Bestemmingsplan
Bedrijventerreinen Moleneind, Landweer en Danenhoef - Oss - 2011 Bijlage 2 Onderzoek externe veiligheid
Vastgesteld
2.
Onderzoek externe veiligheid a. Externe veiligheid deel A (onderzoek) d.d. augustus 2010 b. Risicoberekening gastransportleidingen d.d. 7 september 2010 c. Externe veiligheid deel B (verantwoording groepsrisico) d.d. augustus 2010 d. Externe veiligheid Organon NV (MSD) d.d. 13 juli 2010
Onderzoek externe veiligheid bestemmingsplan: 'Bedrijventerreinen Moleneind, Landweer, Danenhoef', gemeente Oss Deel A projectnr. 182824 revisie 02 augustus 2010
Opdrachtgever Gemeente Oss Postbus 5 5340 BA Oss
datum vrijgave Augustus 2010
beschrijving revisie 02 ontwerp bestemmingsplan
goedkeuring JE
vrijgave JE
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 02
Inhoud
Blz.
1
Inleiding
2
2
Beleidskader
4
3 3.1 3.2 3.3 3.4
De spoorlijn Risicobron Beleid Plaatsgebonden risico Groepsrisico
6 6 6 6 7
4 4.1 4.2 4.3
Hoge druk aardgastransportleiding Risicobron Beleid Plaatsgebonden risico en groepsrisico
8 8 8 9
5
De N329
10
6
Risicovolle inrichtingen
12
7
Conclusie
14
Bijlage 1: QRA spoor
15
Bijlage 2: QRA hoge druk aardgasleidingen
16
Bijlage 3: QRA N329
17
Bijlage 4: QRA Unilever
18
Bijlage 5: QRA Ossfloor
19
blad 1 van 19
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 02
1
Inleiding De gemeente Oss is voornemens een nieuw bestemmingsplan op te stellen voor de bedrijventerreinen Moleneind, Landweer en Danenhoef (verder te noemen: Molada). Omdat op en nabij het plangebied meerdere risicobronnen liggen moet het bestemmingsplan getoetst worden aan externe veiligheidsregelgeving. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
1 2 3
Figuur 1.1: het plangebied, met indicatieve begrenzingen ontwikkelingsgebieden. Legenda = Grens plangebied 1 = Ontwikkelingsgebied Kantsingel/Van Speijkstraat. 2 = Ontwikkelingsgebied kantoren / meubelboulevard. 3 = Ontwikkelingsgebied Aengelbertlaan / Dennenweg. (begrenzing ontwikkelingsgebieden indicatief weergegeven, voor de exacte weergave wordt verwezen naar de verbeelding, behorende bij het bestemmingsplan).
Ontwikkeling 2 omvat ook locatie Heijmans, hier is mogelijk: • Detailhandel in sport en recreatieartikelen (3000 m2), fietsen (1000 m2) tuinmeubelen (5000 m2) ABC goederen, bouwmarkt, bedrijven in cat 2 en 3.1, ondersteunende horeca (250 m2) Groot deel bestemming B4 zijn via ontheffing bedrijfswoningen toegestaan. Dit ook meenemen als onderzoeksgebied? Verder is er rechtstreeks en via ontheffing diverse vormen van detailhandel mogelijk, met name in bestemming B-2, meenemen? In en rond het plangebied liggen de volgende relevante risicobronnen: • de spoorlijn Den Bosch-Nijmegen; • hoge druk aardgastransportleidingen van de Gasunie; • de N329;
blad 2 van 19
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 02
•
meerdere risicovolle inrichtingen.
Het nieuwe bestemmingsplan is grotendeels conserverend; het legt de huidige ruimtelijke situatie vast. Uitzondering zijn de drie ontwikkelingsgebieden, in figuur 1 weergegeven met een gele lijn. • In ontwikkelingsgebied 1 (Kantsingel/Van Speijkstraat) zijn in het nieuwe bestemmingsplan bedrijven toegestaan en is mogelijk van de gebruiksregels. • In ontwikkelingsgebied 2 wordt uitbreiding van de nieuwbouw van kantoorpanden toegestaan. Ook bestaat een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van uitbreiding van de woonboulevard. • In ontwikkelingsgebied 3 is bestemd voor uitbreiding van het bedrijventerrein. Leeswijzer In dit rapport (deel A) worden de verschillende risicobronnen in en rond het plangebied beschouwd op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Ook wordt in hoofdstuk 2 het beleidskader omschreven. In deel B van dit rapport worden de elementen van de verantwoordingsplicht doorlopen. Hierbij wordt ingegaan op ruimtelijke maatregelen om het groepsrisico te beperken en verbetering van de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
blad 3 van 19
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 02
2
Beleidskader Externe veiligheid is de (on)veiligheid van personen die in verband staat met de productie, het vervoer, de opslag en de verwerking van gevaarlijke stoffen. Voorbeelden van gevaarlijke stoffen zijn LPG, chloor en ammoniak. Om burgers tegen deze gevaren te beschermen is externe veiligheidsbeleid opgesteld. De verschillende risicobronnen hebben eigen wet- en regelgeving. Externe veiligheidsbeleid bij inrichtingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Externe veiligheidsbeleid bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is vooralsnog vastgelegd in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. In de toekomst zal deze vervangen worden door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). Voor buisleiding is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in ontwikkeling (Bevb). Het ministerie heeft inmiddels aangegeven dat hierop geanticipeerd moet worden. Het externe veiligheidsbeleid bestaat uit twee onderdelen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandseisen tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het groepsrisico is een maat die aangeeft hoe groot de kans is dat bij een ongeval met gevaarlijke stoffen een bepaalde groep slachtoffers valt. Hoe hoger het groepsrisico, hoe groter deze kans. Bij veel ruimtelijke besluiten moet de hoogte van dit groepsrisico verantwoord worden. Dit noemt men de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Plaatsgebonden Risico (PR) Met het plaatsgebonden risico wordt aangegeven in welke straal van een risicobron een persoon een bepaalde kans heeft in geval van een calamiteit te overlijden. Middels een berekening kan worden bepaald binnen welke straal van de risicobron de kans op overlijden bijvoorbeeld 1: 100.000 (10-5) of 1: 1.000.000 (10-6) is. Op basis hiervan kunnen PR-contouren worden vastgesteld (zie figuur 2.1). In het externe veiligheidsbeleid zijn restricties opgesteld voor het bouwen van objecten binnen bepaalde PR-contouren. Zo zijn bijvoorbeeld geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour toegestaan. Groepsrisico (GR) Het groepsrisico wordt bepaald door de hoeveelheid gevaarlijke stoffen die de risicobron verwerkt/vervoert/opslaat en het aantal personen dat aanwezig is in het invloedsgebied van de risicobron. Hoe groter de risicobron en hoe meer mensen aanwezig zijn in het invloedsgebied, hoe hoger het groepsrisico is. Het groepsrisico wordt weergegeven in een Fn-curve (zie fig. 2.1). De rode lijn in de curve geeft de kans op een ongeval met een bepaald aantal slachtoffers weer. In de Fn-curve is ook een oriëntatiewaarde weergegeven. Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is groepsrisicoverantwoording verplicht wanneer het groepsrisico toeneemt of deze oriëntatiewaarde overschrijdt. Bij inrichtingen en buisleidingen is groepsrisicoverantwoording altijd verplicht wanneer een ruimtelijk besluit binnen het invloedsgebied genomen wordt.
blad 4 van 19
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 02
Figuur 2.1: Weergave plaatsgebonden risicocontouren, invloedsgebied en groepsrisicografiek met oriëntatiewaarde voor transport.
Verantwoordingsplicht Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente). Door de verantwoordingsplicht worden gemeenten gedwongen het externe veiligheidsaspect mee te laten wegen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. Ook bestaat er een adviesplicht voor de regionale brandweer. In de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico (Oranjewoud, november 2007) is beschreven welke onderdelen de verantwoording moet bevatten.
blad 5 van 19
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 02
3 3.1
De spoorlijn Risicobron De spoorlijn Den Bosch- Nijmegen loopt langs het plangebied. Over de snelwegen worden gevaarlijke stoffen vervoerd. De ligging van deze spoorlijn is weergegeven in figuur 3.1.
Figuur 3.1: De spoorlijn en het plangebied Legenda:
3.2
=
Grens plangebied
=
Spoorlijn
Beleid Externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor is vooralsnog vastgelegd in het circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. In 20112012 wordt een nieuwe AMvB verwacht, het Besluit transport externe veiligheid (Btev). In het kader van dit Btev wordt per vervoersas een plafond vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De ontwikkelingen omtrent het plafond voor het spoor zijn turbulent. Vooralsnog dient daarom gerekend te worden met de beleidsvrije prognose van ProRail uit 2007. Voor uitgangspunten en aannames van de risicoberekening wordt verwezen naar de QRA van het spoor, opgenomen in bijlage 1.
3.3
Plaatsgebonden risico Zoals gezegd bestaan voor spoorwegen, in tegenstelling tot snelwegen, nog geen gestandaardiseerde veiligheidsafstanden. Voor spoorwegen moet het plaatsgebonden risico nog worden berekend. De plaatsgebonden risicocontouren zijn weergegeven in tabel 3.1.
blad 6 van 19
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 02
Tabel 3.1: Maximale reikwijdte plaatsgebonden risicocontouren
Plaatsgebonden risicocontour
Afstand in meters (max)
-6
nvt
-7
130
-8
270
10 /jaar 10 /jaar 10 /jaar
De PR contouren in tabel 3.1 zijn berekend met het risicoberekeningmodel RBM II. Hieruit blijkt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar heeft.
3.4
Groepsrisico Voor de spoorlijn is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. Het groepsrisico is berekend voor zowel de huidige situatie, als voor de toekomstige situatie waarbij nieuwe ontwikkelingen op MoLaDa zijn meegenomen. Uit de berekening blijkt dat de ontwikkelingen geen significante toename van het groepsrisico veroorzaken. Reden hiervoor is de relatief grote afstand tussen de spoorlijn en de geprojecteerde ontwikkelingen aan de Julianasingel. De grootschalige detailhandel in het noorden van het plangebied heeft conform PGS 1, deel 61 dezelfde personendichtheid als de reeds aanwezige bedrijven. Het groepsrisico van de spoorlijn is weergegeven in figuur 3.2.
Figuur 4.2: Groepsrisico van de spoorlijn
In figuur 3.2 is te zien dat de oriëntatiewaarde overschreden wordt. Verantwoording van het groepsrisico is daarom op grond van de 'circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' verplicht.
1
blad 7 van 19
VROM-document, Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 1 Deel 6: Aanwezigheidsgegevens.
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 02
4 4.1
Hoge druk aardgastransportleiding Risicobron Het plangebied wordt doorkruist door vijf hogedruk aardgastransportleidingen. De onderstaande figuur 4.1 geeft de ligging van de leiding weer.
Figuur 4.1: De gasleidingen in het plangebied Legenda = =
Grens plangebied hoge druk aardgastransportleidingen (Z-516-01-KR-001 t/m -005)
De leidingen hebben een diameter van 8 inch en de werkdruk is 40 bar.
4.2
Beleid Ten aanzien van hogedruk aardgasleidingen is formeel het circulaire "Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen" uit 1984 van toepassing. De circulaire zal op korte termijn vervangen worden door het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De werking van het Bevb zal in lijn zijn met het Bevi en het toekomstige Btev. Zo gaan ook de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico gelden voor buisleidingen. Hoewel het Bevb nog in conceptvorm is en officieel nog niet van kracht is, heeft VROM gemeenten verzocht te anticiperen op het Bevb.
blad 8 van 19
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 02
4.3
Plaatsgebonden risico en groepsrisico Risicoberekeningen met betrekking tot de hoge druk aardgasleidingen kunnen alleen uitgevoerd worden door de Gasunie. Op de risicokaart is aangegeven dat de transportleidingen die door het plangebied lopen geen PR 10-6 contour hebben. Wel moet een strook van 4-5 meter rond een leiding vrijgehouden worden van bebouwing. De QRA van de Gasunie is opgenomen in bijlage 2. Het invloedsgebied van de leidingen is 95 meter. Ter hoogte van de kruising Julianasingel/ Aengelbertlaan valt de uitbreiding van de woningboulevard binnen het invloedsgebied. Het betreft een klein gedeelte van de woningboulevard en de rest van het invloedsgebied van de gasleidingen is relatief dun bevolkt. Ook de ontwikkelingen aan de Kantsingel - Van Speijkstraat vallen binnen het invloedsgebied van de gasleidingen. Uit de berekening van de Gasunie blijkt, dat er geen plaatsgebonden risico-contour is, en het groepsrisico zeer ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Omdat binnen het invloedsgebied een ruimtelijk besluit genomen wordt is verantwoording van het groepsrisico verplicht.
blad 9 van 19
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 02
5
De N329 De weg N329 doorkruist het plangebied MoLaDa, zoals te zien is in figuur 5.1.
Figuur 5.1: De N329 in het plangebied Legenda
=
Grens plangebied
=
N 329
Bij verkeerstellingen uit 2006 is gebleken dat over de N329 verschillende gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Deze tellingen zijn doorberekend naar een scenario tot 2020. De QRA van de N329 is opgenomen in bijlage 3. Uit de berekeningen blijkt dat de N329 geen 10-6 contour heeft. De N329 kent dus geen knelpunten ten aanzien van het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico ligt zowel in de huidige als in de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde. Wel neemt het groepsrisico door de geprojecteerde ontwikkelingen op toe. Dit is te zien in figuur 5.2.
blad 10 van 19
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 02
Figuur 5.2: Het groepsrisico van de N329 Legenda
=
Huidige groepsrisico
=
Groepsrisico bij ontwikkeling MoLaDa
De toename van het groepsrisico wordt veroorzaakt door de geprojecteerde ontwikkelingen op MoLaDa, de verantwoordingsplicht is dus van toepassing. De volledige berekeningen en daarbij behorende aannames zijn terug te vinden in de QRA van de N329 (zie bijlage 3).
blad 11 van 19
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 02
6
Risicovolle inrichtingen Ten aanzien van risicovolle inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing. Het Bevi stelt dat de verantwoording van het groepsrisico verplicht is wanneer binnen het invloedsgebied een nieuw ruimtelijk besluit genomen wordt2. Ook moet voldaan worden aan eisen ten aanzien van het plaatsgebonden risico. Het plangebied en de globale ligging van de risicovolle inrichtingen is weergegeven in figuur 6.1.
Figuur 6.1: Globale situering risico inrichtingen op MoLaDa Legenda: 1 = 2 = 3 = 4 = 5 =
MSD Unilever Ball Packing Ossfloor Eques
MSD (voorheen Organon en Schering & Plough ) De QRA van MSD is uitgevoerd op 13 juli 2009 door Tebodin. Hieruit bleek dat de PR 10-6 contour van MSD de terreingrens in het noord-oosten overschrijdt en over het terrein van Unilever valt. Omdat Unilever ook onder het Bevi valt, geeft dit geen knelpunt vanuit het Bevi. Er kan echter wel een probleem ontstaan wanneer Unilever haar risicovolle activiteiten verplaatst of opschort. Het bedrijf valt dan niet meer onder het Bevi en is een kwetsbaar object die niet binnen de 10-6 contour van een risicobron is toegestaan. Er is dus sprake van een latente saneringssituatie. Uit de QRA is tevens gebleken dat het groepsrisico van MSD onder de oriëntatiewaarde ligt. Omdat de ontwikkeling aan de Julianasingel buiten de PR 10-8 contour van MSD ligt zal er ook geen toename van het groepsrisico zijn. Wel blijft de verantwoordingsplicht van toepassing omdat sprake is van een nieuw ruimtelijk besluit. 2
blad 12 van 19
Hierin verschilt het Bevi van de verantwoordingsplicht zoals op grond van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van toepassing is.
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 02
Unilever Unilever beschikt over een QRA uit 2005 die is opgesteld voor de vigerende situatie. Unilever heeft aangegeven op korte termijn een wijziging van de vergunning aan te vragen (voorjaar 2010). Oranjewoud heeft een QRA voor deze nieuwe situatie uitgevoerd. Deze is opgenomen in bijlage 4. Uit de QRA blijkt dat de PR 10-6 contour van MSD de terreingrens in het noordoosten overschrijdt. De contour valt over het terrein van Unilever. Er bevinden geen kwetsbare objecten binnen de 10-6 contour, er wordt dus voldaan aan de eisen van het Bevi. Wel is ook hier sprake van een latente saneringssituatie. Met betrekking tot het groepsrisico volgt letterlijk uit de Revi dat deze ammoniak koelinstallaties 'geen relevant groepsrisico' geven. De Revi geeft geen toelichting wat exact onder 'niet relevant' moet worden verstaan. Ossfloor Ossfloor valt onder het Bevi vanwege de aanwezigheid van een opslag van gevaarlijke stoffen van meer dan 10 ton. Gelet hierop heeft Oranjewoud/Save voor Ossfloor een QRA uitgevoerd. Deze is opgenomen in bijlage 6. Uit de QRA blijkt dat geen sprake is van een 10-6 risicocontour en dus geen knelpunten bestaan ten aanzien van het plaatsgebonden risico. Het invloedsgebied van Ossfloor is 1540 meter. Het berekende groepsrisico voor de vigerende situatie ligt ruim beneden de oriëntatiewaarde. Eén ontwikkelingsgbied ligt direct naast de locatie van Ossfloor. De geprojecteerde toename van het groepsrisico geeft een kleine toename van het berekende groepsrisico. ,Het groepsrisico blijft ruim onder de oriëntatiewaarde.
Ball Packing Ball Packaging is risicovol vanwege de opslag van gevaarlijke stoffen en de aanwezigheid van een LPG/propaan tank op het terrein. De opslag van gevaarlijke stoffen is minder dan 10 ton en de inhoud van de propaantank minder dan 13 m3. Hierdoor valt Ball Packaging niet onder het Bevi maar voor dit onderdeel onder het Activiteitenbesluit. Ook is het bedrijf milieubeheervergunning-plichtig. De externe veiligheidsituatie van Ball Packaging hoeft niet nader te worden beschouwd. Eques Eques heeft een vergunning voor opslag van gevaarlijke stoffen. De bedrijfsactiviteiten van Eques zijn beëindigd en het perceel en de opstallen zijn verkocht. De verwachting is dat de huidige milieuvergunning van Eques Coatings BV zal komen te vervallen. De milieuaspecten van nieuwe activiteiten zullen op grond van de Wet milieubeheer worden beoordeeld of deze inpasbaar zijn in de omgeving. Dit is de reden waarom Eques niet nader is beschouwd.
blad 13 van 19
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 02
7
Conclusie Binnen het plangebied liggen meerdere risicobronnen. De PR-10-6 contouren van de risicobronnen leveren geen knelpunten op. Aandachtspunt zijn de PR 10-6 contouren van Unilever en MSD die over elkaars perceel liggen. Zolang beide bedrijven onder het Bevi vallen zijn beide bedrijven geen kwetsbaar object. Wanneer één van de bedrijven haar risicovolle activiteiten staakt is het een kwetsbaar object en ontstaat er een latente saneringssituatie. De gemeente Oss heeft aangegeven het bestemmingsplan hierop aan te passen, zodat geen latente saneringssituaties kunnen ontstaan, voor de gebieden binnen de 10-6-contour van MSD/Unilever worden kwetsbare objecten uitgesloten. In het bestemmingsplan moet rekening gehouden worden met de belemmeringenstrook van 5 meter rond de hoge druk aardgastransportleidingen. deze strook moet vrij zijn van bebouwing en worden opgenomen in het bestemmingsplan. Tot slot moet bij het opstellen van het bestemmingsplan de verantwoordingsplicht worden ingevuld voor de volgende risicobronnen: • de spoorlijn; • de N329; • hoge druk aardgasleiding; • MSD; • Ossfloor. In deel B is een kader opgesteld voor het invullen van de verantwoordingsplicht
blad 14 van 19
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 02
Bijlage 1: QRA spoor
blad 15 van 19
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 02
Bijlage 2: QRA hoge druk aardgasleidingen
blad 16 van 19
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 02
Bijlage 3: QRA N329
blad 17 van 19
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 02
Bijlage 4: QRA Unilever
blad 18 van 19
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 02
Bijlage 5: QRA Ossfloor
blad 19 van 19
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 00
Bijlage 1: QRA spoor
blad 15 van 19
Risicoberekeningen doorgaand spoorvervoer Bestemmingsplan MoLaDa
projectnr. 182824 revisie 0 12 augustus 2010
Save Postbus 321 7400 AH Deventer
Opdrachtgever Gemeente Oss Postbus 5 5340 BA Oss
datum vrijgave 12-8-2010
beschrijving revisie 0.0 concept
goedkeuring JE
vrijgave RE
projectnr. 182824 12 augusti 2010, revisie
Risicoberekeningen doorgaand spoorvervoer Oss Bestemmingsplan 'MoLaDa'
Inhoud
Blz.
1
Inleiding
2
2
Externe veiligheid
3
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.2 3.2.1 3.2.2
Uitgangspunten Vervoer Trajectgegevens Vervoerscijfers Bevolking Huidige situatie Plansituatie MoLaDa
5 5 5 7 7 7 8
4 4.1 4.2
Resultaten Plaatsgebonden risico Groepsrisico
10 10 11
5 5.1 5.2
Conclusie Plaatsgebonden risico Groepsrisico
13 13 13
Bijlage 1 :
Referenties
14
Bijlage 2 :
Frequentieberekening van Warme BLEVE
15
Bijlage 3 :
Gedetailleerde bevolkingsgegevens
17
blad 1 van 21
projectnr. 182824 12 augusti 2010, revisie
1
Risicoberekeningen doorgaand spoorvervoer Oss Bestemmingsplan 'MoLaDa'
Inleiding De gemeente Oss is bezig met een integrale herziening van het bestemmingsplan 'MoLaDa'. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het vervoer met gevaarlijke stoffen over het spoor. Als gevolg van dit vervoer bestaan er risico's voor de omgeving. Figuur 1.1 en 1.2 bevat een weergave van de plangebieden ten opzichte van het spoor.
Spoorlijn Den Bosch - Nijmegen
MoLaDa
Figuur 1.1
Plangebied MoLaDa ten opzichte van het spoor
De gemeente Oss heeft Oranjewoud/Save gevraagd te onderzoeken wat de effecten zijn van de beide ontwikkelingen op de externe veiligheid. Dit in relatie tot het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor. In onderhavig rapport wordt verslag gedaan van dit onderzoek.
blad 2 van 21
projectnr. 182824 12 augusti 2010, revisie
2
Risicoberekeningen doorgaand spoorvervoer Oss Bestemmingsplan 'MoLaDa'
Externe veiligheid Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs), die op termijn vervangen zal worden door het 'Besluit transportroutes externe veiligheid' (Btev). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt. Plaatsgebonden risico (PR) Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaarcontour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaarcontour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde. Groeprisico (GR) Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1%-letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet ‘op de kaart’ worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.
Figuur 2.1 Weergave plaatsgebondenrisicocontouren, invloedsgebied en groepsrisicografiek met oriëntatiewaarde voor transport
blad 3 van 21
projectnr. 182824 12 augusti 2010, revisie
Risicoberekeningen doorgaand spoorvervoer Oss Bestemmingsplan 'MoLaDa'
Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen Vervoer van gevaarlijke stoffen vindt plaats via het spoor, over de weg en het water. Knelpunt hierbij is dat er geen plafond bestaat voor de omvang en samenstelling van dit vervoer. Theoretisch kan het vervoer ongelimiteerd toenemen, met dan eveneens ongelimiteerde gevolgen voor de ruimtelijke ordening. De overheid is voornemens een zogeheten Basisnet vast te stellen met routes die worden aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het beleid achter het landelijke Basisnet is dat een plafond vastgesteld wordt voor dit vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook worden randvoorwaarden aan de ruimtelijke ordening gesteld. Omdat het ontwikkelen van instrumenten voor dit beleid bijzonder complex is, en de gevolgen voor vervoerders en de ruimtelijke ordening ingrijpend kunnen zijn, vindt nog veel discussie plaats en loopt de vaststelling van het Basisnet achter op schema. Binnen het onderhavige project is voor zover mogelijk geanticipeerd op de komst van het Basisnet.
blad 4 van 21
projectnr. 182824 12 augusti 2010, revisie
3
Risicoberekeningen doorgaand spoorvervoer Oss Bestemmingsplan 'MoLaDa'
Uitgangspunten In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten betreffende de externe veiligheidsberekening ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen gegeven. Deze bestaan uit de bepaling van het onderzochte vervoerstraject, de kenmerken van het onderzochte traject, de inventarisatie van de vervoerscijfers, de reikwijdte van het onderzoeksgebied en de inventarisatie van de personendichtheden. De berekeningen zijn uitgevoerd met het RBMII-rekenpakket, versie 1.3 build 247. Het RBMII-rekenpakket voldoet aan het gestelde in PGS 3. Het RBM-programma is ontwikkeld voor de evaluatie van de externe veiligheid ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen.
