FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid
Handleiding
Bestrijding van incidenten met pijpleidingen Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas juni 2009 - versie 2.2
Algemene inleiding Na de gasramp van Gellingen werd een werkgroep aangesteld waarin naast afgevaardigden van de brandweer eveneens medewerkers van de pijpleidingbeheerders vertegenwoordigd waren. Fetrapi heeft de gasleidingen in kaart gebracht en de digitale bestanden overgedragen aan de Algemene Directie Crisiscentrum van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. De ligging van de leidingen kennen is één ding, weten wat te doen bij een incident is nog wat anders. Eén van de hoofddoelstellingen van de werkgroep bestond in de opstelling van de ‘Actiekaart: Interventies bij HD (>14,7 bar) aardgaspijpleidingen’. De ‘Actiekaart’ vormt dan ook het centraal gegeven van deze cursus, die tot doel heeft bevelvoerders (en andere betrokkenen) een beter inzicht te geven in de risico’s van en het omgaan met pijpleidingincidenten waarbij gas of andere gevaarlijke producten betrokken zijn. Het is de bedoeling om voor alle gevaarlijke producten actiekaarten te creëren. De makers van deze cursus hebben er bewust voor gekozen om niet te verzanden in al te theoretische bespiegelingen maar om een praktijkgerichte en bruikbare ‘tool’ te creëren. Het hoofddoel van dit werk bestaat erin om te ‘leren omgaan met de Actiekaart(en)’ en om paraat te zijn en snel de juiste beslissingen te kunnen nemen bij een incident. Het bepalen van de juiste perimeters is in zulke gevallen van het grootste belang. Deze cursus richt zich naar de brandweerdiensten, de civiele bescherming en de hulpdiensten en bevat interessante informatie voor andere betrokkenen, zoals onder meer de leden van Fetrapi. De handleiding en de Actiekaart werden opgesteld voor operationele doeleinden en niet voor preventie. Het mag duidelijk zijn dat het er bij deze cursus niet op aan komt om ‘een beetje inzicht te verwerven in de problematiek’. Wie geconfronteerd wordt met een gaspijpleidingincident, waarbij gas of andere gevaarlijke stoffen betrokken zijn, moet snel maatregelen nemen die kunnen beslissen over leven en dood. Leer daarom deze cursus grondig en streef ernaar om de techniek van de ‘Actiekaarten’ volledig onder de knie te krijgen. Neem de cursus af en toe opnieuw ter hand om je eigen parate kennis op te frissen en vergeet nooit dat iedereen, op om het even welk moment, oog in oog kan staan met de ‘kiem’ van een mogelijke ramp. auteur: Ludwig Janssens
Werkten mee aan de realisatie van deze cursus: Jan Jorissen (brandweer Lommel), Eddy Goossens (brandweer Geel), Stéphane Heuschling (Fluxys), Guy De Schrijver (NMP), Luc Faes (FOD Binnenlandse Zaken - ADCV - Redactiecomité), Steven Colpin (Fluxys), Jurgen Volckaert (FOD Binnenlandse Zaken - ADCV - Directie van de operaties), Brandweer Vereniging Vlaanderen, Provinciaal Instituut voor Brandweer- en Ambulanciersopleiding (PIBA) en vele anderen die zich belangeloos hebben ingezet om deze cursus te realiseren.
2 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Inhoud Deel I: Pijpleidingen algemeen
6-17
I.1.
Pijpleidingen versus weg, spoor-, watervervoer
I.1.1. I.1.2. I.1.3. I.1.4.
Pijpleidingen in het kader van de mobiliteitsproblematiek Pijpleidingen en het milieu Pijpleidingen en veiligheid Pijpleidingen economisch bekeken
I.2. Pijpleidingen in ons land
7 7 7 9 10-11
I.2.1. Producten getransporteerd via pijpleidingen I.2.2. De Belgische Federatie van Transporteurs d.m.v. Pijpleidingen
I.3. Wetgeving m.b.t. transport via pijpleidingen
7-9
I.3.1. Federale wetgeving: basiswetgeving I.3.2. Federale wetgeving: het aspect ‘erfdienstbaarheid’ I.3.3. Federale wetgeving: informatieplicht en verbodsbepalingen I.3.4. Federale wetgeving: vergunnings- en toelatingsplicht I.3.5. Seveso-II richtlijn I.3.6. Gewestelijke regelgeving
10 11 12-17 12 13 14 15 15 16
Deel II: Incidenten met pijpleidingen
18-23
II.1. Soorten incidenten en hun oorzaken
19-20
II.1.1. Statistische informatie oorzaken incidenten II.1.2. Soorten lekkages II.1.3. Mogelijke effecten van lekkages bij pijpleidingen
II.2. Het voorkomen van pijpleidingincidenten II.2.1. Preventie door de overheid - II.2.1.1. Wetgevende initiatieven - II.2.1.2. Informatie naar de hulpdiensten toe II.2.2. Preventie door de leidingbeheerders II.2.3. Preventie m.b.t. de aannemers Deel III: Algemene actiekaart pijpleidingincidenten
19 19 20 21-23 21
22 23 24-31
Introductie: iedere actiekaart = identiek stramien III.1. Omschrijving van de zones
25
25 25
III.1.1. Zone-indeling in het KB-Noodplan III.1.2. Zone-indeling van de actiekaart
3 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
III.2. Optreden bij incidenten: the basic ‘6’
Basic 1: identificatie en alarmering Basic 2: bepalen effectafstand Basic 3: brandweeroptreden = 0GS Basic 4: afkondiging van het noodplan Basic 5: beheersmaatregelen Basic 6: het meetplan activeren
26-31 26 27 28 29 29 31
Deel IV: Aardgaspijpleidingen in België
32-38
IV.1. Aardgas: definitie, samenstelling en eigenschappen
33-34
IV.1.1. Definitie en samenstelling van aardgas IV.1.2. De eigenschappen van aardgas IV.1.3. Risico’s verbonden aan aardgas
IV.2. Structuur van het transport van aardgas IV.2.1. Het traject van aardgas IV.2.2. Odorisatie van aardgas IV.2.3. Verschillen vervoer/distributie en indeling drukklassen aardgas IV.2.4. Regelgeving en betrokken partijen - IV.2.4.1. Vóór 1 juli 2003 - IV.2.4.2. Liberalisering van de aardgasmarkt - IV.2.4.3. Betrokkenen in ons land Deel V: Specifieke Actiekaart aardgas
33 33 34 35-38 35 36 37 37
39-55
V.1. Randvoorwaarden voor de opstelling Actiekaart aardgas
40
40 40
V.1.1. Aannames algemeen V.1.2. Aannames brandscenario’s
V.2. Inleidende informatie over aardgas en aardgasleidingen
V.2.1. Informatie m.b.t. de risico’s V.2.2. Informatie m.b.t. het product ‘aardgas’ V.2.3. Informatie m.b.t. de leidingen
40-41 40 41 41
V.3. De opbouw van de actiekaart aardgas
42
V.4. De omschrijving van de zones in de Actiekaart aardgas (herhaling)
42
4 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Inhoud V.5. Algemene acties bij de aanvang van het incident
V.5.1. Tekenen die een gasincident doen vermoeden V.5.2. Directe maatregelen V.5.3. Acties specifiek aardgas
V.6. Toelichtingen bij de effectafstanden V.6.1. Veiligheidsafstanden bij brand - V.6.1.1. De tabel - V.6.1.2. Interpretatie van de zones V.6.2. Veiligheidsafstanden bij gasontsnapping (geen brand) - V.6.2.1. De tabel - V.6.2.2. Toelichtingen bij de zones V.6.3. Ontstekingsgevaar bij gasontsnapping - V.6.3.1. De tabel - V.6.3.2. Toelichtingen bij de zones V.6.4. Drukeffecten bij gasontsnapping - V.6.4.1. De tabel - V.6.4.2. Toelichtingen bij de zones V.6.5. Geluidseffecten bij gasontsnapping - V.6.5.1. De tabel - V.6.5.2. Toelichtingen bij de zones V.7. De actiekaart aardgas > 14,7 bar
43-44 43 43 44 44-52 44
47
48
50
52
53-54
V.7.1. Uitgangspunten die de uiteindelijke vorm hebben bepaald 52 V.7.2. Presentatie van de actiekaart recto/verso 53-54 V.7.3. Illustratie 55 Deel VI: Voorbeelden van incidenten 56-65 VI.1. Voorbeeld: uitgewerkte fictieve case VI.2. Case 1: breuk van een gastransportleiding nabij een flatgebouw VI.3. Case 2: breuk van een gaspijpleiding als gevolg van een slechte las VI.4. Case 3: doorboring van een aardgaspijpleiding bij werken VI.5. Case 4: breuk van een aardgastransportleiding door graafwerken Lijst met afkortingen
56 61 63 64 65 66
5 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
DEEL I: PIJPLEIDINGEN ALGEMEEN Introductie Dit eerste gedeelte heeft tot doel een beter inzicht te bieden in het transport van ‘producten’ via pijpleidingen en in het maatschappelijk debat dat sinds de gasramp van Gellingen hieromtrent weer opgelaaid is. Het is niet de bedoeling om in deze cursus deel te nemen aan dat debat. Dit inleidend gedeelte strekt er dan ook alleen toe om een bredere context te schetsen. Wanneer we spreken van ‘transport’ moet het duidelijk zijn dat pijpleidingen doorheen deze cursus benaderd worden als een vervoerwijze die als alternatief geldt voor transport via de weg, het spoor, de waterwegen en de lucht. Transport via pijpleidingen onderscheidt zich onder meer van de andere vervoerwijzen doordat het vervoerkanaal en het vervoermiddel identiek zijn wat, zoals verder zal blijken, een belangrijke invloed heeft op de totale transportkost. Het is duidelijk dat bij transport over de weg het vervoerkanaal ‘de weg’ zelf is en het vervoermiddel bijvoorbeeld ‘de vrachtwagen’. Het is ook duidelijk dat zowel aan de vrachtwagen als aan het wegennetwerk een bepaalde kost verbonden is. Terwijl de verdeling van deze kosten m.b.t. transport via de weg min of meer duidelijk afgebakend en verdeeld worden, is dat bij het transport via pijpleidingen zeker niet het geval. Bij het wegtransport betaalt de ‘gemeenschap’ de aanleg van, het onderhoud van en de controle over het wegennetwerk en betaalt de eigenaar van de vrachtwagen de aankoop en de kosten ervan en deelt hij in de kosten voor het gebruik van het wegennetwerk. Bij transport via pijpleidingen bestaat er een contractueel vastgelegde verdeling van de rechten en plichten verbonden aan het gebruik van de leiding tussen de eigenaar, de beheerder en de gebruiker ervan. De ‘gemeenschap’ speelt hier slechts een geringe (meestal onbestaande) rol. De gebruiker van de pijpleiding moet voor de kosten instaan. Sinds de ramp van Gellingen is rond het transport via pijpleidingen heel wat commotie ontstaan. Deze vervoerwijze wordt in ons land immers niet erkend als een volwaardig alternatief voor het weg-, spoor- en watervervoer terwijl nochtans heel wat argumenten in het voordeel pleiten van pijpleidingtransport. We zullen verder in dit eerste gedeelte enkele afwegingen naar voren schuiven. Feit is dat de ‘gemeenschap’ ten aanzien van pijpleidingen een subjectief onveiligheidsgevoel tentoon spreidt en daardoor het transport via pijpleidingen eerder afremt dan stimuleert. De gasramp in Gellingen heeft er mee voor gezorgd dat ‘het publiek’ een negatieve perceptie heeft van het transport via pijpleidingen. Dit eerste gedeelte is belangrijk omdat het begrijpen van de mogelijke incidenten met pijpleidingen en het leren om zowel de risico’s op incidenten als eventuele incidenten te beheersen, moet vertrekken vanuit een open en neutrale houding vanwege de cursisten. De economische en maatschappelijke voordelen die aan het transport via pijpleidingen verbonden zijn, geven aan dat die vervoerwijze in de toekomst wellicht zal toenemen. We relativeren de risico’s en bereiden er ons op voor.
6 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel I: Pijpleidingen algemeen I.1.
Pijpleidingen versus weg-, spoor-, watervervoer
In dit gedeelte maken we een vergelijking tussen de drie ‘traditionele’ vervoerwijzen en het transport via pijpleidingen. We vergelijken vanuit 4 onderscheiden invalshoeken: de mobiliteitsproblematiek, het milieu, de veiligheid en het economisch aspect.
I.1.1 Pijpleidingen in het kader van de mobiliteitsproblematiek Het verzadigingspunt van ons nochtans erg uitgebreide autowegennetwerk komt steeds dichterbij. De belangrijke verkeersaders en -knooppunten slibben dagelijks almaar vroeger dicht en de files duren steeds langer. Door het feit dat België een belangrijke transitfunctie heeft, neemt het verkeer nog toe. Meer vervoer via pijpleidingen zou de druk op het wegennetwerk aanzienlijk kunnen verminderen. Dit kunnen we illustreren met enkele concrete voorbeelden. voorbeeld 1: de kerosine, bestemd voor de luchthaven van Zaventem, werd tot 1993 geleverd met tankwagens. Sinds dat jaar gebeuren die leveringen via pijpleiding. Voor 2003 werd becijferd dat dankzij het pijpleidingvervoer 30.000 tankwagenbewegingen werden vermeden. voorbeeld 2: een productiecentrum van benzine en diesel in Antwerpen levert via pijpleidingen aan een distributiecentrum in Feluy. Berekend op de leveringen van 2003 worden daardoor 100.000 tankwagenbewegingen vermeden.
I.1.2. Pijpleidingen en het milieu Uit een studie blijkt dat transport via pijpleidingen slechts 20 à 25 % van de energie verbruikt die vrachtwagens zouden verbruiken om dezelfde lading op zijn bestemming te brengen. Uiteraard verminderen daardoor ook de CO2 emissies aanzienlijk. Er is aan pijpleidingen nagenoeg geen geluidshinder verbonden noch enige luchtvervuiling of ontsiering van het landschap. In 1994 bedroeg de sociale kost veroorzaakt door geluidshinder en luchtvervuiling door vrachtwagens respectievelijk 12,2 en 22,9 miljard euro. De enige ‘visuele’ hinder van ondergrondse leidingen komt voort van paaltjes en van de luchtbakens voor de helikopters. Bij de plaatsing van nieuwe ondergrondse leidingen is de hinder slechts tijdelijk. Pijpleidingen nemen weinig plaats in en de grond boven een pijpleiding kan nog steeds gebruikt worden voor andere doeleinden zoals landbouw of recreatie.
I.1.3. Pijpleidingen en veiligheid Volgens de cijfers, verzameld door EGIG, (European Gas Pipeline Incident Data Group), vonden er tussen 1970 en 2007, 1172 incidenten met aardgaspijpleidingen plaats in Europa. In correlatie tot het aantal km/jaar betekent dat een frequentie van 0,37 incidenten per 1000 km/jaar. Tussen 2003 en 2007 lag die frequentie op 0,14. De Trail Onderzoekschool voor Transport, Infrastructuur en Logistiek uit 1996 zette het gemiddeld aantal ongevallen per miljoen ton goederen van weg transport, spoorvervoer, vervoer via de binnenvaart en transport via pijpleidingen naast elkaar voor de periode van 1986 tot 1991. Pijpleidingen scoren het best, gevolgd door achtereenvolgens watertransport, de weg en het spoor.
7 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
Frequentie per duizend kilometer per jaar
Jaar
Laatste 5 jaar
Hele Periode
(bron: Egig)
Gemiddeld aantal incidenten per miljoen ton goederen: (onder incidenten worden ‘alle’ geregistreerde incidenten begrepen, ongeacht hun omvang)
JAARTAL
WEG
WATER
SPOOR
BUIS
1986
0,89
0,22
2,39
0
1987
1,47
0,27
1,16
0,1
1988
0,38
0,07
1
0
1989
0,25
0,02
0,26
0
1990
0,41
0,26
1,58
0
1991
0,64
0,03
1,08
0
Gemiddeld
0,66
0,15
1,26
0,02
(Bron: Trail Onderzoeksschool voor Transport, Infrastructuur en Logistiek 1996)
8 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel I: Pijpleidingen algemeen I.1.4. Pijpleidingen economisch bekeken Vanuit economisch standpunt is het transport via pijpleidingen zeker aan te moedigen en dat om verschillende redenen: door het transport via pijpleidingen te stimuleren zouden de investeringen en onkosten aan de wegeninfrastructuur fors verminderen als gevolg van een daling van het vrachtverkeer; door het hoger genoemde veiligheidsaspect is de sociale kost ingevolge ongevallen eveneens veel kleiner. In 1994 was deze kost verwaarloosbaar terwijl de sociale kost als gevolg van ongevallen met vrachtwagens datzelfde jaar € 530 miljoen bedroeg; de ruimte die door pijpleidingen gebruikt wordt, blijft bovendien ook ter beschikking voor andere bestemmingen; pijpleidingen komen in aanmerking voor het gebruik door verschillende bedrijven (met hetzelfde product); in vergelijking met de aanleg van wegen of spoorlijnen veroorzaakt het plaatsen van pijpleidingen slechts gedurende zeer beperkte tijd hinder voor de omgeving.
