Bestnr. 85 64 31
Unitec Snelstartsysteem 4 in 1
Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V. Nadruk, ook als uittreksel is niet toegestaan. Druk- en vertaalfouten voorbehouden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het in druk gaan. Wijzigingen in de techniek en uitvoering voorbehouden. © Copyright 2013 by CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V. Internet: www.conrad.nl of www.conrad.be
Draagbare stroombron + starthulp + compressor
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Rode (plus) krokodillenklem LED lamp Handgreep aan/uit- veiligheidsschakelaar Voltmeter aan/uit- schakelaar voor de lamp Toets voor accutest Sigarettenaansteker –bus Compressor (achterzijde apparaat) Zwarte (minus) krokodillenklem Bus voor oplader Adapter (achterzijde apparaat)
2
3
Technische gegevens Kenmerken
Omschrijving
Type accu
gasdicht/ lood/zuur, oplaadbaar
Starthulp
400 A (900 A piek)
Compressor
12 V / 18 bar
Gewicht
6,1 kg
Kabel
koper met rubber geisoleerd
Werklamp
0,08 W LED klasse 1 12 V =
Uitgangsstopcontact Eigenschappen
veiligheidsschakelaar overbelastingsbescherming overladingbescherming sigarettenaansteker- stopcontact (12 V=) ventiel-adapterset
Bewaar deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig De gebruiksaanwijzing heeft u nodig voor de veiligheidsaanwijzingen en –maatregelen, montageaanwijzingen, gebruiks- en onderhoudsprocedure, de onderdelenlijst en het schakelschema. Bewaar de factuur samen met de gebruiksaanwijzing. Veiligheidsaanwijzingen en –maatregelen Waarschuwing: bij gebruik van het starthulpapparaat moeten principiële veiligheidsmaatregelen genomen worden, om het risico voor persoonlijk letsel en een beschadiging van de uitrusting te verminderen. Lees de handleiding zorgvuldig door voordat u het apparaat in gebruik neemt! 1. Veiligheidsbril dragen. Draag tijdens werkzaamheden aan of in de nabijheid van een loodaccu steeds een veiligheidsbril. 2. Vermijdt het contact met accuzuur. Als er toch zuurspetter op u terechtkomen, direct met zuiver water afspoelen totdat u medische hulp krijgt. 3. Verwissel de starthulpkabels niet. Verbindt de zwarte kabel met massa van de carrosserie en de rode kabel met de pluspool van de accu. 4. Gebruik het starthulpapparaat alleen in goed geventileerde ruimten of buiten. Probeer niet het voertuig in de nabijheid van brandbare gassen of vloeistoffen met starthulpkabels te starten. 5. Vermijdt dat de zwarte en de rode aansluitkabel in contact komen. Als dit gebeurt kunnen de klemmen of andere metalen voorwerpen smelten. Laat de klemmen alleen in contact komen met de bijbehorende plekken. 6. Alleen geschikt voor 12 V- systemen. Gebruik dit starthulpsysteem alleen voor voertuigen of booten met een 12-V- bordnet.
4
7. Alleen voor noodgevallen. Gebruik het starthulpapparaat niet in plaats van de voertuigaccu, gebruik het alleen als starthulp. 8. Werk met het starthulpapparaat alleen als er nog een persoon aanwezig is. In geval van een ongeluk kan een tweede persoon hulp halen. 9. Vermijdt een elektrische schok. Wees bijzonder voorzichtig met niet- geïsoleerde draden of stroomrails. Vermijdt tijdens de spanningstest contact met geaarde oppervlakken, zoals buizen, verwarmingen, keukenapparatuur en behuizingen. 10. Houdt uw werkplek opgeruimd. Ongeordende werkplekken verhogen het letselrisico. 11. Vermijdt een beschadiging van het starthulpapparaat. Gebruik het alleen op de manier zoals in deze gebruiksaanwijzing beschreven is. 12. Houdt werkplekbepalingen in het oog. Gebruik het apparaat niet bij hoge luchtvochtigheid of in een natte werkomgeving. Zet het niet bloot aan regen. Let op voldoende verlichting bij de werkplek. 13. Uit de buurt van kinderen houden. Kinderen mogen zich niet op de werkplek ophouden. Laat kinderen niet met machines, apparaten, gereedschappen of verlengkabels spelen. 14. Houdt niet gebruikte hulpmiddelen afgesloten. Het starthulpapparaat moet op een droge plaats opgeborgen worden als u het niet gebruikt om corrosie te voorkomen. Bewaar het apparaat steeds op een afgesloten plaats en uit de buurt van kinderen. 