3.1 3.1.1
Vervoer Trajectgegevens Het spoortraject is zo gedefinieerd dat het plangebied in het midden van het traject ligt. De ligging van het spoor is in figuur 3.1 met blauw weergegeven. De lengte is zo gekozen dat het traject 500 meter aan weerszijden van het bestemmingsgebied MoLaDa doorloopt. Dit resulteert in een trajectlengte van ruim drie kilometer.
Figuur 3.1
De ligging van het spoortraject (blauwe lijn) in Oss
Het traject bevat wissels en meerdere gelijkvloerse spoorwegovergang. Bij aanwezigheid van overwegen is een toeslag vereist. Deze toeslag is onafhankelijk van de baanvaksnelheid en moet dus na correctie voor de baanvaksnelheid bij de faalfrequentie worden opgeteld. Het traject waarvoor de correctie/toeslag, loopt van 500 m voor de overweg/wissel tot 500 m na de overweg/wissel. De toeslag voor wissels bedraagt 3,3.10-8 voor de aanwezigheid van wissels ongeacht het aantal. De correctie voor overwegen bedraagt 0,8.10-8 per kilometer baan per overgang. Indien in een trajectdeel
blad 5 van 21
projectnr. 182824 12 augusti 2010, revisie
Risicoberekeningen doorgaand spoorvervoer Oss Bestemmingsplan 'MoLaDa'
twee of meer overwegen liggen, dan wordt voor dat deel deze correctie dus twee of meer keer bij de faalfrequentie opgeteld. Vanwege de aanwezigheid van 7 gelijkvloerse overwegen en diverse wissels is het gedefinieerde traject opgedeeld in gedeeltes. Voor het gehele traject geldt een baanvaksnelheid van > 40 km/uur. Tabel 3.1
Overzicht trajectgegevens Overwegen
Frequentie1) [jr-1]
ja
2
7,67.10-8
Trajectdeel 2, (rood)
ja
1
6,87.10-8
Trajectdeel 3, (geel)
ja
2
7,67.10-8
Trajectdeel 4, (donker groen)
ja
3
8,47.10-8
Trajectdeel 5, (licht blauw)
ja
2
7,67.10-8
Trajectdeel 6, (blauw)
ja
1
6,87.10-8
Trajectdeel 7, (paars)
nee
1
3,57.10-8
Naam
Wissels
Trajectdeel 1, (groen)
1) De ingevoerde spoorbreedte is 15 meter (gemeten). 2) De faalfrequentie is opgebouwd uit de volgende onderdelen: • basisfaalfrequentie van 2,2.10-8 per wagenkilometer; • hoge baanvaksnelheid factor van 1,26; • wisseltoeslag van 3,3.10-8 voor aanwezigheid van wissels; • overwegtoeslag 0,8.10-8 per wagenkilometer per overweg vanwege de aanwezigheid van 1 overweg.
In figuur 3.2 zijn de trajecten weergegeven, hierin zijn met rode punten de gelijkvloerse overwegen ingetekend en zijn met geel de locaties van de uiterste wissels. De invloed van de wissels en overwegen geldt voor 500 meter aan weerszijde.
Figuur 3.2
blad 6 van 21
De ligging van de trajecten en de wissels/overwegen.
projectnr. 182824 12 augusti 2010, revisie
3.1.2
Risicoberekeningen doorgaand spoorvervoer Oss Bestemmingsplan 'MoLaDa'
Vervoerscijfers De gehanteerde vervoerscijfers zijn afkomstig uit Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor, Een verwachting voor de middellange termijn van ProRail d.d. september 2007 [3]. In dit document wordt het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor voor het jaar 2020 geprognosticeerd. Deze cijfers zijn ook bekend als de Prognosecijfers 2007. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van het scenario 'maximum-transit'. In tabel 3.2 is een overzicht gegeven van de vervoerscijfers. Tabel 3.2 Overzicht vervoerscijfers Stofcategorie Bont A brandbaar gas 700 B2 toxisch gas 200 C3 zeer brandbare vloeistof 1050 D3 toxische vloeistof 50 D4 zeer toxische vloeistof 50 Overige uitgangspunten: • verhouding vervoer dag/nacht overig: 33% resp. 67% (defaultwaarde); • verhouding vervoer werkweek/weekend 71,4% resp. 28,6% (defaultwaarde); • Alle stofcategorieën worden vervoerd in een 'bonte'-trein. Ten aanzien van de berekeningen met prognosecijfers 2007 is het scenario warme BLEVE van toepassing vanwege de combinatie brandbaar/toxisch gas (A en B2) en brandbare vloeistoffen (C3) in bonte treinen. In het rekenprogramma RBM II moet een verhouding voor het aantal C3-wagens worden ingevuld ten behoeve van dit scenario. De berekening voor deze verhouding is uitgevoerd conform het rekenprotocol [3] en bedraagt voor A en B2 4. Een belangrijke parameter voor deze factor is het aantal bonte treinen (zie ook bijlage 2).
3.2 3.2.1
Bevolking Huidige situatie Vanwege het vervoer van klasse D4 zeer toxische vloeistof (waterstoffluoride, acroleïne) moet de omgeving tot 3.000 meter aan het weerszijden van het spoor geïnventariseerd worden. Op deze afstand kan in het meest ongunstige geval 1% van de mensen sterven als het gevolg van een ongeluk. Binnen deze 3.000 meter zijn twee zones te onderscheiden: 1. binnen 300 meter gedetailleerde bevolkingsinventarisatie (op straatniveau); 2. tussen 300 en 3.000 meter globale bevolkingsinventarisatie per wijk, uitgesplitst naar wonen en werken. Kwetsbare objecten zoals scholen, ziekenhuizen en stadions zijn hierbij wel apart ingevoerd. De bevolkingsinventarisatie is gebaseerd op bestemmingsplancapaciteit, luchtfoto's en eerdere inventarisaties en betreft de huidige situatie van Oss. Uitgebreide bevolkingsgegevens met aantallen en locaties zijn opgenomen in bijlage 1.
blad 7 van 21
projectnr. 182824 12 augusti 2010, revisie
3.2.2
Risicoberekeningen doorgaand spoorvervoer Oss Bestemmingsplan 'MoLaDa'
Plansituatie MoLaDa Figuur 3.3 geeft het plangebied MoLaDa weer en de verdeling van bevolkingsvlakken zoals deze zijn ingevoerd in RBM II.
• = — = Figuur 3.3
Bedrijfswoning Grens bevolkingsvakken RBMII Plangebied MoLaDa
In de huidige situatie zijn per bevolkingsvlak de volgende personendichtheden gehanteerd (gebaseerd op pgs1, deel 6 aanwezigheidsgegevens): m1 300 personen per hectare (60 's nachts). Hoge dichtheid in verband met kantoren. m2a-d 80 personen per hectare (16 's nachts), druk bedrijventerrein. m3 School Revabo, 150 personen, 200 dagen per jaar aanwezig. m4 40 personen per hectare (8 's nachts), bedrijven terrein middel. m5a-d 40 personen per hectare (8 's nachts), bedrijven terrein middel. m6a-e 40 personen per hectare (8 's nachts), bedrijven terrein middel. m7 500 personen per hectare, woonboulevard. m8 105 personen (20 's nachts) absoluut aantal werknemers bedrijf. m9 40 personen per hectare (8 's nachts), bedrijventerrein middel m10a,b 40 personen per hectare (8 's nachts), bedrijven terrein middel. m11 40 personen per hectare (8 's nachts), bedrijven terrein middel. Voor een meer informatie over de gehanteerde kengetallen per gebied wordt verwezen naar bijlage 3. De toekomstige bevolkingssituatie ten aanzien van het plangebied MoLada is gebaseerd op de huidige situatie met daaraan toegevoegd de nieuwe invulling van de bevolkingsvlakken. Deze nieuwe invulling is als volgt: m1 Idem huidig. m2a-d Idem huidig. m3 Idem huidig. m4 Idem huidig.
blad 8 van 21
projectnr. 182824 12 augusti 2010, revisie
Risicoberekeningen doorgaand spoorvervoer Oss Bestemmingsplan 'MoLaDa'
m5a-c Idem huidig , komt detailhandel bij conform PGS deel 1 handel 40 personen per hectare (20% 's nachts) is dus gelijk aan bedrijven terrein middel (aantal personen wijzigt niet). m5d Wordt woningboulevard (uitbreiding) 500 personen per hectare. m6a-c,e Idem huidig , komt detailhandel bij conform PGS deel 1 handel 40 personen per hectare (20% 's nachts) is dus gelijk aan bedrijven terrein middel (aantal personen wijzigt niet). m6d Gearceerde deel wordt kantoren 300 personen per hectare (1% 's nachts) overige deel blijft 40 personen per hectare (20% 's nachts), bedrijventerrein middel + detailhandel. m7 Idem huidig. m8 Gearceerde deel wordt kantoren 300 personen per hectare (1% 's nachts) overige deel blijft 105 personen (20 's nachts) absoluut aantal werknemers bedrijf. m9 Gearceerde deel wordt kantoren 300 personen per hectare (1% 's nachts) overige deel blijft 40 personen per hectare (20% 's nachts), bedrijventerrein middel + detailhandel . m10a-b Onbeperkt bedrijfswoningen toegestaan = gelijkgeschaard aan incidentele woonbebouwing 5 personen/hectare (100%dag+nacht) + 40 personen per hectare (20 's nachts) vanwege bedrijven terrein middel + detailhandel. ingevoerd 45 pers/ha (13 's nachts). m11 Idem huidig.
blad 9 van 21
projectnr. 182824 12 augusti 2010, revisie
4
Risicoberekeningen doorgaand spoorvervoer Oss Bestemmingsplan 'MoLaDa'
Resultaten De berekeningen voor het spoor- en wegvervoer zijn uitgevoerd met het RBMIIrekenpakket, versie 1.3 build 247.
4.1
Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico voor het spoortraject door OSS is weergeven in figuur 4.1.
blauwe contour = 10-7 per jaar groene contour = 10-8 per jaar Figuur 4.1 Plaatsgebonden risico doorgaand vervoer Oss Het plaatsgebonden risico is onafhankelijk van de bevolking daarom wordt volstaan met het weer van één figuur. Uit de berekeningen blijkt dat er geen 10-6 jr--risicocontour wordt berekend. Aan de normstelling van het plaatsgebonden risico wordt voldaan. Tabel 4.1 Maximale reikwijdte plaatsgebondenrisicocontouren (afgerond) Plaatsgebondenrisicocontour Afstand in meters (max) -6 10 /jaar nvt 10-7/jaar 130 10-8/jaar 270
blad 10 van 21
projectnr. 182824 12 augusti 2010, revisie
4.2
Risicoberekeningen doorgaand spoorvervoer Oss Bestemmingsplan 'MoLaDa'
Groepsrisico Voor zowel de oude als de nieuwe situatie is een groepsrisicoberekening uitgevoerd. Het groepsrisico wordt altijd gepresenteerd per kilometer. Het onderzochte traject voor dit onderzoek bedraagt in totaal 3 kilometer (zie paragraaf 3.1.1). De kilometer met het hoogste groepsrisico ligt geheel aan de westzijde van het traject en is weergeven in figuur 4.2.
Figuur 4.2:
Locatie kilometer hoogste groepsrisico (licht blauwe lijn ) ter hoogte van Molada.
De locatie van de kilometer met het hoogste groepsrisico wijzigt niet als gevolg van de ontwikkelingen op Molada..
blad 11 van 21
projectnr. 182824 12 augusti 2010, revisie
Risicoberekeningen doorgaand spoorvervoer Oss Bestemmingsplan 'MoLaDa'
Grafiek 4.1:
Huidige situatie = groene lijn Plansituatie MoLaDa = gelijk aan de huidige situatie Groepsrisico Huidige situatie + Plansituatie MoLada
Uit de berekeningen blijkt dat de wijzigingen in het bestemmingsplan MoLaDa geen invloed heeft op het groepsrisico. Dit is te verwachten daar als gevolg van bestemmingsplan Molada alleen aan de zuidzijde van het plan, relatief ver van het spoor, met aangepaste personendichtheden is gerekend. Verder blijkt dat zowel in de huidige als toekomstige situatie het groepsrisico de oriëntatiewaarde overschrijdt met een factor 5,0 bij 1135 slachtoffers.
blad 12 van 21
projectnr. 182824 12 augusti 2010, revisie
5
5.1
Risicoberekeningen doorgaand spoorvervoer Oss Bestemmingsplan 'MoLaDa'
Conclusie
Plaatsgebonden risico Uit de berekeningen blijkt dat geen 10-6 jr-1-risicocontour wordt berekend. Aan de normstelling van het plaatsgebonden risico wordt voldaan omdat geen kwetsbare objecten binnen de 10-6 jr-1-contour liggen.
5.2
Groepsrisico Het groepsrisico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor ligt in de huidige situatie boven de oriëntatiewaarde. De herziening van bestemmingsplan MoLaDa zorgt niet voor een toename van het groepsrisico, deze blijft gelijk.
blad 13 van 21
projectnr. 182824 12 augusti 2010, revisie
Bijlage 1 :
blad 14 van 21
Risicoberekeningen doorgaand spoorvervoer Oss Bestemmingsplan 'MoLaDa'
Referenties
[1]
RWS - DVS, Toekomstverkenning vervoer gevaarlijke stoffen over de weg, mei 2007
[2]
Het Paarse Boek, Richtlijn voor kwantitatieve risicoanalyse (PGS 3), Commissie Preventie van Rampen door gevaarlijke stoffen, Den Haag, eerste druk, 2000
[3]
ProRail, Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor, Een verwachting voor de middellange termijn, september 2007
[4]
Oranjewoud, Risicoberekening doorgaand spoorvervoer, Bestemmingsplan OssZuid,gemeente Oss, juli 2008
[5]
Structuurvisie bedrijventerreinen Moleneind, Landweer en Danenhoef, Inventarisatierapport rev. 02, juni 2007
[6]
Save-rapport, Rekenprotocol Vervoer Gevaarlijke Stoffen per Spoor, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Deventer, april 2006
[7]
VROM-document, Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 1 Deel 6: Aanwezigheidsgegevens. http://www.vrom.nl/pagina.html?id=22297. december 2003
[8]
Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico, Ministerie van VROM, `november 2007
Bijlage 2 :
Frequentieberekening van Warme BLEVE Toelichting In RBMII wordt het risico van een warme BLEVE gemodelleerd met behulp van de parameter "aantal C3 Wagons"1. De parameter kan alleen worden ingevoerd waneer sprake is van gecombineerd vervoer (bonte treinen) brandbaar gas en brandbare vloeistoffen. Deze waarde betreft de verhouding tussen een warme en koude BLEVE en wordt conform het rekenprotocol berekend met de volgende relatie:
Lage snelheid:
< 40 km / hr 19,5 *
Hoge snelheid:
> 40 km / hr
39 *
N bvl N bg
N bvl N bg
* P (contact )
* P (contact )
N bvl= gemiddeld aantal wagens brandbare vloeistof in een bonte trein voor een baanvak;
N bg= gemiddeld aantal wagens brandbaar gas in een bonte trein voor een baanvak; Pcontact= De kans op het naast elkaar (komen te) staan van een wagen met brandbaar gas en een wagen met brandbare vloeistof in dezelfde trein. Waarin:
N bg (bont )
N bg =
N bont × (100 / GS )
N bvl = Ntot =
N tot
N bvl (bont ) N tot N bont × (100 / GS )
gemiddelde aantal wagens in een trein (= 20 wagens). Deze factor is nodig om weer het gemiddelde aantal wagens met gevaarlijke stof per trein te berekenen;
Nbvl(bont)Nbg(bont) = totaal aantal wagens brandbare vloeistof of brandbaar gas in bonte treinen voor een baanvak; Nbont = totaal aantal wagens met gevaarlijke stoffen in bonte treinen voor een baanvak; GS =
1. 2.
blad 15 van 21
percentage vervoer van voor externe veiligheid relevante gevaarlijke stoffen (=10%)2;
Standaard waarde is 2 10% GS is gebaseerd op de "second opinion Basisnet Spoor" van het RIVM d.d. 13 maart 2003. 10% is het landelijk gemiddelde
Invoergegevens Aantal wagons (bont)
A B2 C3 D3 D4
700 200 1050 50 50
Nbg Nbvl
Ntot GS
20 10%3
0,7 1,0
P-contact Pa: Pz = Pbg = Pa =
1,00E-01 3,59E-02 3,59E-03
(= Pz * Pbg)
9,00E-01 3,59E-02 3,66E-02 6,53E-02
(= Pm * (P1 + Pr-nl)
Pb: Pm = P1 = Pr-nl = Pb = P3 =
(= Pm * (P1 + Pr-nl)
0,07
Invoeren in RBMII <40km/hr (19,5 nbvl/Nbg*p-contact) >40km/hr (39 nbvl/Nbg*p-contact) Calculatie volgens het rekenprotocol spoor [6].
3.
blad 16 van 21
2,0 4,0
Het RIVM heeft in 'Second-opinion Basisnet' d.d. 2008 aangegeven dat het percentage gevaarlijke stoffen 10% bedraagt in plaats van het eerder gehanteerde 20%.
Bijlage 3 :
Gedetailleerde bevolkingsgegevens De uitgangspunten voor bevolkingsbestanden zijn: • Per woning 2,4 persoon, 50% aanwezig in de dag en 100% in de nacht (conform PGS 3); • Drukke woonwijken, 70 personen per hectare, 50% aanwezig in de dag en 100% in de nacht; • Rustige woonwijken, 25 personen per hectare, 50% aanwezig in de dag en 100% in de nacht; • Agrarisch gebied, 1 personen per hectare, 50% aanwezig in de dag en 100% in de nacht; • Sport/recreatie, 25 personen per hectare, 95% aanwezig in de dag en 19% in de nacht; • Camping/bungalows, 200 personen per hectare, 100% aanwezig in de dag en 100% in de nacht; • Industrieterrein bedrijven laag, 5 personen per hectare, 100% aanwezig in de dag en 21% in de nacht; • Industrieterrein bedrijven middel, 40 personen per hectare, 100% aanwezig in de dag en 21% in de nacht; • Industrieterrein bedrijven hoog, 80 personen per hectare, 100% aanwezig in de dag en 21% in de nacht; • Hoge concentratie mensen, gelijkgeschaard aan hoge dichtheid, flats 255 personen per hectare, 50% aanwezig in de dag en 100% in de nacht; • Kantoor, gelijkgesteld aan Hoge concentratie mensen; • Klein bedrijf, 5 personen per bedrijf, 100% overdag en 20% in de nacht (conform PGS 3); • Theater/bioscoop, tenzij specifieke informatie voor handen is, wordt eruit gegaan van 100 personen per locatie, 51% overdag en 36% in de nacht; • Middelbare school, tenzij specifieke informatie voor handen is, wordt eruit gegaan van 500 leerlingen per locatie, 100% overdag en 19% in de nacht. Alle aantallen zijn conform de PGS 1, deel 6: aanwezigheidsgegevens [7] en de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico [8], mits ander vermeld. Voor het Maaslandcollege wordt een bevolkingsdichtheid van 1.800 personen gehanteerd. Deze hoeveelheid wordt door de school aangegeven op hun website. In RBMII is de school als weekevenement ingevoerd, welke 40 weken per jaar plaatsvindt. Voor een aantal kantoorcomplexen zijn gedetailleerde oppervlaktematen door de gemeente verstrekt. Voor deze kantoren is uitgegaan van de aanwezigheid van 1 persoon per 30m2 bvo. Door de gemeente Oss zijn de bezoekersgegevens van het Golfbad Oss aangeleverd. Hieruit volgt dat in de vakanties (12 weken per jaar) maximaal 1.300 personen aanwezig zijn in het zwembad. De andere weken hebben een aanzienlijk lager bezoekersaantal en zijn dus ook derhalve voor 40 weken per jaar gemodelleerd. Het zwembad sluit tussen 19.00 - 20.00 uur. • 12 weken (7 dagen), 1.300 personen aanwezig voor 100% overdag en 0% in de nacht; • 40 werkweken (5 dagen), 415 personen, voor 100% overdag en 0% in de nacht; • 40 weekenden (2 dagen), 800 personen, voor 100% overdag en 0% in de nacht.
blad 17 van 21
Voor het ziekenhuis Bernhoven is de capaciteitsmonitor geraadpleegd. Deze geeft aan dat het ziekenhuis over 450 bedden beschikt, conform [5] zijn 5 personen per bed ingevuld. Samen met de verblijfstijdcorrectie komt dit neer op 1.800 personen in de dag en 877 personen in de nacht. Vanwege de afstand tussen het ziekenhuis en het spoor was een inschatting voldoende. Tabel B3.1 Bevolkingsgegevens Vak Bebouwing
Dag
Nacht
1
400 Woningen
960
480
2
150 Woningen
360
180
3
185 Woningen
216
432
4
40 Woningen
48
96
5
83 Woningen
100
200
6
50 Woningen
60
120
7
20 Woningen
24
28
8
6 Woningen
7
14
9
50 Woningen
60
120
10
1 Middelgroot bedrijf
25
5
330 Woningen. Gebaseerd op maximale bestemmingsplancapaciteit
396
792
130 Woningen
156
312
11
Bedrijven hoog ca. 1 ha.
80
17
1200
228
48
96
140
0
48
96
3 Kantoren Gebaseerd op bestand gemeente (800m2+2000 m2+ 550m2) Schatting 1. pers. per 30m2.
111
0
14
Gemeentehuis 10.000m2 + 5000m2 uitbreiding. Schatting 1 pers/30 m2
500
0
15
Kantoor 5000m2, gebaseerd op inventarisatie gemeente 1 pers./30m2
166
0
16
Theater, 880p.
450
320
Muziekcentrum en bibliotheek ca. 1500m2 Schatting 1pers/30m2
50
20
17
2 kantoren (2500+5000) gebaseerd op inventarisatie gemeente 1 pers./30m2
250
0
18
3 kantoren (300+300+150) gebaseerd op inventarisatie gemeente 1 pers./30m2
25
0
420
290
42
84
School Hooghuis (als weekevenement) 12
40 Woningen 4 kantoren. Gebaseerd op bestand gemeente (2000+500+500+1200) schatting 1. pers. per 30m2.
13
40 Woningen
Bioscoop 822 stoelen. 35 Woningen 19
Zwembad
Var.
Var.
20a
125 Woningen
150
300
20b
30 Woningen
36
72
Bedrijventerrein midden 2500m2
10
2
6
12
21
blad 18 van 21
5 woningen
blad 19 van 21
22
Maaslandcollege (als weekevenement)
1800
360
23
40 Woningen
48
96
24
175 Woningen
210
420
5 kantoren (Schatting 300 x 4 x 5= 6000m2; 200 pers./ha)
120
0
1 bedrijven middel (schatting 5000m2)
20
4
25
60 Woningen
72
144
26
75 Woningen
90
180
3 kantoren (2500+3500+1500=7500) gebaseerd op inventarisatie gemeente 1 pers./30m2
250
0
27
95 woningen
114
228
28
55 Woningen
66
132
m1
Molada bedrijven 1; Oragnon/Akzo Nobel. Hoge dichtheid ivm. kantoren (300/60 pers. per ha.)
4470
894
m2a
Molada bedrijven 1; Unilever
677
144
m2b
Molada bedrijven 1; Unilever
700
140
m2c
Molada bedrijven 1; bedrijven hoog (80/16 per ha)
830
175
m2d
Molada bedrijven 1; Ball Packaging
740
157
m3
Molada bedrijven 1; School Revabo
150
28
m4
Molada bedrijven 1; Ossfloor bedrijf midden (40/8 per ha)
340
68
m5a
Molada bedrijven 2; Bedrijf midden
366
73
m5
Molada bedrijven 2; 2 bedrijfswoningen
3
5
m5
Molada bedrijven 2; Bedrijfswoning
1
2
m5b
Molada bedrijven 2; Philips Bedrijf midden
468
93
m5c
Molada bedrijven 2; Eques (bedrijf midden)
139
28
m5d
Molada bedrijven 2; Bedrijven midden
337
67
m6a
Molada bedrijven 3; Bedrijf midden (40/8 per ha)
300
60
m6
Molada bedrijven 3; Bedrijfswoning
2
3
m6
Molada bedrijven 3; 2 bedrijfswoningen
3
5
m6b
Molada bedrijven 3; Bedrijf midden
337
67
m6c
Molada bedrijven 3; bedrijven midden
260
52
m6d
Molada bedrijven 3; Bedrijf midden
532
106
m6e
Molada bedrijven 3; Bedrijven middel
327
65
m7
Molada detailhandel 1; Meubelboulevard (500 pers. per ha.)
1700
0
m8
Molada bedrijven 3; Bedrijven middel
354
71
m9
Molada bedrijven 3; kleine bedrijven (incl. Wijen + 5b.)
86
16
m10a
Molada bedrijven 4; Bedrijven middel
906
181
m10b
Molada bedrijven 4; Bedrijven middel
348
70
m11
Molada bedrijven 5; bedrijf midden (40/8 per ha)
169
34
43c
7 Woonwagens, zelfde dichtheid als woningen
8
17
A
Drukke woonwijk (12 ha.)
420
840
B
Bedrijven Middel (60 ha.)
2421
848
C
Bedrijven middel (82ha.)
3310
662
D
Drukke woonwijk (55 ha.)
1932
3864
E
Drukke woonwijk (45 ha.)