9 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
I.2. Pijpleidingen in ons land I.2.1. Producten getransporteerd via pijpleidingen Pijpleidingen worden zowel in Europa als elders in de wereld vooral ingezet voor het transport van gevaarlijke stoffen. In ons land en in de rest van Europa neemt het transport van aardgas het leeuwenaandeel van het pijpleidingtransport voor zijn rekening. In West-Europa wordt de lengte van het netwerk voor aardgas geraamd op 180.000 km, voor olieproducten op 31.000 km en voor andere chemische stoffen op 10.000 km. In ons land is het totale netwerk aan pijpleidingen 6867,14 km lang (in 2003) en wordt ongeveer 3.800 km gebruikt voor aardgas (= Fluxys). Het totaal aantal getransporteerde goederen bedraagt 100.993.900,36 ton/jaar. Aardgas neemt + 1/3de van het totale volume voor zijn rekening: 35.352.888 ton/jaar. Andere belangrijke producten zijn (in volgorde van belangrijkheid): ethyleen, propyleen, vloeibaar koolwaterstof, zuurstof, stikstof, zoutzuur, ammoniak, chloor, waterstof (cijfers: Fetrapi) Onderstaande tabel geeft een overzicht van de voornaamste producten die via pijpleidingen worden getransporteerd met een aantal (voor de hulpdiensten) belangrijke eigenschappen.
Product
atmos ferische toestand
t.o.v. brandbaar explosief* lucht
geur
giftig
bijtend irriterend
methaan
gas
ja
ja
licht
neen
-
-
aceton
vloeibaar
ja
ja
zwaar
ja
-
irriterend
ammoniak
gas
ja
ja
licht
ja
giftig
bijtend
butaan
gas
ja
ja
zwaar
ja
-
-
chloor
gas
neen
neen
zwaar
ja
giftig
bijtend
crude
vloeibaar
ja
ja
zwaar
ja
giftig
irriterend
etheen
gas
ja
ja
=
ja
-
-
fenol
vast
ja
indirect
zwaar
ja
giftig
bijtend
butadieen
gas
ja
ja
zwaar
ja
giftig
-
koolmonoxyde
gas
ja
ja
=
neen
giftig
-
monovinylchloride
gas
ja
ja
zwaar
ja
giftig
nafta
vloeibaar
ja
ja
zwaar
ja
giftig
irriterend
pekel
vloeibaar
neen
neen
-
neen
-
irriterend
propaan
gas
ja
ja
zwaar
ja
-
-
propeen
gas
ja
ja
zwaar
ja
-
-
stikstof
gas
neen
neen
=
neen
-
-
vloeibare KWS
vloeibaar
ja
ja
zwaar
ja
(giftig)
(irriterend)
waterstof
gas
ja
ja
licht
neen
-
-
zuurstof
gas
neen
neen
=
neen
-
-
(* in een besloten omgeving) (bron: Brandweerinformatiecentrum Gevaarlijke Stoffen)
10 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel I: Pijpleidingen algemeen I.2.2. De ‘Federatie van Transporteurs d.m.v. Pijpleiding’ De ondernemingen die gebruik maken van pijpleidingen voor het transport van producten hebben zich verenigd in de ‘Federatie van Transporteurs d.m.v. Pijpleiding’, kortweg Fetrapi. De VZW Fetrapi werd opgericht in 1993 en vertegenwoordigt vandaag 16 bedrijven die eigenaar of exploitant zijn van pijpleidingen in ons land. Deze ondernemingen zijn vooral actief in de chemische industrie, de oliesector en de (aard)gassector. De leden-ondernemingen hebben een grensoverschrijdend actieterrein. Fetrapi heeft tot doel de behartiging en de verdediging van de belangen van de leden ten aanzien van de overheid en van andere belangengroepen. De federatie moedigt echter ook het onderzoek naar de veiligheid en de goede werking van de pijpleidingen aan. Eén van de belangrijke doelstellingen van de sector is het bekomen van een erkenning van pijpleidingen als een volwaardige transportwijze en een opname van het pijpleidingentransport in het mobiliteitsbeleid van de overheid.
De huidige leden (2009) van Fetrapi zijn:
Air Liquide Industries Belgium N.V. Air Products N.V. BASF Antwerpen N.V. Belgian Pipeline Organisation (NATO) Cockerill Sambre N.V. Dow Benelux N.V. EPM N.V. Fina Antwerp Olefins N.V. Fluxys N.V. GASSCO A.S. LVM N.V. NMP N.V. Praxair Production N.V. RAPL N.V. Sabic Pipelines B.V. Solvay N.V. Total Belgium N.V. (NB. Deze lijst is een momentopname op het ogenblik van de redactie van deze cursus. Eventuele wijzigingen zijn altijd mogelijk.)
11 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
I.3. Wetgeving m.b.t. transport via pijpleidingen De bestaande regelgeving m.b.t. vervoer door middel van pijpleidingen kan in zekere zin ingedeeld worden in basiswetgeving (Wet van 12 april 19651), Koninklijke besluiten door dewelke de toepassing van de wet wordt uitgebreid, een aantal uitvoeringsbesluiten en Koninklijke Besluiten m.b.t. de veiligheidsmaatregelen.
I.3.1. Federale Wetgeving: basiswetgeving Wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen: hier worden de algemene regels vastgelegd voor genoemde producten. In deze wet worden o.a. de voorwaarden bepaald om een vervoervergunning te krijgen. Naast het bepalen van de rechten en plichten van de houder van een vervoervergunning bepaalt de wet ook de strafbepalingen bij overtreding. Het KB van 15 juni 19672 preciseert dat sommige maatregelen (deze beschreven in artikel 2, 2° evenals deze in de hoofdstukken II, IV, V, VI, VII van de Wet van 12 april 1965) uitgebreid worden tot het transport van koolwaterstoffen en/of vloeibaar gemaakte koolwaterstoffen, andere dan deze bedoeld in art. 1 a (elke brandstof die gasvormig is bij een temperatuur van 15°C en onder een druk van 1,01325 bar). Het KB van 15 juni 19673 heeft deze wet uitgebreid tot het transport van pekel, natronloog en afvalvloeistoffen en het KB van 14 maart 19694 heeft de toepassing van dezelfde wet nog verder uitgebreid tot het vervoer van zuurstof in vloeibare toestand. KB van 11 maart 1966 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en exploitatie van installaties van gasvervoer door middel van leidingen5: In dit KB worden onder meer de veiligheidsmaatregelen bepaald die moeten genomen worden bij de oprichting en de exploitatie van installaties van gasvervoer door leidingen. Naast dit KB zijn er verschillende bijzondere besluiten die de toepassing van de Wet van 12 april 1965 uitbreiden tot andere stoffen (koolwaterstoffen, vloeibare koolwaterstoffen andere dan deze beoogd in (art. 1,a), pekel, natronloog en afvalstoffen). Het KB van 11 maart 1966 bepaalt de veiligheidsmaatregelen die moeten genomen worden, bij de oprichting en de exploitatie van een installatie voor het transport van gas via pijpleidingen, door de houders van een vervoerstoelating conform de Wet van 12 april 1965 onverminderd de plicht om deze installatie(s) ten allen tijde in goede werkingsstaat te onderhouden. Het KB omschrijft onder meer welke proeven en controles moeten uitgevoerd worden en door wie, en dat in de verschillende fasen van de oprichting (fabriek, werf...).
1. Wet van 12 april 1965 betreffende het transport van gasachtige producten en andere via pijpleidingen, B.S., van 5 mei 1965. 2. Koninklijk Besluit van 15 juni 1967 waarin sommige bepalingen van de Wet van 12 april 1965 betreffende het transport van gasachtige producten en andere via pijpleidingen worden uitgebreid tot het transport via pijpleidingen van koolwaterstoffen en/of vloeibaar gemaakte koolwaterstoffen, andere dan deze bedoeld in art. 1 a van deze wet, B.S., van 22 juni 1967. 3. Koninklijk Besluit van 15 juni 1967 waarin sommige bepalingen van de Wet van 12 april 1965 betreffende het transport van gasachtige producten en andere via pijpleidingen worden uitgebreid tot het transport via pijpleidingen van pekel, natronloog en afvalvloeistoffen, B.S., van 22 juni 1967. 4. Koninklijk Besluit van 14 maart 1969 waarin sommige bepalingen van de Wet van 12 april 1965 betreffende het transport van gasachtige producten en andere via pijpleidingen worden uitgebreid tot het transport via pijpleidingen van zuurstof in vloeibare toestand, B.S., 14 mei 1969. 5. Koninklijk Besluit van 11 maart 1966 waarin de veiligheidsmaatregelen worden bepaald die moeten genomen worden bij de oprichting en de exploitatie van installaties voor het transport van gas via pijpleidingen, B.S., 16 maart 1966.
12 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel I: Pijpleidingen algemeen Verder bevat het KB van 11 maart 1966 bepalingen m.b.t. de gebruikte materialen voor het aanleggen van hogedrukleidingen en de toe te passen bouwwijze op basis van ligginggebieden. Het KB van 11 maart 1966 bepaalt eveneens de ingravingsdiepte van de leidingen (gaande van minimum 0,80 m tot 1,20 m ingeval de leiding onder de railvoet van de spoorbanen of onder wegen met druk verkeer ligt) evenals de exploitatievoorwaarden. Tot de exploitatievoorwaarden behoren onder meer het uitrusten van de leidingen met gasdruken gastemperatuurmeters, het aanwezig zijn van overdrukbeveiligingen, de afstand tussen de afsluiters, het opstellen en bijhouden van plannen en bepalingen m.b.t. het uitvoeren van werken, onderhoud en controles.
I.3.2. Federale Wetgeving: het aspect ‘erfdienstbaarheid’ De gasvervoerleidingen maken niet alleen het voorwerp uit van een KB betreffende een gasvervoervergunning maar maken eveneens het voorwerp uit van een KB van verklaring van openbaar nut (11 maart 1966). In het KB van verklaring van openbaar nut wordt elk perceel waarop deze verklaring van toepassing is vernoemd. Gasvervoerleidingen genieten een ‘wettelijke erfdienstbaarheid’ waaraan rechten en plichten verbonden zijn. Luidens artikel 11 van de Wet van 12 april 1965 moet het gebruik, waartoe het openbaar of het privaat domein dat gedeeltelijk wordt bezet, is bestemd, worden eerbiedigd en brengt die bezetting generlei bezitsberoving met zich mee, maar vormt zij een wettelijke erfdienstbaarheid van openbaar nut die elke daad verbiedt welke de installatie of de exploitatie ervan kan schaden. De eigenaars van de percelen waardoor gasvervoerleidingen lopen, ontvangen betekening van het KB en worden door de gasvervoeronderneming vóór, tijdens en na de aanlegwerkzaamheden gecontacteerd. Na de aanleg worden de eigenaars van de percelen regelmatig herinnerd aan de aanwezigheid van de leiding en aan de gevolgen (en inhoud) van de bestaande erfdienstbaarheid. De eigenaars van de percelen krijgen een vergoeding waarvan de minima in het KB van 15 maart 1966 bepaald worden. De overheid heft retributies voor de bezetting van het openbaar of privaat domein van de Staat, de provinciën of de gemeenten door installaties voor gasvervoer middels pijpleidingen. Ook die retributies werden bij KB van 15 maart 1966 bepaald en gewijzigd met het KB van 23 november 1984. Uit de wettelijke erfdienstbaarheden vloeien voor de eigenaars van de percelen ook een aantal verplichtingen voort. Zo moet er onder meer doorgang verleend worden tijdens werken, onderhoudswerken en aan patrouilles. Daarnaast is er een informatieplicht voorzien bij werken door de eigenaar of door derden en bestaat een verbod voor bepaalde activiteiten, zoals het oprichten van gebouwen, alle andere bouwwerkzaamheden, het opstapelen van materialen, het wijzigen van het reliëf van de bodem en de aanwezigheid van bomen.
13 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
I.3.3. Federale Wetgeving: informatieplicht en verbodsbepalingen (belangrijke wijzigingen aan het KB van 11 maart 1966) KB van 28 maart 1974: Dit KB handelt over bijkomende bepalingen omtrent het verbinden van beproefde gedeelten van een leiding. KB van 21 september 1988: Het KB van 21 september 1988 betreffende de voorschriften en de verplichting van raadpleging en informatie bij het uitvoeren van werken in de nabijheid van installaties van vervoer van gasachtige en andere producten door middel van leidingen bepaalt dat de gasvervoernetbeheerder altijd moet verwittigd worden in geval van werken op minder dan 15 m van de gasvervoerleiding.
BESCHERMDE ZONE ROND VERVOERSLEIDINGEN (KB 1988) Hoe te weten komen ? 1. Lijst operatoren bij gemeente + brief 2. Nieuw : melding via KLIM (zie pag. 23)
BESCHERMDE ZONE: GEEN WERKEN ZONDER AKKOORD VAN FLUXYS 15 m
15 m
AARDGASVERVOERSLEIDING
KB van 24 januari 1991: Het KB van 24 januari 1991 vermeldt een aantal verbodsbepalingen voor activiteiten binnen de ‘voorbehouden zone’. Die zone varieert van 4 m tot 10 m en is afhankelijk van de diameter van de leiding. De bedoeling ervan is preventief: zij moet voorkomen dat er schade aan de leiding komt door werken in de omgeving ervan. Binnen de voorbehouden zone zijn werken ter oprichting van gebouwen dan ook verboden. Net als alle andere bouwwerkzaamheden zijn eveneens verboden: het opstapelen van materialen, het wijzigen van het reliëf van de bodem en het planten van bomen. Openbare nutsvoorzieningen en openbare of private infrastructuurwerken mogen wel gerealiseerd worden in de voorbehouden zone en omheiningen mogen er eveneens geplaatst worden, mits het in acht nemen van voormeld KB van 21 september 1988.
14 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel I: Pijpleidingen algemeen
VOORBEHOUDEN ZONE ROND VERVOERSLEIDINGEN (KB 1991) VOORBEHOUDEN ZONE • Geen gebouwen oprichten • Geen materialen opstapelen • Reliëf bodem niet wijzigen • Geen bomen
5m
5m
BEPERKING FLUXYS: EERST SONDEREN MET DE HAND, DAN UITGRAVEN ONDER BEGELEIDING
1m
1m
AARDGASVERVOERSLEIDING
I.3.4. Federale Wetgeving: vergunnings- en toelatingsplicht Voor het vervoer van gas door middel van leidingen is een vergunning vereist. Wanneer de gasleiding gebruik zal maken van het openbaar domein of van een privaat erf, dat niet aan de vervoerdienst, aan de vervoerder of aan de onderneming toebehoort, is eveneens een vervoervergunning nodig. De vergunning van gasvervoer is een vergunning van openbare dienst waarvan de criteria en procedures werden vastgelegd in het KB van 14 mei 2002. De vergunning wordt verleend voor beperkte duur door de federale minister tot wiens bevoegdheid energie behoort. Het KB van 14 mei 2002 heeft deze duurtijd vastgelegd op maximum 50 jaar.
I.3.5. Seveso-II richtlijn (ter info) Seveso-II richtlijn: De Europese Seveso-II richtlijn is in ons land in de nationale wetgeving geïmplementeerd via het zogeheten ‘Samenwerkingsakkoord’. Ook al vallen zeker een aantal via pijpleiding vervoerde goederen onder de Seveso-II richtlijn, de transportleidingssystemen vallen niet onder de Seveso-richtlijn en werden niet in het Samenwerkingsakkoord opgenomen. Vervoer van aardgas via pijpleidingen betreft immers uitsluitend transport, wat is voorzien in andere regelgeving. Enkel de pijpleidingen gelegen in de Seveso-site, vallen wel onder de richtlijn.
