Bestemmingsplan Veendam Centrum, Bocht Oosterdiep 3-13 O N T W E R P

Be s te m mi ng s p l an V e e nd a m Ce n t ru m , Bo c h t Oo ste r die p 3 - 1 3

ON TW E R P

Be s te m mi ng s p l an V e e nd a m Ce n t ru m , Bo c h t Oo ste r die p 3 - 1 3

ON TW E R P

Inhoud

Toelichting en bijlagen Regels en bijlagen Verbeelding

3 november 2011 Projectnummer 253.28.50.00.00

O v e r z i c h t s k a a r t

Gemeente Veendam, bron: Topografische dienst

T o e l i c h t i n g

253.28.50.00.00.toe

I n h o u d s o p g a v e

1

Inleiding

2

Huidige situatie

11

3

Beleidskader

15

3.1

Rijksbeleid

15

3.2

Provinciaal beleid

16

3.3

Gemeentelijk beleid

17

4

9

Uitvoerbaarheidsaspecten en onderzoeken

23

4.1

Geluid

23

4.2

Milieuzonering

25

4.3

Externe veiligheid

25

4.4

Bodem

29

4.5

Luchtkwaliteit

33

4.6

Ecologie

35

4.7

Water

38

4.8

Archeologie

40

5

Planbeschrijving

43

6

Juridische vormgeving

49

6.1

Algemeen

49

6.2

Planvorm

50

6.3

Bestemmingen

50

6.4

Handhaving

51

7

Economische uitvoerbaarheid

8

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

55

8.1

Inspraak

55

8.2

Overleg

55

253.28.50.00.00.toe

53

1

I n l e i d i n g

Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld naar aanleiding van het plan-

AANLEIDING

voornemen voor de bouw van een appartementencomplex met 30 appartementen aan het Bocht Oosterdiep 3 - 13 te Veendam. Op de locatie waren winkels en wooneenheden aanwezig, die inmiddels zijn gesloopt. Het plangebied is momenteel een braakliggend terrein. De locatie ligt in het beschermd stadsgezicht Oosterdiep van Veendam en is omgeven door karakteristieke bebouwing met een hoge architectonische kwaliteit. Met dit gegeven is rekening gehouden bij het opstellen van het bouwplan. Hiermee is een goede inpassing in de omgeving gewaarborgd. De nieuwbouwlocatie ligt aan de zuidzijde van het centrum van Veendam. Aan

BEGRENZING PLANGEBIED

de oostzijde van het gebied ligt woonbebouwing waarachter het bedrijventerrein Veendam begint. Aan de westzijde van het plangebied ligt het Julianapark. De ligging van het plangebied is weergegeven in de verbeelding en overzichtskaart behorende bij dit bestemmingsplan. In het vigerende bestemmingsplan, bestemmingsplan Veendam Centrum (vast-

VIGEREND BESTEMMINGS-

gesteld door de gemeenteraad van de gemeente Veendam bij besluit van 2 juli

PLAN

2007 en goedgekeurd door het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen bij besluit van 2 oktober 2007) heeft het plangebied de bestemming Centrum. Het bouwplan voorziet in een appartementencomplex van drie bouwlagen en overschrijdt de maximale bouwhoogte, zoals vastgelegd in de regels van het vigerende bestemmingsplan. Ook overschrijdt het nieuwbouwplan het maximum aantal te bouwen woningen zoals gesteld in het vigerend bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een juridische regeling op basis waarvan het planvoornemen kan worden gerealiseerd. Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie van het plangebied. In het navolgen-

LEESWIJZER

de hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleid op rijksniveau, provinciaal en gemeentelijk niveau. De uitvoerbaarheidaspecten (geluid, milieuzonering, externe veiligheid, bodem, luchtkwaliteit, ecologie, water en archeologie) komen in hoofdstuk 4 aan bod. In hoofdstuk 5 wordt het planvoornemen beschreven. De laatste hoofdstukken gaan in op de juridische vormgeving en de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

253.28.50.00.00.toe - Bestemmingsplan Veendam Centrum, Bocht Oosterdiep 3 - 13 3 november 2011

9

H u i d i g e

2

s i t u a t i e

Historie

Het Oosterdiep is samen met het Westerdiep de ontstaansbasis van Veendam en het zuidelijker gelegen Wildervank. Het Oosterdiep is in de zeventiende eeuw ontgraven voor de winning van turf. De bebouwing langs het kanaal dateert van 1800 tot heden. De bebouwing rond de bouwlocatie aan het Bocht Oosterdiep dateert uit de periode rond 1900. Het betreft een aantal statige villa's met twee bouwlagen. De meeste villa's hebben een derde bouwlaag in de vorm van een kap, maar er staat ook een plat afgedekte villa. De gevels zijn rijk gedetailleerd en gedecoreerd.

Het plangebied maakt deel uit van het beschermd stadsgezicht Oosterdiep. Dit

BESCHERMD STADSGE-

gebied wordt gekenmerkt door een hechte relatie tussen de ruimtelijke struc-

ZICHT

tuur, het kanalenstelsel en de bebouwing, die typerend is voor verstedelijkte veenkoloniale nederzettingen. Binnen het gehele beschermde gezicht heeft het deelgebied Bocht Oosterdiep het meest stedelijke karakter. Het rijke industriële verleden van Veendam komt hier het best tot uitdrukking. De bebouwing aan weerszijden van het Bocht Oosterdiep wordt aangemerkt als een rijke gevarieerde bebouwing met een hoge architectonische kwaliteit. De gronden binnen de zone beschermd stadsgezicht zijn naast de aan deze gronden toegewezen bestemmingen ook bestemd voor het behoud en zo mogelijk herstel van de ruimtelijke structuur en de cultuurhistorische waarden. Ligging en omgeving De navolgende kaarten geven de ligging van het plangebied weer.


11

(Bron: Google maps)

(Bron: Google maps)

Het plangebied ligt in het bebouwingslint langs het Oosterdiep en het naastgelegen kanaal. Ter plaatse van het plangebied maken de weg en het kanaal een flauwe bocht, waardoor vanuit noordelijke richting een duidelijk zicht op het plangebied aanwezig is.

12


Voorheen was op deze locatie reeds bebouwing aanwezig, waarin onder meer gevestigd een woonhuis, een metaalwarenzaak, een tapijthuis en een drukkerij. Het gebied wordt ontsloten via de weg Bocht Oosterdiep, onderdeel van de historische hoofd(infra)structuur van Veendam. Bebouwing De bebouwing in het plangebied is gesloopt en het gebied is momenteel een braakliggend terrein. Groen- en waterstructuur Het gebied grenst aan kenmerkende groen- en waterstructuren; aan de voorzijde ligt het Oosterdiep en aan de achterzijde van de locatie ligt het Julianapark, een wandelgebied.


13

3

B e l e i d s k a d e r

3.1

Rijksbeleid Monumentenwet De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer hebben op 26 oktober 2007 het gebied Oosterdiep aangewezen als beschermd stadsgezicht in de zin van artikel 1, onder g, van de Monumentenwet 1988. Het gebied Oosterdiep wordt, globaal gezien, begrensd door de bebouwing aan weerszijden van het kanaal Oosterdiep tussen de Hazepadbrug in Veendam en de Meihuizenbrug in Wildervank, inclusief het noordelijke deel van het Westerdiep in Wildervank. Op het navolgende kaartje is de exacte begrenzing van het gebied aangegeven.

Het gebied Oosterdiep wordt gekenmerkt door een hechte relatie tussen de

TE BESCHERMEN WAARDEN

ruimtelijke structuur, het kanalenstelsel en de bebouwing, die typerend is voor verstedelijkte veenkoloniale nederzettingen. Het planmatig aangelegde kanalenstelsel vormt de ruggengraat van de bebouwing, die voor het grootste deel zeer dicht is, maar wat karakter betreft varieert.


15

WAARDERING

Het beschermd stadsgezicht Oosterdiep is een fraai voorbeeld van een in de periode van 1850 tot 1940 verstedelijkte veenkolonie. Door de sterke industrialisatie transformeerde vooral het noordelijke deel (waar ook het plangebied deel van uitmaakt) van deze in de zeventiende eeuw ontstane dubbele veenkolonie, Veendam, van een agrarische nederzetting tot een van de stedelijke centra in de regio Groningse Veenkoloniën. In de bebouwing langs met name het Oosterdiep komt de rijkdom, vergaard in de periode van 1850 tot 1940 door de bloeiende aardappelmeelindustrie, zeer goed tot uitdrukking. Behalve de hoge historisch-ruimtelijke en architectuurhistorische waarde, is het beschermde stadsgezicht Oosterdiep van nationaal belang vanwege de cultuurhistorische waarde, dat wil zeggen als afspiegeling van de economische ontwikkelingen in de periode van 1850 tot 1940. Daarnaast bezit het gebied een redelijk hoge mate van gaafheid en zeldzaamheid.

