierin een discretionaire bevoegdheid heeft. Hij geeft aan dat het vergelijkbaar is met veiligheid in een onderneming, waarbij ook geen keuze bestaat tussen wél of niet veilig werken, omdat het gewoon veilig moet, maar dat daar geen beloning tegenoverstaat en er alleen
21
een rode kaart volgt wanneer je niet veilig werkt. De voorzitter zegt echter toe hierop terug te zullen komen. Mevrouw Lakerveld geeft aan te spreken namens de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO) en dat zij direct bij de vorige spreekster wil aanhaken. Zij merkt op dat de VBDO begin dit jaar een handleiding heeft gepubliceerd waarin duidelijk wordt dat het mogelijk is om het remuneratiebeleid aan het duurzaamheidsbeleid te koppelen. Zij geeft aan dat zij een exemplaar had meegenomen voor de heer Doijer als voorzitter van de remuneratiecommissie, maar dat zij ook nog een extra exemplaar bij zich heeft, dat zij de voorzitter na de vergadering zal doen toekomen. Mevrouw Lakerveld geeft aan dat zij nog een aantal vragen heeft. Zij merkt op dat zij, wederom aansluitend bij de vorige spreekster, zeer te spreken is over de vooruitgang die Ahold heeft geboekt op het gebied van de CSR strategy en rapportage. Zij geeft aan een aantal ‘points of clarification’ te hebben die zij graag wil noemen. Zij wijst erop dat één van de aandachtspunten voor de VBDO in de afgelopen vier jaar betrekking had op verantwoord ketenbeheer en dat in het CSR-rapport duidelijk is te zien dat Ahold verbeteringen heeft doorgevoerd op dit gebied. Mevrouw Lakerveld geeft aan nog meer ruimte voor verbetering te zien, voornamelijk ten aanzien van de transparantie over de omgang met leveranciers en dat zij graag meer informatie zou willen ontvangen over het percentage van de leveranciers dat op dit moment de ‘de standards of engagement’ heeft ondertekend, bij welk percentage van de leveranciers er audits zijn uitgevoerd en welk percentage van de huismerken GFSI-gecertificeerd is. Zij merkt op dat deze kwantitatieve informatie op dit moment ontbreekt. Mevrouw Lakerveld geeft aan dat Ahold een retailer is, die naast eigen merkproducten ook producten van anderen verkoopt en dat vanuit de rapportage duidelijk wordt dat er een helder beleid is wat betreft de ‘de standards of engagement’ met de huismerkleveranciers. Zij merkt op dat de VBDO echter heel benieuwd is hoe Ahold ervoor zorgt dat ook de andere producten, die geen huismerkproducten zijn, aan dezelfde standaarden voldoen als het gaat om mensen, sociale aspecten en milieuaspecten. Mevrouw Lakerveld geeft aan dat zij zich ten slotte ook nog bij de vorige spreekster wil aansluiten voor wat betreft de doelstellingen van het CSR-beleid om inderdaad meer kwantitatieve doelstellingen en ook meer termijnen in de strategie aan te geven, omdat het voor de stakeholders een beter inzicht geeft in de dingen waar Ahold op dit moment mee bezig is en wat ze in de nabije toekomst kunnen verwachten. De heer Hijmans van den Bergh dankt mevrouw Lakerveld en verwijst in algemene zin naar het antwoord dat hij heeft gegeven op de vraag van de vorige spreekster. Hij merkt op dat hij het ook in zijn antwoord aan de vorige spreekster, al even had over het verantwoord ketenbeheer en dat dit bij Ahold eigenlijk steunt op twee pilaren waarbij de eerste pilaar ziet op de ‘de standards of engagement’, terwijl de tweede pilaar ziet op de zogenaamde ‘high risk countries’ waar Ahold nog een stap verder gaat in het kader van de zogenaamde BSCI-code. De heer Hijmans van den Bergh geeft aan dat Ahold bij al haar leveranciers van de eigen producten, de corporate brands, er vanuit gaat dat men aan deze ‘de standards of engagement voldoet. Hij deelt mee dat Ahold op dit moment geen precieze cijfers heeft van de bedrijven die dat ook doen of die dat niet doen, maar dat Ahold ervan uitgaat dat ze het doen. De heer Hijmans van den Bergh herhaalt echter dat het, zoals hij in zijn inleiding eerder ook al zei, een voortgaande ontwikkeling is en dat Ahold die stappen wel zet, maar natuurlijk niet alles tegelijkertijd kan doen. De heer Hijmans van den
22
Bergh zegt te verwachten dat Ahold in de komende periode of komende jaren ook daar verdere stappen in zal zetten, maar dat hij op dit moment daar geen precieze gegevens over heeft. De heer Hijmans van den Bergh geeft aan dat één van de stappen die Ahold ook neemt bestaat uit het initiëren van audits. Hij merkt op dat Ahold ook daar geen precieze cijfers over heeft, omdat Ahold dit jaar voor het eerst om een assurance vraagt van Deloitte en dat dit ook betekent dat Ahold de data en de kwantitatieve gegevens heel precies wil hebben. Hij wijst erop dat als Ahold kwantitatieve gegevens in haar rapport zet, Ahold absoluut zeker wil weten dat deze juist zijn en als Ahold om wat voor reden dan ook, omdat het allemaal nog in ontwikkeling is en ook de methoden waarop wordt gemeten nog in ontwikkeling zijn, er niet helemaal van overtuigd is, dan zet Ahold deze er niet in. De heer Hijmans van den Bergh merkt op dat Ahold desalniettemin in staat was om toch een heleboel gegevens in het rapport op te nemen. Hij wijst erop dat als hij het over de audits heeft, dat hij dan denkt dat er ruim tweehonderd audits door Ahold zelf zijn geïnitieerd, maar dat dit niet een gegeven is dat Ahold wil laten aftekenen door Deloitte op dit moment en dat dit daarom nog niet is opgenomen. Hij merkt op dat het daarnaast natuurlijk nog mogelijk is dat andere retailers audits laten plegen op leveranciers. De heer Hijmans van den Bergh geeft wat betreft de tweede vraag van mevrouw Lakerveld aan dat Ahold een percentage heeft voor GFSI-certification en dat Ahold denkt dat het zo rond het percentage ligt wat vorig jaar ook is genoemd. Hij licht toe dat het boven de zestig procent (60%) ligt, maar dat Ahold het niet precies weet. De heer Hijmans van den Bergh geeft aan dat dit een typisch voorbeeld is waarvan Ahold zegt dat dit niet is opgenomen in het verslag, omdat Ahold het niet precies weet en omdat het in ontwikkeling is, maar dat Ahold ervan uitgaat dat het rond hetzelfde percentage ligt. Hij geeft aan dat het misschien iets lager ligt, en dat dit soms ook weer te maken heeft met veranderende rekenmethodes. Hij wijst erop, zoals de aandeelhouders in het verslag zullen hebben gelezen, dat Ahold bij verschillende data ook heeft gezegd dat soms de gegevens een beetje wijzigen, niet omdat Ahold het minder of anders doet, maar wel omdat soms de manier waarop Ahold dingen berekent, verandert of strenger wordt, omdat er steeds meer standaardisatie plaatsvindt. De heer Hijmans van den Bergh geeft ten aanzien van de laatste vraag van mevrouw Lakerveld over de producten van merken van derden aan dat hij eerlijk gezegd zou willen zeggen ‘first things first’. Hij licht toe dat Ahold zich in het bijzonder verantwoordelijk voelt voor haar eigen corporate brands en voor non-branded producten zoals bijvoorbeeld verse groenten en dat Ahold er vanuit gaat dat wat betreft A-merken, dus merken van derden, de leveranciers en de producenten van die producten daar eerst verantwoordelijk zijn. Hij geeft aan dat Ahold daar dus ook naar zal kijken en ervan uitgaat dat deze partijen hun verantwoordelijkheid nemen op het gebied van verantwoord ketenbeheer. Mevrouw Lakerveld vraagt zich af of het feit dat er vorig jaar wel een percentage is genoemd voor de GFSI-certification, namelijk achtenzestig procent (68%), kwam omdat het toen nog niet extern geverifieerd was. De heer Hijmans van den Bergh geeft aan dat dit klopt. De heer Spanjer geeft aan dat hij uiteraard ook een aantal vragen heeft. Hij merkt op dat in het jaarverslag regelmatig wordt gewezen op een kostenbesparingsprogramma voor de periode van tweeduizendtien tot tweeduizendtwaalf van driehonderdvijftig miljoen euro (EUR 350.000.000,--), maar dat als alles wat wordt weggegooid in heel Ahold wordt opgeteld, hij al uitkomt op een bedrag van (EUR 200.000.000,--) tot tweehonderdvijftig miljoen euro (EUR 250.000.000,--). Hij
23