15. Stel het starthulpapparaat niet bloot aan direct zonlicht, directe hitte of vochtigheid. 16. Draag de juiste kleding. Draag geen wijdte kleding of sierraden, deze kunnen in beweegbare onderdelen terecht komen. Voor de werkzaamheden wordt niet geleidende beschermkleding en slibvaste schoenen aangeraden. Draag een kopbedekking, waaronder u lang haar kunt "verbergen". 17. Draag een veiligheidsbril en gehoorbescherming. Draag steeds een veiligheidsbril volgens het ANSI- standaard. 18. Vermijdt onbalans. Houdt steeds uw gelijkgewicht en een vaste stand. Houdt u niet aan elektrische kabels of massabanden vast. Leun u niet over elektrische kabels of een voertuigraam. 19- Onderhoudt het starthulpapparaat zorgvuldig. Controleer het apparaat op bepaalde tijden, laat het alleen door een vakman repareren indien u beschadigingen constateert. 20. Houdt steeds uw gedachten erbij. Let er steeds op wat u doet. Gebruik uw verstand. Werk niet met het starthulpapparaat wanneer u moe bent. 21. Controleer het starthulpapparaat op beschadigde delen. Voor gebruik van het starthulpapparaat moet u steeds controleren of onderdelen die eventueel beschadigd lijken nog correct functioneren. Controleer de positie en verbindingen van beweegbare onderdelen, en overtuig u ervan dat er geen delen of houders gebroken zijn of andere condities aanwezig zijn die een effect op een juiste werking zouden kunnen hebben. Beschadigde onderdelen moeten door een vakman gerepareerd of vervangen worden. Gebruik het starthulpapparaat niet wanneer de schakelaars niet correct "aan" of "uit" laat schakelen. 22. Reserve- onderdelen en toebehoren. Gebruik voor een onderhoud alleen dezelfde reserve- onderdelen. Bij gebruik van andere onderdelen vervalt het recht op garantie. 23. Gebruik het starthulpapparaat niet onder invloed van alcohol of medicijnen. Lees de bijsluiter, om te controleren of uw medicijn het waarnemingsvermogen of uw reflexen kan beïnvloeden. Werk niet met het apparaat als u twijfelt.
5
Gebruik Houdt u aan de richtlijnen van de fabrikant. Waarschuwing: een elektrische schok kan dodelijk zijn of letsel veroorzaken. Vermijdt het contact van ongeïsoleerde elektrische draden. Het Power Station NIET direct na het opladen gebruiken. Na het opladen tenminste 10 minuten laten staan en dan pas gebruiken. Het starthulpapparaat is ontwikkelt voor gebruik bij voertuigen en booten met een benzinemotor tot 2500 ccm³. U heeft geen "stroom gevend" voertuig en geen 230 Vstopcontact nodig. U kunt het apparaat voor onderweg of in noodgevallen als draagbare 12V- gelijkspanningsbron gebruiken. Zo gebruikt u het starthulpapparaat voor het starten van uw voertuig: 1. Controleer of de ontsteking van het voertuig of boot, dat met het starthulpapparaat wordt gestart, niet ingeschakeld is. De handrem moet aangetrokken zijn. Zet een schakeltransmissie in de vrijloop en bij een automaat in de stand "P". Verbindt de rode klem met de pluspool van de voertuigaccu. 2. Verbindt de zwarte klem met een niet bewegende onderdeel van de motor, maar niet met de minuspool van de accu. 3. Zet de veiligheidsschakelaar (4) op "On". 4. Schakel de ontsteking van het voertuig of boot in. Wacht 1 of 2 minuten. Draai dan de contactsleutel voor niet meer dan 5 seconden in startpositie. Als de motor niet start wacht u tenminste 3 minuten voordat u het opnieuw probeert. Waarschuwing: bij het aanklemmen en afhalen van de starthulpkabels moet u er op letten, dat deze niet in contact komen met draaiende onderdelen van de motor. Let op: de rode en zwarte klem mogen zich en geen andere draden aanraken. 5. Zet de veiligheidsschakelaar (4) op "Off". 6. Als de motor loopt, maakt u eerst de zwarte klem los en bergt u deze op in het starthulpapparaat. 7. Maak de rode klem los en berg deze op in het starthulpapparaat. 8. Laadt het starthulpapparaat zo gauw mogelijk weer op.
