BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
september 2009 B01034.308.000
GEMEENTE BAARN BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
GEMEENTE BAARN
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
Inhoud 1
Inleiding ____________________________________________________________________ 3 1.1 Algemeen _______________________________________________________________ 3 1.2 Uitgangspunten __________________________________________________________ 4 1.3 Ligging plangebied________________________________________________________ 4 1.4 Vigerend bestemmingsplan_________________________________________________ 5 1.5 Opgaven voor het bestemmingsplan _________________________________________ 5 1.6 Planopzet en systematiek __________________________________________________ 6 1.7 Leeswijzer _______________________________________________________________ 7
2
Beleidskader_________________________________________________________________ 8 2.1 Rijksbeleid _______________________________________________________________ 8 2.2 Provinciaal beleid _________________________________________________________ 8 2.3 Gemeentelijk beleid _______________________________________________________ 9
3
Omgevingsaspecten_________________________________________________________ 13 3.1 Algemeen ______________________________________________________________ 13 3.2 Archeologie_____________________________________________________________ 13 3.3 Historisch bodemonderzoek _______________________________________________ 14 3.4 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai ___________________________________ 14 3.5 Ecologie ________________________________________________________________ 15 3.6 Milieuhygiëne en -zonering________________________________________________ 16 3.7 Luchtkwaliteit ___________________________________________________________ 16 3.8 Externe veiligheid ________________________________________________________ 17 3.9 Verkeer- en parkeeraspecten ______________________________________________ 17 3.10 Bezonning ______________________________________________________________ 19
4
Wateraspecten _____________________________________________________________ 20 4.1 Integrale benadering waterbeleid___________________________________________ 20 4.2 Het watersysteem________________________________________________________ 21 4.3 Waterbeheer ____________________________________________________________ 21 4.4 Conclusies ______________________________________________________________ 23
5
Planbeschrijving ____________________________________________________________ 25 5.1 Beknopte ontstaansgeschiedenis ___________________________________________ 25 5.2 Huidige situatie__________________________________________________________ 25 5.3 Toekomstige situatie _____________________________________________________ 26
6
Juridische aspecten _________________________________________________________ 28 6.1 Ontheffingsregels ________________________________________________________ 28 6.2 Opzet van de regels ______________________________________________________ 29
7
Economische en
maatschappelijke
uitvoerbaarheid_________________________ 32
7.1 Economische uitvoerbaarheid ______________________________________________ 32 7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid __________________________________________ 32
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
2
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
HOOFDSTUK
1.1
1
Inleiding
ALGEMEEN De gemeente Baarn is gelegen op de grens van de Utrechtse Heuvelrug en Eemland in de luwte van de steden Amsterdam, Hilversum, Utrecht en Amersfoort. De omgeving van Baarn is aan de zuidwestkant bosrijk (Utrechtse Heuvelrug) en heeft aan de noordoostzijde een open weidelandschap. Baarn zelf is onder te verdelen in het centrumgedeelte, de villaparken, de bedrijventerreinen, de naoorlogse woonwijken en de vooroorlogse woonwijken met plangebied Kuijer. Deze ligt aan de noordkant van het dorpscentrum van Baarn in het gebied Zandvoort e.o. Op het terrein Kuijer aan de Plataanlaan is momenteel een boomkwekerij met de naam Kuijer gevestigd. Het plangebied is gelegen in een vooroorlogse wijk Zandvoort e.o. met een aantrekkelijk en relatief kleinschalig karakter. Deze wijk ligt aan de noordkant van het dorpscentrum van Baarn. Het totale bestemmingsplangebied omvat het gehele terrein van de kwekerij Kuijer van circa 1,7 hectare en enkele aangrenzende percelen. Het gebied waarvoor in 2005 reeds uitgangspunten zijn vastgesteld is een trapeziumvormig terrein van circa 1,3 hectare. De kwekerij maakt plaats voor 59 woningen, grondgebonden en appartementen, de huidige bedrijfswoning aan de Berkenweg daar niet bij gerekend. Voor de herontwikkeling van het grootste gedeelte van het terrein Kuijer zijn in september 2005 door de gemeenteraad uitgangspunten voor de herontwikkeling vastgesteld. De uitgangspunten zijn gebaseerd op een aantal beleidspunten en nota's: "Panorama 2015", vastgesteld in 2001, betreft een integraal toekomstperspectief voor de gemeente Baarn. Het "Ruimtelijk Structuurplan" geeft een ruimtelijke vertaling van het vastgestelde beleid in "Panorama 2015". De "Welstandsnota", vastgesteld in 2004, is van belang voor het benoemen van gebiedsgerichte criteria op basis van een functionele gebiedsindeling. De "Visie wonen", vastgesteld in 2007 geeft ambities weer op het gebied van wonen in de gemeente Baarn. Ook het "Coalitieakkoord" uit 2006 betreft de woonontwikkeling. Het "Streekplan" van de provincie Utrecht geeft richtlijnen voor het woonbeleid in de gemeente
Daarnaast zijn in het plangebied van dit bestemmingsplan ook enkele percelen opgenomen die op dit moment geheel of gedeeltelijk deel uitmaken van kwekerij Kuijer, maar waarvoor nog geen uitgangspunten zijn vastgesteld. Het betreft de percelen Berkenweg 38, tussen 38 en 40, 44 en 46, Plataanlaan 8, naast nummer 10.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
3
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
1.2
UITGANGSPUNTEN Uitgangspunten voor het plangebied Kuijer aan de Plataanlaan zijn:
Inhoudelijk
Aansluiting vinden op woningdichtheden in de omgeving.
Bij herbestemming heeft woonfunctie prioriteit (P2015).
Behoud bereikbaarheid per auto en waar mogelijk verbetering openbaar vervoer (P2015).
Herbestemmen en herstructureren gaat boven inbreiden, gaat weer boven uitbreiden (P2015).
Procesmatig In het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro 2008 zal het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden worden aan de hiertoe aangewezen instanties. Eventuele opof aanmerkingen zullen in het plan worden verwerkt. Tevens zal dan worden vermeld of het vooroverleg aanleiding heeft gegeven tot het aanpassen van het concept-ontwerpbestemmingsplan.
Plantechnisch
1.3
Definitieve bestemmingen.
Digitaal toegankelijk.
LIGGING PLANGEBIED Het totale kwekerijterrein heeft een oppervlakte van 1,7 hectare. Het gebied waarvoor in 2005 reeds uitgangspunten zijn vastgesteld is een trapeziumvormig terrein van circa 1,3 hectare. Het bestemmingsplangebied wordt aan de oostzijde begrensd door de Elzenlaan en de Goudenregenlaan. Hier grenzen achter en zijkanten van percelen van rijwoningen aan het plangebied. In het noorden wordt het gebied begrensd door de achtertuinen van de woningen aan de Zandvoortweg. In de westzijde grenzen de Plataanlaan aan het plangebied en in het zuiden grenst het perceel van de familie Kuijer aan de Berkenweg aan het te ontwikkelen terrein.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
4
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
1.4
VIGEREND BESTEMMINGSPLAN Het vigerende bestemmingsplan voor het terrein aan de Plataanlaan betreft het bestemmingsplan "Noord/Noord-West" uit 1998. Dit bestemmingsplan beslaat het gehele plangebied. Nagenoeg het gehele plangebied heeft in het bestemmingsplan "Noord/NoordWest" de bestemming Kwekerij.
1.5
OPGAVEN VOOR HET BESTEMMINGSPLAN Het bestemmingsplan is er om de bestemming van de gronden vast te leggen en de bouwen gebruiksmogelijkheden aan te geven. De bestemming wordt vertaald in regels en op een plankaart. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan een regeling biedt die het mogelijk maakt om in het plangebied Kuijer in juridisch-planologische zin de voorgestelde ontwikkelingen, zoals neergelegd in het stedenbouwkundige plan van oktober 2008 mogelijk te maken. In het bestemmingsplan zal zoveel mogelijk worden gewerkt met definitieve bestemmingen.
Afbeelding 1. Situering plangebied
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
5
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
1.6
PLANOPZET EN SYSTEMATIEK
Standaardisering en digitalisering Gestreefd wordt om een publieksvriendelijk, inzichtelijk en eenvoudig raadpleegbaar plan op te stellen. Het plan kan in het informatiesysteem van de gemeente en diverse andere overheden worden ingevoerd en worden ontsloten via internet. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan. In juni 2004 heeft de gemeenteraad van Baarn het "Plan van Aanpak Actualisering Bestemmingsplannen" vastgesteld. Om dit actualiseringtraject goed te kunnen doorlopen en zorg te dragen voor uniformiteit van de te ontwikkelen bestemmingsplannen, is er voor gekozen om standaardrichtlijnen voor de opzet, de uitwisseling en de raadpleging van (digitale) bestemmingsplannen uit te werken in een handboek. Het bestemmingsplan "Plataanlaan" wordt conform de richtlijnen in het handboek opgesteld1. Het bestemmingsplan wordt tevens opgezet volgens de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVPB 2008). Het plan wordt technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en zal voldoen aan de eisen van DURP (digitale uitwisseling digitale processen), IMRO (Informatie Model Ruimtelijke Ordening) en de SVBP 2008.
Verbeelding/plankaart Er wordt een zo concreet mogelijk kaartbeeld gehanteerd, waaruit de belangrijkste gebruiksen bouwmogelijkheden zonder al te uitvoerige raadpleging van de regels, kunnen worden afgeleid. Gewerkt wordt met bouwvlakken, die per bestemmingsvlak aangeven waar de voornaamste bebouwing mag worden opgericht. Daarbuiten mag in beginsel geen, of qua maatvoering ondergeschikte bebouwing worden opgericht.
Bestemmingen In principe wordt in het bestemmingsplan gewerkt met enkelvoudige bestemmingen. Een voorbeeld hiervan is de bestemming "Wonen" voor de functie wonen.
Regels Voor de regels worden de hoofdstukindeling en de bestemmingsindeling van het SVBP 2008 aangehouden. Eén en ander houdt in dat algemene regels, zoals gebruiksregels, centraal worden opgenomen. Zodoende krijgt de gebruiker, zowel bij analoge als digitale raadpleging van het bestemmingsplan, in één oogopslag inzicht in de voor hem of haar relevante mogelijkheden en beperkingen van de grond met de betreffende bestemming.
Ontheffingsregels Uitgangspunt is om ontwikkelingen zoveel mogelijk bij recht in het bestemmingsplan op te nemen. Bij ontheffingsregels gaat het om de mate waarin en de voorwaarden waaronder van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. Ontheffingsregels zijn met name van belang als men er voor kiest om niet zonder meer ("bij recht") allerlei ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken, maar een instrument wil hebben om in concrete gevallen te kunnen afwegen of men, al dan niet onder voorwaarden, medewerking wenst te verlenen.
1
Handboek Digitale Uitwisselbare Bestemmingsplannen Gemeente Baarn 2006).
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
6
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
1.7
LEESWIJZER Het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. Naast het inleidende 1e hoofdstuk bestaat het bestemmingsplan uit zes hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid besproken. In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan diverse (omgevings)aspecten die in het kader van het bestemmingsplan van belang zijn. In hoofdstuk 4 wordt specifiek ingegaan op de wateraspecten van het plangebied. Hoofdstuk 5 geeft een korte beschrijving van de huidige situatie en schetst een beeld van de toekomstige situatie, waarbij in het kort wordt ingegaan op de verkeersafwikkeling. In hoofdstuk 6 wordt beschreven op welke wijze de verschillende functies en de bebouwing in het plangebied worden opgenomen in het bestemmingsplan en op welke wijze deze zich vertalen naar de regels en de plankaart. Hoofdstuk 7 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
7
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
HOOFDSTUK
2.1
2
Beleidskader
RIJKSBELEID
Nota Ruimte De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het kabinet schept ruimte voor ontwikkeling uitgaande van het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet" en verschuift het accent van het stellen van ruimtelijke beperkingen naar het stimuleren van gewenste ontwikkelingen. De Tweede en Eerste Kamer der Staten Generaal hebben ingestemd met de nota op respectievelijk 17 mei 2005 en 17 januari 2006. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 in onder andere de Staatscourant is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat1. Het plan op het terrein Kuijer voldoet aan dit beleid, daar het een inbreidingslocatie is.
2.2
PROVINCIAAL BELEID
Streekplan Utrecht Het onderliggend ruimtelijke beleidskader voor de visie wordt ingegeven door het "Provinciale Streekplan 2005 -2015". Het Streekplan vormt een ruimtelijk ontwikkelingskader op hoofdlijnen. Op 13 december 2004 hebben provinciale staten het "Streekplan 2005 – 2015" vastgesteld. Het Streekplan geeft in hoofdlijnen het provinciaal beleid weer. "Kwaliteit", "uitvoering" en "samenwerking" zijn de begrippen die samen de rode draad vormen van het Streekplan. Volgens het Streekplan geldt voor Baarn een restrictief beleid, vanwege de waardevolle omgevingskenmerken en de opvangfunctie van Amersfoort. Baarn heeft, door de ligging in bosrijk gebied en de ruime opzet van enkele statige woonwijken, de uitstraling van een groene, vrij exclusieve kern. Rondom het centrum is, in noordelijke en oostelijke richting, de kern op vrij traditionele wijze uitgebreid tot de grenzen van het huidige stedelijk gebied.
1
Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; en borging van de veiligheid.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
8
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
Het zuidelijke en het westelijke deel hebben vooral een groen en parkachtig karakter. In de loop van de tijd hebben veel royale villa’s plaatsgemaakt voor appartementencomplexen. Hierbij zijn cultuurhistorische kenmerken verloren gegaan. In het Streekplan wordt uitgegaan van een woningbouwprogramma van 650 woningen (restcapaciteit 70, nieuwe inbreiding 380, nieuwe uitbreiding 200). Door de ruime structuur en transformatiepotenties van stedelijke functies zijn er verdichtingsmogelijkheden. Van belang is dat bij verdichten de waardebepalende kenmerken van Baarn worden gerespecteerd. Het Streekplan wijst erop dat er bij nieuwbouw van woningen en bedrijventerreinen de voorkeur wordt gegeven aan herstructurering en revitalisering, volgens de SER-ladder Nieuwe Bedrijventerreinen. Daarna volgt pas uitbreiding. Ook wordt er gestreefd naar zorgvuldig ruimtegebruik. Dit kan bereikt worden door duurzaam bouwen en duurzame ruimtelijke ontwikkeling. De impuls kan tot uitdrukking komen in combinaties van functies, de inrichting van ruimte en architectuur. De uitdaging is stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden en waardevol groen en speelterreinen in stand te houden en veiligheid, gezondheid, milieu en waterhuishoudkundige situaties in stand te houden en zo mogelijk te verbeteren. Het Streekplan geeft aan dat Baarn een groene, vrij exclusieve kern door de ligging in het bosgebied en de aanwezigheid van enkele statige woonwijken. In de loop der tijd hebben enkele statige panden plaatsgemaakt voor appartementencomplexen. Zo zijn cultuurhistorische kenmerken verloren gegaan. De ligging en begrenzing van de kern staat geen uitbreidingen meer toe op één enkel gebied na. Wel zijn er verdichtingmogelijkheden, waarbij de waardebepalende kenmerken van Baarn moeten worden gerespecteerd. Het plangebied voldoet aan het gestelde in dit beleid, als ook het stedenbouwkundige plan. Het plangebied Kuijer valt binnen de rode contouren.
2.3
GEMEENTELIJK BELEID
Panorama 2015 In de visie is een beeld geschetst van de situatie die graag wordt aangetroffen in het Baarn van 2015. Bij het tot stand komen van de visie is gebruik gemaakt van informatie over de huidige situatie in Baarn en van de ontwikkelingen zoals die op dit moment voor de gemeente worden verwacht. Op 21 februari 2001 heeft de raad van de gemeente Baarn "Panorama 2015" vastgesteld. De belangrijkste onderwerpen uit deze visie zijn:
Baarnse kwaliteit, over ambities.
Baarns poldermodel, over communicatie en werkwijzen.
Voor wie? Voor alle Baarnaars! over (doel)groepen en maatschappelijke participatie.
Woongemeente met een aangenaam leefklimaat, over de ruimtelijke inrichting en leefbaarheid.
Voorzieningen, over de voorzieningen waar nu en in de toekomst behoefte aan is.
Baarn staat niet alleen, over de samenwerking met andere overheden.
Gebiedsgericht werken, over delen van de gemeente die bijzondere aandacht verdienen.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
9
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
Het uitvoeringsprogramma van Panorama 2015 vermeldt onder andere dat vrijkomende terreinen primair worden bestemd voor woningbouw. Het plan past binnen dit beleid, omdat dit terrein een vrijkomend terrein is en bestemd gaat worden voor woningbouw. Ook draagt het plan bij aan een aangenaam leefklimaat door haar ruimte voor groen en een diversiteit aan type woningen. De seniorenwoningen zorgen voor doorstroming van senioren, waardoor dure koopwoningen vrij kunnen komen. Er is in het plan geen mogelijkheid voor sluipverkeer.
Ruimtelijk Structuurplan De gemeenteraad heeft op 1 februari 2006 unaniem het "Ruimtelijk Structuurplan voor Baarn" vastgesteld. In dit plan krijgt de toekomstvisie Panorama 2015 (2001) een ruimtelijke vertaling. Kernbegrippen zijn: "versterking van het dorpse, kleinschalige en landschappelijke karakter" en "doelmatig gebruik van de beschikbare ruimte". Het "Ruimtelijk Structuurplan" heeft als functie om bij toekomstige ontwikkelingen het dorpse en groene karakter van Baarn veilig te stellen. Het plan dient als afwegingskader bij verzoeken voor nieuwbouwplannen. Baarn is in dit plan verdeeld in gebieden die onderlinge samenhang hebben. Per gebied worden uitspraken gedaan over de inrichting van het openbare gebied en de wijze waarop de bebouwing daar het beste inpast. Het Ruimtelijk Structuurplan vormt de basis voor de vernieuwing van de bestemmingsplannen. In de vooroorlogse buurt, betreffende de Professorenwijk en Zandvoortweg is er de komende jaren ruimte voor bijna 300 woningen verdeeld over zeven locaties, waarvan de Noordschil het grootst is met meer dan 200 woningen. In het gebied waar de Ruijter-Heinz fabriek heeft gestaan zijn circa 25 woningen gepland, die vooral bestemd zijn voor duurdere koopwoningen. Het plan Kuijer ligt binnen het aangewezen "vooroorlogs woongebied", ten noorden van het centrum van Baarn. De opgave voor het vooroorlogse woongebied bestaat uit:
het behoud van het aantrekkelijke en relatief kleinschalige karakter, met (half-) vrijstaande bebouwing, aangevuld met planmatige invullingen;
behoud van het gemêleerde karakter (variatie, functiemenging met vormen van bedrijfsactiviteiten die passen in de woonomgeving);
uitplaatsen van bedrijven, die een belasting vormen voor de woonomgeving; de vrijkomende plekken dienen vooral benut te worden voor woningbouw;
bij uitbreidingen van hoofdgebouwen is de nodige terughoudendheid geboden, om het bestaande karakter vanaf de openbare weg te kunnen behouden; uitbreidingsruimte is er aan de achterzijde;
nieuwe invullingen moeten zich voegen in het bestaande kleinschalige patroon;
instandhouding van de kenmerken van de bijzondere woningbouwcomplexen;
afstemming van de inrichting van het openbare gebied op de bijzondere stedenbouwkundige kwaliteiten van de tuindorpverkavelingen;
handhaven van de kenmerkende indeling van de straten.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
10
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
De volgende aspecten van de inrichting van de openbare ruimte en de stedenbouwkundige kenmerken dienen ook in de toekomst gerespecteerd te worden:
Inrichting openbare ruimte:
relatief smalle profielen met een indeling naar rijbaan en rabatstroken op één niveau;
toepassing van gebakken klinkerbestrating;
pleksgewijze in- en aanvulling van de groenstructuur, met eenduidige en duurzame soorten.
Stedenbouwkundige kenmerken van het vooroorlogs gebied zijn:
een gevarieerde woonfunctie, aangevuld met lichte vormen van bedrijven en kleinschalige voorzieningen;
dicht opeen gebouwd, kleinschalige bebouwing;
overwegend vrijstaande of halfvrijstaande bebouwing, aangevuld met planmatige invullingen, waaronder drie tuindorpverkavelingen;
massaopbouw met één tot twee bouwlagen en een kap;
relatief kleine voortuinen en diepe achtertuinen, met een groen karakter;
oriëntatie van de hoofdgebouwen op de openbare weg.
Het plan sluit aan bij het beleid van het Ruimtelijk Structuurplan, omdat het een plan met kleinschalig karakter is met relatief smalle profielen en een aangewezen groenplek, met volumes en oriëntaties, zoals in een vooroorlogs gebied.
Visie wonen 2007-2010 De gemeenteraad van Baarn heeft in februari 2007 de "Visie Wonen 20072010" vastgesteld. De Visie Wonen geeft de ambities weer op het gebied van wonen in de periode 2007-2010. De visie van de gemeente Baarn laat zich vangen in vijf hoofdlijnen:
goede afstemming van wonen-welzijn-zorg en extramuralisering (vooral senioren);
ruimte bieden aan de huisvesting van jongeren;
investeren in de huursector: inspelen op veranderende doelgroepen;
nieuwbouwproductie afstemmen op de behoefte;
gemeente als regisseur.
Belangrijke randvoorwaarde voor de gemeente is dat de invulling van de inbreiding een verbetering oplevert van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. De doelgroepen op de woningmarkt in de gemeente Baarn zijn:
senioren en mensen met een fysieke en/of verstandelijke beperking;
de jonge huishoudens op de woningmarkt;
mensen met een laag inkomen - de aandachtsgroep van beleid;
gezinnen en huishoudens tussen 31 en 54 jaar;
overige doelgroepen: statushouders en woonwagenbewoners.
Volgens de "Woonvisie" zal er op locatie de Kuijer een meer gedifferentieerd bouwprogramma voor de woningen worden uitgewerkt: woningen in zowel de sociale als de vrije sector en zowel eengezinswoningen als (nultreden) appartementen. Er wordt onder andere voor senioren en jongeren gebouwd.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
11
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
Welstandsnota De "Welstandsnota" vastgesteld bij raadsbesluit 45 op 30 juni 2004 beschrijft het welstandsbeleid van de gemeente Baarn en dient als kader voor de welstandstoetsing bij een bouwplanprocedure. Het welstandsbeleid voor het gebied Zandvoort e.o. beschrijft als gewenste ontwikkeling het behoud van het aantrekkelijke en relatief kleinschalige karakter van het gebied. Om de zorgvuldige opzet en detaillering en het kleinschalige karakter van deze wijk te kunnen behouden is bij intensiveringen de nodige terughoudendheid geboden. Verder wordt genoemd dat vrijstaande hoofdgebouwen een individuele uitstraling moeten hebben, waarbij de gevelindeling door een evenwichtige opbouw wordt gekenmerkt en de panden worden voorzien van royale kappen met een nok. Wat betreft detaillering, kleur- en materiaalgebruik bestaat de gevel uit (bak-)stenen in traditionele kleuren, waarbij het kleurgebruik terughoudend is en in aansluiting op de omgeving. Aan- en uitbouwen sluiten aan op de hoofdgebouwen. Het plan dat ter indicatie in deze toelichting is opgenomen is reeds voorgelegd aan de welstandscommissie. De welstandscommissie heeft aangegeven in principe akkoord te zijn met het plan. Voor een verdere toetsing worden bouwaanvragen voor een welstandsadvies voorgelegd aan de Welstandscommissie.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
12
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
HOOFDSTUK
3.1
3
Omgevingsaspecten
ALGEMEEN Ten behoeve van het bestemmingsplan Plataanlaan is in opdracht van de gemeente Baarn een aantal deelonderzoeken uitgevoerd met betrekking tot de omgevingsaspecten in het plangebied. Het betreft de volgende deelonderzoeken: 1. Archeologie. 2. Historisch bodemonderzoek. 3. Akoestisch onderzoek. 4. Ecologisch onderzoek. 5. Milieuhygiëne en –zonering. 6. Luchtkwaliteit. 7. Externe veiligheid. De resultaten van de deelonderzoeken worden in paragraaf 3.2 tot en met 3.8 beknopt weergegeven. Tevens wordt aangegeven hoe een en ander is "vertaald" in het onderhavige bestemmingsplan. Het onderdeel "water" is afzonderlijk opgenomen in hoofdstuk 4.