merkt op dat je dan voor een groot gedeelte dat bedrag al een beetje hebt en dat dus met andere woorden die tweehonderdvijftig miljoen euro (EUR 250.000.000,--) nu al door het putje heengaat. De heer Spanjer vraagt zich in dit verband af wat voor kostenreductie dit is en of Ahold weer naar een iets hogere kostenreductie gaat? Hij vraagt zich ook af hoe Ahold die tweehonderd miljoen (EUR 200.000.000,--) tot tweehonderdvijftig miljoen euro (EUR 250.000.000,--) gaat terughalen. Hij merkt op dat het producten zijn die bijvoorbeeld over datum of van slechte kwaliteit zijn en dat niet in het sustainability report staat hoe Ahold dat gaat oplossen. De heer Spanjer geeft aan dat zijn tweede vraag gaat over de op bladzijde twintig van het sustainability report genoemde doelstelling van twintig procent (20%) CO2 reductie per vierkante meter winkeloppervlakte. Hij vraagt zich af wat Ahold doet in de hoofdkantoren, in de distributiecentra, in het transport of met de charters omdat dat niet in het rapport staat. De heer Spanjer merkt op dat het wel heel gemakkelijk is om de winkels twintig procent (20%) per vierkante meter te laten besparen. Hij wijst erop dat toen hij het vorig jaar over besparingen op het hoofdkantoor had, hij het antwoord kreeg dat er besparing op het toilet was, maar dat hij daar dus weinig van gelooft omdat het niet in het rapport staat. Hij meent dat dit slechts een antwoord was om hem af te houden. De heer Spanjer geeft aan dat zijn derde vraag gaat over de opmerking op bladzijde dertien in het responsibility report dat Ahold twee biologische merken heeft in Amerika. Hij vraagt zich af waarom er twee biologische merken zijn en dat in de andere twee rapporten staat dat Ahold standaardisatie wil, wat hij prima vindt. Hij vraagt zich af waarom als je in één land bent er niet één product voor meerdere ketens kan zijn voor de biologische producten? Hij wijst erop dat Stop & Shop en Giant-Landover er eentje hebben en dat Giant-Carlisle er ook een heeft. De heer Spanjer geeft aan dat je dat toch wel gemakkelijk kunt samenvoegen en dat het dan ook gemakkelijker inkopen is en dergelijke, wat ook veel geld scheelt. De heer Spanjer merkt vervolgens op dat Ahold zegt sustainable trade als een speerpunt te hebben, maar dat hij Ahold dan toch zou willen aanraden om met die twee tomatentelers in Amerika te praten. De heer Boer dankt de heer Spanjer voor zijn vragen en met name de vraag over het weggooien van artikelen. Hij geeft aan dat hij vlak hiervoor al in de gelukkige omstandigheid verkeerde om de heer Spanjer te kunnen voorstellen aan Erik Kok, één van de ondernemingsraadleden van Ahold die toevallig ter vergadering aanwezig is en een groot programma leidt op het gebied van het reduceren van het weggooien van voedsel. De heer Boer merkt op dat hij het helemaal met de heer Spanjer eens is en dat het te grof voor woorden is dat Ahold toch nog steeds een behoorlijk deel van het product wat over code raakt, moet weggooien, en dat is soms al drie dagen voordat het over code is omdat het dan niet meer vanuit distributiecentra naar de winkels kan. De heer Boer geeft aan dat de heer Kok en zijn team heel hard aan het werk zijn om te kijken hoe Ahold daar zorgvuldiger mee om kan gaan, hoe Ahold het kan minimaliseren en hoe Ahold uiteindelijk ook minder ‘waste’, zoals de heer Spanjer dat ook netjes noemt, kan creëren. De heer Boer merkt op dat de eerste resultaten zeer bemoedigend zijn en hij spreekt de hoop uit dat hij deze van de heer Rishton in zijn target voor kostenbesparing mag meetellen. De heer Boer wijst erop dat het zeker belangrijk is want het is niet alleen kostenbesparing, maar het is ook maatschappelijk niet verantwoord om goederen weg te gooien die nog eetbaar zijn. De heer Boer herhaalt dat hij het dus helemaal met de heer Spanjer eens is dat Ahold er alles aan moet doen om dat te verminderen.
24
De heer Boer merkt ten aanzien van de opmerking van de heer Spanjer over de toiletten op dat het licht daar gelukkig automatisch uitgaat en dat store development daarvoor heeft gezorgd. Hij geeft aan dat dit niet het enige is wat natuurlijk telt voor climate reduction en dat er natuurlijk veel meer activiteiten zijn die Ahold doet, bijvoorbeeld op distributiecentra door het voller of hoger laden van de vrachtwagens, zodat er meer spullen in een keer meegaan. De heer Boer wijst erop dat Ahold ook inmiddels aardgastrailers heeft die veel energiezuiniger of in ieder geval neutraler zijn in het verbruik en in het uitstoten van CO2 en dat dus ook dat aspect alle aandacht heeft. De heer Boer geeft aan dat het dus echt niet alleen gaat over de winkels en om daar de CO2-uistoot te verminderen. De heer Spanjer geeft aan dat in het rapport helemaal niet staat welke criteria de transporteurs opgelegd krijgen. Hij merkt op dat in Nederland Simon Loos een grote transporteur is die een aantal charters heeft, omdat hij het alleen niet kan redden. De heer Spanjer wijst erop dat er helemaal niet in het rapport staat welke criteria Simon Loos krijgt en dat deze eventueel nog gerust met dieselmotoren kan rijden. De heer Hijmans van den Bergh geeft aan dat er aan de ene kant natuurlijk wetgeving is waaraan Ahold moet voldoen, welke gewoon voor iedereen geldt en waar ook de vervoerders, waaronder de heer Loos, aan moeten voldoen. De heer Hijmans van den Bergh wijst erop dat Ahold zeker ook bezig is om nog striktere voorwaarden te stellen en te kijken hoe Ahold actiever met innovatie mee kan gaan, waarbij bijvoorbeeld de aardgastrailers een heel nieuwe mogelijkheid zijn om CO2-uitstoot te verminderen. De heer Hijmans van den Bergh geeft aan dat Ahold bijvoorbeeld haar transporteurs kan verplichten om op een gegeven moment ook bepaalde stappen te zetten, zoals Ahold ze ook verplicht heeft om bijna alle vrachtwagens inmiddels fluisterstil te krijgen, vanwege de milieuschade die daarvan komt. De heer Hijmans van den Bergh geeft aan dat Ahold in die zin dus zeker vooruit zal blijven lopen en de transporteurs daar ook duidelijke targets mee gaat geven. De heer Anink geeft aan dat hij het over de toekomst van Ahold wil hebben. Hij merkt op dat de aandeelhouders hebben gezien dat tweeduizendnegen een wat rustiger jaar was waarin een aantal reorganisaties heeft plaatsgevonden. Hij constateert dat er zevenhonderdzeventig miljoen (EUR 770.000.000) is geïnvesteerd en dat dit iets minder is dan het jaar daarvoor. Hij vraagt zich in dit verband af wat in Amerika en wat in Europa in geïnvesteerd. De heer Anink geeft aan dat er in Amerika een duidelijke strategie is ontwikkeld en dat hij dat goed begrijpt. Hij merkt op dat er vier regio’s komen en dat de eerste resultaten er heel goed uitzien, zoals de aandeelhouders hebben kunnen lezen en horen. De heer Anink merkt op dat het in Europa nog wat onduidelijk is wat de Europese strategie wordt. Hij geeft aan dat er wordt gesproken alsof deze er is, maar dat de aandeelhouders daar nog niet veel van terugzien. Hij begrijpt dat er enkele pogingen in België zijn, maar hij geeft aan dat als naar het grote land Nederland gekeken wordt, daar eigenlijk niet meer veel valt te verdienen gegeven het marktaandeel van achtendertig procent (38%) in de voedselsector. Hij stelt dat dit toch echt het maximum is en dat op sommige plaatsen in Nederland het duidelijk teveel is. De heer Anink wijst erop dat als hij denkt aan de bezetting van blauw in Amsterdam, dat je dan al ziet dat groepen mensen in Amsterdam daar behoorlijk wat bezwaar tegen maken. Hij geeft aan dat hij daarmee niet wil zeggen dat men daar vanaf moet gaan, zeker omdat het met de huidige doelmatigheid natuurlijk zeer winstgevend is, maar daar is volgens hem wel duidelijk een grens. De heer Anink merkt op dat die grens er nog niet is in Europa en hij wijst in dit verband op de vraag die eerder gesteld werd over wat Ahold gaat doen
25
in Duitsland. Hij merkt op dat dit natuurlijk een gemakkelijke vraag is, maar dat het antwoord moeilijk is, omdat Duitsland de grootste consumentenmarkt in Europa is die al behoorlijk door concurrenten bezet wordt. Hij vraagt zich af of er afspraken zijn gemaakt dat Ahold niet op die markt mag optreden of onder bepaalde condities op die markt mag optreden. Hij pleit ervoor indien dit niet het geval is, om te beginnen met een taskforce die bijvoorbeeld in vijf jaar tijd vijf procent (5%) van die markt gaat veroveren. Hij merkt op dat het een behoorlijk ingewikkelde tactiek zou moeten zijn omdat de concurrenten niet stil zullen zitten, maar dat het wel de moeite waard is om die richting op te kijken. Hij geeft aan dat er misschien ook hulp uit Zweden kan komen, omdat zij misschien dezelfde behoefte hebben om de Duitse markt te bekijken en misschien ook te betreden. De heer Anink geeft aan dat hij ten slotte nog een vraag heeft over Etos die in Nederland is bekroond tot de beste drogistenketen. Hij merkt op dat de drogisterijbranche behoorlijk wat te maken heeft met Europese richtlijnen en dat die ook zullen gaan gelden voor andere landen. De heer Anink geeft aan dat hij het interessant zou vinden als er voor Etos ook een strategie ontwikkeld wordt om in andere landen te gaan optreden en of dat Duitsland wordt of andere landen dat moet dan het resultaat van onderzoek zijn. De heer Anink denkt dat het beslist de moeite waard is en als Ahold, zoals de heer Boer eerder zei, werkt vanuit de kracht en de markt bekijkt vanuit kracht, dan is Etos beslist een kracht die ook buiten Nederland gebruikt kan worden. De voorzitter dankt de heer Anink en geeft aan dat hij eerlijk moet bekennen dat alle punten die de heer Anink in zijn vraag heeft opgenomen al zijn behandeld door hetzij de heer Rishton, hetzij de heer Boer over wat Ahold aan het doen is en waar Ahold naar kijkt. De voorzitter verzekert de heer Anink dat alles wat hij als suggestie heeft opgebracht, zaken zijn die het bestuur en de raad van commissarissen ook doorlopend bekijken. De voorzitter merkt op dat één specifiek antwoord op de vragen van de heer Anink dat moet worden gegeven, is dat als er afspraken zouden zijn over het wel of niet betreden van de Duitse markt, de aandeelhouders het bestuur niet hier, maar achter de tralies zouden zien. De voorzitter merkt op dat hij met belangstelling heeft geluisterd naar wat de heer Anink te zeggen heeft over Etos en dat hij hem ook kan verzekeren dat de heer Boer en zijn team, de heer Rishton en iedereen in de Raad van Bestuur, continu kijken naar mogelijkheden om, daar waar Ahold krachten heeft boven wat de concurrenten te bieden hebben, die krachten zo snel mogelijk uit te zetten door middel van investeringen en daarmee te groeien. De heer van Ginkel geeft aan dat hij in eerste instantie zichzelf vertegenwoordigt, maar dat hij ook de firma WER AG in Zwitserland vertegenwoordigt, waarbij WER AG staat voor World Equity Research. De heer van Ginkel geeft aan dat hij eigenlijk twee vragen heeft en dat hij aanneemt dat dit vragen zijn voor mevrouw Ross. Hij geeft vervolgens het volgende aan: "With regard to the debt position of Ahold, you have shown us a slide with a decline of the debt, which is good of course. Would you mind comment on that and what the target is for the coming years? And secondly, I am interested in the dollar position. How do you cope with these movements the dollar or the euro make actually?" Mevrouw Ross geeft het volgende aan: "With regard to the debt, as you know we have been reducing our gross debt all along and our net debt position is lower than what we would like it to be in an ideal capital structure due to the fact that we have conscientiously chosen to keep higher cash balances to support our strategy for growth. So, all in all the way we target the amount of debt, is in line with having investment grade
