BESTEMMINGSWIJZIGING EN INFRASTRUCTURELE INGREPEN GOLFTERREIN KGCO TE DE HAAN PASSENDE BEOORDELING IN HET KADER VAN DE HABITATRICHTLIJN
HOOFDRAPPORT
21 DECEMBER 2004
Inhoudstafel 1.
AANLEIDING .................................................................................................. 5
2.
JURIDISCH KADER .......................................................................................... 6
3.
2.1.
Habitatrichtlijngebied ............................................................................... 6
2.2.
VEN-gebieden ......................................................................................... 8
BESCHRIJVING STUDIEGEBIED........................................................................ 9 3.1.
Situering en kenmerken studiegebied ........................................................ 9
3.1.1.Situering plangebied en studiegebied ........................................................ 9 3.1.2.
Grondgebruik................................................................................ 10
3.1.3.
Landschapsecologische waarde ...................................................... 10
3.1.4.
Andere relevante gebiedsgegevens ................................................. 11
3.2.
Criteria aanwijzing ................................................................................. 12
3.2.1.
Kwalificerende habitats................................................................... 12
3.2.2.
Kwalificerende soorten ................................................................... 12
3.2.3.
Bijlage III-soorten........................................................................... 12
3.3.
Instandhoudingsdoelstellingen ................................................................ 13
3.4.
Referentiesituatie.................................................................................... 14
3.4.1.
Referentieperiode........................................................................... 14
3.4.2.
Beoordeling huidige ecologische waarde van het gebied .................. 14
4.
BESCHRIJVING VOORWERP PASSENDE BEOORDELING ............................ 20 4.1.
Bestemmingswijziging............................................................................. 20
4.1.1.
Nadere toelichting ......................................................................... 20
4.1.2.
Elementen met mogelijke impact..................................................... 21
4.2.
Geplande ingrepen................................................................................ 22
4.2.1.
Nadere toelichting ......................................................................... 22
4.2.2.
Elementen met mogelijke impact..................................................... 22
4.3.
MER-PLICHT.......................................................................................... 22
4.4.
Andere projecten/plannen met mogelijk cumulatief effect ......................... 23
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
1
5.
BESCHRIJVING EN BEOORDELING EFFECTEN........................................... 23 5.1.
Methodologie........................................................................................ 23
5.2.
Overzicht effecten en significantiebeoordeling.......................................... 24
5.2.1.
Bestemmingswijziging..................................................................... 24
5.2.2.
Geplande ingrepen........................................................................ 24
5.3.
Overzicht mogelijke milderende maatregelen en significantiebeoordeling .. 29
5.4.
Conclusie.............................................................................................. 29
6.
BESCHRIJVING ALTERNATIEVE OPLOSSINGEN .......................................... 30
7.
DWINGENDE REDENEN VAN OPENBAAR BELANG .................................... 30
8.
COMPENSERENDE MAATREGELEN ........................................................... 30
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
2
Figuren Figuur 1 : Detailkaart golfterrein KGCO te De Haan Figuur 2 : Situering golfterrein KGCO binnen Habitatrichtlijngebied Figuur 3 : Situering vegetatie-opnames Figuur 4 : Ruimtelijke spreiding aangetroffen Rode Lijst-soorten Figuur 5 : Vegetatiekaart Figuur 6 : Situering geplande ingrepen
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
3
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
4
1. AANLEIDING Het golfterrein van de Koninklijke Golf Club van Oostende (KGCO) is gelegen in de duinengordel op het grondgebied van de gemeente De Haan. Het terrein is in eigendom van de Koninklijke Schenking en wordt beheerd door de KGCO. Het terrein beschikt over 18 holes verspreid over een oppervlakte van ongeveer 55 ha1. Het golfterrein werd aangelegd in 1903. Volgens het gewestplan Oostende-Middenkust ligt het golfterrein volledig binnen natuurgebied. De Vlaamse regering nam met betrekking tot het ruimtelijk aspect van de inplanting van (zonevreemde) golfterreinen in het verleden reeds een aantal beslissingen. Op 31 mei 1989 keurde de Vlaamse regering een Beleidsnota Golfterreinen goed. In deze beleidsnota werd ingegaan op de noodzaak aan een behoeftestudie en een spreidingsmodel, de vergunningsplicht, voorzieningen in de gewestplannen en recreatief medegebruik en open golfbanen. Op 21 november 1990 nam de Vlaamse regering akte van het document “Golf in Vlaanderen : behoefte en spreidingsmodel” (de zogenaamde Golfnota). Toen al besliste zij eenparig om voor de zeven golfterreinen die bestaan van vóór de gewestplannen, waaronder de KGCO in de gemeente De Haan, de betrokken gewestplannen in herziening te stellen teneinde de bestemming golfterrein aan te brengen. De Vlaamse regering hechtte op 20 juni 2003 haar goedkeuring aan ‘Het Vlaams Golfmemorandum : duurzaam sturen op hoofdlijnen via het realiseren van multifunctionele zones voor niet-lawaaierige buitensporten’. Hierin wordt voorgesteld de momenteel als golfterrein in gebruik zijnde zones2 van de KGCO te herbestemmen als golfzone zodat de golfsport mogelijk blijft. Er wordt een bestemming als ‘ecologisch waardevol gebied met golfinfrastructuur’ voorgesteld. Belangrijke randvoorwaarde is dat de natuurwaarden er maximaal gevrijwaard dienen te worden. Voorts stelt het Golfmemorandum dat voor dergelijke terreinen een beheersplan moet worden opgesteld. In opdracht van de KGCO werd door WES Onderzoek en Advies een milieubeheerplan opgesteld. Dit milieubeheerplan werd door de stuurgroep goedgekeurd op 16 februari 2004. Het wordt momenteel ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse minister van Ruimtelijke Ordening. Voor de bestemmingswijziging van natuurgebied naar ‘golfterrein met natuurverweving’ wordt een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) opgesteld. De KGCO wenst van de gelegenheid gebruik te maken om een aantal infrastructurele ingrepen op het terrein uit te voeren. Zowel de bestemmingswijziging op zich als de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften én de aanvraag van vergunningen zijn onderhevig aan de verplichting tot het uitvoeren van een Passende Beoordeling, enerzijds omwille van het feit dat het golfterrein gesitueerd is in een Habitatrichtlijngebied, anderzijds omwille van het feit dat het golfterrein grenst aan VEN-gebieden. De juridische achtergrond wordt in volgend hoofdstuk toegelicht.
1
Van de totale oppervlakte van 55 ha zijn 5 ha niet in gebruik als golfterrein. Het betreft de zone ten noorden van de Koninklijke Baan en gesitueerd tussen zone 1 (de zone met het clubhuis) en het strand.
2
Dus met uitsluiting van de vernoemde zone
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
5
Er dient beklemtoond dat het GRUP en het milieubeheerplan slechts betrekking hebben op het momenteel als golfzone in gebruik zijnde terrein van de KGCO, en dus niet op de noordelijke zone van 5 ha die bestemd is als natuurgebied, Habitatrichtlijngebied én VEN-gebied en die niet als golfterrein zal ingericht worden.
2. JURIDISCH KADER 2.1. Habitatrichtlijngebied Hiernavolgende toelichting1 geeft informatie over de procedure die dient gevolgd te worden inzake een activiteit2, plan of programma in een Speciale Beschermingszone (SBZ) of met mogelijke impact op een SBZ op basis van art. 6 van de Habitatrichtlijn en de omzetting hiervan in art. 36 ter van het Decreet Natuurbehoud zoals gewijzigd op 19 juli 2002. In het kader van de Europese Richtlijn 79/409/EEG3 (Vogelrichtlijn) en de Europese Richtlijn 92/43/EEG4 (Habitatrichtlijn) werden in Vlaanderen 23 Speciale BeschermingsZones (SBZ) aangewezen als Vogelrichtlijngebied (SBZ-V) en 38 speciale beschermingszones aangemeld om te worden aangewezen als Habitatrichtlijngebied (SBZ-H). Beide richtlijnen beogen de realisatie van een Europees netwerk van natuurgebieden (NATURA 2000). Art. 6 van de Habitatrichtlijn, leden 1 en 2, betreffen de instandhouding- en beschermingsmaatregelen voor SBZ's. Lid 3 schrijft een passende beoordeling voor van plannen en projecten die significante gevolgen zouden kunnen hebben voor een SBZ. Toestemming kan slechts verleend worden indien uit de beoordeling blijkt dat er zekerheid is dat de bestaande5 natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast. De bepalingen van lid 4 vormen een afwegingskader op deze bescherming voor de ontwikkeling van plannen/projecten: zij omschrijven de omstandigheden waarin plannen en projecten met significante effecten al dan niet worden toegestaan. De bepalingen garanderen een evenwicht tussen economische en andere niet-ecologische eisen met ongunstige effecten voor het milieu enerzijds en de instandhoudingsdoelstellingen anderzijds.
1
Werd samengesteld op basis van: Dienstorder LIN 2003/7 ‘Procedures Beschermingsgebieden’, de bepalingen van art. 6 van de Habitatrichtlijn en EC Interpretatiegids "Bescherming van Natura 2000 gebieden", gewijzigd Decreet Natuurbehoud (19 juli 2002) (B.S. 30 augustus 2002).
2
Vergunningsplichtige activiteit : een activiteit waarvoor op grond van een wet, decreet of besluit, een vergunning, toestemming of machtiging vereist is (gewijzigd decreet natuurbehoud 19 juli 2002, Art.2.46°)
3
Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (79/409/EEG). PB 25 april 1979, nr. L 103, blz.1.
4
Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora. PB van 22 juli 1992, nr. L 206/7.