15 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
I.3.6. Gewestelijke regelgeving: In ons land kunnen ook bouwvergunningen, verkavelingsvoorschriften, stedenbouwkundige plannen of aankoopakten voorschriften bevatten ter bescherming van de leidingen. Zowel het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als het Vlaams Gewest voorzien in bijkomende regelgeving. Waals Gewest: Artikel 287 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium (CWATUP in het Frans) voorziet dat bijkomende exemplaren van de plannen verstrekt moeten worden in de dossiers voor de aanvraag van bouwvergunningen indien het bouwterrein aan een gemeenteweg gelegen is. Artikel 7 van het besluit van 3 juni 2004 van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 29 april 2004 betreffende de gesubsidieerde werken voorziet dat de aanvrager o.a. de concessiehouders van kabels en leidingen uitnodigt op een plenaire voorontwerpvergadering, waarvan de agenda eveneens de omstandige analyse van de ligging van de kabels en de leidingen in de omgeving van de werken bevat. Brussels Hoofdstedelijk Gewest: De ordonnantie van 5 maart 1998 betreffende de coördinatie en de organisatie van de werken op de openbare weg in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bepaalt dat een voorafgaandelijke coördinatie en een vergunning verplicht zijn. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest maakte de omzendbrief 512-107 toepasselijk in zijn eigen ‘Praktische leidraad voor het plaatsen van nutsleidingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’. De omzendbrief 512-107, van 11 maart 1985, gaat uit van de vroegere Minister van Openbare Werken: ‘Praktische leidraad ter voorkoming van schade aan ondergrondse installaties tijdens in hun nabijheid uitgevoerde werken’. Vlaams Gewest: Het Besluit van de Vlaamse Regering van 4 november 1997 tot vaststelling van de samenstelling van het dossier voor de aanvraag om een bouwvergunning bevat een aantal bepalingen die de aanvrager verplichten de bestaande leidingen in te tekenen op zijn bouwaanvraag. - Zo bepaalt artikel 2 voor de aanvragen waarvoor een eenvoudige dossiersamenstelling volstaat en voor een aanvraag om terreinaanlegwerken dat een inplantingsplan moet verstrekt worden op een gebruikelijke schaal groter dan of gelijk aan 1/1000ste met, als ze voorkomen, de weergave of vermelding van bestaande erfdienstbaarheden. - Volgens artikel 7 moet een aanvraagdossier voor technische werken o.a. op een inplantingsplan op een gebruikelijke schaal groter of gelijk aan 1/2500ste minstens de gekende of vermoedelijke ligging van de te dwarsen ondergrondse en bovengrondse infrastructuren aanduiden met vermelding van hun beheerders en de weergave of vermelding van de bestaande erfdienstbaarheden. - Het uitgebreide aanvraagdossier moet op een inplantingsplan op een gebruikelijke schaal groter dan of gelijk aan 1/500ste minstens de voorkomende nutsvoorzieningen en de bestaande erfdienstbaarheden opgeven. - Artikel 23 vermeldt dat de gemeentelijk overheid evenals de gemachtigde ambtenaar kunnen eisen om extra aantallen van welbepaalde dossierstukken toe te voegen aan het dossier. De gemeentelijk overheid houdt een lijst bij van die gevallen waar extra aantallen of bijkomende documenten of dossierstukken worden gevraagd.
16 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel I: Pijpleidingen algemeen - Omzendbrief 512-107 (zie hoger): in het Vlaams Gewest werd deze leidraad herzien in 2001 en opgenomen in de Praktische leidraad ter voorkoming van schade aan ondergrondse installaties bij werken.
- Richtlijn van Fluxys: “Werken in de nabijheid van Fluxysleidingen”. Zie ook op www.fluxys.com
17 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
DEEL II: INCIDENTEN MET PIJPLEIDINGEN Introductie Incidenten zoals de gasramp in Gellingen inspireren telkens tot de vraagstelling naar het ‘kansenpercentage op herhaling’. Soms zien we dat na zulke rampen in zekere mate aan over-reacting wordt gedaan en dat de risico’s veel kleiner zijn dan de emoties willen accepteren. We toonden eerder in deze cursus (zie pagina 8) een vergelijking tussen het aantal ongevallen met gevaarlijke stoffen tijdens transporten via respectievelijk het spoorwegnetwerk, de binnenwateren, het wegennet en pijpleidingen. De pijpleidingen scoorden daarbij het best. De statistieken die door de beheerders van gaspijpleidingen worden bijgehouden, bevestigen dit. Uit die cijfers blijkt dat er in heel West-Europa sinds 1970 goed 1200 incidenten hebben plaatsgevonden. De gasramp in Gellingen was de eerste waarbij slachtoffers onder de omwonenden te betreuren vielen. Uit het statistisch materiaal blijkt dat er (in de periode 1970-2007) 0,37 ongevallen gebeurden per 1000 km/jaar. In ons land lopen 3.800 km aardgaspijpleidingen. Dat geeft ons dus 1,4 incidenten met gasontsnapping per jaar, alle lekken in beschouwing genomen. De statistieken van de afgelopen 5 jaar brengen het gemiddelde aantal per 1000 km zelfs op 0,14 ongevallen, een forse daling dus. Van die incidenten dient gezegd dat ongevallen, waarbij een totale breuk optreedt, slechts een fractie uitmaken.
18 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel II: Incidenten met pijpleidingen II.1. Soorten incidenten en hun oorzaken II.1.1. Statistische informatie oorzaken incidenten De gasramp in Gellingen leert ons dat ongevallen met pijpleidingen vergelijkbare gevolgen kunnen hebben als ongevallen in procesinstallaties. In opdracht van het Frans Ministerie van Economie, Financiën en Industrie voerde Ineris een studie uit naar ongevallen met pijpleidingen van de afgelopen dertig jaar in Europa, Noord-Amerika en de voormalige Sovjet-Unie. Uit de studie leerde men dat zowel gas- als oliepijpleidingen belangrijke incidenten kunnen veroorzaken. De studie liet echter ook toe om de belangrijkste oorzaken van ongevallen met pijpleidingen te detecteren. Het resultaat van de studie: Oorzaak van het ongeval Mechanische breuk door constructie- of materiaalfouten Bedrijfsfouten (te hoge druk of slecht functioneren apparatuur) Inwendige of uitwendige corrosie (veroudering netwerk) Natuurlijke oorzaken Activiteiten door derden (graafwerken, bouwwerken..) Overige
% ongevallen 28% 4% 16% 2% 41% 9%
We bespreken verder in deel II.2. een aantal preventiemogelijkheden die er kunnen toe leiden dat het risico op ongevallen met pijpleidingen nog wordt verminderd. De preventieve maatregelen situeren zich op verschillende niveaus: bij de aanleg van de leidingen, bij de controle over de leidingen, bij de communicatie rond de locatie van de leidingen etc...
II.1.2. Soorten lekkages Zoals gezegd wordt het merendeel van de lekkages in pijpleidingen veroorzaakt door grond- en graafwerken. De schade die aan de buisleidingen kan ontstaan betreft ofwel een gat, dat verschillende diameters kan hebben, ofwel een totale breuk van de leiding. In het laatste geval spreken we van een guillotinebreuk. Niet alleen de aard van het lek maar ook tal van andere parameters bepalen het verder verloop en de ernst van het incident: de aard van de gevaarlijke stof de hoeveelheid stof die per tijdseenheid vrijkomt de omgeving van de leiding de soort van leiding de druk de temperatuur Kleine lekken impliceren het risico dat ze lange tijd niet opgemerkt worden. Wanneer het lek uiteindelijk toch ontdekt wordt kunnen de hulpdiensten geconfronteerd worden met belangrijke bodemverontreiniging (niet bij aardgas) of met een onverwacht gevaarlijke situatie (bijvoorbeeld ophoping van brandbare gassen).
19 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
II.1.3. Mogelijke effecten van lekkages bij pijpleidingen Bij een lek in een pijpleiding zal het product dat in de pijpleiding loopt naar buiten stromen. Het is mogelijk dat de aggregatietoestand in de buitenlucht dezelfde is als deze in de pijpleiding maar dat is niet noodzakelijk zo. Er bestaan drie vormen van uitstroming: vloeistof in de leiding blijft vloeistof buiten de leiding (vb. ruwe olie) vloeistof in de leiding wordt gedeeltelijk gas buiten de leiding (vb.ethyleen) gas in de leiding blijft gas buiten de leiding (vb. aardgas) Overzicht denkbare scenario’s van pijpleidingincidenten: Categorie
Scenario
Effecten/Schadebeeld
Brandbaar gas onder druk
uitstroming zonder ontsteking
-gehinderde communicatie -gehoorbeschadiging -longbeschadiging -(mogelijk drukeffecten)
uitstroming met directe ontsteking: fakkelbrand met vuurbal
-brandwonden -secundaire branden
uitstroming met vertraagde ontsteking: gaswolk, gasbrand en fakkelbrand
-brandwonden -secundaire branden -longbeschadiging -(mogelijk drukeffecten)
uitstroming zonder ontsteking
-bevriezing -(mogelijk drukeffecten)
uitstroming met directe ontsteking: fakkelbrand met vuurbal
-brandwonden -secundaire branden
uitstroming met vertraagde ontsteking: plasbrand, gaswolk, gaswolkontbranding
-brandwonden -secundaire branden -longbeschadiging -mogelijke drukbelasting
plasvorming
-verzakking grond -verontreiniging van bodem en oppervlaktewater
damp/gaswolkontbranding, gevolgd door plasbrand
-brandwonden -secundaire branden -longbeschadiging -mogelijk drukbelasting
Inert gas
vorming inerte gaswolk
-verstikking -verminderde zuurstofopname -stoppen van verbrandingsmotoren mogelijk
Toxisch gas
vorming toxische gaswolk
-vergiftiging -bijtend
Toxische vloeistof
uitstroming met verdamping
-vergiftiging -bijtend -milieuverontreiniging
Zuurstof
vorming gaswolk
-stimulans spontane ontbranding
Brandbaar tot vloeistof verdicht gas
Brandbare vloeistof
20 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel II: Incidenten met pijpleidingen II.2. Het voorkomen van pijpleidingincidenten Het voorkomen van incidenten met pijpleidingen is een verantwoordelijkheid die zowel berust bij de leidingbeheerders als bij de overheid maar ook (en vooral) bij de aannemersbedrijven.
II.2.1. Preventie door de overheid Het preventiebeleid waar de overheid de hand in heeft, situeert zich op twee belangrijke niveaus: er zijn enerzijds de wetgevende initiatieven die de kans op incidenten willen verminderen en anderzijds zijn er de communicatie en richtlijnen naar de hulpdiensten toe die voortdurend op mogelijke incidenten moeten voorbereid zijn.
II.2.1.1. Wetgevende initiatieven Voor dit deel verwijzen we naar de wetgeving ter zake (zie Hoofdstuk I.3 pag 12). De wetgever heeft onder meer concrete regels opgelegd voor de aanleg van de pijpleidingen (bvb. de diepte) en dit volgens duidelijke veiligheidsvoorschriften (KB 11 maart 1966). De meldingsplicht beoogt vooral het voorkomen van het aanbrengen van schade aan pijpleidingen door derden, zoals gezegd de belangrijkste oorzaak van incidenten (KB 21 september 1988) terwijl de ‘voorbehouden zone’ erop gericht is ieder risico van schade door derden aangebracht aan de leidingen uit te sluiten (KB 24 januari 1991).
II.2.1.2. Informatie naar de hulpdiensten toe Het volledig uitsluiten van incidenten met pijpleidingen is natuurlijk niet mogelijk. Het is aan de overheid om de hulpdiensten voldoende te ‘wapenen’ met informatie omtrent pijpleidingen, locaties van pijpleidingen op hun terrein, en informatie omtrent de vervoerde stoffen en risico’s. Op die manier kan vermeden worden dat een ongeval met een pijpleiding ‘noodzakelijk’ uitmondt in een grote calamiteit. Een aantal vuistregels kunnen daar bij zijn: de hulpdiensten moeten zowel de locatie als de inhoud van de pijpleidingen in hun beschermd grondgebied kennen; procedures dienen opgesteld te worden op multidisciplinair niveau; oefeningen dienen gehouden op multidisciplinair niveau; de brandweer is op de hoogte van de aanpak van incidenten met de stoffen die door de pijpleidingen lopen; de brandweer moet beschikken over algemene actiekaarten en over specifieke actiekaarten voor iedere stof;
21 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
II.2.2. Preventie door de leidingbeheerders Ook de leidingbeheerders hebben een belangrijke verantwoordelijkheid op het vlak van preventie. Het doel is tweevoudig: enerzijds wordt getracht om ongevallen te voorkomen, anderzijds beschikt de leidingbeheerder over de mensen en middelen om bij een eventuele lekkage snel te reageren en erger te voorkomen. Het voorkomen van ongevallen wordt in de eerste plaats betracht door het uitvoeren van periodieke controles. Bij wijze van voorbeeld geven we hieronder een overzicht van de controles die Fluxys uitvoert. De wetgever bepaalt m.b.t. de periodieke controles (in het KB van 11 maart 1966 en het KB van 24 januari 1991) duidelijk opgelegde frequenties. Meer bepaald wat gaspijpleidingen betreft, zien we dat de leidingnetbeheerder zichzelf een hogere frequentie oplegt dan deze die de wetgever in ons land heeft bepaald:
Wettelijke voorschriften
Controles door Fluxys uitgevoerd
Minimum om de twee maanden controle van de voorbehouden zone
Patrouille per voertuig controleert om de twee weken de voorbehouden zone
Jaarlijkse controle op aanwezigheid van aardgas
Patrouille te voet controleert jaarlijks
Voor de hoofdassen: controle per helikopter om de twee maanden + controle ter plaatse van de belangrijkste punten om de twee maanden
Fluxys controleerde altijd al om de twee weken met helikopter.
Om de twee maanden controle van de apparatuur voor kathodische bescherming
Fluxys controleert 1 keer per maand
Jaarlijkse controle van het potentiaalverschil tussen leiding en ondergrond
Jaarlijkse controle
De hoofdleidingen worden door Fluxys dagelijks gecontroleerd vanuit de lucht
Een andere manier om lekken te voorkomen bestaat erin om ‘derden’ ertoe aan te zetten beschadigingen zo snel mogelijk te melden. De pijpleidingbeheerders dringen er bij de aannemers op aan om ook kleine ongevalletjes (zelfs zonder noemenswaardige beschadiging) te melden. Sommigen gaan zover om de kosten van kleine herstellingen (na een gemeld incident) gewoon niet aan te rekenen aan diegene die de schade heeft veroorzaakt en dat om toch maar zeker te zijn dat het geringste incident zou gemeld worden.
22 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel II: Incidenten met pijpleidingen II.2.3. Preventie door de aannemers KLIM Sedert 2006 is het platform KLIM (Kabels- en Leidingen Informatie Meldpunt) actief. Het KLIM is een website die fungeert als centraal meldpunt voor iedereen die werken wil uitvoeren in de nabijheid van hoogspanningsverbindingen en van installaties voor vervoer per pijpleiding van gasachtige producten. KLIM vloeit voort uit het memorandum dat in juli 2005 werd ondertekend tussen verschillende ministers, Fetrapi, hoogspanningsnetbeheerder Elia en de federaties van de bouwnijverheid. De opzet bestaat erin om de website te doen evolueren naar een portaalsite om werken te melden aan het geheel van nutsbedrijven. (meer info op: www.klim-cicc.be) KLIM is sedert eind maart 2009 gekoppeld met KLIP, zodat een melding bij een van beide systemen door beide systemen wordt behandeld.
KLIP Het AGIV (Agentschap voor Geografische informatie Vlaanderen) ontwikkelde het KLIP (Kabelsen Leidingen Informatie Portaal), dat als Vlaams initiatief aansluit bij het federaal initiatief KLIM. Dankzij KLIP wordt de decentraal aanwezige kabel- en leidinginformatie beter en sneller ontsloten. De planaanvrager (aannemer graafwerken, opdrachtgever, nutsbedrijf, particulier) krijgt met KLIP een overzicht van alle KLB’s (kabel- en leidingbeheerders) die aanwezig zijn in het door hem geselecteerd interessegebied en automatisch een informatievraag kunnen induceren bij deze partijen. De beheerders van het openbaar domein kunnen nakijken welke planaanvragen door wie zijn aangevraagd en welke KLB’s er aanwezig zijn op het domein in zijn beheer. Zo kunnen de gemeenten nagaan welke maatschappijen er allemaal aanwezig zijn op hun grondgebied. De KLB’s ontvangen gestandaardiseerde planaanvragen. Het blijft echter de verantwoordelijkheid van de individuele KLB om de door hem decentraal beheerde informatie te ontsluiten. Net zoals vandaag worden de detailplannen door de KLB’s opgestuurd naar de planaanvrager (afhandelen van de planaanvraag). (meer info op: www.agiv.be)
Ver stu re
Kabel- en Leidingbeheer
np
lan
aan vra
Afhandelen planaanvraag
ag
@
Planaanvrager
rt ppo a r t ken por ma rap n Aan e eg dpl Raa
KLB-zones
er Ov
Uitvoeren planaanvraag Bevestiging @
tie
era
-op lay
Ops KLIP website
laan
plan
aan vraa
g
Planaanvragen
Beheerder Openbaar Domein
23 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
DEEL III: ALGEMENE ACTIEKAART PIJPLEIDINGINCIDENTEN Introductie In de benaming ligt duidelijk vervat waarvoor de ‘actiekaarten’ dienen: zij bevatten richtlijnen die de brandweer kunnen helpen bij de ‘actie’ in geval van pijpleidingincidenten. Het is de bedoeling dat voor alle gevaarlijke producten, die vervoerd worden door pijpleidingen, specifieke actiekaarten zullen ontwikkeld worden. Die specifieke actiekaarten kunnen maar gebruikt worden wanneer ze beschikbaar zijn en wanneer het product dat voorwerp uitmaakt van een pijpleidingincident gekend is. De algemene actiekaart bepaalt het actieplan dat bij incidenten met pijpleidingen van toepassing is wanneer er geen specifieke actiekaart bestaat en/of wanneer het product in de pijpleiding niet gekend is, bijvoorbeeld wanneer er meerdere pijpleidingen samen liggen. De algemene actiekaart bepaalt in zekere zin de standaardprocedure. De actie die ondernomen wordt bij ongevallen met pijpleidingen is gebaseerd op de procedure ‘ongevallen gevaarlijke stoffen’.