26
criteria. So, that is what we try to manage though obviously not that being the sole decision maker. With regard to the dollar position, we do not hedge translation of earnings, but we do hedge transactions. So, for example our dollar denominated debt, if it is in the euro entity, would be hedged back to euro. So, we hedge any transaction exposures, but we do not hedge translation exposures." De heer Ayodeji geeft aan dat er sinds tweeduizenddrie heel veel veranderd is in de zin van de prestaties van Ahold. Hij merkt op dat hij geen lang verhaal zal houden, maar dat hij zich zal richten op een aantal punten die hij als knelpunten beschouwt. De heer Ayodeji denkt dat iedereen blij is met de prestaties tot zover en dat de kracht van Ahold ligt in het feit, zoals de voorzitter eerder al heeft gezegd, dat men probeert zoveel mogelijk voort te borduren op de interne kracht van Ahold. Hij wijst erop dat de meeste mensen, zowel klanten als aandeelhouders, een beeld zien van stabiliteit. Hij merkt op dat de cijfers die door mevrouw Ross en uiteraard de heer Rishton worden gepresenteerd, ook rustgevend zijn voor de aandeelhouders. De heer Ayodeji geeft aan zich te willen aansluiten bij één van de vorige sprekers wat betreft de nieuw ingeslagen weg, namelijk het ingaan of verder zoeken naar non-food producten waarvan hij weet dat Ahold dit doelbewust doet. Hij merkt op dat hij echter eerst meer duidelijkheid wil hebben over de opmerking van de voorzitter dat beleidskeuzes door aandeelhouders worden gemaakt, omdat hij niet weet sinds wanneer dat eigenlijk zo is, en dat zijns inziens aandeelhouders hooguit ‘ja’ kunnen knikken. Hij wijst er ook op dat als de aandeelhouders jaknikken, het bestuur altijd voldoende middelen heeft om dat te kunnen overrulen en dat het enige wat aandeelhouders kunnen doen is waarschuwingen geven, wat hij bij deze gelegenheid wil doen. De heer Ayodeji geeft aan dat hij zich in de eerste plaats qua timing zorgen maakt omdat als men aan non-food producten denkt, men denkt aan de problemen die al aangekaart zijn ten aanzien van de toeleverancier, de productie en dergelijke. Hij merkt op dat juist qua timing op dit moment, waar de economie niet zo sterk is en er onvoldoende duidelijkheid is over de interne kracht, de ervaring en de kennis die men in huis heeft, toepassing niet gemakkelijk is op non-food gebied tenzij men zeer doelbewust een handige strategie kan uitvoeren. Hij vraagt zich in dit verband af wat de uitkomsten zijn van een eventuele feasibility study die gedaan is om hier beleidsrichting aan te geven. Hij merkt op dat het op de website duidelijk te zien is, maar dat het jaarverslag, zoals dat gepresenteerd is op de website van Ahold, nogal wat te wensen over laat. Hij geeft aan inhoudelijk tevreden te zijn met het jaarverslag maar dat de weergave ervan op de website wordt bemoeilijkt door de vormgeving van de webpagina’s en dat hij het daar later met één van die mensen over kan hebben. De heer Ayodeji geeft aan dat een belangrijke vraag is als Ahold driehonderdvijftig miljoen euro (EUR 350.000.000,--) aan kostenbesparing wil doen en tegelijkertijd met weinig ervaring nieuwe producten op de markt wil brengen, of Ahold dan bijvoorbeeld verder in concurrentie gaat met Blokker of dat Ahold denkt aan de stijl van Lidl en Aldi. Hij wijst erop, indien dit zo is, dat Ahold dan te maken heeft met "input buyers", dat wil zeggen klanten die alleen maar op input kopen en dat dit dan het risico heeft dat Ahold de voorraad voor dat soort klanten moet opbouwen. De heer Ayodeji vraagt vervolgens in hoeverre het feasibility rapport toegankelijk of zichtbaar is voor aandeelhouders die met Ahold willen meedenken?
27
De heer Boer constateert dat de heer Ayodeji een heel exposé had over de non-food aanpak van Ahold en hij vraagt zich af of hij goed heeft begrepen dat diens vraag is in hoeverre Ahold rekening houdt met haar toeleveranciers en de sociale factoren daarin. De heer Ayodeji bevestigt dat dit onder andere een van zijn vragen was. De heer Boer merkt op dat Ahold dat natuurlijk doet, dit zeker ook doet op food-gebied en dat al jaren heeft gedaan. Hij geeft aan dat Ahold, zoals de heer Ayodeji misschien weet en dat hij hem anders daar zeker wat informatie over zal geven, onder andere de Albert Heijn Foundation is opgestart in vele landen in Afrika zoals in Ghana en Kenia. Hij licht toe dat Ahold, samen met haar toeleveranciers, allereerst natuurlijk zorgt dat er goede werkomstandigheden en ook eerlijke prijzen voor de toeleveranciers zijn, zodat ze hun artikelen kunnen exporteren naar Ahold. Hij geeft aan dat Ahold tevens daar programma’s draait samen met de aandeelhouders en misschien ook wel een beetje als klant, omdat Ahold het geld uiteindelijk van de marge weer terugstopt in sociale en health care projecten aldaar. De heer Boer merkt op dat dit de situatie is ten aanzien van de voedingsmiddelenkant en dat Ahold ten aanzien van de non-food kant zeker zorgvuldig is met haar toeleveranciers en natuurlijk ervoor zorgt dat al haar voorwaarden daarin ook zo compliant mogelijk zijn, omdat dat het eerste is dat Ahold als bedrijf wil. De heer Ayodeji vraagt zich af hoe de te verwachten prestatie van de non-food zich tot nu toe verhoudt ten opzichte van de reguliere producten en of de heer Boer en mevrouw Ross misschien nog beter in staat zouden zijn om dit cijfermatig toch een heel klein beetje te kunnen toelichten. De heer Boer geeft aan dat hij nog een keer zal proberen het toe te lichten. Hij merkt op dat nonfood natuurlijk een nieuwe categorie is, maar dat dit aan de andere kant voor Ahold een categorie is die heel gemakkelijk bij de consumenten past, omdat deze in de winkel aanwezig zijn en het niet gaat om bijvoorbeeld kleding, maar om dagelijkse consumptiegoederen, dagelijkse artikelen die iedereen ook in het boodschappenmandje mee kan nemen en die ook passen bij dagelijks gebruik. De heer Boer wijst erop dat Ahold ook zeker geen food meters zal gaan inruilen voor bijvoorbeeld non-food en dat in die zin, Ahold ook wel zorgt dat de voedingsmiddelenkant van Albert Heijn sterk blijft. Hij geeft aan dat Ahold non-food artikelen zal toevoegen in de grote winkels waar Ahold ruimte genoeg heeft en dat Ahold daar ook zeker die consument mee kan verwennen. Hij merkt op dat Ahold voor de rest actiematig bij de kleinere winkels zal zorgen dat het daar ook de non-food propositie laat zien. Hij geeft aan, zoals ook een van de vragen van de vorige sprekers was, dat Ahold denkt dat de markt in Nederland niet alleen uit food, maar uit dagelijkse consumentengoederen bestaat en dat dit een markt is die veel groter is dan alleen maar eten en drinken. De heer Boer is dan ook van mening dat van daaruit de groeiambitie voor Albert Heijn, zeker in Nederland, nog steeds verder kan gaan, omdat Albert Heijn die artikelen kan toevoegen die heel logisch zijn voor een consument om op dat moment in zijn karretje te stoppen. De voorzitter merkt op dat hij weet dat de heer Ayodeji al heel wat jaren de vergadering bijwoont evenals hijzelf, en dat minstens vijf jaar geleden de toenmalige voorzitter van de Raad van Bestuur van Ahold heel duidelijk heeft uitgesproken dat hij in elk geval streefde voor Ahold naar een stukje groei in non-food hetgeen hij heeft herhaald in het jaar daarop en opnieuw in het jaar daarop en dat de heer Rishton dit twee jaar geleden heeft herhaald. Hij licht toe dat hij hiermee alleen wil aangeven dat de stap naar de non-food sector niet zo maar even een idee op het laatste moment is, maar dat er heel lang en heel diep over is nagedacht.Hij geeft aan dat er is
28