5
Zie verder 3.4.1.’Referentieperiode’
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
6
Het afwegingskader geeft een opeenvolging van stappen aan die in de besluitvorming zorgvuldig dienen gevolgd te worden bij de beoordeling of een voorgenomen plan of ingreep al of niet significante gevolgen voor de natuurwaarden van het gebied kan hebben. Bij negatieve beoordeling en ontstentenis van alternatieve oplossingen, mag een plan/ingreep slechts gerealiseerd worden om dwingende redenen van groot openbaar belang. Hierbij dienen verzachtende maatregelen genomen te worden en alle nodige compenserende maatregelen om te waarborgen dat de algehele samenhang van NATURA 2000 in stand blijft. De bepalingen van art. 6, leden 3 en 4, van de Habitatrichtlijn werden opgenomen in het Decreet Natuurbehoud in art. 36 ter, §§ 3 - 6. Deze bepalingen gelden voor een vergunningsplichtige activiteit (= activiteit waarvoor vergunning, toestemming of machtiging is vereist), een plan of programma, dat afzonderlijk of in combinatie met bestaande of geplande activiteiten, plannen of programma's, een betekenisvolle aantasting1 kan veroorzaken van de natuurlijke kenmerken van een SBZ. Deze bepalingen vormen eveneens een afwegingskader voor de ontwikkeling van dergelijke activiteiten, plannen of programma's en omschrijven de voorwaarden waaronder deze al of niet kunnen toegestaan worden. Het betreft volgende bepalingen : Art. 36ter §3: verplichting tot het maken van een passende beoordeling wat betreft de betekenisvolle effecten voor het betrokken gebied Art. 36ter § 4: de overheid die over de vergunningsaanvraag of over het plan of programma moet beslissen, mag de vergunning slechts toestaan of het plan of programma slechts goedkeuren indien de uitvoering van de activiteit of het plan of programma geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied kan veroorzaken, eventueel door het opleggen van voorwaarden Art. 36ter § 5: bepaalt de voorwaarden waaronder van art. 36ter, § 4, kan worden afgeweken om een vergunningsplichtige activiteit toch toe te staan of een plan of programma toch goed te keuren niettegenstaande de uitvoering van de activiteit of het plan of programma een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied kan veroorzaken. Hierbij worden drie voorwaarden aangegeven die eerst vervuld moeten zijn alvorens de afwijking kan toegestaan worden: er is aangetoond dat er geen minder schadelijke alternatieven zijn; er is sprake van een dwingende reden van groot openbaar belang2; de nodige compenserende maatregelen zijn genomen en de nodige actieve instandhoudingmaatregelen zijn of worden genomen die waarborgen dat de algehele samenhang van de speciale beschermingszone en –zones bewaard blijft; deze compenserende maatregelen zijn van die aard dat een evenwaardig habitat van minstens gelijkaardige oppervlakte in principe actief is ontwikkeld
1
Betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone : een aantasting die meetbare en aantoonbare gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone, in de mate er meetbare en aantoonbare gevolgen zijn zijn voor de staat van instandhouding van de soort(en) of habitat(s) waarvoor de speciale beschermingszone is aangewezen of voor de staat van instandhouding van de soort(en) vermeld in Bijlage III van dit decreet voor zover voorkomend in de betreffende speciale beschermingszone (gewijzigd decreet natuurbehoud 19 juli 2002, Art.2.30°)
2
Dwingende redenen van groot openbaar belang kunnen ook van economische en sociale aard zijn; in geval prioritaire habitats of soorten voorkomen, komen alleen argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, met de openbare veiligheid of met voor het milieu wezenlijk gunstige effecten in aanmerking als dwingende reden van groot openbaar belang
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
7
Art 36ter, § 6: de overheid houdt bij haar beslissing rekening met het goedgekeurde MER, passende beoordeling of advies van afdeling Natuur, en geeft een onderbouwing van de beslissing inzake elke stap. Krachtens het gewijzigde decreet Natuurbehoud dienen die projecten en plannen niet alleen beoordeeld te worden naar de gevolgen die zij kunnen hebben voor de habitats of de soorten waarvoor het betrokken gebied door de Vlaamse regering is aangewezen als speciale beschermingszone, maar ook naar de gevolgen die zij in dat gebied kunnen hebben voor de eventueel in dat gebied aanwezige soorten van Bijlage III van het Decreet Natuurbehoud1, ook al zijn die gebieden niet voor die soorten aangewezen of voorgesteld als speciale beschermingszone.
2.2. VEN-gebieden In het kader van het Natuurdecreet2 werd door de Vlaamse regering op 19 juli 2002 een eerste selectie van 87.000 ha grote eenheden natuur afgebakend. Dit zijn de prioritaire Vlaamse natuurgebieden die een extra bescherming krijgen. Deze afbakening vormt de eerste fase in het tot stand brengen van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). Bij Besluit van de Vlaamse regering van 18 juli 2003 werden de afbakeningsplannen VEN eerste fase definitief vastgesteld (Belgisch staatsblad 17 oktober 2003). Het gofterrein van De Haan werd niet als VEN-gebied bestemd maar diverse aangrenzende zones wel3. Art 26bis § 1 van het gewijzigde Natuurdecreet schrijft voor dat de Vlaamse overheid geen toestemming of vergunning mag verlenen voor een activiteit die onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken. Als voor een activiteit een kennisgeving of melding aan de overheid vereist is, dient door de kennisgever te worden aangetoond dat de activiteit geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken. Wanneer de kennisgever dit niet gedaan heeft, dient de Vlaamse overheid zelf te onderzoeken of de activiteit onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken. Wanneer dit het geval is, wordt dit door de overheid aan de kennisgever medegedeeld bij ter post aangetekende brief binnen de eventuele wachttermijn voor het uitvoeren van de activiteit voorzien in de wetgeving in het kader waarvan de kennisgeving of de melding gebeurt of bij gebreke daaraan binnen dertig dagen na de kennisgeving of melding. De kennisgever mag pas starten met de uitvoering van de betrokken activiteit wanneer voormelde termijn verstreken is zonder dat hij een voormeld bericht van de overheid heeft ontvangen.
1
Met name dier- en plantensoorten van communautair belang (Bijlage IV van de Habitatrichtlijn) die voorkomen in Vlaanderen : mogelijke relevante soorten voor het betrokken gebied zijn de Rugstreeppad en diverse vleermuissoorten
2
Decreet van 21 oktober 1997 1997 (BS 10 januari 1998), gewijzigd bij Decreet van 19 juli 2002 (BS 31 augustus 2002).
3
Het is niet omdat de betreffende locatie die voorwerp is van een plan of project niet als VEN bestemd is dat er geen invloeden kunnen ontstaan naar nabijgelegen VEN-gebieden; in het kader van de Habitat- en Vogelrichtlijn wordt dit principe toegepast en wordt vaak de 700m-perimeter gehanteerd; voor de volledigheid van onderhavige Passende Beoordeling wordt de beoordeling daarom ook uitgevoerd ten opzichte van het aangrenzende VEN-gebied
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
8
Art 26bis § 2 bepaalt dat de Vlaamse overheid advies vraagt in de gevallen bedoeld in § 1 aan de dienst bevoegd voor het natuurbehoud, zijnde Aminal Natuur, over de vraag of de betrokken activiteit onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken. De Vlaamse regering kan de nadere regels vastleggen met betrekking tot de procedure die moet nageleefd worden voor het vragen van het advies. Art 26bis § 3 bepaalt dat, in afwijking van § 1, een activiteit die onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken, bij afwezigheid van een alternatief, toch kan worden toegelaten of uitgevoerd om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard. In dat geval dienen alle schadebeperkende en compenserende maatregelen genomen te worden. Degene die de aanvraag, de kennisgeving of de melding (Art. 26bis §1) gedaan heeft en die respectievelijk een weigering of een bericht (Art. 26bis §1) van de Vlaamse overheid heeft ontvangen, dient tot deze overheid een verzoek in tot het toepassen van de in deze paragraaf bedoelde afwijkingsmogelijkheid (dwingende redenen van openbaar belang, met inbegrip van redenen van economisch en sociale aard). De Vlaamse regering bepaalt de procedure voor deze aanvragen en voor het behandelen ervan. De Vlaamse regering oordeelt verder over het bestaan van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard.". De Vlaamse regering kan bepalen hoe moet aangetoond worden dat een activiteit geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken. Momenteel zijn hierover echter nog geen besluiten of procedures gepubliceerd door de Vlaamse regering. Ons baserend op de wetgeving van de Vogel- en Habitatrichtlijn wordt hier dezelfde methodologie, zijnde de procedure Passende beoordeling, toegepast.
3. BESCHRIJVING STUDIEGEBIED 3.1. Situering en kenmerken studiegebied 3.1.1.Situering plangebied en studiegebied Het projectgebied situeert zich in de duinengordel op het grondgebied van de gemeente De Haan (Figuur 1).
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
9
Het terrein is 55 ha groot1 en beschikt over 18 holes. Het terrein zit gekneld tussen het strand en de zee in het noordwesten en bewoning in het zuidoosten. Langs de noordoost- en zuidwestkant komen nog duinpartijen voor. Het terrein wordt in 4 deelterreinen2 opgesplitst doordat het doorsneden wordt door de Koninklijke baan en door de Vosseslag.
3.1.2. Grondgebruik Het beschouwde terrein wordt gebruikt als golfterrein. De aangrenzende gebieden bestaan uit duinen, bosgebied (zuidoosten) en woongebied (zuidwesten). De duinen kennen een recreatief medegebruik. Tussen twee deelzones van het golfterrein komt een waterpartij voor die in gebruik is als visvijver. Aan de noordzijde grenst het terrein aan de zeereepduinen en het strand (recreatiedruk hoog).