3.2
ARCHEOLOGIE Historisch gezien zijn er verwachtingen/aanwijzingen dat er archeologische waarde in dit plangebied aanwezig is. In dit kader is op 19 februari 2009 een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd door RAAP Archeologisch Adviesbureau. Het onderzoek heeft zich primair gericht op het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied, waarbij het in eerste instantie ging om het (al dan niet) vaststellen van de aanwezigheid van archeologische grondsporen. Verder heeft het onderzoek zich gericht op de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging van eventueel aanwezige archeologische grondsporen en resten. Tijdens het veldwerk zijn geen aanwijzingen van archeologische resten aangetroffen. De oorspronkelijke bovengrond is als gevolg van de aanleg van het esdek en de (recente) werkzaamheden in de kwekerij zwaar verstoord. Het ontbreken van archeologische sporen in het plangebied is niet het gevolg van deze verstorende activiteiten. Indien dit het geval was geweest, zouden naar verwachting (prehistorische) vondsten in het esdek zijn aangetroffen. Daardoor is het aannemelijk dat zich binnen de grenzen van het plangebied geen archeologische vindplaats bevindt.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
13
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
Op grond hiervan wordt daarom aanbevolen geen vervolgonderzoek uit te voeren (bijlage 1, Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven, RAAP). Er zijn geen belemmeringen voor de voorgenomen bouwplannen, vanwege het aspect archeologie.
3.3
HISTORISCH BODEMONDERZOEK Er is een verkennend bodemonderzoek en aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. De betreffende onderzoeken zijn als bijlage 6 en bijlage 7 opgenomen in dit plan. Op basis van de onderzoeken kan de volgende conclusie worden getrokken. De samenstellingswaarde voor schone grond wordt voor PAL en minerale olie overschreden. De vooraf gestelde hypothese dat de partij grond schoon is, wordt op basis van de onderzoeksresultaten verworpen. De gehalten voldoen aan de samenstellingswaarden voor bouwstoffen, niet zijnde schone grond. Vanwege het feit dat voor geen van de metalen een overschrijding van de tussenwaarde is aangetoond kan geconcludeerd worden dat de betreffende partij grond kan worden ingedeeld in categorie 1 en derhalve onder restricties toepasbaar is in een daartoe geschikt werk. Voorgaande houdt in dat voor wat betreft het aspect “bodem” geen belemmeringen zijn voor woningbouw.
3.4
AKOESTISCH ONDERZOEK WEGVERKEERSLAWAAI In opdracht van Breijn bv is door AV-Consulting bv een akoestisch onderzoek uitgevoerd (bijlage 2). Doel van het onderzoek is het bepalen van de geluidsbelasting ter plaatse van de te bouwen woningen vanwege het wegverkeer op de in de omgeving gelegen wegen. Op grond van de Wet geluidhinder dient bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd binnen de zones van wegen en industrieterreinen. De bouwkavel is gelegen binnen de zone van de Plataanlaan, hier geldt een maximum snelheid van 50 km/uur. Op de overige omliggende wegen geldt een maximum snelheid van 30 km/uur. Deze wegen hebben op grond van de Wet geluidhinder geen zone en zijn in dit onderzoek derhalve niet beschouwd. Ook op de Zandvoortweg geldt een maximum snelheid van 30 km/uur. Omdat de Zandvoortweg een redelijke hoge verkeersintensiteit heeft is deze weg toch in het onderzoek meegenomen. Voor het akoestisch onderzoek is de Standaard-Rekenmethode II toegepast (met behulp van GEONOISE 5.41). Deze methode geeft in deze situatie de meest representatieve geluidsbelasting. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de Plataanlaan, na aftrek van 5 dB op grond van artikel 110 Wet geluidhinder, hoger ligt dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden. De geluidsbelasting vanwege de weg ligt wel lager dan de maximaal toelaatbare hogere grenswaarde van 63 dB Lden. Omdat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden maar de geluidsbelasting wel onder de hoogst toelaatbare grenswaarde blijft, dient er een Hogere Grenswaarde procedure aangevraagd te worden bij het college van Burgemeester en Wethouders. Daarnaast dient er in het kader van het Bouwbesluit een onderzoek plaats te vinden naar de geluidwering van de gevels van de woningen. Bij dit onderzoek dient uitgegaan te worden van de cumulatieve geluidsbelasting van de omliggende wegen (de Plataanlaan en de Zandvoortweg) zonder aftrek op grond van artikel 110 Wet geluidhinder. Wanneer de hogere waarde is vastgesteld en er voldoende geluidwerende maatregelen in de gevels van de woningen worden aangebracht is het aspect “geluid” geen belemmering voor de uitvoering van het project.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
14
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
3.5
ECOLOGIE Vanuit de huidige natuurwetgeving is de initiatiefnemer bij ruimtelijke ingrepen verplicht op de hoogte te zijn van de in het projectgebied mogelijk voorkomende beschermde natuurwaarden. Door, voorafgaand aan de ingrepen, stil te staan bij aanwezige natuurwaarden, kan onnodige schade aan beschermde natuurwaarden worden voorkomen of beperkt. Het doel van de uitgevoerde toetsing is het opsporen van strijdigheden van de voorgenomen ingreep met de natuurwetgeving en te bepalen of de aanvraag van een ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk is. Daarnaast dient getoetst te worden aan strijdigheden met de Flora- en faunawet. Indien schade niet te voorkomen is, is een ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet noodzakelijk. Sinds 23 februari 2005 geldt voor een aantal beschermde, maar algemeen voorkomende soorten een vrijstelling bij ruimtelijke ingrepen. Voor alle soorten, ook de niet-beschermde, geldt de algemene zorgplicht. Om voorgaande te toetsen is een Quickscan Flora en Fauna uitgevoerd (bijlage 10). Voor het plangebied geldt geen gebiedsbeschermende functie. Omdat binnen het plangebied gebiedsbescherming ontbreekt, is de Natuurbeschermingswet niet van toepassing. Op het gebied is alleen de Flora- en faunawet van toepassing. In het plangebied komen broedvogels voor. Zij zijn beschermd in tabel 2 van de Flora- en faunawet. Geadviseerd wordt om voorafgaand aan de uitvoer van de werkzaamheden een schouwronde uit te voeren om na te gaan of er zich in gebruik zijnde nestgelegenheden bevinden binnen het plangebied. Indien dit het geval is mogen de werkzaamheden pas na het broedseizoen (eind augustus/ begin september) plaatsvinden. Wanneer dit niet mogelijk is moet voor deze soorten een ontheffing aangevraagd te worden. Voor deze ontheffingsaanvraag dient een lichte toets uitgevoerd te worden. Wanneer bij uitvoering van werkzaamheden zonder gedragscode soorten uit AMvB-tabel 21 negatief beïnvloed worden, dient bij de ontheffingsaanvraag een "lichte" toets uitgevoerd te worden. Bij deze toets moet aangetoond worden dat de werkzaamheden niet leiden tot het in gevaar brengen van het voortbestaan van de soorten. Daarnaast is onderzocht of er binnen het plangebied vleermuizen aanwezig zijn. Reden voor het onderzoek is dat binnen het plangebied habitats aanwezig zijn die voldoen aan de eisen die vleermuizen stellen. Ondanks het feit dat er geen sporen aangetroffen zijn, wil dat niet zeggen dat er geen vleermuizen aanwezig zijn. In 2008 heeft vleermuisonderzoek plaatsgevonden. Het onderzoek is in 3 bezoekronden geobserveerd, te weten 2 avonden (14 juli en 4 september) en 1 ochtend (15 augustus). Op basis van het onderzoek (bijlage 3) is vast komen te staan dat noch de op het terrein aanwezige gebouwen, noch de op het terrein aanwezige bomen verblijfplaatsen van vleermuizen bevatten. Op grond van de waarnemingen wordt geconcludeerd dat een behoorlijk compleet beeld van de aanwezigheid van vleermuizen op het terrein is verkregen.
1
Op 23 februari 2005 is de AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) artikel 75 in werking getreden. Hiermee zijn een aantal wijzigingen in de Flora- en faunawet doorgevoerd. Zo zijn er drie verschillende beschermingsregimes vastgesteld. Beschermde flora en fauna zijn hierbij onderverdeeld in drie categorieën. Iedere categorie heeft zijn eigen beoordelingstoets voor ontheffingverlening.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
15
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
De plannen voor sloop en ontruiming, alsmede de bouw van woningen kunnen niet beschouwd worden als een verstoring van vleermuizen, zoals bedoeld in de Flora en faunawet. Een ontheffing volgens artikel 75 van deze wet is derhalve niet nodig. Van de overige diergroepen komen enkel soorten voor die algemeen zijn of beschermd zijn in tabel 1 van de Flora- en faunawet. Voor deze soorten geldt een algemene vrijstelling. Voor het plangebied geldt dat er een ontheffingsaanvraag nodig is voor bouwen in het broedseizoen.
3.6
MILIEUHYGIËNE EN -ZONERING Voor het bepalen van een goede afstand tussen een bedrijf en woningen, biedt het “groene boekje” van de VNG richtlijnen. Deze richtlijnen worden in Nederland gehanteerd voor het bepalen van een goede, acceptabele afstand tussen bedrijven (milieubelastende functies) en woningen (milieugevoelige functies). In het boekje worden verschillende typen gebieden en verschillende categorieën bedrijven onderscheiden. Voor gemengd gebied wordt voor bedrijven in de milieucategorie 1 een afstand van 0 meter tot woningen geadviseerd. Het gebied rondom dit gedeelte van de Zandvoortweg en de Populierenlaan kan gekenmerkt worden als gemengd gebied. Voor de milieucategorie 2 geldt over het algemeen een afstand van 10 meter tot woningen. Wanneer bekend is welke activiteiten concreet beoogd worden, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). In de omgeving van het bestemmingsplangebied is een aantal percelen met een bedrijfsbestemming. Het perceel aan de Zandvoortweg 63 heeft een bedrijfsbestemming voor bedrijven in categorie 2. Op grond van de richtlijnen moet een afstand tot de woningen van ten minste 10 meter aangehouden worden. Populierenlaan 5 t/m 9a hebben de bestemming “Woondoeleinden”. Populierenlaan 1, 3 en 3A hebben een bestemming waarbij bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. Deze percelen grenzen aan het plangebieden hebben in het geldende bestemmingsplan “Noord-Oost” de bestemming “Gemengde doeleinden”, op grond waarvan wonen, detailhandel, dienstverlening, zeer lichte bedrijfsactiviteiten en kantoren zijn toegestaan. Onder zeer lichte bedrijfsactiviteiten worden activiteiten verstaan die vallen onder categorie 1. Het perceel Populierenlaan 9 heeft de bestemming “Woondoeleinden”. Desondanks is voor dit perceel destijds een bouwvergunning verleend voor een bedrijfsruimte met een bovenwoning. De huidige bedrijfsactiviteiten vallen binnen de categorie 1. Van deze categorie wordt uitgegaan. De richtlijnen adviseren een afstand van 0 meter aan te houden tot woningen. De nieuw te bouwen woningen staan op een afstand van 1,5 meter en verder en voldoen daarmee aan de richtlijnen. De woningen zijn aan de achterzijde van de bedrijven gesitueerd, waar de minste hinder te verwachten is.
3.7
LUCHTKWALITEIT In opdracht van Breijn bv heeft DGMR Industrie, Verkeer en Milieu bv een luchtkwaliteitsonderzoek (bijlage 4) verricht ten behoeve van de realisatie van een woningbouwplan in Baarn (herontwikkeling terrein Kuijer Plataanlaan in Baarn). Het doel van het onderzoek naar de luchtkwaliteit is het vaststellen of de ontwikkeling wel of niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Mocht de ontwikkeling in betekenende mate bijdragen dienen er vervolgstappen genomen te worden.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
16
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
Uit de rekenresultaten komt naar voren dat de concentratie PM10 0.1μg/m3 zal toenemen en dat de concentratie NO2 0.4 μg/m3 zal toenemen als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van het plan. Op basis van het huidige beleid is een toename van 1% (0,4 μg/m3) toegestaan voor zowel de concentraties PM10 als NO2. Zoals blijkt uit de rekenresultaten, draagt de ontwikkeling van het plan niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtkwaliteit. Dit houdt in dat er geen nader onderzoek vereist is en dat de ontwikkeling doorgang kan vinden zonder op bezwaren te stuiten voor wat betreft de Wet luchtkwaliteit (gewijzigde Wet milieubeheer).
3.8
EXTERNE VEILIGHEID Het woningbouwplan voor het terrein van kwekerij Kuijer, gelegen aan de Plataanlaan in de gemeente Baarn betreft een kwetsbare bestemming. In het noorden van Baarn op ongeveer 275 meter afstand van de woningbouwlocatie is een LPG-tankstation aanwezig (Shell tankstation, De Ruyter). Dit LPG-tankstation vormt een risico voor de externe veiligheid en moet volgens het Registratiebesluit Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen worden geregistreerd als risicobron. Voor de woningbouwlocatie is nagegaan of het LPG-tankstation mogelijk een plaatsgebonden risico (PR) dan wel een groepsrisico vormt. Ten aanzien van het plaatsgebonden risico kan geconcludeerd worden dat de woningbouwlocatie ruim buiten het risicogebied van het LPG-tankstation ligt. De afstand tussen de PR-contour en de woningbouwlocatie bedraagt 240 meter. Dit betekent dat ten aanzien van het plaatsgebonden risico het LPG-tankstation op voldoende afstand ligt van het nieuwbouwplan (bijlage 9, Onderzoek externe veiligheid). Voor het groepsrisico geldt de norm dat de letaliteitgrens van het invloedgebied van een LPG-tankstation 150 meter bedraagt (conform Regeling externe veiligheid inrichtingen). Buiten de letaliteitgrens is de kans minimaal dat bij een ongeval met een gevaarlijke stof dodelijke slachtoffers vallen. De afstand tussen het LPG-tankstation en de woningbouwlocatie bedraagt 275 meter en is daarmee op ruime afstand gelegen van het invloedgebied. Geconcludeerd kan worden dat de nieuwbouwlocatie op voldoende afstand ligt van het LPG-tankstation en daarmee aan de gestelde normen voor plaatsgebonden risico en groepsrisico voldoet.
3.9
VERKEER- EN PARKEERASPECTEN De huidige hoofdverkeersstructuur zal als gevolg van de herontwikkeling van het terrein Kuijer geen substantiële wijziging ondergaan. Het plan voor de herinrichting van het terrein gaat uit van ontsluiting van het terrein naar de Plataanlaan. Ontsluiting van het terrein via de Zandvoortweg is vanwege de verkeersintensiteit niet wenselijk. Een toename van de verkeersdruk op de Goudenregenlaan en Elzenlaan is niet wenselijk. Daarom is (sluip-) verkeer van of naar de Goudenregenlaan en Elzenlaan niet mogelijk. Wat betreft het extra verkeersaanbod op de Plataanlaan als gevolg van de ontwikkelingen wordt het volgende opgemerkt. De Plataanlaan is een gebiedsontsluitingsweg waar een maximum snelheid van 50 km/uur geldt. Uit de verkeerstellingen van februari 2009 is gebleken dat de verkeersintensiteit op de Plataanlaan circa 5.400 mvt/etmaal bedraagt. Dit is een redelijk lage intensiteit voor een 50 km/u-weg. Het extra verkeersaanbod ten gevolge van de 59 woningen bedraagt naar verwachting 240 tot maximaal 300 mvt/etmaal. De Plataanlaan heeft voldoende capaciteit om het verkeer ten gevolge van de 59 extra woningen aan te kunnen.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
17
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
Op een 50 km/uur-weg is het wenselijk om het aantal zijstraten en uitritten zo beperkt mogelijk te houden. Aanwezige uitritten en zijstraten naar een dergelijk weg moeten bij voorkeur voorzien zijn van een uitritconstructie volgens Duurzaam Veilig. Vanwege de verkeersveiligheid zal de straat door het plangebied als eenrichtingsweg uitgevoerd worden en middels een inrit- uitritconstructie op de Plataanlaan worden aangesloten volgens de Duurzaam Veilig-principes. De Werkgroep verkeer (ambtelijke adviescommissie) heeft geadviseerd de Plataanlaan als gebiedsontsluitingsweg te behouden, onder andere omdat de Plataanlaan een belangrijke uitvalsroute is voor de brandweer. Om de verkeersveiligheid te vergroten heeft de werkgroep geadviseerd de Plataanlaan opnieuw in te richten als een weg met één rijloper en twee fietsstroken. Over het aantal parkeerplaatsen is als uitgangspunt in “model D” vastgelegd, dat 1,5 parkeerplaats per woning nodig is en ondergronds parkeren onder het appartementencomplex. In het stedenbouwkundige plan is de parkeernorm per type woning uitgewerkt conform de CROW-richtlijnen: 1,8 parkeerplaats per vrije-sector woning; 1,4 parkeerplaats per goedkope woning; 1 parkeerplaats per seniorenwoning (appartementencomplex). In het plan is voorzien in het volgende aantal parkeerplaatsen: 45 parkeerplaatsen op openbaar terrein, verspreid over verschillende plaatsen in het plangebied 24 parkeerplaatsen in de parkeerkelder onder de appartementen 40 parkeerplaatsen op privéterrein bij de woningen. Hiervan zijn twee parkeerplaatsen op een enkele, korte oprit, 24 parkeerplaatsen zijn op een lange, dubbele oprit en 14 parkeerplaatsen in een garage.
Het theoretische aantal parkeerplaatsen in het gehele plan is daarmee 109 parkeerplaatsen. In de praktijk blijkt vaak dat bij een garage met een (korte) oprit alleen de garage of alleen de oprit gebruikt wordt om te parkeren. In dat getal kan een garage met een korte oprit gerekend worden als één parkeerplaats. Een garage met een lange, dubbele oprit kan gerekend worden als twee parkeerplaatsen. Volgens deze manier van tellen zijn er in het gehele plan 95 parkeerplaatsen aanwezig. Het CROW heeft richtlijnen ontwikkeld over het gebruik van parkeerplaatsen in de praktijk. In deze richtlijnen wordt een correctie voorgesteld vanwege de ervaring uit de praktijk dat parkeerplaatsen op eigen terrein minder efficiënt gebruikt worden. In de tabel hieronder is aangegeven met welk getal gerekend kan worden volgens de richtlijnen van het CROW. Parkeervoorziening
Theoretisch aantal
Berekeningsaantal
Opmerking
Garage met enkel oprit
2
1,0
Oprit minimaal 5,0
Garage met lange oprit
3
1,3
meter diep
Bron: CROW publicatie 182
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
18
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
De berekening van het aantal parkeerplaatsen dat in de praktijk gebruikt zal worden volgens het CROW wordt daarmee als volgt. 45 parkeerplaatsen op openbaar terrein; 24 parkeerplaatsen in de parkeerkelder onder de appartementen; 2 x enkele oprit met garage = 2 parkeerplaatsen; 12 x lange oprit met garage = 15,6 parkeerplaatsen. Het aantal aanwezige parkeerplaatsen is volgens deze ‘praktijkberekening’ 86,6 parkeerplaatsen.
De gemeente Baarn stelt vast dat er ook bij deze manier van berekenen voldoende parkeerplaatsen zijn. Er wordt voldaan aan de parkeervraag van 81,4 parkeerplaatsen.
3.10
BEZONNING Er is een bezonningsstudie opgesteld. Hierin is onder andere een uitleg over de uitgangspunten, het bouwplan voor het appartementengebouw (Definitief Ontwerp) en een conclusie opgenomen. Uit het rapport kan goed afgeleid worden wat de invloed van het gebouw is op de bezonning van de omliggende bebouwing. Om te beoordelen welke mate van schaduwwerking aanvaardbaar gevonden kan worden is aansluiting gezocht bij onderzoek. Uit onderzoek blijkt dat een bezonningstijd van 4 uur (maart, september) tot 7 uur per dag (juni) als een goed bezonningsklimaat beschouwd mag worden. De winter wordt buiten beschouwing gelaten. In het voorliggende geval kan globaal gesteld worden dat er vanaf 15.00 uur (lente, herfst) of 16.00 uur (zomer) minder bezonning is op kleine gedeelten van enkele omliggende percelen. Voor alle percelen geldt dat er in maart en september ten minste 4 uur bezonning en in juni tenminste 7 uur bezonning per dag mogelijk is. De conclusie is dat er na realisatie van het appartementengebouw een op de omliggende percelen een goed bezonningsklimaat is. De bezonningsstudie is bijgevoegd in bijlage 12 in het bijlagenboek.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
19
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
HOOFDSTUK
4.1
4
Wateraspecten
INTEGRALE BENADERING WATERBELEID In het waterbeleid is het accent de laatste jaren sterk komen te liggen op de watersysteembenadering en op het integraal waterbeheer. Het rijksbeleid en het provinciale beleid zijn gericht op de ruimtelijke functietoedeling (bijvoorbeeld ten aanzien van landbouw en natuurbeheer), op het terugdringen van het areaal aan verdroogde gebieden (kwantiteitsbeheer) en het beschermen tegen wateroverlast. Daarnaast wordt uitgegaan van verbetering van de kwaliteit van het water (kwaliteitsbeheer). Waterschappen hebben op grond van de Wet op de Waterhuishouding een belangrijke taak gekregen met betrekking tot het waterbeheer. In de waterbeheerplannen dienen zij functies aan het water toe te kennen. Daarbij dienen zij tevens te zorgen voor afstemming met het ruimtelijke beleid. Het waterbeheer in het plangebied is in handen van het Waterschap Vallei & Eem.
Watertoets Het aspect water is in de afgelopen jaren steeds meer op een integrale wijze benaderd. In de startbijeenkomst Waterbeleid in de 21e eeuw is in 2001 vastgelegd dat bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden met de belangen van het water. Concreet betekent dit dat over ruimtelijke plannen vooroverleg met het betrokken waterschap plaatsvindt. Daarnaast moeten de ruimtelijke plannen een waterparagraaf bevatten waarin de effecten van ruimtelijke ingrepen op de waterhuishouding in beeld worden gebracht. Beide vereisten zijn wettelijk vastgelegd in het Bro (2008). Daarnaast hebben de waterschappen op grond van de Wet op de Waterhuishouding een belangrijke en integrale taak gekregen. In waterbeheerplannen dienen zij functies aan het water te geven en voor afstemming te zorgen met het ruimtelijke beleid. Een belangrijke ontwikkeling in het waterbeleid is het aspect van de Watertoets. De Watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader voor de Watertoets wordt gevormd door het vigerende beleid zoals geformuleerd in de Vierde Nota Waterhuishouding, Waterbeleid 21e eeuw, Europese Kaderrichtlijn water, de Nota Ruimte en de beleidslijn Ruimte voor de rivier. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De "winst" die wordt behaald bij de Watertoets ligt bij de vroegtijdige betrokkenheid en informatievoorziening. Ter ondersteuning van het watertoetsproces is de Handreiking Watertoets 2 opgesteld. Hierin wordt onder meer aandacht besteed aan het opstellen van een waterparagraaf. De waterparagraaf in dit bestemmingsplan sluit hierop aan.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
20
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
De waterparagraaf bij een bestemmingsplan moet mede gebaseerd worden op het advies van de waterbeheerder, zodat wateraspecten volwaardig meegenomen worden in de bestuurlijke afweging. De waterbeheerder komt pas met een wateradvies als alle door haar aangedragen aspecten in het plan zijn verwerkt.
4.2
HET WATERSYSTEEM
Algemeen De maaiveldhoogte binnen het plangebied varieert van 3,30 meter +NAP (Zandvoortweg) tot 5,20 meter + NAP (Berkenweg). Het waterkwantiteits- en kwaliteitsbeheer wordt ter plaatse van het plangebied gevoerd door Waterschap Vallei & Eem. In de nabijheid van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Riolering In de omliggende straten ligt een gemengd rioolstelsel. De gemeente heeft al op verschillende locaties bestaand verhard oppervlak van de riolering afgekoppeld. Hierbij is gebruik gemaakt van verschillende infiltratiesystemen.