3.2

Provinciaal beleid Provinciaal Omgevingsplan Het provinciale beleid van de provincie Groningen is weergegeven in het Provinciaal omgevingsplan 2009-2013 dat op 17 juni 2009 samen met de Omgevingsverordening provincie Groningen is vastgesteld door de Provinciale Staten. Het Provinciaal Omgevingsplan (POP) 2009-2013 is een integrale herziening van het vorige Provinciaal Omgevingsplan (5 juli 2006). Het doel van het beleid in het POP is dat de provincie wil bijdragen aan een duurzame ontwikkeling. Hiertoe kiest de provincie voor drie centrale uitgangspunten, namelijk: -

werken aan een duurzame leefomgeving;

-

het eigen karakter handhaven en versterken;

-

sterke steden en vitaal platteland voor huidige en toekomstige generaties.

De provincie Groningen streeft naar sterke steden en een vitaal platteland. Om dit te bereiken, wil de provincie het wonen en werken concentreren in de regio Groningen-Assen en de overige stedelijke centra waaronder Veendam. De steden hebben een sterke centrumfunctie voor het omringende platteland. Op deze wijze wordt de in de steden beschikbare ruimte en infrastructuur optimaal benut. Ten aanzien van het wonen is de ambitie van de provincie om bij te dragen aan een hoge leefkwaliteit voor alle inwoners met voldoende aanbod en kwaliteit van woningen. De provincie verwacht van gemeenten dat zij bij het woonbeleid de SER-ladder toepassen. De SER-ladder houdt in dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen altijd eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van de beschikbare ruimte, die zo

16


nodig door herstructurering beschikbaar wordt gemaakt. Als er dan nog ruimte nodig is, wordt gekeken naar mogelijkheden om de ruimteproductiviteit te verhogen door meervoudig ruimtegebruik. Alleen als die mogelijkheden er niet zijn, is uitbreiding van het ruimtegebruik aan de orde. Het plangebied is van oudsher een bebouwde locatie die, met het onderhavige planvoornemen, een nieuwe invulling krijgt. Hierbij worden geen nieuwe, aangrenzende gronden aangeroerd, maar wordt gebruikgemaakt van de beschikbare ruimte. De afstemming van de omvang en de locatie van de woningbouw beschouwt de provincie als een provinciaal belang. Bij nieuwe ontwikkelingen die voorzien in een toename van de woningvoorraad dient in het bestemmingsplan te worden ingegaan op het bestaande woningbouwprogramma en dient in de regels te worden ingegaan op de woningcapaciteit die met nieuwe ontwikkeling wordt toegevoegd aan de woningvoorraad. De toevoeging van nieuwe woningen dient te passen in de in regionaal verband gemaakte afspraken over de nieuwbouwruimte of, bij het ontbreken van dergelijke afspraken, in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde nieuwbouwruimte. Op grond van de kaarten behorende bij het Omgevingsplan is ten slotte geconcludeerd dat binnen het plangebied geen specifieke functies aanwezig zijn die beperkingen opleggen aan de ontwikkelingsmogelijkheden in het gebied. Wel is het kanaal Oosterdiep aangemerkt als een vaarweg, voor met name de recreatievaart.

3.3

Gemeentelijk beleid Toekomstvisie Veendam 2020 Op 26 januari 2009 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie Veendam 2020: Turfstad èn Durfstad vastgesteld. Dit is een herijking van de gelijknamige toekomstvisie uit 2002. Veendam is in 2020 een complete Parkstad, met doorzicht bestuurd en toonaangevend in een bedrijvige omgeving, waarin met durf en daadkracht wordt gewerkt aan een hoogwaardig en duurzaam woonmilieu. Binnen deze missie zijn vier nader uit te werken hoofddoelstellingen genoemd: -

een complete Parkstad (gericht op voorzieningen);

-

met doorzicht bestuurd (gericht op bestuur);

-

een bedrijvige omgeving (gericht op werken);

-

een hoogwaardige woonomgeving (gericht op wonen).

Bij de hoofddoelstelling Veendam in 2020 een hoogwaardig en duurzaam woonmilieu, zijn de volgende subdoelstellingen geformuleerd: -

een gevarieerde woonomgeving;

-

differentiatie in en tussen woongebieden;


17

-

ontsluiting woonwijken;

-

ruimte voor water en groen;

-

veiligheid/herbergzaamheid.

Voor het wonen is het van belang dat de gemeente in haar beleidsontwikkeling tot 2020 uitgaat van stabilisering van het inwonertal, met hoogstens een zeer lichte groei. Om deze doelstelling te bereiken, moet Veendam een aantrekkelijk woonmilieu bieden. Daarnaast streeft de gemeente naar een aantrekkelijk en bruisend centrum. Een van de speerpunten om dit te bereiken, is meer woningbouw in het centrum met hoogwaardige architectuur. Structuurschets De gemeente Veendam is bezig met het opstellen van een structuurvisie. Vooruitlopend hierop is door het college een structuurschets vastgesteld (2007). Deze heeft geen formele status. De structuurschets doet wel dienst als intern toetsingskader. De structuurschets geeft een ruimtelijk overzicht van bestaande visies en plannen om zo in de toekomst op samenhangende en integrale wijze de ruimtelijke ontwikkeling van Veendam te kunnen sturen. Voor het plangebied is als visie naar 2020 opgenomen: -

integratie tussen wonen en zorg;

-

centrumplan als speerpunt;

-

herkenbaar houden van de linten;

-

in stand houden/versterken van de groenstructuur.

Met het planvoornemen wordt het karakteristieke lint van het Bocht Oosterdiep hersteld. Masterplan Centrum Het

Masterplan

Veendam

Centrum,

De

Ontdekking

van

Veendam

(31 maart 2003) geeft het wensbeeld van het centrum van Veendam weer. Dit wensbeeld is gebaseerd op hoe met de huidige inzichten dit centrum er over 10 à 15 jaar behoort uit te zien. De visie van het masterplan is dan verbeeld in een zogenaamd haltermodel: een verbindingsas waar de kern met een westelijke en een oostelijke halter wordt verbonden. In de uitwerking is op basis van voortschrijdend inzicht nu sprake van het laddermodel. Hierin is sprake van twee assen tussen de beide haltergebieden. De sporten van de ladder worden gevormd door de verschillende pleinen en openbare ruimtes. In de raadsvergadering van 7 juni 2004 is het Plan van Aanpak Masterplan Centrum Veendam vastgesteld. In het Plan van Aanpak is op een concrete wijze een beschrijving van de verschillende projecten binnen het masterplan weergegeven. Het Plan van Aanpak is in die zin meer praktisch van aard en heeft ook op een aantal belangrijke punten wijzigingen aangebracht in de visie zoals deze in het masterplan is vastgelegd. Voorts is er een indeling in zes deelgebieden gemaakt en een exploitatie op hoofdlijnen opgesteld.

18


Het plangebied is in het Plan van Aanpak Masterplan aangemerkt als een woningbouwlocatie, Bocht Oosterdiep. Aangegeven is dat bij de herontwikkeling van dit gebied het van belang is de gevelwand richting het Oosterdiep architectonisch af te stemmen op het beschermd stadsgezicht. Ook een oriëntatie op het park is gewenst. Het onderhavig stedenbouwkundig plan voorziet in deze wensen. Woonbeleidsplan 2007-2014 De gemeente Veendam heeft in 2007 het Woonbeleidsplan 2007 tot en met 2014 ‘Groeien met beleid’ opgesteld. Dit beleidsplan is mede gebaseerd op een onderzoek naar wonen en leefbaarheid dat de gemeente in 2006 heeft laten uitvoeren. Door middel van extra investeringen in de kwaliteit van het wonen (investeren in leefbaarheid, welzijns- en zorgvoorzieningen die het zelfstandig wonen bevorderen en een aanbod dat in kwalitatief opzicht beter aansluit bij de vraag), wil de gemeente de komende jaren inwoners aan zich binden en concurrerend blijven ten opzichte van de omgeving. Het leefbaar houden c.q. maken van bestaande wijken vormt hiervoor een voorwaarde. Met toevoeging van nieuwe initiatieven voor de woningbouw zal de gemeente uiterst zorgvuldig omgaan in verband met het reeds ruime planaanbod, de ontspannen woningmarkt en de marktonzekerheden voor de periode na 2010, hoewel de perspectieven voor Veendam op zich gunstig zijn, onder meer vanwege de verbetering van de bereikbaarheid. De gemeente heeft een ruime voorraad aan woningbouwplannen nodig vanwege de gewenste flexibiliteit. Veendam heeft een centrumfunctie binnen de regio en een gunstige woningmarktpositie die niet onderdoet voor andere stedelijke centra in dit gebied. Het woonbeleidsplan geeft aan dat voornamelijk behoefte is aan woningen voor starters en senioren. Bij deze laatste groep ligt een accent op de realisatie van woningen rond het centrum voor draagkrachtige ouderen die zelfstandig willen en kunnen wonen. Nieuwbouwcapaciteit De provincie Groningen geeft in de omgevingsverordening aan dat een bestemmingsplan kan voorzien in het toevoegen van zelfstandige woningen mits deze toevoeging, in samenhang met de woningbouwcapaciteit in andere bestemmingsplannen, past in de in regionaal verband gemaakte afspraken over de nieuwbouwruimte of, bij het ontbreken van dergelijke afspraken, in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde nieuwbouwruimte. Navolgend schema geeft een overzicht van het aantal woningen dat op grond van of krachtens andere bestemmingsplannen in de gemeente kan worden gebouwd. Ook staat in dit schema de nieuwbouwruimte van de gemeente Veendam en de tot voor kort nog toegestane overcapaciteit van maximaal 30% voor de periode 2010 tot en met 2014 genoemd.