24 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel III: Algemene actiekaart pijpleidingincidenten III.1. De omschrijving van de zones in de Actiekaart III.1.1. Zone-indeling in het KB Noodplan In het KB van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen is de ‘interventiezone’ een zone die, in functie van de concrete noodsituatie, wordt afgebakend en waarbinnen de nodige maatregelen genomen worden om de noodsituatie te beheren. Voor de indeling van de interventiezone worden de reeds vroeger toegepaste, maar nu duidelijker omschreven, kleurenindelingen gebruikt. De kleuren bepalen de graad van toegankelijkheid van de betreffende zone. De indeling ziet er als volgt uit: 1. De rode zone: deze wordt begrensd door de uitsluitingsperimeter en is uitsluitend toegankelijk voor de interveniërende hulpdiensten, deskundigen en technici, mits akkoord van de directeur CP-Ops, overeenkomstig de door hem gegeven richtlijnen; 2. De oranje zone: wordt begrensd door de isolatieperimeter waarbinnen de logistieke steun van de hulpdiensten wordt georganiseerd en is toegankelijk voor mensen die binnen die zone werken of wonen, mits akkoord van de directeur CP-Ops en naleving van de door hem gegeven richtlijnen; 3. De gele zone: wordt begrensd door de ontradingsperimeter. In deze zone wordt de toegang ontraden aan personen die er niet wonen of werken en waar de nodige maatregelen genomen worden voor een vlotte toegang van de hulpdiensten en het vlot verloop van de hulpoperaties.
III.1.2. Zone-indeling op de actiekaart Er worden in de actiekaart 3 zones onderscheiden waarvan er 2 corresponderen met deze uit het KB van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen (zie verwijzing tussen haakjes). 1. ZONE 1: de verboden zone wordt omschreven als de zone met een hoge kans op letaliteit, die enkel in zeer uitzonderlijke omstandigheden na gepaste risico-afweging en met de vereiste beschermende kledij mag betreden worden. 2. ZONE 2: zone die alleen mag betreden worden door de brandweer in de vereiste beschermende kledij en met inachtneming van de eigen veiligheid (= Rode zone KB - uitsluitingsperimeter). 3. ZONE 3: de isolatiezone: enkel de interveniërende hulpdiensten mogen van buitenaf naar binnengaan. Wie zich binnen deze zone in een schuilplaats bevindt, mag er blijven. Personen die uit binnengelegen zones geëvacueerd werden moeten minstens tot buiten deze zone 3 gebracht worden (= Oranje zone KB - isolatieperimeter) Gevaarskwotering
zeer hoog
hoog
matig hoog
stabiel
KB Noodplan
NIET VOORZIEN
Rode zone
Oranje zone
Gele zone
Actiekaart Gas
ZONE 1
ZONE 2
ZONE 3
NIET VOORZIEN
25 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
III.2. Optreden bij incidenten: the basic ‘6’ De standaardprocedure doorloopt de 6 gebruikelijke fasen bij een incident: 1. Identificatie en alarmering 2. Bepalen effectafstanden 3. Brandweeroptreden: ongevallen gevaarlijke stoffen 4. Afkondiging gemeentelijke fase van het noodplan 5. Beheersmaatregelen 6. Activeren meetplan Basic 1 : identificatie en alarmering De melding van een incident met een pijpleiding kan vanuit verschillende hoeken binnenkomen. In de eerste fase komt het erop aan om zo snel mogelijk te achterhalen welk(e) product(en) betrokken is (zijn) bij het incident. Wanneer de leidingbeheerder zelf het incident meldt, zal men gauw over de nodige informatie beschikken maar de melding kan ook van derden komen.
Alarmering door een derde Een incident met een pijpleiding kan gemeld worden door een toevallige passant die een vloeistof of gas uit de grond ziet borrelen of spuiten of die gewoon iets abnormaals bemerkt en via het noodnummer de politie (101) of de brandweer (100/112) verwittigt. Het komt er nu op aan zoveel mogelijk informatie in te winnen m.b.t. de algemene situatie en te achterhalen om welk product het gaat. Daarom worden aan de persoon die het incident gemeld heeft, gerichte vragen gesteld: Zijn er slachtoffers op de plek van het incident? Omschrijf zo precies mogelijk de locatie (straat, kruispunt, huisnummer...?) Staat er een luchtbaken of is er een paalnummer te zien? Beschrijf de nabijgelegen gebouwen. Zijn er zichtbare specifieke gevaren? Hoe ziet het landschap eruit? Heuvelachtig of vlak? Beschrijf zo goed mogelijk wat je ziet: plas, wolk, gas-, vloeistofafstroom, geluid, brand...? Zijn er werkzaamheden aan de gang? Is er zichtbare beschadiging aan een leiding?
Actie van de brandweer naar de leidingbeheerders toe 1. Het product is gekend ongeacht of er meerdere leidingen liggen: waarschuw de betreffende leidingbeheerder en nadien alle andere van in de buurt liggende leidingen 2. Het product is niet gekend of onzeker omdat er meerdere leidingen liggen: waarschuw alle leidingbeheerders (van leidingen in de omgeving van de meldplaats). Wees voorbereid! Het is van kapitaal belang dat de algemene actiekaarten voor ieder individueel korps een duidelijk overzicht bevatten van de specifieke leidingen en de getransporteerde stoffen op het grondgebied waarvoor dat korps bevoegd is. Dit overzicht moet melding maken van de aard van het gevaar én van het specifieke gas of de specifieke vloeistof. Aan iedere in de tabel opgenomen stof wordt dan ook het noodnummer van de respectieve leidingbeheerder toegevoegd volgens voorbeeld op volgende pagina.
26 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel III: Algemene actiekaart pijpleidingincidenten GEVAAR
GAS
VLOEISTOF
brandbaar
aardgas
nafta
0800 90 102 of 02/282 70 03
telefoonnummer X
ethyleen
vloeibare KWS
telefoonnummer X
telefoonnummer X
propyleen telefoonnummer X brandbaar- toxisch
-------------
inert
stikstof telefoonnummer X
oxiderend
zuurstof telefoonnummer X
Alarmering door de leidingbeheerder Het is mogelijk dat de leidingbeheerder als eerste op de hoogte is van een lek in een leiding doordat bijvoorbeeld de druk in de leiding afneemt of doordat een ‘derde’ de leidingbeheerder heeft gewaarschuwd. Die ‘derde’ kan dan een grondwerker zijn die mogelijk zelf de schade heeft veroorzaakt of een toevallige passant die het telefoonnummer van de leidingbeheerder op de merkpaal heeft opgemerkt. Wanneer de melding bij de brandweer binnenkomt via de leiding beheerder beschikken we al over gegevens zoals UN-nummers, druk, diameter, traject tussen de afsluiters... Bijkomend stellen we een aantal gerichte vragen om zoveel mogelijk informatie over de situatie te bekomen: Is er een vertegenwoordiger van de exploitant ter plaatse of op komst? Wanneer komt hij ter plaatse en waar wordt afgesproken? Zijn er suggesties voor het nemen van directe maatregelen? Basic 2 : bepalen effectafstand Voor het bepalen van de effectafstand zijn er twee mogelijkheden: 1. Het product is gekend én er is een specifieke actiekaart: gebruik de specifieke actiekaart! 2. Het product is niet gekend of er is geen specifieke actiekaart: bovenwinds (!) benaderen tot: 500 m bij mogelijk explosiegevaar 100 m bij onoverzichtelijke situatie of als het windstil is 50 m altijd minimaal!
27 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
Basic 3 : brandweeroptreden = ongevallen gevaarlijke stoffen Doorgaans beperkt het optreden van de brandweer zich tot het veilig stellen van de omgeving. Het onder controle brengen van de situatie kan enkel gebeuren door de leidingbeheerder. De brandweer heeft de operationele leiding over de incidentbestrijding tot op het moment dat de situatie stabiel is. Terwijl het lek beheersen een taak is van de leidingbeheerder heeft de brandweer als hoofdtaak het ontsnapte product te beheersen.
Vuistregels bij de interventie: Blijf op een veilige afstand zoals bepaald door de actiekaarten, rekening houdend met wind- en terreinkarakteristieken zoals hellingen, riolen, waterlopen, ondergrond... Organiseer de metingen. Gebruik enkel noodzakelijke en gepaste elektrische apparatuur en laat de rest in het brandweervoertuig. Gebruik gehoorbescherming. Zet een gebied af voor de veiligheid in functie van het risico. Verwijder alle mensen (ook hulpverleners) uit de onmiddellijke omgeving van het lek. Houd iedereen zonder persoonlijke beschermingsmiddelen (ook hulpverleners) op een voldoende ruime afstand.
Twee regels gelden altijd: Draag een adembeschermingstoestel en gepaste persoonlijke beschermingsmiddelen! Blijf bovenwinds!
Daarnaast is de aanpak incidentspecifiek: Scenario
Gevaar
Aanpak
Brandbaar gas
-brand / explosie -hitte bij brand -geluid (hoge druk) -bevriezing
-bij brand: laten branden -ontstekingsbronnen verwijderen -indien zwaarder dan lucht: verdunnen of neerslaan
Brandbare vloeistof
-brand (spontaan) -explosie -hitte bij brand -milieuverontreiniging -grondverzakking
-indammen -ontstekingsbronnen verwijderen -afdekken
Stikstof
-verstikking -bevriezing
-verdunnen -ventileren
Zuurstof
-spontane ontbranding van brandbare stoffen in de omgeving mogelijk
-ontstekingsbronnen verwijderen -verdunnen
Toxisch gas
-vergiftiging
-verdunnen of sla de wolk neer
28 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel III: Algemene actiekaart pijpleidingincidenten Basic 4 : afkondiging van het noodplan Kondig de gemeentelijke fase van het noodplan af: de hele keten van alle betrokken diensten kan opgezet worden. De verschillende disciplines worden ingeschakeld. Daarnaast zijn er belangrijke taken voor de leidingbeheerder. Leidingbeheerder
-alarmeren en informeren brandweer -verantwoordelijke ter plaatse sturen -deelnemen aan overleg in commandopost -het bestrijden van de bron van het lek -opruimen van gelekt product en herstel van de schade
De ‘disciplines’ en hun ‘hoofdtaken’ kunnen als volgt samengevat worden:
Discipline 1. Brandweer
-redden -effectbestrijding -waarnemen en meten -desgevallend ontsmetten van mensen en dieren -leiding van de commandopost
Discipline 2. Medische hulpverleners
-medische verzorging slachtoffers -verlenen van psychosociale ondersteuning -medisch adviseren m.b.t. gevolgen van de stof na overleg met de AGS (Adviseur Gevaarlijke Stoffen) -deelnemen aan overleg in de commandopost -opvang van door de brandweer aangebrachte slachtoffers
Discipline 3. Politie
-ontruimen en evacueren op advies van de brandweer -afzetten bedreigd gebied -waarschuwen van de bevolking -omleiden verkeer en handhaven van de orde -identificeren van slachtoffers -begeleiden van hulpverleners en specialisten -eventueel strafrechtelijk onderzoek starten -deelnemen aan het overleg in de commandopost
Discipline 4. Logistiek
-alle denkbare ondersteunende logistieke taken
Discipline 5. Informatie
-opnemen van de bestuurlijke leiding (burgemeester) -coördineren van de voorlichting naar pers en bevolking toe
Basic 5 : beheersmaatregelen Voor het beheersen van het lek zelf hebben de leidingbeheerders hun eigen instructies en gespecialiseerde medewerkers. Dat is dus niet de taak van de brandweer. De hoofdtaak van de brandweer bestaat erin het ontsnapt product te beheersen. Ook de opruimwerkzaamheden achteraf zijn de verantwoordelijkheid van de leidingbeheerder zodra de situatie stabiel is.
29 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
De afsluiters die in de stations gebruikt worden, doen hier niet echt terzake aangezien de hulpdiensten daar nooit mee te maken krijgen. De afsluiters ‘in lijn’, ttz, de afsluiters die rechtstreeks op de leidingen geplaatst worden, zijn voor ons land overwegend ‘bolafsluiters’. De bolafsluiters worden bediend met een sleutel, een wiel of aangestuurd vanuit de dispatching. Bij het manipuleren van de afsluiter, sluit een bol de opening in de pijp af. Men moet weten dat het heel normaal is dat de sleutel een hoog aantal keren moet rondgedraaid worden, omdat er grote krachten overwonnen moeten worden (afhankelijk van de diameter van de buis en dus de grootte van de afsluiter) en het mogelijk moet blijven voor een persoon om de afsluiter te sluiten. Specifiek wat aardgas betreft, is Fluxys wettelijk verplicht om per 30 km een afsluiter te voorzien. Nochtans zijn de secties tussen de afsluiters meestal minder lang. De automatische afsluiters kunnen van op afstand bediend worden. De aanleiding kan zijn dat Fluxys zelf een drukdaling merkt of dat er een melding binnenkomt. In beide gevallen start er een snelle procedure waarbij een medewerker ter plaatse komt en verifieert of Fluxys al dan niet betrokken is bij het probleem. Ook moeten steeds de aangesloten bedrijven verwittigd worden. Het is zeker het vermelden waard dat Fluxys weliswaar veel oproepen krijgt maar het aantal lekken aan transportleidingen beperkt zich tot 1 per jaar.
30 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel III: Algemene actiekaart pijpleidingincidenten
Basic 6 : het meetplan activeren Organiseer concentratiemetingen in: 1. de interventiezone zelf 2. de omgeving
31 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
DEEL IV: AARDGASPIJPLEIDINGEN IN BELGIË Introductie Wat vooraf gaat over pijpleidingen in het algemeen geldt vanzelfsprekend ook voor de gaspijpleidingen in het bijzonder. We herinneren eraan dat het transport van aardgas het grootste aandeel voor zijn rekening neemt in het totale transport van goederen via pijpleidingen. In dit gedeelte gaan we dieper in op een aantal thema’s die specifiek betrekking hebben op het transport van aardgas. We leggen onder meer het verschil uit tussen het vervoer en de distributie van aardgas en gaan dieper in op de eigenschappen en de mogelijke risico’s van aardgas als ‘product’. Heel wat van de hier besproken informatie wordt beschouwd als herhaling van wat de cursisten al weten. In de context van de ‘actiekaarten gas’ lijkt deze ‘opfrissing’ echter onontbeerlijk.