Bodemopbouw Door Econsultancy is een infiltratieonderzoek uitgevoerd (bijlage 5). Dit onderzoek heeft tot doel de doorlatendheid van de bodem te bepalen. Tevens is een profielbeschrijving van de bodem opgesteld. Uit de grondboringen blijkt dat de bovengrond bestaat uit zwak humus, matig siltig, zeer fijn zand. Plaatselijk is de grond zwak grindig. De ondergrond bestaat uit zwak tot matig siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. Het plangebied ligt dichtbij peilbuis B39A0626. Hierdoor is aangenomen dat de grondwaterstand binnen het plangebied overeenkomt met de GHG en GLG gemeten in deze peilbuis. Dit resulteert in een GHG binnen het plangebied op circa 1,95 meter + NAP en de GLG op 1,30 meter +NAP. De maaiveldhoogte binnen het plangebied varieert tussen 3,30 meter +NAP en 5,20 meter + NAP, wat resulteert in een GHG en GLG van respectievelijk 1,35 m-mv en 2,00 m-mv ten opzichte van de laagste maaiveldhoogte. Hierbij merken wij op dat de maaiveldhoogte is bepaald op basis van de AHN, dit betreft een benadering van de maaiveldhoogten. Door Econsultancy is een infiltratieonderzoek uitgevoerd. De bodem is op basis van de onderzoeksresultaten matig tot goed doorlatend. Voor de bergingsberekeningen is de laagste waarde van de doorlatendheid, 0,83 m/dag gehanteerd.
4.3
WATERBEHEER Het waterschap spreekt de volgende voorkeursvolgorde uit ten aanzien van de omgang met neerslagwater:
Hergebruik van schoon neerslagwater (ten behoeve van toiletspoeling en tuinbesproeiing).
Infiltratie van schoon neerslagwater.
Bufferen en vertraagd afvoeren naar het oppervlaktewater.
Toepassing van het verbetert gescheiden stelsel.
Mogelijkheden afvoersysteem Het plangebied wordt bebouwd. Berging van water gebeurt op een wijze die past bij het karakter van de bebouwing. In het plangebied wordt alleen een vuilwater riolering aangelegd.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
21
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
Het regenwater wordt oppervlakkig afgevoerd en lokaal geborgen en geïnfiltreerd. Hierdoor vindt er geen afvoer naar oppervlaktewater plaats. Daarom hebben wij het afvoersysteem getoetst aan een T=10 situatie.
Bepaling verhard oppervlak Op basis van de stedenbouwkundige schets is globaal het verhard oppervlak bepaald. Het bruto oppervlak is circa 1,3 hectare. Hiervan wordt circa 6.700 m² verhard oppervlak. Hiervan is 3.500 m² dakoppervlak en 3.200 m² wegoppervlak. Deze oppervlakken zijn gebruikt als basis voor de berekeningen van de bergingsbehoefte. De bestaande bebouwing binnen het plangebied blijft gehandhaafd.
Bepaling bergingsbehoefte Op basis van de notitie Normering en uitgangspunten voor stedelijk gebied van september 2007 van Waterschap Vallei en Eem is de bergingsbehoefte bepaald. De resultaten uit de berekening is opgenomen in onderstaande tabel. Tabel Bergingsbehoefte
Voorzieningen
Berging m³
Infiltratie m³ /h
Lengte 3
Breedte 3
m
Hoogte m3
m
infiltratievoorzieningen
276
4,6
460
1,0
0,6
doorlatende verharding
173
30,9
350
5,0
0,3
wadi (talud 1:3)
232
9,8
204
5,0
0,5
Er heeft geen toetsing plaatsgevonden bij de T=100-situatie. Wel is voor deze situatie de aanvullende benodigde berging berekend op basis van de voorzieningen bij de T=10situatie. Dit is weergegeven in onderstaande tabel. Voorziening
Retentie-eis m3
infiltratievoorziening
138
doorlatende verharding
103
wadi
119
De bovenstaande uitwerking van de bergingsbehoefte is een voorbeeld van de mogelijke oplossingsrichtingen. In overleg met de ontwikkelende partij en de gemeente zijn de twee onderstaande voorkeursvarianten uitgewerkt. Hierbij is de eerste variant een infiltratievoorziening (infiltratiekratten) in combinatie met infiltratie riolering. De tweede variant betreft een doorlatende verharding.
Infiltratievoorziening In de openbare weg wordt over de lengte van de weg (220 m.) een infiltratieriolering toegepast met een diameter van 400 mm. Aanvullend is hierbij is nog 385 m. (x 1,00 x 0,6) infiltratievoorziening benodigd. Deze kan worden gerealiseerd onder de verharding ter hoogte van het appartementencomplex of in de groenstroken. In de T=100 situatie ontstaat bij deze variant een bergingstekort van 130 m3. Deze hoeveelheid water verdeeld zich over maaiveld. Dit resulteert in een waterhoogte van ongeveer 4 cm op de wegen.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
22
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
Doorlatende verharding In de openbare weg wordt over een lengte van 173 m. (bij een breedte en diepte van de weg van respectievelijk 5 m. en 0,3 m.) doorlatende verharding toegepast. In de T=100 situatie ontstaat bij deze variant een bergingstekort van 103 m3. Deze hoeveelheid water verdeeld zich over maaiveld. Dit resulteert in een waterhoogte van ongeveer 3 cm op de wegen.
Voorlichting, handhaving en beheer Bij afkoppeling van wegen en daken naar een buffer/infiltratievoorziening moet worden voorkomen dat de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater wordt beïnvloed. Hiertoe dienen een tiental aandachtspunten in acht te worden genomen.
4.4
CONCLUSIES Econsultancy bv heeft in opdracht van Breijn bv Stedelijke Infra een infiltratie onderzoek uitgevoerd in het kader van plangebied "Kuijer Plataanlaan" te Baarn in de gemeente. Het infiltratieonderzoek is uitgevoerd in het kader van de watertoets, waarin het ruimtebeslag van de toekomstige infiltratievoorzieningen dient te worden weergegeven. De bovengrond bestaat voornamelijk uit zwak humus, matig siltig, zeer fijn zand. Plaatselijk is de bovengrond zwak grindig. De ondergrond bestaat uit zwak tot matig siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. Het is vooralsnog onbekend welke voorzieningen zullen worden gerealiseerd voor de infiltratie/ berging en/of de afvoer van het hemelwater op de locatie. Uit de boorprofielen van de proefboringen tijdens het veldwerk en van de boringen voor het verkennend bodemonderzoek (BAA.BRE.NEN 08041286) uitgevoerd op 9 mei 2008 (bijlage 6), is gebleken dat de bodemopbouw vrij homogeen is. Op basis van deze waarnemingen in het veld zijn drie infiltratiemetingen in verschillende trajecten verspreidt over de locatie uitgevoerd. Tabel V geeft een overzicht van de berekende k-waarden, alsmede een beoordeling op basis van het Cultuurtechnisch Vademecum.
Tabel V
Meet-
Situering
punt 11
Traject
Gem. k-waarde
(m –mv) noordelijk deel van de
Beoordeling
(m/dag)
0,68 – 1,02
0,83
vrij goed doorlatend
1,18 – 1,52
1,37
goed doorlatend
1,63 – 1,97
2.74
goed doorlatend
onderzoekslocatie 12
ten zuiden van de bestaande bebouwing
13
westzijde plangebied
De bodem is uitgaande van de huidige onderzoeksresultaten vrij goed tot goed doorlatend.
Het waterrelevante beleid Op rijksniveau is het waterrelevante beleid in hoofdzaak verwoordt in:
de "4e Nota Waterhuishouding" (1997).
"Anders omgaan met water", Waterbeleid in de 21e eeuw.
de "Nota Ruimte" (2006).
de "Kaderrichtlijn Water".
het "Nationaal Bestuursakkoord Water" (2003).
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
23
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
Het beleid is gericht op het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen. Water wordt daarnaast beschouwd als één van de structurerende principes voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Op provinciaal niveau zijn in dit kader de stroomgebiedsvisie en het waterbeheersplan van belang.
Stroomgebiedsvisie Gelderse Vallei Als uitwerking van de Startovereenkomst Waterbeleid 21 eeuw hebben de provincies Utrecht en Gelderland, onder regie van de provincie Utrecht in 2002, de Stroomgebiedsvisie Gelderse Vallei opgesteld. Deze visie geeft het wensbeeld aan voor het regionale watersysteem op de lange termijn. Daarbij staat de relatie tussen de waterhuishoudkundige inrichting (waterkwaliteit en kwantiteit, gronden oppervlaktewater) en de ruimtelijke inrichting van het gebied centraal. De stroomgebiedsvisie gaat in op de volgende aspecten:
garanderen van een veiligheidsniveau tegen overstroming vanuit randmeren en Nederrijn;
regionale waterbergingsgebieden;
verdrogingsbestrijding;
beter benutten van kwelwater aan de randen van de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe;
het verbeteren van de waterkwaliteit.
De stroomgebiedsvisie is de regionale inbreng in het Nationaal Bestuursakkoord Water. De waterschapsmaatregelen uit de stroomgebiedsvisie zijn opgenomen in het waterbeheersplan.
Waterbeheersplan Waterschap Vallei & Eem 2004-2007 In dit waterbeheersplan verwoordt het bestuur van Waterschap Vallei & Eem het beleid dat het voor de korte termijn (tot 2007) en voor de lange termijn (tot 2015) voor ogen heeft. Het beleid van het Waterschap is neergelegd in het "Water beheersplan Waterschap Vallei & Eem 2004-2007" en dateert van 16 oktober 2003. De missie van het Waterschap luidt: "Waterschap Vallei & Eem richt zich op een duurzaam beheer van oppervlaktewater en dijken in zijn gebied. Het voert deze taken uit op basis van een evenwichtige belangenafweging en tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Het werk wordt verricht in een open sfeer, gericht op samenwerken en op een vooruitstrevende, resultaatgerichte en milieubewuste wijze." Het streven is om het bestaande waterhuishoudkundig en ruimtelijk beleid goed toe te passen en uit te voeren. In het bestemmingsplan moet worden aangegeven of en op welke wijze de waterhuishouding wordt beïnvloed en op welke wijze negatieve gevolgen worden voorkomen of gecompenseerd. Daarnaast bevat de waterparagraaf een weergave van het doorlopen proces en het wateradvies van de waterbeheerder.
Overleg Waterschap Vallei & Eem De watertoets is overlegd met het Waterschap Vallei & Eem. Het Waterschap heeft aangegeven dat er voldoende rekening is gehouden met de wateraspecten, op basis van de voorgestelde maatregelen.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
24
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
HOOFDSTUK
5.1
5
Planbeschrijving
BEKNOPTE ONTSTAANSGESCHIEDENIS Aan de noordkant van het dorpscentrum heeft vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw uitbreiding plaatsgevonden. Het wegenpatroon wordt vooral bepaald door twee oude landwegen vanuit de Brink: de Eemnesserweg en de Zandvoortweg. In de loop van de tijd is hier, veelal op individuele basis, bebouwing ontstaan. De oorspronkelijke bebouwing is kleinschalig en staat dicht op elkaar. In de jaren zeventig is een deel van de wijk Zandvoort, ten westen van de Essenlaan, gesloopt en vervangen door eengezinswoningen. De toen toegepaste oostwestverkaveling en aangesloten bebouwing wijken af van de oorspronkelijke opzet.
5.2
HUIDIGE SITUATIE De huidige functie in het plangebied is die van een kwekerij, met aangrenzend enkele percelen van woningen. De locatie is momenteel grotendeels begroeid met aanplant (bomen). Een deel van de locatie is braakliggend en in gebruik als groenstrook. Een klein deel van de locatie is bebouwd. De locatie is deels verhard maar grotendeels onverhard. De aanwezige, belendende woonbebouwing staat loodrecht op, of in het verlengde van het rechthoekige terrein. De bebouwing aan weerzijden van de Plataanlaan varieert van eigentijds tot gedateerde woningbouw waarbij geen sprake is van een op elkaar afgestemd geheel.
Plataanlaan
Bestaande bebouwing aan de Plataanlaan
Bestaande bebouwing Kuijerterrein
Bestaande bebouwing nabij het Kuijerterrein
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
25
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
Appartementen overkant
Apotheek aan Plataanlaan
Zandvoortweg
In de wijk staan voornamelijk arbeiders- en middenstandswoningen, vrijstaand of in rijen en complexen. De oorspronkelijke bebouwing is kleinschalig en staat dicht op elkaar. De woningen zijn over het algemeen voorzien van relatief kleine tuinen. Aan de overzijde van de Plataanlaan en aan de oostzijde van het plangebied komen veel rijenwoningen voor. De wegen in het oude gedeelte zijn vaak smal, met een rijbaan en rabatstroken in gebakken klinkers en op één niveau. De voortuinen worden van de straat gescheiden door lage muurtjes en/of heggen. In enkele straten zijn bomen langs de weg geplant. De woningen zijn voornamelijk georiënteerd op de straat. De panden zijn in het verleden vaak uitgebreid met een aanbouw of een dakkapel.
5.3
TOEKOMSTIGE SITUATIE
Het project herontwikkeling terrein Kuijer Plataanlaan betreft een woningbouwontwikkeling nabij het dorpscentrum van in totaal 59 woningen, waarbij de huidige bedrijfswoning aan de Berkenweg niet is meegerekend. In het gebied waarvoor in 2005 de uitgangspunten zijn vastgesteld worden 57 woningen gerealiseerd. Aan het terrein dient een sociale invulling gegeven te worden.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
26
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
Een ander uitgangspunt is een “lichte bebouwing in een groene setting”. Het accent binnen de herontwikkeling ligt op de woningbouw voor starters en voor senioren. De woningbouw voor senioren vindt plaats in de vorm van appartementen en grondgebonden woningen. De woningbouw voor starters bestaat uit twaalf grondgebonden eengezinswoningen in het goedkope segment. Daarnaast worden er ook duurdere grondgebonden woningen gerealiseerd, zowel tweekappers als geschakelde woningen. Het planvoorstel gaat uit van een dubbele ontsluiting aan de Plataanlaan. De noordzijde, de Zandvoortweg, is gebaat bij een continuering van het bestaande stedenbouwkundige patroon, namelijk invulling met een woonbebouwing, bestaande uit een twee-onder-een kapper. Voor de westzijde van het terrein wordt een open structuur voorgestaan, middels een groenveld. Het groenveld is zowel vanuit de Elzenlaan als vanuit het plangebied en de Plataanlaan goed toegankelijk. Het perceel aan de Berkenweg (tussen nummer 38 en 40) is een ruim perceel. Hier is een woning met één bouwlaag en kap en een bijgebouw goed inpasbaar. De voormalige bedrijfswoning aan de Berkenweg 38 is gehandhaafd en heeft een woonbestemming gekregen. In totaal zijn in het bestemmingsplangebied 59 nieuwe/extra woningen mogelijk.
Verkeersafwikkeling De huidige hoofdverkeersstructuur zal als gevolg van de herontwikkeling van het terrein Kuijer geen substantiële wijziging ondergaan. Een toename van de verkeersdruk op de Goudenregenlaan en Elzenlaan is niet wenselijk. Het stedenbouwkundige plan gaat daarom uit van een ontsluiting aan de Plataanlaan, waar 50 km/uur is toegestaan. Hoewel in zijn algemeenheid het beleid erop gericht is zo weinig mogelijk aansluitingen op een 50 km/uur-weg te realiseren, is in dit geval een andere ontsluiting van het terrein niet aan de orde. Een aansluiting op de Zandvoortweg is, in het kader van de, als gevolg van de realisering van woningbouw, te verwachten verhoging van de verkeersintensiteit niet wenselijk. Ten aanzien van het aantal te realiseren parkeerplaatsen is het uitgangspunt dat de benodigde parkeerplaatsen binnen het plangebied gerealiseerd moeten worden. Op basis van de CROW-richtlijnen is het aantal parkeerplaatsen bepaald. In het plangebied is in voldoende parkeergelegenheid voorzien.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
27
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
HOOFDSTUK
6
Juridische aspecten
In dit hoofdstuk worden - voor zover dit nodig wordt geacht - de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is gestreefd het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.
6.1
ONTHEFFINGSREGELS In een concrete situatie kan het voorkomen dat afwijking van de gestelde regels aanvaardbaar is. Hiertoe zijn enkele ontheffingsregels opgenomen. De ontheffingsbevoegdheid is gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening en de uitvoering berust bij burgemeester en wethouders. Afwijkingen van geringe aard zijn mogelijk waarbij de aan de grond toegekende bestemming echter gehandhaafd dient te blijven. De wet biedt eveneens de bevoegdheid ten aanzien van nader aangegeven aspecten nadere eisen te stellen. Bij de nadere eisen bepaling en de ontheffingsbepaling wordt in de regels een aantal algemene criteria genoemd.
Straat- en bebouwingsbeeld Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen, dient gestreefd te worden naar het in stand houden dan wel tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar: een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte evenals een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd.
Goede woonsituatie Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvorm(-en), dient rekening te worden gehouden met het in stand houden dan wel tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, evenals de aanwezigheid van voldoende privacy.
Verkeersveiligheid Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvorm(-en), dient rekening te worden gehouden met het in stand houden dan wel tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.
Sociale veiligheid Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvorm(-en), dient voorkomen te worden dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
28
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
Milieusituatie Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvorm(-en), dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking (milieuhygiënische inpasbaarheid).
Gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvorm(-en), dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
Externe veiligheid Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvorm(-en), dient voorkomen te worden dat de ruimtelijke situatie de externe veiligheid in gevaar brengt of oncontroleerbaar wordt. Voorgaande doet zich vooral voor bij de situering van de bebouwing.
6.2
OPZET VAN DE REGELS De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in de volgende hoofdstukken: 1.
Inleidende regels.
2.
Bestemmingsregels.
3.
Algemene regels.
4.
Overgangs- en slotregels.
In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze dient te worden gemeten. De omschrijving van de op de kaart aangegeven bestemmingen en het gebruik van gronden en gebouwen is opgenomen in hoofdstuk 2. Per bestemming worden de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden vermeld. Hoofdstuk 3 bevat regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijk hoofdstuk onder te brengen. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.
Nadere toelichting op de regels Hierna worden - voor zover nodig - de regels artikelsgewijs van een nadere toelichting voorzien.
Groen Deze bestemming laat onder meer groenvoorzieningen, bermen en beplanting toe. Een aantal voorzieningen wordt als ondergeschikt en bijbehorend hieraan gezien, zoals onder andere paden en verhardingen, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen.
Tuin Deze bestemming betreft de gronden bij woningen, die in beginsel vrij van bebouwing dienen te blijven. De bestemming maakt deel uit van de overige bij een bouwperceel behorende gronden.
Verkeer - Verblijfsgebied Deze verkeersbestemming betreft de gronden die van belang zijn voor (de aan te leggen) wegen, straten en paden, parkeervoorzieningen en de daarbij behorende voorzieningen. Voor de instandhouding van een waardevolle boom binnen het plangebied is een specifieke aanduiding opgenomen.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
29
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
Wonen Voor de woonhuizen gelden in beginsel de op de plankaart aangeduide goothoogte en bouwhoogte. Binnen de regels is de dakhelling aangegeven. Binnen de bestemming zijn woongebouwen toegestaan door middel van een aanduiding “gestapeld”. Bij de woonhuizen mogen zowel aanbouwen, uitbouwen als bijgebouwen gebouwd worden en die mogen zowel binnen als buiten de bouwvlakken worden gerealiseerd. Daarbij is wel van belang, dat de afstand tot de voorgevel en het verlengde van het woonhuis minimaal 3 meter dient te bedragen. Deze maat is opgenomen om een zekere openheid te bewerkstelligen en een ongewenste mate van verdichting van het straatbeeld tegen te gaan. Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen wordt een oppervlakte geboden van ten hoogste 50 m2 en daarbij geldt wel dat de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel. Voor deze oppervlakteberekening telt niet mee de oppervlakte die ligt binnen het bouwvlak. Bij percelen met een oppervlakte van meer dan 1.000 m2 geldt dat een oppervlakte van ten hoogste 60 m2 is toegestaan. Ruimten binnen de woning alsmede de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebruikt voor een zogenaamd aan huis verbonden beroep, met inachtneming van een aantal bepalingen. Zo mag ten hoogste 25% van het vloeroppervlak worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 50 m2. Alleen de bewoner van de woning mag de activiteit uitoefenen en detailhandel is niet toegestaan. Ook kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan bij ontheffing, waarbij nagenoeg dezelfde condities in acht dienen te worden genomen. Voor beroepen aan huis kan via een ontheffing worden toegestaan dat de te gebruiken oppervlakte wordt vergroot tot ten hoogste 100 m2.
Anti-dubbeltelregel Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te kunnen voorkomen. Dit kan zich voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximum bebouwingspercentage was betrokken wederom, nu ten behoeve van de berekening van het maximum bebouwingspercentage van een ander bouwperceel wordt betrokken.
Algemene gebruiksregels Voor de redactie van de gebruiksregels is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte, dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is.
Algemene ontheffingsregels In dit artikel is een aantal regels opgenomen teneinde het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Dit echter onder meer met het voorbehoud, dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden aangetast. Ook afwijkingen (maximaal 10%) van de in de regels opgenomen, dan wel op kaart aangegeven, maten kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt. In de praktijk is gebleken dat er behoefte bestaat met ondergeschikte bouwdelen de bouwvlakgrens naar de wegzijde te overschrijden. Tegen dergelijke overschrijdingen hoeft over het algemeen geen bezwaar te bestaan. De ontheffingsmogelijkheid biedt op deze manier de mogelijkheid tot een grotere herkenbaarheid van het individuele gebouw.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
30
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
De afweging, die bij het verlenen van deze ontheffing zal dienen plaats te vinden, voorkomt dat zich negatieve ontwikkelingen zullen voordoen. Omdat een en ander zich niet beperkt tot één bestemming, maar in principe bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels op alle bestemmingscategorieën van toepassing.
Overige regels Naast de gebruikelijke regels is hieraan toegevoegd dat onderkeldering uitsluitend is toegestaan in één bouwlaag en binnen de plankaart aangeduide bouwvlakken.
Overgangsrecht In het Bro is een algemeen geldende regeling met betrekking tot het overgangsrecht opgesteld, die in elk bestemmingsplan moet worden opgenomen. Deze regeling is in dit bestemmingsplan opgenomen.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
31
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
HOOFDSTUK
7.1
7
Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID Op grond van artikel 3.1.6 Bro 2008 dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een inzicht gegeven te worden naar de (economische) uitvoerbaarheid van een plan. De uitvoering van het plan, de aanleg van het openbaar gebied in het plangebied en eventuele schade is voor rekening en risico van de initiatiefnemers. De uitvoerbaarheid van het plan is daarmee voldoende gewaarborgd. Met betrekking tot de economische uitvoerbaarheid worden voor alle ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt (anterieure) overeenkomsten gesloten, waardoor het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Het vaststellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro is dan niet meer verplicht.
7.2
MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID
Vooroverleg Het concept-ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan de diverse besturen en instanties. Er zijn overlegreacties ontvangen van de provincie Utrecht, de VROM-inspectie, Waterschap Vallei & Eem, Stedin en van de Gasunie. Voor de beantwoording van de overlegreacties is een afzonderlijke nota “Nota van inspraak en overleg” opgesteld, die als bijlage 8 bij dit plan is gevoegd. In de nota is tevens vermeld of het vooroverleg aanleiding heeft gegeven tot het aanpassen van het bestemmingsplan.
Inspraak Het concept-ontwerpbestemmingsplan is op grond van de gemeentelijke Inspraakverordening van de gemeente Baarn ter inzage gelegd gedurende zes weken. De termijn van terinzagelegging was van 6 februari tot en met 19 maart 2009. Op 12 februari 2009 is tevens een inspraakavond gehouden. Tijdens de inspraakavond konden omwonenden en andere geïnteresseerden naar keuze een mondelinge of schriftelijke inspraakreactie indienen. In totaliteit zijn 11 inspraakreacties ontvangen. Voor de beantwoording van de inspraakreacties is een afzonderlijke nota “Nota van inspraak en overleg” opgesteld.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
32
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
In de nota is vermeld of de inspraakreacties aanleiding hebben gegeven tot het aanpassen van het bestemmingsplan. Volledigheidshalve wordt verwezen naar bijlage 8, Nota van inspraak en overleg, bij dit bestemmingsplan.
september 2009.