19

NieuwGerealiseerd bouwruimte

Nieuwbouwruimte Plan Centrum

bij recht

bij

bij

uitwerking

wijziging

160

p.m.

per 1/1/10

per 1/1/10

110

50

Stationspark (project besluit) Lloyd's Terras

4

4 0

p.m.

Noord

60

p.m.

Sorghvliet

41

p.m.

Ommelanderwijk

0

0 1

59 41 0

p.m.

Buitenwoel

96

128

15 + p.m.

31

193

Wildervank

195

75

p.m.

96

174

Langebosschemeer

0

0

Zuidwending naast 120 (wijzigingsplan)

1

1

6

6

16

16

Egypteneinde Oostzijde Bocht Oosterdiep 313 Totaal

579

203

15 + p.m.

238

544

Totaal overeengekomen nieuwbouwruimte tot 2014

443

Maximaal toegelaten nieuwbouwcapaciteit

576

Buitengebied Bedrijventerreinen

p.m. 0

Voor wijzigingsbevoegdheden zijn geen maximale aantallen opgenomen, maar deze zijn gekoppeld aan het gemeentelijk- en provinciaal huisvestingsbeleid. AFWEGING PLANVOORNE-

De gemeente heeft behoefte aan extra woningbouwcapaciteit om op een flexi-

MEN

bele manier de nieuwbouwruimte te kunnen realiseren. Relatief veel nieuwbouwcapaciteit zit in uitwerkingsverplichtingen. De maximale aantallen zijn in de geldende bestemmingsplannen bewust ruim opgenomen. Dit om te voorkomen dat toch een herziening van een bestemmingsplan nodig is, als blijkt dat iets meer woningen in een bepaald gebied wenselijk zouden zijn. Bij de uiteindelijke uitwerking moet blijken of de aangegeven aantallen ten volle benut zullen worden. Voor voorliggend bestemmingsplan doet de gemeente Veendam een beroep op een zekere extra nieuwbouwcapaciteit. De gemeente verwacht dat deze overcapaciteit zal passen in de binnenkort met Gedeputeerde Staten te maken afspraken over de nieuwbouwruimte.

20


Door realisatie van het voorliggende nieuwbouwplan wordt een woningaanbod op een centrumlocatie gecreëerd voor in eerste instantie de doelgroep zelfstandige senioren. Aan seniorenappartementen, in zowel het huur- als koopsegment, is behoefte te verwachten vanwege de toenemende vergrijzing. Vooral het centrum is populair bij deze doelgroep. Het planvoornemen sluit bovendien aan bij het gemeentelijk beleid om seniorenwoningen in de buurt van voorzieningen, zoals het centrum, te realiseren. Ten slotte wordt met dit plan een passende invulling gevonden voor een langdurig braakliggend terrein op een beeldbepalende centrumlocatie. Voor een deel van de locatie Bocht Oosterdiep 3 - 13 is in het verleden reeds een bouwplan opgesteld en de bouwvergunning verleend. Dit plan voorzag in de bouw van 12 appartementen. Ook de benodigde woningcontingenten zijn hierbij verkregen. In de ontwerpfase van het bestemmingsplan Veendam Centrum zijn deze contingenten,tezamen met de twee contingenten van de destijds (twee) fysiek aanwezige (boven)woningen, gefixeerd. Derhalve dienen 16 contingenten extra te worden aangewend ten behoeve van het voorliggende planvoornemen. Op grond van de vorenstaande redenen is de gemeente bereid de voor dit plan benodigde woningcontingenten beschikbaar te stellen. Welstandsnota In de welstandsnota (Welstandsbeleidsnota Veendam, 7 juni 2004; aanvulling 13 december 2004) valt Bocht Oosterdiep 3 - 13 onder gebied 3 Historische stedelijke linten. Voor dit gebied gelden ondermeer de volgende criteria. -

nieuwbouw in de rooilijn, direct op of op kleine afstand van de weg;

-

oriëntatie hoofdgebouw op de weg.

-

binnen beschermd gezicht Oosterdiep verticale gevelcompositie;

-

binnen beschermd gezicht Oosterdiep: gevels in rode tinten en daken in rode of zwarte tinten.

In hoofdstuk 5 wordt het bouwplan beschreven in relatie tot deze en de overige welstandscriteria.


21

4

U i t v o e r b a a r h e i d s a s p e c t e n

e n

o n -

d e r z o e k e n

4.1

Geluid Ten aanzien van de ruimtelijke ordening is de Wet geluidhinder een milieuwet

INLEIDING

waarmee rekening moet worden gehouden, aangezien in die wet op verschillende plaatsen een rechtstreekse relatie tussen geluidhinder en bestemmingsplannen is gelegd. De Wet geluidhinder behandelt drie geluidsbronnen: industrielawaai, verkeerslawaai en railverkeerslawaai. Indien een bestemmingsplan de wijziging van een aanwezige weg mogelijk maakt, zal middels een akoestisch onderzoek moeten worden aangetoond dat wordt voldaan aan de wettelijke geluidsnormen. Wegverkeerslawaai In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones. Bij de bouw van geluidsgevoelige objecten binnen deze zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Dit geldt niet voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Spoorlawaai Langs elke spoorweg bevindt zich een geluidszone. De geluidszone is in feite een (geluids)onderzoeksgebied aan weerskanten van de spoorweg. Als een bestemmingsplan moet worden vastgesteld of herzien en dat plan heeft betrekking op gronden binnen de geluidszone, dan moeten de waarden van het Besluit geluidhinder spoorwegen in acht worden genomen. Daaraan vooraf gaat een akoestisch onderzoek. Bij dat onderzoek wordt ook de doeltreffendheid van eventuele geluidsmaatregelen meegenomen. Bij aanleg of wijziging van de spoorweg

wordt

het

onderzoek

uitgevoerd

door

de

spoorwegexploi-

tant/beheerder (ProRail). Industrielawaai Zonering van industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder is het ruimtelijk scheiden van industrieterreinen waarop (grote) lawaaimakers zijn gevestigd enerzijds en woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen anderzijds.


23

Met zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel bedrijven als bewoners/gebruikers van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Bedrijven kunnen aan de ene kant hun geluidsproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de bedrijven toe. Hogere grenswaarde Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of burgemeester en wethouders reeds een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB (Wet geluidhinder 2006). Bij het voorbereiden van een plan dat geheel of gedeeltelijke betrekking heeft op grond behorende bij een zone, dienen burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek in te stellen. Indien de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van 48 dB te boven gaat, kunnen burgemeester en wethouders, mits gemotiveerd, een hogere waarde vaststellen (artikel 83 van de Wet geluidhinder). ONDERZOEK

Binnen het plangebied is sprake van wettelijke geluidzones vanwege industrielawaai en wegverkeerslawaai. Het gebied ligt in de zones van de (zoneringsplichtige) wegen Bocht Oosterdiep/Boven Oosterdiep en Julianalaan/Van Stolbergerweg. Daarnaast ligt het gebied ook binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein 'De industrieterreinen Veendam'. Bij ontwikkelingen van geluidsgevoelige objecten (onder andere woningen) binnen deze geluidzones, verplicht de Wet geluidhinder aandacht te besteden aan de geluidssituatie door middel van akoestisch onderzoek. In het kader van voorliggend plan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om de geluidsbelasting op het appartementencomplex te bepalen (NAA; Onderzoek geluidsbelasting op nieuw te bouwen appartementencomplex aan de Bocht Oosterdiep te Veendam; 4180/NAA/hw/fw/2; 8-3-2011). Het gehele onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting op de gevel van het complex op een groot aantal punten de voorkeursgrenswaarde overschrijdt. Dit zowel ten gevolge van de wegen als van het industrieterrein. Voor deze overschrijdingen is, na het doorlopen van een hogere grenswaarde procedure, ontheffing mogelijk aangezien de maximale ontheffingswaarde niet overschreden wordt. Op een aantal punten wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden door twee of meer geluidsbronnen. Op deze punten is de geluidsbelasting van de verschillende bronnen gecumuleerd. Op grond van artikel 110a, lid 6 Wgh mag slechts een hogere grenswaarde voor industrie- en wegverkeerslawaai worden vastgesteld voor zover de gecumuleerde geluidsbelastingen niet leiden tot een onaanvaardbare geluidsbelasting.

24


De gecumuleerde geluidsbelasting is in geen geval hoger dan de maximale grenswaarde, waardoor de situatie aanvaardbaar wordt geacht. Om het planvoornemen in zijn geheel te kunnen realiseren, wordt evenwijdig

HOGERE GRENSWAARDE

aan de bestemmingsplanprocedure een hogere waardeprocedure doorlopen waarbij het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Veendam de hogere grenswaarde vaststelt. De hogere grenswaarde is onder meer toelaatbaar, omdat er mogelijkheden zijn voor geluidsmaatregelen aan de gevel. Tevens is het verplaatsen van de rooilijn van het gebouw verder van de weg geen optie, vanwege de cultuurhistorische karakteristiek van het gebied.