getest, gewerkt en geanalyseerd en dat Ahold nu op een redelijk bescheiden schaal en snelheid ermee bezig is. Hij wijst erop dat Ahold elke keer zal gaan meten hoe het dat doet om inderdaad te bepalen wat de volgende stappen zijn. Hij zegt te hopen dat hij de heer Ayodeji hiermee in elk geval afdoende heeft geantwoord op diens vraag over de feasibility en dat Ahold niets anders heeft gedaan dan feasibility in de afgelopen vier jaar. De heer Ayodeji vraagt of Ahold een feasibility rapport heeft. De voorzitter geeft aan dat hij de heer Ayodeji niet kan zeggen wat Ahold allemaal voor rapporten heeft en dat als Ahold een dergelijk rapport zou hebben de heer Ayodeji het ook niet zou kunnen zien. De heer Debits geeft aan dat hij een tweetal vragen heeft en dat de eerste vraag, voor de heer Boer, eigenlijk de 24-uurs economie betreft. Hij geeft aan dat hij in september in het afzetgebied van Ahold in het noordoosten van de Verenigde Staten was en dat hij daar zag dat de supermarkten grotendeels, of tenminste voor een heel groot gedeelte, vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week open zijn. Hij vraagt zich af of Ahold erover denkt om dat ook hier in Nederland te gaan doen en hij merkt op dat op het ogenblik in een aantal gemeentes de Albert Heijnvestigingen op zondagmiddag open zijn. Hij vraagt zich af of Ahold daar extra omzet uit ziet en indien dat zo is, of het sop dan de kool waard is. De heer Boer geeft aan dat het allereerst zo is dat natuurlijk consumenten steeds op wisselende tijden boodschappen willen doen en dat Ahold in die zin blij is ook op zondag veel van de Albert Heijn winkels open te kunnen doen, omdat dit duidelijk een behoefte is van de klant. Hij wijst erop dat dit in tegenstelling is tot de politiek, die af en toe nog wel eens duidelijk maakt dat ze er vanaf wil. De heer Boer denkt dat de consument spreekt met zijn bestedingen en zijn gedrag op zondag en in die zin hoopt hij zeker ook dat de politiek misschien de consumenten wat centraler zet, omdat die tenslotte ook haar stemmers zijn. De heer Boer merkt op dat als hij kijkt naar de richtlijnen in Nederland, dat de Albert Heijn winkels niet na tien uur ’s avonds open mogen zijn tenzij ze een avond- of nachtwinkel worden, en dat Ahold zich in ieder geval moet houden aan de gedragslijn, de richtlijnen en de wetgeving in Nederland. Hij geeft aan dat het niet echt noodzakelijk is in Nederland om ’s nachts open te zijn, omdat Ahold al zoveel mogelijkheden heeft voor de klant tussen acht uur ’s ochtends en tien uur ’s avonds, dat er voldoende mogelijkheden zijn, inclusief de zondag, om boodschappen te doen. De heer Debits geeft aan dat zijn tweede vraag het dividend betreft. Hij merkt op dat de aandeelhouders, voor de grote rampspoed voor Ahold in tweeduizenddrie, gewend waren het dividend twee keer per jaar te krijgen en dan ook een interim dividend, waarbij kennelijk het beleid was om zoveel mogelijk geld in eigen zak te houden door dividend in nieuwe aandelen uit te geven, waardoor het eigen vermogen op peil bleef, waarmee Ahold dan weer acquisities en dergelijke kon doen. Hij vraagt zich af of de aandeelhouders in de strategische visie voor de toekomst ook weer zoiets zullen zien verschijnen? De heer Rishton geeft het volgende aan: "The dividend policy is to increase our dividend consistent with the capital structure of the company and the need to maintain an investment grade credit rating. We plan to grow and expand within our existing markets and in new markets in the U.S. and Europe and we will do that by looking for opportunities that I think, will be coming our way as a consequence of the economic environment and we will look to use the financial resources that we have available and, as
29
Kimberly said a moment ago, we are carrying more cash on our balance sheet than we would normally do, because we believe that there will be opportunities for us to grow in the future." De voorzitter geeft aan dat, gegeven de vragen die eerder gesteld zijn over de betaling van dividenden die lang duurden tot mei, Ahold niet overgaat tot het instellen van interim dividend. De heer Zonneling merkt op dat Ahold met haar XXL-supermarkten eigenlijk weer teruggaat naar vijfendertig of veertig jaar geleden. Hij wijst erop dat Ahold toen ook al non-food had in de eerste opzet van de supermarkten en dat, na er tien jaar mee bezig te zijn geweest, het er toen allemaal in een keer uit moest omdat het een behoorlijke kostenpost was. De heer Zonneling begrijpt daarom niet dat Ahold dat opnieuw weer op gaat zetten en hij meent dat het leergeld dat Ahold hieruit heeft getrokken toch fenomenaal zal zijn. Hij vraagt zich derhalve af waarom Ahold dat weer opnieuw gaat proberen? De heer Boer geeft aan dat de heer Zonneling gelijk heeft dat, als je heel ver teruggaat in het verleden, Ahold de Miro-winkels had waar in die tijd Ahold ook al non-food artikelen had. Hij merkt echter op dat Ahold denkt dat de tijd veranderd is en dat het consumentengedrag gelukkig mee verandert. Hij geeft aan dat Albert Heijn een heel sterk merk is dat bekend staat om haar innovatieve designproducten en dat Ahold ook in ieder geval met de eerste artikelen in non-food, duidelijk laat zien dat het weer wat vernieuwend is wat in ieder geval past bij het merk Albert Heijn. Hij wijst erop dat Ahold, zoals de voorzitter ook gezegd heeft, de nodige zorgvuldigheid zal behouden en hij geeft aan dat het bestuur er goed over wordt ondervraagd en elke stap zal wegen om in ieder geval te laten zien dat Ahold het succesvoller doet dan twintig jaar geleden. De heer Zonneling geeft aan dat dan nog steeds de vraag is hoever Ahold daarin wil gaan en of Ahold dan bijvoorbeeld witgoed en dergelijke in zijn assortiment wil opnemen? De heer Boer geeft aan dat dit niet zo is en dat Ahold daar heel duidelijk gezegd heeft niet naar elektrische apparaten te willen gaan, maar artikelen wil opnemen die passen bij dagelijks consumentengedrag. Hij licht toe dat Ahold daarbij denkt aan producten vanuit de Hema, zoals producten die bij andere supermarkten soms te koop zijn en wat gemakkelijk past in het boodschappenkarretje van de klant. De heer Zonneling geeft aan toch nog even hierover te willen doorgaan bij de heer Boer. Hij constateert dat het nu weer wat beter gaat met Ahold, wat heel erg goed en fijn is voor iedereen, maar dat hij daarom eerder zou zeggen dat Ahold nu weer op de goede weg is om haar sterke producten goed aan de man te brengen en dat Ahold daar nog eens even extra aandacht aan zou moeten besteden en zou moeten volhouden. Hij vraagt zich af, wat voor winst Ahold denkt uit dat non-food gebeuren te kunnen behalen als percentage van het totaal en hij vraagt zich af of dit niet slechts één of twee procent (1-2%) zal zijn, in welk geval hij tegen Ahold zou zeggen dat het zich als schoenmaker bij haar leest dient te houden. De heer Boer merkt op dat hij het helemaal eens is met de heer Zonneling en dat Ahold wat dat betreft een eerste klas foodverkoper is. Hij geeft aan dat Ahold dit zo zal houden en dat dit de core business is van Ahold. Hij vindt het jammer dat er zoveel gediscussieerd wordt over nonfood, omdat het bij Albert Heijn echt gaat over food, elke dag weer. Hij merkt op dat Albert Heijn groot is geworden met eten en drinken en dat het dat zal blijven doen. Hij dankt de heer Zonneling voor diens aanvullende opmerkingen. De voorzitter geeft aan dat de aandeelhouders volgend jaar zullen horen hoever Ahold hierin gegaan is en hoever het daar nog in wil gaan. Hij geeft vervolgens aan tot stemming te willen
30
overgaan en vraagt de notaris eerst om de nodige mededelingen te doen over het aantal stemmen dat ter vergadering uitgebracht kan worden. De notaris deelt mee dat er driehonderdtweeëndertig (332) personen aanwezig zijn als aandeelhouder of als gevolmachtigde en dat zij zeshonderdacht miljoen zeshonderdeenendertigduizend honderdvierentachtig (608.631.184) gewone aandelen vertegenwoordigen met een gelijk aantal stemmen, en tweehonderdachtenzestig miljoen vierhonderdvijftienduizend honderddrie (268.415.103) preferente financieringsaandelen die recht geven op vierenzeventig miljoen driehonderdtweeënzestigduizend negenhonderddrieënzestig (74.362.963) stemmen en dat er in totaal zeshonderdtweeëntachtig miljoen negenhonderdvierennegentigduizend éénhonderdzevenenveertig (682.994.147) stemmen kunnen worden uitgebracht. De notaris geeft aan dat van het aantal geplaatste gewone aandelen eenenvijftig vier/tiende procent (51,4%) is vertegenwoordigd en dat van het totale geplaatste kapitaal zestig vier/tiende procent (60,4%) is vertegenwoordigd. De voorzitter dankt de notaris en hij deelt mee dat hij over wil gaan tot stemming over de agendapunten. Hij geeft aan dat hij de eerste keer de aandeelhouders wat uitgebreider zal begeleiden bij de stemprocedure en dat de stemming wat langer open zal blijven. Hij merkt op dat de aandeelhouders, indien nodig, assistentie kunnen vragen bij één van de in de zaal aanwezige hostesses door hun hand op te steken. Hij legt uit dat de aandeelhouders hun stempas, met de goudkleurige chip naar hen toe gericht, in het stemkastje dienen te steken op de aangegeven wijze. De voorzitter geeft aan dat de aandeelhouders, zodra de stemming is geopend, drie keuzemogelijkheden op het scherm zien: 1) om voor het agendapunt te stemmen, 2) om tegen te stemmen en 3) voor onthouding. De voorzitter merkt op dat op het scherm van het stemkastje de bevestiging van de keuze van de aandeelhouders verschijnt en dat aandeelhouders, als zij hun stem willen corrigeren, hun keuze opnieuw kunnen maken, waarbij alleen hun laatste keuze geldt. De voorzitter geeft aan dat de aandeelhouders aan de tijdsbalk op het grote scherm achter het podium kunnen zien hoe lang de stemming nog open is en dat als de tijdsbalk volledig uit beeld is, de stemming ten einde is. De voorzitter geeft aan dat als aandeelhouders meer stempassen hebben, zij iedere stempas dienen in te voeren en hun stem kunnen uitbrengen zodra zij de keuzemogelijkheden zien verschijnen en dat zij hun stempas in het kastje kunnen laten zitten voor de volgende stemming. De voorzitter gaat vervolgens over naar agendapunt 5. 