3.1.3. Landschapsecologische waarde Het golfterrein van de KGCO te De Haan bevindt zich integraal in de duinengordel tussen De Haan en Bredene. Het duingebied vormt een afzonderlijke landschapsecologische entiteit, met ondermeer volgende kenmerken : ligging : op de overgang tussen strand en polders; door de situering op de overgang tussen land en zee vormt de duinengordel een belangrijke trekroute voor talrijke vogelsoorten; bodemgesteldheid : variatie in dynamische (bv. stuifzanden) en meer stabiele zandgronden (bv. grijs duin) reliëf : opeenvolging van duinen en duinpannen (vochtige depressies) met vaak belangrijke hoogteverschillen hydrogeologie : vorming van een zoetwaterbel onder de duinen die het zoute grondwater tot op grote diepte wegduwt en leidt tot zoete kwel in de binnenduinrand habitats en soorten : specifieke duinhabitats met bijzonder hoge ecologische waarde (omwille van zeldzaamheid, kwetsbaarheid, soortendiversiteit)
1
De totale oppervlakte van het terrein bedraagt 55ha; hiervan situeren zich echter 5ha in VEN-gebied; het betreft de zone ten noorden van zone 1 en gelegen tussen de noordelijke tak van de Koninklijke Baan en de duinstrook palend aan het strand; deze zone is niet in gebruik als golfterrein en wordt evenmin opgenomen in het GRUP
2
Eigenlijk 5 deelterreinen maar het vijfde deelterrein betreft de zone die niet in gebruik is als golfterrein
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
10
De huidige ecologische waarde is bijzonder hoog (zie verder 3.4.3). Deze hoge ecologische waarde is te danken aan het voorkomen van botanisch bijzonder fraaie open duingraslanden (de roughs en semi-roughs van het golfterrein). Het betreft de enige duingraslanden van betekenis in gehele duinengordel tussen Wenduine en Bredene. Tot ver in de 19de eeuw liet men in de meeste duingebieden aan onze Kust in de duinpannen runderen grazen. Tussen Wenduine en Oostende graasden zo’n 300 koeien, vaarzen en ezels1. We kunnen er dus van uit gaan dat (tot kort voor) vóór de aanleg van het golfterrein in het begin van de 20° eeuw het terrein werd begraasd. Dit bestond uit één duinpanne, de Doodemans panne, omgeven door hoge duinen en bospartijen met onder andere dennen. Delen van het gebied zijn nog steeds bebost (voornamelijk zone 4). In de duinen tussen Bredene en Wenduine dateren de eerste bosaanplantingen reeds van 1838. Na diverse mislukte pogingen om de duinen te bebossen werd in 1922 het beheer van de staatsduinen toevertrouwd aan het toenmalige bestuur van Waters en Bossen, en werden nieuwe bebossingen uitgevoerd, aanvankelijk voornamelijk met naaldhoutsoorten, later ook met populier, wilg en andere soorten (Staatsbossen van De Haan). Deze bebossingen moesten hoofdzakelijk voorkomen dat de landbouwgronden in de polders werden bedolven onder stuifzand. De huidige structuur van het bos heeft vooral te maken met een toenemend zoutgehalte naar de zee toe. Binnen een landinwaartse zone van enkele honderden meters vanaf de hoogwaterlijn kunnen zich enkel resistente grassen, kruiden en struiken handhaven. In de daaropvolgende zone kunnen loofbomen als eik, wilg, Gewone es, Gewone esdoorn, Ratelpopulier en abeel gedijen. Enkel buiten deze overgangszone maken naaldhoutsoorten een kans. 2 De oorspronkelijke morfologie van het landschap in het studiegebied is sedert W.O. II enigszins verstoord door de aanleg van diverse oorlogsbunkers. Nog steeds bevinden zich onder het terrein talrijke (restanten van) bunkers. Een andere verstoring betreft de aanleg van een beschermingsdijk (klei!) aan de noordkant van de Koninklijke Baan, dit als beschermingsmaatregel voor het hinterland vanweg de sterke afslag van het strand en de duinen (1977). In het begin van de jaren ‘80 werden enkele vijvers verder uitgegraven om een vlottere voorziening in sproeiwater te bewerkstelligen.
3.1.4. Andere relevante gebiedsgegevens erkende of private natuurreservaten : neen gelegen in uitbreidingsperimeter van natuurreservaat : ja; het golfterrein is gelegen
binnen de uitbreidingsperimeter van het erkend natuurreservaat ‘De Duinen van de Middenkust’ (MB 10 december 2003) en bijgevolg, onder de vigerende gewestplanbestemming, onderworpen aan het voorkooprecht van het Vlaams Gewest opgenomen in VEN : neen beschermd landschap : neen ankerplaatsen : ja relictzone : ja
1
Zwaenepoel, A., Van Coillie, J.-J. & Vervaet, K. (2004). Gebiedsvisie voor het duingebied van De HaanWenduine. Wvi, in opdracht van AWZ, Aminal afdeling Natuur en Aminal afdeling Bos & Groen; Ontwerprapport april 2004.
2
Zwaenepoel, A., Van Coillie, J.-J. & Vervaet, K. (2004). Gebiedsvisie voor het duingebied van De HaanWenduine. Wvi, in opdracht van AWZ, Aminal afdeling Natuur en Aminal afdeling Bos & Groen. Ontwerprapport april 2004
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
11
3.2. Criteria aanwijzing 3.2.1. Kwalificerende habitats De duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin werden als Habitatrichtlijngebied aangeduid (BE2500001). Het volledige gebied heeft een oppervlakte van ca. 3.737 ha. Het golfterrein van De Haan (50,8 ha) ligt integraal binnen dit Habitatrichtlijngebied (Figuur 2). De habitats van internationaal belang die op het golfterrein van De Haan liggen zijn aangeduid in tabel 1. De prioritaire habitats staan in vet aangeduid. Tabel 1 Habitats van internationaal belang volgens de habitatrichtlijn die voorkomen op het golfterrein van De Haan. Prioritaire1 habitats staan in vet aangeduid, deze worden opgenomen in het Natura 2000-netwerk.
Code 2120 2130 2160 2170 2180 2190 3140
Omschrijving Wandelende duinen op de strandwal met Ammophila arenaria 2 Vastgelegde duinen met kruidvegetaties (grijze duinen) Duinen met Hippophae rhamnoides Duinen met Salix repens Beboste duinen van het Atlantische kustgebied Vochtige duinvalleien Kalkhoudende oligo-mesotrofe stilstaande wateren met benthische Chara spp vegetaties
3.2.2. Kwalificerende soorten De kwalificerende soorten zijn volgende soorten van Bijlage II van het natuurdecreet : Kamsalamander (Triturus cristatus) Nauwe korfslak (Vertigo angustior) Kruipend moerasscherm (Apium repens) Alle vermelde soorten zijn mogelijk relevant voor het studiegebied.
3.2.3. Bijlage III-soorten De beoordeling dient ook te geschieden naar de zogenaamde Bijlage III-soorten van het gewijzigde natuurdecreet. Het betreft met name dier- en plantensoorten van communautair belang (Bijlage IV van de Habitatrichtlijn) die voorkomen in Vlaanderen. Het studiegebied is potentieel geschikt voor het voorkomen van : diverse vleermuizensoorten de Rugstreeppad
1
Prioritaire habitats die gevaar lopen te verdwijnen en die voor een belangrijk deel binnen Vlaanderen zijn gelegen en waarvoor Vlaanderen dus een belangrijke verantwoordelijkheid draagt voor het instandhouden van dit type.
2
Slechts zeer beperkt aanwezig op het Golfterrein.
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
12
3.3. Instandhoudingsdoelstellingen Art. 36ter §1 stelt dat de overheid in de speciale beschermingszones de nodige instandhoudingsmaatregelen moet nemen die steeds dienen te beantwoorden aan de ecologische vereisten van de typen habitats vermeld in Bijlage I van het natuurdecreet (in casu de habitats opgelijst in tabel 2) en de soorten vermeld in de bijlagen II, III (zie 3.2.2) en IV van dit decreet1. Het begrip ‘instandhouding’ wordt als volgt omschreven2 : het geheel van maatregelen die nodig zijn voor het behoud of herstel van habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding. De staat van instandhouding van een habitat wordt gunstig beschouwd wanneer : het natuurlijke verspreidingsgebied van de habitat en de oppervlakte van die habitat binnen dat gebied stabiel zijn of toenemen; de nodige specifieke structuur en functies voor behoud op lange termijn bestaan en in de afzienbare toekomst vermoedelijk zullen blijven bestaan; de staat van instandhouding voor de voor die habitat typische soorten gunstig is. De staat van instandhouding van een soort wordt als gunstig beschouwd wanneer : uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog altijd een levensvatbare component is van de habitat waarin de soort voorkomt en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven; het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden; er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden. De Vlaamse regering stelt nadere regels vast met betrekking tot de nodige instandhoudingsmaatregelen en de ecologische vereisten (Art. 36ter §1). Tot op heden is er geen officiële methode voorhanden inzake de wijze waarop instandhoudingsdoelstellingen moeten worden vastgelegd. Voor de SBZ-H ‘duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin’ werd nog geen natuurrichtplan opgesteld en evenmin zijn reeds definitieve instandhoudingsdoelstellingen vastgelegd. Instandhoudingsdoelstellingen moeten aangeven wat bereikt zou moeten worden om aan de algemene doelstellingen van de Habitatrichtlijn te voldoen. De instandhoudingsdoelstellingen worden gebaseerd op de veronderstelling dat de SBZ’s zich in ‘gunstige condities’ of ‘goede toestand’ bevonden op het moment van de aanduiding en, gezien bij het vaststellen van deze instandhoudingsdoelstellingen het stand-stillprincipe voorop staat, de kwaliteit van deze beschermingszones niet is achteruitgegaan en zeker niet mag achteruitgaan.
1
Soorten van Bijlage IV voor zover het om kwalificerende soorten gaat, dus enkel in Vogelrichtlijngebied; soorten van Bijlage.
2
Gewijzigd decreet natuurbehoud 19 juli 2002, Art.2.36°.
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
13
3.4. Referentiesituatie Vooreerst wordt duidelijk aangegeven welke de beschouwde tijdsperiode in het referentiebeeld is. Vervolgens wordt een globale beoordeling van de huidige ecologische waarde van het studiegebied uitgevoerd.
3.4.1. Referentieperiode De Passende Beoordeling dient de toetsing altijd uit te voeren ten opzichte van een in de tijd welbepaalde referentiesituatie. Volgens de interpretatie van de EC wordt met de referentiesituatie de toestand bij het van kracht worden van betreffende richtlijn bedoeld : de Habitatrichtlijn 92/43/EEG van 21 mei 1992 werd van kracht op 21 mei 1994. Indien geen gebiedsspecifieke gegevens van die periode gekend zijn wordt de situatie van de aanwijzing van betreffend gebied als referentiesituatie genomen. De SBZ-H gebieden werden definitief vastgesteld per Besluit van de Vlaamse regering van 24 mei 2002 (B.S. van 17 augustus 2002) en aangemeld bij de Europese Commissie. Ze werden voorheen reeds een eerste maal aangemeld bij de Europese Commissie bij beslissing van de Vlaamse regering van 14 februari 1996. Gegevens die een verbeterde situatie van de habitats/soorten, waarvoor het SBZ werd aangewezen, weergeven tegenover de aangegeven referentiesituatie worden eveneens vermeld om de trends aan te tonen die in het gebied aanwezig zijn sinds de aanwijzing. Deze verbeterde situatie kan dan als referentiesituatie aangewend worden bij de verdere afwegingen in de procedure1.
