Bestemmingsplan 'Zone industrielawaai bedrijventerreinen Haven Wanssum en Tienray' Gemeente Meerlo-Wanssum
Documentatiepagina
Opdrachtgever:
Gemeente Meerlo-Wanssum
Titel rapport:
Bestemmingsplan 'Zone industrielawaai bedrijventerreinen Haven Wanssum en
Rapporttype:
Bestemmingsplan - industrielawaai
Rapportnummer:
211x01059
Datum:
Juni 2008
Concept:
Juni 2008
Voorontwerp:
-
Ontwerp:
Februari 2009
Vaststelling:
-
Contactpersoon
dhr. W. Stark, dhr. H. Groeneveld, dhr. T. Heuijerjans
Tienray'
opdrachtgever: Projectteam BRO:
Frank Janssen
Trefwoorden:
facet plan, bestemmingsplan, zonering industrielawaai, gezoneerd industrieterrein
Beknopte inhoud:
Dit bestemmingsplan voorziet in het vaststellen van de zone industrielawaai volgens de Wet geluidhinder behorende bij de gezoneerde industrieterreinen bedrijHaven Wanssum en Tienray in de gemeente Meerlo-Wanssum
Artikel 1 Begripsbepalingen
Inleidende bepaling Lid 1. In deze voorschriften wordt verstaan onder: a. plan: het bestemmingsplan ‘Zone Industrielawaai bedrijventerreinen Haven Wanssum en Tienray’ (nr.211x01059) bestaande uit de kaart met tekeningnummer 211x01059-pk1 en 211x01059-pk2 en deze voorschriften; b. Plankaart: de als zodanig gewaarmerkte kaarten met nummer 211x01059-pk1 pk1 en 211x01059-pk2 deel uitmakende van de voorschriften; c. Bestemmingsplannen; de hieronder opgenomen bestemmingsplannen: - Het ’Algemeen bestemmingsplan’, met bijbehorende plankaart, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Meerlo-Wanssum bij besluit d.d. 12-10-1981 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit d.d. 12-04-1983; - Het bestemmingsplan ‘Haven en Industrieterrein Wanssum’, met bijbehorende plankaart, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Meerlo-Wanssum bij besluit van 09-03-1987 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 22-09-1987; - Het bestemmingsplan ‘Kern Wanssum ‘89’, met bijbehorende plankaart, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Meerlo-Wanssum bij besluit d.d. 06-05-1991 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit d.d. 10-09-1991; - Het bestemmingsplan ‘Buitengebied’, met bijbehorende plankaart, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Meerlo-Wanssum bij besluit d.d. 31-08-1999 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit d.d. 04-04-2000; - het bestemmingsplan ‘Kern Tienray’, met bijbehorende plankaart, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Meerlo-Wanssum bij besluit d.d. 18-04-2005 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit d.d. 02-08-2005. -
Hoofdstuk 1
Alsmede alle herzieningen op de in dit lid genoemde bestemmingsplannen, welke in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening hebben plaats gevonden, tot
1
het moment van tervisielegging van het ontwerp van deze partiële herziening;
2
Hoofdstuk 1
Artikel 2 Bouwvoorschriften
Administratieve bepaling Lid 1. Het plan betreft een aanvulling dan wel wijziging van: a De voorschriften of gedeelten van voorschriften behorende bij de bestemmingsplannen als aangegeven in artikel 1, lid 1, sub c, in die zin, dat: 1. de mogelijkheid tot het realiseren van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder, op basis van de in de bestemmingsplannen opgenomen bepalingen komt te vervallen, voor zover van toepassing op de gronden gelegen in het op de plankaart aangegeven plangebied, met uitzondering van: a. het oprichten van onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleegtehuizen ter plaatse waar de bestemmingsplannen als aangegeven in artikel 1, lid 1, sub c dit direct toelaat en Gedeputeerde Staten hiervoor ontheffing hebben verleend op grond van het bepaalde van de Wet geluidhinder tot een maximale waarde van 60 dB(A); b. het oprichten van een bedrijfswoning of burgerwoning, andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in sub a van dit lid en geluidsgevoelige terreinen ter plaatse waar de bestemmingsplannen als aangegeven in artikel 1, lid 1, sub c dit direct toelaat en Gedeputeerde Staten hiervoor ontheffing hebben verleend op grond van het bepaalde van de Wet geluidhinder tot een maximale waarde van 55 dB(A). 