4.2

Milieuzonering Bedrijven worden in categorieën ingedeeld met behulp van de VNG-publicatie

INLEIDING

Bedrijven en milieuzonering (2009). Deze publicatie biedt een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau en geeft informatie over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. Op basis van de milieukenmerken van de verschillende typen bedrijven en inrichtingen wordt een indicatie van de afstanden gegeven, die als gevolg van deze kenmerken moeten worden aangehouden tussen de diverse typen bedrijven en een rustige woonwijk. Deze afstanden hebben uitdrukkelijk niet het karakter van een norm of een richtlijn. Het plangebied ligt aan het Bocht Oosterdiep, aan de rand van het centrum

ONDERZOEK

van Veendam. Op de locatie ligt de bestemming Centrum. Bij het bepalen van de grootte van de richtafstanden is rekening gehouden met het gegeven dat in de omgeving van het plangebied sprake is van functiemenging. Om deze reden mogen de richtafstanden met één trede worden verkleind. In de directe omgeving zijn kleinschalige bedrijven en voorzieningen aanwezig. Op het naastgelegen perceel, Bocht Oosterdiep 15, is bijvoorbeeld een tandartsenpraktijk gevestigd en aan de achterzijde van het aangrenzende Julianapark is een kerk inclusief begraafplaats aanwezig. Met oog op de aard van deze en overige bedrijvigheid en het omgevingstype is geconcludeerd dat er ten aanzien van het aspect milieuhinder geen belemmeringen voor het planvoornemen aanwezig zijn.

4.3

Externe veiligheid Inrichtingen Op 13 februari 2009 is het gewijzigde Besluit externe veiligheid inrichtingen

INLEIDING

(Bevi) in werking getreden. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen legt


25

veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die onder het Besluit risico's zware ongevallen (Brzo) vallen, lpg-tankstations, opslagplaatsen (PGS), ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). Het verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van omgevingsvergunningen en het maken van bestemmingsplannen hiermee rekening te houden. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) staan regels over de veiligheidsafstanden, een berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen voor een aantal bedrijfscategorieën (bijvoorbeeld lpg-tankstations, ammoniakkoelinstallaties, opslagplaatsen) vaste veiligheidsafstanden opgenomen. ONDERZOEK

Om te bepalen of in de omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen liggen die het planvoornemen belemmeren, is de risicokaart van de provincie Groningen geraadpleegd. De navolgende figuur geeft de situatie rond het plangebied weer.

Op circa 400 m ten oosten van het plangebied liggen twee lpg-tankstations. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van deze Bevi-inrichtingen (150 m). Een verantwoording van het groepsrisico is hierdoor niet aan de orde. Overige inrichtingen liggen ook op een zodanig grote afstand dat het planvoornemen niet wordt belemmerd. Vervoer van gevaarlijke stoffen INLEIDING

Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRNVGS).

26


De cRNVGS is een uitwerking van de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en bepaalt dat ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan de norm voor het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Naar verwachting wordt de circulaire in 2012 vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen. De navolgende figuur geeft de aan te houden afstanden weer.

Daarnaast heeft de provincie Groningen in het Provinciaal Basisnet Groningen (Gedeputeerde Staten, 20-4-2010), in relatie tot het Besluit transportroutes externe veiligheid, rond alle provinciale wegen en rijkswegen in de provincie zones aangewezen (ook voor spoorwegen en vaarwegen).


27

In de toelichting van een ruimtelijk plan dient het onderwerp vervoer van gevaarlijke stoffen (indien dit zich voordoet) nader te worden omschreven. Bij nieuwe ontwikkelingen waarbij de personendichtheid toeneemt, dient wel een korte verantwoording ten aanzien van de onderwerpen bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid te worden opgenomen. ONDERZOEK

Op circa 30 m ten zuiden van het plangebied ligt de N963 (Julianalaan). Het provinciaal Basisnet is niet van toepassing op dit gedeelte van de weg, omdat de gemeente bevoegd gezag is. Over deze weg vindt ter hoogte van het plangebied niet tot nauwelijks vervoer van gevaarlijke stoffen plaats, waardoor geen belemmeringen op het plangebied worden gelegd. Het plangebied ligt daarnaast niet binnen de invloedssfeer van overige wegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd (waaronder spoor- en waterwegen). De spoorlijn Groningen - Zuidbroek- Veendam (met een aftakking naar Railport Groningen)ligt op circa 350 m ten oosten van het plangebied. Over dit deel van de spoorlijn vindt echter geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Buisleidingen

INLEIDING

Voor planologische hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in het bestemmingsplan moeten worden geregeld, vanwege planologische relevantie. Ook niet-hoofdtransportleidingen, met een relevante veiligheidscontour, zijn planologisch relevant. Op 1-1-2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de nieuwe regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In plaats van de bebouwings- en toetsingsafstanden waar in de oude circulaires vanuit werd gegaan, dienen nu de belemmeringenstrook (5 m), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico (1%letaliteitsgrens) in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.

ONDERZOEK

Op de risicokaart staan ook buisleidingen weergegeven waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De dichtstbijzijnde buisleiding ligt op een afstand van 450 m ten zuidoosten van het plangebied (N-524-02), maar deze is buiten gebruik gesteld. Daarnaast ligt op circa 560 m ten van het plangebied een aardgastransportleiding van de Gasunie, N-524-21 (druk 40 Bar en diameter 6 inch). Het invloedsgebied van deze leiding reikt tot 75 m, waardoor er geen belemmeringen aanwezig zijn ten aanzien van het planvoornemen. Conclusie De conclusie die uit het bureauonderzoek naar externe veiligheid kan worden getrokken, is dat het planvoornemen niet wordt belemmerd door de aanwezigheid van risicobronnen.

28


De Hulpverleningsdienst Groningen geeft aan dat het plangebied buiten de invloedsgebieden ligt van: -

risicovolle inrichtingen zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

-

Risicovolle transportroutes zoals bedoeld in de circulaire Risiconormering gevaarlijke stoffen (RNVGS), het ontwerp Besluit transport externe veiligheid inrichting (Btev) en het provinciaal Basisnet Groningen;

-

risicovolle inrichtingen zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Omdat het plangebied buiten de invloedsgebieden ligt, is verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk. Het plangebied is beoordeeld in het kader van bestrijdbaarheid door de Hulpverleningsdienst Groningen in samenspraak met de brandweer Menterwolde, Pekela en Veendam. Hieruit is naar voren gekomen dat de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen voor het plangebied over het algemeen voldoende zijn.

4.4

Bodem Het uitgangspunt van het bodembeleid is het streven naar een duurzaam bo-

INLEIDING

demgebruik waarbij de kwaliteit van de bodem is afgestemd op de (toekomstige) functie. Dit duurzame bodemgebruik moet tot stand komen door te voorkomen dat nieuwe verontreinigingen ontstaan (bodembescherming), historische verontreinigingen te saneren (bodemsanering) en verantwoord om te gaan met licht verontreinigde grond (bodembeheer). Bij ruimtelijke plannen wordt het aspect bodemverontreiniging zo vroeg mogelijk meegenomen. Dit voornemen heeft als doel om stagnatie van ruimtelijke projecten en het afbreukrisico als gevolg van het (te) laat ontdekken van bodemverontreiniging tot een minimum te beperken. Door de kwaliteit van de bodem op tijd in beeld te brengen, kan hiermee bij transacties en in de planvorming rekening worden gehouden. Op 28 september 2009 is door de gemeenteraad de Nota Bodembeheer ge-

GEMEENTELIJK BODEMBE-

meente Veendam vastgesteld. Hierin is voor Veendam gebiedsspecifiek bo-

LEID

dembeleid geformuleerd. Aan dit zogenaamde gebiedsspecifieke beleid zijn een aantal voorwaarden verbonden. De gemeente dient inzicht te hebben in de diffuse bodemkwaliteit door middel van een bodemkwaliteitskaart. Daarnaast is er een functiekaart en een toepassingskaart opgesteld. De regelgeving moet worden vastgelegd in een Nota Bodembeheer. Deze Nota Bodembeheer is van toepassing op het gehele grondgebied van de gemeente Veendam. In verticale richting is het gebied begrensd op 2 m-mv, het traject waarvoor de bodemkwaliteitskaart is opgesteld.


29

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de locatie geschikt moet zijn voor de beoogde functie. Daarbij is niet nader bepaald welke bodemkwaliteitsdoelstelling daarbij wordt gehanteerd. Het is de beleidsvrijheid van de gemeente om te bepalen welk toetsingskader hierbij wordt gehanteerd. Aangesloten wordt bij het toetsingskader dat in deze Nota bodembeheer is opgenomen. Functiekaart In de Nota Bodembeheer zijn een aantal bodem(gebruiks)functies benoemd waaronder: 1.

Wonen met tuin

3.

Moes/volkstuinen

4.

Landbouw

5.

Natuur

6.

Groen met natuurwaarden

7i.

Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie nagenoeg geheel verhard.

OVERIGE LOCATIES

Vanwege de kleinschaligheid is de functie ‘plaatsen waar kinderen spelen’ niet op de kaart weergegeven. Voor deze gebruiksfuncties zijn referentiewaarden vastgesteld (het zogenaamde gebiedsspecifiek beleid). -

‘Moestuinen/Volkstuinen’ en ‘Natuur en Landbouw’ hebben als waarde de Lokale Maximale Waarde 1 (LMW1, in overeenstemming met ‘voldoet aan achtergrondwaarden’ besluit bodemkwaliteit).