B01034.308.000 / 15-05-2009
WITPAARD
33
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
september 2009 B01034.308000
GEMEENTE BAARN BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
BIJLAGEN
GEMEENTE BAARN
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
Inhoud Bijlage 1 Inventariserend veldonderzoek d.m.v. Proefsleuven, RAAP, d.d. 14 april 2009 Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, AV Consulting B.V. Ingenieursbureau, d.d. 19 februari 2009 Bijlage 3 Rapport vleermuisonderzoek, Hans Hartvelt Ecologisch Advies Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek, DGMR, d.d. 28 mei 2008 Bijlage 5 Waterhuishoudkundig onderzoek, inclusief infiltratieonderzoek, Breijn, d.d. 24 april 2009 Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek Econ Sultancy B.V., d.d. 2 juni 2008 Bijlage 7 Rapport aanvullend bodemonderzoek Search, d.d. 24 december 2008 Bijlage 8 Nota van inspraak en overleg Bijlage 9 Onderzoek externe veiligheid Breijn, d.d. 26 mei 2008 Bijlage 10 Quickscan Flora en Fauna, Breijn, d.d. 30 mei 2008 Bijlage 11 Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn d.d. 15 september 2009 Bijlage 12 Bezonningsstudie, Vos & Teeuwissen
B01034.308000
WITPAARD
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
BIJLAGE
1
Inventariserend veldonderzoek d.m.v. Proefsleuven, RAAP, d.d. 14 april 2009
B01034.308000
WITPAARD
RAAP-RAPPORT 1898
Plangebied Kwekerij Kuijer, Plataanlaan Gemeente Baarn Archeologisch vooronderzoek: inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven
Colofon Opdrachtgever: Vos & Teeuwissen Titel: Plangebied Kwekerij Kuijer, Plataanlaan, gemeente Baarn; archeologisch vooronderzoek: inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven Status: eindversie Datum: 9 april 2009 Auteur: drs. Y. Raczynski Henk Projectcode: PLBA Bestandsnaam: RA1898_PLBA.doc Projectleider: drs. Y. Raczynski Henk Projectmedewerkers: drs. J. van Eijk & T.E. Lyklema MA ARCHIS-vondstmeldingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer/CIS-code: 33453 Autorisatie: drs. I. A. Schute
ISSN: 0925-6229
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. Leeuwenveldseweg 5b
telefoon: 0294-491 500
1382 LV W eesp
telefax: 0294-491 519
Postbus 5069
E-mail:
[email protected]
1380 GB W eesp
© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2009 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
Plangebied Kwekerij Kuijer, Plataanlaan, gemeente Baarn; archeologisch vooronderzoek: inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven
Samenvatting In opdracht van Vos & Teeuwissen heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau op 19 februari een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd in verband met voorgenomen bouwwerkzaamheden op het terrein van Kwekerij Kuijer aan de Plataanlaan in de gemeente Baarn. Het primaire doel van dit onderzoek was het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting voor het onderzochte gebied, waarbij het in eerste instantie ging om het (al dan niet) vaststellen van de aanwezigheid van archeologische grondsporen. Voorts diende het onderzoek zich te richten op de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging van eventueel aanwezige archeologische grondsporen en resten. Tijdens het veldwerk zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten aangetroffen. De oorspronkelijke bovengrond is als gevolg van de aanleg van het esdek en de (recente) werkzaamheden in de kwekerij zwaar verstoord. Het ontbreken van archeologische sporen in het plangebied is niet het gevolg van deze verstorende activiteiten. Indien dit het geval was geweest, zouden naar verwachting (prehistorische) vondsten in het esdek zijn aangetroffen. Derhalve is het aannemelijk dat zich binnen de grenzen van het plangebied geen archeologische vindplaats bevindt. Op grond hiervan wordt met betrekking tot het plangebied daarom aanbevolen om geen vervolgonderzoek uit te voeren.
RAAP-rapport 1898 / eindversie 09-04-2009
[3 ]
Plangebied Kwekerij Kuijer, Plataanlaan, gemeente Baarn; archeologisch vooronderzoek: inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven
1 Inleiding 1.1 Kader en doelstelling In opdracht van Vos & Teeuwissen heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau op 19 februari een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd in verband met voorgenomen bouwwerkzaamheden op het terrein van Kwekerij Kuijer aan de Plataanlaan in de gemeente Baarn (figuur 1). Het betreft het vervolg op een eerdere fase van het inventariserend onderzoek dat bestond uit een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek (Thijs & Wullink, 2008). Op grond van de resultaten daarvan werd geconcludeerd dat er mogelijk belangrijke archeologische waarden/grondsporen aanwezig in het plangebied zijn. Naar aanleiding hiervan werd aanbevolen om dit door middel van proefsleuven te laten vaststellen. Voorafgaand aan de uitvoering van een proefsleuvenonderzoek is, conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA; http://www.sikb.nl), een Programma van Eisen (PvE) opgesteld (Flamman, 2008). Dit PvE diende als leidraad voor het onderzoek. Het gebied dat door middel van proefsleuven is onderzocht, betreft het zuidelijke deel van het plangebied. Het primaire doel van het proefsleuvenonderzoek was het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting met betrekking tot het onderzochte gebied, waarbij het in eerste instantie ging om het (al dan niet) vaststellen van de aanwezigheid van archeologische grondsporen. Teneinde een goed afgewogen beslissing (selectiebesluit) door het bevoegd gezag mogelijk te maken, diende het onderzoek zich tevens te richten op de kwaliteit (gaafheid en conservering), omvang, diepteligging, aard en datering van eventuele archeologische grondsporen/resten. In hoofdstuk 3 zijn de specifieke onderzoeksvragen met betrekking tot deze aspecten uiteengezet. Het veldwerk is uitgevoerd op 19 februari 2009. De uitwerking vond plaats tussen 20 en 28 februari 2009. Tijdens het onderzoek is op een prettige wijze samengewerkt met de adviseur namens de gemeente Baarn (dhr. drs. J. Flamman van Vestigia). De onderzoeksdocumentatie zal te zijner tijd worden overgedragen aan het depot van de provincie Utrecht. Het proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd volgens de normen die gelden in de archeologische beroepsgroep c.q. de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie
RAAP-rapport 1898 / eindversie 09-04-2009
[4 ]
Plangebied Kwekerij Kuijer, Plataanlaan, gemeente Baarn; archeologisch vooronderzoek: inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven
versie 3.1 (KNA), welke wordt beheerd door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; http://www.sikb.nl). RAAP beschikt over een opgravingsvergunning, verleend door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Zie tabel 1 voor de dateringen van de in dit rapport genoemde archeologische perioden. Enkele vaktermen worden achter in dit rapport beschreven (zie verklarende woordenlijst).
1.2 Administratieve gegevens Gemeente: Baarn Plaats: Baarn Plangebied: Kwekerij Kuijer aan de Plataanlaan Hoekcoördinaten:
147.990/469.775 148.040/469.775 148.040/469.710 147.990/469.710
ARCHIS-vondstmeldingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer/CIS-code: 33.453
Periode
Tabel 1. Archeolo-
Datering
gische tijdschaal.
Nieuwe tijd
1500
-
heden
Late Middeleeuwen
1050
-
1500
na Chr.
450
-
1050
na Chr.
Vroege Middeleeuwen
-
450
na Chr.
800
-
12
voor Chr.
2000
-
800
voor Chr.
Neolithicum (nieuwe steentijd)
5300
-
2000
voor Chr.
Mesolithicum (midden steentijd)
8800
-
4900
voor Chr.
300.000
-
8800
voor Chr.
Romeinse tijd IJzertijd Bronstijd
Paleolithicum (oude steentijd)
RAAP-rapport 1898 / eindversie 09-04-2009
12 voor
[5 ]
Plangebied Kwekerij Kuijer, Plataanlaan, gemeente Baarn; archeologisch vooronderzoek: inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven
2 Voorgaand onderzoek In mei 2008 heeft in het plangebied een verkennend archeologisch booronderzoek plaatsgevonden (Thijs & Wullink, 2008). Dit onderzoek bestond uit een verkennend booronderzoek waarin zeven boringen zo goed mogelijk over het terrein verdeeld zijn. Voorafgaand aan het booronderzoek is een bureauonderzoek uitgevoerd om de geologische, bodemkundige en landschappelijke kenmerken alsmede de bekende en verwachte archeologische waarden van het plangebied te inventariseren. Uit het inventariserend veldonderzoek bleek dat in delen van het plangebied het oorspronkelijke bodemprofiel, bestaande uit een podzolbodem, redelijk intact aanwezig was onder het esdek dat het bovenste deel van het bodemprofiel uitmaakt. Tijdens het booronderzoek zijn uit een aantal boringen aardewerkscherven geborgen die in de Nieuwe tijd gedateerd kunnen worden. Deze scherven zijn aangetroffen in het esdek. Daarnaast zijn ter plaatse van boring 5 aan het maaiveld vier fragmenten prehistorisch aardewerk aangetroffen. Op basis hiervan werd aanbevolen om waarderend archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven uit te voeren met het doel de kwaliteit (gaafheid en conservering), omvang, diepteligging, aard en datering van eventuele archeologische grondsporen/resten te bepalen teneinde de daadwerkelijke waarde van de vindplaats(en) vast te kunnen stellen. Dit onderzoek diende plaats te vinden binnen de op figuur 2 aangegeven zone in het zuiden van het plangebied.
RAAP-rapport 1898 / eindversie 09-04-2009
[6 ]
Plangebied Kwekerij Kuijer, Plataanlaan, gemeente Baarn; archeologisch vooronderzoek: inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven
3 Doel van het onderzoek Het waarderend onderzoek in de vorm van proefsleuven werd aanbevolen naar aanleiding van de resultaten van het booronderzoek (zie hoofdstuk 2), met het doel te bepalen wat de kwaliteit, omvang, diepteligging, aard en datering van de mogelijk aanwezige archeologische grondsporen/resten is. De resultaten van het proefsleuvenonderzoek zijn bepalend voor de vraag hoe verder met deze archeologische waarden dient te worden omgegaan. Indien de vindplaatsen behoudenswaardig blijken te zijn, zal moeten worden beoordeeld of deze bij de inrichting van het terrein kunnen worden ingepast. Indien een dergelijke conserverende inrichting niet mogelijk is, dan komen de vindplaatsen mogelijk voor een opgraving in aanmerking. Het voornaamste doel van het proefsleuvenonderzoek was het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting met betrekking tot het onderzochte gebied, waarbij het in eerste instantie ging om het (al dan niet) vaststellen van de aanwezigheid van archeologische grondsporen. Teneinde een goed afgewogen beslissing (selectiebesluit) door het bevoegd gezag mogelijk te maken, diende het onderzoek zicht tevens te richten op een aantal aanvullende aspecten ten aanzien van de archeologische grondsporen/resten. In het PvE zijn hiervoor specifieke onderzoeksvragen geformuleerd die door middel van het proefsleuvenonderzoek beantwoord dienen te worden:
-
Is er sprake van één of meer behoudenswaardige vindplaatsen?
-
Wat is de aard, omvang, kwaliteit en verloop van de archeologische sporen en sporenclusters?
-
Wat is de conservering en gaafheid van de vindplaats(-en)?
-
Wat is de fasering van de vindplaatsen?
-
Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypen of vondstcategorieën behoren zij?
-
Uit welke periode dateren de eventuele sporen?
-
Wat is de relatie met de omgeving?
-
Wanneer zijn de archeologische sites als woonplaats in onbruik geraakt?
-
Vanaf wanneer is het esdek aangelegd?
-
Wat is de geologische context van de aangetroffen archeologische sporen?
-
Welke activiteiten zijn in het gebied uitgevoerd?
-
Aan welke culturele traditie(s) kunnen de grondsporen en het archeologisch materiaal worden toegeschreven en wat zijn de argumenten?
-
Wat is de relevantie van de site(s) met de onderzoeksagenda’s van respectievelijk Nederland, de regio en de gemeente?
RAAP-rapport 1898 / eindversie 09-04-2009
[7 ]
Plangebied Kwekerij Kuijer, Plataanlaan, gemeente Baarn; archeologisch vooronderzoek: inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven
4 Methoden Aantal proefsleuven en afmetingen hiervan: in totaal zijn er drie proefsleuven met een lengte van circa 12, 13 en 15 meter en een breedte van 4 meter 2
aangelegd, met een gezamenlijke oppervlakte van circa 160 m . Plaatsing van de proefsleuven: de proefsleuven zijn, conform het PvE, aangelegd op de drie locaties binnen het plangebied waar grondroerende werkzaamheden voorzien zijn (figuur 2). Opgravingsvlakken en profielen: in alle proefsleuven is één opgravingsvlak aangelegd. Het vlak is aangelegd in de top van het dekzand onder de bouwvoor en eventuele verstoorde lagen. De diepte van de sleuven bedroeg circa 0,9 tot 1,2 m -Mv. Om de voorgenomen bouwwerkzaamheden door de aanleg van een (te) diep vlak niet nadelig te beïnvloeden, is voorafgaande aan het veldwerk in overleg met de opdrachtgever en het bevoegd gezag overeengekomen om het vlak in werkput 2 op maximaal 90 cm -Mv aan te leggen. Voor de profielwanden zijn de volgende vlaknummers gereserveerd: 101 (noordprofiel), 102 (oostprofiel), 103 (zuidprofiel) en 104 (westprofiel). De sporen en bodemlagen zijn in een reeks per proefsleuf genummerd. Van de twee profielen in elke sleuf zijn foto’s genomen. Deze opnames zijn gemaakt aan de uiteinden van iedere sleuf. De vlakken zijn digitaal gedocumenteerd met behulp van een Robotic Total Station (RTS). Hierbij is gebruik gemaakt van grondslagpunten met een Z-waarde die door een extern landmeetkundig bureau door middel van een GPS is uitgezet. De hoogte van het maaiveld en de aangelegde vlakken is met behulp van de RTS ingemeten ten opzichte van NAP. Afwerking en behandeling van sporen en vondsten: de grondsporen zijn ingemeten met behulp van de RTS. Het onderzoek heeft geen vondsten opgeleverd. Afwijkingen en aanpassingen van de onderzoeksstrategie: Tijdens het veldonderzoek is op de volgende punten afgeweken van de onderzoeksstrategie zoals in het PvE omschreven: -
Proefsleuf 1 is op grond van de terreingesteldheid ter plaatse 90˚ gedraaid ten opzichte van de in het PvE vastgelegde oriëntatie.
-
Proefsleuf 2 is op grond van de terreingesteldheid tot een lengte van circa 13 meter aangelegd, in plaats van de in het PvE vastgelegde lengte van 15 meter.
-
Proefsleuf 3 is op grond van de terreingesteldheid tot een lengte van circa 12 meter aangelegd, in plaats van de in het PvE vastgelegde lengte van 15 meter.
RAAP-rapport 1898 / eindversie 09-04-2009
[8 ]
Plangebied Kwekerij Kuijer, Plataanlaan, gemeente Baarn; archeologisch vooronderzoek: inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven
-
In afwijking van het PvE is het vlak in de proefsleuven 1 en 3 aangelegd op circa 1,0 m -Mv. In het PvE werd, op grond van de resultaten van het verkennend booronderzoek werd geëist dat de opgravingsvlakken op 2,0 m -Mv, in de top van de C-horizont van het dekzand, werden aangelegd. In het veld bleek dat de BC-horizont van het dekzand op een diepte van circa 0,9 tot 1,0 m -Mv onder het esdek zichtbaar werd. De C-horizont bevindt zich op basis van de resultaten van (boringen tijdens) het proefsleuvenonderzoek op een diepte van circa 1,0 tot 1,4 m -Mv. Archeologische sporen uit de Prehistorie zijn ingegraven in de oorspronkelijke podzolbodem in de top van het dekzand. Indien archeologische sporen binnen het plangebied aanwezig zijn, dan moeten deze ook reeds in de BC-horizont zichtbaar zijn. Indien op dit niveau geen sporen aanwezig zijn, is het niet zinvol om verder te verdiepen tot in de C-horizont.
RAAP-rapport 1898 / eindversie 09-04-2009
[9 ]
Plangebied Kwekerij Kuijer, Plataanlaan, gemeente Baarn; archeologisch vooronderzoek: inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven
5 Resultaten van het onderzoek 5.1 G eologie en bodem 5.1.1 Geologie Het plangebied ligt op de flank van de Utrechtse Heuvelrug. De ondergrond in het plangebied bestaat echter volledig uit matig tot zeer fijn zand dat op grond van de textuur en de mediaan als dekzand kan worden aangemerkt. Gezien het ontbreken van lemige laagjes en het geringe leemgehalte gaat het waarschijnlijk om Jong Dekzand dat tot de Formatie van Boxtel wordt gerekend (NITG-TNO, 2003). Voor de aanwezigheid van gestuwde afzettingen zijn tijdens het veldwerk geen aanwijzingen aangetroffen. 5.1.2 Bodem In iedere sleuf is ter plaatse van de twee profielopnames vanaf het vlak met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm en een guts met een diameter van 3 cm een boring gezet tot circa 2,0 m -Mv. Aan de hand van de profielen en de boringen in de proefsleuven kan de bodemopbouw als volgt worden beschreven: De top van het bodemprofiel bestaat volledig uit humeus, donkergrijsbruin, matig fijn zand, dat tot een esdek gerekend wordt. Op een diepte van 0,9 tot 1,2 m -Mv gaat dit materiaal abrupt over in het oorspronkelijke dekzand. Lokaal bestaat het dekzand op dit niveau uit bruin humeus zand en betreft het een restant van de oorspronkelijke B-horizont met een dikte van maximaal 10 cm. In het grootste deel van het plangebied gaat het esdek echter abrupt over in de BC-horizont, bestaande uit bruingeel, licht humeus zand. Naar beneden toe gaat deze BC-horizont tussen circa 1,0 en 1,4 m -Mv geleidelijk over in een lichtgele tot bijna witte C-horizont, bestaande uit zeer fijn tot matig fijn zand (figuur 3).
5.2 Archeologie 5.2.1 Grondsporen De bovengrond in het plangebied bestaat uit een esdek. Esdekken zijn vanaf de Middeleeuwen ontstaan en kunnen informatie verschaffen over de aard, datering en fasering van de ontginning van de het landschap. Door de werkzaamheden in de kwekerij is dit esdek echter talloze malen tot circa 1 m omgespit, zodat het onmogelijk was om op grond van de samenstelling van het esdek hierover informatie te vergaren. In de opgravingsvlakken is een grote hoeveelheid bodemverkleuringen waargenomen. In de meeste gevallen gaat het om natuurlijke bodemverkleuringen en recente verstoringen als gevolg van de werkzaamheden in de kwekerij.
RAAP-rapport 1898 / eindversie 09-04-2009
[1 0 ]
Plangebied Kwekerij Kuijer, Plataanlaan, gemeente Baarn; archeologisch vooronderzoek: inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven
In proefsleuf 1 zijn een aantal paalkuilen aangetroffen (sporen 4 t/m 11). De sporen zijn in twee rijen gearrangeerd die evenwijdig aan de huidige perceelgrenzen lopen. De vulling bestaat uit gevlekt donkergrijs, humeus zand dat sterk aan de samenstelling van het esdek doet denken. Op grond van hun ligging, heterogene uiterlijk en de losse vulling is het aannemelijk dat deze paalkuilen van zeer recente datum zijn, en het resultaat zijn van werkzaamheden in de kwekerij (figuur 4). In proefsleuf 3 zijn in het vlak de sporen zichtbaar van het keren van de grond met behulp van een machinale frees. Een deel van het oorspronkelijke bodemprofiel is hier liggend in parallelle stroken zichtbaar (figuur 5). Verder zijn in de proefsleuven geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische sporen of resten. Op grond van het feit dat bij het verdiepen van het vlak in het esdek geen enkele (prehistorische) vondst is aangetroffen, is het aannemelijk dat de afwezigheid van sporen in het vlak niet het resultaat is van de verstoring van de bodem, maar een gevolg is van het feit dat zich binnen het plangebied geen archeologische vindplaats bevindt. 5.2.2 Vondsten Tijdens het veldwerk zijn geen vondsten aangetroffen. In het esdek zijn scherven, glas en baksteenfragmenten waargenomen. Het betrof echter in alle gevallen voorwerpen van zeer recente ouderdom, gerelateerd aan de kwekerij. Deze voorwerpen zijn niet verzameld.
RAAP-rapport 1898 / eindversie 09-04-2009
[1 1 ]
Plangebied Kwekerij Kuijer, Plataanlaan, gemeente Baarn; archeologisch vooronderzoek: inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven
6 Conclusies en aanbevelingen 6.1 Conclusies Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek in het zuidelijke deel van het plangebied Plataanlaan, in de gemeente Baarn, is vastgesteld dat er geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats zijn aangetroffen. Op de specifieke onderzoeksvragen in het PvE kunnen de volgende antwoorden worden gegeven: -
Is er sprake van één of meer behoudenswaardige vindplaatsen? Er is in het plangebied geen sprake van een archeologische vindplaats.
-
Wat is de aard, omvang, kwaliteit en verloop van de archeologische sporen en sporenclusters? Niet van toepassing.
-
Wat is de conservering en gaafheid van de vindplaats(-en)? Niet van toepassing.
-
Wat is de fasering van de vindplaatsen? Niet van toepassing.
-
Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypen of vondstcategorieën behoren zij? Niet van toepassing.
-
Uit welke periode dateren de eventuele sporen? Niet van toepassing.
-
Wat is de relatie met de omgeving? Niet van toepassing.
-
Wanneer zijn de archeologische sites als woonplaats in onbruik geraakt? Niet van toepassing.
-
Vanaf wanneer is het esdek aangelegd? Op grond van het recentelijk omzetten van het esdek als gevolg van de werkzaamheden in de kwekerij, kan deze vraag niet beantwoord worden.
RAAP-rapport 1898 / eindversie 09-04-2009
[1 2 ]
Plangebied Kwekerij Kuijer, Plataanlaan, gemeente Baarn; archeologisch vooronderzoek: inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven
-
Wat is de geologische context van de aangetroffen archeologische sporen? Niet van toepassing.
-
Welke activiteiten zijn in het gebied uitgevoerd? Niet van toepassing.
-
Aan welke culturele traditie(s) kunnen de grondsporen en het archeologische materiaal worden toegeschreven en wat zijn de argumenten? Niet van toepassing.
-
Wat is de relevantie van de site(s) met de onderzoeksagenda’s van respectievelijk Nederland, de regio en de gemeente? Niet van toepassing.
De eindconclusie is dat er in het plangebied geen archeologische resten aanwezig zijn.