3.4.2. Beoordeling huidige ecologische waarde van het gebied 3.4.2.1. Kwalificerende habitats 3.4.2.1.1. Beschrijving habitats en vegetatietypes In het kader van de gelijktijdige opmaak van het milieubeheerplan voor de KGCO (WES, 2003) en de Gebiedsvisie voor de duinen tussen Wenduine en De Haan (wvi, 2004) werd een gezamenlijke grondige vegetatiekartering uitgevoerd van het golfterrein. Tevens werd een aantal opnames gemaakt2 om de actuele situatie nog beter te onderbouwen. De verwerking van deze gegevens (uit juni 2003) is in april 2004 beschikbaar gekomen. Figuur 3 geeft de situering aan van de vegetatie-opnames. Figuur 4 geeft de ruimtelijke spreiding aan van de aangetroffen Rode Lijst-soorten.
1
2
TOELICHTING over de te volgen procedure voor een activiteit/plan/programma in of met impact op een SBZ in navolging van art. 6 van de Habitatrichtlijn 92/43/EEG en van art. 36ter van het Decreet Natuurbehoud (Els Martens, AMINAL Natuur, maart 2003) A. Zwaenepoel en enkele anderen
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
14
Tabel 2 geeft een overzicht van de vegetatietypes die op het golfterrein kunnen worden onderscheiden, en die elk behoren tot één der kwalificerende habitats. Zwaenepoel1 geeft aan dat de indeling van droge graslanden aan de Vlaamse kust problematisch is. Wel kunnen de meeste opnames vlot binnen de klasse der droge graslanden op zand worden gesitueerd (Koelerio-Corynephoretae). Enkele opnames wijken enigszins af, maar kunnen worden beschouwd als rompgemeenschappen. De indeling op orde- en verbondsniveau is echter problematischer (voor een detailbespreking verwijzen we naar het betreffende ontwerprapport). Associaties die werden aangetroffen zouden ondermeer behoren bij het Anthyllido-Silenetum (kensoorten Wondklaver, Nachtsilenen, Walstrobremraap, Blauwe bremraap, Gele morgenster ssp. minor). Andere opnames passen dan weer in het Festuco-Galietum veri (een vegetatietype van verzurende omstandigheden) zij het het subassociatietype ‘trifolietosum’ dat werd aangetroffen op een korte rough (met allerlei klaversoortjes als belangrijke vertegenwoordigers). De indeling van de mosduinen is minder problematisch dan deze van de duingraslanden. Ze behoren alle tot het Sileno-Tortuletum (met kentaxa Kegelsilene, Zwenkdravik en Duinlangbaardgras). Binnen dit type kunnen we een gradatie van verstoring onderscheiden. Het frequent voorkomen van Kegelsilenen en niet dominant aanwezig zijn van Duinlangbaardgras wijst op de minst verstoorde situatie. Het niet meer voorkomen van Kegelsilene uit dit type en de dominantie van Duinlangbaardgras wijst op een meer verstoorde (menselijk) aspect, dat zich nog verder doorzet met verhoogde aanwezigheid van Zwenkdravik. Andere kensoorten zijn Blauwe zeedistel, Schapenzuring, Wondklaver (horen bij Kegelsilene), terwijl Canadese fijnstraal, Grote teunisbloem, Scherpe fijnstraal en Tengere vetmuur meer bij Duinlangbaardgras horen en soorten als Akkerwinde, Gewone glasnhaver, Gewoon dikkopmos, Gewone hoornbloem en Gewone kropaar meer bij Zwenkdravik (wvi 2004). Andere vegetatieopnames missen de kensoorten maar door de dominantie van mossen en korstmossen wordt het toch bij dit type gerekend. Een aantal opnames worden tot het Tortello-Bryoerythrophylletum gerekend. Hoewel typische kensoorten ontbreken is hun locatie in de halfschaduw en het voorkomen van bepaalde korstmossen (Leptogium) als bepalend aangenomen. De bossen zijn vooral gekenmerkt door aanwezigheid van exoten. De beter ontwikkelde loofhoutbestanden kunnen worden bestempeld als Convallario-Quercetum dunense en
Crataego-Betuletum.
De struwelen zijn ook vaak sterk ingeplant met exoten. De indeling op de vegetatiekaart werd vooral gemaakt aan de hand van de overheersende (streekeigen) struiksoorten. (Gaspeldoorn, Kruipwilg, Sleedoorn…) Zoomvegetaties werden apart opgesomd omdat ze een belangrijke mogelijkheid bieden voor overleven van faunistische elementen (Greppelsprinkhaan,…) Moerasvegetaties komen slechts zeer beperkt voor. Enerzijds omdat de meeste vijvers nogal voorzien zijn van steile oevers, of omdat een aantal vochtigere pannetjes werden bebost.
1
Zwaenepoel, A., Van Coillie, J.-J. & Vervaet, K. (2004). Gebiedsvisie voor het duingebied van De HaanWenduine. Wvi, in opdracht van AWZ, Aminal afdeling Natuur en Aminal afdeling Bos & Groen; Ontwerprapport april 2004
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
15
Deze vegetatietypes komen grotendeels overeen met de terminologie gebruikt in het milieubeheerplan. De situering van deze vegetatietypes wordt weergegeven op figuur 5. Naast deze oppervlakte aan kwalificerende habitats bestaat het golfterrein voorts uit ongeveer :
Golfspeelzones: 218 000 m²; Constructies en verhardingen: 11300 m²; Dennenaanplanten 1650 m²; Open zoet water (meso-eutroof): 5000 m² Droog grasland met ingeplant struikgewas (exoten) : 15500 m2.
In de gehele duinengordel tussen Bredene en Wenduine scoort de golf bijzonder hoog qua aantallen Rode lijst-soorten. Dit is in de eerste plaats te danken aan het feit dat dit de belangrijkste resterende oppervlakte goed ontwikkeld duingrasland van dit gebied is. Tabel 2 Overzicht vegetatietypes per kwalificerende habitat Habitattype
Vegetatietype
Enkele kensoorten
2120 : Wandelende duinen op de strandwal met Ammophila arenaria 1 Helmduinvegetaties Helm, Zeewinde (Ammophilion arenariae) TOTAAL 2130 : Vastgelegde duinen met kruidvegetaties (grijze duinen) Vochtig jonge duinvegetaties Drienerfzegge, Waternavel, (Hydrocotylo-Baldellion) Kruipwilg Kalkrijke (open) mosduinen Cladonia pyxidata, Muurpeper, (Tortello-Bryoerythrophylletum) Zandzegge, Ruw vergeet-mijnietje Droog mosduingrasland (Sileno- Duinlangbaardgras, tortellum) Kegelsilene, Duinfakkelgfras Zuurminnend mosduin ( Gewoon biggekruid, Geel Plantagini-festucion) walstro, Smalbladige wikke, Dwergvlas, Smalle weegbree… TOTAAL 2160 : Duinen met Hippophae rhamnoides Vochtig pionierstruweel met Duinbosjes met duindoorn en Duindoorn en Kruipwilg vlier, liguster (Hipphophao - Sambucetum) Pionierstruweel met Wilde liguster en/of Sleedoorn (Ligustro vulgaris – Prunion spinosae) Opgaand nitrofiel struweel met Duindoorn en Gewone vlier (Hippophae-Sambucetum (subass. Typicum) Vochtig wilgenstruweel( Salici cinereae) Droge zuurminnende struwelen Gaspeldoorn, Gewone brem (Ulici europaei-sarotamnum) TOTAAL
1
Oppervlakte m²)
(in 339 339 150
31940 45500 15930 93520 600 13500
22800
360 520 37780
slechts zeer beperkt aanwezig op het Golfterrein
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
16
Tabel 2 Overzicht vegetatietypes per kwalificerende habitat (vervolg) Habitattype
Vegetatietype
Enkele kensoorten
Oppervlakte m²)
2170 Duinen met salix arenaria Duinen met Kruipwilg (Salicion Kruipwilg arenariae) TOTAAL 2180 : Beboste duinen van het atlantische kustgebied Spontane bossen (Crataego Eenstijlige meidoorn, Berk, Betuletum) Zomereik Spontaan verjongde bossen Idem + Zomereik, , Zoete kers, (Quercetum) Gewone esdoorn, Witte abeel, TOTAAL 2190 Vochtige duinvalleien Natte oligo- tot mesotrofe Bleekgroene zegge, Gewone graslanden (Mentho aquaticae- vleugeltjesbloem (watermunt) juncion) Meso- eutrofe natte Riet, Gele lis, ruigtevegetaties (Phragmiton) TOTAAL 3140 Kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische characeeënvegetatie Zoet open water (Charion Kranswier, Waterranonkel fragilis) TOTAAL
(in
40830 40830 26130 26130 52260 200 730 930 312 312
3.4.2.1.2. Evolutie sedert 1994 Kwantitatieve evolutie Sedert 19941 zijn geen wijzigingen meer aangebracht in de verhouding roughs, semiroughs, fairways noch in de configuratie van holes, noch werd een bijkomende verharde oppervlakte aangebracht. Wijzigingen in de oppervlakte van de kwalificerende habitats hebben zich sedertdien dan ook niet voorgedaan. We kunnen er dan ook van uitgaan dat zich sedert 1994, het jaar waarin de Habitatrichtlijn van kracht werd, geen afname in oppervlakte (kwantitatieve achteruitgang) van de kwalificerende habitats heeft voorgedaan. Kwalitatieve evolutie Er bestaan geen gebiedsdekkende en wetenschappelijk voldoende onderbouwde gegevens aangaande het golfterrein te De Haan ten tijde van het van kracht worden van de Habitatrichtlijn (mei 1994). Gedetailleerde beschrijvingen van de floristische toestand van het golfterrein in 1994 zijn onbestaande. Een oudere referentie betreft een vegetatiestudie van J. Verboven uit 1980. Uit Zwaenepoel et al.2 : “Het betreft echter een eerder onvolledig referentiekader om de evolutie van de golf in de laatste 20 jaar in te schatten. Verboven (1980) geeft geen volledige soortenlijst, meer zelfs, hij laat expliciet alle zeldzame soorten (binnen de golf zelf dan) weg, omdat ze niet bijdragen aan zijn vegetatiebespreking. Slechts soorten die 4 keer in de vegetatie-opnames voorkomen worden vermeld.