-

‘Wonen met tuin’ en ‘Groen met natuurwaarden’ hebben als waarde de Lokale Maximale Waarde 2 (LMW2, in overeenstemming met maximale waarde Wonen uit het besluit bodemkwaliteit).

-

Ander groen, bebouwing, infrastructuur, Industrie hebben als waarde de Lokale Maximale Waarde 3 (LMW3, in overeenstemming met maximale waarde industrie uit het besluit bodemkwaliteit.

In het bestemmingsplan Bocht Oosterdiep 3-13 geldt de bodemfunctie ‘Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie’. Voor deze functie is, voor het onderhavig plangebied, de waarde LMW2 van toepassing (zie navolgende kaart).

30


Functiekaart

Bodemkwaliteitskaart (ontgravingskaart) De ontgravingskaart (gemiddelde kwaliteit) geeft aan dat het gebied in de zone ‘wonen’ ligt en voldoet aan industrie. De oorzaak hiervan is het gemiddelde gehalte aan zink in de stedelijke lintbebouwing, dat licht tot matig is verhoogd. Nader onderzoek naar de humane risico’s met behulp van de risicotoolbox geeft aan dat er voor de mens op basis van het zinkgehalte geen risico’s aanwezig zijn. De ondergrond valt in de kwaliteitsklasse wonen.

Bodemkwaliteitskaart (ontgravingskaart)


31

Toepassingskaart Voor het plangebied is de toepassingswaarde LMW2 vastgesteld. Gelet op de historie van het gebied, de huidige gebruiksnormen (wonen) en de toekomstige te verwachten ontwikkelingen, mag grond met de kwaliteit wonen (LMW2) worden toegepast. Ook moet bij een eventuele sanering tot de waarde wonen (LMW2) terug worden gesaneerd.

Toepassingskaart

ONDERZOEK

Ten behoeve van het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is een verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied (Rapport R001-4611074KLH-prt-VO2-NL d.d. 2 juli 2009, conclusie functionele sanering) inclusief second opinion en overleg met gemeente en provincie. Het onderzoek is als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd. In het rapport wordt aangegeven dat de locatie niet geheel vrij is van verontreinigingen. Een deel van de grond die er nu ligt, is niet volledig schoon. Daarmee is bij bouwwerkzaamheden in het kader van het ‘bouwen woonrijp maken’ (bwrm), vrijkomende grond niet zonder meer toepasbaar op de locatie. Bij de bwrm-werkzaamheden op basis van het definitieve ontwerp van het bouwplan zal bekend zijn waar en hoeveel grond wordt afgegraven en wordt opgehoogd en kan worden gestuurd op de kwaliteit van de bodem en verwerking. Ten behoeve hiervan zal een BUS-melding worden ingediend bij de provincie Groningen.

32


4.5

Luchtkwaliteit Sinds mei 2008 is er een nieuwe EU-richtlijn 2008/50/EG betreffende de lucht-

REGELGEVING EUROPEES

kwaliteit en schonere lucht voor Europa. Deze nieuwe richtlijn vervangt de tot dan toe geldende EU-richtlijnen betreffende de luchtkwaliteit (behalve de 4e dochterrichtlijn). Ten opzichte van de vorige regelgeving zijn onder ander de volgende zaken gewijzigd: -

die locaties waarop de regelgeving van toepassing is;

-

de definitie van natuurlijke bronnen;

-

mogelijkheden tot uitstel.

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben. Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer

NSL/NIBM

in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd. Het nieuwbouwplan zorgt voor een toename van het aantal mvt/etmaal.

ONDERZOEK

Conform de CROW-publicatie nummer 256 'Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden' geraadpleegd. Hierin is het uitgangspunt voor woningen zeven ritten per etmaal. In totaal wordt het aantal aan extra vervoersbewegingen dat het planvoornemen genereert, geschat op circa 210.


33

Voor kleinere ruimtelijke plannen en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in samenwerking met InfoMil de nibm-tool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool (mei 2010) is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan daarmee achterwege blijven. Hoewel is geconstateerd dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het plangebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden. Daartoe is gebruikgemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2009. Het RIVM produceert deze kaarten jaarlijks. De kaarten geven een beeld van de luchtkwaliteit in Nederland en betreffen zowel recente als toekomstige jaren. Per kilometervak worden de concentraties voor de verschillende

luchtverontreinigende

stoffen

weergegeven

waarvoor

de

Europese

regelgeving bestaat. De kaarten op deze website hebben een juridisch-formele status. De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen betreffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) uit de wet zijn opgenomen in de navolgende tabel.

34


Grenswaarden luchtconcentraties NO2 en PM10 Luchtconcentratie

Norm

NO2 40 µg/m3

jaargemiddelde concentratie PM10

40 µg/m3

jaargemiddelde concentratie

Getoetst dient te worden aan de norm voor NO2 per 1 januari 2015. Vanaf die datum moet blijvend aan de norm van NO2 worden voldaan. Per 21 juni 2011 moet aan de grenswaarden voor fijn stof worden voldaan. Uit de Grootschalige Concentratiekaarten blijkt dat het plangebied in de volgende achtergrondniveaus heeft gemeten en verwacht voor NO2 en PM10. Achtergrondniveaus luchtkwaliteit plangebied Stof

2010

2015

2020

2030

PM10

21,8 µg/m3

20,5 µg/m3

19,5 µg/m3

19,5 µg/m3

NO2

11,7 µg/m3

10.4 µg/m3

10 µg/m3

8.4 µg/m3

Uit de gemeten en berekende achtergrondconcentraties blijkt dat deze ruim onder de wettelijke normen blijven. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

4.6

Ecologie Inleiding Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden in het plangebied uitgevoerd. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het doel hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en/of een oriënterend onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Het plangebied is daartoe op 8 februari 2011 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs.

Situatie 8 februari 2011


35

Het plangebied bestond ten tijde van het veldbezoek uit braakliggende grond. Het terrein is recentelijk met aarde opgehoogd en geëgaliseerd, waardoor er qua vegetatie nagenoeg alleen jonge kiemplantjes van ruderale kruiden aanwezig zijn. Aan de achterzijde van het plangebied, waar deze aan het Julianapark grenst, is nog wel een smalle strook met een wat oudere, ruige vegetatie aanwezig. Soortenbescherming Flora- en faunawet Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de 'lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten'. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten (licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd). Inventarisatie Uit de informatie van Het Natuurloket1 (kilometerhok 254-569, d.d. 08-022011) blijkt dat in het betreffende kilometerhok een aantal beschermde planten- en diersoorten zijn vastgesteld. Op basis van in de omgeving uitgevoerde onderzoeken blijkt dat het hierbij onder meer gaat om tongvaren en groene glazenmaker. Tijdens het veldbezoek is geconstateerd dat het plangebied een zeer geringe natuurwaarde heeft. In de smalle strook met een wat oudere, ruige vegetatie aan de achterzijde van het plangebied kan een enkele licht beschermde soort voorkomen, zoals bosmuis of huisspitsmuis. Daarnaast kan hier in het broedseizoen een vogelsoort, zoals wilde eend gaan broeden. Alle inheemse vogelsoorten zijn in het kader van de Flora- en faunawet streng beschermd. Indien het plangebied verder verruigt, kunnen dergelijke soorten over een groter deel van het plangebied worden aangetroffen. Effecten Als gevolg van de werkzaamheden kunnen verblijfplaatsen van enkele licht beschermde soorten worden vernietigd en verstoord. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De aanwezige licht beschermde soorten worden

1

Het Natuurloket is een onafhankelijke informatiemakelaar die gegevens over beschermde soorten toegankelijk maakt. Deze gegevens zijn afkomstig uit de databanken van talloze organisaties, verenigd in de Vereniging Onderzoek Flora en Fauna (VOFF). Het Natuurloket bezit zelf geen gegevens. Het Natuurloket is een initiatief van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de organisaties binnen de VOFF (www.natuurloket.nl).

36


niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Flora- en faunawet. Indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden opgestart, kunnen nesten van broedvogels worden verstoord. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te vernietigen of te verstoren. Om een verbodsovertreding te voorkomen dient bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van broedvogels. De Floraen faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt evenwel dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli loopt. Gebiedsbescherming Natuurbeschermingswet 1998 Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1989 van kracht geworden. Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Natuurbeschermingswet zijn drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, Staats- en Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. Ecologische Hoofdstructuur De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. De Ecologische Hoofdstructuur is als beleidsdoel opgenomen in de Nota Ruimte en uitgewerkt in het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013 en de Omgevingsverordening 2009 (provinciaal ruimtelijk natuurbeleid). Natuur buiten de Ecologische Hoofdstructuur Vanuit het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013 en de Omgevingsverordening 2009 (provinciaal ruimtelijk natuurbeleid) wordt verder ook ingezet op de bescherming van kenmerkende en belangrijke natuurwaarden buiten de Ecologische

Hoofdstructuur,

zoals

bossen

en

landbouwgronden

(weide-

en

akkernatuur). Inventarisatie Beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur liggen op ruime afstand van het plangebied. Direct ten noorden van Veendam, op ongeveer 2 km afstand van het plangebied, ligt de Polder Wiede die in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid is aangewezen als een bos- en natuurgebied buiten de Ecologische Hoofdstructuur.