6.2 Aanbevelingen Het onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van archeologische resten in het onderzoeksgebied. Derhalve wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen. Discussie in retrospectie De AMZ-cyclus is gebaseerd op gefaseerd onderzoek, waarbij aan het einde van iedere fase op inhoudelijke, wetenschappelijke gronden een beslissing genomen wordt over het wel of niet nemen van vervolgstappen. Het doel van een verkennend archeologisch onderzoek is om (bij een onbekende archeologische verwachting) binnen een plangebied de aan- of afwezigheid van zones of bodemtypen vast te stellen waarin mogelijk archeologische resten aanwezig kunnen zijn. Deze delen van het plangebied komen daaropvolgend indien noodzakelijk in aanmerking om door middel van een karterend onderzoek op hun archeologische potentieel getoetst te worden. Zeker in het geval van stuwwal- of dekzandafzettingen is het selectiecriterium daarbij doorgaans de mate van intactheid van het oorspronkelijke bodemprofiel. Tijdens het verkennende onderzoek zijn 7 boringen gezet met een gewone Edelmanboor. In deze boringen is geen (prehistorisch) aardewerk aangetroffen. De enige vondst bestaat uit een klein aantal handgevormde scherven aan het maaiveld. De bovengrond in het plangebied bestaat uit een esdek in een kwekerij waar continu materiaal van elders aangevoerd wordt, en waar voortdurend in de grond wordt gerommeld. Het niveau waarop het vlak diende te worden aangelegd, is op grond van de resultaten van de boringen vastgesteld op 2,0 m -Mv, in de top van de C-horizont van het podzolprofiel. Na afloop van het karterend proefsleuvenonderzoek is duidelijk dat het oorspronkelijke bodemprofiel aan ernstiger verstoring is blootgesteld dan op grond
RAAP-rapport 1898 / eindversie 09-04-2009
[1 3 ]
Plangebied Kwekerij Kuijer, Plataanlaan, gemeente Baarn; archeologisch vooronderzoek: inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven
van het verkennend booronderzoek vermoed werd. Desalniettemin is het vlak aangelegd op een diepte van circa 0,9 tot 1,2 m -Mv, omdat op dit niveau het onverstoorde dekzand werd aangetroffen. Het betreft daarbij de BC-horizont, en niet de C-horizont, maar indien binnen het plangebied archeologische sporen aanwezig zouden zijn geweest, dan waren deze logischerwijs ook in dit niveau te zien geweest. De C-horizont bevindt zich in het plangebied op circa 1,0 tot 1,4 m -Mv. In de proefsleuven is geen enkele aanwijzing aangetroffen die wijst op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats binnen het plangebied. Wanneer de resultaten van het proefsleuvenonderzoek vergeleken worden met de resultaten van het verkennend booronderzoek, moet geconcludeerd worden dat hiertussen een opvallende discrepantie bestaat, zowel met betrekking tot de intactheid van het oorspronkelijke bodemprofiel, alsook wat betreft de diepte waarop het vlak in de proefsleuven diende te worden aangelegd. Het advies om op grond van de incidenteel aangetroffen B-horizont en de aanwezigheid van de prehistorische scherven vervolgonderzoek in het plangebied uit te voeren is terecht. Hoewel de scherven, gezien de context, heel goed van elders aangevoerd kunnen zijn, kan niet worden uitgesloten dat zij mogelijk wel een relatie tot het plangebied hebben. Het feit dat het oorspronkelijke bodemprofiel grotendeels verdwenen is, sluit niet uit dat (diepere) grondsporen bewaard zijn gebleven. De archeologische verwachting voor het plangebied is ook na de verkennende fase echter grotendeels onbekend. Op grond hiervan adviseert de Leidraad Inventariserend Veldonderzoek van de SIKB (Tol e.a., 2006) voor het onderhavige type plangebied een karterend onderzoek met brede zoekoptie E1, om de trefkans voor eventueel aanwezige archeologische waarden zo groot mogelijk te maken. Zoekoptie E1 wordt geschikt geacht voor karterend onderzoek naar archeologische vindplaatsen op dekzand, die gekenmerkt wordt door een strooiing van overwegend aardewerk. De methode bestaat uit een karterend booronderzoek met een boorgrid van 20x25 meter, met een Edelmanboor met een diameter van 15 cm. Het opgeboorde materiaal wordt in het veld gezeefd en geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Indien een prehistorische nederzetting in het plangebied aanwezig was geweest, dan zou de ligging met deze methode vastgesteld zijn. In dat geval zou zich in het plangebied een ruimtelijk te begrenzen cluster boringen aftekenen waarbinnen archeologische indicatoren aangetroffen worden. Indien inpassing van deze locatie in de voorgenomen plannen niet mogelijk was geweest, zou dat het uitgelezen moment voor een (waarderend) proefsleuvenonderzoek zijn geweest. In het onderhavige geval zou het karterende booronderzoek echter de laatste stap in de cyclus zijn geweest, en had de uitvoerder geadviseerd om het plangebied op basis van de resultaten daarvan vrij te geven. Als met betrekking tot het onderhavige plangebied na afloop van het veldwerk de balans opgemaakt wordt, kan slechts geconcludeerd worden dat hier op onvoldoende gronden een veel te grote en kostbare stap genomen is met het
RAAP-rapport 1898 / eindversie 09-04-2009
[1 4 ]
Plangebied Kwekerij Kuijer, Plataanlaan, gemeente Baarn; archeologisch vooronderzoek: inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven
adviseren van een karterend proefsleuvenonderzoek. Hoewel financiële motieven bij het nemen van een beslissing voor vervolgonderzoek in de AMZ-cyclus geen factor (mogen) zijn, is er in dit geval met het hierboven beschreven karterende booronderzoek een onderzoeksmethode voorhanden die met een geringere inspanning, minder verstoring en (daardoor) beduidend lagere kosten een vergelijkbaar resultaat had opgeleverd. Archeologisch onderzoek is onvermijdelijk een kostbare zaak, maar om draagvlakvernietiging bij die partijen die deze kosten moeten dragen te voorkomen dient, nadat een besluit tot vervolgonderzoek op inhoudelijke gronden genomen is, ervoor zorg gedragen te worden dat de gekozen methode een naar omstandigheden passende oplossing biedt. Met betrekking tot de bevindingen van onderhavig onderzoek en de aanbevelingen op basis hiervan dient contact opgenomen te worden met de contactpersoon namens de gemeente Baarn, mevr. L. Bode.
RAAP-rapport 1898 / eindversie 09-04-2009
[1 5 ]
Plangebied Kwekerij Kuijer, Plataanlaan, gemeente Baarn; archeologisch vooronderzoek: inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven
Literatuur Flamman, J., 2008. Kwekerij Kuijer, Plataanlaan, Baarn. Het Programma van Eisen ten behoeve van Waarderend Veldonderzoek door middel van proefsleuven. Rapportnummer V600. Vestigia BV, Amersfoort. NITG-TNO, 2003. Lithostratigrafische Nomenclator Ondiepe Ondergrond. Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO, Utrecht. Thijs, W. & A. Wullink, 2008. Een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen op het terrein van Kwekerij Kuyer aan de Plataanlaan te Baarn (U). ARC-Rapporten 2008-67. ARC BV, Geldermalsen. Tol, A., P. Verhagen & M. Verbruggen, 2006. Leidraad Inventariserend Veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek. Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB), Gouda.
Gebruikte afkortingen ARCHIS ARCHeologisch Informatie Systeem -Mv
beneden maaiveld
NAP
Normaal Amsterdams Peil
RACM
Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten
Verklarende woordenlijst antropogeen ten gevolge van menselijk handelen (door mensen gemaakt/veroorzaakt) dekzand
fijnzandige afzettingen die onder periglaciale omstandigheden voornamelijk door windwerking ontstaan zijn; de dekzanden van het Weichselien vormen in grote delen van Nederland een ‘dek’ (Saalien: Formatie van Eindhoven; Weichselien: Formatie van Twente)
podzol
bodem met een uitspoelingslaag (E-horizont) en een inspoelingslaag (B-horizont). Het proces van het uitlogen van de E-horizont en de vorming van een B-horizont door inspoeling van amorfe humus en ijzer wordt podzolering genoemd
Prehistorie
dat deel van de geschiedenis waarvan geen geschreven bronnen bewaard zijn gebleven
RAAP-rapport 1898 / eindversie 09-04-2009
[1 6 ]
Plangebied Kwekerij Kuijer, Plataanlaan, gemeente Baarn; archeologisch vooronderzoek: inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven
Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen Figuur 1. De ligging van het plangebied (zwart), omliggende ARCHISwaarnemingen (rood) en AMK-terreinen (blauw) geprojecteerd op de IKAW; inzet: ligging in Nederland (ster). Figuur 2. Overzicht van de proefsleuven. Figuur 3. Zuidprofiel proefsleuf 1. Figuur 4. Vlakfoto in proefsleuf 1, met op de voorgrond een rij paalkuilen. Figuur 5. Vlakfoto in proefsleuf 3. Tabel 1.
Archeologische tijdschaal.
Bijlage 1. Sporenlijst.
RAAP-rapport 1898 / eindversie 09-04-2009
[1 7 ]
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
3
3
2
2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
1
1
1
0
1
1
1
1
1
1
1
1
1
0
0
Vlak
0
103
102
102
0
0
0
0
0
0
0
0
103
103
103
Profiel
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
rond
rond
rond
rond
rond
rond
rond
rond
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Vorm
RAAP-rapport 1898 / eindversie 09-04-2009
Put
Spoor
Bijlage 1. Sporenlijst
lgn
lgbo
vsr
lgbo
pk
pk
pk
pk
pk
pk
pk
pk
lgn
lgn
lgo
Interpret.
zs1
zs1
zs1
zs1
zs1
zs1
zs1
zs1
zs1
zs1
zs1
zs1
zs1
zs1
zs1
Textuur
Plangebied Kwekerij Kuijer, Plataanlaan, gemeente Baarn; archeologisch vooronderzoek: inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven
mf
mf
mf
mf
mf
mf
mf
mf
mf
mf
mf
mf
mf
mf
mf
Mediaan
-
[1 8 ]
h2
h2
h2
h3
h3
h3
h3
h3
h3
h3
h3
-
h1
h2
Humus
ZB
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
zb
zb
Sublagen
lue
dyu
dyu
dyu
dy
dy
dy
dy
dy
dy
dy
dy
lue
u
duy
Kleur
BC
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
BC
B
A/Bp
Laaginterpr.
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
BIJLAGE
2
Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, AV Consulting B.V. Ingenieursbureau, d.d. 19 februari 2009
B01034.308000
WITPAARD
In het akoestisch onderzoek wordt op pagina 1 voor de wettelijke grondslag voor de aftrek van 5dB verwezen naar artikel 11 Wet geluidhinder. Hier moet gelezen worden: artikel 110g Wet geluidhinder.
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
BIJLAGE
3
Rapport vleermuisonderzoek, Hans Hartvelt Ecologisch Advies
B01034.308000
WITPAARD
Hans Hartvelt Ecologisch advies Lijsterbeslaan 7, 6721 CW Bennekom Tel. 0318 - 430898 Fax. 0318 - 430661 E-mail:
[email protected] K.v.K.: 09102190
Rapport vleermuisonderzoek Voormalige boomkwekerij Kuijer BAARN
19 september 2008
1.
Probleemstelling
Aan de Plataanlaan te Baarn ligt de voormalige boomkwekerij Kuijer. Het terrein van ca. 75 x 200 meter bestaat uit opstallen en een buitenterrein waar zich nog een groot aantal bomen bevindt, w.o. een enkele forse. Het gebied wordt herontwikkeld als woningbouwlocatie. Op het terrein zullen in totaal 60 woningen worden gebouwd (zie bijlage 1). Alle opstallen zullen worden gesloopt en alle beplanting zal worden verwijderd, met uitzondering van een waardevolle boom, waarvan de locatie op het plankaartje is aangegeven (zie bijlage 1). Projectontwikkelaar Vos & Teeuwissen heeft door adviesbureau Breijn BV een quick scan laten uitvoeren naar de verwachte gevolgen van de plannen op flora en fauna. Breijn heeft op 30 mei 2008 gerapporteerd. Hun conclusie is o.a. dat het terrein op het gebied van zoogdieren slecht is onderzocht en dat er ten aanzien van het voorkomen van vleermuizen een aanvullend onderzoek dient plaats te vinden. Vos & Teeuwissen heeft mij gevraagd om dit onderzoek uit te voeren. Hierbij treft u de resultaten van dit onderzoek aan. 2.
Onderzoeksopzet
Met betrekking tot vleermuizen worden de volgende soorten verblijfplaatsen onderscheiden: a. Zomerverblijfplaatsen (kraamverblijven voor de vrouwtjes en solitaire verblijfplaatsen voor de mannetjes); b. Paarverblijfplaatsen; c. Winterverblijfplaatsen. De diverse verblijfplaatsen zijn op verschillende tijden in het jaar in gebruik en dienen derhalve ook op verschillende tijden te worden onderzocht, te weten: a. Zomerverblijfplaatsen in het algemeen: april – september; b. Kraamverblijfplaatsen: medio mei – medio juli; c. Paarverblijfplaatsen: september; d. Winterverblijfplaatsen: medio december – medio februari. Voor het zomeronderzoek zijn volgens de richtlijnen 6 veldbezoeken nodig, te weten in elke maand één. Dat heeft te maken met het feit dat sommige vleermuissoorten nogal verhuizerig zijn en dat er dus meer waarnemingen nodig zijn om te constateren of gebouwen of bomen bij vleermuizen in gebruik zijn. Voor de winterperiode volstaat één bezoek. Er is ook voor meerdere ronden gekozen omdat dan kan worden geconstateerd of elk van de ronden eenzelfde beeld oplevert en niet een toevalssituatie wordt aangetroffen. Omdat de opdracht voor het onderzoek medio juli is verstrekt resteerden er dit jaar nog maar drie maanden voor onderzoek, te weten de maanden juli, augustus en september. Dat wil zeggen dat gebouwen en bomen gecontroleerd kunnen worden op eventueel gebruik als zomerverblijfplaats in het algemeen en als paarverblijfplaats. Omdat kraamverblijven vanaf medio juli uiteenvallen is niet te zeggen of een eventuele aanwezigheid van kraamverblijven nog kan worden geconstateerd. Het onderzoek is als volgt aangepakt. Het terrein is gedurende 3 bezoeksronden geobserveerd. Hiervoor zijn 2 avonden 14 juli en 4 september) en 1 ochtend (15 augustus) gebruikt. 1
De avondobservaties hebben plaatsgevonden vanaf een half uur voor zonsondergang tot anderhalf uur na zonsondergang. Dit is de periode dat vleermuizen uitvliegen. Gezien de omvang van het terrein, is het eerste avondonderzoek uitgevoerd door 4 waarnemers (1 senior onderzoeker en 3 junior onderzoekers). Ruimschoots voor zonsondergang zijn eerst alle gebouwen van binnen en van buiten onderzocht op mogelijke aanwezigheid van vleermuizen. Daarbij is niet alleen gelet op eventueel aanwezige dieren, maar met name op sporen, zoals uitwerpselen en prooiresten. Vervolgens hebben drie onderzoekers permanent de gebouwen geobserveerd. Zij hebben daarbij dusdanige posities ingenomen dat zij de gebouwen van alle kanten in zicht hadden (zie bijlage 2). De vierde onderzoeker heeft permanent rondjes gelopen over het terrein zelf om eventuele verblijfplaatsen in bomen te ontdekken. Tegelijkertijd is onderzocht of en zo ja in welke mate het terrein als foerageergebied dienst doet en of er vliegroutes van vleermuizen over het terrein lopen die mogelijk door de plannen zullen verdwijnen. Het ochtendbezoek duurde van ongeveer anderhalf uur voor zonsopkomst tot een half uur na zonsopkomst. Dit is de periode dat vleermuizen weer invliegen, vaak na eerst enige tijd rondom de verblijfplaats te hebben gezwermd. Door het zwermgedrag "verraden" de dieren hun verblijfplaats. Ook kunnen terugvliegende vleermuizen hun vliegroute prijs geven. Omdat het zwermgedrag enige tijd aanhoudt, kon dit onderzoek door 1 (senior) onderzoeker worden uitgevoerd. Het onderzoek in september was bedoeld om paarverblijven op te sporen. Een gebouw of boom is als zodanig herkenbaar doordat vleermuizen vanuit het gebouw (Ruige dwergvleermuis) of in de onmiddellijke nabijheid daarvan (Gewone dwergvleermuis, Gewone grootoorvleermuis), dan wel vanuit een boom (Rosse vleermuis en Ruige dwergvleermuis) zgn. werfroepen laten horen. Daarnaast is uiteraard opnieuw gelet op uitvliegende dieren. Het onderzoek is uitgevoerd vanaf een half uur voor zonsondergang tot anderhalf na zonsondergang. Ook de werfroepen zijn gedurende langere tijd te horen waardoor dit onderzoek ook door 1 (senior) onderzoeker kon worden uitgevoerd. Het onderzoek op deze avond is uitgevoerd door zowel over het onderzoeksterrein zelf als door de omliggende straten een vaste route te volgen die op de fiets is gevolgd. Hierdoor is een wat breder omgevingsbeeld verkregen, dan voor het onderzoek strikt genomen nodig is. De vleermuizen zijn opgespoord en gedetermineerd met behulp van professionele ultrasone apparatuur (Pettersson D240x) en standaardapparatuur (Pettersson D220, Batbox III, QMC-mini III). Bij twijfel in het veld met betrekking tot de soort konden geluidsopnames worden gemaakt die naderhand konden worden geanalyseerd met software die speciaal is ontwikkeld voor het analyseren van vleermuisgeluiden (BatSound). Maar hiervan behoefde geen gebruik te worden gemaakt. Voorzover het licht het mogelijk maakte zijn vleermuizen ook op zicht gedetermineerd. Elke waarneming is genoteerd op een waarnemingsformulier, met vermelding van aantal, soort en gedrag. De plaats van elke waarneming is eveneens genoteerd op een kaart. Gedurende alle onderzoeksronden was het weer goed, d.w.z. droog, geen of weinig wind en een temperatuur boven de 10 graden.
3.
Resultaten van het veldonderzoek
De resultaten van het veldonderzoek zijn als volgt: •
Hoewel de te slopen gebouwen zeer geschikt zijn als potentiële verblijfplaats voor vleermuizen (veel wegkruipmogelijkheden en goede toegankelijkheid van buiten), zijn noch in de gebouwen, noch direct buiten de gebouwen sporen van vleermuizen aangetroffen.
•
Tijdens het onderzoek zijn 3 soorten vleermuizen waargenomen. De Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) is zowel de kleinste als de meest algemene Nederlandse vleermuis. Geschat wordt dat ongeveer de helft van alle Nederlandse vleermuizen tot deze soort behoort. Het is een gebouwbewonende soort die veelvuldig in de bebouwde kom wordt aangetroffen. De Laatvlieger (Eptesicus serotinus) is qua aantal de tweede Nederlandse vleermuissoort. Hoewel hij ongeveer tweemaal zo groot is als de Gewone dwergvleermuis lijkt hij verder zowel qua uiterlijk als leefwijze sterk op deze soort. De Rosse vleermuis (Nyctalus noctula) is eveneens een algemeen in Nederland voorkomende soort. In tegenstelling tot de twee eerder genoemde soorten is dit een boombewonende soort.
•
Er is niet geconstateerd dat vleermuizen de gebouwen in- of uitvlogen of bij de gebouwen zwermgedrag vertoonden. We kunnen derhalve concluderen dat zich tijdens de onderzoeksperiode in de gebouwen geen zomerverblijfplaatsen in het algemeen, noch kraamverblijfplaatsen hebben bevonden. Hierbij moet worden aangetekend dat het in theorie mogelijk is dat de gebouwen wel als kraamverblijfplaats zijn gebruikt, maar inmiddels al weer waren verlaten. Gezien de datum van het eerste onderzoek (14 juli) schatten wij deze kans overigens niet erg hoog in, omdat omstreeks deze tijd kraamverblijven doorgaans nog wel in tact zijn.
•
Bij de bedrijfsgebouwen is niet of nauwelijks baltsgedrag van vleermuizen waargenomen dat zou kunnen duiden op het gebruik van de gebouwen als paarverblijfplaats. Wel is op twee andere plaatsen baltsgedrag van gewone dwergvleermuizen waargenomen, nl. aan de westzijde van het terrein langs de Plataanlaan en voor het woonhuis van de familie Kuijer aan de Berkenweg. De onderzochte bedrijfsgebouwen zijn echter niet in gebruik als paarverblijfplaats.
•
Met name tijdens het onderzoek in juli bleek dat het terrein veelvuldig wordt gebruikt als foerageergebied door gewone dwergvleermuizen en laatvliegers. Vrijwel op het hele terrein zijn plaatsen te vinden waar gedurende korte tijd wordt gefoerageerd. Voor het gebouw heeft gedurende vrijwel de hele observatieperiode een Gewone dwergvleermuis gefoerageerd en boven een terreintje in de buurt van het woonhuis (dat niet zal worden bebouwd) hebben enige tijd 2 laatvliegers gefoerageerd. Opvallend was dat tijdens de twee laatste bezoeken het aantal dieren aanmerkelijk geringer was dan tijdens het eerste bezoek.
•
Hoewel geconstateerd is dat er geregeld vleermuizen in een min of meer rechte lijn het terrein oversteken, werden geen duidelijke vliegroutes gevonden die door meerdere dieren worden gebruikt.
Alle waarnemingen van rosse vleermuizen betroffen dieren die hoog over het onderzoeksterrein vlogen en dus helemaal geen relatie met het gebied hebben. 4.
Conclusies en aanbevelingen
Op basis van de waarnemingen kunnen we concluderen dat noch de op het terrein aanwezige gebouwen, noch de op het terrein aanwezige bomen verblijfplaatsen van vleermuizen bevatten. Hoewel strikt genomen de aanwezigheid van een kraamverblijf in de bedrijfsgebouwen niet kan worden uitgesloten, achten wij die kans klein. Op het terrein bevinden zich ook geen bouwwerken die als typische winterverblijfplaatsen kunnen worden beschouwd. In theorie zouden zich 's winters gewone dwergvleermuizen of laatvliegers in de gebouwen kunnen bevinden (want die soorten vinden we nauwelijks in de traditionele winterverblijven), maar omdat we totaal geen sporen en avondzwermgedrag hebben gevonden, lijkt ook dit uitgesloten. Mede door de nog aanwezige bomenvoorraad is het terrein een mooi foerageergebied en wordt het ook als zodanig gebruikt. Door de bouw van de woningen zal het gebied meer "verstenen" waardoor het als foerageergebied minder aantrekkelijk zal worden. Omdat er natuurlijk ook weer tuinen en openbaar groen zal worden aangelegd, is er naar mijn mening geen sprake van een dusdanige verslechtering van de situatie dat de populaties gevaar lopen. Er zijn geen duidelijke vliegroutes gevonden die als gevolg van de woningbouw zullen worden doorkruist. Hoewel het onderzoek niet jaarrond is uitgevoerd, durf ik op grond van de waarnemingen toch te stellen dat een behoorlijk compleet beeld van de aanwezigheid van vleermuizen op het terrein is verkregen. De plannen voor sloop en ontruiming, alsmede de bouw van woningen kunnen niet worden beschouwd als een verstoring van vleermuizen zoals bedoeld in de Flora- en Faunawet. Naar mijn mening is een ontheffing volgens artikel 75 van deze wet dan niet ook niet nodig. Indien gewenst ben ik graag bereid mijn conclusies nader toe te lichten.
Met vriendelijke groeten,
Hans Hartvelt
Bijlage 1. Het nieuwbouwplan
Bijlage 2. De waarnemingen Legenda
Onderzoeksgebied Observatiepost Langdurig foeragerende Gewone dwergvleermuis Langdurig foeragerende laatvliegers
Baltsende Gewone dwergvleermuis
Bedrijfsgebouwen kwekerij
Woonhuis familie Kuijer
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
BIJLAGE
4
Luchtkwaliteitsonderzoek, DGMR, d.d. 28 mei 2008
B01034.308000
WITPAARD
Rapport V.2008.0601.00.R001 Herontwikkeling terrein Kuyer Plataanlaan, Baarn Luchtkwaliteitsonderzoek (NIBM-toets) Status: DEFINITIEF
V.2008.0601.00.R001 Herontwikkeling terrein Kuyer Plataanlaan, Baarn
Colofon Rapportnummer:
V.2008.0601.00.R001
Plaats en datum:
Arnhem, 23 februari 2009
Versie:
001
Opdrachtgever:
Breijn B.V.
Status: DEFINITIEF
Stedelijke Infra Postbus 2070 5260 CB VUGHT
Contactpersoon:
drs. ing. J.J. Hakvoort
Telefoon:
+31 (0)73 658 22 54
Fax:
+31 (0)73 658 22 99
E-mail:
[email protected]
Uitgevoerd door:
DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V.