5. Voorstel tot vaststelling van de jaarrekening over het boekjaar 2009 De voorzitter deelt mee dat dit punt al is behandeld en dat hij derhalve meteen wil overgaan tot de stemming. De voorzitter opent de stemming. Nadat de stemming is gesloten constateert de voorzitter dat het voorstel is aanvaard met een ruime meerderheid. De voorzitter gaat vervolgens over naar agendapunt 6. 6. Voorstel tot vaststelling dividend over het boekjaar 2009 De voorzitter deelt mee, dat zoals eerder behandeld, het voorstel is om drieëntwintig eurocent (EUR 0,23) per aandeel uit te keren. Hij geeft aan dat hij over wil gaan tot de stemming omdat dit punt al behandeld is en er gelegenheid is geweest tot het stellen van vragen. De voorzitter opent de stemming. Nadat de stemming is gesloten constateert de voorzitter dat ook dit voorstel is aanvaard met een ruime meerderheid. De voorzitter gaat vervolgens over naar agendapunt 7. 7. Décharge voor de leden van de Raad van Bestuur voor de uitoefening van hun taak gedurende het boekjaar 2009
31
De voorzitter geeft aan dat de aandeelhouders de gelegenheid hebben tot het stellen van vragen met betrekking tot agendapunt 7. Hij constateert dat er geen vragen zijn en opent de stemming. Nadat de stemming is gesloten constateert de voorzitter dat het voorstel met een ruime meerderheid is aangenomen en dat décharge is verleend. De voorzitter gaat vervolgens over naar agendapunt 8. 8. Décharge voor de leden van de Raad van Commissarissen voor de uitoefening van hun taak gedurende het boekjaar 2009 De voorzitter geeft aan dat de aandeelhouders de gelegenheid hebben tot het stellen van vragen met betrekking tot agendapunt 8. Hij constateert dat er geen vragen zijn en opent de stemming. Nadat de stemming is gesloten constateert de voorzitter dat het voorstel met een ruime meerderheid is aangenomen en dat décharge is verleend. De voorzitter gaat vervolgens over naar agendapunt 9. 9. Voorstel tot benoeming van de heer J.F. Rishton voor een nieuwe termijn als lid van de Raad van Bestuur met ingang van 13 april 2010 De voorzitter deelt mee dat de Raad van Commissarissen het voorstel doet tot benoeming van de heer John F. Rishton, voor een nieuwe termijn van vier jaar als lid van de Raad van Bestuur, eindigend op de dag van de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders te houden in tweeduizendveertien. De voorzitter geeft aan dat de heer Rishton geboren is op eenentwintig februari negentienachtenvijftig en dat hij de Britse nationaliteit heeft. De voorzitter merkt op dat de heer Rishton op vijftien november tweeduizendzeven benoemd werd tot Chief Executive Officer van Ahold, nadat hij vanaf één juli tweeduizendzeven fungerend Chief Executive Officer was geweest. Hij geeft aan dat de heer Rishton op één januari tweeduizendzes bij Ahold in dienst trad als Chief Financial Officer en dat hij op achttien mei tweeduizendzes door de aandeelhouders werd benoemd als lid van de Raad van Bestuur. De voorzitter merkt op dat de heer Rishton voormalig Chief Financial Officer is van British Airways Plc., dat hij tevens diverse bestuursfuncties heeft bekleed binnen Ford Europe en dat de heer Rishton thans non-executive director is van Rolls Royce Group Plc. De voorzitter wijst erop dat de heer Rishton vijfentachtigduizend achthonderdelf (85.811) aandelen in de vennootschap houdt en dat de remuneratie van de heer Rishton conform het bestaande beloningsbeleid voor leden van de Raad van Bestuur is. De voorzitter geeft de aandeelhouders vervolgens de gelegenheid tot het stellen van vragen met betrekking tot de benoeming van de heer John F. Rishton. De heer Smit geeft aan dat hij volledig instemt met deze herbenoeming, maar dat hij nog wel een paar opmerkingen heeft van symbolische aard. Hij merkt op dat in tweeduizendzes, toen de heer Rishton kwam, Ahold toch nog niet helemaal in rustig vaarwater was, dat dit nu duidelijk wel het geval is, maar dat zijn overkomst dus bepaald geen kwestie was van ‘Dutch crossing’. De heer Smit geeft aan dat als hij kijkt naar de nevenfuncties van de heer Rishton, dat de heer Rishton in de toekomst Ahold dan verder moet kunnen leiden tot een Rolls Royce onder de supermarkten. De voorzitter geeft aan dat Ahold dit als een compliment beschouwt en hij opent vervolgens de stemming. Nadat de stemming is gesloten constateert de voorzitter dat het voorstel opnieuw met een ruime meerderheid is goedgekeurd. De voorzitter feliciteert de heer Rishton met zijn benoeming en gaat vervolgens over naar agendapunt 10. 10. Het voorstel tot benoeming van de heer L.J. Hijmans van den Bergh als lid van de Raad van Bestuur met ingang van 13 april 2010
32
De voorzitter deelt mee dat de Raad van Commissarissen het voorstel doet tot benoeming van de heer Lodewijk J. Hijmans van den Bergh tot lid van de Raad van Bestuur voor een termijn van vier jaar, eindigend op de dag van de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders te houden in tweeduizendveertien. Hij geeft aan dat de heer Hijmans van den Bergh is geboren op zestien september negentiendrieënzestig in Utrecht en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De voorzitter wijst erop dat Ahold in september tweeduizendnegen de nominatie van de heer Hijmans van den Bergh door de Raad van Commissarissen als lid van de Raad van Bestuur bekend maakte. Hij merkt op dat de heer Hijmans van den Bergh op één december tweeduizendnegen in dienst trad bij Ahold als fungerend lid van de Raad van Bestuur en Chief Corporate Governance Counsel. De voorzitter wijst erop dat de heer Hijmans van den Bergh, voordat hij in dienst trad bij Ahold, partner en lid van het bestuur was van het advocatenkantoor De Brauw Blackstone Westbroek N.V., waar hij leiding gaf aan de corporate praktijk. De voorzitter geeft aan dat gedurende de jaren negentienvierennegentig tot negentienachtennegentig de heer Hijmans van den Bergh resident partner was van De Brauw in Londen. De voorzitter wijst erop dat De heer Hijmans van den Bergh geen aandelen houdt in de vennootschap en hij geeft vervolgens de aandeelhouders de gelegenheid tot het stellen van vragen met betrekking tot deze benoeming. De heer Smit geeft aan dat hij ook met deze benoeming instemt en dat hij een vraag heeft over de functie. Hij merkt op dat de heer Wakkie als diens voorganger afscheid heeft genomen, duidelijk met de opmerking dat zijn taak erop zat. De heer Smit vraagt zich af of dit ook betekent dat er nu een andere taakomschrijving is voor de heer Hijmans van de Bergh en hij neemt aan dat het meer een kwestie is van begeleiding van fusies en overnames en minder een van schadeherstel en desinvesteringen zoals misschien bij de heer Wakkie het geval was. De heer Smit merkt op dat hij ook een vraag heeft over corporate governance, wat nu niet op de agenda staat, maar omdat nieuwe bezems misschien schoonvegen verzoekt hij de voorzitter om dat punt op een eerstvolgende vergadering weer eens te agenderen. De voorzitter geeft aan dat de functie van de heer Hijmans van den Bergh exact dezelfde is in termen van takenpakket als die van de heer Wakkie en dat er alle reden is om dit ook zo te continueren. Hij merkt op bijzonder gelukkig te zijn met de ervaring die Ahold heeft opgebouwd met een dergelijke functie in de Raad van Bestuur. De heer Smit geeft aan dat een hobbypuntje van de Vereniging van Effectenbezitters het beloningspakket is en hij vraagt zich af of daar nog exorbitante dingen zijn in de zin van welkomstbonussen of bijzondere vertrekregelingen. De voorzitter geeft aan dat hij de heer Smit kan verzekeren dat er geen exorbitante dingen zijn en dat de heer Hijmans van den Bergh dat ook niet goed zou vinden. De voorzitter opent vervolgens de stemming. Nadat de stemming is gesloten constateert de voorzitter dat het voorstel opnieuw met een ruime meerderheid is goedgekeurd. De voorzitter feliciteert de heer Hijmans van den Bergh met zijn benoeming en gaat vervolgens over naar agendapunt 11. 11. Voorstel tot benoeming van mevrouw J.A. Sprieser voor een nieuwe termijn als lid van de Raad van Commissarissen met ingang van 13 april 2010 De voorzitter deelt mee dat de Raad van Commissarissen het voorstel doet tot herbenoeming van mevrouw Judith Sprieser tot lid van de Raad van Commissarissen voor een nieuwe termijn van vier jaar als lid van de Raad van Commissarissen, eindigend op de dag van de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders te houden in tweeduizendveertien. Hij geeft aan dat
33