37

Effecten Gezien de ligging van beschermde gebieden ten opzichte van het plangebied, de huidige terreinomstandigheden van het plangebied en de aard van de ontwikkeling, worden met betrekking tot de voorgenomen ontwikkelingen geen negatieve effecten op beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid verwacht. Conclusie Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat, wanneer bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening wordt gehouden met het broedseizoen, er geen noodzaak bestaat voor een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet. Het plan is wat betreft de Flora- en faunawet uitvoerbaar. Voorts is naar voren gekomen dat er geen noodzaak bestaat een oriëntatiefase in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 dan wel een analyse van natuurwaarden in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur uit te voeren. In het kader van de gebiedsbescherming is het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen bevoegd gezag.

4.7

Water INLEIDING

Op grond van het Bro (artikel 3.1.6) is het opnemen van een waterparagraaf in het bestemmingsplan dwingend voorgeschreven. Overleg is gepleegd met het waterschap over de consequenties van de ingreep op de kwaliteit en kwantiteit van de waterhuishouding (www.dewatertoets.nl).

BELEID

Het doel van deze watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. De waterhuishouding bestaat uit de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij behorende belangen. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg voor de waterhuishouding. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht. De belangrijkste beleidsdocumenten op het gebied van de waterhuishouding zijn het Nationaal Waterplan, Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water, Beleidslijn ruimte voor de rivier en de nota Ruimte. In het Nationaal Bestuursakkoord Water Actueel worden de gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd voor een integraal waterbeleid in de 21e eeuw.

38


De verantwoordelijkheid voor de te treffen waterhuishoudkundige maatregelen gericht op: vasthouden, bergen en afvoeren van water ligt bij de initiatiefnemer en het waterschap (trits: kwantiteit) en het schoon houden, scheiden en zuiveren van water (trits: kwaliteit) ligt bij alle betrokkenen en het waterschap. Provincies en gemeenten zorgen voor een integrale afweging en leggen deze vast in provinciale beleidsplannen en streekplannen, respectievelijk structuuren bestemmingsplannen. De provincie geeft richting aan ruimtelijke ontwikkeling door de gebieden te benadrukken die van nature het eerst onder water komen te staan bij hevige regenval of overstromingen. De provincie wil dat deze gebieden gevrijwaard blijven van kapitaalintensieve functies. Het beleid van waterschap Hunze en Aa's is verwoord in het nieuwe beheerplan 2010-2015. De ruimtelijke zonering van de provincie heeft het waterschap vertaald naar een eigen zonering met water als belangrijkste element. Het waterschap benadrukt in haar functiezonering de volgende aspecten: de hoogte van de waterpeilen en het gewenste grondwaterregime (GGOR), een optimale wateraanvoer en -afvoer (waterkwantiteit), de waterkwaliteit voor verschillende functies en de inpassing van water in het landschap. Het waterschap Hunze en Aa's kent binnen zijn beheergebied zeven watersystemen. Voor al deze stroomgebieden zijn integrale watersysteemplannen opgesteld waarin de doelen voor WB21 en de KRW zijn opgenomen. De Kaderrichtlijn Water (KRW) omvat regelgeving ter bescherming van alle wateren door middel van het stellen van haalbare doelen die voor de eerste termijn in 2015 worden bereikt. De kaderrichtlijn gaat daarbij uit van een benadering vanuit de stroomgebieden. De uitvoering van de kaderrichtlijn vraagt een grote inspanning van verschillende partijen op internationaal, nationaal en regionaal niveau. Het waterschap zoekt naar duurzame oplossingen. Wij willen dat het water zoveel mogelijk binnen een plangebied wordt vastgehouden en dat relatief schoon water ook relatief schoon blijft. Een toename van het verharde oppervlak in risicogebieden of beekdalen wordt gecompenseerd met extra waterberging. Regenwater dat op verharde oppervlaktes valt en schoon genoeg is, wordt zoveel mogelijk vastgehouden of geborgen en eventueel hergebruikt. De laatste mogelijkheid is afvoeren via bestaande watergangen. In de vorm van een uitgangspuntennotitie heeft het waterschap haar adviezen

WATERADVIES

uitgebracht ten aanzien van het plangebied. Bij de uitvoering van het bouwplan wordt invulling gegeven aan deze adviezen. De uitgangspuntennotitie is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.


39

4.8

Archeologie INLEIDING

Archeologische (verwachtings)waarden dienen op grond van de Monumentenwet 19882 te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Doel van de Wet op de archeologische monumentenzorg is namelijk: 'bescherming van aanwezige en te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten'. Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende archeologische waarden als de te verwachten archeologische waarden.

NOTA ARCHEOLOGIEBELEID

De gemeente Veendam heeft een archeologiebeleid ontwikkeld en een archeologische beleidskaart vastgesteld (26 januari 2009). De beleidskaart dient als uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Om te bepalen of in de bodem een trefkans is op de vondst van archeologische resten is voor de locatie Bocht Oosterdiep 3 - 13 een archeologisch bureauonderzoek verricht (Libau; 22 februari 2011), welke tevens in de bijlage van dit bestemmingsplan is toegevoegd. In het navolgende zijn de conclusies uit dit onderzoek vermeld, het gehele onderzoek is separaat bijgevoegd. Bij dit onderzoek is gebruikgemaakt van het archeologiebeleid van de gemeente Veendam.

ONDERZOEK

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Veendam is het plangebied geregistreerd als onderdeel van een cultuurhistorisch waardevol terrein (Libau, 2008). Het betreft de Veenborg Sorghvliet. Het plangebied heeft daarnaast een lage verwachtingswaarde op de vondst van archeologische resten. Uit bureauonderzoek is naar voren gekomen dat gave resten uit de steentijd niet meer aanwezig kunnen zijn in het plangebied vanwege de intensieve bebouwing en inrichting van het plangebied vanaf de zeventiende eeuw. In het plangebied kunnen resten van de borg Sorghvliet worden aangetroffen, zoals funderingsresten en resten van de omgrachting. Geadviseerd wordt om de bodemingrepen onder archeologische begeleiding te laten uitvoeren. Hiermee wordt voorkomen dat mogelijk aanwezige archeologische resten ongezien verdwijnen. Tijdens de begeleiding dient metaaldetectie plaats te vinden. De archeologische begeleiding beperkt zicht tot de omvang van de benodigde bodemingrepen. Voor een archeologische begeleiding is een Programma van Eisen (PvE) benodigd.

2

Sinds september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) van kracht. Op grond van de Wamz zijn vier wetten gewijzigd, waaronder De Monumentenwet 1988.

40


Tijdens de uitvoering van (voorbereidende) grondwerkzaamheden wordt invulling gegeven aan dit advies. Zoals uit het onderzoek naar voren is gekomen, maakt het plangebied deel uit

BESTEMMINGSPLAN

van een cultuurhistorisch, waardevol terrein. Conform het archeologiebeleid van de gemeente krijgt het plangebied een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1. Dit is weergegeven op de verbeelding en in de regels is hiertoe een specifieke regeling opgenomen.


41

5

P l a n b e s c h r i j v i n g

Algemeen

Het nieuwbouwplan omvat de bouw van een appartementencomplex waarin

BEBOUWING

30 appartementen zijn voorzien. De doelgroep voor de woningen is in eerste instantie 'zelfstandig wonende senioren'. Het betreft drie- tot vierkamerappartementen. Ten minste twee/derde deel van de te bouwen appartementen wordt aangeboden in het sociale huursegment. Tevens voorziet het voorliggende bestemmingsplan in de mogelijkheid om op de begane grond maximaal 200 m² aan maatschappelijke/dienstverlenende functies te realiseren. Dit om snel te kunnen inspringen op mogelijke wensen van de toekomstige doelgroep. Vanwege de ligging in een karakteristiek deel van Veendam, in een architectonisch/cultuurhistorisch waardevol gebied, is gekozen voor een zorgvuldige inpassing van de bebouwing. Voor een verantwoording van het stedenbouwkundig ontwerp wordt verwezen naar de hierna beschreven stedenbouwkundige onderbouwing. Het stedenbouwkundig ontwerp (VO) is ter verduidelijking als bijlage opgenomen, alsmede een doorsnede van het ontwerp. Ter ontsluiting van het plangebied zijn in het stedenbouwkundig plan aanslui-

ONTSLUITING EN PARKE-

tingen met de weg Bocht Oosterdiep geprojecteerd, aan weerszijde van het

REN

bouwblok. De westelijke aansluiting zal worden gebruikt als uitrit en de oostelijke aansluiting zal worden gebruikt als inrit. Deze leiden van en naar de parkeerplaatsen die, gezien vanaf de zijde van het Bocht Oosterdiep, aan de achterzijde van de bebouwing zijn geprojecteerd. In totaal is ruimte gecreëerd voor 39 onoverdekte parkeerplaatsen op maaiveld. Hiermee wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte. Bij het bepalen van de parkeerbehoefte is uitgegaan van 1,3 parkeerplaatsen per woning. Hierbij is uitgegaan van een (middensegment) woning in het centrum (matig stedelijk gebied). De gemeente heeft dit aantal voor het nieuwe woningbouwproject als voldoende beschouwd. Het nieuwbouwplan voorziet niet in de realisatie van (grootschalige) groen- en

GROEN- EN WATERSTRUC-

waterstructuren. Het aanwezige groen zal hoofdzakelijk bestaan uit tuinaanleg

TUUR

en enkele losse groenelementen. Het parkeerterrein wordt daarbij in een groene setting gerealiseerd, waarmee deze aan het zicht (gezien vanuit het Julianapark) wordt onttrokken. Daarnaast wordt in de toekomst mogelijk een voetgangersverbinding met het achtergelegen Julianapark gecreëerd, door middel van een brug. Vanwege het ontbreken van concrete plannen op dit moment, is in het voorliggend bestemmingsplan hiervoor een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.