1
Wel diverse wijzigingen aan de holes-configuratie in het begin van de jaren ’90, wat niet noodzakelijk betekent dat dit heeft geresulteerd in een wijziging van de oppervlakte aan kwalificerende habitats
2
Zwaenepoel, A., Van Coillie, J.-J. & Vervaet, K. (2004). Gebiedsvisie voor het duingebied van De HaanWenduine. Wvi, in opdracht van AWZ, Aminal afdeling Natuur en Aminal afdeling Bos & Groen; Ontwerprapport april 2004
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
17
Gelukkig konden een aantal zeldzame soorten uit mondelinge en schriftelijke toelichtingen van Verboven toch nog gerecupereerd worden. Het blijft jammer dat een volledige soortenlijst van de golf uit 1980 ontbreekt. (…) Een groot aantal soorten die nu als ‘nieuw’ voor de golf beschouwd worden, waren zonder twijfel reeds eerder aanwezig, maar zijn óf niet opgemerkt door Verboven, óf niet vernoemd. Een vergelijking gaat ook hoogstens op voor de roughs, omdat de andere biotopen nauwelijks of niet bekeken zijn. De enige zinsnedes uit Verboven (1980) die ons iets meer vertellen, zijn de opmerkingen dat er toen ook reeds bemest en beregend werd.” De vergelijking tussen het vegetatieonderzoek van Verboven uit 1980 en het vegetatieonderzoek uitgevoerd in het kader van de opmaak van het milieubeheerplan (2003) toont aan dat er een aantal soorten verdwenen zijn en dat er een aantal soorten zijn bijgekomen (maar deze kunnen door Verboven over het hoofd gezien zijn). A. Zwaenepoel neemt wel een ecologische constante waar in het spectrum van de verdwenen soorten. Op de golf kwamen enkele decennia geleden nog grondwatergebonden vegetaties voor met Slanke duingentiaan, Honingorchis, Rietorchis en Vleeskleurige orchis, soorten die inmiddels verdwenen zijn. Dit zijn allemaal grondwatergebonden soorten en het zijn precies dit soort biotopen die sterk gedegradeerd zijn in de laatste decennia, door uitgraving, omvorming van de oevers, uitzetten van vis, toelaten van bevissing, inpompen van grondwater, etc. Het ontwerprapport stelt dat het onduidelijk, maar niet zeker is of het gebied echt verdroogd is. Het ontwerprapport bevat geen aanwijzingen dat er een wijziging in soortensamenstelling is opgetreden te wijten aan bijvoorbeeld toegenomen voedselrijkdom (door de bemesting van de fairways) of overbetreding (door hogere bezoekersaantallen1). Volgende besluiten kunnen worden getrokken : er zijn geen gegevens voorhanden die een goed beeld geven van de vegetatie in 1994, het jaar waarin de Habitatrichtlijn van kracht werd en dat als referentiejaar zou kunnen gebruikt worden; wijzigingen in de ecologische condities, veroorzaakt door ingrepen op het golfterrein (uitgraving vijvers, omvorming oevers, …), en mogelijks leidend tot het verdwijnen van een aantal grondwatergebonden soorten, vonden vóór 1994 plaats; het is onzeker of het gebied echt verdroogd is; er is geen enkele aanwijzing dat op het golfterrein een degradatie van de duingraslanden heeft plaatsgevonden te wijten aan hogere bezoekersaantallen of een intensiever beheer inzake bemesting, herbicidengebruik en beregening; Het is bijgevolg niet meetbaar en aantoonbaar dat de uitbating van het golfterrein sedert 1994 zou geleid hebben tot een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de speciale beschermingszone. Het opgestelde milieubeheerplan (WES, 2003) bevat een reeks maatregelen die erop gericht zijn de ecologische condities ter hoogte van de oeverzones van depressies en vijvers op het golfterrein te herstellen (zie verder).
1
De maximum bezoekersaantallen per dag zijn niet toegenomen (limiet +/- 150/dag), wel is het aantal dagen met meer bezoekers toegenomen doordat ook in de winter meer spelers komen; een verdere toename wordt niet verwacht; vermits vooral de piekbelastingen van mogelijke invloed zijn wat betreft overbetreding lijkt ons deze evolutie niet bedreigend.
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
18
3.4.2.2. Kwalificerende soorten Geen enkele van de drie kwalificerende soorten (Kamsalamander (Triturus cristatus), Nauwe korfslak (Vertigo angustior), en Kruipend moerasscherm (Apium repens)) werd aangetroffen in het beschouwde gebied tijdens de grondige inventarisatie die in het kader van de opmaak van het milieubeheerplan plaatsvond in het voorjaar en de zomer van 2003, en voor wat betreft de Nauwe korfslak in april 2004. De Zeggekorfslak (Vertigo moulensiana), een niet kwalifificerende Bijlage II-soort, werd evenmin aangetroffen. Er zijn geen gegevens beschikbaar omtrent het voorkomen van deze soorten in het afgelopen decennium in dit gebied.
3.4.2.3. Bijlage III-soorten Tijdens het uitgebreide inventarisatie-onderzoek in het kader van de opmaak van het milieubeheerplan werd vooralsnog geen inventarisatie van vleermuizen uitgevoerd. Dit is evenwel voorzien in de opvolgingsfase waar specifieke monitoring van deze diergroep voorzien wordt (door middel van bat-detector). Dat diverse vleermuissoorten het duingebied, en dus ook het beschouwde gebied, als onderdeel van hun habitat aanwenden is zeer aannemelijk. Alleen reeds de aanwezigheid van diverse restanten van oorlogsbunkers op het terrein is een onderzoek waard naar overwinterende vleermuizen. In het ontwerp-erkenningsdossier (De Beelde 2003) voor de reservaten in de omgeving van het studiegebied (Zandpanne) worden ondermeer Laatvlieger en Dwergvleermuis vermeld. De Rugstreeppad komt nog voor in diverse duingebieden aan onze Kust. In het studiegebied wordt de soort reeds een 4-tal decennia niet meer aangetroffen1. Tijdens de inventarisatie in het kader van het milieubeheerplan werd de Rugstreeppad ondanks gericht onderzoek niet aangetroffen in het gebied.
3.4.2.4. Globale ecologische beoordeling Het golfterrein wordt gekenmerkt door een bijzonder hoge ecologische waarde. Het golfterrein herbergt de belangrijkste oppervlakte waardevol duingrasland van de gehele duinstrook tussen Bredene en Wenduine. Er komen 10-tallen Rode lijstplantensoorten voor (zie Figuur 4). Uit de inventarisatie in het kader van het milieubeheerplan is tevens gebleken dat : het terrein ook 5 Rode lijst sprinkhaansoorten herbergt (Duindoorntje, Duinsabelsprinkhaan, Greppelsprinkhaan, Struiksprinkhaan en Kustsprinkhaan) 3 Rode lijst-vlindersoorten werden waargenomen (Kleine parelmoervlinder, Bruin blauwtje en Heivlinder) 5 Rode lijst-vogelsoorten er met zekerheid broeden (Graspieper, Roodborsttapuit, Cetti’s zanger, Sprinkhaanzanger en Nachtegaal).
1
Zwaenepoel, A., Van Coillie, J.-J. & Vervaet, K. (2004). Gebiedsvisie voor het duingebied van De HaanWenduine. Wvi, in opdracht van AWZ, Aminal afdeling Natuur en Aminal afdeling Bos & Groen; Ontwerprapport april 2004.
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
19
4. BESCHRIJVING VOORWERP PASSENDE BEOORDELING Het voorwerp van voorliggende passende beoordeling omvat volgende aspecten : de voorgestelde bestemmingswijziging en hieraan gekoppeld de verordenende stedenbouwkundige voorschriften en het verordenend grafisch plan de door de initiatiefnemer op korte termijn geplande ingrepen met mogelijke milieuimpact; deze zijn grondig onderbouwd in het milieubeheerplan (WES, 2003).
4.1. Bestemmingswijziging 4.1.1. Nadere toelichting Het plan betreft de bestemmingswijziging van grote delen van het gebied van ‘natuurgebied’ naar ‘golfterrein met natuurverweving’. De zone ten noorden van zone 1 gesitueerd in VEN-gebied, maakt niet het voorwerp uit van de GRUP (geen bestemmingswijziging) en bijgevolg ook niet van de Passende Beoordeling. Vermits het verordenend grafisch van het voorontwerp GRUP reeds rekening houdt met een aantal bouwkundige ingrepen (bv. verplaatsing technische ruimte) dienen ook deze ingrepen via de passende beoordeling te worden getoetst. De bestemmingen voorzien in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan worden verder vertaald naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften. Een aantal bestaande voorschriften worden opgeheven. Volgens de eerste versie van het voorontwerp van GRUP stelt Art.1 van de stedenbouwkundige voorschriften voor de bestemming ‘Gebied voor golfinfrastructuur met natuurverweving’ : “1.1.Bestemming
Het gebied is bestemd voor aanleg en exploitatie van een instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuurVormen van recreatief medegebruik die verenigbaar zijn met golfterrein en de ecologische draagkracht van het gebied toegelaten als nevenfunctie.
golfterrein en voor de en landschapswaarden. de exploitatie van een niet overschrijden zijn
Alle werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg of exploitatie van een golfterrein en er mee verenigbaar recreatief medegebruik, het herstel en de ontwikkeling van het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden, herstellen of heraanleggen van bestaande openbare wegenis en nutsleidingen zijn toegelaten. 1.2.Inrichting Bebouwing en infrastructuur ten behoeve van de exploitatie van het golfterrein en ermee verenigbaar recreatief medegebruik zijn enkel toegelaten in zones aangeduid in overdruk. De ruimtelijke, landschapsecologische en milieuhygiënische impact van de bebouwing op de omgeving wordt geminimaliseerd. Het aantal bouwlagen wordt beperkt tot één.