Informatie:
ing. T. (Twan) Hoegen
E-mail:
[email protected]
Telefoon:
+31 (0)26 351 21 41
Fax:
+31 (0)26 443 58 36
Auteur(s):
ing. T. (Twan) Hoegen
Eindverantwoordelijke: ing. J.J.A. (Hans) van Leeuwen Voor deze:
ing. J.J.J. (Koos) Joosen
Secretariaat:
BR
©DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. Alle rechten voorbehouden. Wilt u (delen van) dit rapport kopiëren of vermenigvuldigen, vraagt u dan schriftelijk toestemming daarvoor bij DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V.
x:\b01\034\308\000\bp\intern\tekst\separaat bijlageboek\bijlage 4 luchtkwaliteit.doc 24-02-09
2
V.2008.0601.00.R001 Herontwikkeling terrein Kuyer Plataanlaan, Baarn
Samenvatting In
opdracht
van
Breijn
B.V.
heeft
DGMR
Industrie,
Verkeer
en
Milieu
B.V.
een
luchtkwaliteitsonderzoek verricht ten behoeve van de realisatie van een woningbouwplan in Baarn (herontwikkeling terrein Kuyer Plataanlaan in Baarn). Het doel van het onderzoek naar de luchtkwaliteit is het vaststellen of de ontwikkeling wel of niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Mocht de ontwikkeling in betekenende mate bijdragen dienen er vervolgstappen genomen te worden. De berekeningen zijn uitgevoerd met rekenprogramma CARII (versie 7.0.0.4). In de berekeningen is gerekend met een meerjarige meteorologie. Uit de rekenresultaten komt naar voren dat de concentratie PM10 0.1 µg/m3 zal toenemen en dat de concentratie NO2 0.4 µg/m3 zal toenemen als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van het plan. Op basis van het huidige beleid is een toename van 1% (0,4 µg/m3) toegestaan voor zowel de concentraties PM10 als NO2. Zoals uit de rekenresultaten blijkt, draagt de ontwikkeling van het plan niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtkwaliteit. Dit houdt in dat er geen nader onderzoek vereist is, en dat de ontwikkeling doorgang kan vinden zonder op bezwaren te stuiten voor wat betreft de Wet luchtkwaliteit (gewijzigde Wet milieubeheer).
x:\b01\034\308\000\bp\intern\tekst\separaat bijlageboek\bijlage 4 luchtkwaliteit.doc 24-02-09
3
V.2008.0601.00.R001 Herontwikkeling terrein Kuyer Plataanlaan, Baarn
Inhoudsopgave
Pagina
1.
INLEIDING ................................................................................................................5
2.
SITUATIE ..................................................................................................................6
3.
REGELGEVING LUCHTKWALITEIT ................................................................................7
4.
5.
3.1
Regelgeving luchtkwaliteit....................................................................................7
3.2
Wet milieubeheer, hoofdstuk 5 .............................................................................7
3.3
Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007.........................................................7
3.4
Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007...............................................................8
3.5
Normstelling .......................................................................................................8
RESULTATEN LUCHTKWALITEIT..................................................................................9 4.1
Uitgangsgegevens ...............................................................................................9
4.2
Rekenresultaten ..................................................................................................9
CONCLUSIE ............................................................................................................. 10
Bijlage 1: Resultaten luchtkwaliteitsonderzoek Bijlage 2: Invoergegevens luchtkwaliteitsonderzoek
x:\b01\034\308\000\bp\intern\tekst\separaat bijlageboek\bijlage 4 luchtkwaliteit.doc 24-02-09
4
V.2008.0601.00.R001 Herontwikkeling terrein Kuyer Plataanlaan, Baarn
1.
Inleiding In
opdracht
van
Breijn
B.V.
heeft
DGMR
Industrie,
Verkeer
en
Milieu
B.V.
een
luchtkwaliteitsonderzoek verricht ten behoeve van de realisatie van een woningbouwplan in Baarn (herontwikkeling terrein Kuyer Plataanlaan in Baarn). Het doel van het onderzoek naar de luchtkwaliteit is het vaststellen of de ontwikkeling wel of niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Mocht de ontwikkeling in betekenende mate bijdragen dan dienen er vervolgstappen genomen te worden. Deze vervolgstappen bestaan uit het toetsen aan de grenswaarden gesteld in de Wet Milieubeheer (hoofdstuk luchtkwaliteit). Leeswijzer In het rapport wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de situatie. In hoofdstuk 3 wordt het wettelijk luchtkwaliteitskader beschreven. De uitgangspunten en rekenresultaten worden in hoofdstuk 4 gegeven. Tot slot volgt de conclusie in hoofdstuk 5.
x:\b01\034\308\000\bp\intern\tekst\separaat bijlageboek\bijlage 4 luchtkwaliteit.doc 24-02-09
5
V.2008.0601.00.R001 Herontwikkeling terrein Kuyer Plataanlaan, Baarn
2.
Situatie Voor het terrein van Kuyer aan de Plataanlaan in Baarn bestaat het voornemen woningbouw te realiseren. Het terrein is gelegen nabij het centrum van Baarn. Het accent ligt op woningbouw voor starters en senioren. De grootte van het plangebied is ongeveer 1,5 hectare. Het plan behelst de bouw van 58 woningen. In onderstaande figuur is het stedenbouwkundig ontwerp weergegeven.
Figuur: Situatieschets
x:\b01\034\308\000\bp\intern\tekst\separaat bijlageboek\bijlage 4 luchtkwaliteit.doc 24-02-09
6
V.2008.0601.00.R001 Herontwikkeling terrein Kuyer Plataanlaan, Baarn
3.
Regelgeving luchtkwaliteit
3.1
Regelgeving luchtkwaliteit Bij Wet van 11 oktober 2007 (tot wijziging van de Wet milieubeheer) zijn normen (grenswaarden en plandrempels) vastgesteld voor onder andere de concentraties zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (fijn stof (PM10), koolmonoxide (CO) en benzeen (C6H6) in de lucht. Deze normen zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer en gebaseerd op de waarden, die zijn opgenomen in de diverse richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie.
3.2
Wet milieubeheer, hoofdstuk 5 Op 15 november 2007 is hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. In de wet is gestreefd naar meer flexibiliteit als het gaat om de koppeling van luchtkwaliteitseisen en ruimtelijke ontwikkelingen. Deze flexibiliteit is met name terug te vinden in een verdeling in projecten die wel of niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Projecten die meer dan 3% bijdragen aan de luchtkwaliteit zijn opgenomen in een nationaal samenwerkingsprogramma (NSL) waarin afspraken staan over een pakket aan maatregelen. Met deze maatregelen moet het project gaan voldoen aan de gestelde grenswaarden. De Europese regelgeving gaat uit van een maximale bijdrage van 1% aan de luchtkwaliteit. Daarom geldt tot het eerste kwartaal van 2009 een interim-periode waarbij projecten met een bijdrage hoger dan 1% en die niet zijn opgenomen in het NSL, getoetst moeten worden aan de Wm. In het Besluit en de Regeling Niet In Betekenende Mate Bijdragen (NIBM) is geregeld welke projecten niet meer getoetst hoeven worden. De 1% bijdrage is omgezet in heldere kengetallen die de criteria vormen of wel of niet sprake is van een NIBM project. Tegelijk met het inwerking treden van het nieuwe hoofdstuk 5 in de Wet milieubeheer zijn nieuwe regelingen van kracht geworden. Alle regelingen onder het Besluit luchtkwaliteit 2005 zijn hiermee komen te vervallen.
3.3
Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007 Op 15 november 2007 is de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007 in werking getreden. Op grond van artikel 5.16 Wm kunnen projecten in overschrijdingssituaties die in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, toch doorgang vinden door toepassing van de regeling projectsaldering. Deze regeling gaat ervan uit dat per saldo, door de inzet van extra maatregelen of door het optreden van gunstige effecten elders, sprake is van een verbetering van de luchtkwaliteit. In het eerste lid van artikel 5.16 Wm wordt de minister de mogelijkheid geboden om nadere regels te stellen. Dit is nu gebeurd in de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007. De Regeling sluit zo veel mogelijk aan bij de (oude) Regeling saldering luchtkwaliteit 2005.
x:\b01\034\308\000\bp\intern\tekst\separaat bijlageboek\bijlage 4 luchtkwaliteit.doc 24-02-09
7
V.2008.0601.00.R001 Herontwikkeling terrein Kuyer Plataanlaan, Baarn
3.4
Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 bevat voorschriften over metingen en berekeningen om de concentratie en depositie van luchtverontreinigende stoffen vast te stellen. Verder schrijft de regeling rapportage voor van de uitkomsten van metingen en berekeningen. De regeling vereist ook een plan met maatregelen om een goede luchtkwaliteit te bewerkstelligen in geval van overschrijding. In de regeling zijn gestandaardiseerde rekenmethodes opgenomen om concentraties van diverse luchtverontreinigende stoffen te kunnen berekenen. Deze gestandaardiseerde rekenmethodes geven resultaten die rechtsgeldig zijn. In de regeling zijn ook voorschriften opgenomen voor metingen met betrekking tot meetplaatsen en analyse. In art. 35 en bijlage 4 van de regeling is de hoogte van de aftrek bij fijn stof
vastgelegd.
De nieuwe meetregeling staat een plaatsafhankelijke aftrek voor de jaargemiddelde norm voor fijn stof toe. De aftrek varieert van 3 tot 7 microgram per kubieke meter (µg/m3) en betreft het aandeel zeezout. Voor de gemeente Baarn bedraagt deze aftrek 4 µg/m3. Voor PM10 geldt naast een jaargemiddelde grenswaarde ook een 24-uursgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 per etmaal. Deze (etmaalgemiddelde) grenswaarde mag maximaal 35 keer in een jaar worden overschreden. Het blijkt dat de invloed van de in de buitenlucht aanwezige concentratie zeezout op het aantal dagen waarop de concentratie van fijn stof de dagwaarde van 50 µg/m3 overschrijdt, voor nagenoeg heel Nederland gelijk is. Derhalve geldt een vaste aftrek van zes dagen voor de dagnorm van fijn stof.
3.5
Normstelling Een grenswaarde geeft de kwaliteit aan die op een aangegeven tijdstip tenminste moet zijn bereikt. Een plandrempel is het kwaliteitsniveau, dat bij overschrijding aanleiding geeft tot het opstellen van een plan, waarin aangegeven wordt op welke wijze kan worden voldaan aan bepaalde waarden. De voor dit onderzoek relevante plandrempel- en grenswaarden zijn in tabel 1 weergegeven. Tabel 1 Grenswaarden en plandrempelwaarden Wet milieubeheer stof
type norm
2007/2008
2008
2010
zwaveldioxide (SO2)
24-uursgemiddelde dat 3 keer per jaar
--
125
125
zwevende deeltjes (PM10 )
overschreden mag worden in µg/m3 jaargemiddelde concentratie in µg/m3
--
40
40
24-uursgemiddelde dat 35 keer per jaar
--
50
50
--
10
10
46/44
--
40
200
200
10
5
koolmonoxide (CO)
overschreden mag worden in µg/m3 8-uurgemiddelde concentratie in mg/m3
stikstofdioxide (NO2)
jaargemiddelde concentratie in µg/m3 uurgemiddelde dat 18 keer per jaar
benzeen 1)
overschreden mag worden in µg/m3 jaargemiddelde concentratie in µg/m3
plandrempel
230/220
1)
8/7
grenswaarde
geldt alleen voor drukke wegen (tenminste 40.000 mvt/etmaal)
x:\b01\034\308\000\bp\intern\tekst\separaat bijlageboek\bijlage 4 luchtkwaliteit.doc 24-02-09
8
V.2008.0601.00.R001 Herontwikkeling terrein Kuyer Plataanlaan, Baarn
4.
Resultaten luchtkwaliteit Volgens de nieuwe wetgeving dient er getoetst te worden of de ontwikkeling wel of niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Daarvoor dient een berekening gemaakt te worden voor de planontwikkeling. Hiermee wordt het effect van de beoogde ontwikkeling op de luchtkwaliteit in kaart gebracht, en kan deze getoetst worden aan de 1% (0,4 µg/m3) grens. Deze grens houdt in dat de ontwikkeling niet meer dan 1% van de grenswaarde van NO2 en PM10 (beide 40 µg/m3) mag bijdragen aan de luchtkwaliteit.
4.1
Uitgangsgegevens Voor het uitvoeren van een NIBM toets is alleen de verkeersaantrekkende werking van de ontwikkeling nodig. Door Breijn B.V. is aangegeven dat de verkeersaantrekkende werking van het plan 320 motorvoertuigbewegingen per etmaal bedraagt. Als verkeersverdeling is uitgegaan van een standaard verdeling. In onderstaande tabel staat het een en ander weergegeven. Tabel 2 Invoergegevens intensiteit
licht verkeer
middelzwaar verkeer
zwaar verkeer
[mvt/etm]
[%]
[%]
[%]
320
85
10
5
De berekeningen zijn uitgevoerd voor het peiljaar 2008. Dit is het meest maatgevende jaar, omdat de emissiewaarden van de voertuigen dan het hoogst zijn. Derhalve zijn de resultaten het meest ongunstig. De berekeningen zijn uitgevoerd met rekenprogramma CARII (versie 7.0.0.4). In de berekeningen is gerekend met een meerjarige meteorologie. Alle uitgangsgegevens voor de berekeningen staan vermeld in bijlage 1.
4.2
Rekenresultaten Uit de resultaten komt naar voren dat de concentratie PM10 met 0.1 µg/m3 zal toenemen en dat de concentratie NO2 0.4 µg/m3 zal toenemen als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van het plan. Op basis van het huidige beleid is een toename van 1% (0,4 µg/m3) toegestaan voor zowel de concentraties PM10 als NO2. In bijlage 2 zijn de rekenresultaten opgenomen.
x:\b01\034\308\000\bp\intern\tekst\separaat bijlageboek\bijlage 4 luchtkwaliteit.doc 24-02-09
9
V.2008.0601.00.R001 Herontwikkeling terrein Kuyer Plataanlaan, Baarn
5.
Conclusie In
opdracht
van
Breijn
B.V.
heeft
DGMR
Industrie,
Verkeer
en
Milieu
B.V.
een
luchtkwaliteitsonderzoek verricht ten behoeve van de realisatie van een woningbouwplan in Baarn (herontwikkeling terrein Kuyer Plataanlaan in Baarn). Het doel van het onderzoek naar de luchtkwaliteit is het vaststellen of de ontwikkeling wel of niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Mocht de ontwikkeling in betekenende mate bijdragen dienen er vervolgstappen genomen te worden. Uit de rekenresultaten komt naar voren dat de concentratie PM10 0.1 µg/m3 zal toenemen en dat de concentratie NO2 0.4 µg/m3 zal toenemen als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van het plan. Op basis van het huidige beleid is een toename van 1% (0,4 µg/m3) toegestaan voor zowel de concentraties PM10 als NO2. Vermeld dient te worden dat de berekeningen zijn uitgevoerd voor een worst-case scenario. In werkelijkheid zal de toename minder zijn dan de berekende (0,4 µg/m3). Zoals uit de rekenresultaten blijkt, draagt de ontwikkeling van het plan niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtkwaliteit. Dit houdt in dat er geen nader onderzoek vereist is en dat de ontwikkeling doorgang kan vinden zonder op bezwaren te stuiten voor wat betreft de Wet luchtkwaliteit (gewijzigde Wet milieubeheer). Arnhem, 24 februari 2009 DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V.
x:\b01\034\308\000\bp\intern\tekst\separaat bijlageboek\bijlage 4 luchtkwaliteit.doc 24-02-09
10
V.2008.0601.00.R001 Herontwikkeling terrein Kuyer Plataanlaan, Baarn
Bijlage 1
Resultaten luchtkwaliteitsonderzoek
x:\b01\034\308\000\bp\intern\tekst\separaat bijlageboek\bijlage 4 luchtkwaliteit.doc 24-02-09
V.2008.0601.00.R001 Herontwikkeling terrein Kuyer Plataanlaan, Baarn
Bijlage 2
Invoergegevens luchtkwaliteitsonderzoek
x:\b01\034\308\000\bp\intern\tekst\separaat bijlageboek\bijlage 4 luchtkwaliteit.doc 24-02-09
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
BIJLAGE
5
Waterhuishoudkundig onderzoek, inclusief infiltratieonderzoek, Breijn, d.d. 24 april 2009
B01034.308000
WITPAARD
Datum
24 april 2009
Kenmerk
1408013
Pagina
2 van 11
Inhoudsopgave 1
Inleiding
3
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.6.1 2.6.2 2.6.3 2.7
Beschrijving plangebied Situering Topografie Waterstaatkundige situatie Riolering Bodemopbouw Grondwaterstandverloop Grondwaterstand binnen plangebied volgens peilbuizen TNO Grondwaterstanden binnen plangebied volgens Econsultancy Conclusie grondwaterstand binnen plangebied Doorlatendheid bodem
4 4 5 5 5 5 5 6 7 7 7
3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4
Waterbeheer Inleiding Mogelijkheden afvoersysteem Algemeen Bepaling verhard oppervlak Bepaling bergingsbehoefte Voorkeursvariant
8 8 8 8 9 9 10
4
Voorlichting, handhaving en beheer
11
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Plansituatie Infiltratie onderzoek Gegevens DINO Loket Bergingsberekeningen
Breijn B.V., Stedelijke Infra Terrein Kuyer, Plataanlaan te Baarn
Datum
24 april 2009
Kenmerk
1408013
Pagina
3 van 11
1
Inleiding
In opdracht van Vos en Teeuwissen B.V. is door Breijn B.V. een waterhuishoudkundig onderzoek uitgevoerd ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing voor de herontwikkeling van het terrein van Kuyer aan de Plataanbaan te Baarn. Sinds oktober 2001 is voor nieuwe bestemmingsplannen de watertoets verplicht gesteld (sinds november 2003 ook wettelijk). De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het gehele proces dient uiteindelijk als onderdeel van het bestemmingsplan te worden beschreven en te worden verantwoord in een waterparagraaf. Binnen dit proces dient een (schets)ontwerp van de toekomstige waterhuishouding te worden opgesteld, waarin de omgang met hemelwater en afvalwater wordt beschreven. Dit waterhuishoudkundige onderzoek dient als basis voor de waterparagraaf voor de ruimtelijke onderbouwing. Het project herontwikkeling terrein Kuyer Plataanlaan betreft een woningbouwontwikkeling nabij het dorpscentrum. Het accent binnen de herontwikkeling ligt op de woningbouw voor starters en voor senioren. De omvang van het totale plangebied is circa 1,5 hectare en er dienen 58 woningen gerealiseerd te worden. In deze rapportage wordt de huidige situatie beschreven om vervolgens in te gaan op de mogelijkheden tot de verwerking van hemelwater en het bouwrijp maken van het plangebied.
Breijn B.V., Stedelijke Infra Terrein Kuyer, Plataanlaan te Baarn
Datum
24 april 2009
Kenmerk
1408013
Pagina
4 van 11
2
Beschrijving plangebied
2.1
Situering
Het plangebied ligt in het centrum van de kern Baarn in de gemeente Baarn. Ter plaatse wordt het plangebied heringericht. Het plangebied wordt begrensd door: • Elzenlaan (oostzijde) • Berkenweg (zuidzijde) • Zandvoortweg (noordzijde) • Plataanlaan (westzijde) Provincie
Utrecht
Waterschap
Vallei en Eem
Gemeente
Baarn
Locatie
terrein Kuyer Plataanlaan
Oppervlakte
1,5 ha
X coördinaten (RD stelsel)
148.256 m.
Y coördinaten (RD stelsel)
469.570 m.
Z coördinaten (m + NAP)
3,3 – 5,2 m NAP
Tabel 2.1: Basisgegevens plangebied
Figuur 1: luchtfoto plangebied
Breijn B.V., Stedelijke Infra Terrein Kuyer, Plataanlaan te Baarn
Datum
24 april 2009
Kenmerk
1408013
Pagina
5 van 11
2.2
Topografie
Uit de hoogtekaart is af te leiden dat de maaiveldhoogte binnen het plangebied varieert van 3,30m +NAP (Zandvoortweg) tot 5,20m+N.A.P (Berkenweg).
Figuur 2.1: Hoogtekaart plangebied
2.3
Waterstaatkundige situatie
Het waterkwantiteits- en kwaliteitsbeheer wordt ter plaatse van het plangebied gevoerd door Waterschap Vallei en Eem. In de nabijheid van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
2.4
Riolering
In de omliggende straten ligt een gemengd rioolstelsel. De gemeente heeft al op verschillende locaties bestaand verhard oppervlak van de riolering afgekoppeld. Hierbij is gebruik gemaakt van verschillende infiltratiesystemen. De gemeente is geen voorstander van het gebruik van doorlatende verharding.
2.5
Bodemopbouw
Door Econsultancy is een infiltratieonderzoek uitgevoerd (bijlage 2). Dit onderzoek heeft tot doel de doorlatendheid van de bodem te bepalen. Tevens is een profielbeschrijving van de bodem opgesteld. Uit de grondboringen blijkt dat de bovengrond bestaat uit zwak humeus, matig siltig, zeer fijn zand. Plaatselijk is de grond zwak grindig. De ondergrond bestaat uit zwak tot matig siltig, zeer fijn tot matig fijn zand.
2.6
Grondwaterstandverloop
De grondwaterstand en de fluctuatie hiervan zijn van grote betekenis voor de water- en luchthuishouding van de grond en spelen een rol in de beoordeling van de gebruikswaarde van de grond. Niet alleen voor de aanleg van wegen, gebouwen en groenvoorzieningen, maar ook bij de beoordeling van oplossingsrichtingen in het kader van ‘Duurzaam Stedelijk Waterbeheer’.
Breijn B.V., Stedelijke Infra Terrein Kuyer, Plataanlaan te Baarn
Datum
24 april 2009
Kenmerk
1408013
Pagina
6 van 11
Voor de ontwikkeling van bestemmingsplannen is vooral de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) belangrijk. De Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) heeft een geringere betekenis. Om het grondwaterstandverloop in het plangebied te beschrijven, is gebruik gemaakt van TNO-peilbuizen in de omgeving van het plangebied en het infiltratieonderzoek opgesteld door Econsultancy. 2.6.1 Grondwaterstand binnen plangebied volgens peilbuizen TNO Verspreid over Nederland zijn peilbuizen aanwezig die door of in opdracht van TNO tweewekelijks of maandelijks gemonitoord worden. Bij TNO is een overzicht opgevraagd van de peilbuizen die in of in de nabijheid van het plangebied liggen. Deze zijn in de onderstaande figuur weergegeven. Bij de bepaling van de grondwaterstand is gebruik gemaakt van de peilbuizen B32A0440 en B32A0626. Deze peilbuizen bevat recente meetgegevens. Daarnaast is de peilbuis B32A0626 over een lange periode gemonitoord.
Figuur 2.2: Locatie van de TNO-peilbuis ten opzichte van het plangebied
In Bijlage 3 is het grondwaterstandverloop van peilbuis B32A0440 en B32A0626 weergegeven. Het maaiveld ter hoogte van peilbuis B32A0440 ligt op 4,67 m +NAP en van peilbuis B32A0626 op 3,31 m +NAP. Uit de analyse van de gegevens van de peilbuizen is op te maken dat bij peilbuis B32A0440 onvoldoende metingen beschikbaar zijn om een GHG en GLG te bepalen. Voor peilbuis B32A0626 ligt de GHG op 1,95 m +NAP, dit komt neer op 1,36 m-mv. De GLG is bepaald op 1,30 m +NAP, wat neerkomt op 2,01 m-m.v.
Breijn B.V., Stedelijke Infra Terrein Kuyer, Plataanlaan te Baarn
Datum
24 april 2009
Kenmerk
1408013
Pagina
7 van 11
2.6.2 Grondwaterstanden binnen plangebied volgens Econsultancy Econsultancy baseert zich voor de grondwaterstanden op eerder uitgevoerd verkennend bodemonderzoek op 9 mei 2008. Hieruit is geconcludeerd dat de grondwaterstand zich tussen de 1,5 en 2,6 m-mv. bevindt. Gezien de maaiveldhoogte bevindt de grondwaterstand zich op circa 1,8 m +NAP en 0,7 m +NAP ten opzichte van het laagste maaiveld. Dit betreft een momentane grondwaterstand. 2.6.3 Conclusie grondwaterstand binnen plangebied Zoals uit figuur 2.2 op is te maken ligt het plangebied dichtbij peilbuis B39A0626. Hierdoor is aangenomen dat de grondwaterstand binnen het plangebied overeenkomt met de GHG en GLG gemeten in deze peilbuis. Dit resulteert in een GHG binnen het plangebied op circa 1,95 m +NAP en de GLG op 1,30 m +NAP. De maaiveldhoogte binnen het plangebied varieert tussen 3,3 m +NAP en 5,2 m +NAP wat resulteert in een GHG en GLG van respectievelijk 1,35 m-mv. en 2,00 m-mv. ten opzichte van de laagste maaiveldhoogte. Hierbij merken wij op dat de maaiveldhoogte is bepaald op basis van de AHN, dit betreft een benadering van de maaiveldhoogten.