2. voorzover het betreft het bestemmingsplan ‘Buitengebied’, met bijbehorende plankaart, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Meerlo-Wanssum bij besluit d.d. 31-08-1999 en goedgekeurd door gedeputeerde staten bij besluit d.d. 04-04-2000: - ter plaatse van de op de plankaart opgenomen bestemming “Bedrijventerrein BT”, artikel 3 van deze voorschriften van toepassing is; - ter plaatse van de op de plankaart opgenomen bestemming “Tevens stroomvoerend rivierbed van de Maas”, artikel 4 van deze voorschriften van toepassing is. - ter plaatse van de op de plankaart opgenomen be-
Hoofdstuk 1
3
stemming “Tevens waterbergend rivierbed van de Maas”, artikel 5 van deze voorschriften van toepassing is. b de plankaarten behorende bij de bestemmingsplannen als aangegeven in artikel 1, lid 1 , sub c, in die zin, dat deze plankaarten geheel of gedeeltelijk worden vervangen danwel aangevuld door de, gewaarmerkte en van deze voorschriften deel uitmakende plankaart met nummer 211x01059-pk1 en worden aangevuld met de van toepassing zijnde ’50 dB(A) contour ex artikel 53 Wet geluidhinder’ en aanduiding ‘Inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer toegestaan’ zoals opgenomen op de plankaart.
4
Hoofdstuk 1
Artikel 3 Doeleinden omschrijving
Bedrijventerrein BT Lid 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor “Bedrijventerrein BT” zijn bestemd voor: a de uitoefening van transport- en/of opslagactiviteiten ten behoeve van een betonfabriek; b een geluidhinderlijke inrichting als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer; In alle gevallen met uitzondering van detailhandel.
Inrichting
Lid 2 Op deze gronden zijn uitsluitend ten behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden toegelaten: a bouwwerken geen gebouwen zijnde; b groenvoorzieningen; c verhardingen; d parkeervoorzieningen; e bovengrondse en/of ondergrondse infiltratievoorzieningen f bijbehorende voorzieningen.
Bouwvoorschriften
Lid 3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde , gelden de volgende bepalingen: a de hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van: - erfafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen; - vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 8 meter mag bedragen; - van een (verrijdbare) brugkraan, waarvan de hoogte niet meer dan 20 meter mag bedragen. b ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.
Hoofdstuk 1
5
Artikel 4 -
Tevens stroomvoerend rivierbed van de Maas
Bestemmingsomschrijving
Lid 1. De gronden op de plankaart aangewezen als “Tevens stroomvoerend rivierbed van de Maas”, hebben naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen, primair een stroomvoerende functie.
Beschrijving in hoofdlijnen
Lid 2. De Maas is de afgelopen jaren regelmatig buiten haar oevers getreden. Grote materiële schade en ernstige overlast voor mens en have waren het gevolg. Op 12 mei 1997 is de beleidslijn ruimte voor de rivier gepubliceerd in de Staatscourant. Mede op basis van de resultaten van een in 2005 verrichte evaluatie en ervaringen in de praktijk is besloten om de Beleidslijn ruimte voor rivier te herzien. De herziening van de beleidslijn draagt, mede als gevolg van de uitbreiding van het toepassingsgebied en de wens om verwarring met de PKB Ruimte voor de Rivier te voorkomen, de naam “Beleidslijn Grote Rivieren”. De beleidsregels zijn op 14 juli 2006 inwerking getreden (Staatscourant nr. 133, d.d. 12 juli 2006). Het toepassingsgebied van de “Beleidslijn grote rivieren” wordt begrensd door de belijning zoals wettelijk is verankerd in het KB van 6 maart 1998, Stb. 164, tot wijziging van het KB van 1916 en op kaarten vastgelegd en nadien nogmaals gewijzigd in het Besluit rijksrivieren van 12 april 2001, Stb 2001, 255. Doelstelling van de Beleidslijn Grote Rivieren is om de beschikbare afvoeren bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken. De beleidslijn geldt als basis voor de in dit artikel opgenomen regeling.