mevrouw Sprieser geboren is op drie augustus negentiendrieënvijftig en dat zij de Amerikaanse nationaliteit heeft. De voorzitter merkt op dat zij voor het eerst benoemd werd als lid van de Raad van Commissarissen op achttien mei tweeduizendzes. De voorzitter wijst erop dat mevrouw Sprieser voormalig Chief Executive Officer is van Transora, Inc. en dat zij voor de oprichting van Transora in tweeduizend, Executive Vice President en Chief Financial Officer was van Sara Lee Corporation. De voorzitter geeft aan dat mevrouw Sprieser bestuurder is van Allstate Corporation, USG Corporation, Reckitt Benckiser Plc., Intercontinental Exchange Inc. en Adecco S.A. De voorzitter wijst erop dat mevrouw Sprieser geen aandelen in de vennootschap houdt. Hij deelt mee dat de Raad van Commissarissen de benoeming van mevrouw Sprieser voor een nieuwe termijn als lid van de Raad van Commissarissen aanbeveelt onder andere op basis van haar kennis en ervaring bij internationale ondernemingen, haar kennis van de voedingsmiddelenindustrie in de Verenigde Staten en in Europa, haar financiële en economische kennis, haar kennis van aspecten van maatschappelijk verantwoord ondernemen en de toewijding waarmee zij haar rol als lid van de Raad van Commissarissen, de Auditcommissie en de Remuneratiecommissie vervult. De voorzitter merkt op dat mevrouw Sprieser in tweeduizendnegen alle vergaderingen van de Raad van Commissarissen heeft bijgewoond en dat de voorgestelde herbenoeming in overeenstemming is met best practice III.3.4 van de Nederlandse Corporate Governance Code en de statuten van de vennootschap. Hij geeft aan dat het voorstel ook in overeenstemming is met de gewenste samenstelling en het profiel van de Raad van Commissarissen. De voorzitter geeft vervolgens de aandeelhouders de gelegenheid tot het stellen van vragen. De heer Ayodeji geeft aan dat zijn vraag niet zozeer gaat over de persoon van mevrouw Sprieser, en dat hij er geen twijfel over heeft dat zij aan de vereiste kwaliteiten zal voldoen, maar dat hij in het algemeen wel heeft gemerkt dat heel vaak de vrouwen of mensen die voorgesteld worden uit Amerika komen. Hij vraagt zich in dit verband af of dat ligt aan het zoekgebied, of aan het feit dat men onvoldoende gezocht heeft in Europa, met name in Nederland maar ook in andere delen van Europa, of dat hij moet denken dat vrouwen in Amerika anders zijn dan in Europa. De voorzitter geeft aan dat de heer Ayodeji achter de voorzitter mevrouw de Segundo ziet en dat zij niet uit de Verenigde Staten komt. De voorzitter merkt op dat het tweede deel van zijn antwoord is dat het een vrouw uit Amerika is omdat Ahold toen kandidaten zocht voor de functie van lid van de Raad van Commissarissen en er van tevoren was bepaald dat Ahold die het liefste uit Amerika wilde werven. Hij merkt op dat mevrouw Sprieser op dat moment de meest kundige kandidaat was die Ahold kon vinden en dat zij op grond daarvan is gekozen. De voorzitter legt uit dat het niet was omdat zij een vrouw was, maar wel omdat zij uit Amerika kwam en Ahold op dat moment iemand zocht die daarvandaan kwam. De voorzitter geeft aan dat Ahold nog steeds bijzonder gelukkig is dat het op basis van de criteria die hij noemde toch nog geëindigd is met een Raad van Commissarissen waar zoveel diversiteit is. Hij geeft aan daar heel erg trots op te zijn. De voorzitter opent vervolgens de stemming. Nadat de stemming is gesloten constateert de voorzitter dat het voorstel is aangenomen. Hij feliciteert mevrouw Sprieser met haar benoeming en gaat vervolgens over naar agendapunt 12. 12. Voorstel tot wijziging van de bezoldiging van de Raad van Commissarissen De voorzitter geeft aan dat de bezoldiging van de leden van de Raad van Commissarissen voor het laatst werd aangepast in de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders van
34
achttien mei tweeduizendvijf. Hij wijst erop dat zoals aangekondigd in het jaarverslag tweeduizendacht, de Raad van Commissarissen in tweeduizendnegen zijn bezoldiging opnieuw heeft geëvalueerd en dat gezien de toegenomen verantwoordelijkheden en de ontwikkelingen ten aanzien van bezoldiging van Commissarissen in de markten waar Ahold opereert aan de algemene vergadering van aandeelhouders wordt voorgesteld om de bezoldiging voor leden van de Raad van Commissarissen aan te passen conform het voorstel zoals beschreven in de agenda. Hij geeft aan dat voorgesteld wordt om de bezoldiging van de leden van de Raad van Commissarissen jaarlijks te heroverwegen. De voorzitter geeft vervolgens de aandeelhouders de gelegenheid tot het stellen van vragen met betrekking tot het voorstel. De heer Smit vraagt of het ten aanzien van één onderdeel van de verhoging van remuneratie misschien mogelijk is om te overwegen over te gaan tot het aanschaffen van een eigen vliegtuig? De voorzitter deelt mee dat er geen plannen zijn op dit moment voor het aanschaffen van eigen vliegtuigen. De heer Spanjer merkt op dat hij niet begrijpt dat de Raad van Commissarissen een verhoging wil en ook een reisvergoeding voor intercontinentale vluchten van vijfduizend euro (EUR 5.000,--). Hij geeft aan dat het volgens hem mogelijk is om een ticket van Schiphol naar Amerika te krijgen voor zeshonderd euro (EUR 600,--) tot zevenhonderd euro (EUR 700,--) en hij vraagt zich af waarom Ahold daar vijfduizend euro (EUR 5.000,--) voor moet betalen. De voorzitter merkt op dat het niets te maken heeft met de vervoerskosten, maar dat het te maken heeft met tijdsbeslag. De heer Spanjer geeft aan dat als het geen reiskosten zijn, dat Ahold het dan niet onder het kopje reiskosten moet parkeren, omdat het dan wat anders is. Hij wijst erop dat het dan gewoon salaris is en geen reiskosten. De voorzitter legt uit dat er niet staat dat het reiskosten zijn, maar dat er reisvergoeding staat en dat het een reisvergoeding is die te maken heeft met tijdsbeslag. De voorzitter stelt vervolgens voor om te gaan stemmen. De heer Ayodeji geeft aan dat de voorzitter nu wil dat de aandeelhouders gaan stemmen over een kwestie waar meer duidelijkheid over nodig is. Hij vraagt zich met name af, als men dit goedkeurt in de stemming, met hoeveel procent de aandeelhouders een verandering in de kosten en in de resultaten kunnen verwachten. Hij legt uit dat Ahold komt met een voorstel tot wijziging van het remuneratiebeleid en dat hij zich afvraagt wat Ahold qua resultaten verwacht uit dat beleid. Hij geeft aan dat Ahold dat procentueel kan weergeven, maar dat Ahold het ook globaal kan weergeven, maar dat de aandeelhouders in elk geval moeten weten in welke richting Ahold gaat, hoeveel het Ahold gaat kosten en wat je daarvan kunt verwachten. De voorzitter vraagt de heer Ayodeji wat hij precies wil weten. De heer Ayodeji verzoekt om de drie zaken uit te leggen die hij zojuist heeft genoemd. Hij geeft aan dat dit ten eerste is wat dat qua verandering in de totale kosten van de beloning in de komende jaren betekent en dat hij ten tweede graag verneemt wat de aandeelhouders kunnen verwachten ten aanzien van eventuele besparingen of verschillen in prestaties of verwachte prestaties. De voorzitter geeft aan dat de heer Ayodeji altijd honderdvijftig procent (150%) prestatie krijgt wat de kosten ook zijn. Hij verzoekt vervolgens de heer Doijer om daarop in te gaan. De heer Doijer geeft aan dat de heer Ayodeji rekening moet houden met een verhoging van iets boven de vijftien procent (15%) en dat als hij de totale vergoeding van de Raad van
35
Commissarissen bij elkaar neemt hij rekening moet houden met een verhoging van tussen de tachtigduizend euro (EUR 80.000,--) en éénhonderdduizend euro (EUR 100.000,--) per jaar. De heer Ayodeji vraagt of de heer Doijer dit per persoon bedoelt. De heer Doijer legt uit dat dit niet per persoon is, maar in totaal. De voorzitter geeft aan dat de heer Ayodeji daarvoor niet alleen een Raad van Commissarissen houdt, maar dat het allerbelangrijkste is, en de voorzitter merkt op dat het echt van belang is om dat te begrijpen, dat Ahold hoopt daarmee in staat te zijn nieuwe leden van de Raad van Commissarissen te werven van de beste kwaliteit die de aandeelhouders ook de beste prestatie zullen geven en dat dit is waar het om gaat. De voorzitter opent vervolgens de stemming. Nadat de stemming is gesloten constateert hij dat het voorstel is aangenomen en dankt hij de aandeelhouders namens de Raad van Commissarissen. De voorzitter gaat vervolgens over naar agendapunt 13. 