2.7
Doorlatendheid bodem
Door Econsultancy is een infiltratieonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in bijlage 2. In onderstaande tabel zijn de conclusies uit het onderzoek opgenomen. meetpunt I1
situering noordelijk deel van de
traject
gemiddelde k-waarde
[m-mv]
[m/dag]
beoordeling
0,68-1,02
0,83
matig doorlatend
1,18-1,52
1,37
goed doorlatend
1,63-1,97
2,74
goed doorlatend
onderzoekslocatie I2
ten zuiden van de bestaande bebouwing
I3
westzijde plangebied
Tabel 2.2: Doorlatendheid bodem
De bodem is op basis van de onderzoeksresultaten matig tot goed doorlatend. Voor de bergingsberekeningen is de laagste waarde van de doorlatendheid, 0,83 m/dag, gehanteerd.
Breijn B.V., Stedelijke Infra Terrein Kuyer, Plataanlaan te Baarn
Datum
24 april 2009
Kenmerk
1408013
Pagina
8 van 11
3
Waterbeheer
3.1
Inleiding
In toenemende mate wordt bij de voorbereiding van bestemmingsplannen gestreefd naar een duurzame en integrale benadering van de totale waterhuishouding binnen een plangebied en een milieutechnische verantwoorde keuze van het rioolstelsel, volgens het concept ‘Duurzaam Stedelijk Waterbeheer’. Deze visie wordt onder andere verwoord in de 4e Nota Waterhuishouding, het provinciale waterhuishoudingsplan en is nader uitgewerkt in de notitie Normering en uitgangspunten voor stedelijk gebied van september 2007 van het Waterschap Vallei en Eem. Uitgangspunt is dat een groot deel van de neerslag niet meer onmiddellijk via het rioolstelsel of via watergangen uit het gebied wordt afgevoerd maar wordt gebufferd in oppervlaktewater, wordt geïnfiltreerd in de bodem of voor andere doeleinden wordt gebruikt. Binnen dit concept wordt gebruik gemaakt van nieuwe ‘innovatieve’ oplossingsrichtingen en hierin te onderscheiden technieken en methoden. Niet aankoppelen (van verhard oppervlak), hergebruik van regenwater, infiltreren (van regenwater) en geïntegreerde rioolstelsels zijn hierbij de nieuwe oplossingsrichtingen. Het waterschap spreekt de volgende voorkeursvolgorde uit ten aanzien van de omgang met neerslagwater: 1. hergebruik van schoon neerslagwater (ten behoeve van toiletspoeling en tuinbesproeiing); 2. infiltratie van schoon neerslagwater; 3. bufferen en vertraagd afvoeren naar het oppervlaktewater; 4. toepassing van het verbeterd gescheiden stelsel. Er wordt getoetst aan een bui die één maal in de 10 jaar optreedt. Tevens is voor nieuwbouwplannen een toetsing vereist aan de regenduurlijn T=100. Bij beide gebeurtenissen is rekening gehouden met een toename van 10%. Waarbij zowel een korte, heftige bui(vergelijkbaar met een onweersbui in de zomer) als een lange gebeurtenis (vergelijkbaar met een lange, natte herfst- of voorjaarsperiode) worden beschouwd. De buien zijn gebaseerd op de regenduurlijnen van Buishands en Velds, bewerkt door Gelok e.a. De landelijke afvoer mag bij beide neerslagkarakteristieken niet worden overschreden. In de volgende paragraaf wordt het concept ‘Duurzaam Stedelijk Waterbeheer’ toegepast bij het ontwerp van de regenwaterafvoer binnen het plangebied.
3.2
Mogelijkheden afvoersysteem
3.2.1 Algemeen Het plan wordt intensief bebouwd. Berging van water gebeurt op een wijze die past bij het karakter van de bebouwing. In het plangebied wordt alleen een vuilwater riolering aangelegd. Het regenwater wordt oppervlakkig afgevoerd en lokaal geborgen en geïnfiltreerd. Hierdoor vindt er geen afvoer naar oppervlaktewater plaats. Daarom hebben wij het afvoersysteem getoetst aan een T=10 situatie.
Breijn B.V., Stedelijke Infra Terrein Kuyer, Plataanlaan te Baarn
Datum
24 april 2009
Kenmerk
1408013
Pagina
9 van 11
3.2.2 Bepaling verhard oppervlak Op basis van de stedenbouwkundige schets (zie bijlage 1) is globaal het verhard oppervlak bepaald. Het bruto oppervlak is circa 1,5 ha. Hiervan wordt circa 6.700 m2 verhard oppervlak. Hiervan is 3.500 m2 dakoppervlak en 3.200 m2 wegoppervlak. Deze oppervlakken hebben wij gebruikt als basis voor de berekeningen van de bergingsbehoefte. De bestaande bebouwing binnen het plangebied blijft gehandhaafd. 3.2.3 Bepaling bergingsbehoefte Op basis van de notitie Normering en uitgangspunten voor stedelijk gebied van september 2007 van Waterschap Vallei en Eem is de bergingsbehoefte bepaald. Hierbij is de regenduurlijn van Buishands en Velds, bewerkt door Gelok e.a. gehanteerd. Hierbij dient 68,4 mm neerslag verwerkt te worden door het realiseren van berging en door infiltratie. Aan de hand van deze methode is bepaald hoeveel berging gerealiseerd moet worden bij een T=10 situatie. Deze gegevens zijn opgenomen in bijlage 4. Hierin zijn berekeningen uitgevoerd voor drie varianten: een infiltratievoorziening, doorlatende verharding en een wadi. De resultaten uit de berekening is opgenomen in onderstaande tabel. variant
voorziening
berging
Infiltratie
[m3]
[m3/h]
lengte [m1]
breedte [m1]
hoogte [m1]
1
infiltratievoorziening
276
4,6
460
1,0
0,6
2
Doorlatende verharding
173
30,9
350
5,0
0,3
3
Wadi (talud 1:3)
232
9,8
204
5,0
0,5
Tabel 3.1: bergingsbehoefte
Het watersysteem en de bergingsbehoefte in de T=10 situatie wordt als volgt ingevuld: Water dat op particuliere verhardingen en wegen valt stroomt bovengronds af naar het openbaar terrein (weg of groenvoorziening). In openbaar terrein wordt (door middel van een gootconstructie met kolken) het hemelwater afgevoerd naar een infiltratievoorziening, doorlatende verharding of een wadi. Noodoverloop naar de gemengde riolering buiten het plangebied voor calamiteiten. De benodigde bergingsvolumes moeten boven de GHG worden aangelegd, om infiltratie mogelijk te maken. In bijlage 4 is de dimensionering van de infiltratievoorzieningen terug te vinden. Er heeft geen toetsing plaatsgevonden bij de T=100 situatie. Wel is voor deze situatie de aanvullende benodigde berging berekend op basis van de voorzieningen bij de T=10 situatie. Dit is weergegeven in onderstaande tabel voorziening infiltratievoorziening
retentie-eis [m3] 138
Doorlatende verharding
103
Wadi
119
Tabel 3.2: Aanvullende retentie-eis T=100
Breijn B.V., Stedelijke Infra Terrein Kuyer, Plataanlaan te Baarn
Datum
24 april 2009
Kenmerk
1408013
Pagina
10 van 11
Het waterschap Vallei en Eem stelt in deze situatie geen aanvullende eisen aan de retentie-eis bij de T=100 situatie. De hoeveelheid water die niet door het systeem wordt geborgen en afgevoerd blijft in principe op maaiveld staan (openbare ruimte). 3.2.4
Voorkeursvariant
In overleg met de ontwikkelende partij en de gemeente zijn de twee onderstaande voorkeursvarianten uitgewerkt. Hierbij is variant een de infiltratievoorziening (infiltratiekratten) in combinatie met infiltratie riolering. De tweede variant betreft doorlatende verharding. Infiltratievoorziening In de openbare weg wordt over de lengte van de weg (220 m.) een infiltratieriolering toegepast met een diameter van 400 mm. Aanvullend is hierbij is nog 385 m. (x 1,00 x 0,6) infiltratievoorziening benodigd. Deze kan worden gerealiseerd onder de verharding ter hoogte van het appartementencomplex of in de groenstroken. In de T=100 situatie ontstaat bij deze variant een bergingstekort van 130 m3. Deze hoeveelheid water verdeeld zich over maaiveld. Dit resulteert in een waterhoogte van ongeveer 4 cm op de wegen. Doorlatende verharding In de openbare weg wordt over een lengte van 173 m. (bij een breedte en diepte van de weg van respectievelijk 5 m. en 0,3 m.) doorlatende verharding toegepast. In de T=100 situatie ontstaat bij deze variant een bergingstekort van 103 m3. Deze hoeveelheid water verdeeld zich over maaiveld. Dit resulteert in een waterhoogte van ongeveer 3 cm op de wegen.
Breijn B.V., Stedelijke Infra Terrein Kuyer, Plataanlaan te Baarn
Datum
24 april 2009
Kenmerk
1408013
Pagina
11 van 11
4
Voorlichting, handhaving en beheer
Bij toepassing van een rioleringsstelsel, waarbij dakvlakken en/of verhardingen worden afgekoppeld en het hemelwater vertraagd wordt afgevoerd, dient de gemeente aan particulieren eisen te stellen ten aanzien van op de riolering te lozen stoffen (lozingsverordening riolering) en toe te passen materialen en constructies (bouwverordeningen, richtlijnen Duurzaam Bouwen). Aangezien bij realisatie van een dergelijk stelsel sprake is van een systeem dat afwijkt van het normaal verbeterd gescheiden stelsel, dient extra aandacht te worden besteed aan voorlichting, beheer en handhaving. Dit is noodzakelijk om een zo goed mogelijke werking van het rioolstelsel te blijven garanderen. Voorlichting betreft enerzijds informatie over de werking van het stelsel en anderzijds de mogelijke gevolgen van verkeerde aansluitingen of verkeerd gebruik. Regelgeving en handhaving betreft onder meer het uitvaardigen (en controleren op naleving) van voorschriften. Bij afkoppeling van wegen en daken naar een buffer/infiltratievoorziening moet worden voorkomen dat de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater wordt beïnvloed. Hiertoe dienen de volgende aandachtspunten in acht te worden genomen: 1.
Het verstrekken van informatie aan de toekomstige gebruikers met betrekking tot het maken van juiste aansluitingen van de riolering, het eventueel op eigen initiatief hergebruiken van opgevangen regenwater, etc. 2. Het voorschrijven van bladvangers in de regenpijpen van de aangesloten gebouwen. 3. Het toepassen van zandvangputten voor de aansluiting op de infiltratievoorziening. 4. Het voldoende frequent reinigen van de kolken. 5. Het reduceren van het strooien met dooizouten. 6. Het spuiten van chemische bestrijdingsmiddelen dient tot een minimum beperkt te worden. 7. Het frequent reinigen van de wegen en parkeerplaatsen. 8. Het aanwijzen van honden uitlaatplaatsen. 9. Het visueel inspecteren van de infiltratievoorzieningen. Voorkomen van vervuiling aan de bron door geen uitloogbare materialen te gebruiken zoals zink, lood of koper of bitumineuze dakbedekking waarbij teer of PAK’s kunnen vrijkomen. Gecoate materialen kunnen wel worden toegepast. 10. Het informeren van de brandweer en politie over de aanwezige voorzieningen en instrueren over hoe te handelen bij brand of andere calamiteiten.
Breijn B.V., Stedelijke Infra Terrein Kuyer, Plataanlaan te Baarn
Bijlage 1 Plansituatie
Bijlage 2 Infiltratie onderzoek
INFILTRATIE ONDERZOEK KUYER PLATAANLAAN TE BAARN GEMEENTE BAARN
Project:
BAA.BRE.GEO
Rapportnummer:
08041292
Status:
Eindrapportage
Datum:
21 mei 2008
Opdrachtgever:
Breijn bv Stedelijke Infra Postbus 2070 5260 CB Vught Tel. 073 - 6582200
Contactpersoon:
Drs. ing. J.J. Hakvoort
Uitvoerder:
Econsultancy bv Rijksweg Noord 39 6071 KS Swalmen Tel. 0475 - 504961 Fax 0475 - 504958 Mail
[email protected]
Opsteller:
Ing. D.W.J. Verwijlen Paraaf:
Kwaliteitscontroleur:
Ing. J.A. Peters Paraaf:
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING .................................................................................................................................. 1
2.
LOCATIEGEGEVENS ................................................................................................................ 1 2.1 2.2 2.3 2.4
3.
Algemeen.......................................................................................................................... 1 Huidig gebruik onderzoekslocatie..................................................................................... 1 Bodemopbouw.................................................................................................................. 2 Geohydrologie .................................................................................................................. 2
VELDWERK................................................................................................................................ 2 3.1 3.2 3.3 3.4
Algemeen.......................................................................................................................... 2 Lokale bodemopbouw ...................................................................................................... 2 Methodiek ......................................................................................................................... 3 Strategie ........................................................................................................................... 3
4.
RESULTATEN ............................................................................................................................ 4
5.
CONCLUSIES............................................................................................................................. 5
BIJLAGEN: 1. 2. 3. 4.
- Topografische ligging van de locatie - Locatieschets - Boorprofielen - Methodiek constant head-permeameter
08041292 BAA.BRE.GEO
1.
INLEIDING
Econsultancy bv heeft van Breijn bv Stedelijke Infra opdracht gekregen voor het uitvoeren van een infiltratie-onderzoek in het kader van plangebied ‘Kuyer Plataanlaan’ te Baarn in de gemeente Baarn. Het infiltratie-onderzoek is uitgevoerd in het kader van de watertoets, waarin het ruimtebeslag van de toekomstige infiltratievoorzieningen dient te worden weergegeven. Het infiltratie-onderzoek heeft tot doel de doorlatendheid van de bodem te bepalen. In dit kader is de waterdoorlatendheidscoëfficient (k-waarde) ter plaatse van een drietal meetpunten op de onderzoekslocatie berekend. Het veldwerk is uitgevoerd volgens de geldende NEN-normen en/of richtlijnen. Econsultancy bv is gecertificeerd voor de protocollen 2001 en 2002 van de BRL SIKB 2000. In dat kader verklaart Econsultancy bv geen eigenaar van de onderzoekslocatie te zijn of te worden. Econsultancy bv werkt volgens een dynamisch kwaliteitssysteem, zoals beschreven in het kwaliteitshandboek. Ons kwaliteitssysteem is gecertificeerd volgens de kwaliteitsborgingsnormen van de NEN-EN-ISO 9001:2000.
2.
LOCATIEGEGEVENS
2.1
Algemeen
De onderzoekslocatie (± 15.000 m²) ligt in het plangebied ‘Kuyer Plataanlaan’, circa 0,5 km ten noordwesten van de kern van Baarn in de gemeente Baarn (zie bijlage 1). De onderzoekslocatie is kadastraal bekend gemeente Baarn, sectie sectie L, nummer 2228. Volgens de topografische kaart van Nederland, kaartblad 32 A, 2004 (schaal 1:25.000), bevindt het maaiveld zich op een hoogte van circa 5 m +NAP en zijn de coördinaten van de onderzoekslocatie X = 148.030, Y = 469.830. De onderzoekslocatie zal worden herontwikkeld. Aan het terrein zal een sociale invulling gegeven worden. Het accent binnen de herontwikkeling ligt op de woningbouw voor starters en voor senioren. Het is vooralsnog niet bekend welke voorzieningen zullen worden gerealiseerd voor de infiltratie en/of berging van hemelwater op de onderzoekslocatie of de eventuele afvoer van het hemelwater afkomstig van de onderzoekslocatie. 2.2
Huidig gebruik onderzoekslocatie
De onderzoekslocatie is momenteel grotendeels begroeid met aanplant (bomen). Een deel van de locatie is braakliggend en in gebruik als groenstrook. Een klein deel van de locatie is bebouwd. De locatie is deels verhard maar grotendeels onverhard. In bijlage 2 is de huidige situatie op een locatieschets weergegeven.
08041292 BAA.BRE.GEO
1
2.3
Bodemopbouw
De originele bodem bestaat uit een veldpodzolgrond, welke volgens de Stichting voor Bodemkartering voornamelijk is opgebouwd uit leemarm en zwak lemig fijn zand fijn zand. De afzettingen, waarin deze bodem is ontstaan, behoren geologisch gezien tot de Formatie van Twente. 2.4
Geohydrologie
Tectonisch gezien ligt de onderzoekslocatie op de flank van een stuwwal. Het eerste watervoerend pakket heeft een dikte van ± 10 m en wordt gevormd door middelfijn en uiterst fijn zand behorend tot de Formatie van Twente. Op deze formatie liggen de sterk slibhoudende zanden, behorende tot de Eemformatie, met een dikte van ± 3 m. Het eerste watervoerend pakket wordt aan de onderzijde begrensd door afzettingen van de grindhoudende Formatie van Drenthe. De gemiddelde grondwaterstand van het freatisch grondwater bedraagt ± 2 à 3 m +NAP, waardoor het grondwater zich op ± 2 m -mv zou bevinden. Zowel in het eerste als tweede watervoerende is een grondwaterstroming aanwezig in noord-noordoostelijke richting. Ten westen van Baarn wordt op een diepte van 25 tot 50 meter grondwateronttrokken door het waterleidingbedrijf Midden Nederland ten behoeve van de drinkwatervoorziening. De grondwaterstroming op de onderzoekslocatie wordt hierdoor slechts in geringe mate verstoord. De onderzoekslocatie ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied.
3.
VELDWERK
3.1
Algemeen
Het veldwerk is uitgevoerd op 16 mei 2008. Met behulp van een edelmanboor (diameter 7 cm) zijn tijdens het veldwerk 3 proefboringen tot maximaal 2,5 m -mv geplaatst bij de meetpunten I1, I2 en I3. Aan de hand van de boorprofielen van de proefboringen zijn de onderzoekstrajecten vastgesteld. Met het oog op de bodemopbouw binnen de onderzoekslocatie is er voor gekozen om in totaal 3 infiltratieproeven uit te voeren. Bijlage 2 bevat een locatieschets met daarop aangegeven de ligging van de proefboringen en de meetpunten van de infiltratieproeven. Van het opgeboorde materiaal is een boorbeschrijving conform de NEN 5104 gemaakt (zie bijlage 3). 3.2
Lokale bodemopbouw
De bovengrond bestaat voornamelijk uit zwak humeus, matig siltig, zeer fijn zand. Plaatselijk is de bovengrond zwak grindig. De ondergrond bestaat uit zwak tot matig siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. Uit de proefboringen en het veldwerk voor het verkennend bodemonderzoek (BAA.BRE.NEN 08041286) uitgevoerd op 9 mei 2008, blijkt dat het grondwater zich ter plaatse van de onderzoekslocatie tussen circa 1,5 en 2,6 m -mv bevindt.
08041292 BAA.BRE.GEO
2
3.3
Methodiek
De doorlatendheidsbepaling (k-waarde) is uitgevoerd met behulp van de constant-head permeameter (zie bijlage 4). Hierbij is middels een overdruksysteem een constant waterniveau gerealiseerd in het boorgat. Na verzadiging is het debiet gemeten waarbij er water is geïnfiltreerd in de betreffende bodemlaag. Er is een traject van maximaal 0,34 m beschouwd. Tijdens de infiltratieproeven is een ‘drukdebiet’ van 105 cm3/cm gehanteerd. In bijlage 4 is een toelichting van de meetmethode opgenomen. Tevens is de "Glover Solution" uitgelegd, waarmee de k-waarde wordt berekend. 3.4
Strategie
Het is vooralsnog onbekend welke voorzieningen zullen worden gerealiseerd voor de infiltratie/berging en/of afvoer van het hemelwater op de locatie. Uit het boorprofiel van de proefboring is gebleken, dat de bodemopbouw vrij homogeen is. Op basis van deze waarnemingen in het veld zijn 3 infiltratiemetingen in verschillende trajecten verspreidt over de locatie uitgevoerd. In tabel I zijn de gegevens van de bodemlagen, waarin de infiltratieproeven zijn uitgevoerd, weergegeven. Tabel I. Meetpunt
Overzicht van de bodemlagen en bodemsamenstelling Situering
Bodemlaag (m -mv)
Bodemsamenstelling
Opmerkingen
I1
noordelijke deel van de onderzoekslocatie
0,68-1,02
matig siltig, zeer fijn zand
-
I2
ten zuiden van de bestaande bebouwing
1,18-1,52
matig siltig, matig fijn zand
-
I3
westzijde plangebied
1,63-1,97
zwak siltig, zeer fijn zand
-
08041292 BAA.BRE.GEO
3
4.
RESULTATEN
De tabellen II t/m IV geven de resultaten weer zoals deze in-situ zijn gemeten. Verder is van de betreffende bodemlaag een k-waarde berekend met behulp van de "Glover Solution". Tabel II.
Resultaten meetpunt I1
Tabel III.
Meetpunt I1
Meetpunt I2 laag 1 68 102 105 17 3,5 85 k-waarde metingen hoogte t (s) (m/dag) 45,6 0 45,2 30 0,98 44,8 60 0,98 44,5 90 0,73 44,2 120 0,73 43,9 150 0,73
laagbegin [cm -mv] laageinde [cm -mv] Q [cm3/cm] H [cm] r [cm] D [cm -mv]
meting 0 t = 0 [cm] meting 1 t = 1 [cm] meting 2 t = 2 [cm] meting 3 t = 3 [cm] meting 4 t = 4 [cm] meting 5 t = 5 [cm] gemiddelde k-waarde (m/dag)
Tabel IV.
Resultaten meetpunt I2
laagbegin [cm -mv] laageinde [cm -mv] Q [cm3/cm] H [cm] r [cm] D [cm -mv]
meting 0 t = 0 [cm] meting 1 t = 1 [cm] meting 2 t = 2 [cm] meting 3 t = 3 [cm] meting 4 t = 4 [cm] meting 5 t = 5 [cm] gemiddelde k-waarde (m/dag)
0,83
laag 1 118 152 105 17 3,5 135 k-waarde metingen hoogte t (s) (m/dag) 32,6 0 32,0 30 1,47 31,5 60 1,22 31,0 90 1,22 30,4 120 1,47 29,8 150 1,47 1,37
Resultaten meetpunt I3
Meetpunt I3
laagbegin [cm -mv] laageinde [cm -mv] Q [cm3/cm] H [cm] r [cm] D [cm -mv]
meting 0 t = 0 [cm] meting 1 t = 1 [cm] meting 2 t = 2 [cm] meting 3 t = 3 [cm] meting 4 t = 4 [cm] meting 5 t = 5 [cm] gemiddelde k-waarde (m/dag)
laag 1 163 197 105 17 3,5 180 k-waarde metingen hoogte t (s) (m/dag) 37,2 0 36,1 30 2,69 35,0 60 2,69 33,8 90 2,94 32,7 120 2,69 31,6 150 2,69 2,74
Classificatie k-waarde (m/d) (bron: Cultuurtechnisch Vademecum, 2000): < 0,01: zeer slecht doorlatend 0,01-0,1: slecht doorlatend 0,1-0,5: matig doorlatend 0,5-1,0: vrij goed doorlatend 1,0-10: goed doorlatend > 10: zeer goed doorlatend
08041292 BAA.BRE.GEO
4
5.
CONCLUSIES
Econsultancy bv heeft in opdracht van Breijn bv Stedelijke Infra een infiltratie onderzoek uitgevoerd in het kader van plangebied ‘Kuyer Plataanlaan’ te Baarn in de gemeente Baarn. Het infiltratie-onderzoek is uitgevoerd in het kader van de watertoets, waarin het ruimtebeslag van de toekomstige infiltratievoorzieningen dient te worden weergegeven. De bovengrond bestaat voornamelijk uit zwak humeus, matig siltig, zeer fijn zand. Plaatselijk is de bovengrond zwak grindig. De ondergrond bestaat uit zwak tot matig siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. Het is vooralsnog onbekend welke voorzieningen zullen worden gerealiseerd voor de infiltratie/berging en/of afvoer van het hemelwater op de locatie. Uit de boorprofielen van de proefboringen tijdens het veldwerk en van de boringen voor het verkennend bodemonderzoek (BAA.BRE.NEN 08041286) uitgevoerd op 9 mei 2008 is gebleken, dat de bodemopbouw vrij homogeen is. Op basis van deze waarnemingen in het veld zijn 3 infiltratiemetingen in verschillende trajecten verspreidt over de locatie uitgevoerd. Tabel V geeft een overzicht van de berekende k-waarden, alsmede een beoordeling op basis van het Cultuurtechnisch Vademecum. Tabel V. Meetpunt
Overzicht k-waarden Situering
Traject (m -mv)
Gemiddelde k-waarde (m/dag)
Beoordeling
I1
noordelijke deel van de onderzoekslocatie
0,68-1,02
0,83
vrij goed doorlatend
I2
ten zuiden van de bestaande bebouwing
1,18-1,52
1.37
goed doorlatend
I3
westzijde plangebied
1,63-1,97
2.74
goed doorlatend
De bodem is uitgaande van de huidige onderzoeksresultaten vrij goed tot goed doorlatend.