1597
3193
blad 20 van 21
F
Drukke woonwijk (17 ha.)
584
1169
G
Drukke woonwijk (35 ha.)
1237
2474
H
Drukke woonwijk (15 ha.)
526
1052
Ia
Drukke woonwijk (8ha.)
268
537
Ib
Drukke woonwijk (1,4 ha.)
50
100
Ic
Drukke woonwijk 50 Woningen
60
120
J
Ziekenhuis
1800
877
K
Drukke woonwijk (19 ha.)
676
1352
L
Drukke woonwijk (4 ha.)
Mv
Voetbalvelden
50
100
334
0
Stadion, eens per 2 weken 6500 mensen
6500
0
M
Mondriaan college
1123
223
Nv
Sportvelden (tennisvereniging)
229
0
Nva
ROC De Leijgraaf (als weekevenement)
2200
418
N
Drukke woonwijk (4.1 ha.)
145
290
O
Drukke woonwijk (6.3 ha.)
220
441
P
Drukke woonwijk (47 ha.)
1646
3291
Q
Rustige woonwijk (28 ha)
341
711
R
Agrarisch (37 ha.)
37
37
S
Agrarisch (24 ha.)
24
24
T
Drukke woonwijk (6,5 ha.)
130
260
U
Drukke woonwijk (11 ha.)
397
795
V
Sportterrein
203
50
W
Agrarisch (147 ha.)
147
147
X
Agrarisch (52 ha.)
52
52
Y
Woonwijk (in aanleg) (30 ha.)
251
542
Z
Agrarisch (86 ha.)
86
86
AA
Drukke woonwijk (31 ha.)
1114
2228
AB
Drukke woonwijk (72 ha.)
2543
5069
AC
Drukke woonwijk (10 ha.)
380
760
AD
Agrarisch 123 ha.)
123
123
AE
Agrarisch (11 ha.)
11
11
AF
Voetbal
25
0
AG
Agrarisch (110 ha.)
110
110
AH
Drukke woonwijk (124 ha.)
3465
8729
AI
Drukke woonwijk (199 ha.)
6998
13996
Figuur B3.2
blad 21 van 21
Vlakkenverdeling rondom het spoor
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 00
Bijlage 2: QRA hoge druk aardgasleidingen
blad 16 van 19
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 00
Bijlage 3: QRA N329
blad 17 van 19
QRA wegvervoer N329 Bestemmingsplan N329
projectnr. 217799 revisie 01 15 maart 2010
Auteurs: G.A. van der Veen T.A. van der Linde
Opdrachtgever Gemeente Oss Postbus 5 5340 BA Oss
datum vrijgave 8-3-2010
beschrijving revisie definitief
goedkeuring GvdV
vrijgave GvdV
projectnr. 217799
QRA N329
15 maart 2010, revisie
Inhoud
1
Inleiding
2
2
Externe veiligheid
4
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.2 3.2.1
Uitgangspunten Vervoer Trajectgegevens Vervoerscijfers Bevolking Huidige situatie
5 5 5 5 7 7
4 4.1 4.2
Resultaten Plaatsgebonden risico Groepsrisico
8 8 8
5
Conclusie
10
Bijlage 1 :
Gedetailleerde bevolkingsgegevens
11
blad 1 van 13
projectnr. 217799
QRA N329
15 maart 2010, revisie
1
Inleiding De gemeente Oss is een bestemmingsplan voor de N329 aan het opstellen. In de directe omgeving van de weg liggen woonwijken, industriegebieden en bedrijventerreinen. Omdat over de N329 gevaarlijke stoffen worden vervoerd ontstaan er risico's voor de omgeving. Conform de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen dient daarom externe veiligheid beschouwd te worden. De ligging van de N329 ten opzichte van de bebouwde kom is te zien in figuur 1.
Figuur 1: De N329 en de omgeving Legenda — = — = — =
blad 2 van 13
N329 Bedrijventerrein/industriegebied Woongebied
projectnr. 217799
QRA N329
15 maart 2010, revisie
De gemeente Oss heeft Oranjewoud/Save gevraagd te onderzoeken wat het externe veiligheidsrisico van de N329 op de omgeving is. In onderhavig rapport wordt verslag gedaan van dit onderzoek.
blad 3 van 13
projectnr. 217799
QRA N329
15 maart 2010, revisie
2
Externe veiligheid Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs), die op termijn vervangen zal worden door het 'Besluit transportroutes externe veiligheid' (Btev). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt. Plaatsgebonden risico (PR) Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaarcontour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaarcontour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde. Groeprisico (GR) Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1%-letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet ‘op de kaart’ worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.
Figuur 2: Weergave plaatsgebonden risicocontouren, invloedsgebied e groepsrisicografiek met oriëntatiewaarde voor transport
blad 4 van 13
projectnr. 217799
QRA N329
15 maart 2010, revisie
3
Uitgangspunten In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten betreffende de externe veiligheidsberekening ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen beschreven. De berekeningen zijn uitgevoerd met het RBMII-rekenpakket, versie 1.3 build 247. Het RBMII-rekenpakket voldoet aan het gestelde in PGS 3. Het RBM-programma is ontwikkeld voor de evaluatie van de externe veiligheid ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen.
3.1 3.1.1
Vervoer Trajectgegevens De N329 is in RBMII gemodelleerd als weg binnen de bebouwde kom. De ligging van de N329 is weergegeven in figuur 1. Het bestemmingsplan wordt opgesteld voor het traject vanaf de A50 tot het eind van de bebouwde kom ten noorden van industriegebied de Geer. In totaal is dit een traject van 7.2 km. Het traject is aan weerszijden van het bestemmingsplan met 500 meter verlengt. Tabel 1 geeft een overzicht van de RBMII uitgangspunten voor dit traject. Tabel 1: Uitgangspunten voor het traject N329 te Oss.
3.1.2
Type wegtraject
Binnen de bebouwde kom
Breedte
15 meter
Frequentie (1/vtg.km)
5,9 x 10-7 jr-1
Transport vervoer verhouding dag/nacht
70% dag, 30% nacht
Vervoerscijfers De gemeente Oss heeft in 2006 voor diverse wegen binnen de gemeente de transportbewegingen van vrachtwagens met gevaarlijke stoffen bepaald. Deze cijfers worden gebruikt voor dit onderzoek. De N329 op het grondgebied van Oss bestaat uit vijf wegdelen met ieder andere vervoerscijfers. De wegvlakken zijn weergegeven in figuur 3.
blad 5 van 13
projectnr. 217799
QRA N329
15 maart 2010, revisie
Figuur 3: wegvakkenverdeling N329 Oss
De tellingen dateren uit 2006. Daarom zijn de vervoerscijfers op basis van de brief "Toekomstverkenning vervoer gevaarlijke stoffen over de weg " van het ministerie van V&W doorberekend tot 2020. Hierbij wordt uitgegaan van het GE (Global Economy)scenario. Dit scenario kent voor de verschillende stofcategorieën groeipercentages. De tellingen en prognoses zijn weergegeven in tabel 2.
blad 6 van 13
projectnr. 217799
QRA N329
15 maart 2010, revisie
Tabel 2: Vervoersaantallen over de N329 te Oss Stofcategorie Groei tot 2020
LF1
LF2
LT2
GT3
GF3
15%
15%
45%
7%
0%
Wegvlak 1 Vanaf afrit A50, Graafsebaan (N329) tot kruising Julianasingel/Hartogsingel 2006
2540
2161
184
6
855
2020
2920
2484
267
6
855
Wegvlak 2 Graafsebaan, Megensebaan (N329) tot aan kruising met Singel 1940-1945 2006
1368
1157
184
3
553
2020
1572
1330
267
3
553
Wegvlak 3 Deel van Megensebaan (N329) , tot aan kruispunt met Kanaalstraat/Veluwemeer 2006
628
440
92
x
324
2020
722
506
133
x
324
Wegvlak 25 Van kruising Megensebaan/Kanaalstraat tot kruising Meggensebaan/Merwedestraat 2006
384
104
x
x
104
2020
441
119
x
x
104
Wegvlak 31 Vanaf kruising Megensebaan/Merwedestraat to aan kruising Herstraat
3.2 3.2.1
2006
384
104
x
x
104
2020
441
119
x
x
104
Bevolking Huidige situatie Het invloedsgebied van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg is niet eenduidig te definiëren. Uit de meest recente cijfers blijkt dat 270 wagens LT2 per jaar over de weg gaan. Hierdoor is het invloedsgebied 950 meter. Een incident met stofcategorie GF3 (zeer brandbaar gas) is het maatgevend voor de hoogte van het groepsrisico. Het invloedsgebied van deze stof is 325 meter, daarom is de bevolking binnen deze straal gedetailleerd geïnventariseerd. De bevolkingsinventarisatie is gebaseerd op bestemmingsplancapaciteit, luchtfoto's en eerdere inventarisaties. In de groepsrisicoberekening is geanticipeerd op de geprojecteerde ontwikkelingen op de industriegebieden Vorstengrafdonk en Molada. Op Vorstengrafdonk is rekening gehouden met de ontwikkeling van kantoren in het zuidelijke gedeelte. Op Molada is rekening gehouden met de uitbreiding van de woonboulevard en de bouw van kantoren bij het kruispunt Julianasingel/ Graafsebaan . Uitgebreide bevolkingsgegevens met aantallen en locaties zijn opgenomen in bijlage 1.
blad 7 van 13
projectnr. 217799
QRA N329
15 maart 2010, revisie
4
Resultaten De berekeningen voor wegvervoer zijn uitgevoerd met het RBMII-rekenpakket, versie 1.3 build 247. Dit programma berekent het groepsrisico op basis van de kilometer van het totale traject waar dit het hoogst is. Omdat een lang traject berekend moet worden, en de bebouwing langs de N329 per deeltraject erg kan verschillen (zie figuur 1), is het groepsrisico voor drie deeltrajecten berekend.
4.1
Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico van de N329 is in tabel 3 weergegeven. De weg heeft geen 10-6 jr-1-contour. Tabel 3: Maximale reikwijdte plaatsgebonden risicocontouren (afgerond) Plaatsgebonden risicocontour Afstand in meters (max) 10-6/jaar
nvt
-7
20
-8
100
10 /jaar 10 /jaar
Aan de normstelling van het plaatsgebonden risico wordt voldaan omdat geen kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour liggen.
4.2
Groepsrisico Het groepsrisico van de N329 is berekend voor 3 verschillende wegvlakken. Deze wegvlakken en het groepsrisico zijn weergegeven in figuur 4.
blad 8 van 13
projectnr. 217799
QRA N329
15 maart 2010, revisie
Figuur 4: Het groepsrisico van verschillende wegvlakken van de A329.
In figuur 4 is te zien dat de oriëntatiewaarde bij geen van de deeltrajecten overschreden wordt. Het groepsrisico van deeltraject 2 is het hoogst. Reden hiervoor is de aanwezigheid van de woningboulevard en de geprojecteerde uitbreiding daarvan. Ook zijn op het kruispunt Julianasingel/ Graafsebaan enkele kantoorpanden geprojecteerd.
blad 9 van 13
projectnr. 217799
QRA N329
15 maart 2010, revisie
5
Conclusie Uit de berekeningen blijkt dat geen 10-6 jr-1-risicocontour wordt berekend. Aan de normstelling van het plaatsgebonden risico wordt voldaan omdat geen kwetsbare objecten binnen de 10-6 jr-1-contour liggen. Het groepsrisico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N329 ligt op alle deeltrajecten onder de onder de oriëntatiewaarde. Het hoogste groepsrisico ligt bij de kruising Julianasingel/Graafsebaan. Omdat ook geen sprake is van een toename van het groepsrisico, is de verantwoordingsplicht niet van toepassing.
blad 10 van 13
projectnr. 217799
QRA N329
15 maart 2010, revisie
Bijlage 1 :
Gedetailleerde bevolkingsgegevens De uitgangspunten voor bevolkingsbestanden zijn: • Per woning 2,4 persoon, 50% aanwezig in de dag en 100% in de nacht (conform PGS 3); • Drukke woonwijken, 70 personen per hectare, 50% aanwezig in de dag en 100% in de nacht; • Rustige woonwijken, 25 personen per hectare, 50% aanwezig in de dag en 100% in de nacht; • Agrarisch gebied, 1 personen per hectare, 50% aanwezig in de dag en 100% in de nacht; • Sport/recreatie, 25 personen per hectare, 95% aanwezig in de dag en 19% in de nacht; • Camping/bungalows, 180 personen per hectare, 100% aanwezig in de dag en 100% in de nacht; • Industrieterrein bedrijven laag, 5 personen per hectare, 100% aanwezig in de dag en 21% in de nacht; • Industrieterrein bedrijven middel, 40 personen per hectare, 100% aanwezig in de dag en 21% in de nacht; • Industrieterrein middel/hoog, 70 personen per hectare, 100% aanwezig in de dag en 21% in de nacht; • Industrieterrein bedrijven hoog, 80 personen per hectare, 100% aanwezig in de dag en 21% in de nacht; • Hoge concentratie mensen, gelijkgeschaard aan hoge dichtheid, flats 255 personen per hectare, 50% aanwezig in de dag en 100% in de nacht; • Kantoor, gelijkgesteld aan Hoge concentratie mensen; • Klein bedrijf, 5 personen per bedrijf, 100% overdag en 20% in de nacht (conform PGS 3); • Theater/bioscoop, tenzij specifieke informatie voor handen is, wordt eruit gegaan van 100 personen per locatie, 51% overdag en 36% in de nacht; • Middelbare school, tenzij specifieke informatie voor handen is, wordt eruit gegaan van 500 leerlingen per locatie, 100% overdag en 19% in de nacht. Alle aantallen zijn conform de PGS 1, deel 6: aanwezigheidsgegevens [7] en de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico [8], mits ander vermeld.
blad 11 van 13
projectnr. 217799
QRA N329
15 maart 2010, revisie
Tabel B1
Bevolkingsgegevens
Vak
Bebouwing
Dag
1
Agrarisch 1 pers/ha
13
13
2
Agrarisch 1 pers/ha
19
19
3
Kantoren tot 36 meter hoog
400
80
4
kantoren tot 36 meter hoog
630
126
5
Bedrijven hoog 70 pers/overdag en 14 pers./s'nachts
564
112
6
Bedrijven
1090
218
6a
Bedrijven
988
197
7
Bedrijven
250
50
8
Agrarisch 1 pers/ha
2
2
9
Agrarisch 1 pers/ha
7
7
10
Crossbaan 10 pers./ha overdag en 5 pers/ha. s 'nachts
151
57
11
Agrarisch 1 pers/ha
88
88
12
Agrarisch 1 pers/ha
15
15
13
Hotel met vergadercentrum. Absolute aantallen
200
150
14
Kampeerterrein 180 pers./ha.
721
721
15
Sportterrein 10 pers./ha overdag en 5 pers/ha. s 'nachts
159
79
16
Bedrijf middel
300
60
17
Kantoren 300 pers./ha. 1% 's nachts
300
3
18
Bedrijven middel + bedrijfswoning 45 pers./ overdag en 13 's pers/nacht
151
43
19
Bedrijven middel + bedrijfswoning 45 pers./ overdag en 13 's pers/nacht
392
113
20
Kantoren 300 pers./ha. 1% 's nachts
500
5
21
Kantoren 300 pers./ha. 1% 's nachts
523
5
22
Woonboulevard 500 pers. ha.
1700
0
23
Woonboulevard 500 pers. ha.
4209
24
Bedrijf middel 40 pers./ha overdag en 8 pers. /ha. nacht
1398
279
25
Bedrijf middel 40 pers./ha overdag en 8 pers. /ha. nacht
294
58
26
Bedrijfswoning
3
5
27
Bedrijf middel 40 pers./ha overdag en 8 pers. /ha. nacht
1503
300
28
400 woningen
480
960
29
Drukke woonwijk 70 pers/ha nacht en 35 pers./nacht
416
823
30
Groene ruimte 1 pers. /ha.
1
1
31
Agrarisch
47
47
32
Bedrijf middel 40 pers./ha overdag en 8 pers. /ha. nacht
4600
920
33
Bedrijf middel 40 pers./ha overdag en 8 pers. /ha. nacht
1559
311
34
Agrarisch
45
45
blad 12 van 13
Nacht
projectnr. 217799
QRA N329
15 maart 2010, revisie
Figuur B1
z.
blad 13 van 13
Vlakkenverdeling rondom de N329
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 00
Bijlage 4: QRA Unilever
blad 18 van 19
save is een onderdeel van oranjewoud Zutphenseweg 31d Postbus 321 7400 AH Deventer T (0570) 66 39 93 F (0570) 66 39 92 www.save.nl
Unilever Nederland Foods Factories B.V. Sourcing Unit Oss De heer T. Lotterman Molenweg 90 5349 TD Oss
datum uw brief van uw kenmerk ons kenmerk onderwerp
31 augustus 2009
201937 090775 - DF57 "QRA Unilever Oss"
Geachte heer Lotterman,
Met deze brief ontvangt u onze rapportage van de kwantitatieve risicoanalyse (QRA) van de vestiging van Unilever in Oss. Het onderzoek hebben wij uitgevoerd in verband met de aanvraag van een revisievergunning. 1. Aanleiding Unilever Nederland Foods Factories, Sourcing Unit Oss heeft het plan een aanvraag te doen voor een wijziging van de vergunning in het kader van de Wet milieubeheer. Vanwege de aanwezigheid van een ammoniakkoelinstallatie en een opslag van gevaarlijke stoffen valt Unilever in de vigerende situatie onder de Bevi-plicht (Bevi = Besluit externe veiligheid inrichtingen). Gelet hierop moet in het kader van vergunningaanvraag de risico's van de externe veiligheid in beeld worden gebracht. Concreet betekent dit dat zowel het plaatsgebonden- als groepsrisico moet worden vastgesteld. Oranjewoud/Save heeft in opdracht van Unilever deze vastgesteld. 2. Situatie Unilever Sourcing Unit Oss Unilever Sourcing Unit Oss (nader te noemen Unilever) beschikt in de huidige en vergunde situatie over de volgende relevante bronnen voor externe veiligheid. • ammoniakkoelinstallatie • opslag van gevaarlijke stoffen (groter dan 10 ton) De risico's hiervan zijn in kaart gebracht in de QRA van Tauw (R001-4315486RCB-V01)1 Voor de nieuwe en aan te vragen situatie voert Unilever een wijziging door. De opslag van gevaarlijke stoffen komt te vervallen, terwijl de grootte en omvang van de ammoniakkoelinstallatie wordt beperkt. Dit betekent dat de sprake is van een wijziging van de totale risico's bij Unilever. De wijzigingen van de risico's van de opslag van gevaarlijke stoffen komen te vervallen, de risico's van de ammoniakkoelinstallatie zijn in deze rapportage nader geanalyseerd.
1
QRA ammoniakkoelinstallatie Unilever Bestfoods te Oss. definitief, 17 november 2005
contactpersoon: e-mail: bijlage(n):
ir. Rudi van Rooij
[email protected] -
T (0570) 66 39 93 F (0570) 66 39 92
Handelsregister Leeuwarden 29021830 ingeschreven onder Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. btw.nr. NL008025125B03 Vestigingen in Heerenveen / Assen / Schoonebeek / Deventer / Almere / Capelle a/d IJssel / Goes / Oosterhout / Ge leen
typ.:EN coll.:
201937 090775 - DF57
Blad 2 van 6
3. Analyse risico's ammoniakkoelinstallatie In de vigerende situatie wordt de ammoniakkoelinstallatie gebruikt voor zowel de koeling bij Unilever (CFOfabriek) als de koeling van de Zwanenbergfabriek. In de nieuwe situatie wordt de Zwanenbergfabriek los gekoppelt hetgeen ondermeer betekent dat de leidingen naar deze fabriek komen te vervallen. De totale hoeveelheid ammoniak in het koelsysteem in de nieuwe situatie bedraagt minder dan 10.000 kg. Hiermee valt Unilever onder de werkingssfeer van het Bevi als categoriaal bedrijf (volgens artikel 2, lid 1, onderdeel g van het Bevi). Het Bevi stelt dat in dat geval het plaatsgebondenrisico niet met behulp van een berekening mag worden bepaald, maar dat deze is vastgelegd in het Revi. NB: Opgemerkt moet worden dat categoriale Bevi-inrichtingen die ten gevolge van een PGS15-opslagvoorziening als Bevi-inrichting zijn aangewezen de vrijheid hebben om door middel van een risicoberekening af te wijken van het plaatsgebonden risico welke in het Revi wordt genoemd. Deze uitzondering is niet van toepassing op bedrijven die op basis van een andere activiteit dan een PGS15-opslagvoorziening als categoriale inrichtingen door het Bevi zijn aangewezen. Vanwege het wegvallen van de PGS15 opslag (voorheen CPR 15-2) betekent dit dat het plaatsgebonden risico van Unilever te Oss per definitie is vastgelegd in het Revi.
4. Vaststellen plaatsgebonden- en groepsrisico Unilever heeft op de inrichting in Oss één koelsysteem in gebruik die twee separate ammoniakkoelcircuits aanstuurt, met een respectievelijke temperatuur in het respectievelijke afscheidersvat van -32˚ C en -12°C. Beide afscheidersvaten staan buiten de machinekamer opgesteld in een betonnen opvangbak met een oppervlak van ca. 77 m2. De -32˚ C en de -12°C ammoniakkoelinstallatie hebben een inhoud van respectievelijk ca. 4.500 kg ammoniak en ca. 1.500 kg ammoniak. De diameter van de vloeistofleiding die vanaf het afscheidersvat naar de verdamper loopt is voor beide koelinstallaties 50 mm. De condensors met verbindend leidingwerk en de afscheidervaten staan buiten opgesteld. De leidingen naar en van de verdampers staan in verbinding met de buitenlucht. 4.1 Plaatsgebonden risico Aangezien meer dan één koelinstallatie met ammoniak als koudemiddel in de machinekamer aanwezig is, is op basis van bovenstaande gegevens tabel 7 (Meer dan één koel- en vriesinstallatie met ammoniak als koudemiddel in een machinekamer) uit het Revi van toepassing. Voor de situatie bij Unilever is tabel 72 van toepassing. Hier wordt verwezen naar de afstand zoals die is opgenomen in tabel 6 voor eenzelfde installatie als een installatie met een inhoud van 4.500 kg en werktemperatuur van < 25 °C en opstellingsuitvoering 3, doch met een inhoud die behoort tot de eerstvolgende hogere inhoudscategorie, d.w.z. 6.000-8.000 kg. Het plaatsgebonden risico van 10-6/jaar van Unilever te Oss bedraagt hiermee 30 meter vanaf de vloeistofleiding en 70 meter vanaf de machinekamer. De ligging van dit plaatsgebonden risico hebben wij in figuur 4.1 weergegeven. De grootte van de contour van het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar is ten opzichte van de vigerende situatie afgenomen.
2
De genoemde tabellen 6 en 7 uit het Revi zijn integraal opgenomen in bijlage 2 van deze brief.
201937 090775 - DF57
Blad 3 van 6
Figuur 4.1 Ligging plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar.
4.2 Groeprisico Tabel 3 bijlage 2 van het Revi geeft voor het invloedsgebied van een ammoniakkoelsysteem zoals Unilever dat heeft, aan dat deze niet relevant is. Dit betekent dat geen sprake is van een relevant groepsrisico en dat geen sprake is van een verantwoordingsplicht. 5. Conclusie In verband met de aanvraag van een wijzigingsvergunning in het kader van de Wet milieubeheer is de externe veiligheidssituatie voor de nieuwe situatie onderzocht. Hieruit blijkt dat het risico bij Unilever is afgenomen en voldoet aan de normering van het besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Dit betekent dat ten aanzien van de aanvraag geen beperking zijn met betrekking tot de externe veiligheid. Wij vertrouwen erop u hiermee van dienst te zijn geweest. Voor eventuele vragen kunt u uiteraard contact met ons opnemen.
Met vriendelijke groeten Ingenieursbureau Oranjewoud B.V.
Rudi van Rooij Senior adviseur Save
201937 090775 - DF57
Blad 4 van 6
Bijlage 1 Toetsingskader Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) Met externe veiligheid wordt in het algemeen bedoeld de grootte van het overlijdensrisico voor personen als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. De mate van externe veiligheid wordt bepaald door de grootte van te berekenen grootheden: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Deze variabelen tezamen geven inzicht in het overlijdensrisico van personen in de omgeving van de beschouwde activiteit. Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico representeert de overlijdenskans van een persoon als functie van de afstand tot de beschouwde activiteit. Het wordt berekend door te stellen, dat een persoon zich permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Door middel van risicocontouren op een plattegrond wordt aangegeven tot waar de risico's reiken. De grootte van het plaatsgebonden risico is onafhankelijk van de feitelijke omgeving en zegt niets over het aantal personen, dat bij een ongeval getroffen kan worden. De plaatsgebondenrisicocontouren vormen eigenlijk een hoogtekaart van overlijdenskans. Groepsrisico Het groepsrisico houdt rekening met de daadwerkelijke aanwezigheid van personen en geeft de kans dat een bepaalde groep personen tegelijkertijd het slachtoffer zou kunnen worden. Het voor een situatie berekende groepsrisico wordt in een grafiek weergegeven, waarin op de horizontale as het berekende aantal slachtoffers en op de verticale as de cumulatieve frequentie daarvan is weergegeven. Het ijkpunt voor het groepsrisico wordt aangeduid als oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico voor bedrijven is 10-3/N2 met N het aantal slachtoffers.