13. Benoeming accountant De voorzitter geeft aan dat het voorstel aan de algemene vergadering van aandeelhouders is om Deloitte Accountants B.V. te benoemen als externe accountant van de vennootschap voor het boekjaar tweeduizendtien. Hij geeft vervolgens de aandeelhouders de gelegenheid tot het stellen van vragen over dit agendapunt. De heer Stevense geeft aan dat het jaar reeds drieëneenhalve maand onderweg is en dat de aandeelhouders nu nog moeten stemmen over de benoeming van de accountant en hij wijst erop dat als de aandeelhouders het voorstel verwerpen, Ahold toch een probleem heeft. Hij stelt voor om volgend jaar eenmalig voor zowel tweeduizendelf als tweeduizendtwaalf de accountant te benoemen en dat Ahold in de jaren daarop dan gewoon voor het jaar volgend op het jaar waarin de aandeelhouders de vergadering hebben het voorstel kan doen. De voorzitter geeft aan dat elke vennootschap, in Nederland maar naar hij denkt ook in de rest van de wereld, in haar algemene ledenvergadering, die meestal plaatsvindt in april, mei of juni de benoeming van de accountant voorstelt voor het jaar in kwestie, omdat in het algemeen de accountant met name verantwoordelijk is voor het controleren van de boeken en het afsluiten van de boeken aan het eind van het jaar. De voorzitter merkt op dat hij zich best kan voorstellen dat de heer Stevense die vraag stelt en dat als de aandeelhouders het zouden afstemmen, Ahold waarschijnlijk wat problemen zou hebben, maar dat hij zou willen zeggen dat de aandeelhouders stemmen zoals zij wensen te stemmen. Hij wijst erop dat Ahold het zo doet, het zo altijd gedaan heeft en het naar hij denkt waarschijnlijk altijd zo zal blijven doen. Hij merkt op dat niet alleen Ahold dat zo doet, maar alle ondernemingen. De heer Stevense geeft aan dat er ook ondernemingen zijn die gehoor gegeven hebben aan zijn voorstel en die dus nu voor het volgend jaar de accountant voorstellen. De voorzitter opent vervolgens de stemming. Nadat de stemming is gesloten constateert hij dat het voorstel is aangenomen. De voorzitter gaat vervolgens over naar agendapunt 14. 14. Aanwijzing tot uitgifte van aandelen De voorzitter geeft aan dat dit agendapunt het voorstel betreft tot machtiging van de Raad van Bestuur, met goedkeuring van de Raad van Commissarissen tot uitgifte van aandelen. Hij legt uit dat het voorstel is de machtiging van de Raad van Bestuur om met goedkeuring van de Raad van Commissarissen te besluiten tot uitgifte van gewone aandelen en dat deze machtiging is voor de komende achttien maanden en beperkt is tot tien procent (10%) van het uitstaande aantal gewone aandelen. De voorzitter merkt op dat het voorstel beoogt het management in staat te
36
stellen om aandelen en rechten tot het nemen van aandelen uit te geven ter zake van personeelsplannen en dat voorts wordt beoogd, het management in staat te stellen om op tijdige en flexibele manier te reageren op de markt en de daarbij behorende financieringsbehoefte van de vennootschap. De voorzitter geeft vervolgens de aandeelhouders gelegenheid tot het stellen van vragen met betrekking tot agendapunt 14. De heer Spanjer vraagt hoeveel aandelen Ahold in het jaar tweeduizendnegen heeft uitgegeven? De voorzitter antwoordt dat dit er nul waren. De heer Spanjer merkt op dat er ergens staat dat Ahold een aardig plan voor de leden van Raad van Bestuur heeft. Hij vraagt zich af waar die aandelen dan vandaan zijn gekomen en dat die toch ergens op een plank gelegen moeten hebben. De voorzitter geeft aan dat Ahold die aandelen koopt. De heer Spanjer vraagt of Ahold die aandelen gewoon op de beurs heeft gekocht. De voorzitter bevestigt dat dit het geval is. De heer Stevense merkt op dat hij het een beetje een vreemd voorstel vindt omdat Ahold ook plannen heeft voor een aandeleninkoopprogramma en geeft aan dat hij hier toch vraagtekens bij zet. Hij wijst erop dat Ahold komt met een voorstel tot uitgifte van aandelen dat hij toch een beetje tegenstrijdig vindt en waarover hij graag wat uitleg zou willen hebben. De voorzitter merkt op dat dit voorstel exact en letterlijk hetzelfde als het voorstel dat elk jaar aan de vergadering wordt voorgelegd voor stemming en wordt aanvaard en dat het dus niet zo vreemd of zo nieuw of zo bijzonder is. Hij geeft aan dat het toevallig samenvalt met een periode waarin Ahold aandelen aan het inkopen is en dat hij daarvan zou willen zeggen dat het toeval is. Hij merkt op dat hij de toelichting gegeven heeft waarom een dergelijke machtiging nodig is en dat dan de aandeelhouders dat op de merites moeten beoordelen. Hij wijst er nogmaals op dat het niets nieuws is en dat het hetzelfde is als Ahold elk jaar heeft gedaan. De heer Stevense geeft aan dat dit hem helemaal duidelijk is, maar dat het bestuur het blijkbaar op de agenda heeft gezet omdat het er altijd opstaat en er niet bij stil gestaan heeft dat het tegenstrijdig is met andere plannen die Ahold heeft. De voorzitter merkt op dat hij de heer Stevense moeilijk meer gaat zeggen dan dat dit iets is wat Ahold elk jaar doet, dat hij de aandeelhouders de toelichting heeft gegeven waarom Ahold het doet en waarom Ahold het aan de aandeelhouders vraagt. Hij geeft aan dat de aandeelhouders dan maar één ding te doen hebben en dat is voor- of tegenstemmen. De voorzitter opent vervolgens de stemming. Nadat de stemming is gesloten constateert de voorzitter dat het voorstel is aangenomen en gaat hij over tot agendapunt 15. 15. Aanwijzing tot het beperken of uitsluiten van voorkeursrechten De voorzitter geeft aan dat dit agendapunt het voorstel betreft tot machtiging van de Raad van Bestuur, met goedkeuring van de Raad van Commissarissen, tot het beperken of uitsluiten van voorkeursrechten bij de uitgifte van aandelen. Hij merkt op dat ook hier sprake is van een voorstel dat elk jaar zo is voorgedragen met dezelfde motivering. Hij wijst erop dat dit voorstel is gerelateerd aan het vorige voorstel en is bedoeld om een eventuele uitgifte te kunnen uitvoeren zonder de formaliteit rond het wettelijke voorkeursrecht in acht te nemen. Hij merkt op dat dit punt aan de vergadering wordt voorgelegd conform de beginselen van goede corporate governance. De voorzitter wijst erop dat bij een vergadering waar minder dan vijftig procent (50%) van het geplaatste kapitaal aanwezig of vertegenwoordigd is, een meerderheid van twee derden (2/3) nodig is om het voorstel aan te nemen. De voorzitter constateert dat in dit geval meer dan vijftig
37
procent (50%) van het geplaatste kapitaal aanwezig is en dat dus een gewone meerderheid van de stemmen voldoende is. Hij geeft vervolgens de aandeelhouders de gelegenheid tot het stellen van vragen over agendapunt 15. Nadat voorzitter heeft geconstateerd dat er geen vragen zijn, opent hij de stemming. Nadat de stemming is gesloten stelt de voorzitter vast dat het voorstel is aanvaard en gaat over tot agendapunt 16. 16. Machtiging tot inkoop van eigen aandelen De voorzitter geeft aan dat hier opnieuw sprake is van hetzelfde voorstel als in elk jaar met dezelfde motivering. Hij merkt op dat het doel van het voorstel is om de Raad van Bestuur voor de periode tot en met dertien oktober tweeduizendelf, met goedkeuring van de Raad van Commissarissen, de flexibiliteit te bieden om eigen aandelen te verwerven, ter beurze of anderszins, om verplichtingen na te komen onder aandelengerelateerde beloningsplannen of anderszins, voor een prijs tussen de nominale waarde van de aandelen en honderdtien procent (110%) van de openingskoers van de aandelen op de Euronext Amsterdam N.V. op de dag van verwerving. Hij geeft aan dat het voorstel de Raad van Bestuur tevens de mogelijkheid biedt om, met goedkeuring van de Raad van Commissarissen, in voorkomende gevallen aandelen in te kopen om kapitaal terug te geven aan aandeelhouders door gewone aandelen in te kopen. De voorzitter merkt op dat het voorstel wordt gedaan conform artikel 98 lid 4 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Hij wijst erop dat het aantal aandelen dat kan worden ingekocht beperkt is tot het aantal aandelen dat mag worden gehouden door de vennootschap of een dochtermaatschappij. Hij geeft aan dat het maximum aantal aandelen dat mag worden verworven is beperkt tot tien procent (10%) van de geplaatste en uitstaande aandelen op de dag van verwerving met de voorwaarde dat de vennootschap niet meer dan tien procent (10%) van haar eigen aandelen houdt. De voorzitter geeft vervolgens de aandeelhouders de gelegenheid tot het stellen van vragen. De voorzitter constateert dat er geen vragen zijn en opent de stemming. Nadat de stemming is gesloten constateert de voorzitter dat het voorstel is aangenomen en gaat vervolgens over tot agendapunt 17. 17. Intrekking van gewone aandelen De voorzitter geeft aan dat het doel van dit voorstel is intrekking van gewone aandelen die worden gehouden door de vennootschap en van gewone aandelen die zijn verworven conform het voorstel onder agendapunt 16. Hij merkt op dat dit zou resulteren in een vermindering van het aantal geplaatste gewone aandelen in het kapitaal van de vennootschap en dat de intrekking kan worden gedaan in één of meer tranches. Hij geeft aan dat het aantal aandelen dat wordt ingetrokken, al dan niet in een tranche, zal worden bepaald door de Raad van Bestuur, met een maximum van dezelfde tien procent (10%) van het geplaatste aandelenkapitaal dat mag worden verworven conform agendapunt 16. Hij merkt op dat conform de relevante wettelijke bepalingen intrekking niet eerder van kracht wordt dan twee maanden nadat een besluit tot intrekking van aandelen is genomen en publiekelijk bekend is gemaakt. Hij wijst erop dat dit zal gelden voor elke tranche. Hij constateert dat opnieuw een gewone meerderheid voldoende zal zijn voor het aanvaarden van dit voorstel en geeft vervolgens de aandeelhouders de gelegenheid tot het stellen van vragen. De heer Heineman merkt op dat hij in de agenda het punt rondvraag mist en hij vraagt zich af of hij zijn vraag nu al zou mogen stellen.