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
20
1.3.Bijkomende bepalingen De in artikel 1.1 en 1.2 genoemde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen zijn slechts toegelaten voor zover de uitvoering ervan geen betekenisvolle aantasting kan veroorzaken van de natuurlijke kenmerken van het gebied of van de als speciale beschermingszone te beschouwen gebieden zoals bedoeld in het decreet Natuurbehoud. “
4.1.2. Elementen met mogelijke impact Hierbij dient meteen te worden benadrukt dat de bestemmingswijziging van natuurgebied naar gebied voor golfinfrastructuur in eerste instantie een administratieve regularisatie betreft van een toestand die reeds sedert de opmaak van het gewestplan Oostende-Middenkust in 1977 niet overeenstemde met de realiteit. Het terrein is reeds sedert 1903 in gebruik als golfterrein. Deze bestemmingswijziging zal dan ook niets veranderen aan deze gebruiksfunctie. Evenmin is het de bedoeling het terrein op een meer intensieve wijze te gaan uitbaten : er worden geen hogere bezoekersaantallen nagestreefd, noch wordt gestreefd naar een uitbating van het terrein die enerzijds zou leiden naar een hogere golftechnische kwaliteit maar anderzijds tot een intensiever beheer van de spelzones (meer bemesting, meer beregening, etc.). Er kan daarentegen worden gesteld dat in het kader van deze regularisatie aan de golfexploitant strenge uitbatingsvoorwaarden worden opgelegd. Artikel 1.3 van de bovenvermelde stedenbouwkundige voorschriften is op dit vlak zeer duidelijk. Op basis van de stedenbouwkundige voorschriften, zoals gespecificeerd in het eerste voorontwerp GRUP, is het bijgevolg niet mogelijk om handelingen uit te voeren die onverenigbaar zijn met de – weliswaar nog op te stellen – instandhoudingsdoelstellingen voor het betreffende habitatrichtlijngebied. Concreet betekent dit dat elke vergunnings- of machtigingsaanvraag dient te worden getoetst door middel van een passende beoordeling. Vermits de op korte termijn geplande ingrepen ook in voorliggende passende beoordeling worden geëvalueerd nemen we aan dat deze dienstig kan zijn in het kader van de effectieve vergunnings- of machtigingsaanvragen voor de diverse ingrepen en dus niet meer opnieuw dient te worden uitgevoerd.
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
21
4.2. Geplande ingrepen 4.2.1. Nadere toelichting Tabel 3 geeft een overzicht van de ingrepen, dewelke onderhevig zijn aan de verplichting tot het aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning, een natuurvergunning of een machtiging in het kader van het bosdecreet (cijfer verwijst naar deelvakken in het gebied, cijfer 5 verwijst naar gehele terrein) (Figuur 6). Tabel 3 Overzicht geplande ingrepen op het golfterrein
Code
Omschrijving ingreep
Type toelating
1.A.
Reductie verharde oppervlakte in de omgeving van het clubhuis, enerzijds door het supprimeren van de afzonderlijke uitrit, anderzijds door het elimineren van een gedeelte verharding leidend van het clubhuis naar het caddygebouw; resterende verharde oppervlakte vervangen door waterdoorlatende verharding; ook de aanleg van een DWA-leiding voor de afvalwaterafvoer naar het rioleringsnet aan de straatkant zit vervat in deze ingreep Bouwtechnische aanpassingswerken clubhuis en caddyhuis Aanpassingswerken aan de afslagzone (driving range) : de afslagzone wordt verlaagd in hoogte en enkele meters verplaatst in oostelijke richting Beide grotere vijvers worden onderling verbonden met een open geul (in plaats van huidige ondergrondse buis) Ter hoogte van hole 4 wordt een gedeeltelijke ontbossing uitgevoerd Vergroten putting green Uitbreiden vochtige depressie nabij clubhuis Afschuinen oevers vijver Heroriëntering1 holes 11, 12 en 13 en wegnemen verharde paden Verplaatsing en ondergronds brengen van technische ruimte Verwijderen exoten
Stedenbouwk. verg.
1.B 1.C 1.D 1.E 1.F 1.G 2.A 3.A. 4.A 5
Stedenbouwk. verg. Stedenbouwk. verg. Stedenbouwk. verg. Machting bosdecreet Stedenbouwk. verg. Stedenbouwk. verg. Stedenbouwk. verg. Stedenbouwk. verg. Stedenbouwk. verg. Machtiging bosdecreet
4.2.2. Elementen met mogelijke impact Behalve ingreep 1.B (‘bouwtechnische aanpassingswerken clubhuis en caddyhuis’) en ingreep 1.C. (Aanpassingswerken aan de afslagzone) hebben alle overige ingrepen een mogelijke relevante milieu-impact. De meeste van deze ingrepen grijpen in op de oppervlakte van specifieke habitats en hun onderscheiden vegetatietypes, hetzij door inname van ecotopen, resulterend in een afname van de oppervlakte van bepaalde habitats, hetzij door creatie van ecotopen, resulterend in een toename van de oppervlakte van bepaalde habitats. De balans tussen beide zal bepalend zijn voor de uiteindelijke beoordeling. De beoordeling van de werkelijke milieu-impact volgt in Hoofdstuk 5 (zie verder).
4.3. MER-PLICHT Noch het plan noch de ingrepen zijn MER-plichtig.
1
Omwille van het verminderen van het risico op golfballen die buiten het golfterrein terechtkomen; het plaatsen van een een scherm bleek technisch moeilijk haalbaar (dient bestand te zijn tegen grote windkrachten) en het aanplanten van een bomenscherm zou geleid hebben tot een aantasting van grijs duin, en was bovendien ook minder effectief;
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
22
4.4. Andere projecten/plannen met mogelijk cumulatief effect Er zijn geen projecten of plannen bekend die relevant zijn met betrekking tot mogelijke cumulatieve effecten.
5. BESCHRIJVING EN BEOORDELING EFFECTEN 5.1. Methodologie De effectbeoordeling en besluitvorming inzake het al dan niet optreden van significante effecten (betekenisvolle aantasting) is gebaseerd op volgende bepalingen van de Habitatrichtlijn (Interpretatiegids ‘Beheer van NATURA 2000-gebieden, Europese Commissie, 2000) :
Verslechtering van de kwaliteit van een habitat treedt op wanneer in een bepaald
gebied de door dit habitat ingenomen oppervlakte afneemt of wanneer het met de specifieke structuur en functies die voor de instandhouding van het habitat op lange termijn noodzakelijk zijn, dan wel met de staat van instandhouding van de met dit habitat geassocieerde typische soorten, in dalende lijn gaat in vergelijking met de begintoestand. Deze evaluatie geschiedt in het licht van de bijdrage van het gebied tot de coherentie van het netwerk. Verstoring van een soort in een gebied treedt op wanneer uit populatiedynamische gegevens betreffende die soort in dat gebied blijkt dat de soort het gevaar loopt, in vergelijking met de begintoestand niet langer een levensvatbare component van het natuurlijke habitat te zullen blijven. Deze evaluatie geschiedt in het licht van de bijdrage van het gebied tot de coherentie van het netwerk. Aan het begrip “significant” moet een objectieve inhoud worden gegeven. Tegelijk moet de significantie van effecten worden vastgesteld in het licht van de specifieke bijzonderheden en milieukenmerken van het beschermde gebied waarop een plan of project betrekking heeft, waarbij met name rekening gehouden wordt met de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied. Dit betekent dat in het kader van de effectbeoordeling volgende vragen moeten worden beantwoord : In welke mate is er een afname van geschikt habitat? In welke mate treedt er verstoring op van soorten? In welke mate zijn deze effecten significant?
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
23
5.2. Overzicht effecten en significantiebeoordeling 5.2.1. Bestemmingswijziging Zoals reeds gesteld betreft de bestemmingswijziging grotendeels een administratieve aangelegenheid. Het terrein is reeds een eeuw in gebruik als golfterrein. De bestemmingswijziging zal dan ook niets veranderen aan de gebruiksfunctie. Evenmin is het de bedoeling het terrein op een meer intensieve wijze te gaan uitbaten (geen hogere bezoekersaantallen, geen intensiever beheer van de spelzones). Er kan daarentegen worden gesteld dat in het kader van deze regularisatie aan de golfexploitant strenge uitbatingsvoorwaarden worden opgelegd. Artikel 1.3 van de stedenbouwkundige voorschriften voor de bestemming ‘gebied voor golfinfrastructuur met natuurverweving’ is op dit vlak zeer duidelijk. Op basis van deze stedenbouwkundige voorschriften, als zodanig gespecificeerd in het eerste voorontwerp GRUP, is het bijgevolg niet mogelijk om handelingen uit te voeren die onverenigbaar zijn met de – weliswaar nog op te stellen – instandhoudingsdoelstellingen voor het betreffende habitatrichtlijngebied. Concreet betekent dit dat elke vergunnings- of machtigingsaanvraag dient te worden getoetst door middel van een passende beoordeling. Er kan bijgevolg worden gesteld dat de bestemmingswijziging van ‘natuurgebied’ naar ‘gebied voor golfinfrastructuur met natuurverweving’ niet leidt tot een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Speciale Beschermingszone, maar daarentegen garanties inbouwt naar het behoud en de verversterking van de natuurlijke kenmerken.
5.2.2. Geplande ingrepen Vooraf wordt benadrukt dat de ingrepen met mogelijk een ecologische impact grondig onderbouwd zijn vanuit het milieubeheerplan (WES, 2003), goedgekeurd door een stuurgroep met vertegenwoordigers van diverse administraties. Het plan bevat een hele reeks maatregelen ter verdere optimalisatie van de momenteel reeds hoge ecologische waarde. Het plan bevat bovendien een uitgebreid monitoringsprogramma (zie verder 5.3). Het Golfmemorandum legt voor wat de Koninklijke Golf Club Oostende betreft namelijk op dat ondermeer een milieubeheerplan opgesteld en geïmplementeerd dient te worden en dat een permanente monitoring plaatsvindt. Tabel 4 geeft per geplande ingreep aan welke effectgroepen onderzocht moeten worden.
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
24
Tabel 4 Relevante effectgroepen per geplande ingreep Code 1.A.
Omschrijving ingreep Reductie verharde oppervlakte omgeving clubhuis
1.B 1.C 1.D
Bouwtechnische aanpassingswerken clubhuis en caddyhuis Aanpassingswerken aan de afslagzone (driving range) Verbindingsgeul beide grotere vijvers
1.E
gedeeltelijke ontbossing ter hoogte van hole 4
1.F
Vergroten putting green
1.G
Uitbreiden vochtige depressie nabij clubhuis
2.A
Afschuinen oevers vijver
3.A.