Voorbeeld van de weergave van de groepsrisico-curve Risico/jaar (F) 1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07
1.0E-08 Oriëntatie waarde Groepsrisico-curve
1.0E-09
1.0E-10 1
10
100
1000
Aantal slachtoffers (N) Voor het GR is er geen normstelling. Het bevoegd gezag dient het berekende GR te toetsen aan de Grafiek 1: groepsrisico met fN-curve en oriëntatiewaarde. oriëntatiewaarde,door te bepalen of de zelfredzaamheid van aanwezigen in de omgeving en de bereikbaarheid voor de hulpdiensten voldoende is. Op grond hiervan stelt het bevoegd gezag een verantwoording ten aanzien van de acceptatie van het berekende GR op. Dit wordt kortweg aangeduid als verantwoordingsplicht voor het GR.
Berekeningswijze Voor de CPR15-opslag is het plaatsgebonden risico reeds vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het groepsrisico moet afzonderlijk worden berekend conform PGS 3 (ex-CPR 18).
201937 090775 - DF57
Blad 5 van 6
Bijlage 2 Afstandstabellen Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) Tabel 7 uit het Revi. Afstanden in meters tot al dan niet geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, waarbij wordt voldaan aan de grenswaarde 106/j, onderscheidenlijk de richtwaarde 10-6/j, bij de aanwezigheid van meerdere koel- en vriesinstallaties met ammoniak als koudemiddel in een machinekamer (zie de artikelen 2, eerste lid, onderdeel e, en 9, tweede lid, onderdeel c) Inhoud installatie Inhoud installatie Inhoud installatie a3≤ 6000 kg a1>6000 kg en ≤8000 kg a1>8000 kg Inhoud installatie Zie afstand die in tabel 6 is vermeld bij een zelfde installatie3 als installatie Zie afstand die in tabel 6 is b4≤3500 kg a, doch met een inhoud die behoort tot de eerstvolgende hogere vermeld bij een zelfde inhoudscategorie installatie3 als installatie a, vermeerderd met 10 meter Inhoud installatie Zie afstand die in tabel 6 is vermeld bij Zie afstand die in tabel 6 is vermeld bij een zelfde installatie5 als b2>3500 kg een zelfde installatie3 als installatie installatie a, vermeerderd met 20 meter a, doch met een inhoud die behoort tot de tweede hogere inhoudscategorie Revi Tabel 6 (alleen relevante deel). Afstanden in meters tot al dan niet geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, waarbij wordt voldaan aan de grenswaarde 106/j onderscheidenlijk de richtwaarde 106/j (zie de artikelen 2, eerste lid, onderdeel d, en 9, tweede lid, onderdeel b) Type Hoeveelheid OpstellingsAfstand (m) vanaf Afstand (m) vanaf installatie6 ammoniak7 uitvoering8 machinekamer vloeistofleiding9 bij diameter bij diameter vloeistofleiding vloeistofleiding naar verdamper naar verdamper ≤ DN50 ≤DN50 < 25 °C 35006000 kg 1 2 30 25 3 65 25 60008000 kg 1 2 30 30 3 75 30
3
Installatie waarvoor ingevolge tabel 6 van bijlage 1 de grootste afstand geldt. Installatie die de grootste inhoud heeft, installatie a niet meegerekend. 5 Installatie van hetzelfde type, met dezelfde opstellingsuitvoering en een vloeistofleiding met dezelfde diameter. 6 Het betreft installaties die zijn voorzien van een pompbeveiliging, met een maximale werktemperatuur die lager is dan 25 °C, een maximale werktemperatuur tussen 25 °C en 5 °C, onderscheidenlijk een maximale werktemperatuur die hoger is dan 5 °C. Hierbij wordt onder werktemperatuur verstaan de afscheider- of verdampingstemperatuur. Een pompbeveiliging, als bedoeld in de eerste volzin, bestaat per koudemiddelpomp uit een zodanige combinatie van elementen en voorzieningen, dat bij een breuk van de afvoerleiding van de pomp die pomp onmiddellijk buiten werking wordt gesteld, zodat de toevoer van ammoniak naar de leiding wordt afgesneden. 7 De hoeveelheid ammoniak is de totale hoeveelheid ammoniak die in de installatie aanwezig is, inclusief de hoeveelheid in een afscheidervat met minder dan 400 kg ammoniak. 8 Opstellingsuitvoering 1: opstelling waarbij alle ammoniakvoerende onderdelen zijn opgesteld in de machinekamer of in de productieruimte, eventueel met uitzondering van de condensor met verbindend leidingwerk. Laatstgenoemde onderdelen kunnen buiten opgesteld zijn. Opstellingsuitvoering 2: opstelling als bij opstellingsuitvoering 1, met dien verstande dat de leidingen naar en van de verdamper of verdampers met de buitenlucht in verbinding staan. Opstellingsuitvoering 3: opstelling als bij opstellingsuitvoering 2, met dien verstande dat het afscheidervat of vloeistofvat buiten opgesteld zijn. 9 Vloeistofleiding: met de buitenlucht in verbinding staande ammoniakvoerende leidingen naar de verdamper of verdampers. 4
201937 090775 - DF57
Blad 6 van 6
Revi Bijlage 2 Tabel 3. Koel- en vriesinstallaties en warmtepompen met ammoniak als koudemiddel Type Hoeveelheid OpstellingsAfstand (m) vanaf machinekamer bij diameter installatie ammoniak uitvoering vloeistofleiding naar verdamper ≤ DN50 < 25 °C 35006000 kg 1 -10 2 3 60008000 kg 1 2 3
10
-
De aanduiding houdt in dat de grens van het invloedsgebied in het desbetreffende geval niet relevant is. Het groepsrisico, de mogelijkheden voor rampbestrijding en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking behoeven in dat geval niet te worden verantwoord.
projectnr.184824 augustus 2010, revisie 00
Bijlage 5: QRA Ossfloor
blad 19 van 19
projectnr.182824 augustus 2010, revisie 01
1
1.1
Externe veiligheid Molada Toetsing Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Ossfloor Tapijtfabrieken BV
Locatie
Figuur 1.1:
omgeving Ossfloor (rood omkaderd)
Ossfloor is gevestigd aan de Kantsingel 15 op industrieterrein Moleneind en valt binnen het bestemmingsplan MoLaDa (zie figuur 1.1).
1.2
Bedrijfssituatie Bij Ossfloor worden vloerkleden en tapijten geproduceerd. Ten behoeve van dit productieproces wordt er in een PGS 15 opslag groter dan 10 ton (milieu)gevaarlijke stoffen opgeslagen. De locatie van de PGS15 opslag is weergeven in figuur 1.2. De opslag betreft een magazijn voor de chemicaliënvoorraad en gevaarlijke stoffen. Het gebouw is ingericht volgens CPR15-2 (nu PGS 15) en voorzien van brandwerende muren, dak en deuren, een sprinklerinstallatie en een bluswaterkelder.
blad 1 van 10
projectnr.182824 augustus 2010, revisie 01
Externe veiligheid Molada Toetsing Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Figuur 1.2:
blad 2 van 10
Locatie PGS15 opslag Ossfloor (rood omkaderd)
projectnr.182824 augustus 2010, revisie 01
2 2.1
Externe veiligheid Molada Toetsing Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Kwantitatieve risicoanalyse Inleiding De QRA geeft een berekening van kans en effect van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen. Hierbij wordt alleen gekeken naar effecten buiten de terreingrenzen. Niet alle installaties die binnen een inrichting voorkomen kunnen een significant effect buiten de terreingrenzen veroorzaken. Op basis van de verkregen informatie is geconcludeerd dat bij Ossfloor één activiteit aanwezig is waarbij gevaarlijke stoffen betrokken, namelijk, PGS15 opslag van meer dan 10 ton.
2.2
Uitwerking scenarios PGS 15 Bij de uitwerking van PGS 15-scenario's is de Handleiding Risicoberekeningen Bevi versie 3.1 - Module C gevolgd. De risico's die in de risicoanalyse aan de orde moeten komen zijn: - het optreden van een brand met toxische verbrandingsgassen; - het falen van een verpakking toxische vloeistof; - het falen van een verpakking toxische (vaste) stof.
2.2.1
Uitgangspunten De externeveiligheidsrisico's van branden in PGS 15-opslagen worden in principe veroorzaakt door de vorming van toxische verbrandingsproducten en het vrijkomen van onverbrande producten. In tabel 2.1 is aangegeven welke concentratie verbrand product overeenkomt met 1% letaliteit. Dit is de concentratie waarbij na blootstelling van een half uur de kans op overlijden 1% bedraagt. De 1%-letaliteitconcentratie is berekend met behulp van de methodiek uit de PGS 3. Tabel 2.1:
1%-letaliteitconcentratie toxische verbrandingsproducten
Verbrandingsproduct
NO2 SO2 HCl
1%-letaliteitconcentratie [mg/m3] 125 2.198 1.687
Het aanwezige stikstofgehalte ten opzichte van andere stoffen is bepalend voor het uiteindelijke risicobeeld. Dit omdat de toxiciteit van verbrandingsproducten die stikstofhoudend zijn, groter is dan de verbrandingsproducten die de andere halogenen bevatten. Uit tabel 2.1 blijkt dat de 1%-letaliteitconcentratie van NO2 ruim 10 keer lager is dan die van HCl en ongeveer 20 keer lager is dan die van SO2. Hoewel de stoffenlijst van Ossfloor is aangeleverd kan het daadwerkelijk percentage van toxische verbrandingproducten niet worden vastgesteld. De stoffenlijst is gebaseerd op merknamen en niet op chemische samenstelling van de stoffen. Bovendien laat de stoffenlijst niet zien in welke ruimtes de stoffen worden opgeslagen. Voor het bepalen van het stikstofpercentage is daarom aansluiting gezocht met de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi III). In het Revi wordt ten aanzien van het stikstofpercentage het
blad 3 van 10
projectnr.182824 augustus 2010, revisie 01
Externe veiligheid Molada Toetsing Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
volgende beschreven "Bij het merendeel van de inrichtingen ligt het gemiddelde stikstofpercentage tussen de 4 en 7 %, met incidentele uitschieters tot 10 á 15%" Daar de samenstelling van stoffen bij Ossfloor niet bekend is wordt het stikstofpercentage 15% verondersteld (worst case). Naast de stikstofpercentages zijn de volgende gegevens voor het opstellen van de QRA van belang; o De PGS15-ruimte bij Ossfloor is uitgevoerd in brandbeschermingsniveau 1 met een Hi-ex inside air installatie; o Verondersteld is dat de opslag is voorzien van handmatig sluitende deuren; o De brandfrequentie van een PGS15-ruimte met niveau 1 bedraagt 8,8⋅10-4 per jaar; o De hoogte van het gebouw is niet bekend en wordt geschat op 6 meter; o De oppervlakte van de PGS15-ruimte bedraagt 600 m2.
2.2.2
Brandscenario's Het risico van een brand in een opslagvoorziening wordt bepaald aan de hand van verschillende brandscenario's die elk een bepaalde kans van optreden hebben. Een brandscenario wordt gekarakteriseerd door de brandduur, het brandoppervlak en de brandsnelheid. De brandsnelheid is afhankelijk van de samenstelling van de opgeslagen stoffen en de hoeveelheid zuurstof die tijdens de brand beschikbaar is. De samenstelling van de opgeslagen stoffen is mede bepalend voor de aard en de hoeveelheid van de gevormde toxische verbrandingsproducten. Branden in opslagen kunnen zich afhankelijk van de omstandigheden op het moment van de brand (oorzaak van de brand, opgeslagen stoffen, wijze van opslag enz.) met een verschillende snelheid uitbreiden tot een grotere brand. Dit kan het beste tot uitdrukking worden gebracht door voor een brand in een bepaalde opslag verschillende brandscenario's te definiëren die elk een bepaalde kans van optreden hebben. Een brandscenario wordt omschreven door de volgende drie grootheden: • Brandduur: de brandduur wordt enerzijds bepaald door de omstandigheden tijdens de brand en anderzijds door de toegepaste brandbestrijding. • Brandoppervlak: de grootte van het brandoppervlak wordt voor een belangrijk deel bepaald door de zuurstoftoevoer en is tevens afhankelijk van het brandbestrijdingssysteem. Op grond van deze gegevens is voor een aantal brandoppervlakken een kansverdeling worden opgesteld. • Ventilatievoud: het verloop van een brand wordt mede bepaald door de hoeveelheid beschikbare zuurstof. Deze komt uit de lucht die in de opslagruimte aanwezig is en uit de lucht die via de ventilatieopeningen wordt aangevoerd. De mate van luchttoevoer wordt uitgedrukt in het ventilatievoud (aantal keren per uur dat de lucht in het gebouwd wordt ververst). Met name de verbrandingssnelheid van de opgeslagen stoffen is hiervan afhankelijk.
blad 4 van 10
projectnr.182824 augustus 2010, revisie 01
Externe veiligheid Molada Toetsing Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
De basisbrandscenario's staan in tabel 2.2. Tabel 2.2:
Brand in een opslagvoorziening met beschermingsniveau 1
Scenario voor beschermingsniveau 3 B.1 Vrijkomen van toxische verbrandingsproducten B.2 Vrijkomen van (zeer) toxische onverbrande stoffen tijdens de brand
2.2.3
Frequentie (jr-1) 8,8 x 10-4 8,8 x 10-4
Toxische verbrandingsproducten Een belangrijke parameter voor het bepalen van de bronsterktes van toxische verbrandingsproducten betreft de brandsnelheid. Volgens de methodiek is de brandsnelheid een functie van: • de oppervlakte van de brand (brandscenario); • de fractie ADR-klasse 3-stoffen in het brandcompartiment; • een mogelijke begrenzing door de zuurstoftoevoer. De brandsnelheid van de meeste gevaarlijke stoffen bedraagt gemiddeld 0,025 kg/m2.s. Voor stoffen van klasse ADR 3 (en spuitbussen) wordt een viermaal hogere brandsnelheid gehanteerd van 0,100 kg/m2.s. Afhankelijk van de fractie ADR 3-stoffen kan de brandsnelheid worden berekend. Conform de stoffenlijst van Ossfloor worden er geen brandbare stoffen opgeslagen daarom is de brandsnelheid 0,025 kg/m2.s. verondersteld. Uit de brandsnelheid wordt de bronsterkte [kilogram NO2/HCl per seconde] berekend. Hiervoor geldt: • 10% van de stikstof wordt omgezet in stikstofdioxide; • per kg stikstof wordt 46/14 kg stikstofdioxide gevormd (mol gewichtenverhouding); De uiteindelijke scenario's voor toxische verbrandingsproducten op basis van de uitgangspunten worden automatisch door Safeti-NL versie 6.54 gegenereerd.
2.2.4
Scenario's onverbrand toxisch product Conform de rekenmethode voor PGS-15 inrichtingen moet de gewichtfractie onverbrand toxisch product worden meegenomen daar deze wordt meegevoerd in de rookgassen. Scenario's onverbrand toxisch product zijn van toepassing op: · zeer toxische inhaleerbaar poeders; · zeer toxische stoffen (ADR klasse 6.1 verpakkingsgroep I en II). Het gaat hierbij om stoffen uit de ADR klasse 6.1, verpakkingsgroep I en II, opgeslagen in hoeveelheden van respectievelijk 5 en 50 ton. Bij kleinere hoeveelheden is de bijdrage van onverbrande (zeer) toxische stoffen te verwaarlozen ten opzichte van de verbrandingsproducten. Uit de milieuvergunning blijkt niet dat stoffen van klasse 6.1 verpakkingsgroep I en II worden opgeslagen. Het scenario onverbrand product wordt verder niet meer beschouwd.
blad 5 van 10
projectnr.182824 augustus 2010, revisie 01
2.2.5
Externe veiligheid Molada Toetsing Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Scenario toxische emissies bij overslag in open lucht Bij laden en lossen in de buitenlucht kunnen zeer toxische inhaleerbare poeders of vloeistoffen vrijkomen door beschadiging van de verpakkingen. De mogelijke scenarios zijn samengevat in tabel 2.3. Tabel 2.3:
Scenarios voor de verlading van zeer toxische stoffen in de openlucht
Scenario
Frequentie per verpakking
V.1
1 × 10-5
Falen van een verpakking met een zeer toxisch inhaleerbaar poeder V.2a Falen van een verpakking met een zeer toxische vloeistof V.2b Gelijktijdig falen van twee verpakkingen met een zeer toxische vloeistof
0,9 × 10-5 0,1 × 10-5
De scenario's uit tabel 2.3 zijn van toepassing op: • zeer toxische inhaleerbaar poeders; • zeer toxische stoffen (ADR-klasse 6.1 verpakkingsgroep 1). Uit de vergunning van Ossfloor blijkt niet dat dergelijke stoffen worden verladen. Dit scenario is niet beschouwd.
2.3
Risicoberekeningen In 2006 is het rekenprogramma 'SAFETI-NL' verschenen, dat sinds 1 januari 2008 verplicht is gesteld voor de uitvoering van risicoberekeningen. Voor de huidige berekeningen is de meest recente versie van het rekenpakket SAFETI-NL versie 6.54 gebruikt. Het Ministerie van VROM heeft dit rekenpakket voorgeschreven voor het uitvoeren van de risicoberekeningen van inrichtingen in Nederland, die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen.
2.4
Omgevingsfactoren / Bevolkingsdichtheden Voor de verdeling van de windsnelheid en de weersklasse zijn de gegevens van het nabijgelegen weerstation Deelen gehanteerd. Voor het berekenen van het groepsrisico moet de omgeving rondom Ossfloor worden geïnventariseerd. Gebruikelijk in QRA's is de omgeving te inventariseren tot de 1% letaliteitafstand. Deze bedraagt voor Ossfloor 1.540 meter (zie paragraaf 3.3). Uit ervaring blijkt dat bevolking buiten de 10-9 risicocontour geen invloed meer heeft op het groepsrisico. Met behulp van Safeti-NL is de 10-9 contour berekend. Deze bedraagt c.a. 300 meter. Voor de berekeningen is de bevolking rondom Ossfloor geïnventariseerd tot 300 meter. Bij het uitvoeren van een QRA in het kader van nieuwe ontwikkeling wordt het groepsrisico berekend van de vigerende situatie en de toekomstige situatie (vigerende bevolking + ontwikkeling).
blad 6 van 10
projectnr.182824 augustus 2010, revisie 01
2.4.1
Externe veiligheid Molada Toetsing Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Huidige bevolkingsituatie Ossfloor ligt op bedrijventerrein Moleneind. Het bedrijf grenst aan de zuidzijde aan woningbouw en sportvelden en aan de oostzijde aan bedrijventerrein Landweer. Voor het invoeren van de huidige bevolking zijn de personenaantallen bepaald aan de hand van de vigerende bestemmingsplannen Landweer en Moleneind en aan de hand van de GBKN kaart. Daar waar gebruik is gemaakt van de GBKN-kaart stemt deze overeen met de bestemmingsplancapaciteit. De gehanteerde kengetallen voor het bepalen van aanwezigen zijn conform "PGS 1 deel 6, aanwezigheidsgegevens" en de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico. Een overzicht van gehanteerde de aanwezigheidsgegevens is weergeven in tabel 2.4. Tabel 2.4:
2.4.2
Aanwezigheidsgegevens conform PGS 1, deel 6
bron/functie
persoonsdichtheden
dag-/nacht
GBKN, woningen
2,4 pers/woning
50% - 100%
GBKN, sportvelden
25 pers/ha
95% - 19%
GBKN, bedrijven
40 pers/ha (bedrijven midden)
100% - 21%
bp MoLaDa, Danenhoef • Bedrijfsdoeleinden handel en/of bedrijven uitgezonderd detailhandel bp MoLaDa, Zuid • Bedrijven
40 pers/ha (bedrijfstak handel) 100% - 21% 40 pers/ha (bedrijfstak handel)
100% - 21%
Toekomstige bevolkingsituatie Het invloedsgebied van Ossfloor reikt over de bedrijventerreinen Moleneind en Landweer welke deel uit maken van het nieuwe bestemmingsplan MoLaDa. Dit nieuwe bestemmingsplan omvat drie bedrijventerreinen en betreft een herziening van vigerende bestemmingsplannen. Binnen de 10-9 contour van Ossfloor ligt één geprojecteerde ontwikkelingen welke voor een wijziging in het groepsrisico zorgt. De sportvelden aan de zuidzijde van de inrichting worden bestemd bedrijventerrein (midden). Voor dit gebied (zie figuur 2.1.) betekend dit een personendichtheid van 40 pers/ha ten opzichte van 25 pers/ha in de huidige situatie.
Figuur 2.1:
blad 7 van 10
Geprojecteerde ontwikkeling
projectnr.182824 augustus 2010, revisie 01
3 3.1
Externe veiligheid Molada Toetsing Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Resultaten Plaatsgebonden risico
Figuur 3.1:
Plaatsgebondenrisicocontouren van Ossfloor met van binnen naar buiten: 10-7- per jaar (geel) en 10-8- per jaar (groen)
Figuur 3.1 geeft het berekend plaatsgebonden risico weer voor Oosfloor. Uit de berekeningen blijkt dat er geen 10-6-contour wordt berekend. Conform het Revi III moet in dat geval een minimale grenswaarde van 20 meter afstand tot (beperkt) kwetsbare objecten worden aangehouden. Deze afstand geldt vanwege de bereikbaarheid van de opslag bij brand en brandoverslag.
blad 8 van 10
projectnr.182824 augustus 2010, revisie 01
3.2
Externe veiligheid Molada Toetsing Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Groepsrisico Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico van Ossfloor ruim onder de oriëntatiewaarde blijft. Als gevolg van de ontwikkelingen van het sportterrein neemt het groepsrisico toe.
Groepsrisico berekening Ossfloor Tapijtfabriek 1E-04
Oriëntatiewaarde Huidig Toekomst
Cum. Freq. [1/jr]
1E-05
1E-06
1E-07
1E-08
1E-09 1
10
100
1000
Aantal slachtoffers
Figuur 3.2:
3.3
Groepsrisico Ossfloor
Maximale-effectafstanden De maximale effectafstand is de afstand waarop de overlijdenskans als gevolg het vrijkomen van toxische verbrandingsgassen bij brand naar 1% is gedaald. Deze afstand wordt de 1%-letaliteitseffectafstand genoemd. Uit de berekeningen blijkt dat de maximale-effectafstand gelijk is aan circa 1.540 meter.
blad 9 van 10
projectnr.182824 augustus 2010, revisie 01
4
Externe veiligheid Molada Toetsing Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Conclusie Uit dit onderzoek blijkt dat geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour wordt berekend. Conform het Revi III moeten PGS15 opslagen getoetst worden aan de minimale afstand van 20 meter. Binnen 20 meter van de PGS15 opslag van Ossfloor bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. De situatie voldoet aan de normstelling van het Bevi. Met betrekking tot het groepsrisico geldt dat deze ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Ten gevolge van de bestemmingsplanwijziging neemt het groepsrisico in beperkte mate toe.
blad 10 van 10
Verantwoording van het groepsrisico bestemmingsplan: 'Bedrijventerreinen Moleneind, Landweer, Danenhoef', gemeente Oss Deel B. projectnr. 182824 revisie 02 augustus 2010
Opdrachtgever Gemeente Oss Postbus 5 5340 BA Oss
datum vrijgave Aug. 2010
beschrijving revisie 02 ontwerp bestemmingsplan
goedkeuring JE
vrijgave JE
projectnr. 182824 Augustus 2010, revisie 02
Inhoud
Blz.
1
Inleiding
2
2 2.1 2.2 2.3
Beleidskader Inleiding Wanneer verantwoorden? Wat is de verantwoordingsplicht?
4 4 4 4
3 3.1 3.2 3.3
Uitgangspunten voor de verantwoording van het groepsrisico Ruimtelijke ontwikkelingen Functies en personendichtheden binnen het invloedsgebied Maatgevende scenario's
6 6 6 6
4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.3
Basissituatie groepsrisico Omvang groepsrisico Bestrijdbaarheid Is het rampscenario te bestrijden? Is de omgeving van het rampgebied voldoende ingericht om bestrijding te faciliteren? Zelfredzaamheid
8 8 8 8 9 9
5 5.1 5.2 5.3 5.3.1 5.3.2 5.4
Veiligheidsverhogende maatregelen Inleiding Ruimtelijke maatregelen Niet ruimtelijke maatregelen Bronmaatregelen Maatregelen ten aanzien van de zelfredzaamheid Toekomstige maatregelen
11 11 11 11 11 12 12
6
Conclusie
13
blad 1 van 13
projectnr. 182824 Augustus 2010, revisie 02
1
Inleiding De gemeente Oss is voornemens de vigerende bestemmingsplannen voor de 'Bedrijventerreinen Moleneind, Landweer, Danenhoef' (verder MoLaDa te noemen) te herzien. Het bestemmingsplan voorziet in • • • •
uitgifte van een deel van de zuidelijke strook bij en aan bestaande bedrijven in Danenhoef; ontwikkeling werkgebied Kantsingel - Van Speijkstraat; ontwikkeling locatie 'Heijmans' (hoek N329 met de Hartog Hartogsingel); uitbreiding van de woonboulevard en nieuwbouw van kantoorlocaties op de kruising N329/ Hartog Hartogsingel/ Juliansingel via wijzigingsbevoegdheden. Ook wordt perifere detailhandel toegestaan. Door deze ontwikkelingen zullen in de toekomst meer mensen in de plangebieden verblijven.