43

ENERGIE EN DUURZAAMHEID

Een belangrijke ambitie van de provincie is het creëren van een duurzame leefomgeving. Energie speelt hierin ook een belangrijke rol. Het planvoornemen is een traditioneel plan, waarbinnen op dit moment niet de nieuwste technieken ten aanzien van de energiebehoefte zijn geïmplementeerd. Voldaan wordt aan de in het Bouwbesluit beschreven voorwaarden en uitgangspunten ten aanzien van energiezuinigheid waaronder ter voorkoming van warmteverlies.

Impressie vanaf Bocht Oosterdiep

Impressie vanaf Julianapark

Impressie zuidwestgevel

44


Impressie toekomstig gevelbeeld langs Oosterdiep

Stedenbouwkundige onderbouwing Historie Bocht Oosterdiep is een bijzondere plek in Veendam. Tezamen met het Westerdiep vormt het Oosterdiep de ontstaansbasis van Veendam. Bocht Oosterdiep valt binnen het beschermd stadsgezicht Oosterdiep. De bebouwing aan weerszijden van Bocht Oosterdiep wordt aangemerkt als een rijke gevarieerde bebouwing met een hoge architectonische kwaliteit. De gronden binnen de zone beschermd stadsgezicht zijn naast de aan deze gronden toegewezen bestemmingen ook bestemd voor het behoud en zo mogelijk herstel van de ruimtelijke structuur en de cultuurhistorische waarden. Voor een nadere beschrijving van de historie van het plangebied en het beschermd dorpsgezicht wordt verwezen naar respectievelijk hoofdstuk 2 (beschrijving huidige situatie) en paragraaf 3.1 (rijksbeleid) van deze toelichting. Welstandscriteria Het plangebied ligt in welstandsgebied 3 Historische stedelijke linten, zoals opgenomen in de Welstandsnota uit 2004. Voor dit gebied gelden de volgende criteria: -

Nieuwbouw in de rooilijn, direct op of op kleine afstand van de weg

-

Bijgebouwen staan achter het hoofdgebouw

-

Aanbouwen ondergeschikt aan de hoofdvorm

-

Een of twee forse bouwlagen met kap of vergelijkbaar volume

-

Per straatwand aansluiten bij bestaande gevelritmiek (korrelgrootte)

-

Oriëntatie hoofdgebouw op de weg

-

Per pand individuele uitstraling

-

Binnen beschermd gezicht Oosterdiep verticale gevelcompositie

-

Binnen beschermd gezicht Oosterdiep: bij de reeds aanwezige bouwstijl

-

Reclame is geïntegreerd in de gevels zonder te overheersen

PLAATSING

HOOFDVORM

AANZICHTEN

aansluitende fijnschalige detaillering


45

OPMAAK

-

Gevels overwegend in steenachtige materialen

-

Binnen beschermd gezicht Oosterdiep: gevels in rode tinten en daken in rode of zwarte tinten

-

Binnen beschermd gezicht Oosterdiep kleurstelling qua helderheid in middentonen

Stedenbouwkundige inpassing De welstandscriteria en de doelstellingen van het beschermd stadsgezicht zijn het uitgangspunt bij de inpassing van nieuwbouw op de locatie Bocht Oosterdiep 3 – 13. In de navolgende tekst wordt per criterium aangegeven op welke wijze invulling hieraan is gegeven. Het gegeven dat het nieuwe gebouw zich in een flauwe bocht in het kanaal bevindt, maakt dat de uitwerking van de gevels extra aandacht vraagt. Er is immers door deze flauwe bocht zicht op de gevel. PLAATSING

Het bouwplan voor het Bocht Oosterdiep 3 - 13 wordt in hoofdzaak in de rooilijn geplaatst van naastliggende panden. Delen van de gevel komen een steendikte naar voren, waardoor de verticale geleding van de gevel wordt benadrukt. Daarnaast buigt het gebouw met een flauwe knik mee met de bocht van het kanaal en de naastgelegen weg. In deze knik bevindt zich de toegang tot het gebouw.

HOOFDVORM

Het appartementencomplex is tweezijdig gericht; op het Bocht Oosterdiep en op het Julianapark. Het complex telt aan het Bocht Oosterdiep overwegend twee bouwlagen met een kap. Hierbij zijn de naar voren springende delen van de gevel doorgetrokken in de derde laag. De voorgevel van het appartementencomplex is onderverdeeld in afzonderlijke delen door middel van terug liggende balkons en de teruggeplaatste hoofdingang met trappartij. Hierdoor ontstaat een ritmiek in de gevel die overeenkomt met de ritmiek van de bebouwing in de ’omgeving. De naar het Bocht Oosterdiep gekeerde gevel is vormgegeven als representatieve voorgevel. De achtergevel, gericht op het park, telt drie volledige bouwlagen. Ook in deze gevel zijn afzonderlijke bouwdelen herkenbaar, maar de gevel is veel rustiger van opbouw, door een zich herhalende ritmiek. De eerste bouwlaag is opgetild ten opzichte van het niveau van het Bocht Oosterdiep. Hierdoor ontstaat er een 'bel etage' (zie ook de als bijlage opgenomen doorsnede)

AANZICHTEN

De gegenereerde ritmiek in de gevel aan het Bocht Oosterdiep wordt versterkt doordat de direct aan de straat gelegen gevels een individuele uitstraling hebben. Dit wordt bereikt door variatie aan te brengen in de gevelopeningen, de detaillering van de gevel en het kleurgebruik. De geleding van de gevels is verticaal. Hierdoor én door een zorgvuldige detaillering wordt nauw aangesloten bij de rijke gevels van de monumentale panden aan weerzijde.

46


In de zijgevels wordt de detaillering van de gevel aan het Bocht Oosterdiep omgezet. Hierdoor krijgt het pand alzijdigheid die ook de oude villa's kenmerkt. De gevels worden opgetrokken in roodbruine baksteen. Het idee dat het com-

OPMAAK

plex is opgebouwd uit verschillende delen wordt ondersteund, doordat gebruik wordt gemaakt van nuanceringen van roodbruin voor de verschillende delen. De kleur van de kozijnen in de derde laag wordt afgestemd op de kleur van het zink. Diverse elementen in de gevel langs Bocht Oosterdiep worden uitgevoerd in de kleurgebroken wit. De terug liggende delen krijgen een dondergrijze kleur. De kozijnen in de gevel naar het park gericht zijn donkergrijs van kleur. Hekwerken van balkons worden uitgevoerd in bruin werzalit met houtstructuur. Achter het gebouw bevindt zich een parkeerterrein. Het parkeerterrein ligt

TERREININRICHTING

omzoomd door groen tegen het Julianapark. Deze groenafscheiding heeft tot doel het zicht op de parkeerplaats, gezien vanuit park, te ontnemen. Tevens krijgen deze groenelementen een dusdanig hoogte dat de bewoners het zicht op het park niet wordt ontnomen.


47

6

J u r i d i s c h e

v o r m g e v i n g

6.1

Algemeen In dit onderdeel van de toelichting wordt nader ingegaan op de vormgeving van de verbeelding en de regels. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt. Het bestemmingsplan bestaat uit: a.

een verbeelding van het bestemmingsplangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;

b.

de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting. Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken. Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010, zijn de aanlegvergunning, de sloopvergunning en de binnenplanse ontheffing als instrumenten van het bestemmingsplan onderdeel van de omgevingsvergunning (Wabo) geworden. In het bestemmingsplan onder de Wabo wordt bijvoorbeeld niet meer gesproken van een ontheffing, maar van een afwijking. Een bouwvergunning wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en een aanlegvergunning wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De terminologie van de regels in het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming gebracht met de terminologie die in de Wabo wordt gehanteerd. Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd. Vanaf 1 januari 2010 wordt het bestemmingsplan ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Als de digitale en papieren verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.


49

6.2

Planvorm Voor het plangebied is ervoor gekozen aan te sluiten bij het Handboek Bestemmingsplannen van de gemeente Veendam en bij het geldende bestemmingsplan

Veendam

Centrum.

Voor

de

nieuwe

bebouwing

is

een

stedenbouwkundige schets opgesteld die is vertaald in de regels wat betreft bouwhoogte, situering en dergelijke.

6.3

Bestemmingen In het plan zijn de volgende (dubbel)bestemmingen opgenomen: -

Groen;

-

Woongebied;

-

Waarde - Archeologie 1;

-

Waarde - Beschermd stadsgezicht.