Bijzondere aandacht verdienen de feiten
6
Lid 3. -
dat in gebieden waarbinnen het stroomvoerend regime van toepassing is tevens de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) van toepassing is. Dit betekent dat daar voor bouwwerken en andere
Hoofdstuk 1
-
-
Gebruik van de grond voor bebouwing
Hoofdstuk 1
werken, geen bouwwerken zijnde, niet kan worden volstaan met een bouwvergunning of aanlegvergunning, maar dat ook een vergunning in het kader van de Wbr benodigd is; dat het oprichten van bebouwing binnen het stroomvoerend regime ertoe kan leiden dat schade optreedt door hoog water; dat in buitendijkse gebieden de bescherming tegen hoogwater, in tegenstelling tot binnendijkse gebieden, niet vastgelegd is in normen en criteria. Het rivierbed heeft immers primair tot taak de voor binnendijkse gebieden- veilige afvoer en berging van rivierwater bij hoogwatersituaties te regelen. De overheid is hiermee niet verantwoordelijk voor de veiligheid van mens en dier in het rivierbed. Evenmin is zij aansprakelijk voor schade als gevolg van hoogwater.
Lid 4.A. De gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in dit lid onder a. genoemde riviergebonden activiteiten en onder b. genoemde niet- riviergebonden activiteiten worden gebouwd, mits de andere krachtens dit plan aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten; a. De riviergebonden activiteiten zijn (ja, mits): 1) de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken; 2) de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart; 3) de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales; 4) de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier; 5) de aanleg of wijziging van scheepswerven; 6) de realisatie van natuur; 7) de uitbreiding van bestaande steenfabrieken; 8) de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden, of 9) de winning van oppervlaktedelfstoffen. b. Voor niet-riviergebonden activiteiten binnen het stroomvoerend regime is uitbreiding of vestiging van
7
nieuwe niet-riviergebonden activiteiten in principe niet mogelijk, tenzij op basis van voorafgaand onderzoek en nadat Rijkswaterstaat is gehoord, kan worden aangetoond dat specifieke omstandigheden van toepassing zijn, waarbij het om één van de volgende situaties kan gaan: 1) een groot openbaar belang en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd; 2) een zwaarwegend economisch belang voor grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd; 3) een functieverandering binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat ten aanzien van de punten 1 t/m 3 als aanvullende voorwaarde geldt dat de resterende, blijvende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen is gezekerd; 4) een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie, met dien verstande dat de gevraagde rivierverruimende maatregelen worden genomen, waarbij de financiering en tijdige realisatie van de maatregelen zijn gezekerd. c. Alle nieuwe en wijziging van bestaande activiteiten in het rivierbed moeten daarnaast aan de volgende voorwaarden voldoen: - er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk wordt gewaarborgd; - er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit; - er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is. d. In afwijking van het bepaalde in de aanhef van dit lid, is een aantal kleine, tijdelijke of voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten toegestaan. Deze betreffen:
8
Hoofdstuk 1
1) activiteiten als bedoeld in het Besluit bouwvergunningsvrije- en bouwvergunningspichtige bouwwerken; 2) activiteiten als bedoeld in artikel 20 van het Besluit Ruimtelijke Ordening; 3) een eenmalige uitbreiding van ten hoogste tien procent van de bestaande bebouwing; 4) overige activiteiten van, vanuit rivierkundig oogpunt, ondergeschikt belang; 5) activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of- verruiming; 6) tijdelijke activiteiten, een en ander mits voldaan is aan het bepaalde onder a t/m c van dit lid. Lid 4.B. In alle onder A. van dit lid genoemde gevallen, dient voor de afgifte van de bouwvergunning advies te worden ingewonnen bij de hoofdingenieur- directeur van Rijkswaterstaat.