Op en rond MoLaDa liggen meerdere risicobronnen waarvoor de verantwoording van het groepsrisico moet worden ingevuld: de spoorlijn Den Bosch-Nijmegen, een hoge druk aardgasleiding, de N329 en meerdere risicovolle inrichtingen. In dit rapport wordt de basissituatie van het groepsrisico in het plangebied omschreven en worden maatregelen ter beperking van het groepsrisico en verbetering van bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid in het plangebied aangedragen. Bijzondere aandacht is besteed aan de uitbreiding van de woonboulevard en de nieuwbouw van kantoren aan het kruispunt JulianasingelGraafsebaan (N329) Hartog Hartogsingel. Doel rapportage Deze rapportage maakt deel uit van de verantwoording van het groepsrisico van het bevoegd gezag. De concept rapportages zijn hierbij gebruikt om elementen aan te dragen ter invulling van de verantwoordingsplicht. Bij brief van 12 mei 2010 heeft de gemeente Oss een advies van de regionale brandweer ontvangen. Dit advies ligt in lijn met de rapportage.
blad 2 van 13
projectnr. 182824 Augustus 2010, revisie 02
Het plangebied, de ontwikkelingslocaties en de risicobronnen zijn weergegeven in het onderstaande figuur 1.1.
Figuur 1.1: Risicobronnen in het plangebied Legenda: = = = = 1 = 2 =
globale ligging ontwikkelingslocaties 1 en 2 en 3 Spoorlijn N329 Hoge druk aardgasleiding MSD Ossfloor
Leeswijzer In hoofdstuk twee is de werking van de verantwoordingsplicht kort toegelicht. Hoofdstuk drie gaat in op de uitgangspunten voor de verantwoording van het groepsrisico, waarna in hoofdstuk vier de basissituatie van het groepsrisico naar voren komt. Hoofdstuk vijf gaat over mogelijke veiligheidsmaatregelen in het plangebied. In hoofdstuk zes worden tenslotte de conclusies van bovenstaande uiteengezet waarin kort de belangrijkste constateringen en te nemen maatregelen worden samengevat. Hierop kan het College van Burgemeester en Wethouders haar verantwoording baseren.
blad 3 van 13
projectnr. 182824 Augustus 2010, revisie 02
2 2.1
Beleidskader Inleiding Het externe veiligheidsbeleid bestaat uit twee onderdelen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandseisen tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het groepsrisico is een maat die aangeeft hoe groot de kans is dat bij een ongeval met gevaarlijke stoffen een bepaalde groep slachtoffers valt. Hoe hoger het groepsrisico, hoe groter deze kans. Bij veel ruimtelijke besluiten moet de hoogte van dit groepsrisico verantwoord worden. Dit noemt men de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.
2.2
Wanneer verantwoorden? In de wet is geregeld wanneer het groepsrisico verantwoord moet worden. Omdat de wettelijke basis per risicobron verschilt, verschillen per risicobron ook de voorwaarden die verantwoording wel of niet verplicht stellen. Voor transportassen (weg, spoor en water) geldt dat de verantwoording van het groepsrisico verplicht is wanneer bij het nemen van een ruimtelijke besluit sprake is van toename van het groepsrisico of overschrijding van de oriëntatiewaarde. Voor inrichtingen geldt dat verantwoording van het groepsrisico altijd verplicht is wanneer binnen het invloedsgebied van een risicobron een ruimtelijk besluit genomen wordt . Ten aanzien van buisleidingen is momenteel een nieuwe AMvB in ontwikkeling waarin eveneens staat dat verantwoording verplicht is waanneer een ruimtelijk besluit genomen wordt. Hoewel deze nieuwe AMvB nog in conceptvorm is, heeft VROM aangegeven dat er op geanticipeerd kan worden.
2.3
Wat is de verantwoordingsplicht? Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente). Door de verantwoordingsplicht worden gemeenten gedwongen het externe veiligheidsaspect mee te laten wegen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. Ook bestaat er een adviesplicht voor de regionale brandweer. De onderdelen die aan bod kunnen komen zijn weergegeven in tabel 2.1. In de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (Oranjewoud/Save in opdracht van de Ministeries van VROM en Binnenlandse Zaken, november 2007) zijn deze onderdelen nader uitgewerkt en toegelicht.
blad 4 van 13
projectnr. 182824 Augustus 2010, revisie 02
Tabel 2.1: Onderdelen verantwoording groepsrisico conform Bevi.
Onderdeel 1. Aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de risicobron Functie-indeling Gemiddelde personendichtheid (totaal en per functie/locatie) Verblijfsduurcorrecties Verschil tussen bestaande en nieuwe situatie 2. De omvang van het groepsrisico De omvang voor het van kracht worden van het besluit; De omvang na het van kracht worden van het besluit; De verandering van het groepsrisico ten gevolge van het besluit; De ligging van de groepsrisicocurve ten opzichte van de oriëntatiewaarde 3. De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij de betrokken inrichting(en) en/of transportroute 4. De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in het ruimtelijke besluit 5. De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval Pro-actie Preventie Preparatie Repressie 6. De mogelijkheden van personen die zich in het invloedsgebied van de risicobron bevinden om zichzelf in veiligheid te brengen 7. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico 8. De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst
Indien de verantwoordingsplicht niet is uitgewerkt terwijl dit wel verplicht is, kan dit tot vernietiging van het ruimtelijk besluit door de Raad van State leiden. Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.
blad 5 van 13
projectnr. 182824 Augustus 2010, revisie 02
3 3.1
Uitgangspunten voor de verantwoording van het groepsrisico Ruimtelijke ontwikkelingen Het nieuwe bestemmingsplan is grotendeels conserverend, maar er is sprake van een drietal ontwikkelingsgebieden (zie rapport A, kaart 1.1). De huidige woonboulevard is ongeveer 3 hectare groot. Het nieuwe bestemmingsplan voorziet in een uitbreiding van nog 3,6 hectare1. De generieke aanwezigheidsgegevens van de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico gaan uit van de aanwezigheid van 500 personen per hectare. Inclusief de geprojecteerde uitbreiding betekent dit aanwezigheid van ongeveer 3300 personen1 in de woningboulevard. Op de andere drie hoeken van het kruispunt zijn kantoorpanden geprojecteerd, in totaal ongeveer 4 hectare. Conform de generieke aanwezigheidsgegeven van de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico wordt uitgegaan van de aanwezigheid van 300 personen per hectare. Dit betekent een aanwezigheid van 1275 personen overdag en 12 in de nacht.
3.2
Functies en personendichtheden binnen het invloedsgebied Het plangebied bestaat grotendeels uit bedrijventerreinen met een gemiddelde personendichtheid (40 personen per hectare). Uitzondering hierop is de woningboulevard, verspreid liggende bedrijfswoningen en woningen langs de randen van het plangebied. Ook MSD heeft een hogere personendichtheid (in totaal meer dan 3000 personen). In het nieuwe bestemmingsplan is op veel locaties perifere detailhandel toegestaan. Deze perifere detailhandel heeft dezelfde personendichtheid als de reeds bestaande bedrijventerreinen (80 personen per hectare).
3.3
Maatgevende scenario's Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van verschillende soorten risicobronnen met verschillende maatgevende scenario's. Bij de hoge druk aardgasleidingen bestaat alleen het risico voor een fakkelbrand, terwijl de twee Bevi-inrichtingen een toxisch rampscenario kunnen veroorzaken. Op de spoorlijn en de N329 kunnen meerdere rampscenario's optreden: een BLEVE, een plasband en een toxisch scenario. De gevolgen van de scenario's zijn verschillend. Onderstaand worden de scenario's verduidelijkt.
BLEVE scenario Een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapor Explosion) is een explosie van een met vloeibaar gas gevulde tank. Er bestaat onderscheid tussen een warme en koude BLEVE. Een warme BLEVE is een explosie van een via een externe bron opgewarmde tank met vloeibaar gas. Wanneer een tank door bijvoorbeeld een brand wordt opgewarmd kan het gas gaan koken en loopt de druk in de tank zo hoog op de explodeert. Een koude BLEVE 1
blad 6 van 13
In de berekeningen van het groepsrisico is uitgegaan van 8 ha. Dit betekent dat het groepsrisico is overschat. Gezien de afstand van locaties tot de risicobronnen, heeft deze overschatting geen zichtbare invloed op de fN-curve van het groepsrisico
projectnr. 182824 Augustus 2010, revisie 02
ontstaat door instantaan falen van de tank, bijvoorbeeld door corrosie of beschadiging door een aanrijding. Door de snelle drukverlaging in tank gaat het gas koken en ontploft de tank. De gevolgen van een BLEVE kunnen desastreus zijn. Het invloedsgebied van een warme BLEVE is ongeveer 300 meter.
Plasbrand scenario Bij een calamiteit met brandbare vloeistoffen kan een plasbrand ontstaan (een plas van brandende vloeistof). Het gevolg is een korte maar extreme hittestraling. De omvang van het effect wordt bepaald door de oppervlakte van de plas. Uitgaande van een calamiteit waarbij een gehele tankinhoud vrijkomt is het invloedsgebied van een plasbrand ongeveer 58 meter.
Fakkelbrand scenario Bij een hogedruk aardgastransportleiding kan een fakkelbrand ontstaan. Een fakkelbrand ontstaat wanneer door een (externe) beschadiging waardoor gas vrijkomt dat vervolgens ontsteekt. Het invloedsgebied is afhankelijk van diameter en druk van de leiding. De leidingen in het plangebeid hebben een invloedsgebied (1% letaliteit) van maximaal 95 meter (zie deel A).
Toxisch scenario Een toxisch scenario ontstaat wanneer een tank lek raakt door bijvoorbeeld een aanrijding. Toxische vloeistoffen kunnen verdampen waarddoor een gaswolk ontstaat die over de omgeving uit kan waaien. De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van de gaswolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid op dat moment. Het invloedsgebied kan vier kilometer zijn.
blad 7 van 13
projectnr. 182824 Augustus 2010, revisie 02
4 4.1
Basissituatie groepsrisico Omvang groepsrisico De omvang van het groepsrisico is in deel A per risicobron behandeld. Hieruit bleek dat alleen het groepsrisico van het spoor de oriëntatiewaarde overschrijdt. Het groepsrisico van de N329 en de buisleiding (hoge druk aardgastransportleiding) neemt toe door de geprojecteerde ontwikkelingen op MoLaDa. Het groepsrisico van beide inrichtingen verandert niet.
4.2
Bestrijdbaarheid De bestrijdbaarheid van een calamiteit kan op twee aspecten worden beoordeeld: • Is het rampscenario te bestrijden? • Is de omgeving voldoende ingericht om bestrijding te faciliteren? Deze twee aspecten worden in deze paragraaf toegelicht.
4.2.1
Is het rampscenario te bestrijden? BLEVE scenario Een warme BLEVE kan bestreden worden door de hittebron (brand) die de tank opwarmt te bestrijden en/of de tank af te laten koelen. De BLEVE kan na 8 tot 20 minuten optreden. Dat is dus de tijd die de brandweer heeft om de brand te blussen en de tank te koelen. De brandweer heeft hier voor langere periode voldoende bluswatercapaciteit voor nodig (primaire, secundaire en eventueel tertiaire bluswatervoorziening). Een koude BLEVE is niet te bestrijden, omdat de tank meteen explodeert. De branden die door de explosie ontstaan moeten wel bestreden worden. Plasbrand scenario Een plasbrand is goed te bestrijden wanneer de brandweer snel ter plaatse is. Hierdoor kan voorkomen worden dat het vuur snel kan uitbreiden en overslaan op gebouwen, of op een andere tank met brandbare gassen of vloeistoffen. Fakkelbrand scenario Bij dit scenario liggen de mogelijkheden voor de rampenbestrijding in eerste instantie in het blussen en voorkomen van secundaire branden. Binnen het plangebied dient voldoende bluswater beschikbaar te zijn om secundaire branden te bestrijden. Toxisch scenario Bij een ongeval met toxische gassen en vloeistoffen kan de brandweer, afhankelijk van de stofintensiteit en het groeiscenario, optreden door de gaswolk neer te slaan of te verdunnen/op te nemen met water.
blad 8 van 13
projectnr. 182824 Augustus 2010, revisie 02
4.2.2
Is de omgeving van het rampgebied voldoende ingericht om bestrijding te faciliteren? In een formeel advies heeft de regionale brandweer aangegeven bereikbaarheid van het plangebied voor de brandweer goed is. De aanwezige bluswatervoorziening bij de risicovolle inrichting is matig. De regionale brandweer adviseert hier in het kader van toekomstige Wm-aanvragen van deze bedrijven aandacht aan te besteden.
4.3
Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid is de mate waarin personen zich tijdig in veiligheid kunnen brengen zonder hulp van buitenaf. Hoge zelfredzaamheid kan de effecten van een calamiteit beperken. De mogelijkheden tot zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen of vluchten, het rampscenario bepaald welke variant de voorkeur heeft. Zelfredzaamheid is afhankelijk van het maatgevende rampscenario en van de fysieke eigenschappen van zowel het rampgebied als van de personen daarbinnen. In dit hoofdstuk wordt de zelfredzaamheid per rampscenario beschouwd. Hierbij wordt bijzondere aandacht besteed aan MSD (vanwege hoge personendichtheid) en de woningboulevard/kantoren ter hoogte van het kruispunt Graafsebaan/Julianasingel. In het plangebied zijn geen bestemmingen opgenomen waardoor grote groepen kwetsbare personen verwacht worden. Het advies van de regionale brandweer onderschrijft dit. Zelfredzaamheid bij een BLEVE Binnen 150 meter zijn personen (ook in gebouwen) onvoldoende beschermd tegen de gevolgen van een BLEVE. Bij een 'warme' BLEVE zit tussen de aanleiding van de calamiteit en de daadwerkelijke ontploffing van de tank een tijdsbestek van ongeveer 8 tot 20 minuten. Dit is de tijd die de tank nodig heeft om dusdanig op te warmen dat hij ontploft. Binnen deze tijd hebben personen de kans het rampgebied te ontvluchten. Door preventieve risicocommunicatie en tijdige alarmering kan de overlevingskans van personen in het rampgebied worden vergoot. In het geval van een 'koude' BLEVE is er geen tijd om te vluchten en zullen alle blootgestelde personen binnen de 150 meter letsel oplopen. Ook schuilen is geen optie omdat een koude BLEVE geen voortekenen kent. Na afloop van de BLEVE dient het gebied ontvlucht te worden om effecten door de secundaire branden te vermijden. In het plangebied kan een BLEVE plaatsvinden bij het spoor en de N329. Het plangebied beschikt over brede verharde wegen die veelal van de risicobronnen aflopen. De externe vluchtwegen zijn voldoende. Zowel MSD als de woningboulevard/kantoren op het kruispunt Julianasingel/Graafsebaan liggen binnen het invloedsgebied van een BLEVE. Bij een BLEVE is het belangrijk dat personen van de risicobron af kunnen vluchten. Ook interne vluchtwegen moeten hierop afgestemd zijn. Zelfredzaamheid bij een plasbrand Bij een ongeval met brandbare vloeistoffen kan een plasbrand ontstaan met een invloedsgebied van 58 meter. Hierbinnen kunnen personen ernstige brandwonden oplopen. Om de zelfredzaamheid bij een plasbrand te verbeteren voorziet de komende wetgeving omtrent het Basisnet, het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in een (Plasbrand Aandachts Gebied, PAG) van 30 meter langs het spoor. Hier kunnen bouwkundige maatregelen worden genomen aan (beperkt) kwetsbare objecten. Hieromtrent is een aanpassing van het Bouwbesluit voorzien.
blad 9 van 13
projectnr. 182824 Augustus 2010, revisie 02
Binnen een zone van 30 meter het spoor zijn in het kader van het onderhavige bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Zelfredzaamheid in geval van een plasbrand op het spoor behoeft dus geen extra aandacht. Langs de N329 is in het kader van het Btev geen PAG voorzien. Binnen 30 meter van de N329 staan wel meerdere bedrijfsgebouwen. Omdat de uitgangen van deze gebouwen zich niet aan de wegkant bevinden, en omdat de aanwezigen niet beperkt zelfredzaam zijn, wordt de zelfredzaamheid voldoende geacht. Gezien de relatief geringe vervoer van gevaarlijke stoffen over de N329 worden bouwkundige maatregelen niet noodzakelijk geacht. Dit is in lijn met het concept Beleidsplan externe veiligheid van de gemeente. Zelfredzaamheid bij een fakkelbrand Ten aanzien van de hogedruk aardgastransportleidingen geldt dat voor een fakkelbrand de warmtestraling bepalend is voor de meest effectieve strategie voor zelfredzaamheid. Afhankelijk van de warmtestraling die optreedt is tot een bepaalde afstand de fakkelbrand dusdanig intens en instant dat binnen dit gebied geen strategie voor zelfredzaamheid beschikbaar is. Personen buiten dit gebied dienen binnen te blijven en/of dekking te zoeken aan de lijzijde van gebouwen. De uitbreiding van de woonboulevard bevindt zich voor een klein gedeelte aan de buitenrand van het invloedgebied van de hoge druk aardgastransportleiding. Conform het concept Beleidsplan externe veiligheid, zijn hier geen verdere voorzieningen nodig. Zelfredzaamheid bij een toxisch scenario Een calamiteit met toxische gassen kan zich voordoen bij de twee risicovolle inrichtingen, de N329 en het spoor. Personen binnen vier kilometer van het spoor kunnen, afhankelijk van de wind, gevaar lopen. Voor personen in het invloedsgebied is schuilen het beste handelingsperspectief om letsel te voorkomen. Preventieve risicocommunicatie en tijdige alarmering kan de overlevingskans van personen in het rampgebied vergoten. De nieuw geprojecteerde bebouwing aan moet voldoen aan thermische isolatie-eisen van het Bouwbesluit. Deze eisen hebben tevens een positief effect bij incidenten met een toxisch gas. Opgemerkt wordt dat 'gasdichte' gebouwen niet mogelijk zijn en tevens in strijd zijn met de ventilatie-eisen van het Bouwbesluit.
blad 10 van 13
projectnr. 182824 Augustus 2010, revisie 02
5 5.1
Veiligheidsverhogende maatregelen Inleiding Bij het nemen van een ruimtelijk besluit kunnen maatregelen genomen worden om de veiligheid in het plangebied te verbeteren. Maatregelen aan de bron zijn veelal het meest effectief om het groepsrisico te bepreken maar kunnen door de gemeente vaak niet genomen worden. Bronmaatregelen aan het spoor worden in het kader van het Basisnet Spoor doorgevoerd (zie paragraaf 5.1.4). In deze paragraaf worden veiligheidsmaatregelen genoemd die de gemeente kan nemen. Deze maatregelen zijn onderverdeeld in: • ruimtelijke maatregelen; • niet ruimtelijke maatregelen; • toekomstige maatregelen.
5.2
Ruimtelijke maatregelen Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend, daardoor zijn er weinig mogelijkheden voor het nemen van ruimtelijke maatregelen. Een conserverend bestemmingsplan legt immers een bestaande situatie vast. Uitzondering hierop zijn de ontwikkelingen aan het kruispunt Graafsebaan/Julianasingel. Ruimtelijke maatregelen om veiligheid te verbeteren zijn door de gemeente reeds genomen in het voorontwerp bestemmingsplan MoLaDa: • er zijn geen nieuwe risicovolle inrichtingen toegestaan2; • nieuwe kwetsbare objecten zijn beperkt toegestaan; • nieuwe kwetsbare objecten hebben maximale bebouwingshoogte; • nieuwe kwetsbare objecten (woningboulevard en kantoren) zijn op afstand (25 meter) van dichtstbijzijnde risicobron geprojecteerd (N329).
5.3
Niet ruimtelijke maatregelen Niet ruimtelijke maatregelen kunnen vaak niet worden afgedwongen in het kader van de bestemmingsplanprocedure. Dergelijke maatregelen kunnen wel door de gemeente worden opgenomen als voorwaarde voor het verlenen van medewerking aan de ruimtelijke procedure of ter informatie worden opgenomen in de ruimtelijke onderbouwing.
5.3.1
Bronmaatregelen Maatregelen aan de bron zijn veelal het meest effectief om het groepsrisico te beperken maar zijn vaak kostbaar en niet juridisch af te dwingen in de bestemmingsplanprocedure. Maatregelen aan het spoor worden niet genoemd omdat deze de ruimtelijke procedure te boven gaan.
2
blad 11 van 13
Maar deze kunnen in later via een ruimtelijk besluit, na beoordeling van alle veiligheidsaspecten wel toegestaan worden.
projectnr. 182824 Augustus 2010, revisie 02
5.3.2
Maatregelen ten aanzien van de zelfredzaamheid Maatregelen ter verbetering van de zelfredzaamheid zijn veelal niet toe te passen bij een conserverend bestemmingsplan. De onderstaande maatregelen kunnen als advies worden meegegeven aan de initiatiefnemers van het bouwplan: • geen kwetsbare groepen in gebouw aan zijde risicobron; • vluchtroutes in het gebouw moeten van de bron af gericht zijn; • instructie BHV'ers. Deze aangewezen evacuatiebegeleiders zijn bekend met algemene evacuatieprocedures. Informatie over de specifieke wijze van evacuatie in geval van een (dreigende) calamiteit moet ook bij de begeleiders bekend zijn. • obstakelvrije ontvluchting. De vluchtwegen moeten duidelijk herkenbaar en toegankelijk zijn, zodat het gebouw en bedrijfsterrein eenvoudig te ontvluchten is.
5.4
Toekomstige maatregelen Reconstructie N329 Voor de N329 wordt een bestemmingsplan opgesteld dat de reconstructie van de N329 mogelijk maakt. Door deze reconstructie neemt de kans op een ongeval van gevaarlijke stoffen op de N329 af. Het bestemmingsplan voorziet in: • gescheiden rijbanen; • ongelijkvloerse kruising met het spoor; • aanleg van bluswaterputten, o.a. ter hoogte van de Julianasingel/Graafsebaan; • ongelijkvloerse kruising Graafsebaan - Julianasingel.