Heroriëntering holes 11, 12, 13; wegnemen verharde paden
4.A 5
Verplaatsing en ondergronds brengen van technische ruimte1 Verwijderen exoten
Effectgroepen Ecotoopcreatie Vernatting NVT NVT Ecotoopcreatie Vernatting Ecotoopcreatie Vernatting Ecotoopinname Ecotoopcreatie Ecotoopcreatie Vernatting Ecotoopcreatie Vernatting Ecotoopinname Ecotoopcreatie Vernatting Ecotoopcreatie Ecotoopcreatie
De bespreking van de mogelijke effecten gebeurt per effectgroep.
5.2.2.1. Ecotoopinname Een aantal ingrepen gaan gepaard met een definitieve inname van delen van bepaalde habitats wat leidt tot het verdwijnen van deze habitats over de ingenomen oppervlaktes. Dit is in vrij belangrijke mate het geval bij ingreep 3.A waar het verplaatsen van 3 holes aanleiding geeft tot het verdwijnen van een zekere oppervlakte roughs en semi-roughs (‘grijs duin’). Dit effect mag evenwel niet los worden beschouwd van de effectgroep ‘ecotoopcreatie’ (zie 5.2.2.2) vermits dezelfde ingreep ook leidt tot de creatie van semiroughs en roughs, op plaatsen waar zich voorheen fairway bevond. Uiteindelijk is de netto balans bepalend. De netto balans wordt enkel berekend voor de totaliteit van de diverse ingrepen en niet voor elke deelingreep afzonderlijk.
5.2.2.2. Ecotoopcreatie Onder de noemer ecotoopcreatie ressorteren twee types :
het realiseren van een extra oppervlakte aan natuur, met name :
1
ingreep 1.A : verhardingen wegnemen en vervangen door roughs van het type ‘grijs duin’ ingreep 4.A : het ondergronds brengen van de technische ruimte creëert ruimte voor bijkomende rough van het type ‘grijs duin’
Vermits het er vooral op neer komt dat deze technische ruimte in een duin wordt ingegraven en bijgevolg hoogstens in beperkte mate de grondwatertafel doorsnijdt gaan we ervan uit dat geen grondwaterbemaling moet worden toegepast; indien wel moet worden bemalen kan dit het resultaat van de Passende Beoordeling beïnvloeden (verdrogingseffecten) maar de mate van impact moet dan nauwkeurig worden onderzocht
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
25
het opwaarderen van een aantal van de huidige ecotopen; bij een aantal
deelingrepen worden oppervlakken van bepaalde vegetatietypes vervangen door oppervlakken met een ander vegetatietype; het betreft die ingrepen die in het milieubeheerplan als uit te voeren maatregelen zijn voorgesteld, bijvoorbeeld om het voorkomen van grondwatergebonden plantensoorten te bevorderen (bv. afschuinen oevers); het betreft meestal verschuivingen van vegetatietypes binnen eenzelfde type kwalificerend habitat; dit doet zich voor bij volgende deelingrepen :
ingreep 1.D : door het verbinden van beide vijvers wordt een gedeelte fairway vervangen door nat duingrasland
ingreep 1.E : door de gedeeltelijke ontbossing ter hoogte van een vochtige depressie in de buurt van hole 4 wordt een gedeelte bos vervangen door nat duingrasland (opwaardering naar een vegetatietype van het prioritair habitat ‘grijze duinen’)
ingreep 1.G : de uitbreiding van de vochtige depressie in de buurt van het clubhuis leidt tot een vervanging van drogere door meer vochtige ecotopen
ingreep 2.A : het afschuinen van de oevers van de vijver leidt tot een uitbreiding van vochtig grijs duin ten koste van droog grijs duin (rough en semi-rough) en fairway
ingreep 3.A : bij de heroriëntering van holes 11, 12 en 13 wordt de strook struiken aan de zuidzijde van het terrein (tegen de Driftweg) grotendeels verwijderd (bijna allemaal exoten) waardoor plaats wordt geruimd voor droog duingrasland (grijs duin)
ingreep 5 : het verwijderen van exoten zal leiden tot een opwaardering van de huidige ecologische waarde
Tabel 5 geeft de ecotopenbalans aan. De ecotopenbalans levert een netto aangroei van 25.500 m2 of 2,55 ha op aan vegetatietypes behorend tot het prioritair habitat ‘grijs duin’. Tijdelijk zal er evenwel een afname van de totale oppervlakte aan kwalificerende habitats optreden vermits de nieuw te creëren ecotopen enige tijd vereisen alvorens zij een min of meer vergelijkbare ecologische waarde bereiken als de reeds bestaande vergelijkbare ecotopen. Toch mag dit effect niet overroepen worden. Heel wat ingrepen zoals het verwijderen van exoten en het creëren van meer vochtige uitgangssituaties (afschuinen oevers, uitbreiden depressies) zullen reeds in het eerstvolgende groeiseizoen goede resultaten opleveren (zaadbank aanwezig!) en in de daaropvolgende jaren zal de ecologische waarde verder toenemen. Het verkrijgen van een behoorlijk ontwikkeld duingrasland zal wellicht 3 à 5 jaar vergen, een vrij korte periode enerzijds omwille van de aanwezige zaadbank anderzijds omwille van de kolonisatie vanuit aangrenzende duingraslanden.
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
26
Tabel 5 Ecotopenbalans na uitvoering van de voorgestelde ingrepen Code 1.A. 1.B 1.C 1.D
Omschrijving ingreep Reductie verharde oppervlakte omgeving clubhuis Bouwtechnische aanpassingswerken clubhuis en caddyhuis Aanpassingswerken aan de afslagzone (driving range) Verbindingsgeul beide grotere vijvers
1.E
gedeeltelijke ontbossing ter hoogte van hole 4
1.F
Vergroten putting green
1.G
Uitbreiden vochtige depressie nabij clubhuis
2.A
Afschuinen oevers vijver
3.A.
Heroriëntering holes 11, 12, 13; wegnemen verharde paden
4.A
Verplaatsing en ondergronds brengen van technische ruimte
5
Verwijderen exoten
Ecotoopinname Geen : 2000m² verhardingen verwijderd NVT
Ecotoopcreatie 2000 m² duingrasland NVT
Balans + 2000 m² grijs duin NVT
NVT
NVT
NVT
600 m² verarmd duingrasland (spelzone)
600 m² vochtig jonge duinvegetaties -250 m² spontaan bos 250 m² vochtig jonge duinvegetaties 550 m² duindoornstruweel 550 m² verarmd met exoten duingrasland (spelzone) Geen : verwijderen 300 300 m² vochtig m2 verharding + veramd jonge duingrasland duinvegetaties 100 m² verarmd 300 m2 vochtige duingrasland (spelzone) en jonge 200 m² rough duinvegetaties Fairway (6150 m²) 10700 m² open + 850 m² droog mosduin + droog duingrasland duingrasland Geen : verwijderen 600 1000 m² m² verharding verharding en gebouwen 3000 m² ruderale grond wordt droog duingrasland 15500 m² (struikgewas, 15500 open en vooral droog droog duingrasland) mosduingrasland
TOTAAL
+600 m² grijs duin + 250 m² grijs duin -550 m² (arm duindoornstruwe el) +300 m² grijs duin +300 m² grijs duin + 3700 m2 ‘grijs duin’ +3400 m² grijs duin
+15500 m² grijs duin 25.500 m2
Globaal kan gesteld worden dat: er een belangrijke toename is in de totale oppervlakte aan ‘grijs duin’ (prioritaire habitat); de oppervlakte van de overige kwalificerende habitats quasi niet verandert, op een kleine zone bos na die plaats moet ruimen voor vochtig duingrasland (vegetatietype horend tot prioritair habitat).
5.2.2.3. Creatie van meer vochtige ecotopen Er wordt gestreefd naar een uitbreiding van de meer vochtige ecotopen (ingrepen 1.D, 1.E, 1.G, 2.A, door verlaging van het maaiveld). De uitbreiding van de meer vochtige ecotopen is een doelstelling van het milieubeheerplan, vooral gericht op het herstel van oeverzones en vochtige duindepressies. Het betreft een ecologische opwaardering van habitats.
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
27
Tevens worden de infiltratiemogelijkheden voor hemelwater verhoogd (ingreep 1.A waarbij enerzijds de verharde oppervlakte wordt gereduceerd en anderzijds de resterende verharding wordt vervangen door waterdoorlatende materialen). Het verhogen van de infiltratiemogelijkheden voor hemelwater is een maatregel die gericht is op het maximaal aanvullen van de zoete grondwaterreserve in de duingordel. Onrechtstreeks draagt deze maatregel bij aan het bevorderen van vochtige ecotopen. De beregening van de spelzones (fairways, tees en greens) zal worden verder gezet, maar hierbij zal worden gestreefd naar een verdere voorzichtige afbouw van het totale volume beregeningswater (zie verder 5.3). Nu reeds worden diverse maatregelen genomen ter beperking van het verbruik. Er wordt bijgevolg geen toename verwacht van de beregening, veeleer een afname. Globaal kan gesteld worden dat : de nagestreefde uitbreiding van meer vochtige ecotopen zal leiden tot een verhoging van de ecologische waarde van voornamelijk het prioritaire habitat grijs duin; de beregening van de fairways, greens en tees niet zal toenemen, en veeleer zal afnemen door het nemen van een aantal maatregelen (bv. optimalisatie irrigatiesysteem).
5.2.2.4. Vermesting Het onderhoud van de fairways vergt een jaarlijkse beperkte bemesting. Deze bemesting wordt beperkt tot het strikt noodzakelijke. In samenspraak met een gespecialiseerde externe consultant (Greenconsult) wordt ondermeer aan de hand van bodemstalen een jaarlijks bemestingsschema opgemaakt. Ook wat het toedienen van meststoffen betreft wordt voortdurend gestreefd naar een reductie van het verbruik. Een overzicht van aard en frequentie van verbruik is te vinden in het milieubeheerplan. Het grasmaaisel wordt afgevoerd. Het betreft een belangrijke verbetering ten opzichte van de situatie tot voor enige jaren waarbij het maaisel vaak in de roughs werd gestort en op deze wijze aanleiding kon geven tot verruiging van de vegetatie. Globaal kan gesteld worden dat: de bemesting van de fairways, greens en tees niet zal toenemen; er wordt integendeel voortdurend gestreefd naar een beperking van het verbruik.