6
Zo gebruikt u het starthulpapparaat als stroomvoorziening voor andere apparaten (lampen, radio's etc.): 1. Open het beschermdeksel van het sigarettenaansteker- stopcontact (8). 2. Steek de sigarettenaansteker- stekker van het te voeden apparaat in het sigarettenaansteker- stopcontact (8) van het starthulpapparaat. Waarschuwing: als het starthulpapparaat niet voor het starten van een motor gebruikt wordt, moet zich de veiligheidsschakelaar aan de voorzijde op positie OFF (= uitgeschakeld) staan. In deze positie biedt de veiligheidsschakelaar bescherming tegen een elektrische schok door de rode en zwarte klem. Bewaar het starthulpapparaat steeds op een droge en veilige plaats uit de buurt van kinderen. Niet gebruiken tijdens rijden. Opnieuw laden/ opladen: gebruik voor het opladen alleen de meegeleverde netvoeding. De batterij van het starthulpapparaat is oplaadbaar en kan via een 230-V- stroomnetspanning of via een 12-V- gelijkspanning uit een sigarettenaansteker- stopcontact opgeladen worden. Aanbevolen wordt om de batterij steeds volledig opgeladen te houden. Als de batterij niet steeds volledig opgeladen is kan dit de levensduur van de batterij verkorten. Denk er aan, dat de tijd voor het opnieuw opladen afhankelijk is van het aantal doorgevoerde starthulpprocedures. Om te controleren of de batterij leeg is drukt u op toets (7). De indicatie (5) laat dan de laadtoestand van de batterij zien. "Groen" betekent dat de batterij voldoende opgeladen is. Zo wordt het starthulpapparaat opnieuw opgeladen via 230 V ~: 1. Steek de 230 V- kabel in de adapter (11) en daarna in het 230 V ~- stopcontact. 2. Laat het starthulpapparaat ongeveer 20 uur opladen. Controleer de laadvoortgang door op de toets (7) te drukken. De laadtoestand van de batterij is via de laadindicatie (5) te zien. 3. Dit starthulpapparaat is voorzien van een automatische uitschakeling zodat de batterij niet overladen kan worden. Zo wordt het starthulpapparaat opnieuw opgeladen met 12 V =: Opmerking: als het starthulpapparaat op deze manier opgeladen wordt, bereikt het niet de volledige laadspanning zoals bij het opladen via 230 V ~. 1. Steek de sigarettenaansteker- stekker van het apparaat in de sigarettenaansteker (11) van het systeem. 2. Steek de laadkabelstekker (sigarettenaansteker- stekker) in een 12-Vsigarettenaansteker- stopcontact van uw voertuig of boot. Let op: explosieve gassen, vlammen en vonken vermijden. Tijdens het opladen voldoende ventileren.
7
Verwijdering van de batterij - Als de batterij van het energiestation niet meer functioneert, moet deze gerecycled worden. - Meer informatie hierover kunt u bij de lokale KCA-depots van uw gemeente verkrijgen. Elektrische en elektronische apparaten mogen niet als huishoudafval worden behandeld. Als het apparaat aan het eind van zijn levensduur is, dient u het te verwijderen volgens de geldende wettelijke voorschriften. Milieu - Dit product mag aan het eind van zijn levensduur niet samen met het normale huishoudafval verwijderd worden. Informeer bij uw gemeente over het voor u geldende afvalbrengpunt. Waarschuwing: niet in het vuur werpen, dit kan een explosie als gevolg hebben. Omwikkel voor de verwijdering de niet geïsoleerde contacten van de batterij met een vast isolatieband om een kortsluiting te vermijden. Stel de batterij niet bloot aan extreme hitte of een open vuur, anders kan dit een explosie veroorzaken.
Compressor 1. Geen vuil of andere verontreinigingen aanzuigen, ventilatie-openingen vrijhouden. 2. Maximale looptijd van het apparaat 10 minuten. Bij het oppompen van meerdere banden: tussen de vullingen ca. 10 minuten pauze aanhouden om de compressor af te koelen. 3. Niet geschikt voor het vullen van hoogdrukbanden, zoals bij een vrachtwagen, tractor of aanhangwagen. 4. Geen personen of dieren opblazen, niet gebruiken voor het schoonmaken van kleding met perslucht. Ingebruikneming van de compressor: 1. Voor het inschakelen de drukmanometer controleren (A). 2. Aan- en uitschakelen met de kipschakelaar (B). De compressor maximaal 10 minuten laten lopen en pas na de afkoeltijd van 10 minuten opnieuw gebruiken. Opvullen van banden: De desbetreffende gebruiksaanwijzing van uw voertuig moet in acht worden genomen. Controleer eerst de daadwerkelijke bandendruk met een geijkte luchtdrukmeter. Plaats het aansluitstuk van de compressorslang op het ventiel en zet het met de hendel vast (C ). Banden tot de voorgeschreven druk vullen, controleer opnieuw met een geijkte luchtdrukmeter. Vullen van andere voorwerpen: Luchtbedden, ballen, fietsbanden enz. kunt u vullen met de bijpassende adapter (in de klep op de achterzijde van het apparaat (D) ). Adapter met de hendel vastzetten op het aansluitstuk van de compressor en het voorwerp vullen. Pomp het voorwerp niet teveel op om een ontploffen te vermijden.
8
EG- conformiteitsverklaring
9