Basisnet spoor Evenals bij vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, wordt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor een risicoplafond opgesteld. Hierdoor zal ook het groepsrisico van de spoorlijn niet verder stijgen door vervoerstoename. In het kader van het Basisnet spoor zullen ook enkele veiligheidsmaatregelen aan de bron worden genomen die het groepsrisico sterk reduceren. De belangrijkste veiligheidsmaatregel is het warme BLEVE-vrij rijden. Door het uitsluiten van bepaalde vervoerscombinatie wordt de kans op een warme BLEVE nihil. Het groepsrisico van het spoor wordt hierdoor significant lager.
blad 12 van 13
projectnr. 182824 Augustus 2010, revisie 02
6
Conclusie In en rond het plangebied MoLaDa liggen meerdere risicobronnen. Ten aanzien van de spoorlijn Den Bosch-Nijmegen, de hoge druk aardgasleiding, de N329 en een tweetal risicovolle inrichtingen moet de verantwoordingsplicht worden ingevuld. Deze rapportage wordt gebruikt ter onderbouwing van de ruimtelijke procedure van bestemmingsplan MoLaDa en is bedoeld om het bevoegd gezag te ondersteunen met een afwegingskader voor de te maken keuzes bij de verantwoordingsplicht. Maatregelen om het groepsrisico te beperken zijn moeilijk te nemen in het kader van deze ruimtelijke procedure, het plan is grotendeels conserverend. De ruimtelijke veranderingen hebben geen nadelige consequenties op het gebied van externe veiligheid. In de (nabije) toekomst zullen in het kader van de reconstructie van de N329 bluswaterputten langs de N329 worden aangelegd. Dit betreft ook het kruispunt Julianasingel/Graafsebaan/ Hartog Hartogsingel. Ook zal het 'warme BLEVE vrij' rijden over het spoor in de toekomst een aanzienlijke risicoreductie voor het plangebied betekenen.
blad 13 van 13
Tebodin Netherlands B.V. Laan van Nieuw Oost-Indië 25 • 2593 BJ Den Haag Postbus 16029 • 2500 BA Den Haag Telefoon 070 348 09 11 • Fax 070 348 06 45
[email protected] • www.tebodin.com
Opdrachtgever: Provincie Noord-Brabant Project: Saneringsprogramma Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen
Ordernummer: T39255.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Auteur: M.S. Timpert Telefoon: 070 348 05 13 Telefax: 070 348 05 91 E-mail:
[email protected] Datum: 13 juli 2009
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 3 van 17
Samenvatting In verband met een wijziging van de rekenmethodiek en het vervallen van een PGS 15 opslaggebouw waarin meer dan 10 ton gevaarlijke stoffen wordt opgeslagen (Gebouw WL), heeft de Provincie Noord-Brabant Tebodin verzocht een herziene kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uit te voeren voor N.V. Organon (Organon), gelegen op het industrieterrein ‘Moleneind’ te Oss. Met behulp van de risicoanalyse zijn de externe risico’s die de activiteiten van Organon met zich meebrengen in kaart gebracht en getoetst aan de in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) [1] geformuleerde risiconormen. Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat met betrekking tot het plaatsgebonden risico wordt voldaan aan de in het BEVI gestelde grenswaarden. Voor het groepsrisico geldt dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 4 van 17
Inhoudsopgave
Pagina
Samenvatting
3
1
Inleiding
5
1.1 1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3
Projectaanleiding Algemene beschrijving van de inrichting Doel van de inrichting Activiteiten De omgevingsbebouwing en gebiedsfuncties
5 5 5 6 6
2
Subselectie
8
2.1 2.2
Inleiding Resultaten van de subselectie
8 8
3
Uitgangspunten
10
3.1 3.2 3.3 3.4
Risicoanalysemethodiek Verlading en opslag bulkgoederen Opslag van stukgoed Voorbeeldstoffen
10 10 10 11
4
Resultaten
12
4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4
Inleiding Plaatsgebonden risico Groepsrisico Grootste bijdrage aan de risico’s Toetsing aan het BEVI
12 13 14 14 15
5
Conclusie
16
6
Referenties
17
Bijlage 1: Terreinlayout van N.V.Organon locatie Moleneind Bijlage 2: Subselectie Bijlage 3: Technische onderbouwing Bijlage 4: Plaatsgebonden risicocontouren
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 5 van 17
1
Inleiding
1.1
Projectaanleiding In verband met een wijziging van de rekenmethodiek en het vervallen van een PGS 15 opslaggebouw waarin meer dan 10 ton gevaarlijke stoffen wordt opgeslagen (Gebouw WL), heeft de Provincie Noord-Brabant Tebodin verzocht een herziene kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uit te voeren voor N.V. Organon (Organon), gelegen op het industrieterrein ‘Moleneind’ te Oss. Met behulp van de risicoanalyse zijn de externe risico’s die de activiteiten van Organon met zich meebrengen in kaart gebracht en getoetst aan de in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) [1] geformuleerde risiconormen. In dit hoofdstuk is een algemene beschrijving van de inrichting gegeven, waarbij het doel en de voorkomende activiteiten zijn beschreven. Hoofdstuk 2 geeft de selectie van de activiteiten weer die relevant zijn met betrekking tot de externe veiligheid en in de QRA zijn beschouwd. In hoofdstuk 3 zijn de uitgangspunten gegeven die zijn gehanteerd voor het uitvoeren van de risicoberekeningen. De resultaten van de risicoberekeningen, inclusief toetsing van de resultaten aan de in het BEVI gestelde grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zijn gegeven in hoofdstuk 4. Tot slot is in hoofdstuk 5 de conclusie geformuleerd.
1.2
Algemene beschrijving van de inrichting
1.2.1
Doel van de inrichting Organon richt zich op de ontwikkeling en productie van farmacologisch actieve grondstoffen voor geneesmiddelen en het onderzoek naar en de ontwikkeling en productie (i.c. het formuleren) van receptplichtige geneesmiddelen. Op de locatie Moleneind bevinden zich productie- en labfaciliteiten. Op deze locatie bevindt zich ook het hoofdkantoor van Organon. De productiefaciliteiten zijn onder te verdelen in: • Chemische productie en de klassieke biochemische productie (API Manufacturing); • Biotechnologie (BT PDO); • Formuleren van geneesmiddelen (POO). Organon vervaardigt een paar honderd verschillende producten. Daarvoor worden chemische biotechnologische productieprocessen toegepast. De producten van Organon worden verwerkt geneesmiddelen of op de markt gebracht.
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
en tot
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 6 van 17
1.2.2
Activiteiten De activiteiten op locatie Moleneind vinden veelal volcontinu plaats en kunnen als volgt worden ingedeeld: • Chemische productie: hieronder zijn alle productieactiviteiten verstaan waarbij een grondstof langs chemische weg worden omgezet in een product of tussenproduct (evenals de daarmee samenhangende voorbereidings- en nabewerkingsactiviteiten, zoals schoonmaken, zuiveren en mengen/malen). • Biochemische productie: hieronder worden de productieactiviteiten verstaan waarbij de producten worden verkregen door toepassing van fysische (scheidingstechnieken) op grondstoffen van natuurlijke herkomst (bijvoorbeeld extractie van heparine uit varkensdarmslijm), evenals de daarmee samenhangende voorbereidings- en nabewerkingsactiviteiten. • Biotechnologische productie: hieronder worden de productieactiviteiten verstaan waarbij de producten worden verkregen door toepassing van micro-organismen zoals bacteriën, virussen en cellen (alsmede de daarmee samenhangende voorbereidings- en nabewerkingsactiviteiten). • Formulering van geneesmiddelen: hieronder worden de productieactiviteiten verstaan waarbij uitgaand van losse grondstoffen (waaronder de producten van de voorgaande drie productiemethoden) geneesmiddelen worden samengesteld in voor gebruik geschikte toedieningsvormen zoals tabletten, capsules, poeders en injectievloeistoffen, evenals moderne toedieningsvormen zoals implantaten en vaginale ringen. • Onderzoek en ontwikkeling: hieronder worden alle activiteiten verstaan die direct samenhangen met de ontwikkeling van nieuwe producten en processen en de verbetering van bestaande producten en processen. • Regeneratie: hieronder worden de bewerkingen verstaan die worden toegepast om gebruikte oplosmiddelen in gebruik te houden, evenals de andere activiteiten die in de voor regeneratie bestemde apparatuur (met name destillatieketels) worden uitgevoerd, zoals het verwerken van afvalstoffen (gedeeltelijk van buiten de inrichting afkomstige aromaat- en GKW-houdende waterstromen). • Opslag en transport van gevaarlijke stoffen: hieronder worden alle activiteiten verstaan die samenhangen met de opslag (in emballage en bulk) en het transport van gevaarlijke stoffen. • Overige activiteiten: hieronder worden alle activiteiten verstaan die niet vallen binnen de voorgaande categorieën zoals kantoorafdelingen, technische zaken, utilities (water, energie, koeling), opslag en transport van niet-gevaarlijke stoffen, kantoren en kantines.
1.2.3
De omgevingsbebouwing en gebiedsfuncties Organon ligt op industrieterrein Moleneind te Oss. Voor het terrein en de omgeving van de inrichting geldt het bestemmingsplan ‘Zuid’, vastgesteld door de gemeente Oss in 1966 en herzien op 15 september 1978. Het industrieterrein Moleneind is aangewezen voor ‘stuwende handels- en/of nijverheidsbedrijven met daartoe benodigde bedrijfsgebouwen en daarbij behorende andere gebouwen, waaronder dienstwoningen, andere bouwwerken en werken, open terreinen zoals opslag-, los- en laadplaatsen en parkeerplaatsen’. De directe omgeving van Organon is weergegeven in Figuur 1. Ten noorden van de inrichting liggen de terreinen van Zwanenberg Food Group en Unilever Nederland Sourcing Unit Oss. Ten noorden van de inrichting is tevens het NS-station Oss gelegen. Aan de west- en zuidkant wordt de inrichting omgeven door woonbebouwing en aan de oostkant door kleine bedrijven zoals Houtindustrie Noord-Brabant. Het bedrijf Louis Mozes ijzer-, metaal- en papierhandel, dat ten oosten van Organon was gelegen, is per 1 oktober 2007 opgekocht door Organon en bestaat niet meer. Op dit terrein bevindt zich nog wel een bedrijfswoning die bewoond wordt. De minimumafstand tussen de activiteiten van Organon en de woonbebouwing bedraagt circa 100 meter.
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 7 van 17
Zwanenberg Unilever
Mozes en Houtindustrie Noord-Brabant
Figuur 1: directe omgeving N.V. Organon
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 8 van 17
2
Subselectie
2.1
Inleiding Uitsluitend activiteiten die, wanneer een Loss of Containment (LOC) plaatsvindt, kunnen leiden tot een effect buiten de terreingrens van de inrichting dragen bij aan de externe risico’s. In dit hoofdstuk is voor de activiteiten van Organon vastgesteld of ze kunnen resulteren in effecten buiten de terreingrens. Hiertoe is per activiteit de maximale effectafstand bepaald. Dat wil zeggen, de grootste afstand tot de 1% letaliteit (LC01). Deze afstand is bepaald voor de meteorologische situaties D5 en F1,5 in combinatie met het ongunstigste scenario, namelijk het instantaan vrijkomen van de gehele inhoud. Indien de maximale effectafstand groter is dan de minimale afstand vanaf de bron tot de terreingrens, is de activiteit geselecteerd voor de QRA. Aangezien de bijdrage van CPR15-2/PGS 15 opslagen significant kan zijn voor de externe risico’s, dienen deze opslagen altijd te worden meegenomen in een QRA.
2.2
Resultaten van de subselectie In bijlage 2 zijn de maximale afstanden tot de 1% letaliteit en de minimale afstanden van de bron tot de terreingrens weergegeven voor de risicovolle activiteiten van Organon. De hieruit voorkomende activiteiten die voor de QRA zijn geselecteerd, zijn weergegeven in Tabel 1. Voor de locaties van de diverse activiteiten wordt verwezen naar de terreinlay-out in bijlage 1. Tabel 1: selectie van risicovolle activiteiten Sectie Activiteit OA NG FR
PO FO
FS FM
FE
FC
Ammoniakopslag Ammoniakverlading Opstelplaats marsmannen Opstelplaats marsmannen Opstelplaats jumbo’s Tankautoverlading Jumboverlading Propaanverlading Tankautoverlading Marsmanverlading Jumboverlading Tankautoverlading Tankautoverlading Tankautoverlading Jumboverlading Broomdoseerinstallatie (broomleiding) Chloordoseerinstallatie (chloorleiding) Chloordoseerinstallatie (chloorcilinder) Opslag in grondtanks Tankautoverlading Marsmanverlading Jumboverlading Opslag in grondtanks Tankautoverlading Tankautoverlading Marsmanverlading Jumboverlading HF dosering
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Stof Ammoniak Ammoniak Methanol Methanol Methanol Methanol Methanol Propaan Methanol Methanol Methanol Diethylether Methanol Diethylether Methanol Broom Chloor Chloor Methanol Methanol Methanol Methanol Methanol Methanol Diethylether Methanol Methanol Waterstoffluoride
Geselecteerd op basis van Toxische effecten Toxische effecten Brandeffecten Brandeffecten Brandeffecten Brandeffecten Brandeffecten Brandeffecten Brandeffecten Brandeffecten Brandeffecten Brandeffecten Brandeffecten Brandeffecten Brandeffecten Toxische effecten Toxische effecten Toxische effecten Brandeffecten Brandeffecten Brandeffecten Brandeffecten Brandeffecten Brandeffecten Brandeffecten Brandeffecten Brandeffecten Toxische effecten
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 9 van 17
Naast bovenstaande stoffen zijn tevens de vergunde CPR15-2 opslagen geselecteerd voor de QRA. Dit betreft de volgende opslagen: • CO-hoogbouw opslag; • CO-MHD opslag; • Gebouw OE (Arena 1).
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 10 van 17
3
Uitgangspunten
3.1
Risicoanalysemethodiek De QRA is uitgevoerd conform de Handleiding Risicoberekeningen BEVI [2] en de berekeningen zijn uitgevoerd met het rekenprogramma SAFETI-NL v6.54 [3]. De combinatie van het rekenpakket SAFETI-NL en de Handleiding Risicoberekeningen BEVI biedt een volledige en eenduidige rekenmethode voor inrichtingen voor het uitvoeren van een QRA.
3.2
Verlading en opslag bulkgoederen De Wm-vergunning stelt geen limiet aan het aantal verladingsactiviteiten met bulkgoederen. Deze gegevens zijn echter wel van belang met betrekking tot de externe risico’s. Het aantal laad-/losactiviteiten is namelijk van invloed op de kans dat een Loss of Containment optreedt die resulteert in externe effecten. In deze QRA is met betrekking tot de verladingsfrequenties uitgegaan van gegevens over het jaar 2006. Deze gegevens zijn door Organon aangeleverd, waarbij op basis van interne en externe transporthoeveelheden het aantal verladingen over 2006 is berekend. Hierbij is onderscheid gemaakt in tankautoverladingen, jumboverladingen en marsmanverladingen [4]. Daarnaast is door Organon voor alle bulkopslaglocaties een overzicht aangeleverd waarop per bulktank (grondtanks en bovengrondse opslagtanks) de hierin opgeslagen stof is weergegeven [5]. De datum waarop deze stoffeninventarisatie heeft plaatsgevonden is 24 april 2006. Bovenstaande overzichten zijn op verzoek beschikbaar.
3.3
Opslag van stukgoed In de Wm-vergunning zijn geen voorschriften opgenomen met betrekking tot de samenstelling van het stukgoed in de CPR15-2 opslagen. De samenstelling van de opgeslagen stoffen in deze locaties is van belang om de gemiddelde structuurformule per opslag te kunnen vaststellen. Deze structuurformule is noodzakelijk om de hoeveelheid toxische verbrandingsproducten te berekenen die in het geval van een brand in de opslagvoorziening vrijkomt. Uitgangspunt voor deze QRA is het jaar 2006, waarvoor door Organon voor iedere CPR15-2 opslag een inventarisatie is gemaakt van de opgeslagen stoffen in emballage [6]. Hierbij is per stof het stikstofgehalte (en indien relevant het gehalte aan zwavel, chloor en broom) en de gemiddeld opgeslagen hoeveelheid vastgesteld. Een overzicht van deze gegevens is op verzoek beschikbaar. Op basis van deze percentages en hoeveelheden is vervolgens een gemiddelde structuurformule afgeleid.
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 11 van 17
3.4
Voorbeeldstoffen Binnen de inrichting van Organon wordt een diversiteit aan producten opgeslagen, verladen, geproduceerd en geregenereerd. Het merendeel van deze producten is niet opgenomen in de stoffendatabase van SAFETI-NL. Voor deze stoffen is daarom bij de berekening van de externe risico’s gebruik gemaakt van voorbeeldstoffen. Hiertoe zijn de binnen de inrichting voorkomende brandbare vloeistoffen ingedeeld in K0-vloeistoffen en K1-vloeistoffen. Per stofcategorie is vervolgens de stof die het meest binnen de inrichting wordt doorgezet als voorbeeldstof gekozen. Dit heeft geresulteerd in de selectie van diethylether als voorbeeldstof voor K0-vloeistoffen en methanol als voorbeeldstof voor K1-vloeistoffen. Voor toxische stoffen is geen gebruik gemaakt van voorbeeldstoffen. Dit gezien de beperkte diversiteit aan voor de QRA relevante toxische stoffen (ammoniak en waterstoffluoride).
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 12 van 17
4
Resultaten
4.1
Inleiding In dit hoofdstuk zijn de resultaten van de risicoanalyse voor de QRA weergegeven. Hierbij is het risico uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op een dodelijk ongeval ten gevolge van een ongewoon voorval (ongevalscenario) indien een persoon (onbeschermd in de buitenlucht) zich bevindt op een bepaalde plaats waar hij voortdurend (24 uur per dag en gedurende het gehele jaar) wordt blootgesteld aan de schadelijke gevolgen van een voorval. Het PR wordt weergegeven in de vorm van PR-contouren. Hierbij geven de contouren locaties met gelijke kansen op overlijden weer. Zo toont de PR-contour van 10-6 per jaar de locaties waar de kans op het overlijden van een persoon eens in de miljoen jaar bedraagt. Het PR is onafhankelijk van de bevolkingsverdeling in de omgeving van de inrichting. Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat een groep van een bepaalde omvang dodelijk slachtoffer wordt van een ongeval. Het GR wordt vastgelegd in een zogenaamde F(N)-curve en is, in tegenstelling tot het PR, afhankelijk van de bevolkingsverdeling in de omgeving van de inrichting. In een F(N)-curve staat op de verticale as de kans weergegeven dat meer dan N slachtoffers ten gevolge van het beschouwde scenario komen te overlijden. Deze kans wordt uitgedrukt in de eenheid ‘per jaar’. Op de horizontale as staat het aantal slachtoffers weergegeven. Naast het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is voor de vergunde situatie en de situatie na doorvoering van de voorgenomen wijzigingen weergegeven welke scenario’s procentueel de grootste bijdrage leveren aan de risico’s. Ook zijn in dit hoofdstuk voor beide situaties de resultaten voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico getoetst aan de in het BEVI [1] gestelde grens- en richtwaarden.
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 13 van 17
4.1.1
Plaatsgebonden risico In Figuur 2 zijn is de ligging van de PR contour van 10-6 per jaar weergegeven. Voor een uitvergroting van de plaatsgebonden risicocontouren wordt verwezen naar bijlage 4.
-6
Figuur 2: plaatsgebonden risicocontour van 10 per jaar
Uit de figuur blijkt dat de PR contour van 10-5 per jaar aan de noord-oost zijde van Organon de terreingrens maximaal 20 meter overschrijdt. De PR contour van 10-6 per jaar overschrijdt de terreingrens aan de noord-oost zijde van Organon tot een maximum van 40 meter. Binnen de PR contour van 10-5 en 10-6 per jaar bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbar objecten. Hiermee wordt met betrekking tot het plaatsgebonden risico voldaan aan de in het BEVI gestelde grenswaarden.
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 14 van 17
4.1.2
Groepsrisico Figuur 3 geeft de groepsrisicocurve weer.
Figuur 3: groepsrisicocurve, vergunde situatie
Uit de groepsrisicocurve blijkt dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.
4.1.3
Grootste bijdrage aan de risico’s Er heeft een evaluatie plaatsgevonden van scenario’s naar percentage van bijdrage aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De resultaten van deze evaluatie zijn hieronder weergegeven. Plaatsgebonden risico De bijdrage aan het plaatsgebonden risico is berekend aan de hand van referentiepunten. Als referentiepunt is gekozen voor het kwetsbare object dat het dichtst nabij de terreingrens is gelegen. In het geval van Organon is dat een bedrijfsgebouw van Unilever Nederland Sourcing Unit Oss. De scenario’s die de grootste bijdrage leveren aan het plaatsgebonden risico zijn weergegeven in Tabel 2.
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 15 van 17
Tabel 2: scenario’s naar procentuele bijdrage aan het plaatsgebonden risico, vergunde situatie Scenario
Procentuele bijdrage
Bedrijfsgebouw Unilever Nederland Sourcing Unit Oss Opslagtank ammoniak breuk afvoerleiding doorstroombegrenzer faalt
39,6%
Verlading ammoniak, breuk laad- en losslang doorstroombegrenzer werkt en
32,9%
operator faalt Verlading ammoniak, breuk laad- en losslang doorstroombegrenzer en operator
8,3%
falen Instantaan falen opslagtank ammoniak
8,2%
Groepsrisico Op grond van de bijdragen aan het groepsrisico zijn de belangrijkste risico’s in kaart gebracht. De scenario’s die de grootste bijdrage leveren aan het groepsrisico zijn weergegeven in Tabel 3. Tabel 3: scenario’s naar procentuele bijdrage aan het groepsrisico, vergunde situatie Scenario
4.1.4
Procentuele bijdrage
Tankpark FC, laden jumbo’s, breuk vulslang, K1 methanol
42,4%
Tankpark FE, laden/lossen jumbo’s, breuk vulslang, K1 methanol
42,1%
Tankpark FC, instantaan falen jumbo, plasbrand, K1 methanol
4,2%
Toetsing aan het BEVI Binnen de PR contour van 10-6 per jaar bevinden zich geen kwetsbaar objecten. Hiermee wordt voldaan aan de eisen zoals die in het Bevi zijn opgenomen met betrekking tot het plaatsgebonden risico. Uit de groepsrisicocurve blijkt dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 16 van 17
5
Conclusie Het groepsrisico en het plaatsgebonden risico is berekend voor Organon met behulp van de Handleiding risicoberekeningen BEVI versie 3.2 en het softwareprogramma SAFETI-NL versie 6.54. Uit de resultaten blijkt dat er binnen PR contour van 10-6 per jaar geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn. Hiermee wordt voldaan aan de in het BEVI gestelde eisen met betrekking tot het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico blijft onder de oriëntatiewaarde.
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 17 van 17
6
Referenties [1]
Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer (Besluit externe veiligheid inrichtingen), Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, jaargang 2004, nummer 250.
[2]
Handleiding Risicoberekeningen BEVI, versie 3.2.RIVM/CEV, 1 juli 2009.
[3]
SAFETI-NL versie 6.54. RIVM CEV; www.rivm.nl/cev/safeti-nl.
[4]
Memo ‘specificering van transporten per tankpark locatie Moleneind’, W.L. van Dijk, 3 augustus 2007.
[5]
Memorandum ‘registratie bulk oplosmiddelen ref. OS2-06-037/038/039/040/041/042, 24 april 2006.
[6]
Bijlage 8 opslag arena 1 overzicht 1, Bijlage 10 voorraad juni 2007 MH MD MI-aanpassingen' .
[7]
Populatiebestand RIVM.
[8]
Werknemersgegevens industriegebieden Moleneind, Landweer en Danenhoef (BedrijvenMolLanDan.xls), gemeente Oss.
[9]
QRA AKZO Nobel Pharma B.V., locatie Diosite, Tebodin rapportnummer: 3800520.
[10]
‘LCO1 Effectberekening Broomdoseerinstallatie (documentnummer 3312233).
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
per
Schering
tankpark,
Plough’,
H.
van
Tebodin,
9
den
februari
Boom,
2009
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Bijlage 1: Terreinlayout van N.V. Organon locatie Moleneind
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Bijlage 2: Subselectie Sectie
OA OA NG FR FR FR FR FR FR FR PO PO FO FO FO FO FO FO FO FS FS FS FS FS FS FM FM FM FM FM FM FM
Activiteit
Eigenschappen
Effectafstand
Afstand tot
Stof
Type
Hoeveelheid
Temp.
Druk
D5
F1,5
terreingrens
Ammoniakopslag Ammoniakverlading Opstelplaats marsmannen Opstelplaats marsmannen Opstelplaats jumbo’s Grondtanks Tankautoverlading Marsmanverlading Jumboverlading Regeneratie Propaanopslag Propaanverlading Grondtanks Tankautoverlading Marsmanverlading Jumboverlading Bovengrondse azijnzuuranhydrideopslag Ammoniakkoelinstallatie
Ammoniak Ammoniak Methanol (modelstof) Methanol (modelstof) Methanol (modelstof) Methanol (modelstof) Methanol (modelstof) Methanol (modelstof) Methanol (modelstof) Methanol Propaan Propaan Methanol (modelstof) Methanol (modelstof) Methanol (modelstof) Methanol (modelstof) Azijnzuuranhydride
Giftig Giftig Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar
[kg] 10.600 11.200 4.700 4.700 7.200 Max. 20.000 15.250 4.700 7.200 Max. 2.100 1.285 9.500 Max. 20.000 15.250 4.700 7.200 9.835
[°C] 10 10 10 10 10 10 10 10 10 Max.117 10 10 10 10 10 10 10
[barg] 5 5 Atm. Atm. Atm. Atm. Atm. Atm. Atm. Max. 1,3 5.4 5.4 Atm. Atm. Atm. Atm. Atm.
315 325 40 40 48 4 68 40 48 28 60 125 4 68 40 48 9
375 385 36 36 44 3 62 36 44 25 24 60 3 62 36 44 7
[m] 106 106 17 39 39 46 43 43 43 39 102 102 20 25 25 25 33
Ammoniak
Giftig
250
Reactoren Grondtanks Tankautoverlading Tankautoverlading Marsmanverlading Jumboverlading Bovengrondse azijnzuuropslag Grondtanks Tankautoverlading Tankautoverlading Marsmanverlading Jumboverlading Broomdoseerinstallatie (broomleiding) Broomdoseerinstallatie
Ammoniak Methanol (modelstof) Methanol (modelstof) Diethylether Methanol (modelstof) Methanol (modelstof) Azijnzuur
Giftig Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar
Max.1000 Max. 20.000 15.250 13.750 4.700 7.200 9.510
Niet geselecteerd op basis van afstandentabel ammoniakkoelinstallaties en REVI -33 Atm. 37 52 10 Atm. 4 3 10 Atm. 68 62 10 Atm. 163 155 10 Atm. 40 36 10 Atm. 48 44 10 Atm. 17 15
83 101 92 92 92 92 100
Nee Nee Nee Ja Nee Nee Nee
Methanol (modelstof) Methanol (modelstof) Diethylether Methanol (modelstof) Methanol (modelstof) Broom
Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Toxisch
Max. 20.000 15.250 13.750 4.700 7.200 50 Liter
10 10 10 10 10 9
Atm. Atm. Atm. Atm. Atm. 2,3
4 68 163 40 48 -
3 62 155 36 44 45,5
45 44 44 44 44 25
Nee Ja Ja Nee Ja Ja
Broom
Toxisch
50 Liter
9
2,3
-
-
25
Nee
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Selectie
Ja Ja Ja Ja Ja Nee Ja Nee Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja Nee Nee
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Sectie
Activiteit
Eigenschappen Stof
FE FE FE FE FC FC FC FC FC FC FC
(broomcilinder) Chloordoseerinstallatie (chloorleiding) Chloordoseerinstallatie (chloorcilinder) Grondtanks Tankautoverlading Marsmanverlading Jumboverlading Grondtanks Tankautoverlading Tankautoverlading Marsmanverlading Jumboverlading HF dosering Ammoniakkoelinstallatie
FL PG 912 PG 912 PG 912
FM FM
Type
Hoeveelheid
Temp.