32 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel IV: Aardgaspijpleidingen in België IV.1. Aardgas: definitie, samenstelling en eigenschappen IV.1.1. Definitie en samenstelling van aardgas Aardgas is een natuurlijk product waarvan de samenstelling en de eigenschappen verschillen naargelang de vindplaats. Het aardgas in ons land komt hoofdzakelijk uit Nederland, Noorwegen, Algerije, Verenigd Koninkrijk en Rusland. We maken een onderscheid tussen laagcalorisch en hoogcalorisch aardgas. Laagcalorisch aardgas is afkomstig uit Nederland, hoogcalorisch aardgas uit de andere landen. Hoogcalorisch aardgas bevat aanzienlijk meer ethaan en methaan en veel minder stikstof. Het onderscheid is slechts relevant in functie van de specificiteit van de gebruikte aardgasbrander die moet afgestemd zijn op laag- of hoogcalorisch gas. Onderstaand schema geeft een overzicht van de samenstelling van aardgas, de samenstelling van hoogcalorisch gas is licht veranderlijk naargelang de oorsprong, om dit te verduidelijken worden de samenstelling van het Noors en Algerijns aardgas gegeven: Belangrijkste elementen
Laagcalorisch aardgas
Hoogcalorisch aardgas Noors
Algerijns
83,40%
88,10%
89,00%
Methaan
CH4
Ethaan
C2H6
3,70%
5,30%
8,30%
Propaan
C3H8
0,7%
1,20%
1,30%
Butaan
C4H10
0,30%
0,40%
0,50%
Stikstof
N2
10,50%
3,20%
0,90%
Koolstofdioxide
CO2
1,20%
1,50%
--
(Bron: K.V.G.B. - Informatiesessie voor Brandweer en Politie van de Provincie Antwerpen)
IV.1.2. De eigenschappen van aardgas Aardgas is lichter dan lucht: aardgas heeft een relatieve dichtheid van 0,55 ten overstaan van lucht en beweegt bij hoge concentraties steeds spontaan naar boven. Ontsnapt aardgas in een gesloten ruimte kan zeer snel geëvacueerd worden via verluchting, in tegenstelling tot butaan of propaan die zwaarder zijn dan lucht en verluchting langs onderen moeten hebben. Ook bij afkoeling door ontspanning blijft aardgas lichter dan lucht. Aardgas is niet giftig: aardgas is niet schadelijk voor menselijke, dierlijke en plantaardige organismen. Alleen bij onvolledige verbranding van aardgas kan CO ontstaan dat wel giftig is. In hoge concentraties moet opgelet worden voor de schadelijke werking van de nevenproducten. Aardgas is nagenoeg reukloos: aardgas is, op het moment dat het ‘gewonnen en vervoerd’ wordt, niet geodoriseerd maar bij hoge gasconcentraties worden bepaalde onzuiverheden wel geroken. Het wordt bij de overgang van ‘vervoer’ naar ‘distributie’ geodoriseerd precies om een eventuele ontsnapping van aardgas waarneembaar te maken (zie verder). Aardgas is brandbaar: in combinatie met zuurstof en vanaf een bepaalde ontstekingstemperatuur ontbrandt aardgas. Onder 5% gas is het mengsel te arm en boven 15% is het te rijk om te ontbranden.
33 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
FLUXYS-AARDGASVERVOERSNET NOORWEGEN ZEEPIPE
OR CT NE ON RC TE IN
VERENIGD KONINKRIJK
NEDERLAND NOORWEGEN DUITSLAND
NEDERLAND Poppel Weelde
Zandvliet Zelzate
Zeebrugge
Loenhout
van Emden
Antwerpen Genk
Gent
Brakel Kortrijk
Opslag
RUSSISCHE FEDERATIE DUITSLAND
Doornik Charleroi
Blaregnies
LNG-terminal Compressiestation
's-Gravenvoeren
Brussel
Berneau Eynatten Luik
Hoogcalorisch aardgas Laagcalorisch aardgas
L DA WE
NP TE
3800 km pijpleidingen
Obbicht
Winksele
LNG-BRONNEN
Namen Sinsin
Bastogne
FRANKRIJK SPANJE ITALIE
G.H. LUXEMBURG Aarlen Pétange
NB. Vloeibaar aardgas komt niet voor in pijpleidingen en wordt uitsluitend getransporteerd per schip of tankwagen.
IV.1.3. Risico’s verbonden aan aardgas Brandwonden: Wanneer aardgas tot ontbranding komt, kan dit aanleiding geven tot brandwonden en dit door vlamcontact of door warmtestraling. Vergiftiging: Bij onvolledige verbranding door gebrek aan lucht of wanneer de verbranding gestoord wordt door onvoldoende afvoer van de verbrandingsgassen kan het giftige koolmonoxide (CO) gevormd worden. Explosiegevaar: Bij verbranding van een gas-luchtmengsel in het brandbaarheidsgebied en in een (deels) gesloten ruimte kan een explosie ontstaan door de verhoging van de vlamsnelheid door turbulentie en kan een plotse drukstijging zich voordoen door de snelle volumetoename. In de vrije atmosfeer zal het mengsel opbranden zonder significante overdruk. Verstikking: De omgevingslucht dient voldoende zuurstof te bevatten (min. 17%). Verdringing van zuurstof door aardgas kan leiden tot verstikking. Verwondingen: Afhankelijk van de grootte van het gaslek en van de druk op de leiding kan uitstromend gas leiden tot ernstige verwondingen.
34 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel IV: Aardgaspijpleidingen in België IV.2. Structuur van het transport van aardgas
Aardgasdistributie Principe gasdistributie 67 bar
Compressiestation
Grootverbruik
Ontvangstation
Grootverbruik Drukbeperker Grootverbruik
Distributiecabine
Bron: K.V.B.G.
Aardgas legt een hele weg af die begint bij de ontginning en eindigt bij de eindafnemer. Vooraleer het aardgas de eindafnemer bereikt, passeert het een keten van ‘betrokkenen’ en ondergaat de hoedanigheid waarin het gas vervoerd wordt een aantal wijzigingen.
IV.2.1. Het traject van aardgas Het traject van aardgas wordt ingedeeld in twee hoofdfasen: Vervoer van aardgas: het vervoer van aardgas noemen we dat gedeelte van het traject vanaf de grensstations (intredepunten in het transportnet) waarbij gas door ondergrondse leidingen vervoerd wordt via compressiestations naar grote industriële afnemers en naar de ontvangststations van de distributienetbeheerders. Het gas heeft tijdens het vervoer een werkdruk hoofdzakelijk hoger dan 14,7 bar (in sommige leidingen is de druk slechts 8 bar). In ons land ligt de maximale druk op ongeveer 84 bar.
Decompressiestation - Berneau
35 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
Distributie van aardgas: de distributie van aardgas start vanaf de ontvangststations en gaat naar de eindafnemers (groot- en kleinverbruikers) en dat in verschillende druktrappen die weliswaar bijna steeds onder 14,7 bar liggen.
Station van Zandvoorde
Opslag van aardgas: er wordt ook aardgas gestockeerd in bijvoorbeeld de ondergrondse opslag van Loenhout en de zeeterminal. Voor de distributie wordt de druk verlaagd in een drukreduceerinstallatie die zich soms in het ontvangststation kan bevinden. De druk wordt verlaagd tot 5 bar. In deze fase kan er nog steeds geleverd worden aan grootverbruikers (industrie). In de distributiecabines wordt tenslotte de druk van 5 bar verlaagd tot een druk voor het gebruik in particuliere woningen.
Terminal van Zeebrugge
De drukreduceerinstallatie werkt volgens een relatief eenvoudig principe: door minder gas door een buis te sturen, verlaagt de druk. De afsluiter fungeert daarbij in zekere zin als een weerstand. Omdat een drukverlaging van het gas het gas ook afkoelt, wordt het voor de drukreduceerinstallatie licht opgewarmd.
IV.2.2. Odorisatie van aardgas Bij de overgang van vervoer naar distributie wordt aan het gas de geursubstantie (Tetra Hydro Thiofeen) toegevoegd (of een mercaptaan)”. De bedoeling daarvan is duidelijk: aangezien gas reukloos is, moet de odorisatie er voor zorgen dat bij een ongewilde ontsnapping het gas toch in kleine en ongevaarlijke hoeveelheden kan waargenomen worden. De odorisatie gebeurt meestal in de ontvangststations (NB. concentratie van aardgas vanaf 20% LEL moet waargenomen kunnen worden). Hier zou men zich kunnen afvragen waarom de odorisatie ook niet wordt toegepast voor het vervoer van aardgas (gebeurt in België sporadisch). De reden is tweevoudig. Vooreerst maakt de toevoeging van geurstoffen het aardgas onbruikbaar voor sommige grootverbruikers (die vóór de ontvangstations beleverd worden). Daarnaast is ontsnapping van gas bij een hoge drukleiding waarneembaar op een aantal andere manieren: afkoeling (door expansie), lawaai en zichtbare wolkvorming (condensatie van waterdamp door afkoeling). Eventuele odorisatie van aardgas over het hele traject (vervoer en distributie) zou maar mogelijk zijn wanneer hierover Europese wetgeving zou bestaan en de odorisatie zou plaatsvinden bij het binnenkomen van Europa.
36 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel IV: Aardgaspijpleidingen in België IV.2.3. Verschillen vervoer/distributie en indeling drukklassen aardgas Pro memorie: belangrijkste verschillen tussen vervoer en distributie Vervoer
Distributie
drukniveau
meestal _> 14,7 bar
< 14,7 bar
geur
meestal geurloos
geodoriseerd
ruggengraat
vermaasd
honderden
honderdduizenden
publiek en privaat domein
publiek en privaat domein
netconfiguratie eindafnemers ligging leidingen
(Bron: K.V.G.B. – Informatiesessie voor Brandweer en Politie van de Provincie Antwerpen)
Pro memorie: de verschillende drukklassen van aardgas t.o.v. transport Omschrijving
Druk
Trajectfase
Lage druk
druk tot 100 mbar
distributie
Middendruk MD/A
druk van 100 mbar tot 0,5 bar
distributie
Middendruk MD/B
druk van 0,5 bar tot 5 bar
distributie
Middendruk MD/C
druk van 5 bar tot 14,7 bar
distributie
Hoge druk
druk hoger dan 14,7 bar
vervoer
IV.2.4. Regelgeving en betrokken partijen IV.2.4.1. Vóór 10 augustus 2000 Tot 10 augustus 2000 verliep het transport van aardgas in ons land als volgt: Distrigas zorgde in ons land voor het vervoer van aardgas en leverde dit aan enerzijds de zware industrie (grootverbruikers) en anderzijds aan de intercommunales (zuivere of gemengde); de intercommunales namen de distributie voor hun rekening en leverden aan de eind afnemers: residentieel, KMO’s en industrie.
37 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
IV.2.4.2. Liberalisering van de aardgasmarkt Vanaf 10 augustus 2000 treedt de Europese Richtlijn 98/30/EG geleidelijk in werking. Deze Richtlijn regelt de liberalisering van de aardgasmarkt en heeft als belangrijkste bepalingen: de eindafnemer moet de vrije keuze van leverancier hebben; het beheer van de netten enerzijds en de handel in aardgas anderzijds mag niet gebeuren door dezelfde onderneming; netbeheerders moeten op niet discriminerende wijze toegang bieden aan iedere houder van een leveringsvergunning.
IV.2.4.2. De betrokkenen in ons land De betrokkenen bij het vervoer en de distributie van aardgas in België zijn vandaag: de eindafnemers: huishoudelijk, KMO en industrie, elektriciteitscentrales; distributienetbeheerders: IGAO, IVEG, IVEKA, IVERLEK, WVEM; leveranciers: er zijn er in totaal ongeveer 16 waaronder Distrigas, Electrabel C.S., EBEM, Energo, Essent, Gaz de France, Nuon, Luminus...; vervoernetgebruikers: Distrigas, Gaz de France, Wingas...; vervoernetbeheerder: Fluxys; Synergrid: de distributienetbeerders (DNB’s) zijn samen met de transmissienetbeheerder (Elektriciteit/Elia) en de vervoeronderneming van gas (Fluxys) gegroepeerd in de federatie SYNERGRID.
38 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel V: Specifieke Actiekaart Aardgas
DEEL V: SPECIFIEKE ACTIEKAART AARDGAS Introductie Tot op heden hadden de hulpverleners (brandweer) maar weinig houvast wanneer zich een incident met een gastransportleiding voordeed, ook al beschikten sommige korpsen reeds over enige informatie met betrekking tot de effecten van een gasontsnapping bij hoge drukleidingen. De ‘Actiekaart Aardgas > 14,7 bar’ moet duidelijkheid scheppen. Deze actiekaart is de eerste van een reeks actiekaarten die voor de verschillende gevaarlijke stoffen, getransporteerd via pijpleidingen, zullen opgesteld worden. De actiekaarten zullen opgemaakt worden volgens een steeds identiek stramien en bevatten uitsluitend relevante informatie.
IEDERE ACTIEKAART
=
HETZELFDE STRAMIEN!!!
ALARMERING Het eerste deel vermeldt wie allemaal dient gewaarschuwd en geeft ook alle contactgegevens mee.
ACTIES Het tweede deel indiceert de punten van onmiddellijke actie m.b.t. uitrusting gevaarsinschatting bepalen van veiligheidsperimeters specifieke acties ingevolge het betreffende gevaarlijk product
EFFECTAFSTANDEN Het derde deel is een overzicht van de relevante effectafstanden die aan de basis liggen van het bepalen van de veiligheidsperimeters en geeft een direct bruikbaar overzicht van de afstanden die de verschillende zones begrenzen.
DIVERSE GEGEVENS In het vierde deel worden diverse gegevens opgenomen m.b.t. het betreffende product: mogelijke risico’s eigenschappen van het product typische waarnemingsgegevens
REGIOGEBONDEN GEGEVENS Het laatste deel moet ingevuld worden door de bevelvoerder van het korps en bevat informatie die betrekking heeft op het beschermd gebied: aangesloten bedrijven, afsluiters, luchtbakens, merkpalen, cartografie....
39 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
V.1. Randvoorwaarden voor de opstelling ‘Actiekaart Aardgas > 14,7 bar Parameters voor aardgas Aannames algemeen: Temperatuur: temperatuur product in leiding: 280 K RV: relatieve vochtigheid: 60% Uitstroming: steeds in open lucht, uit een krater Weertype: Conservatief wordt er weertype D, neutrale atmosfeer, zonder wind verondersteld. Dit resulteert in de ruimste effectenafstanden. Ruwheid omgeving: voor de verspreiding van het gas die mee bepaald wordt door de ruwheid van het landschap wordt uitgegaan van een landelijk gebied met een ruwheid van 0,10 m. De ruwheid bepaalt mee het windprofiel en heeft o.a. invloed op de opmenging van gassen in verticale richting. Ruwheid pijpleiding: voor de interne ruwheid van de pijpleiding wordt uitgegaan van de standaardwaarde voor staal. Elementen zoals bochten, die tot wrijvingsverliezen kunnen leiden, werden niet in rekening gebracht. Lengte leiding en plaats lek: Er wordt uitgegaan van een leidingsectie van 30 km met een lek of breuk in het midden van de sectie, de afsluiters worden gesloten na 60 seconden. Dit geeft een realistisch beeld voor crosscountry leidingen. Uitstroomdebiet: Het uitstroomdebiet verandert in de tijd. Voor de effectenafstanden met een bepaalde grenswaarde dient dus ook een tijdstip bepaald te worden. Deze tijdstippen zijn 30 s en 300 s na het optreden van het lek. De uitstroomdebieten op die tijdstippen waarop de effectberekeningen gebaseerd zijn, werden eveneens opgenomen bij de resultaten. Effectenduur: Effecten worden berekend rekening houdend met een maximale blootstelling van 15 min. Aannames brandscenario’s Ontsteking: De ontsteking wordt onmiddellijk verondersteld, zodat een fakkelbrand ontstaat. Fakkelbrand: Voor een fakkelbrand wordt uitgegaan van een verticale uitstroming uit een krater (ondergrondse leidingen).
V.2. Inleidende informatie over aardgas en aardgasleidingen V.2.1. Informatie m.b.t. de risico’s De risico’s waarmee de interventiediensten in het geval van een incident met een aardgaspijpleiding dienen rekening te houden zijn samengevat: hitte drukeffecten (bij gaswolkontbranding enkel betekenisvol in besloten ruimtes) scherfwerking lawaai verstikking bevriezing Detonatie van een vrije wolk wordt onwaarschijnlijk geacht voor aardgas.
40 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel V: Specifieke Actiekaart Aardgas V.2.2. Informatie m.b.t. het product aardgas Gasvormig in de leiding en gasvormig bij ontsnapping uit de leiding UN nr 1971 Casnr. 74-82-8 Gevi 23 Explosiegrenzen 5-15 vol % Explosiemeter: minimaal type IIC T1 minimale ontstekingsenergie: 0,28 mJ Effect bij explosie: jetfire geel-blauwe vlam Afkoeling bij ontspanning: ongeveer 1°C per 2 bar drukdaling Ophoping in lagere delen zeer uitzonderlijk Waarneming: kleurloos bij kleine lek, witte wolk bij grote lek Waarneming: geurloos (gas > 14,7 bar = meestal niet geodoriseerd) Bij grote hoeveelheden kunnen onzuiverheden geroken worden.
V.2.3. Informatie m.b.t. de leidingen Met betrekking tot de leidingen zijn een aantal informatiegegevens afhankelijk van het bevoegdheidsgebied van de betreffende brandweerdienst: Diameters: mogelijke diameters van de leidingen Afsluitposten: overzicht van de afstanden tussen de afsluiters en de mogelijke afsluittijd. Vermelding type afsluiter: manueel, afstandbediend, automatisch (zie ook pagina 30-31) Traject: beschrijving van het leidingtraject binnen het beschermd gebied Bedrijven: lijst van de aangesloten bedrijven De hogedruk gaspijpleidingen worden ondergronds voorzien van een waarschuwingslint. Bovengronds zijn ze altijd herkenbaar doordat ze gemarkeerd worden: elke aardgaspijpleiding is gemarkeerd door oranje betonnen of plastieken merkpalen; op iedere merkpaal staat het gratis telefoonnummer van Fluxys: 0800-90102; naast de merkpalen worden ook luchtbakens geplaatst met een nummer op: aan de hand van dat unieke nummer kan Fluxys de exacte locatie bepalen.