Groen Groenvoorzieningen, water, openbare nutsvoorzieningen en verhardingen zijn binnen de bestemming Groen toegestaan. Ten behoeve van het creëren van een verbinding met het achtergelegen Julianapark voor het langzaam verkeer door middel van een brug, is in de bestemming een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, waarbij een brug middels een omgevingsvergunning wordt toegestaan, mist sprake is van een goede ruimtelijke inpassing. Woongebied Het plangebied aan het Bocht Oosterdiep 3 - 13 is voorzien van de bestemming Woongebied. Het hoofdbouwvolume mag worden opgericht binnen het bouwvlak; in totaal mogen maximaal 30 appartementen worden gebouwd. Tevens is binnen de bestemming de mogelijkheid opgenomen om op de begane grond maximaal 200 m² aan maatschappelijke/dienstverlenende functies te realiseren. Het appartementencomplex wordt met de voorgevel gebouwd in de naar de weg gekeerde bouwgrens. De minimale en maximale bouwhoogte bedragen respectievelijk 7 m en 11 m en is deze maatvoering in de regels vastgelegd. Binnen de bestemming worden tevens de openbare verkeers- en verblijfsruimten, openbare nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water meegenomen. De gronden achter het appartementencomplex zullen worden ingericht als parkeerterrein; het parkeerterrein is in de verbeelding specifiek aangeduid als 'parkeerterrein'.

50


Waarde – Archeologie 1 De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 is een vertaling van het gemeentelijke archeologiebeleid. Libau heeft een archeologische beleidsnota- en kaart voor heel Veendam opgesteld. De gemeente Veendam heeft de archeologische beleidskaart op 26 januari 2009 vastgesteld. De beleidskaart dient als uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen. De binnen het plangebied mogelijk voorkomende archeologische waarden worden middels een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in de regels beschermd. Waarde – Beschermd stadsgezicht In de dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht worden de specifieke kenmerken van het gebied opgesomd. Om deze reden is een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden. Een omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien de stadskarakteristiek, zoals beschreven in de bij deze regels behorende Aanwijzing tot beschermd stadsgezicht en cultuurhistorische waarderingskaart d.d. 27 oktober 2007, niet onevenredig wordt aangetast. Door middel hiervan worden instrumenten voor bescherming van de karakteristieke waarden van het gebied waaronder het aanzicht van de voorzijde van de Bocht Oosterdiep geboden.

6.4

Handhaving Ten aanzien van het onderwerp handhaving is in de gemeente Veendam een Handhavingsnota opgesteld. Hierin wordt ingegaan op de wijze waarop wordt toegezien op naleving van de binnen de gemeente geldende regels. Op basis van deze nota zal een uitvoeringsprogramma worden opgesteld op basis waarvan de handhaving in de praktijk wordt vormgegeven. Voor de inhoud van het beleid met betrekking tot de handhaving van het bestemmingsplan wordt op deze plaats dan ook volstaan met een verwijzing naar deze nota.


51

7

E c o n o m i s c h e u i t v o e r b a a r h e i d

Het onderhavig plan wordt gerealiseerd en gefinancierd door een private partij en heeft geen financiële gevolgen voor de gemeente Veendam. Tussen de initiatiefnemer en de gemeente is een anterieure overeenkomst gesloten.


53

8

M a a t s c h a p p e l i j k e u i t v o e r b a a r h e i d

8.1

Inspraak Gelet op de gemeentelijke Inspraakverordening is over het voorontwerpbestemmingsplan Veendam Centrum, Bocht Oosterdiep 3 - 13 inspraak verleend. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft hiertoe vanaf 21 juli 2011 gedurende acht weken ter inzage gelegen, waarbij eenieder zijn reactie naar voren kon brengen. Er zijn geen inspraakreacties ingediend.

8.2

Overleg In het kader van het overleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan Veendam Centrum, Bocht Oosterdiep 3 - 13 tevens toegezonden aan de diverse overheden en instanties. De volgende instanties hebben van de gelegenheid gebruikgemaakt om te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan: -

Kamer van Koophandel Noord-Nederland;

-

Hulpverleningsdienst Groningen;

-

Nederlandse Aardolie Maatschappij;

-

VROM-Inspectie regio Noord;

-

Waterschap Hunze en Aa's;

-

Provincie Groningen, afdeling Ruimtelijke Plannen.

De ingekomen reacties zijn in het navolgende samengevat en voorzien van een beantwoording. Volledige reacties zijn opgenomen in de bijlagen. Indien van toepassing is ook aangegeven op welke wijze het bestemmingsplan is aangepast.

1.

Kamer van Koophandel Noord-Nederland

Opmerking De voorgenomen bouw van appartementen ligt binnen de geluidzone van het industrieterrein. Het is belangrijk dat de voorgenomen bouw niet op enigerlei


55

wijze kan leiden tot inperking van de vergunde geluidruimte op het bedrijventerrein. Verzocht wordt dit te waarborgen. Reactie Het plangebied ligt binnen de in het bestemmingsplan Zone industrielawaai Veendam en Menterwolde vastgelegde geluidszone. Deze geluidszone houdt concreet in dat de gezamenlijke geluidsbelasting van de bedrijven op de terreinen buiten deze zone niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). Uit akoestisch onderzoek komt naar voren dat de geluidsgevoelige bebouwing binnen het plangebied een hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde zal ondervinden. Hiertoe zal een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Bij het toekennen van de hogere grenswaarde wordt rekening gehouden met de toekomstige geluidruimte van bedrijven op het aangrenzende bedrijventerrein. Het plan is op basis van deze opmerking niet aangepast.

2.

Hulpverleningsdienst Groningen

Opmerking Het plangebied is beoordeeld in het kader van externe veiligheid, specifiek het groepsrisico. Omdat het plangebied buiten de invloedsgebieden ligt, is verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk. Nadere advisering door de regionale brandweer is daarom niet aan de orde. Het plangebied is nog wel beoordeeld in het kader van bestrijdbaarheid. Hieruit is naar voren gekomen dat de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen voor het plangebied over het algemeen voldoende zijn. Reactie Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Het advies van de Hulpverleningsdienst is verwerkt in de toelichting.

3.

Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.

Opmerking Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen Reactie Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.

4.

VROM-Inspectie regio Noord

Opmerking Het voorliggende bestemmingsplan geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de RNRB ( Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid). Reactie Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.

5.

Waterschap Hunze en Aa’s

Opmerking 1 In de toelichting staat dat er geen kenmerkende waterstructuur aanwezig is. Volgens het waterschap is het Oosterdiep een zeer kenmerkende waterstructuur. Reactie 1 De toelichting is hierop aangepast. Opmerking 2 Het waterschap verzoekt de op 27 mei 2011 door het waterschap opgestelde definitieve uitgangspuntennotitie als bijlage aan te houden als de formele reactie van het waterschap. Reactie 2 De notitie is als bijlage opgenomen.

6.

Provincie Groningen, Afdeling Ruimtelijke Plannen

Opmerking 1 In de plantoelichting is geen afbeelding opgenomen van het stedenbouwkundig plan dat ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan, waardoor geen definitief oordeel kan worden gegeven over het plan. Tevens is een principeprofiel gewenst dat inzicht geeft in de inrichting van de overgangen tussen het plangebied en haar omgeving. Door het ontbreken hiervan blijven aspecten als ontsluiting parkeerplaatsen, aantal parkeerplaatsen, locatie brug, (boom)beplanting, entrees appartementengebouw, hoogteverschillen maaiveld en appartementengebouw onduidelijk. Verzocht wordt het bestemmingsplan op deze onderdelen in overeenstemming te brengen met artikel 4.5 van de verordening.


57

Reactie 1 Het stedenbouwkundig ontwerp (VO) dat inzicht geeft in voornoemde aspecten, is als bijlage aan het bestemmingsplan toegevoegd. Het hoofdstuk Planbeschrijving is waar nodig aangevuld. Opmerking 2 Er zijn nog geen regionale afspraken gemaakt over de nieuwbouwruimte. Om deze reden wordt verzocht in de plantoelichting nog te motiveren dat de bouw van 30 woningen binnen de nieuwbouwruimte past. Hiertoe dient allereerst inzicht te worden gegeven in de geplande daadwerkelijke bouw en sloop van de woningen voor de periode 2011 tot en met 2014. Tevens wordt verzocht inzicht te geven in de bestaande en de nog gewenste plancapaciteit voor de periode 2011 tot en met 2014. De plantoelichting dient op voorgaande punten in overeenstemming te worden gebracht met artikel 4.7 van de verordening. Over de uitkomsten hiervan dient in een vroegtijdig stadium overleg te worden gepleegd met de ambtelijke dienst van de provincie. Reactie 2 De gemeente verwacht dat binnenkort met Gedeputeerde Staten afspraken over de nieuwbouwruimte zullen worden gemaakt en dat het onderhavige plan hierin zal passen. De toelichting is hierop aangepast. Opmerking 3 Verzocht wordt de paragraaf geluid aan te vullen in die zin dat als de betreffende hogere waarde is vastgesteld dit wordt opgenomen in de toelichting, zodat het bestemmingsplan ook op dit punt uitvoerbaar is. Reactie 3 Evenwijdig aan de bestemmingsplanprocedure wordt een hogere waardeprocedure doorlopen waarbij het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Veendam de hogere grenswaarde vaststelt. De datum van het besluit tot vaststelling van de hogere grenswaarde zal de te zijner tijd in de toelichting worden opgenomen.

Bestemmingsplan Veendam Centrum, Bocht Oosterdiep 3-13 O N T W E R P

Recommend Documents