Druk
[kg]
[°C]
[barg]
Effectafstand
Afstand tot
D5
terreingrens
F1,5
Selectie
[m]
Chloor
Toxisch
50 Liter
9
3,9
7,5
42,5
25
Ja
Chloor
Toxisch
50 Liter
9
3,9
143
138
25
Ja
Methanol (modelstof) Methanol (modelstof) Methanol (modelstof) Methanol (modelstof) Methanol (modelstof) Methanol (modelstof) Diethylether Methanol (modelstof) Methanol (modelstof) Waterstoffluoride Ammoniak
Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Brandbaar Giftig Giftig
Max. 20.000 15.250 4.700 7.200 Max. 20.000 15.250 13.750 4.700 7.200 25 180
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Nee
Ammoniakkoelinstallatie
Ammoniak
Giftig
180
Gasflessenopslag Gasflessenopslag Gasflessenopslag
Acetyleen Waterstof Propaan
Brandbaar Brandbaar Brandbaar
26 0,20 53
10 Atm. 4 3 10 Atm. 68 62 10 Atm. 40 36 10 Atm. 48 44 10 Atm. 4 3 10 Atm. 68 62 10 Atm. 163 155 10 Atm. 40 36 10 Atm. 48 44 10 5 56 70 Niet geselecteerd op basis van afstandentabel ammoniakkoelinstallaties en REVI Niet geselecteerd op basis van afstandentabel ammoniakkoelinstallaties en REVI 10 33 13,5 13,5 10 40 5,5 5,5 10 5,4 16 11
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Nee 80 80 80
Nee Nee Nee
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Bijlage 3: Technische onderbouwing 1
Uitwerking scenario’s In dit hoofdstuk zijn de Loss of Containment scenario’s (LOC scenario’s) voor de geselecteerde insluitsystemen en activiteiten (bijlage 2) gedefinieerd en uitgewerkt. Voor de LOC scenario’s is uitgegaan van de initiële faalscenario’s uit de Handleiding Risicoberekeningen BEVI [2].
1.1
Opslag van bulkgoederen
1.1.1
Opslag van ammoniak Binnen de inrichting bevindt zich in gebouw OA 336 een bovengrondse opslagtank waarin ammoniak bij zijn verzadingingsdruk wordt opgeslagen. Deze opslagtank is geplaatst in een opvangbak met een oppervlakte van 35 m2. Het volume van de tank 23 m3. De maximale inhoud is 17.00 liter. De diameter van de grootste aansluiting op de tank bedraagt circa 2 inch. De faalscenario’s behorende bij een bovengrondse druktank zijn weergegeven in Tabel 1. Tabel 1: faalscenario’s ammoniaktank Scenario
Frequentie [jaar-1]
1.
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud
5 x 10-7
2.
Vrijkomen van de gehele inhoud in 10 minuten in een continue en constante stroom
5 x 10
3.
Continu vrijkomen van de inhoud uit een gat met een effectieve diameter van 10 mm
1 x 10
-7 -5
Naast de opslag van ammoniak is tevens gekeken naar het transport van de ammoniak naar de reactoren in gebouw FH310 via de afnameleiding. De totale lengte van deze leiding bedraagt circa 70 meter en de maximale diameter is 40 mm. De leiding is voorzien van een doorstroombegrenzer met een instelwaarde van 136 l/min, waardoor de begrenzer uitsluitend wordt aangesproken in het geval van een leidingbreuk. De faalkans van deze doorstroombegrenzer bedraagt 0,06 per aanspraak. Voor de berekeningen is er van uitgegaan dat de leiding gedurende het gehele jaar is gevuld met ammoniak. Op basis van bovenstaande gegevens zijn de faalscenario’s en de bijbehorende faalkansen van de afnameleiding vastgesteld. Deze zijn weergegeven in tabel 2.
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Tabel 1: faalscenario’s afnameleiding ammoniak Scenario
Initiële faalkans
Lengte
Faalkans
[m]
[jaar ]
1 x 10 x 0,94
-6
20
1,88 x 10
1 x 10-6 x 0,06
20
1,20 x 10-6
1 x 10-6 x 0,94
30
2,82 x 10-5
1 x 10 x 0,06
-6
30
1,80 x 10
1 x 10 x 0,94
-6
20
1,88 x 10
1 x 10-6 x 0,06
20
1,20 x 10-6
5 x 10-6
70
3,50 x 10-4
-1
-1
[m x jaar ] 1a. Breuk van de leiding op 5 meter van het vat met
-1
-5
werkende doorstroombegrenzer 1b. Breuk van de leiding op 5 meter van het vat met falende doorstroombegrenzer 1c. Breuk van de leiding op 30 meter van het vat met werkende doorstroombegrenzer 1d. Breuk van de leiding op 30 meter van het vat met
-6
falende doorstroombegrenzer 1e. Breuk van de leiding op 70 meter van het vat met
-5
werkende doorstroombegrenzer 1f. Breuk van de leiding op 70 meter van het vat met falende doorstroombegrenzer 2.
Lek met een diameter van 10% van nominale
diameter (max. 50 mm)
Voor de modellering van een breuk in de afnameleiding is gebruik gemaakt van de onderverdeling van de leidinglengte tot de breuk zoals weergegeven in de Handleiding Risicoberekeningen BEVI
1.1.2
Opslag van organische oplosmiddelen in grondtanks Op diverse plaatsen op het terrein van de inrichting zijn in totaal circa 150 verticale grondtanks geplaatst. In deze atmosferische grondtanks worden voornamelijk organische oplosmiddelen opgeslagen (zowel schone als vuile oplosmiddelen). De grondtanks zijn grotendeels ingegraven, waarbij de flensdeksel boven het maaiveld uitsteekt. De tanks hebben een inhoud van 10 of 20 m3 en zijn voorzien van productaanduiding. Voor de scenario’s betreffende ingegraven atmosferische opslagtanks is uitgegaan van tabel 23 van de Handleiding Risicoberekeningen BEVI. Op basis hiervan is uitsluitend onderstaand faalscenario relevant: Tabel 2: faalscenario grondtanks Scenario
Frequentie [jaar-1]
1.
Instantaan falen van de tank en gronddekking; verdamping uit een
-8
1 x 10
vloeistofplas ter grootte van het tankoppervlak
Voor het bepalen van het plasoppervlak is uitgegaan van een tankdiameter van 2,5 meter. Dit resulteert in een maximaal plasoppervlak van 4,9 m2. Uitgaande van dit scenario zijn de effectafstanden tot de 1% letaliteit berekend. De gegevens van de grondtanks die op basis van deze effectafstanden zijn geselecteerd voor de QRA, zijn weergegeven in Tabel 3.
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Tabel 3: voor de QRA geselecteerde grondtanks Sectie
Code
Stof
Volume 3
[m ] FE
FC
FETA003-TA01
Ethanol; schoon
20
FETA004-TA01
Ethanol; afval/vuil
20
FETA006-TA05
Methanol; schoon
20
FETA006-TA06
Methanol; schoon
20
FETA014-TA01
Aceton/methanol; vuil
10
FETA015-TA01
Aceton; afval/vuil
10
FETA016-TA16
Methanol; vuil
20
FETA016-TA17
Methanol; vuil
20
FETA018-TA01
Aceton; schoon
20
FCTA001-TA01
Diethylether; vuil
20
FCTA002-TA01
Hexaan inslag
10
FCTA003-TA01
Ethanol 96%; gedestilleerd
20
FCTA004-TA01
Tolueen
10
FCTA005-TA01
Koelmethanol 40%; vuil
11
FCTA006-TA01
Cyclohexaan/ethanol; vuil
20
FCTA007-TA01
Tolueen inslag
11
FCTA008-TA01
2-propanol inslag
10
FCTA012-TA01
Diethylether inslag
10
FCTA013-TA01
Ethanol 100%; Methanol 5%
10
FCTA014-TA01
Aceton; vuil
20
FCTA015-TA01
THF; vuil
10
FCTA016-TA01
Hexaan; vuil
10
FCTA017-TA01
Koelmethanol 40%; schoon
11
FCTA018-TA01
Tolueen; vuil
10
FCTA019-TA01
Pyridine 50%; vuil
20
FCTA020-TA01
Ethylacetaat; vuil
10
FCTA021-TA01
2-propanol; vuil
10
FCTA022-TA01
Ethylacetaat inslag
10
FCTA025-TA01
Cyclohexaan; gedestilleerd
20
FCTA026-TA01
THF; gedestilleerd
20
FCTA117-TA01
Methanol; vuil
20
FCTA119-TA01
Ethanol/Cyclohexaan
20
FCTA123-TA01
Ethanol; vuil
20
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
1.1.3
Opslag van gevaarlijke stoffen in jumbo’s en marsmannen Voor opslag (en intern transport) van oplosmiddelen wordt gebruik gemaakt van zogenoemde jumbo’s en marsmannen. Jumbo’s zijn tanks voorzien van een onderstel, met een bruto inhoud van 10 m3 (vulgraad 90%) en een hoogte van 2,8 meter. De grootste aansluitdiameter van een jumbo is 2 inch. Jumbo’s worden in het algemeen gebruikt voor het interne transport van vuile oplosmiddelen en tussenfracties bij het regeneratieproces. Volle en nietgereinigde jumbo’s zijn voorzien van een aanduiding met betrekking tot de aard van de inhoud. Voor de jumbo’s is een opstelplaats aanwezig in sectie FR. Deze opslagplaats biedt ruimte voor de opslag van acht jumbo’s. Marsmannen zijn transportabele tankcontainers met een inhoud van 6,5 m3 (vulgraad 90%) en een hoogte van 3,6 meter. De grootste aansluitdiameter van een marsman is 2 inch. Marsmannen worden over het algemeen gebruikt voor het interne transport van oplosmiddelen en chemicaliën. Dit betreft het interne vervoer van geregenereerde oplosmiddelen van de regeneratie naar de productieafdelingen en het transport van aangekochte oplosmiddelen en/of chemicaliën van het centrale tankpark naar de tankparken van de productieafdelingen. De marsmannen zijn voorzien van een aanduiding met betrekking tot de aard van de inhoud. Voor het opstellen van volle en niet-gereinigde marsmannen zijn opstelplaatsen aanwezig in de secties NG (opslagplaats) en FR (opstelplaats). Op deze locaties kunnen maximaal 11 marsmannen gelijktijdig aanwezig zijn. Aangezien jumbo’s en marsmannen transportmiddelen zijn waarin de producten tijdelijk worden opgeslagen, is voor de modellering uitgegaan van de faalscenario’s behorende bij transportmiddelen met atmosferische tanks. Deze faalscenario’s zijn weergegeven in Tabel 4. Bij de berekeningen is er van uitgegaan dat gedurende het gehele jaar de maximale opslagcapaciteit van de opslagplaatsen benut wordt. Tabel 4: faalscenario’s jumbo’s en marsmannen Scenario
Frequentie [jaar-1]
1.
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud
1 x 10-5
2.
Vrijkomen van de gehele inhoud uit de grootste aansluiting
5 x 10
1.2
Verlading van bulkgoederen
1.2.1
Verlading van ammoniak
-7
De aanvoer van ammoniak vindt plaats met behulp van tankauto’s. Het maximale volume van de tankauto bedraagt 18 m3. De verlading vindt plaats vanuit de tankauto met behulp van de bijbehorende compressor of pomp op de hiervoor aangewezen losplaats. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een flexibele slangkoppeling die aangesloten wordt op de vaste vulleiding (8 meter lengte) en een flexibele slangkoppeling die aangesloten wordt op de vaste dampretourleiding (8 meter lengte). De diameter van de vulleiding bedraagt 40 mm en de diameter van de dampretourleiding 15 mm. De tankauto is voorzien van een automatische, mechanische doorstroombegrenzer en pneumatische afsluiters in de losleiding die vanuit de tankauto bediend kunnen worden. De opslagtank is voorzien van een pneumatische afsluiter in de vulleiding en in de dampretourleiding die door indrukken van een noodstop worden gesloten. Het verladen gebeurt altijd onder toezicht. Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
De LOC scenario’s voor de verlading van ammoniak met bijbehorende faalkansen en de noodzakelijke gegevens (losfrequenties, aanwezigheidsuur, e.d.) zijn weergegeven in onderstaande tabellen. Omschrijving Locatie Stof Aantal verladingen Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume tankwagen Slang of arm Opslagtype
Beveiligingen Doorstroombegrenzer, uitstroomdebiet > 1,2 x instelwaarde Operator ingrijpen
Lossen Ammoniak OA Ammoniak Invoer 6 1 3 50 18 Slang Druk Jaarfractie 2,05E-03
Eenheid per jaar uur uur DN 3 m
Standaard faalkans
Tijdseenheid
Uitstroomduur (s)
0,06
per aanspraak
5
0,1
per aanspraak
120
Initiële faalkansen verlading Omschrijving Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van vul-/losslang Lek in vul-/losslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm Catastrofaal falen pomp (with seal) Lek pomp 10% diameter (with seal) Instantaan vrijkomen gehele inhoud, BLEVE
Standaard faalkans Tijdseenheid 5,00E-07 per jaar 5,00E-07
per jaar
4,00E-06
per uur
4,00E-05
per uur
1,00E-04 4,40E-03 5,80E-10
per jaar per jaar per uur
Faalkansen verlading Omschrijving Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van losslang (incl. falen pomp), doorstroombegrenzer + operator ingrijpen werken Breuk van losslang (incl. falen pomp), doorstroombegrenzer faalt + operator ingrijpen werkt Breuk van losslang (incl. falen pomp), doorstroombegrenzer werkt + operator ingrijpen faalt Breuk van losslang (incl. falen pomp), doorstroombegrenzer + operator ingrijpen falen Lek in losslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm (incl. lek pomp) Instantaan vrijkomen gehele inhoud, BLEVE
Faalkans Uitstroomduur (s) 1,03E-09 Instantaan 1,03E-09 1800 2,04E-05
120
1,30E-06
120
2,26E-06
1800
1,44E-07
1800
2,43E-04
1800
3,48E-09
Instantaan
De scenario’s voor de vulleiding en de dampretourleiding zijn weergegeven in Tabel 5.
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Tabel 5: faalscenario’s vul- en dampretourleiding ammoniak Scenario
Initiële faalkans
Lengte
Gebruiksduur
[m x jaar ]
[m]
[uur x jaar ]
[jaar ]
1 x 10-6 x 0,94 x 0,9
8
6
4,63 x 10-9
-6
8
6
2,96 x 10
-6
8
6
5,15 x 10
1 x 10 x 0,06 x 0,1
-6
8
6
3,29 x 10
5 x 10-6
8
6
2,74 x 10-8
1 x 10 x 0,9
-6
8
6
4,93 x 10
-6
1 x 10 x 0,1
8
6
5,48 x 10
5 x 10-6
8
6
2,74 x 10-8
-1
-1
-1
Faalkans -1
Vulleiding 1a. Breuk van de leiding met werkende doorstroombegrenzer met operator ingrijpen 1b. Breuk van de leiding met falende
1 x 10 x 0,06 x 0,9
-10
doorstroombegrenzer met operator ingrijpen 1c. Breuk van de leiding met werkende
1 x 10 x 0,94 x 0,1
-10
doorstroombegrenzer zonder operator ingrijpen 1d. Breuk van de leiding met falende
-11
doorstroombegrenzer zonder operator ingrijpen 2.
Lek met een diameter van 10% van
nominale diameter (max. 50 mm) Dampretourleiding 1a. Breuk van de leiding met operator ingrijpen 1b. Breuk van de leiding zonder operator
-9 -10
ingrijpen 2.
Lek met een diameter van 10% van
nominale diameter (max. 50 mm)
1.2.2
Verlading van propaan Binnen de inrichting is een bovengrondse propaantank aanwezig met een inhoud van 2.500 liter, bedoeld voor ruimteverwarming. De opslagtank zelf resulteert niet in effectafstanden tot de 1% letaliteit die tot buiten de terreingrens reiken. De tankverlading van propaan is op basis van de effectafstanden wel geselecteerd voor de QRA. Voor de verlading van het propaan wordt gebruikt gemaakt van tankauto’s met een volume van 18,5 m3. Per jaar vinden gemiddeld zes verladingen met propaan plaats. Voor de verlading wordt gebruik gemaakt van een losslang met een diameter van 1,75 inch. Gezien het verladingsdebiet van 180-200 liter per minuut bedraagt de maximale verladingsduur circa 15 minuten. De totale aanwezigheidsduur van de tankauto op het terrein is ongeveer 30 minuten. Op basis van bovenstaande gegevens zijn de faalscenario’s en faalkansen voor de verlading berekend. Deze zijn weergegeven in onderstaande tabellen.
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Omschrijving Locatie Stof Aantal verladingen Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume tankwagen Slang of arm Opslagtype
Lossen Propaan PO Propaan Invoer 6 0,23 0,33 1,75 18,5 Slang Druk Jaarfractie 2,26E-04
Eenheid per jaar uur uur inch 3 m
Initiële faalkansen verlading Omschrijving Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van vul-/losslang Lek in vul-/losslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm Catastrofaal falen pomp (with seal) Lek pomp 10% diameter (with seal) Instantaan vrijkomen gehele inhoud, BLEVE
Standaard faalkans 5,00E-07
Tijdseenheid per jaar
5,00E-07
per jaar
4,00E-06
per uur
4,00E-05
per uur
1,00E-04 4,40E-03 5,80E-10
per jaar per jaar per uur
Faalkansen verlading
1.2.3
Omschrijving
Faalkans
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van losslang (incl. falen pomp) Lek in losslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm (incl. lek pomp) Instantaan vrijkomen gehele inhoud, BLEVE
1,13E-10 1,13E-10 5,54E-06 5,59E-05 8,00E-10
Uitstroomduur (s) Instantaan 1800 1800 1800 Instantaan
Verlading van gevaarlijke bulkgoederen per tankauto Gevaarlijke bulkgoederen worden in grote hoeveelheden aan- en afgevoerd middels tankauto’s. De per tankauto aangevoerde bulkgoederen worden gelost in de grondtanks die verspreid over het gehele terrein voorkomen. Het lossen van de tankauto’s in grondtanks vindt plaats op basis van zwaartekracht. Naast het lossen van tankauto’s in de grondtanks, vindt ook transport plaats van tankauto’s met vuile afvalstromen afkomstig vanuit CA-V (Organon Diosite), CA Apeldoorn en BA Boxtel. Deze afvalstromen worden gelost in de grondtanks van sectie FR, waarvandaan ze worden ingezet in het regeneratieproces. Het debiet tijdens de regeneratie bedraagt 10 m3 per uur.