Elke aardgaspijpleiding is
Op de luchtbakens komt een uniek
gemarkeerd door merkpalen.
cijfer voor.
41 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
V.3. De opbouw van de actiekaart De actiekaart is opgebouwd volgens de effecten die zich kunnen voordoen bij een ontsnapping van gas uit een ondergrondse hoge druk aardgaspijpleiding. Het doel van de kaart is om, op basis van vooraf berekende (mogelijke) effecten, snel en zonder veel extra rekenwerk de beste veiligheidsafstanden te bepalen voor zowel mogelijke aanwezige omwonenden als voor de hulpverleners. De actiekaart vermeldt in de eerste plaats de algemenere maatregelen die meteen moeten genomen worden. Vervolgens worden de effectafstanden gegeven m.b.t.: mogelijke stralingseffecten bij brand; wolkvorming van het gas; drukeffecten; geluidsoverlast.
Te weten! De zones worden aangeduid in meter (m) en de leidingdiameters worden aangeduid in millimeter (mm). In de regel wordt gesteld dat er bij twijfel over de diameter van de leiding best gekeken wordt naar de waarde van de diameter hoger. De effectafstanden worden gemeten vanaf de plaats van de breuk of de lekopening.
V.4. De omschrijving van de zones in de Actiekaart aardgas De indeling van de zones voor de actiekaarten en deze in het KB van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen, worden uitgelegd op pagina 25. Ter herinnering geven we nog even de zonebepaling van de actiekaarten:
ZONE 1: wordt omschreven als de zone met een hoge kans op letaliteit, die enkel in zeer uitzonderlijke omstandigheden na gepaste risico-afweging en met de vereiste beschermende kledij mag betreden worden, enkel wanneer er nog geen ontsteking is van het gas. ZONE 2: zone die alleen mag betreden worden door de brandweer in de vereiste beschermende kledij en met inachtneming van de eigen veiligheid (= Rode zone KB - uitsluitingsperimeter). ZONE 3: enkel de interveniërende hulpdiensten mogen van buitenaf naar binnengaan. Wie binnen deze zone is mag er blijven. Personen die uit binnengelegen zones geëvacueerd werden moeten minstens tot buiten deze zone 3 gebracht worden (= Oranje zone KB - isolatieperimeter)
42 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel V: Specifieke Actiekaart Aardgas V.5. Algemene acties bij aanvang incident Wanneer zich een incident voordoet m.b.t. een hoge druk aardgaspijpleiding zijn er een aantal maatregelen die meteen moeten genomen worden en een aantal acties die typisch zijn bij aardgas. Een aantal indicaties kunnen helpen om een mogelijk incident met een pijpleiding te herkennen.
V.5.1. Tekenen van een mogelijk incident met gas 1. Wat je ziet: bruine of verdorde vegetatie rond een pijpleiding een wolk of mist rond de pijpleiding opstijgend vuil luchtbellen uit een meer of een rivier vlammen ijsvorming rond de pijpleiding dode insecten 2. Wat je ruikt: indien geur van de onzuiverheden wordt waargenomen, wordt de onderste explosiegrens benaderd. 3. Wat je hoort: een sissend of rommelend geluid nabij een pijpleiding
V.5.2. Directe maatregelen 1. Alarmeer de ploegen en de officier volgens de vastgelegde procedure 2. Schaal op bij twijfel over de in te zetten middelen 3. Verwittig: Fluxys: 0800-90102 HC 100 en AGS: 100 / 112 Politie: 101 De rechtstreeks aangesloten bedrijven 4. Geef de juiste locatie door en zoveel mogelijk informatie (merkpaal, adres...) 5. Als het gaat om een groot lek aan midden of hoge druk aardgaspijpleiding: kondig de gemeentelijke fase van het NIP af 6. Pas de procedure ‘ongevallen gevaarlijke stoffen’ toe.
43 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
V.5.3. Acties: specifiek aardgas 1. Blijf bovenwinds 2. Voer explosiegevaars- en zuurstofmetingen uit (adembescherming en volledige uitrusting) 3. Ontstekingsbronnen verwijderen (ook de elektrostatische) 4. Laat alle elektrische apparatuur in de auto 5. In geval van brand: niet blussen! 6. Nevenbranden buiten zone 1: wel blussen! 7. Aangestraalde structuren beschermen met nevelstralen
V.6. Toelichtingen bij de effectafstanden V.6.1. Veiligheidsafstanden bij brand (effectief ontsteking) V.6.1.1. De tabel Tabel 1: veiligheidsafstanden (bij brand): binnenhuis en voor ‘door structuren beschermde’ personen Berekeningen bij startdruk van 80 bar / vrije, verticale uitstroom / geen wind Leidingdiameter in mm opening 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 1200
ZONE 1 Straal in m HBD Guillotine 10% breuk diameter 30 5 60 7 80 10 110 12 130 15 140 16 160 19 180 21 190 23 210 25 230 29
ZONE 2 Straal in m 3 kW/m2 na 300 s Guillotine 10% breuk diameter 60 11 140 24 220 37 290 49 360 64 430 78 500 92 570 106 640 121 710 135 800 160
ZONE 3 Straal in m Guillotine breuk 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 1200
10% diameter 50 50 50 100 100 100 150 150 150 150 200
V.6.1.2. Interpretatie van de zones De tabel geeft de veiligheidsafstanden weer in geval er ontsteking van een gasontsnapping geweest is. De verticale uitstroom van gas voedt een fakkelbrand waarvan de stralingseffecten op de tabel zijn terug te vinden. De zones werden als volgt bepaald:
ZONE 1: De grens wordt vastgelegd op basis van de HBD (House Burning Distance), de integratie over totaaltijd van de straling die een beschermende structuur in brand kan steken. Deze ZONE 1 mag nooit betreden worden gezien het hoge kanspercentage op levensgevaarlijke verwondingen en zelfs doodsgevaar.
44 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel V: Specifieke Actiekaart Aardgas
ZONE 2: Voor ZONE 2 wordt de grens daar geplaatst waar de straling na 300 s nog 3 kW/m2 bedraagt. Die tijdspanne komt overeen met een geschat minimaal tijdsverloop tussen de breuk en de aankomst van de brandweer. Ga alleen indien strikt noodzakelijk in zone 2 met interventiekledij, adembescherming en hittewerende kledij voor specifieke acties zoals: reddingen: met inachtname van eigen veiligheid en minimale personeelssterkte beheersen van ontsnapt product: de brandweer draait nooit zelf de afsluiter dicht maar kan wel helpen uitgestelde evacuatie: personen die zich binnen zone 2 (de zone tussen de HBD en de 3 kW/m2 na 300 s) bevinden en beschermd zijn door een gebouw worden binnen gehouden. De evacuatie wordt dan uitgesteld tot de stralingsintensiteit beduidend lager is. De personen die zich buiten bevinden binnen zone 2 worden naar een schuilplaats gebracht of buiten zone 2.
Volgende grafieken tonen achtereenvolgens het verloop van de straling na 300 s voor leidingen met een diameter van respectievelijk 100, 400 en 1000 mm. 1. Straling voor een diameter van 100 mm Straling t.o.v. afstand voor een diameter 100 mm, 80 bar onmiddellijke ontsteking, volledige breuk in het midden van een sectie van 30 km, kleppen gesloten na 60 s
20 18
Straling [kW/m2]
16 14 12 10 8 6 4 2
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Afstand [m] Straling [kW/m2] 900 s
Straling [kW/m2] 300 s
45 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
2. Straling voor een diameter van 400 mm
3. Straling voor een diameter van 1000 mm
Straling t.o.v. afstand voor een diameter 400 mm, 80 bar
Straling t.o.v. afstand voor een diameter 1000 mm, 80 bar
onmiddellijke ontsteking, volledige breuk in het midden van een sectie van 30 km,
onmiddellijke ontsteking, volledige breuk in het midden van een sectie van 30 km, kleppen gesloten na 60 s
20
18
18
16
16 Straling [kW/m2]
Straling [kW/m2]
kleppen gesloten na 60 s
20
14 12 10
14 12 10
8
8
6
6
4
4
2
0
100
200
300
400
500
600
2
0
100
200
300
400
Afstand [m] Straling [kW/m2] 900 s
500
600
700
800
900
1000
Afstand [m] Straling [kW/m2] 900 s
Straling [kW/m2] 300 s
Straling [kW/m2] 300 s
Richtwaarden voor hittestraling: 0,8 kW/m2 1 kW/m2 3 kW/m2 5 kW/m2 10 kW/m2 12,5 kW/m2 20 kW/m2 35 kW/m2 60 kW/m2
Warme zomerdag België Warme zomerdag Zuiderse landen 20 Gedurende 10 s = pijngrens (onbeschermde huid), men is (afhankelijk van 18 de omvang van het vuur en eventuele verwondingen) nog juist in staat 16 om zich in deze 10 s voldoende ver van de brandhaard te verwijderen 14 Gedurende 5 s = pijngrens (onbeschermde huid) Gedurende enkele minuten = 2° en 3° graads brandwonden 12 Grenswaarde voor maximaal aanvaardbare warmtestralingsintensiteit 10 voor onbeschermde structuren 8 Koelen van installaties noodzakelijk om bezwijken te voorkomen 6 Schroeischade hout. 4 1% kans op letaliteit bij 20 s blootstelling 2 Gedurende enkele seconden = 2° en 3° graads brandwonden 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 7% kans op lethaliteit bij 20 s blootstelling Straling ] 900 sec Secundaire branden door straling bij [kW/m secondenlange blootstelling Straling [kW/m ] 300 sec > 97% kans op letaliteit bij 20 s blootstelling Grenswaarde voor maximaal aanvaardbare warmtestralingsintensiteit voor beschermde structuren Benzinebrand (rand vlammen) bij een plasbrand met 10 m diameter 2
2
Grenswaarden warmtestraling voor ontbranding van organische materialen Materiaal
Zonder
Met
Ontstekingsbron in kW/m2 Hout
32
14
Geverfd hout
33
21
Hardboard
29
10
-
20
PVC Schroeischade hout
46 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
8 - 12
20 18 16 14 12 10 8 6 4 2
Deel V: Specifieke Actiekaart Aardgas V.6.2. Veiligheidsafstanden bij gasontsnapping (nog geen ontsteking) V.6.2.1. De tabel Tabel 2 : veiligheidsafstanden (nog geen ontsteking): voor hulpdiensten en voor ‘niet door structuren beschermde’ personen. (Er werd rekening gehouden met maximale waarden (na 30 seconden) bij mogelijke ontsteking!) Leidingdiameter in mm opening 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 1200
ZONE 1 Straal in m 10 kW/m2 na 30 s Guillotine 10% breuk diameter 50 6 100 11 150 16 200 21 240 27 290 33 340 39 380 45 430 51 470 57 560 68
ZONE 2 Straal in m 3 kW/m2 na 30 s Guillotine 10% breuk diameter 90 11 210 24 320 37 430 49 520 64 610 78 700 92 780 106 870 121 960 135 1130 160
ZONE 3 Straal in m Guillotine breuk 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 1200
10% diameter 50 50 50 100 100 100 150 150 150 150 200
V.6.2.2. Toelichtingen bij de zones In tabel 2 worden de veiligheidsperimeters aangeduid voor een situatie waarbij zich een lek voordoet maar er nog geen ontsteking heeft plaatsgevonden. De zones zijn er op gericht om, in geval van ontsteking, de veiligheid te garanderen van bevolking en hulpverleners.
ZONE 1: De grens van ZONE 1 wordt vastgelegd waar de straling minimaal 10 kW/m2 is na 30 s. De warmtestraling 30 s na de breuk is een goede aanname voor de piekwaarde. De gekozen tijd van 30 s is de tijd nodig om de gaswolk en bijgevolg een eventuele brand tot zijn maximale omvang te laten ontwikkelen. De grens van zone 1 ligt dus op een piekmoment. Ga nooit in zone 1 tenzij met interventiekledij, adembescherming en hittewerende kledij voor specifieke acties zoals: preventieve evacuaties: evacuatie van alle personen binnen de HBD en van de niet door gebouwen en structuren beschermde personen in zone 2, met inachtneming van eigen veiligheid en met minimale personeelssterkte. uitgestelde evacuatie : personen die beschermd zijn door een gebouw en zich binnen zone 1, maar buiten de HBD bevinden, en personen die zich binnen zone 2 bevinden en beschermd zijn door een gebouw, worden binnen gehouden. (De evacuatie wordt uitgesteld totdat de stralingsintensiteit beduidend gedaald is!) beheersen van ontsnapt product: de brandweer draait nooit zelf de afsluiter dicht maar kan wel helpen.
47 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
ZONE 2: Voor zone 2 wordt de grens daar geplaatst waar de straling na 30 s nog minimaal 3 kW/m2 bedraagt. Voor het betreden van deze zone gelden dezelfde restricties als voor de zone 1.
Onderstaande grafiek toont de stralingsafstanden na 30 s voor verschillende leidingdiameters voor zowel 10 kW/m2 (ZONE 1) als voor 3 kW/m2 (ZONE 2)
Radiatie - na 30 s 3 kW/m en 10 kW/m2 - in geval van totale breuk van een aardgasleiding (Pmax - 80 bar) 2
1000 900 800 700 Afstand [m]
600 500 400 300 200 100 0 0
100
200
300
400
500
600
700
800
900
1000
1100
Diameter [mm] 3 kW/m2
10 kW/m2
V.6.3. Ontstekingsgevaar bij gasontsnapping V.6.3.1.: Tabel 3 Leidingdiameter in mm Opening Weertype 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 1200
ZONE 1 Lengte Dispersiezone bij LEL = 5 vol% Guillotine 10% breuk diameter F2 D5 F2 D5
De ontstekingsgrens ligt ruim binnen de gevarengrenzen bij brand.
Bronsterkte in kg/s bij guillotinebreuk.* na 1 s na 300 s
60 300 750 1500 2500 3800 5200 7100 9300 12000 16500
15 60 150 300 420 650 900 1200 1600 2000 2750
ZONE 2 Lengte Dispersiezone bij ERPG-2** Guillotine 10% breuk diameter F2 D5 F2 D5
De gevarengrens ligt ruim binnen de gevarengrenzen bij brand.
* Opmerking: LEL is de onderste explosiegrens en de bronsterkte voor een gat van 10 mm is maximaal 1 kg/s en relatief constant in de tijd. ** ERPG-2: The ERPG-2 is the maximum airborne concentration below which it is believed that nearly all individuals could be exposed for up to 1 hr without experiencing or developing irreversible or other serious health effects or symptoms which could impair an individual’s ability to take protective action.
48 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel V: Specifieke Actiekaart Aardgas V.6.3.2. Toelichtingen bij de zones Door het grote stijgvermogen van aardgas (relatieve dichtheid ten opzichte van lucht is 0.55) zullen de effecten van de gaswolk op grondniveau binnen een smal gebied blijven. Om deze reden zijn de waarden niet relevant aangezien ze steeds zeer ruim binnen de effectgebieden vallen van straling. Dit wordt in onderstaande figuur duidelijk geïllustreerd. Dispersiecontouren na 30 s (~5800 kg/s), wind 0 m/s, krater 10.2 m, 1000 mm, 80 bar 1 000 900 800
hoogte [m]
700 600 500 400 300 200 1 00 0 -1 4 0 -1 20 -1 0 0
- 80
- 60
-40
- 20
0
20
40
60
80
1 00
1 20
1 40
afstand [m] 0%
5%
1 5%
Voor andere, zwaardere gassen, is deze tabel echter zeer belangrijk. Voor brandbare gassen bijvoorbeeld geeft Zone 1 de gaswolk aan waar de onderste explosiegrens bereikt werd. Bij ontsteking zullen de personen in deze zone in de vuurzee zitten en zeer ernstig gewond zijn met een grote kans op overlijden. Zone 2 geeft de gaswolk aan waar de explosiemeter in alarm gaat, bijvoorbeeld bij 20% LEL. Verder wordt in de tabel een onderscheid gemaakt tussen een dagsituatie (weertype D5*) en een nachtsituatie (weertype F2*) evenals voor een guillotinebreuk en voor een gat van 10% van de 20 diameter. 18 16 14 12 10 8 6 4 2
0
10
* Weertype F heeft betrekking op zeer stabiele atmosfeer. Weertype D heeft betrekking op neutrale atmosfeer. De cijfers 2 en 5 verwijzen naar de windsnelheid in m/s.