38
De voorzitter geeft aan dat die rondvraag er komt en dat hij de heer Heineman de gelegenheid hiervoor zal geven. Hij opent vervolgens de stemming over agendapunt 17. Nadat de stemming is gesloten constateert hij dat het voorstel is aangenomen en gaat hij over tot agendapunt 18. 18. Sluiting De voorzitter deelt mee dat hij is aangekomen bij de rondvraag en hij vraagt wie hij het woord kan geven. De heer Heineman merkt op dat hij met vreugde heeft geconstateerd dat het dividend aanmerkelijk is toegenomen, maar dat het een dividend in contanten is. Hij vraagt zich af of Ahold voor het volgend jaar eens zou willen overwegen om een keuzedividend in te stellen. Hij geeft aan dat hij hiervoor twee redenen heeft, waarbij de eerste reden is dat hij aanneemt of een vermoeden heeft dat het aandeel Ahold toch niet onbelangrijk in koers zal stijgen, waardoor het voordelig is voor de aandeelhouders. Hij geeft aan dat zijn tweede argument buitenlandse aandeelhouders betreft. Hij wijst erop dat Nederlandse aandeelhouders via hun aangifte inkomstenbelasting de dividendbelasting weer terug kunnen krijgen, maar dat buitenlandse aandeelhouders vaak hemel en aarde moeten bewegen, vaak met de lokale financiële belastingautoriteiten en dat het ze heel veel moeite kost, waardoor er uiteindelijk tal van buitenlandse aandeelhouders zijn die het er dan maar bij laten zitten wat toch voor deze aandeelhouders erg nadelig is. De voorzitter geeft hiervoor het woord aan mevrouw Ross. Mevrouw Ross geeft hierover het volgende aan: "Every year we evaluate the method for paying out the dividend. At this point in time we are not considering issuing share dividend because that also has implications for shareholders. But we take your point on board and each year we will continue to evaluate it." De heer Heineman geeft het volgende aan: "Will you take it into consideration next year? Mevrouw Ross geeft het volgende aan: "We will take it into consideration." De heer Verkerk geeft aan dat zijn vraag eigenlijk een beetje een privékwestie is, maar dat het ook met Ahold te maken heeft. Hij merkt op dat hij in januari dacht om voor de zomer te gaan kijken voor een lekker rosétje en dat hij het boekje kreeg van Nicolaas Klei waarin de beste wijnsupermarkt van Nederland stond. Hij geeft aan dat hij toen dacht dat hij daarbij moest zijn en dat hij een rosétje had gevonden van Saint Roche. Hij merkt op dat hij dus daarna naar de Albert Heijn is gefietst, dat hij ernaar heeft gevraagd en gezocht, maar dat hij het niet in het schap kon vinden. Hij geeft aan vervolgens bij de infobalie te hebben geïnformeerd en dat men hem toen zei dat hij die alleen per doos kon bestellen. De heer Verkerk geeft aan dat hij toen, omdat het een kleine Albert Heijn was, een dorpje verder is gefietst, maar dat hij daar hetzelfde verhaal kreeg. Hij merkt op dat hij toen zijn computer heeft gestart en een mailtje heeft gestuurd naar de klantenservice, maar dat hij daar nooit antwoord op heeft gehad. Hij geeft aan dat hij daarop heeft gebeld en heeft gevraagd aan een mevrouw waar vanuit Lekkerkerk de dichtstbijzijnde Albert Heijn was waar hij een dergelijk flesje zou kunnen halen en dat die mevrouw toen tegen hem zei dat zij dat even zou moeten nakijken. De heer Verkerk geeft aan dat deze mevrouw daarna terugkwam en zei dat er maar twee Albert Heijns waren in Nederland die dat op het schap hadden staan, waarvan één in Zaandam en de ander ergens op de Veluwe. De heer Verkerk geeft aan dat hij het te ver vond gaan om vanuit Lekkerkerk daar naartoe te fietsen en omdat die
39
mevrouw hem had verteld dat hij het per doosje kon bestellen, dat hij vervolgens naar de winkel is gegaan en heeft verzocht om een doosje voor hem te bestellen. Hij merkt op dat ze dat wel wilden doen als het in de bestelcomputer zou staan. Hij geeft aan dat een meneer daar toen in heeft gekeken en toen het er inderdaad in stond, heeft geprobeerd om het te bestellen, maar dat dit niet lukte, ook niet na een paar keer proberen. De heer Verkerk geeft aan dat toen een meneer heeft gebeld voor een bestelcode die hij in de computer invoerde en dat hij toen een paar dagen later bericht kreeg dat het doosje wijn was gearriveerd. Hij merkt op dat hij dat heel erg leuk vond en naar de winkel ging, maar dat toen hij in het doosje keek er geen witte wijn of rosé in bleek te zitten, maar rode wijn. De heer Verkerk geeft aan dat hij een aantal vragen heeft. Hij vraagt zich af of e-mails in het algemeen nooit worden beantwoord en of het inderdaad zo’n rommeltje is met die bestelcodes dat er met regelmaat allemaal verkeerde producten naar de winkels gestuurd worden, waardoor je dus een enorme kostenverhoging krijgt. Hij verzoekt daar eens op te letten. Ten derde vraagt de heer Verkerk wat dat aan omzet kost en voor hem als aandeelhouder natuurlijk aan aandeelhouderswaarde. Ten slotte vraagt hij hoe die kwestie van die rosé van 'Saint Roche' zal worden opgelost. De voorzitter stelt de heer Verkerk voor dat de heer Boer hem na de vergadering even zal meenemen, hem een glaasje rosé zal aanbieden en hem helemaal antwoord zal geven op alle vragen die hij heeft. De heer Verkerk geeft aan dat hij dat voorstel aanneemt en dankt de voorzitter. De heer Spanjer geeft aan dat op bladzijde honderdvierentwintig van het jaarverslag staat dat in Amerika blijkbaar minder mensen in Ahold geloven, omdat er nog maar tweeëndertig een/tiende procent (32,1%) van de aandeelhouders uit Amerika komt in tegenstelling tot vorig jaar vijfendertig procent (35%), maar dat Ahold daar wel ADR-aandelen heeft. In verband met het kostenreductieprogramma van driehonderdvijftig miljoen euro (EUR 350.000.000,--) vraagt de heer Spanjer zich af of het niet verstandiger is om die ADR’s op te heffen? De heer Spanjer geeft aan dat zijn tweede vraag gaat over het GRO-plan op bladzijde honderdvijf. Hij vraagt wie de juridische eigenaren zijn van de aandelen die zijn toegezegd en of dit wellicht Ahold N.V. is. Hij merkt op dat dit daar niet duidelijk bij staat, maar dat hij dat wel graag zou willen weten. De voorzitter geeft voor een antwoord hierop het woord aan mevrouw Ross. Mevrouw Ross geeft het volgende aan: "Ahold is the legal issuer of the shares that are issued. And with regard to the ADR program, first of all it’s not a very expensive program to run. So, there are not necessarily huge cost savings from eliminating that. And secondly, we do think there is value in having the U.S. shareholders participate in ownership of the company." De heer Spanjer merkt op dat Albert Heijn een heel sociaal bedrijf is zoals de aandeelhouders eerder hebben vernomen van de heer Boer en dat sustainable trade een onderwerp is dat nu heel erg leeft. Hij constateert echter dat de twee tomatenboeren, waarover eerder werd gesproken, het blijkbaar niet echt goed doen. Hij wijst erop dat hij daar een vraag over had gesteld, maar daar nog geen antwoord op heeft gekregen. Hij spreekt de hoop uit dat Ahold wel in het boekjaar tweeduizendtien met die mensen om tafel gaat zitten en tegen hen zegt dat zo niet kan, omdat Ahold dat zo niet wil. De voorzitter geeft aan dat hij de heer Spanjer gehoord heeft.
40
De heer Spanjer vraagt of de voorzitter hem dit kan toezeggen. De voorzitter geeft aan dat hij de heer Spanjer heeft gehoord en merkt op dat hij er in tweeduizendtien op zal terugkomen. De voorzitter constateert vervolgens dat er geen vragen meer zijn en dankt allen van harte voor hun aanwezigheid. Hij merkt op dat het een goede en efficiënte vergadering was en spreekt de hoop uit dat Ahold volgend jaar nog betere dingen te melden zal hebben. De voorzitter sluit vervolgens de vergadering.