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Gedestilleerde oplosmiddelen die aan derden worden verkocht, worden per tankauto afgevoerd. Het laden van deze tankauto’s vindt plaats vanuit de grondtanks in sectie FM. Tevens komt het voor dat de tankauto’s na regeneratie vanuit een marsman worden gevuld in sectie FR. Het pompdebiet tijdens het laden van de tankauto’s bedraagt 10 m3 per uur. De LOC scenario’s voor de verlading van de bulkgoederen met bijbehorende faalkansen en de noodzakelijke gegevens (losfrequenties, aanwezigheidsuur, e.d.) zijn weergegeven in onderstaande tabellen. Hierbij is onderscheid gemaakt in het verladen van K0-vloeistoffen en K1-vloeistoffen. Omschrijving Locatie Stof Aantal verlading Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume tankwagen Slang of arm Opslagtype
Lossen Tankauto FS K0 (Diethylether) Invoer 4 0,65 1,00 2 20 (96% vulgraad) Slang Atmosferisch Jaarfractie 4,56E-04
Eenheid per jaar uur uur inch 3 m
Initiële faalkansen verlading Omschrijving Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van vul-/losslang Lek in vul-/losslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm Catastrofaal falen pomp (with seal) Lek pomp 10% diameter (with seal) Instantaan vrijkomen gehele inhoud, BLEVE
Standaard faalkans 5,00E-07
Tijdseenheid per jaar
5,00E-07
per jaar
4,00E-06
per uur
4,00E-05
per uur
1,00E-04 4,40E-03 5,80E-10
per jaar per jaar per uur
Faalkansen verlading Omschrijving
Faalkans
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van losslang (incl. falen pomp) Lek in losslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm (incl. lek pomp) Instantaan vrijkomen gehele inhoud, BLEVE
4,56E-09 2,28E-10 1,04E-05 1,04E-04
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
1,51E-08
Uitstroomduur (s) Instantaan 1800 1800 1800 Instantaan
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Omschrijving Locatie Stof Aantal verladingen Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume tankwagen Slang of arm Opslagtype
Lossen Tankauto FC K0 (Diethylether) Invoer 2 0,65 1 2 20 (96% vulgraad) Slang Atmosferisch Jaarfractie 2,28E-04
Eenheid per jaar uur uur inch 3 m
Faalkansen verlading Omschrijving
Faalkans
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van losslang (incl. falen pomp) Lek in losslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm (incl. lek pomp) Instantaan vrijkomen gehele inhoud, plasbrand
2,28E-09 1,14E-10 5,20E-06 5,20E-05
Omschrijving Locatie Stof Aantal verladingen Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume tankwagen Slang of arm Opslagtype
Lossen Tankauto FC K1/ K2 (Methanol) Invoer 24 0,65 1 2 20 (96% vulgraad) Slang Atmosferisch Jaarfractie 2,74E-03
7,54E-09
Uitstroomduur (s) Instantaan 1800 1800 1800 Instantaan
Eenheid per jaar uur uur inch 3 m
Faalkansen verlading Omschrijving
Faalkans
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van losslang (incl. falen pomp) Lek in losslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm (incl. lek pomp) Instantaan vrijkomen gehele inhoud, plasbrand
2,74E-08 1,37E-09 6,24E-05 6,24E-04
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
9,05E-08
Uitstroomduur (s) Instantaan 1800 1800 1800 Instantaan
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Omschrijving Locatie Stof Aantal verladingen Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume tankwagen Slang of arm Opslagtype
Lossen Tankauto FO K1/ K2 (Methanol) Invoer 50 0,65 1 2 20 (96% vulgraad) Slang Atmosferisch Jaarfractie 5,70E-03
Eenheid per jaar uur uur inch 3 m
Faalkansen verlading Omschrijving
Faalkans
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van losslang (incl. falen pomp) Lek in losslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm (incl. lek pomp) Instantaan vrijkomen gehele inhoud, plasbrand
5,70E-08 2,85E-09 1,30E-04 1,30E-03
Omschrijving Locatie Stof Aantal verladingen Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume tankwagen Slang of arm Opslagtype
Lossen Tankauto FM K0 (Diethylether) Invoer 8 0,65 1 2 20 (96% vulgraad) Slang Atmosferisch Jaarfractie 9,13E-04
1,89E-07
Uitstroomduur (s) Instantaan 1800 1800 1800 Instantaan
Eenheid per jaar uur uur inch 3 m
Faalkansen verlading Omschrijving
Faalkans
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van losslang (incl. falen pomp) Lek in losslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm (incl. lek pomp) Instantaan vrijkomen gehele inhoud, plasbrand
9,13E-09 4,56E-10 2,08E-05 2,08E-04
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
3,02E-08
Uitstroomduur (s) Instantaan 1800 1800 1800 Instantaan
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Omschrijving Locatie Stof Aantal verladingen Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume tankwagen Slang of arm Opslagtype
Lossen Tankauto FM K1/ K2 (Methanol) Invoer 141 0,65 1 2 20 (96% vulgraad) Slang Atmosferisch Jaarfractie 1,61E-02
Eenheid per jaar uur uur inch 3 m
Faalkansen verlading Omschrijving
Faalkans
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van losslang (incl. falen pomp) Lek in losslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm (incl. lek pomp) Instantaan vrijkomen gehele inhoud, plasbrand
1,61E-07 8,04E-09 3,67E-04 3,67E-03
Omschrijving Locatie Stof Aantal verladingen Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume tankwagen Slang of arm Opslagtype
Lossen Tankauto FR K1/ K2 (Methanol) Invoer 266 1,9 3 2 20 (96% vulgraad) Slang Atmosferisch Jaarfractie 9,10E-02
5,32E-07
Uitstroomduur (s) Instantaan 1800 1800 1800 Instantaan
Eenheid per jaar uur uur inch 3 m
Faalkansen verlading Omschrijving
Faalkans
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van losslang (incl. falen pomp) Lek in losslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm (incl. lek pomp) Instantaan vrijkomen gehele inhoud, plasbrand
9,10E-07 4,55E-08 2,02E-03 2,02E-02
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
2,93E-06
Uitstroomduur (s) Instantaan 1800 1800 1800 Instantaan
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Omschrijving Locatie Stof Aantal verladingen Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume tankwagen Slang of arm Opslagtype
Laden Tankauto FM K1/ K2 (Methanol) Invoer 179 1,9 3 2 20 (96% vulgraad) Slang Atmosferisch Jaarfractie 6,13E-02
Eenheid per jaar uur uur inch 3 m
Faalkansen verlading Omschrijving
Faalkans
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van vulslang (incl. falen pomp) Lek in vulslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm (incl. lek pomp) Instantaan vrijkomen gehele inhoud, plasbrand
6,13E-07 3,06E-08 1,36E-03 1,38E-02
Omschrijving Locatie Stof Aantal verladingen Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume tankwagen Slang of arm Opslagtype
Laden Tankauto vanuit Marsman FR K1/ K2 (Methanol) Invoer 25 0,585 0,885 2 20 (96% vulgraad) Slang Atmosferisch Jaarfractie 2,52E-03
1,97E-06
Uitstroomduur (s) Instantaan 1800 1800 1800 Instantaan
Eenheid per jaar uur uur inch 3 m
Faalkansen verlading Omschrijving
Faalkans
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van vul-/losslang (incl. falen pomp) Lek in vul-/losslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm (incl. lek pomp) Instantaan vrijkomen gehele inhoud, plasbrand
2,52E-08 1,26E-09 5,87E-05 5,92E-04
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
8,48E-08
Uitstroomduur (s) Instantaan 1800 1800 1800 Instantaan
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
1.2.4
Verlading van gevaarlijke bulkgoederen per jumbo en marsman Voor het transport van vuile oplosmiddelen en tussenfracties van het regeneratieproces wordt gebruik gemaakt van jumbo’s. Vanuit de grondtanks, die verspreid over het gehele terrein voorkomen, worden de producten voor het regeneratieproces in jumbo’s verpompt met een debiet van circa 4 m3/hr en getransporteerd naar de regeneratie-unit in sectie FR. Hier worden de jumbo’s gelost in de grondtanks of rechtstreeks ingezet in het regeneratieproces. Marsmannen worden gebruikt voor het interne interne vervoer van geregenereerde oplosmiddelen van de regeneratie naar de productieafdelingen en het transport van aangekochte oplosmiddelen en/of chemicaliën van het centrale tankpark naar de tankparken van de productieafdelingen. Het afvullen van de geregenereerde oplosmiddelen in een marsman vindt plaats in sectie FR met een debiet van 10 m3/hr. Hiervandaan worden de marsmannen naar de grondtanks van de productieafdelingen getransporteerd en gelost of in sectie FR overgeladen naar tankauto’s. Het lossen van een marsman in de grondtanks vindt plaats onder zwaartekracht en het overladen van marsmannen naar tankauto’s met een debiet van 10 m3/hr. De LOC scenario’s voor het laden en lossen van jumbo’s en marsmannen zijn weergegeven in onderstaande tabellen. Omschrijving Locatie Stof Aantal verladingen Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume jumbo Slang of arm Opslagtype
Laden Jumbo FC K1/ K2 (Methanol) Invoer 237 2,25 3 2 10 (90% vulgraad) Slang Atmosferisch Jaarfractie 8,11E-02
Eenheid per jaar uur uur inch m3
Initiële faalkansen verlading Omschrijving Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van vul-/losslang Lek in vul-/losslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm Catastrofaal falen pomp (with seal) Lek pomp 10% diameter (with seal) Instantaan vrijkomen gehele inhoud, plasbrand
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Standaard faalkans 5,00E-07
Tijdseenheid per jaar
5,00E-07
per jaar
4,00E-06
per uur
4,00E-05
per uur
1,00E-04 4,40E-03 5,80E-10
per jaar per jaar per uur
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Faalkansen verlading Omschrijving
Faalkans
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van vulslang Lek in vulslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm Instantaan vrijkomen gehele inhoud, plasbrand
8,11E-07 4,06E-08 2,14E-03 2,16E-02
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
3,09E-06
Uitstroomduur (s) Instantaan 1800 1800 1800 Instantaan
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Omschrijving Locatie Stof Aantal verladingen Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume jumbo Slang of arm Opslagtype
Laden Jumbo FE K1/ K2 (Methanol) Invoer 120 2,25 3 2 10 (90% vulgraad) Slang Atmosferisch Jaarfractie 4,11E-02
Eenheid per jaar uur uur inch m3
Faalkansen verlading Omschrijving
Faalkans
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van vulslang Lek in vulslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm Instantaan vrijkomen gehele inhoud, plasbrand
4,11E-07 2,05E-08 1,08E-03 1,09E-02
Omschrijving Locatie Stof Aantal verladingen Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume jumbo Slang of arm Opslagtype
Laden Jumbo FO K1/ K2 (Methanol) Invoer 310 2,25 3 2 10 (90% vulgraad) Slang Atmosferisch Jaarfractie 1,06E-01
1,57E-06
Uitstroomduur (s) Instantaan 1800 1800 1800 Instantaan
Eenheid per jaar uur uur inch m3
Faalkansen verlading Omschrijving
Faalkans
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van vulslang Lek in vulslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm Instantaan vrijkomen gehele inhoud, plasbrand
1,06E-06 5,30E-08 2,80E-03 2,83E-02
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
4,05E-06
Uitstroomduur (s) Instantaan 1800 1800 1800 Instantaan
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Omschrijving Locatie Stof Aantal verladingen Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume jumbo Slang of arm Opslagtype
Lossen Jumbo FR K1/ K2 (Methanol) Invoer 765 0,9 1,2 2 10 (90% vulgraad) Slang Atmosferisch Jaarfractie 1,05E-01
Eenheid per jaar uur uur inch m3
Faalkansen verlading Omschrijving
Faalkans
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van losslang Lek in losslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm Instantaan vrijkomen gehele inhoud, plasbrand
1,05E-06 5,24E-08 2,76E-03 2,79E-02
Omschrijving Locatie Stof Aantal verladingen Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume marsman Slang of arm Opslagtype
Laden Marsman FR K1/ K2 (Methanol) Invoer 2216 0,59 0,89 2 6,5 (90% vulgraad) Slang Atmosferisch Jaarfractie 2,24E-01
3,99E-06
Uitstroomduur (s) Instantaan 1800 1800 1800 Instantaan
Eenheid per jaar uur uur inch m3
Faalkansen verlading Omschrijving
Faalkans
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van vulslang Lek in vulslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm Instantaan vrijkomen gehele inhoud, plasbrand
2,24E-06 1,12E-07 5,20E-03 5,25E-02
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
7,52E-06
Uitstroomduur (s) Instantaan 1800 1800 1800 Instantaan
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Omschrijving Locatie Stof Aantal verladingen Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume marsman Slang of arm Opslagtype
Lossen Marsman FC K1/ K2 (Methanol) Invoer 195 0,18 0,5 2 6,5 (90% vulgraad) Slang Atmosferisch Jaarfractie 1,11E-02
Eenheid per jaar uur uur inch m3
Faalkansen verlading Omschrijving
Faalkans
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van losslang Lek in losslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm Instantaan vrijkomen gehele inhoud, plasbrand
1,11E-07 5,56E-09 1,40E-04 1,40E-03
Omschrijving Locatie Stof Aantal verladingen Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume marsman Slang of arm Opslagtype
Lossen Marsman FE K1/ K2 (Methanol) Invoer 221 0,18 0,5 2 6,5 (90% vulgraad) Slang Atmosferisch Jaarfractie 1,26E-02
2,04E-07
Uitstroomduur (s) Instantaan 1800 1800 1800 Instantaan
Eenheid per jaar uur uur inch m3
Faalkansen verlading Omschrijving
Faalkans
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van losslang Lek in losslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm Instantaan vrijkomen gehele inhoud, plasbrand
1,26E-07 6,30E-09 1,59E-04 1,59E-03
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
2,31E-07
Uitstroomduur (s) Instantaan 1800 1800 1800 Instantaan
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Omschrijving Locatie Stof Aantal verladingen Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume marsman Slang of arm Opslagtype
Lossen Marsman FO K1/ K2 (Methanol) Invoer 448 0,18 0,5 2 6,5 (90% vulgraad) Slang Atmosferisch Jaarfractie 2,44E-02
Eenheid per jaar uur uur inch m3
Faalkansen verlading Omschrijving
Faalkans
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van losslang Lek in losslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm Instantaan vrijkomen gehele inhoud, plasbrand
2,44E-07 1,22E-08 3,08E-04 3,08E-03
Omschrijving Locatie Stof Aantal verladingen Tijdsduur per verlading Tijdsduur aanwezig Diameter verlaadslang Volume marsman Slang of arm Opslagtype
Lossen Marsman in Tankauto FR K1/ K2 (Methanol) Invoer 25 0,585 0,885 2 6,5 (90% vulgraad) Slang Atmosferisch Jaarfractie 2,52E-03
4,47E-07
Uitstroomduur (s) Instantaan 1800 1800 1800 Instantaan
Eenheid per jaar uur uur inch m3
Faalkansen verlading Omschrijving Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud Continu vrijkomen uit gat met afmetingen van grootste verbinding Breuk van losslang Lek in losslang, uitstroming vanuit gat met effectieve diameter van 10% van nominale diameter, maximaal 50 mm Instantaan vrijkomen gehele inhoud, plasbrand
Uitstroomduur (s) 2,52E-08 Instantaan 1,26E-09 1800 Deze scenario’s zijn al meegenomen bij het laden van de tankauto vanuit de marsman 8,48E-07 Instantaan
Faalkans
Tot slot is het totale overzicht van de transportstromen van en naar de regeneratie-unit schematisch weergegeven in Figuur 1.
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Tankauto Boxtel Tankauto Apeldoorn Tankauto diosite
FS FC FE
FR
Tankauto FO Tankauto
FM
Figuur 1: schematische weergave van de transportstromen van gevaarlijke stoffen
1.3
HF doseringsstation Vanuit het HF doseringsstation wordt vanuit cilinders HF aan de reactoren toegevoegd. Het betreft hier maximaal 25 kg HF. De scenario’s die voor het doseringsstation zijn beschouwd zijn weergegeven in Tabel 5. Tabel 6: scenario’s gascilinders Scenario
Initiële faalkans [jaar-1]
1.4
-7
1.
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud
5 x 10
2.
Continu vrijkomen uit een gat van 3,3 mm
5 x 10
-7
Opslag van stukgoed Op de locatie Moleneind wordt op zeer veel verschillende plaatsen een grote verscheidenheid aan stoffen opgeslagen. De verscheidenheid betreft zowel de aard, de hoeveelheid als de plaats van de opslag. In overeenstemming met het BEVI, zijn uitsluitend de opslagen waarin meer dan 10 ton gevaarlijke stoffen mogen worden opgeslagen (CPR 15-2 opslagen) relevant voor de QRA. Op het terrein van Organon zijn drie CPR 15-2 opslagen gesitueerd: de CO-hoogbouw-opslag, de CO-MHD-opslag en Gebouw OE (Arena 1). CO-hoogbouw-opslag In de CO-hoogbouw vindt in een aantal stellingen opslag plaats van grondstoffen, granulaten en tabletten. De oppervlakte van de opslag bedraagt circa 3.800 m2. De ruimte is voorzien van rookdetectie door middel van breekglaasjes (temperatuurindicatie) gecombineerd met een sprinklerinstallatie die in de stellingen is geïnstalleerd. Deze opslag beschikt over beschermingsniveau 1 met betrekking tot de brandbestrijding. Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
CO-MHD-opslag In de CO-MHD opslag, die een oppervlakte van 1.440 m2 heeft, worden granulaten en tabletten opgeslagen. De ruimte beschikt over branddetectie door middel van breekglaasjes (temperatuurindicatie) gecombineerd met een sprinklerinstallatie die geïnstalleerd is in de stellingen. Hierdoor beschikt de ruimte over beschermingsniveau 1. OE-opslag (Arena 1) In Gebouw OE (Arena 1) bevinden zich dagvoorraden (veelal afgewogen/afgemeten hoeveelheden chemicaliën) ten behoeve van de chemische productie van Organon. Het gebouw heeft de lay-out van een vatenpark. In gebouw OE worden onder andere ontvlambare stoffen opgeslagen. Op twee niveaus zijn dragers met lekbakvoorziening aangebracht. De locatie beschikt over een bedrijfsbrandweer categorie 2 en een bedrijfsnoodplan. Dit komt overeen met een voorziening conform beschermingsniveau 2 van CPR 15-2. De oppervlakte van gebouw OE bedraagt 84 m2. Indien in één van de CPR15-2 opslagen brand uitbreekt, kunnen toxische verbrandingsproducten worden gevormd als de opgeslagen stoffen tenminste één van de elementen N, S, Cl, F of Br bevatten. De hoeveelheid toxische verbrandingsproducten die kan vrijkomen bij een brand, is bepaald conform de Handleiding risicoberekeningen BEVI [2] aan de hand van de ‘gemiddelde’ molecuulformule in een compartiment en de volgende verbrandingsformule:
0,45
Hierin is aangenomen dat stikstof voor 10% wordt omgezet in NO2. De vorming van koolstofmonoxide bij de verbranding, wordt in de risicoanalysemethodiek [2] buiten beschouwing gelaten. Uitgangspunt voor deze QRA is het jaar 2006, waarvoor door Organon voor iedere CPR15-2 opslag een inventarisatie is gemaakt van de opgeslagen stoffen in emballage [6]. Hierbij is per stof het stikstofgehalte (en indien relevant het gehalte aan zwavel, chloor en broom) en de gemiddeld opgeslagen hoeveelheid vastgesteld. Een overzicht van deze gegevens is op verzoek beschikbaar. Op basis van deze percentages en hoeveelheden is vervolgens een gemiddelde structuurformule afgeleid. De gemiddelde structuurformules van de opslagloodsen in weergegeven in Tabel 7. Tabel 7: gemiddelde structuurformules van de CPR15-2 opslagen Locatie
Gemiddelde structuurformule C
CO-hoogbouw
H
O
Cl
N
S
6,00
0,02
-
-
0,29
0,01
10,00
6,00
0,03
-
-
0,15
0,00
3,80
2,24
0,06
-
-
0,05
0,21
7,00
10,00
CO-MHD
7,00
Gebouw OE
1,46
Br
F
De overige uitgangspunten en eigenschappen van de CPR 15-2 opslagen zijn gegeven in Tabel 8. Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Tabel 8: uitgangspunten voor bepaling brontermen CPR15-2 Locatie 2
Oppervlakte loods [m ]
CO-hoogbouw
CO-MHD
Gebouw OE
3.800
1.440
84
Hoogte loods [m]
15
3,5
4
Ventilatievoud [uur-1]
4/oneindig
4/oneindig
Oneindig
Beschermingsniveau
1: sprinkler-
1: sprinkler-
2: bedrijfs-
installatie
installatie
-1
Brandfrequentie [jaar ]
-4
1,76 x 10
-4
1,76 x 10
brandweer -4
8,80 x 10
De uitstroming van toxische verbrandingsproducten begint ter hoogte van het dak van een compartiment. De emissietemperatuur voor de modellering is aangenomen als 50 ºC en de uitstroming wordt gemodelleerd als zijnde verticaal. Dit conform de Handleiding risicoberekeningen BEVI [2]. De bronterm voor de emissies van toxische verbrandingsproducten is bepaald door het product van de brandsnelheid en de omzetting naar verbrandingsproducten. Voor de bepaling van de brandsnelheid wordt onderscheid gemaakt tussen een oppervlaktebeperkte brand en een zuurstofbeperkte brand. Het limiterende aspect (verdampend oppervlak of zuurstoftoevoer) bepaalt de brandsnelheid. De brandsnelheid Bmax voor een oppervlaktebeperkte brand voor opslagen waarin geen (licht) ontvlambare stoffen worden opgeslagen is [2]: Bmax = 0,025 x A [kg/s] In de onderstaande tabellen zijn de berekende brandsnelheden en bijbehorende bronsterktes per CPR15-2 opslag gegeven. Tabel 9: brandscenario’s CO-hoogbouw Brandoppervlakte Zuurstof/Oppervlakte [m2] beperkt
Brandsnelheid [kg/s]
Bronterm
Kans [jaar-1]
NO2
[kg/s] SO2
HCl
Ventilatievoud: 4 per uur -4
20
O
0,50
0,0034
0,0017
0,0020
1,11x10
50
O
1,25
0,0084
0,0043
0,0050
4,59x10-5
100
O
2,50
0,0169
0,0086
0,0103
1,76x10-5
300
O
7,50
0,0506
0,0258
0,0308
1,76x10
20
O
0,50
0,0034
0,0017
0,0020
2,27x10
50
O
1,25
0,0084
0,0043
0,0050
9,36x10
100
O
2,50
0,0169
0,0086
0,0103
3,60x10-7
300
O
7,50
0,0506
0,0258
0,0308
1,80x10
-6
Ventilatievoud: oneindig
900
O
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
22,50
0,1517
0,0775
0,0924
-6 -7
-8
-8
1,8x10
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Tabel 10: brandscenario’s CO-MHD Brandoppervlakte Zuurstof/Oppervlakte 2 [m ] beperkt
Brandsnelheid [kg/s]
Bronterm
Kans -1 [jaar ]
NO2
[kg/s] SO2
HCl
Ventilatievoud: 4 per uur 20
O
0,50
0,0018
-
0,0025
1,11x10-4
50
O
1,25
0,0048
-
0,0063
4,59x10-5
100
Z
2,06
0,0075
-
0,0103
1,76x10
300
Z
2,06
0,0075
-
0,0103
1,76x10
20
O
0,50
0,0018
-
0,0025
2,27x10
50
O
1,25
0,0048
-
0,0063
9,36x10-7
100
O
2,50
0,0091
-
0,0125
3,60x10
300
O
7,50
0,0272
-
0,0375
1,80x10
900
O
22,50
0,0815
-
0,1125
1,8x10
-5 -6
Ventilatievoud: oneindig
Tabel 11: brandscenario’s Gebouw OE (Arena 1) Brandoppervlakte Zuurstof/Oppervlakte Brandsnelheid [m2] beperkt [kg/s]
Bronterm
-6
-7 -8
-8
Kans [jaar-1]
NO2
[kg/s] SO2
HCl
Ventilatievoud: oneindig
1.5
-4
50
O
1,25
0,005
0,103
0,033
1,76x10
84 (max)
O
2,10
0,008
0,173
0,055
7,04x10-4
Broomdoseerinstallatie De broomdoseerinstallatie bestaat uit een cilinder welke opgesteld staat in een speciale gesloten kast met ventilatie via een schoorsteen naar de bovenzijde. Vanuit de cilinder wordt middels een dubbel uitgevoerde doseerleiding aan een reactor gedoseerd. Dit betreft een leiding met een lengte van 10 meter die gedurende 2 maal 8 uur in de week wordt gebruik. In Tabel 1 zijn de gemodelleerde scenario’s en faalfrequenties voor deze broomleiding weergegeven. Tabel 1: scenario’s broomleiding Scenario
Faalfrequentie
Gecorrigeerde faalfrequentie
(per meter per
(per jaar)
jaar) Breuk van de leiding Lek leiding (10% diameter)
-6
9,5*10
-6
4,8*10
1*10
5*10
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
-7 -6
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
1.6
Chloordoseerinstallatie De chloordoseerinstallatie bestaat uit een cilinder van 50 liter welke opgesteld staat in een speciale gesloten kast met ventilatie via een schoorsteen naar de bovenzijde. Vanuit de cilinder wordt middels een DN25 doseerleiding chloor aan een reactor gedoseerd. Dit betreft een leiding met een lengte van 10 meter die gedurende 30 batches per jaar (7 uur per batch) wordt gebruikt. In Tabel 1 zijn de gemodelleerde scenario’s en faalfrequenties voor deze chloorleiding weergegeven. Tabel 2: scenario’s chloordosering Scenario
Faalfrequentie
Gecorrigeerde faalfrequentie
(per meter per
(per jaar)
jaar) -6
2,4*10
-6
1,2*10
-7
-7
5*10
-7
5*10-7
Breuk van de leiding
1*10
Lek leiding (10% diameter)
5*10
Instantaan falen cilinder 3,3 mm lek cilinder
5*10 5*10
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
-7 -6
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
2
Modellering Voor het uitvoeren van de QRA zijn de faalkansen ingevoerd in SAFETI-NL [3]. De modelvoorwaarden die voor deze studie zijn gebruikt, worden hieronder beschreven.
2.1
Weersgegevens Als uitgangspunt voor de modellering zijn de weersgegevens van Volkel toegepast. Deze worden representatief geacht voor de weerssituatie in Oss. In Tabel 13 is een overzicht gegeven van de weerklassen die zijn beschouwd. Tabel 13: beschrijving weerklassen
2.2
Weerklasse
Beschrijving
B3
Instabiel weer, gematigd zonnig, lichte tot gemiddelde wind (3 m/s)
D1,5
Licht instabiel weer, zonnig en winderig (1,5 m/s)
D5
Neutraal weer, bewolkt en winderig (5 m/s)
D9
Neutraal weer, bewolkt en winderig (9 m/s)
E5
Licht stabiel, winderig (5 m/s)
F1,5
Zeer stabiel, zeer licht winderig (1,5 m/s)
Ruwheidslengte Conform de Handleiding Risicoberekeningen BEVI is een typische ruwheidslengte voor industrieterreinen één meter. Echter gezien in de omgeving van Organon woonwijken naast (industriële) bedrijven tevens woonhuizen zijn gelegen, is een ruwheidslengte van 0,50 meter gehanteerde. Deze ruwheidslengte modelleert een omgeving van vele obstakels, waarbij het quotiënt van de afstand tussen obstakels bovenwinds en de hoogte van de obstakels kleiner is dan 15.
2.3
Toxiciteitsgegevens Voor de toxiciteit van de gemodelleerde stoffen is uitgegaan van de Probits zoals die per stof zijn opgenomen in SAFETI-NL. HBr is conform de Handleiding risicoberekeningen BEVI gemodelleerd als HCl.
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
2.4
Ontstekingsbronnen In onderstaande tabel is en overzicht gegeven van de nabijgelegen ontstekingsbronnen. Het aantal voertuigen per uur, de gemiddelde snelheid en de bijbehorende ontstekingskansen zijn afkomstig uit de Handleiding Risicoberekeningen BEVI [2]. Voor lokale wegen wordt conform de Handleiding Risicoberekeningen BEVI aangenomen dat de ontstekingskansen zijn inbegrepen in de ontstekingskans van de huishoudens en kantoren. Tabel 14: ontstekingsbronnen Ontstekingsbron
2.5
Gemiddelde snelheid
Verkeersintensiteit -1
Ontstekingskans
[km/uur]
[uur ]
(binnen 60 sec)
Spoorweg
80
10
0,8
Kantsingel
50
1000
0,4
Megensebaan/Graafsebaan
50
1000
0,4
Julianasingel
50
1000
0,4
Invloedsgebied en populatiegegevens Invloedsgebied Om te bepalen tot welke afstand vanaf de terreingrens van Organon de bevolkingsgegevens van belang zijn met betrekking tot het groepsrisico, is het invloedsgebied van de activiteiten van Organon bepaald. Het invloedsgebied is gedefinieerd als het gebied tot waar het effect van een scenario bijdraagt aan het groepsrisico van de inrichting. De afstanden zijn hierbij gebaseerd op de LC01-concentratie en zijn berekend voor het meest ongunstige weertype. Het maatgevende scenario is de breuk van een laad-/ losslang bij ammoniakverlading waarbij de doorstroombegrenzer faalt en de operator niet ingrijpt. Voor weertype D5 bedraagt deze afstand 370 meter en voor weertype F1,5 520 meter. Populatiegegevens De bevolkingsdichtheden die zijn gebruikt voor het berekenen van het groepsrisico zijn afkomstig uit een bestand met informatie over bewoners in woningen op het niveau van kaartvakken en is aangeleverd door het RIVM [7]. Voor de bedrijfsgegevens is door de gemeente Oss een overzicht aangeleverd waarin voor de bedrijven binnen de PR-contour van 10-8 per jaar het aantal werknemers per bedrijf is aangegeven [8]. Deze informatie is afkomstig uit een database van het Economisch technisch instituut. Aangezien de aanwezigheidfractie van de populatie gedurende een etmaal varieert, is een etmaal opgesplitst in de periodes ‘dag’ en ‘nacht’. Het dagdeel ‘dag’ is hierbij gedefinieerd als de periode 8:00 – 18:30 en het dagdeel ‘nacht’ als de periode 18:30 – 8:00, conform de Handleiding Risicoberekeningen BEVI. Overdag bevindt 7% van de personen zich in de buitenlucht, ’s nachts 1%. Met betrekking tot de aanwezigheid geldt conform de Handleiding, dat gedurende de dagperiode 50% van de bevolking aanwezig is en gedurende de nachtperiode 100% aanwezig is. Voor de bedrijven geldt conform de handleiding dat overdag 100% aanwezig is. Voor de nachtperiode is conservatief aangenomen dat 10% van de werknemers aanwezig is. Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: T39552.00 Documentnummer: 3412034 Revisie: C Datum: 13 juli 2009 Pagina: 1 van 1
Bijlage 4: Plaatsgebonden risicocontouren
Kwantitatieve risicoanalyse N.V. Organon Locatie Moleneind