20
30
40
50
Straling [kW/m2] 900 sec
70
Strali
49 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
60
V.6.4. Drukeffecten bij gasontsnapping V.6.4.1. Tabel 4 Leiding-
ZONE 1
ZONE 2
ZONE 3
diameter
Straal in m
Straal in m
Straal in m
in mm Opening 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 1200
1 bar overdruk Guillotine 10% breuk 2 2 2 2 4 4 4 4 4 4 5
0.1 bar overdruk Guillotine 10%
diameter
Niet relevant
breuk 3 10 10 10 20 20 20 20 20 20 22
0.02 bar overdruk Guillotine 10%
diameter
Niet relevant
breuk 20 100 100 100 185 185 185 185 185 185 210
diameter
Niet relevant
V.6.4.2. Toelichtingen bij de zones De drukeffecten zijn op te splitsen in de effecten van de fysische explosie van de pijp en deze van de gaswolkverbranding. De eerste zijn veel groter dan de tweede maar hebben slechts binnen zeer kleine afstanden van de breuk een aanzienlijk effect. Enkel de effecten bij 0.02 bar komen over een iets grotere afstand voor, doch steeds binnen de effecten van een brand. De gevolgen van een dergelijke overdruk zijn glasbreuk zonder echter scherfwerking te veroorzaken. Zonder dit effect te minimaliseren mogen we stellen dat het van ondergeschikt belang is. Overdruk t.o.v. afstand, 1000 mm, 80 bar Volledige breuk in het midden van een sectie van 30 km, kleppen gesloten na 60 s
1000 900
Overdruk [mbar]
800 700 600 500 400 300 200 100 0
0
5
10
15
20
25
30
Afstand [m] Max. ontstekingsdruk t.o.v. de afstand Bij breuk: druk t.o.v. de afstand (nog geen onsteking)
50 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
35
40
Deel V: Specifieke Actiekaart Aardgas Overdruk t.o.v. afstand, 100 mm, 80 bar Volledige breuk in het midden van een sectie van 30 km, kleppen gesloten na 60 s
1000 900
Overdruk [mbar]
800 700 600 500 400 300 200 100 0
0
5
10
15
20
25
30
35
40
Afstand [m] Max. ontstekingsdruk t.o.v. de afstand Bij breuk: druk t.o.v. de afstand (nog geen onsteking)
Tabel 5: De gevolgen van drukschade op mens en materieel. 1000
Druk in bar
Schade Mens Tijdelijke gehoorschade
Overdruk [mbar]
Incidentele ruitbreuk
0.01 0.02
900
Materieel
800 700 600
0.03
Ruitbreuk (kans op dodelijke scherfwerking)
0.05 - 0.1
500 Vernieling daken en puien
0.1 - 0.2
Omvallen
Atmosferische opslagtanks 300 beschadigd
0.2 0.3
400 Vernieling bakstenen muren
Scheuren trommelvlies
Apparatuur beschadigd200
0.4
Vernieling betonmuur (20 cm) 100
0.5
Omvallen volle ketelwagon
1.0
Longschade
2.0
Dood
0
0
5
10
15
20
25
Afstand [m] Max. Ignition Pressure vs. distance Rupture Pressure vs. distance (no fire)
51 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
30
V.6.5. Geluidseffecten bij gasontsnapping V.6.5.1. Tabel 6 Leiding-
90 dBA
Leiding-
90 dBA
Leiding-
90 dBA
diameter Straal in m diameter Straal in m diameter Straal in m in mm 100 200 300 400
75 75 75 150
in mm 500 600 700 800
150 150 150 250
in mm 900 1000 1200
250 250 250
V.6.5.2 Toelichting bij de waarden Het is belangrijk om weten dat het ontsnappen van gas bij een betekenisvol lek een enorm geluid kan geven: vanaf 80 dBA en hoger wordt communiceren op een afstand van 1 meter reeds moeilijk; vanaf 85 dBA moet gehoorsbescherming gedragen worden; 90 dBA is voor sommige frequenties reeds op de grens van de beschadigingslimiet van het gehoor.
Op de gekozen grens van 90 dBA (dit is een 10 maal harder geluid dan 80 dBA) zullen de communicatie tussen de hulpverleners en de interventie sterk gehinderd worden door dit geluid. Het geluid is zelfs van die aard dat een paniekreactie kan optreden bij de bevolking waardoor ze zich in grotere gevaren gaat storten.
V.7. De Actiekaart aardgas Pijpleidingen > 14,7 bar Uitgangspunten die de finale opstelling van de Actiekaart Aardgas hebben beïnvloed: de actiekaart is wat de naam zegt: zij is bestemd voor directe actie en de makers hebben er voor gekozen om uitsluitend relevante en direct bruikbare informatie op de actiekaart te vermelden; grafisch werd ervoor gezorgd dat het onderscheid tussen een situatie bij brand en een situatie waarop er nog geen ontsteking is meteen duidelijk is en dat de in overweging te nemen waarden ook visueel worden uitgebeeld; drukeffecten werden niet op de kaart weerhouden aangezien ze steeds ruim binnen de effectafstanden bij gasontsnapping (brand of geen brand) vallen.
52 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
3 Effectafstanden
Actiekaart 1: aardgas
Zone 3 Straal in m
300
200
100
150
75
75
75
130
110
80
60
30
290
240
200
150
100
50
19
16
15
12
10
7
5
45
39
33
27
21
16
11
6
640
570
500
430
360
290
220
140
60
960
870
780
700
610
520
430
320
210
90
160
135
121
106
92
78
64
49
37
24
11
160
135
121
106
92
78
64
49
37
24
11
1200 1200
1000 1000
900
800
700
600
500
400
300
200
100
900
800
700
600
500
400
300
200
100
200
150
150
150
150
100
100
100
50
50
50
200
150
150
150
150
100
100
100
50
50
50
10% diameter
400 150 140 340 21
51
710
1130
Guillotine breuk
500 150 160 380 23
57
800
i. preventieve evacuaties = evacuatie van alle personen binnen de HBD en van de niet door gebouwen en structuren beschermde personen in zone 2, met inachtneming van eigen veiligheid en met minimale personeelssterkte! ii. uitgestelde evacuatie = personen die beschermd zijn door een gebouw en zich binnen zone 1, maar buiten de HBD bevinden, en personen die zich binnen zone 2 bevinden en beschermd zijn door een gebouw, worden binnen gehouden. (De evacuatie wordt uitgesteld totdat de stralingsintensiteit beduidend gedaald is!)
Ga nooit in zone 1 tenzij met interventiekledij, adembescherming en eventueel hittewerende kledij om - preventieve evacuaties en - acties teneinde het ontsnapt product te beheersen (o.a. hulp bij dichtdraaien afsluiter–brandweer doet dit nooit zelf!)
Nog geen ontsteking van het gas!
Uitgestelde evacuatie = personen die zich binnen zone 2 bevinden en beschermd zijn door een gebouw worden binnen gehouden (De evacuatie wordt uitgesteld totdat de stralingsintensiteit beduidend gedaald is!)
Ga, indien strikt noodzakelijk, enkel in de zone 2 met interventiekledij, adembescherming en hittewerende kledij voor specifieke actie zoals - reddingen met inachtneming van eigen veiligheid en met minimale personeelssterkte! - acties teneinde het ontsnapt product te beheersen (o.a. hulp bij dichtdraaien afsluiter–brandweer doet dit nooit zelf!)
Ga nooit in Zone 1!
Ontsteking van het gas (fakkelbrand)!
n Ontstekingsbronnen indien mogelijk verwijderen n Laat bij aankomst alle elektrische apparatuur achter in de auto. n In geval het gas brandt: niet blussen. n Nevenbranden buiten de zone 1 (met inachtneming van eigen veiligheid) blussen. n Bescherming bieden aan aangestraalde structuren met nevelstralen.
Specifieke acties voor aardgas
n Blijf bovenwinds n Voer explosiegevaars- en zuurstofmetingen uit met adembescherming en volledige interventiekledij, en activeer indien mogelijk het meetplan.
3 Acties
Interventies bij HD (> 14,7 bar) ondergrondse aardgaspijpleidingen Afhankelijk van de leidingdiameter die indien nodig op te vragen is bij Fluxys. Neem bij onzekerheid de afstand behorende bij de eerstvolgende grotere leidingdiameter
10% diameter
Zone 2 Straal in m 3 kW/m2 na 300 s Guillotine breuk
600 150 180 430 25
68
10% diameter
700 250 190 470
29
Guillotine breuk
Zone 1 Straal in m HBD
Stralingseffecten: Berekeningen bij startdruk van 80 bar, vrije, verticale uitstroom! Geen wind! Tabel 1 :
opening
800 250 210 560
rand
900 250 230
B
1000 250
Leiding- Geluid diameter 90 dbA in mm Straal in m
1200
Zone 3
brand
Zone 2 3 kW/m2 na 30 s
een
Zone 1 10 kW/m2 na 30 s
G
Bij gasontsnapping: De ontstekingsgrens ligt ruim binnen de gevarengrenzen bij brand. Drukeffecten: Liggen binnen de gevarengrenzen bij brand.
ZONE 1: de verboden zone wordt omschreven als de zone met een hoge kans op letaliteit, die enkel in zeer uitzonderlijke omstandigheden na gepaste risico-afweging en met de vereiste beschermende kledij mag betreden worden. ZONE 2: zone die alleen mag betreden worden door de brandweer in de vereiste beschermende kledij en met inachtneming van de eigen veiligheid (= Rode zone KB). ZONE 3: de isolatiezone: enkel de interveniërende hulpdiensten mogen van buitenaf naar binnengaan. Wie binnen deze zone is mag er blijven. Personen die uit binnengelegen zones geëvacueerd werden moeten minstens tot buiten deze zone 3 gebracht worden (= Oranje zone KB)
0800 90102
HC / 100 en AGS 100
112
Politie 101
Waarnemingen n kleurloos bij klein lek - witte opstijgende wolk bij groot lek n geurloos - bij midden- en hoge druk zijn geen geurstoffen toegevoegd onzuiverheden kunnen geroken worden bij hoge concentraties
Product : Aardgas n gasvormig in de leiding - gasvormig bij ontsnappen uit de leiding n UN nr. 1971 Casnr. 74-82-8 Gevi 23 n explosiegrenzen 5-15 vol%- explosiemeter type IIC T1 - minimum ontstekingsenergie 0.28 mJ n zal fakkelbrand geven. geelrood gekleurde vlam met roetvorming n afkoeling bij ontspanning: ong. 1°C per 2 bar drukdaling - ophopen in lagere delen uitzonderlijk mogelijk bij nevelig, koud en rustig weer.
Mogelijke Risico’s n Hitte n Drukeffecten Enkel significant in besloten ruimten of op korte afstanden n Scherfwerking n Lawaai n Verstikking n Bevriezing
3 Informatie Gas
n Geef de juiste locatie door: Merkpaal, adres .... n Groot lek aan hoge/middendrukleiding : ‡ Kondig het Nood- en InterventiePlan af (gemeentelijke niveau)! n Procedure ongevallen gevaarlijke stoffen toepassen! n Verwittig buurbedrijven of rechtstreeks aangesloten bedrijven.
Fluxys
n Alarmeer de ploegen en de officieren volgens de lokale procedure. n Schaal op bij twijfel inzake in te zetten middelen
3 Verwittig
..........................................................................................................................................
..........................................................................................................................................
..........................................................................................................................................
..........................................................................................................................................
Andere informatie
..........................................................................................................................................
Traject en cartografie: ................................................................................................
..........................................................................................................................................
Luchtbaken en merkpaal: ..........................................................................................
..........................................................................................................................................
..........................................................................................................................................
..........................................................................................................................................
..........................................................................................................................................
..........................................................................................................................................
Aangesloten bedrijven: ..............................................................................................
Afsluitpost: variabele afstanden, sluit op ............. s, manueel/afstandsbediend/automatisch te sluiten
Diameter: .......................................................................................................................
Druk:
3 In te vullen door het korps
Interventies bij HD (> 14,7 bar) ondergrondse aardgaspijpleidingen
Actiekaart 1: aardgas
Deel V: Specifieke Actiekaart Aardgas
Brandweerkorps : Product : Aardgas Diameter leiding : Druk : Verwittig : Fluxys 0800 90102 HC 100 en AGS 100 / 112 Politie 101
Effectief ontsteking!
ZONE 1
binnenshuis
LEGENDE
= actie brandweer mits gepaste bescherming
ZONE 3
Personen binnen deze zone kunnen er blijven
………........….. meter
buiten in open lucht
ZONE 3
………........….. meter
buiten in open lucht
Personen binnen deze zone kunnen er blijven
binnenshuis
3 kW/m2 na 300 s ………........….. meter
ZONE 2 Preventieve evacuatie buiten zone 3 kW/m2 na 30 s
Bescherming binnenshuis
binnenshuis
3 kW/m2 na 30 s
buiten in open lucht
10 kW/m2 na 30 s
………........….. meter
………........….. meter
3 kW/m2 na 300 s
………........….. meter
binnenshuis
buiten in open lucht
Bescherming binnenshuis
ZONE 2 Uitgestelde evacuatie buiten zone 3 kW/m2 na 300 s
HBD
HBD
buiten in open lucht
Preventieve evacuatie Uitgestelde evacuatie buiten zone buiten zone 3 kW/m2 na 30 s 3 kW/m2 na 30 s
ZONE 1
………........….. meter
buiten in open lucht
Verboden zone
binnenshuis
Veiligheidsafstanden bij brand
Preventieve evacuatie buiten zone 3 kW/m2 na 30 s
binnenshuis
Veiligheidsafstanden bij gasontsnapping Nog geen ontsteking!
………........….. meter
Evacuatie buiten zone 3 kW/m2 na 300 s
Guillotinebreuk* / lek 10% van de diameter* (* schrappen wat niet van toepassing is)
B R A N D G E E N B RA N D
55
Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
DEEL VI: VOORBEELDEN VAN GASINCIDENTEN We geven eerst een uitgewerkt fictief voorbeeld. Daarna vatten we een aantal waar gebeurde cases samen ter illustratie. De eerste waar gebeurde case wordt volledig beschreven vanuit het oogpunt van de hulpdiensten. De andere cases zijn een weergave van de feitelijke gegevens (oorzaak, technische informatie...).
VI. 1. Fictief incident aan “HD aardgaspijpleiding” te Kasterlee VI.1.1. Informatie Om 9.00 u op een maandagmorgen in de zomer van 2006 rijdt een postbode met zijn voertuig in de straat genaamd “Lage Rielen” te Kasterlee. Ter hoogte van de gascabine ruikt hij een sterke gasgeur. Hij vervolgt zijn weg en een 100-tal meter verder stopt hij en belt met zijn gsm naar de 100-centrale.
Beeld 1
De 100-centrale verwittigt om 9.02 u het territoriaal bevoegde brandweerkorps Kasterlee met de melding:
56 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel VI: Voorbeelden van gasincidenten “Er wordt een sterke gasgeur waargenomen ter hoogte van de gascabine gelegen Lage Rielen te Kasterlee” Om 9.07 u vertrekt de brandweer Kasterlee met een halfzware autopomp met 6 personen aan boord waarvan één de graad van sergeant heeft die optreedt als bevelvoerder.
Cartografie ondergrondse leidingen
REST RES
Cartographie deseen conduites sous-terraines Gezien op het grondgebied Kasterlee “HD-aardgaspijpleiding” ligt (diameter 900 mm) met 2 RIJKEVORSEL aftakkingen waarvan één aftakking in de buurt ligt van de straat “Lage Rielen” is de bevelvoerder zeer alert en neemt zijn actiekaart “ondergrondse pijpleidingen: aardgas”. ARENDONK
N N N
N N N N
8/6
8/7
S-Z S-Z S-Z
S-Z S-Z S-Z
N N N N
N N N N N N
16/2
16/3 16/3
S-Z S-Z S-Z S-Z S-Z S-Z
S-Z S-Z S-Z S-Z S-Z S-Z S-Z S-Z
N N N N
N N N N
16/6
16/7
OUD-TURNHOUT BEERSE
VOSSELAAR
TURNHOUT
8/8 8/8 S-Z S-Z 8/8 8/8 S-Z S-Z 8/8 8/8 S-Z S-Z
RETIE
LILLE 17/1 17/1 N N 17/1 N N 17/1 N 17/1 17/1
16/4 16/4 N N 16/4 N N 16/4 N 16/4 16/4
16/3 16/3 N N 16/3 N N 16/3 N 16/3 16/3
Printed 8 x 5 km Maps DESSEL
KASTERLEE
Top10r 8 x 5 km Maps Top10r 8 x 10 km Maps Fire Zone
VORSELAAR MOL
16/3 16/3 S-Z S-Z 16/3 S-Z S-Z 16/3 S-Z 16/3 16/3
Operators of pipelines FLUXYS NV/SA
HERENTALS
OLEN
GEEL
Beeld 2 HERENTHOUT MEERHOUT
Brandweerdienst/Service d'incendie
Kasterlee
57 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
Beeld 3
VI.1.2.Opeenvolging van de acties Wat moet de bevelvoerder doen of zeker niet doen? Welke acties moet hij ondernemen? Waar moet hij aandacht voor hebben?