5.2.2.5. Diffuse verontreiniging Het gebruik van bestrijdingsmiddelen blijft beperkt tot de spelzones (fairways, greens en tees). Het toepassen van pesticiden wordt door de exploitant als onvermijdelijk beschouwd omwille van het behoud van een egale en ziektevrije grasmat op de tees, greens en fairways. Ook hier geldt dat het verbruik wordt beperkt tot het strikt noodzakelijke, en dat er geen toename in het verbruik wordt verwacht. Een overzicht van aard en frequentie van verbruik is te vinden in het milieubeheerplan. Globaal kan gesteld worden dat : het toepassen van bestrijdingsmiddelen op de fairways, greens en tees niet zal toenemen; er wordt integendeel voortdurend gestreefd naar een beperking van het verbruik.
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
28
5.3. Overzicht mogelijke milderende maatregelen en significantiebeoordeling Vermits er geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van het als Habitatrichtlijngebied aangeduide golfterrein wordt verwacht, maar veeleer een verhoging van de ecologische waarde van het terrein, dringen zich in principe geen milderende maatregelen op die de impact reduceren. Wel zal blijvend gestreefd worden naar een verhoging van de ecologische waarde. In het kader van het milieubeheerplan werd hiertoe een monitoring- en opvolgingsprogramma opgesteld dat toelaat de effectiviteit van toegepaste maatregelen te evalueren en bijsturingen aan te brengen in het beheer waar nodig. Het monitoringprogramma bevat volgende elementen :
plaatsen en opvolgen van een grondwatermeetnet, bestaande uit twee meetraaien
met in totaal 10 peilbuizen van 3 m diep; door het plaatsen van enkele peilbuizen buiten het terrein kan ook het peil in de aangrenzende zones opgevolgd worden; bepaling van vochtretentiekarakteristieken van 10 bodemstalen op het terrein in functie van het verder optimaliseren van de beregening; verdere monitoring van :
vegetatie (20 permanente kwadraten tweejaarlijks op te volgen)
broedvogels (tweejaarlijks)
sprinkhanen, vlinders (vijfjaarlijks) bijkomende inventarisatie en monitoring van :
zwammen en mossen (vijfjaarlijks)
loopkevers, spinnen (vijfjaarlijks)
vleermuizen (vijfjaarlijks) Tweejaarlijks worden de tussentijdse resultaten besproken. Het milieubeheerplan zal vijfjaarlijks worden bijgestuurd.
5.4. Conclusie Op basis van het effectenonderzoek kan besloten worden dat :
noch de geplande bestemmingswijziging noch de geplande ingrepen aanleiding
geven tot een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van het in het Habitatrichtlijngebied ‘Duingebieden inclusief Ijzermonding en Zwin’ gesitueerde golfterrein van de KGCO te De Haan; de in het milieubeheerplan geformuleerde beheervoorstellen en het monitoringplan voldoende garanties bieden om de kans op een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken te minimaliseren, en er daarentegen op gericht zijn de natuurlijke kenmerken te optimaliseren. Deze Passende Beoordeling werd uitgevoerd ten opzichte van het referentiejaar 1994. Op basis van de resultaten van deze Passende Beoordeling uitgevoerd in het kader van de Habitatrichtlijn kan gesteld worden dat noch de bestemmingswijziging noch de geplande ingrepen leiden tot ‘onvermijdbare en onherstelbare schade’ aan de natuur in de aangrenzende VEN-gebieden.
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
29
6. BESCHRIJVING ALTERNATIEVE OPLOSSINGEN NIET RELEVANT
7. DWINGENDE REDENEN VAN OPENBAAR BELANG NIET RELEVANT
8. COMPENSERENDE MAATREGELEN NIET RELEVANT
Þ
Passende Beoordeling – Golf KGCO De Haan
21 december 2004
30
1
Zone 1 18
2
17 3
4
16
5
15
Zone 4
6
10
11
Zone 2 7
14
Betonnen bunkers (indicatieve situering) Projectgebied Vijvers Greens Tees Bunkers Holes
12
9
13
8
Zone 3
N
Figuur 1
100
0
100
200 Meters
Detailkaart van de terreinen van de KGCO
Passende beoordeling KGCO
Opdrachtgever
Bron WES
Basiskaart .Koninklijke Golf Club Oostende
GIS-Topografische kaart
Baron Ruzettelaan 33 B-8310 Assebroek-Brugge tel. + 32 50 36 71 36 fax + 32 50 36 31 86 www.wes.be
[email protected]
Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin
Polde
Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin
Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin
Projectgebied SBZ-H
Polders Polders
N
0.5
0
0.5 Kilometers
Figuur 2: Speciale beschermingszones
Polders
Polders
Passende beoordeling golfterrein KGCO Opdrachtgever
Koninklijke Golf Club van Oostende
Bron AMINAL Basiskaart GIS-Topografische kaart Baron Ruzettelaan 33 B-8310 Assebroek-Brugge tel. + 32 50 36 71 36 fax + 32 50 36 31 86 www.wes.be
[email protected]
27
98
10
7
6
17 16 1 5 4 3 2
28 26 11 30
29 12
15 25 14 13 23
19
18
34
21
20
vegetatieopnames De Golf
0
100
200 m
Figuur 3 Situering vegetatieopnames
Passende beoordeling golfterrein KGCO Opdrachtgever
Bron Gebiedvisie Duinen De Haan-Wenduine
Basiskaart Koninklijke Golf Club Oostende
Topografische kaart NGI Baron Ruzettelaan 33 B-8310 Assebroek-Brugge tel. +32 50 36 71 36 fax +32 50 36 31 86 www.wes.be
[email protected]
Met uitsterven bedreigd Radiola linoides (Dwergvlas)
Bedreigd Anthyllis vulneraria ( Wonderklaver) Eryngium maritimum (Blauwe zeedistel) Himantoglossum hircinum (Bokkenorchis Mibora minima (Dwerggras) Trifolium micranthum (Draadklaver) Linum catharticum (Geelhartje)
Kwetsbaar Erigeron acer (Scherpe fijnstraal) Orobanche caryophyllacea (Walstrobremraap) Polygala vulgaris (Gewone vleugeltjesbloem) Rhinanthus angustifolius (Grote ratelaar) Rhinanthus minor (Kleine ratelaar) Silene conica (Kegelsilene)
SITUERING
Thymus pulegioides (Grote tijm)
Zeer zeldzaam Alchemilla xanthochlora (Geelgroene vrouwenmantel) Calystegia soldanella (Zeewinde) Carex trinervis (Drienerfzegge) Crambe maritima (Zeekool) Euphorbia cyparissias (Cipreswolfsmelk) Helianthemum nummularium (Geel zonneroosje) Koeleria albescens (Duinfakkelgras) Medicago minima (Kleine rupsklaver) Orobanche purpurea (Blauwe bremraap) Silene nutans (Nachtsilene) Trifolium scabrum (Ruwe klaver) Trifolium striatum (Gestreepte klaver) Vulpia ciliata ambigua (Duinlangbaardgras)
Zeldzaam Cakile maritima (Zeeraket) Colchicum autumnale (Herfsttijloos) Euphorbia esula (Heksenwolfsmelk) Sanguisorba minor (Kleine pimpernel) Sherardia arvensis (Blauw walstro) Vicia lathyroides (Lathyruswikke)
Vrij zeldzaam Carex flacca (Zeegroene zegge) Saxifraga tridactylites (Kandelaartje) Silene vulgaris (Blaassilene) Ulex gallica (Gaspeldoorn)
Achteruitgaand Agrimonia eupatoria (Gewone agrimonie) Hydrocotyle vulgaris (Waternavel) Scleranthus annuus (Eenjarige hardbloem)
0
100
200 m
Figuur 4 Spreiding rodelijstsoorten
Passende beoordeling golfterrein KGCO Opdrachtgever
Bron Gebiedvisie Duinen De Haan-Wenduine
Basiskaart Koninklijke Golf Club Oostende
Topografische kaart NGI Baron Ruzettelaan 33 B-8310 Assebroek-Brugge tel. +32 50 36 71 36 fax +32 50 36 31 86 www.wes.be
[email protected]
Aangepaste holes Projectgebied Vegetatie: Helmduin Zoet open water(kranswier) Kort gemaaid gras (golf) Open vegetatie met exoten Halfnatuurlijke ruigte Vochtige jonge duinvegetaties Natte graslanden Pionier duingrasland Natte ruigetevegtaties Duinen met kruipwilg Droog mosduingrasland Zuur mosduin (ruige variant) Open water Duindoornstruweel Opgaand duindoornstruweel Pionierstruweel Spontane bossen Spontaan verjongde bossen Vochtig wilgenstruweel Dennenaanplant Bunkers (zand) Verhardingen-constructies N
100
0
100
200 Meters
Figuur 5: Vegetatiekaart
Passende beoordeling golfterrein KGCO Opdrachtgever
Koninklijke Golf Club Oostende
Bron WES Basiskaart .
Baron Ruzettelaan 33 B-8310 Assebroek-Brugge tel. + 32 50 36 71 36 fax + 32 50 36 31 86 www.wes.be
[email protected]
1 2
3
10
6
14
7 9
2.A.
13
4
16 15
11
8
17
1.E.
5
2 13.A.
1.D.
4.A.
1.F.1.A. 1.G. 1.B. 18
1.C.
Aangepaste hole layout (met nummer van hole) Projectgebied Voorgestelde wijzigingen Caddyhouse Clubhuis Verplaatste fairway Verplaatste greens en tees Ondergrondse technische ruimte Oprit technische ruimte Parking bezoekers Verbinding vijvers Verdwenen verharding vrijkomende oppervlakte vrijzetten plas Zachte oevers Vergroten vochtige depressie Behouden fairway Oude fairway Aanpassing aan driving range X.X. verwijzing naar ingreep (zie tabel 5) N
100
0
100
200 Meters
Figuur 6 Situering geplande ingrepen
Passende beoordeling golfterrein KGCO Opdrachtgever
Koninklijke Golf Club Oostende
Bron WES Basiskaart Topografische kaart GIS-Vlaanderen Baron Ruzettelaan 33 B-8310 Assebroek-Brugge tel. + 32 50 36 71 36 fax + 32 50 36 31 86 www.wes.be
[email protected]