Hoofdstuk 1
9
Artikel 5 -
Tevens waterbergend rivierbed van de Maas
Bestemmingsomschrijving
Lid 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ”Tevens waterbergend rivierbed van de Maas”, hebben naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen, primair een waterbergende functie.
Beschrijving in hoofdlijnen
Lid 2. De Maas is de afgelopen jaren regelmatig buiten haar oevers getreden. Grote materiële schade en ernstige overlast voor mens en have waren het gevolg. Op 12 mei 1997 is de beleidslijn ruimte voor de rivier gepubliceerd in de Staatscourant. Mede op basis van de resultaten van een in 2005 verrichte evaluatie en ervaringen in de praktijk is besloten om de Beleidslijn ruimte voor rivier te herzien. De herziening van de beleidslijn draagt, mede als gevolg van de uitbreiding van het toepassingsgebied en de wens om verwarring met de PKB Ruimte voor de Rivier te voorkomen, de naam “Beleidslijn Grote Rivieren”. De beleidsregels zijn op 14 juli 2006 inwerking getreden (Staatscourant nr. 133, d.d. 12 juli 2006). Het toepassingsgebied van de “Beleidslijn grote rivieren” wordt begrensd door de belijning zoals wettelijk is verankerd in het KB van 6 maart 1998, Stb. 164, tot wijziging van het KB van 1916 en op kaarten vastgelegd en nadien nogmaals gewijzigd in het Besluit rijksrivieren van 12 april 2001, Stb 2001, 255. Doelstelling van de Beleidslijn Grote Rivieren is om de beschikbare afvoeren bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken. De beleidslijn geldt als basis voor de in dit artikel opgenomen regeling.
Bijzonder aandacht verdienen de feiten
10
Lid 3. -
dat in gebieden waarbinnen het waterbergend regime van toepassing is tevens de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) van toepassing is. Dit betekent dat daar voor bouwwerken en andere
Hoofdstuk 1
-
-
Gebruik van de grond voor bebouwing
Hoofdstuk 1
werken, geen bouwwerken zijnde, niet kan worden volstaan met een bouwvergunning of aanlegvergunning, maar dat ook een vergunning in het kader van de Wbr benodigd is; dat het oprichten van bebouwing binnen het waterbergend regime ertoe kan leiden dat schade optreedt door hoog water; dat in buitendijkse gebieden de bescherming tegen hoogwater, in tegenstelling tot binnendijkse gebieden, niet vastgelegd is in normen en criteria. Het rivierbed heeft immers primair tot taak de – voor binnendijkse gebieden- veilige afvoer en berging van rivierwater bij hoogwatersituaties te regelen. De overheid is hiermee niet verantwoordelijk voor de veiligheid van mens en dier in het rivierbed. Evenmin is zij aansprakelijk voor schade als gevolg van hoogwater.
Lid 4.A. In of op de gronden mag ten behoeve van alle activiteiten worden gebouwd, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1) de andere krachtens dit plan aan deze gronden gegeven bestemmingen dienen deze activiteiten toe te laten; 2) er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft; en 3) er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; 4) de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam gecompenseerd te worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn. Lid 4.B. In alle onder A. van dit lid genoemde gevallen, dient voor de afgifte van de bouwvergunning advies te worden ingewonnen bij de hoofdingenieur- directeur van Rijkswaterstaat.
11
Artikel 6 -
Slotbepaling Deze voorschriften kunnen worden aangehaald als: 'Voorschriften ‘Zone Industrielawaai bedrijventerreinen Haven Wanssum en Tienray’
Behoort bij het besluit van de raad der gemeente ‘Meerlo-Wanssum’ d.d……………………………………………………………………. ……………….............…………………………………............……. tot vaststelling van het bestemmingsplan ‘Zone Industrielawaai bedrijventerreinen Haven Wanssum en Tienray’.
Mij bekend, de griffier.
maart 2009 BRO Venloseweg 2 5931 GT Tegelen
12
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 1
13