1. Voor het vertrek 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Verwittig officier van wacht en dienstchef Schaal op volgens de lokale procedure Verwittig Fluxys op het nummer 0800 90102 (Beeld 4-5) Verwittig HC 100 en vraag AGS te verwittigen
58 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel VI: Voorbeelden van gasincidenten
Beeld 4
Beeld 5
2. Tijdens het aanrijden 1.5. 1.6. 1.7. 1.8.
Briefing manschappen in het voertuig Vraag naar de windrichting Rijd bovenwinds aan; aanrijroute bepalen Schat afstand in waar er moet gestopt worden of maak gebruik van de op voorhand ingevulde fiche pagina 55. Zie actiekaart: diameter leiding 900 mm Er is nog geen ontsteking gemeld We weten nog niet of het een lek betreft of het een guillotinebreuk is, dus uitgaan van de worst-case: guillotinebreuk We kijken in de kolom van zone 2 Resultaat: 900 m (aan de rand van zone 2)
3. Ter plaatse (900 m bovenwinds) 1.9. Geef de juiste locatie door aan het HC 100 en FLUXYS; dit a.d.h.v. de merkpaal en het juiste adres: straat: Lage Rielen te Kasterlee; merkpaal 130 (zie beeld 6-7) station nr. 4 01200 (zie beeld 5)
59 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
Beeld 6
Beeld 7
1.10. Neem contact met de burgemeester voor afkondiging gemeentelijke fase van het NIP 1.11. Motorkapoverleg (opstart CP-OPS) 1.12. Volledige interventiekledij met adembescherming 1.13. Voer metingen uit op explosiegevaar! 1.14. Laat alle elektrische apparatuur in de wagen! 1.15. Evacueer alle personen binnen zone 1 en zone 2 die niet beschermd zijn door gebouwen of structuren. (zie cirkels: beeld 8): Jeugdcentrum “de Hoge Rielen”, 3de Bataljon Paracommando, Sportterreinen Prijstraat
Beeld 8
60 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel VI: Voorbeelden van gasincidenten 4. Aankomst officier van wacht 1.16. Briefing van de situatie 1.17. Briefing van de reeds gedane acties 1.18. Kondig preventief het MIP af 1.19. Bespreking resultaten verkenning
5. Aankomst AGS 1.20. Vraag om advies ivm perimeters 1.21. Bijsturing van de vastgelegde perimeters 1.22. Advies ivm de nog te ondernemen acties in functie van evacuaties 1.23. Advies ivm assistentie personen van Fluxys 1.24. Contact met Fluxys ivm afsluiting leiding
VI.2. Case 1: breuk van een gastransportleiding nabij een flatgebouw (VS) VI.2.1. Samenvatting incident In de aanloop van... Omstreeks 23 uur breekt een aardgastransportleiding met een diameter van 904 mm en onder een druk van 62 bar in de buurt van een appartementsgebouw met 1.500 bewoners. Het ontsnappende gas ontstak en deed een vuurbal ontstaan van 300 m hoog en een krater van goed 6 m diep. Een stuk van de pijpleiding werd 80 m verder in een appartement gekatapulteerd en verwondde een volwassene en twee kinderen. Zeer snel bereikten tal van tegenstrijdige berichten de noodcentrale 911. Er werd gewag gemaakt van explosies, gebroken glas, tal van gewonden. Tegelijkertijd ontving de politie meldingen van auto- en inbraakalarmen die afgingen. Doordat het vuur extreem groot was en zichtbaar van op grote afstand waren ook de meldingen tegenstrijdig m.b.t. de exacte locatie en rukten verschillende brandweerkorpsen uit in verkeerde richtingen. De bevelvoerder van de brandweer riep alle manschappen die niet van wacht waren op om zich aan te melden. Inmiddels werden technici van de pijpleidingbeheerder erop uitgestuurd omdat in het controlecentrum een drukdaling was vastgesteld aan een onbemand compressiestation, ongeveer 19 km ten westen van de breuk. Een medewerker van de gasmaatschappij, die naar het appartementsgebouw was gestuurd, begreep snel dat er iets mis was met een gastransportleiding.
Actie van de brandweer De doelstellingen waren (in volgorde van belangrijkheid): de burgers in het appartementsgebouw redden en medische zorgen verstrekken; het complex ontruimen; de omgeving afsluiten als een verboden zone; de situatie onder controle houden tot de gasmaatschappij de brand kan isoleren.
61 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
Toen hij een tweede alarm ontving, nam de bevelvoerder van de brandweer de leiding en richtte een CP-OPS op en dat op ongeveer 1.200 m van de plaats van het incident. Gezien de omvang en impact van het incident vroeg de bevelvoerder meteen afgevaardigden van andere disciplines om zich naar de CP-OPS te begeven. De bevelvoerder besloot om voor de ramp twee operationele entiteiten op te richten: één om de evacuatie uit het appartementscomplex te organiseren en één om de brand onder controle te houden nabij de pijpleidingbreuk. Zodra de gasmaatschappij de juiste plaats van de breuk had gedetecteerd trad een standaard procedure in werking. Er werden ploegen samengesteld om de toevloed van gas te stoppen door stroomopwaarts af te sluiten. Nadat de leiding stroomopwaarts werd afgesloten bleef het vuur nog ongeveer 5 uur duren door resterend gas in de leiding. De operaties werden ongeveer 12 uur na de aanvang van het incident beëindigd.
VI.2.2. Beoordelingen Uit een rapport van de National Transportation Safety Board (USA) dat werd gevoerd over de afgelopen tien jaar, blijkt dat bij heel wat pijpleidingincidenten een vertraagde reactie van de hulpdiensten werd gemerkt. De reden daarvoor is wellicht te vinden in het feit dat heel wat meldingen betrekking hebben op een “geur in de omgeving”. Wanneer de eerste hulpverleners ter plaatse komen voor een onderzoek, gebeurt het vaak dat de geur aan een andere (verkeerde) bron wordt toegeschreven, bijvoorbeeld een fabriek of een raffinaderij in de omgeving. In veel gevallen ging de brandweer meer dan eens naar dezelfde plaats zonder de geur te kunnen thuisbrengen. Het zou dus beter zijn dat bij meldingen m.b.t. een ‘geur’, de gasmaatschappij meteen wordt gewaarschuwd. Zodra de reddingsacties werden ondernomen en beschermende maatregelen voor de bevolking werden genomen is dit incident eigenlijk niets meer dan een grote fakkelbrand, die zal afnemen en uiteindelijk doven nadat de gastoevoer is gestopt en wanneer het gas is opgebruikt. Afhankelijk van de diameter van de pijpleiding en de afstand tussen het lek en het compressiestation kan het vuur nog lang blijven branden. Hulpdiensten mogen nooit proberen om een hoge druk aardgaspijpleiding zelf af te sluiten tenzij onder leiding en in aanwezigheid van personeel van pijpleidingbeheerder. Het afsluiten op een ondoordachte manier kan rampen doen ontstaan die veel groter zijn dan het oorspronkelijk incident. Incidenten van deze omvang vereisen een multidisciplinair optreden. Onder leiding van de bevelvoerder moeten verschillende korpsen, disciplines en betrokkenen hun krachten bundelen.
Aard
Waarde
substantie
aardgas
diameter pijpleiding
904 mm
nominale wanddikte
ongekend
druk
62 bar
kraterdiepte
6m
ontstekingstijd
vrijwel meteen
vuurbal
300 m hoog
62 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel VI: Voorbeelden van gasincidenten
VI.3. Case 2: breuk van een gaspijpleiding in Louisiana (2 maart 1974) VI.3.1. Samenvatting incident Op 2 maart 1974 ontstaat er een brand als gevolg van een pijpleidingbreuk in Monroe, Louisiana. Er vielen bij de brand geen slachtoffers. De breuk deed zich voor als gevolg van een ontoereikende lasverbinding die niet gedetecteerd werd. De pijpleiding liep onder een snelweg. Zodra de breuk zich voordeed, sloten de stroomopwaartse afsluitkleppen automatisch. De stroomafwaartse afsluitkleppen faalden o.a. omwille van de afstand ten aanzien van de breuk en de ruwe afstelling van de kleppen. Het gas ontstak nagenoeg onmiddellijk en het vuur werd gevoed door terugstromend gas. Stroomafwaarts bleef het pompstation actief om de omvang van de gasontsnapping te beperken. De gaspijpleiding die vrij door een ommanteling liep, was herhaaldelijk onder druk gekomen door de kleigrond die telkens ging zwellen bij nat weer en kromp en brak bij droogte. Mogelijk zijn er ook beschadigingen opgetreden bij het ‘zich zetten’ van de pijpleiding. Na het incident rees de vraag of het nog wenselijk is om pijpleidingen in een mantel onder een autosnelweg toe te laten. In dit geval is de mantel zelf vermoedelijk mee verantwoordelijk voor het incident. Er werd geopperd dat het beter zou zijn om gebruik te maken van dubbelwandige pijpleidingen met een dikkere wand en 100 % met laser gelaste naden. De pijpleiding zou ook dieper onder het wegdek moeten liggen.
VI.3.2. Beschikbare technische gegevens case 2 Aard
Waarde
substantie
aardgas
diameter pijpleiding
762 mm
nominale wanddikte
11 mm
druk
56 bar
ingraafdiepte
1,95 m
lengte pijpleiding
71,6 km
lengte breuk
12 m lengte
kraterlengte
20 m
kraterbreedte
15 m
kraterdiepte
7,6 m
ontstekingstijd
vrijwel meteen
verbrande oppervlakte
210 m zuidwaarts
verhitte oppervlakte
40.500 m2
weersomstandigheden
regenachtig
63 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
VI.4. Case 3: doorboring van een aardgasleiding in Missouri (12 juni 1978) VI.4.1. Samenvatting incident Op 12 juni 1978 doorboort een graafwerker een aardgaspijpleiding in Kansas City. Het betrof een aardgasleiding met een diameter van 273 mm en een wanddikte van 5,5 mm. De bediener van de graafmachine had nagelaten om de aardgasleiding te lokaliseren door vooraf testgaten te maken. Op het moment van het doorboren van de leiding kwam er niet meteen een ontsteking. Het ontsteken gebeurde veel later, toen werkmannen aan de slag waren om het lek te herstellen. Het vuur ontstak als gevolg van het gebruik van handgereedschappen om klei van de pijpleiding te verwijderen. De ontsteking kwam er wellicht door een vonk uit het handgereedschap. Er vielen geen dodelijke slachtoffers maar twee werkmannen werden gewond. De evolutie van de druk in de leiding: de druk in de leiding bedroeg vóór de doorboring 9,1 bar. Goed 35 minuten voor de ontsteking was de druk gezakt tot 7,7 bar en daalde met 0,028 bar per minuut. Zodra de gas werd afgesloten doofde het vuur bijna onmiddellijk uit. Bij dit incident werden tal van verantwoordelijkheden aan de kaak gesteld. De bediener van het graaftoestel had nagelaten om de leiding precies te lokaliseren. De aannemer had geen goede instructies gegeven aan de bediener. De gasmaatschappij had gefaald in haar opdracht om haar medewerkers adequaat op te leiden, liet toe dat ongeschikt gereedschap werd gebruikt en beschikte niet over een procedure om te bepalen welke druk veilig is om werken uit te voeren.
VI.4.2. Beschikbare technische gegevens case 3 Aard
Waarde
substantie
aardgas
diameter pijpleiding
273 mm
nominale wanddikte
5,5 mm
druk
9,1 bar
ingraafdiepte
ongekend
lengte pijpleiding
3200 m + 600 m
lengte breuk
127 mm lang
kraterlengte
geen
kraterbreedte
geen
kraterdiepte
geen
ontstekingstijd
1 u 45 min na breuk
tijd van afsluiten
2 u 7 min
tijd om te doven (opbranden)
vrijwel meteen
weersomstandigheden
regenachtig
vuurbal
15 m hoge vuurbal
64 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Deel VI: Voorbeelden van gasincidenten VI.5. Case 4: leidingbreuk in Jackson Louisiana (25 november 1984) VI.5.1. Samenvatting incident Op 25 november 1984 werden werken uitgevoerd op een kruispunt van aardgaspijpleidingen in Jackson Louisiana. Een pijpleiding brak ingevolge graafwerken en op het moment dat delen van twee bestaande parallelle pijpleidingen werden vervangen. De oorspronkelijke pijpleidingen werden anderhalve meter opgetild om de nieuwe stukken te kunnen lassen. Wanneer de pijpleiding teruggeplaatst werd, bleef ze echter op ongeveer 60 cm boven haar oorspronkelijke stand. De ruimte onder de pijpleiding was opgevuld met los zand. De pijpleiding werd opnieuw ingegraven. Vooraleer het ingraven voltooid was, werd opnieuw druk op de leiding gezet. De pijpleiding begaf het onder de druk van de graafmachines die op de amper ondersteunde pijpleiding stonden. 5 medewerkers van de graaffirma kwamen om en 23 anderen werden ernstig gewond. De breuk vond plaats om 13 uur en de ontsteking volgde nagenoeg onmiddellijk. De kleppen werden gesloten op ongeveer 5 km zuidwaarts om 13.02 uur. Om 13.03 werd de brandweer verwittigd. Om 13.14 uur arriveerde de brandweer maar de hitte was te groot om de plaats van het incident te naderen. De oppervlakte die verbrandde naar aanleiding van de fakkelbrand was indrukwekkend: 290 m noordwaarts, 152 m zuidwaarts, 55 m oost- en westwaarts. De wind kwam uit het Zuid-Oosten.
VI.5.2. Beschikbare technische gegevens case 4
Aard
Waarde
substantie
aardgas
diameter pijpleiding
762 mm
nominale wanddikte
7,92 mm
druk
71,4 bar
ingraafdiepte
vermoedelijk 90 cm
lengte pijpleiding
ongekend
lengte breuk
ongekend
kraterlengte
27,5 m
kraterbreedte
7,6 m
kraterdiepte
3m
ontstekingstijd
vrijwel meteen
tijd van afsluiten
2 minuten
tijd om te doven (opbranden)
zeer snel
weersomstandigheden
mistig
fakkelbrand
100 m vlamlengte
65 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
LIJST MET AFKORTINGEN Afkorting
Verklaring
°C
graden Celcius
ADCV
Algemene Directie van de Civiele Veiligheid
AGIV
Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen
AGS
Adviseur Gevaarlijke Stoffen
bar
eenheid van druk: 100.000 Pascal
BS
Belgisch Staatsblad
BVV
Brandweer Vereniging Vlaanderen
Cas nr
Chemical Abstract Service nummer
CP-Ops
CommandoPost - Operaties
CWATUP
Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine
dBA
decibel A
DNB
Distributienetbeheerder
EGIG
European Gas Pipeline Incident Data Group
ERPG
Emergency Response and Planning Guidelines
Fetrapi
Federatie van Transporteurs d.m.v. Pijpleiding
FOD
Federale overheidsdienst
GeVi
Gevaarsidentificatie nummer
HBD
House Burning Distance
HC 100
Hulpcentrum 100
HD
Hoge Druk (boven 14.7 bar)
K
Kelvin
KB
Koninklijk Besluit
KLB
Kabel- en Leidingbeheerder
KLIM
Kabels- en Leidingen Informatie Meldpunt
KLIP
Kabels- en Leidingen Informatie Portaal
km
kilometer
KMO
Kleine en Middelgrote Ondernemingen
KVGB
Koninklijke Vereniging van Belgische Gasvaklieden
kW/m2
kilowatt per vierkante meter
KWS
koolwaterstof
LEL
Lower Explosion Limit - Onderste explosiegrens
m
meter
mbar
millibar
MD
Midden Druk
min.
minuten
MIP
Medisch InterventiePlan
mJ
millijoule
mm
millimeter
NIP
Nood- en Interventieplan
NMP
Nationale Maatschappij van de Pijpleidingen
OGS
Ongeval Gevaarlijke Stoffen
PIBA
Provinciaal Instituut voor Brandweer- en Ambulanciersopleiding
s
seconde
UN nr.
UNO nummer
66 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2
Notities ...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
...............................................................................................................................................................................................................................................................................................................
67 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2
Verantwoordelijke uitgever: Algemene Directie van de Civiele Veiligheid Leuvenseweg 1-3, 1000 Brussel