Econsultancy bv Swalmen, 21 mei 2008 08041292 BAA.BRE.GEO
5
Bijlage 3 Gegevens DINO Loket
Opdrachtgever
Vos en Teeuwissen
Opdrachtomschrijving
watertoets terrein Kuyer Platanlaan
Projectnummer
1408013
Auteur/Verificatie
L. Dielen / S. Burger
Status
Voorkeursvariant
Versiedatum
26-05-2008
Bestandsnaam
S:\VOTE\1408013\Water\Berekeningen\Statisch\DINO\GHG-GLG B32A0440.xls
Analyse gemonitoorde grondwaterstanden Peilbuis B32A0440-1
x = 147751 m; y = 469905 m filterdiepte maaiveld [m + NAP] [m + NAP] 2,17 tot 0,17 4,67
Grafische weergave
2,50
Niveau
1,50 GHG GLG gws
0,50 -0,50
2007
2005
2003
2001
1999
1997
1995
1993
1991
1989
1987
1985
1984
-1,50
Kalenderjaar
Analyse maximum gemiddelde minimum Hydrologisch jaar 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007
GH3
GL3
1,95
1,30
Max 2,29
Min
-1,31 onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig 2,02 onvolledig onvolledig 1,87 onvolledig onvolledig onvolledig 1,95 onvolledig
onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig 1,33 onvolledig onvolledig 1,24 onvolledig onvolledig onvolledig 1,32 onvolledig
1,98 -0,90 -1,06 1,00 0,67 -0,31 0,19 0,02 0,77 1,77 2,12 2,00 1,09 1,69 2,29 2,04 1,82 2,26 1,93 1,68 1,64 1,78 2,04 1,82
0,39 -1,22 -1,31 -0,06 -0,48 -0,76 -0,48 -0,96 -0,56 1,27 1,07 1,19 1,09 1,03 1,46 1,32 1,22 1,62 1,22 0,89 1,26 1,41 1,30 1,42
pag. 1 van 1 (deze bijlage)
Opdrachtgever
Vos en Teeuwissen
Opdrachtomschrijving
watertoets terrein Kuyer Platanlaan
Projectnummer
1408013
Auteur/Verificatie
L. Dielen / S. Burger
Status
Voorkeursvariant
Versiedatum
26-05-2008
Bestandsnaam
S:\VOTE\1408013\Water\Berekeningen\Statisch\DINO\GHG-GLG B32A0626.xls
Analyse gemonitoorde grondwaterstanden Peilbuis B32A0626-1
x = 148480 m; y = 469810 m filterdiepte maaiveld [m + NAP] [m + NAP] 0,27 tot -0,73 3,31
Grafische weergave
Niveau
2,50
GHG GLG gws
1,50
2000
1998
1996
1994
1992
1990
1988
1986
1984
1983
0,50
Kalenderjaar
Analyse maximum gemiddelde minimum Hydrologisch jaar 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
GH3
GL3
#DEEL/0!
#DEEL/0!
Max 2,11
Min
1,02 onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig
onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig onvolledig
1,99 1,90 1,86 1,68 1,96 1,97 1,86 1,53 1,52 2,11 1,88 1,97 1,92 1,65 1,38 1,90 1,70 1,47
1,44 1,50 1,44 1,24 1,73 1,02 1,21 1,22 1,30 1,51 1,55 1,45 1,29 1,09 1,18 1,27 1,26 1,10
pag. 1 van 1 (deze bijlage)
Bijlage 4 Bergingsberekeningen
Opdrachtgever
Vos en Teeuwissen
Opdrachtomschrijving
watertoets terrein Kuyer Plataanlaan
Projectnummer
1408013
Auteur/Verificatie
L. Dielen / S. Burger
Status
Variant 1
Versiedatum
27-05-2008
Bestandsnaam
S:\VOTE\1408013\Water\Berekeningen\Statisch\regenduurlijn variant 1 Kuyer T=100.xls
Controle afvoersysteem mbv regenduurlijn volgens Buishand en Velds, bewerkt door Bouwknegt en Gelok (1988) Grafische weergave
100,0 90,0
neerslag [mm]
80,0 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
uren Bergingscapaciteit
Afvoercapaciteit
Regenduurlijn T=100 + 10%
Netto afvoerend oppervlak
[%]
Gewogen gemiddelde afvoerpercentage
Verdeling oppervlak
[ha]
afvloeiingspercentage
Bruto afvoerend oppervlak
Afvoerend oppervlak
[%]
[%]
[ha]
Daken
0,350
52,2%
100,0%
52,2%
0,350
Verhard oppervlak
0,320
47,8%
100,0%
47,8%
0,320
Watervoorzieningen
0,000
0,0%
100,0%
0,0%
0,000
Groenvoorzieningen (aangesloten)
0,000
0,0%
100,0%
0,0%
0,000
Totaal
0,670
100,00%
-
100,0%
0,670
Berging
Berging
Afvoer
Afvoer
Kenmerken totaal watersysteem (zie grafiek)
[m 3 ]
[mm]
[m 3 /uur]
[mm/uur]
Infiltratie-elementen
276,00
41,19
4,61
0,69
Subtotaal
276,00
41,19
4,61
0,69
0,00
0,00
4,61
0,69
Landelijke afvoer Ledigingstijd hele systeem Totaal
0,00 l/s/ha 59,87 uur 276,00
41,19
pag. 1 van 2 (deze bijlage)
Opdrachtgever
Vos en Teeuwissen
Opdrachtomschrijving
watertoets terrein Kuyer Plataanlaan
Projectnummer
1408013
Auteur/Verificatie
L. Dielen / S. Burger
Status
Variant 1
Versiedatum
27-05-2008
Bestandsnaam
S:\VOTE\1408013\Water\Berekeningen\Statisch\regenduurlijn variant 1 Kuyer T=100.xls
Infiltratie-elementen Deelname bodem (wel/geen dichtslibbing)
0,0% % beschikbaar
Infiltratiecapaciteit
Deelnamepercentage ivm vulling systeem
50,0% % van de hoogte
Infiltratiecapaciteit
110,64 m3/d 4,61 m3/h 276,00 m3 41,19 mm
Ledigingstijd
59,87 uur
Hoogte
[m]
Voorziening A
[m]
1,0
0,60
Subtotaal wandoppervlak
Bergingscapaciteit
Subtotaal bodemoppervlak
0,5 -
Berging
Veiligheidsfactor doorlatendheid [Getal tussen 0 en 1]
Holle ruimte
Bergingscapaciteit
Lengte
0,8 m/d
Breedte
Doorlatendheid
[m]
[%]
[m 3 ]
[m 2 ]
[m 2 ]
460,0
Voorziening B
100,0%
276,00
460,00
100,0%
0,00
0,00
553,20 0,00
Voorziening C
0,0
0,00
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening D
0,0
0,00
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening E
0,0
0,00
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening F
0,0
0,00
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
276,00
460,00
553,20
Totaal
pag. 2 van 2 (deze bijlage)
Opdrachtgever
Vos en Teeuwissen
Opdrachtomschrijving
watertoets terrein Kuyer Plataanlaan
Projectnummer
1408013
Auteur/Verificatie
L. Dielen / S. Burger
Status
Variant 1
Versiedatum
27-05-2008
Bestandsnaam
S:\VOTE\1408013\Water\Berekeningen\Statisch\regenduurlijn variant 1 Kuyer.xls
Controle afvoersysteem mbv regenduurlijn volgens Buishand en Velds, bewerkt door Bouwknegt en Gelok (1988) Grafische weergave
100,0 90,0
neerslag [mm]
80,0 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
uren Bergingscapaciteit
Afvoercapaciteit
Regenduurlijn T=10 + 10%
Netto afvoerend oppervlak
[%]
Gewogen gemiddelde afvoerpercentage
Verdeling oppervlak
[ha]
afvloeiingspercentage
Bruto afvoerend oppervlak
Afvoerend oppervlak
[%]
[%]
[ha]
Daken
0,350
52,2%
100,0%
52,2%
0,350
Verhard oppervlak
0,320
47,8%
100,0%
47,8%
0,320
Watervoorzieningen
0,000
0,0%
100,0%
0,0%
0,000
Groenvoorzieningen (aangesloten)
0,000
0,0%
100,0%
0,0%
0,000
Totaal
0,670
100,00%
-
100,0%
0,670
Berging
Berging
Afvoer
Afvoer
Kenmerken totaal watersysteem (zie grafiek)
[m 3 ]
[mm]
[m 3 /uur]
[mm/uur]
Infiltratie-elementen
276,00
41,19
4,61
0,69
Subtotaal
276,00
41,19
4,61
0,69
0,00
0,00
4,61
0,69
Landelijke afvoer Ledigingstijd hele systeem Totaal
0,00 l/s/ha 59,87 uur 276,00
41,19
pag. 1 van 2 (deze bijlage)
Opdrachtgever
Vos en Teeuwissen
Opdrachtomschrijving
watertoets terrein Kuyer Plataanlaan
Projectnummer
1408013
Auteur/Verificatie
L. Dielen / S. Burger
Status
Variant 1
Versiedatum
27-05-2008
Bestandsnaam
S:\VOTE\1408013\Water\Berekeningen\Statisch\regenduurlijn variant 1 Kuyer.xls
Infiltratie-elementen Deelname bodem (wel/geen dichtslibbing)
0,0% % beschikbaar
Infiltratiecapaciteit
Deelnamepercentage ivm vulling systeem
50,0% % van de hoogte
Infiltratiecapaciteit
110,64 m3/d 4,61 m3/h 276,00 m3 41,19 mm
Ledigingstijd
59,87 uur
Hoogte
[m]
Voorziening A
[m]
1,0
0,60
Subtotaal wandoppervlak
Bergingscapaciteit
Subtotaal bodemoppervlak
0,5 -
Berging
Veiligheidsfactor doorlatendheid [Getal tussen 0 en 1]
Holle ruimte
Bergingscapaciteit
Lengte
0,8 m/d
Breedte
Doorlatendheid
[m]
[%]
[m 3 ]
[m 2 ]
[m 2 ]
460,0
Voorziening B
100,0%
276,00
460,00
100,0%
0,00
0,00
553,20 0,00
Voorziening C
0,0
0,00
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening D
0,0
0,00
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening E
0,0
0,00
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening F
0,0
0,00
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
276,00
460,00
553,20
Totaal
pag. 2 van 2 (deze bijlage)
Opdrachtgever
Vos en Teeuwissen
Opdrachtomschrijving
watertoets terrein Kuyer Plataanlaan
Projectnummer
1408013
Auteur/Verificatie
L. Dielen / S. Burger
Status
Variant 2
Versiedatum
27-05-2008
Bestandsnaam
S:\VOTE\1408013\Water\Berekeningen\Statisch\regenduurlijn variant 2 Kuyer T=100.xls
Controle afvoersysteem mbv regenduurlijn volgens Buishand en Velds, bewerkt door Bouwknegt en Gelok (1988) Grafische weergave
neerslag [mm]
100,0 80,0 60,0 40,0 20,0 0,0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
uren Bergingscapaciteit
Afvoercapaciteit
Regenduurlijn T=100 + 10%
Netto afvoerend oppervlak
[%]
Gewogen gemiddelde afvoerpercentage
Verdeling oppervlak
[ha]
afvloeiingspercentage
Bruto afvoerend oppervlak
Afvoerend oppervlak
[%]
[%]
[ha]
Daken
0,350
52,2%
100,0%
52,2%
0,350
Verhard oppervlak
0,320
47,8%
100,0%
47,8%
0,320
Watervoorzieningen
0,000
0,0%
100,0%
0,0%
0,000
Groenvoorzieningen (aangesloten)
0,000
0,0%
100,0%
0,0%
0,000
Totaal
0,670
100,00%
-
100,0%
0,670
Berging
Berging
Afvoer
Afvoer
Kenmerken totaal watersysteem (zie grafiek)
[m 3 ]
[mm]
[m 3 /uur]
[mm/uur]
Doorlatende verharding
173,25
25,86
30,94
4,62
Subtotaal
173,25
25,86
30,94
4,62
0,00
0,00
30,94
4,62
Landelijke afvoer
0,00 l/s/ha
Ledigingstijd hele systeem
5,60 uur
Totaal
173,25
25,86
pag. 1 van 2 (deze bijlage)
Opdrachtgever
Vos en Teeuwissen
Opdrachtomschrijving
watertoets terrein Kuyer Plataanlaan
Projectnummer
1408013
Auteur/Verificatie
L. Dielen / S. Burger
Status
Variant 2
Versiedatum
27-05-2008
Bestandsnaam
S:\VOTE\1408013\Water\Berekeningen\Statisch\regenduurlijn variant 2 Kuyer T=100.xls
Doorlatende verharding Deelname bodem (wel/geen dichtslibbing)
100,0% % beschikbaar
Deelnamepercentage ivm vulling systeem
Infiltratiecapaciteit
50,0% % van de hoogte
Infiltratiecapaciteit
Doorlatendheid
0,8 m/d
Bergingscapaciteit
Veiligheidsfactor doorlatendheid [Getal tussen 0 en 1]
0,5 -
Bergingscapaciteit
[%]
[m 3 ]
Subtotaal wandoppervlak
[m]
Subtotaal bodemoppervlak
Bergingscapaciteit
[m]
Holle ruimte
[m]
Lengte
Hoogte
Breedte
Ledigingstijd
[m 2 ]
[m 2 ]
Voorziening A
5,0
0,3
350,0
33,0%
173,25
1750,00
Voorziening B
0,0
0,0
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening C
0,0
0,0
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening D
0,0
0,0
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening E
0,0
0,0
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening F
0,0
0,0
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
173,25
1750,00
213,00
Totaal
350,0
742,60 m3/d 30,94 m3/h 173,25 m3 25,86 mm 5,60 uur
213,00
pag. 2 van 2 (deze bijlage)
Opdrachtgever
Vos en Teeuwissen
Opdrachtomschrijving
watertoets terrein Kuyer Plataanlaan
Projectnummer
1408013
Auteur/Verificatie
L. Dielen / S. Burger
Status
Variant 2
Versiedatum
27-05-2008
Bestandsnaam
S:\VOTE\1408013\Water\Berekeningen\Statisch\regenduurlijn variant 2 Kuyer.xls
Controle afvoersysteem mbv regenduurlijn volgens Buishand en Velds, bewerkt door Bouwknegt en Gelok (1988) Grafische weergave
100,0 90,0
neerslag [mm]
80,0 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
uren Bergingscapaciteit
Afvoercapaciteit
Regenduurlijn T=10 + 10%
Netto afvoerend oppervlak
[%]
Gewogen gemiddelde afvoerpercentage
Verdeling oppervlak
[ha]
afvloeiingspercentage
Bruto afvoerend oppervlak
Afvoerend oppervlak
[%]
[%]
[ha]
Daken
0,350
52,2%
100,0%
52,2%
0,350
Verhard oppervlak
0,320
47,8%
100,0%
47,8%
0,320
Watervoorzieningen
0,000
0,0%
100,0%
0,0%
0,000
Groenvoorzieningen (aangesloten)
0,000
0,0%
100,0%
0,0%
0,000
Totaal
0,670
100,00%
-
100,0%
0,670
Berging
Berging
Afvoer
Afvoer
Kenmerken totaal watersysteem (zie grafiek)
[m 3 ]
[mm]
[m 3 /uur]
[mm/uur]
Doorlatende verharding
173,25
25,86
30,94
4,62
Subtotaal
173,25
25,86
30,94
4,62
0,00
0,00
30,94
4,62
Landelijke afvoer
0,00 l/s/ha
Ledigingstijd hele systeem
5,60 uur
Totaal
173,25
25,86
pag. 1 van 2 (deze bijlage)
Opdrachtgever
Vos en Teeuwissen
Opdrachtomschrijving
watertoets terrein Kuyer Plataanlaan
Projectnummer
1408013
Auteur/Verificatie
L. Dielen / S. Burger
Status
Variant 2
Versiedatum
27-05-2008
Bestandsnaam
S:\VOTE\1408013\Water\Berekeningen\Statisch\regenduurlijn variant 2 Kuyer.xls
Doorlatende verharding Deelname bodem (wel/geen dichtslibbing)
100,0% % beschikbaar
Deelnamepercentage ivm vulling systeem
Infiltratiecapaciteit
50,0% % van de hoogte
Infiltratiecapaciteit
Doorlatendheid
0,8 m/d
Bergingscapaciteit
Veiligheidsfactor doorlatendheid [Getal tussen 0 en 1]
0,5 -
Bergingscapaciteit
[%]
[m 3 ]
Subtotaal wandoppervlak
[m]
Subtotaal bodemoppervlak
Bergingscapaciteit
[m]
Holle ruimte
[m]
Lengte
Hoogte
Breedte
Ledigingstijd
[m 2 ]
[m 2 ]
Voorziening A
5,0
0,3
350,0
33,0%
173,25
1750,00
Voorziening B
0,0
0,0
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening C
0,0
0,0
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening D
0,0
0,0
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening E
0,0
0,0
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening F
0,0
0,0
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
173,25
1750,00
213,00
Totaal
350,0
742,60 m3/d 30,94 m3/h 173,25 m3 25,86 mm 5,60 uur
213,00
pag. 2 van 2 (deze bijlage)
Opdrachtgever
Vos en Teeuwissen
Opdrachtomschrijving
watertoets terrein Kuyer Plataanlaan
Projectnummer
1408013
Auteur/Verificatie
L. Dielen / S. Burger
Status
Variant 3
Versiedatum
27-05-2008
Bestandsnaam
S:\VOTE\1408013\Water\Berekeningen\Statisch\regenduurlijn variant 3 Kuyer T=100.xls
Controle afvoersysteem mbv regenduurlijn volgens Buishand en Velds, bewerkt door Bouwknegt en Gelok (1988) Grafische weergave
100,0 90,0
neerslag [mm]
80,0 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
uren Bergingscapaciteit
Afvoercapaciteit
Regenduurlijn T=100 + 10%
Netto afvoerend oppervlak
[%]
Gewogen gemiddelde afvoerpercentage
Verdeling oppervlak
[ha]
afvloeiingspercentage
Bruto afvoerend oppervlak
Afvoerend oppervlak
[%]
[%]
[ha]
Daken
0,350
52,2%
100,0%
52,2%
0,350
Verhard oppervlak
0,320
47,8%
100,0%
47,8%
0,320
Watervoorzieningen
0,000
0,0%
100,0%
0,0%
0,000
Groenvoorzieningen (aangesloten)
0,000
0,0%
100,0%
0,0%
0,000
Totaal
0,670
100,00%
-
100,0%
0,670
Berging
Berging
Afvoer
Afvoer
Kenmerken totaal watersysteem (zie grafiek)
[m 3 ]
[mm]
[m 3 /uur]
[mm/uur]
Wadi
231,75
34,59
9,82
1,47
Subtotaal
231,75
34,59
9,82
1,47
0,00
0,00
9,82
1,47
Landelijke afvoer Ledigingstijd hele systeem Totaal
0,00 l/s/ha 23,59 uur 231,75
34,59
pag. 1 van 2 (deze bijlage)
Opdrachtgever
Vos en Teeuwissen
Opdrachtomschrijving
watertoets terrein Kuyer Plataanlaan
Projectnummer
1408013
Auteur/Verificatie
L. Dielen / S. Burger
Status
Variant 3
Versiedatum
27-05-2008
Bestandsnaam
S:\VOTE\1408013\Water\Berekeningen\Statisch\regenduurlijn variant 3 Kuyer T=100.xls
Wadi 100,0% % beschikbaar
Deelname factor wanden ivm met vulling
157,50 m3/d
Infiltratie bodem
50,0% % van de hoogte
78,27 m3/d
Infiltratie wanden
Doorlatendheid
0,3 m/d
Infiltratiecapaciteit totaal
Veiligheidsfactor doorlatendheid [Getal tussen 0 en 1]
1,0 -
Infiltratiecapaciteit
235,77 m3/d 9,82 m3/h 231,75 m3
Omtreklengte insteek
[m+NAP]
Omtreklengte insteek
Bodemniveau
[m]
Omtreklengte insteek
Drooglegging (insteek - max waterniveau)
[m+NAP]
23,59 uur
Omtreklengte insteek
Maaiveldniveau
[m 2 ]
34,59 mm
Ledigingstijd
Omtreklengte insteek
Oppervlakte op insteekniveau
Bergingscapaciteit Bergingscapaciteit
Totale omtreklengte insteek
Deelname factor bodem ivm evt dichtslibben
1 : 1,0
1 : 2,0
1 : 3,0
1 : 4,0
1 : 5,0
[m]
[m]
[m]
[m]
[m]
[m]
0,0
0,0
550,0
0,0
0,0
550,0
Wadi 2
0,0
0,00
0,00
0,00
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Wadi 3
0,0
0,00
0,00
0,00
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Wadi 4
0,0
0,00
0,00
0,00
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Wadi 5
0,0
0,00
0,00
0,00
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Wadi 6
0,0
0,00
0,00
0,00
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
[m 2 ]
Infiltratieoppervlak wanden
3,00
Bergingscapaciteit
0,20
Gemiddeld wateroppervlakte
3,50
Wateroppervlak bij maximale vulling
1350,0
Oppervlakte op bodemniveau
Wadi 1
[m 2 ]
[m 2 ]
[m 3 ]
[m 2 ]
Wadi 1
525,00
1020,00
772,50
231,75
521,78
Wadi 2
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
Wadi 3
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
Wadi 4
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
Wadi 5
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
Wadi 6
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
Totaal
525,00
1020,00
772,50
231,75
521,78
pag. 2 van 2 (deze bijlage)
Opdrachtgever
Vos en Teeuwissen
Opdrachtomschrijving
watertoets terrein Kuyer Plataanlaan
Projectnummer
1408013
Auteur/Verificatie
L. Dielen / S. Burger
Status
Variant 3
Versiedatum
27-05-2008
Bestandsnaam
S:\VOTE\1408013\Water\Berekeningen\Statisch\regenduurlijn variant 3 Kuyer.xls
Controle afvoersysteem mbv regenduurlijn volgens Buishand en Velds, bewerkt door Bouwknegt en Gelok (1988) Grafische weergave
100,0 90,0
neerslag [mm]
80,0 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
uren Bergingscapaciteit
Afvoercapaciteit
Regenduurlijn T=10 + 10%
Netto afvoerend oppervlak
[%]
Gewogen gemiddelde afvoerpercentage
Verdeling oppervlak
[ha]
afvloeiingspercentage
Bruto afvoerend oppervlak
Afvoerend oppervlak
[%]
[%]
[ha]
Daken
0,350
52,2%
100,0%
52,2%
0,350
Verhard oppervlak
0,320
47,8%
100,0%
47,8%
0,320
Watervoorzieningen
0,000
0,0%
100,0%
0,0%
0,000
Groenvoorzieningen (aangesloten)
0,000
0,0%
100,0%
0,0%
0,000
Totaal
0,670
100,00%
-
100,0%
0,670
Berging
Berging
Afvoer
Afvoer
Kenmerken totaal watersysteem (zie grafiek)
[m 3 ]
[mm]
[m 3 /uur]
[mm/uur]
Wadi
231,75
34,59
9,82
1,47
Subtotaal
231,75
34,59
9,82
1,47
0,00
0,00
9,82
1,47
Landelijke afvoer Ledigingstijd hele systeem Totaal
0,00 l/s/ha 23,59 uur 231,75
34,59
pag. 1 van 2 (deze bijlage)
Opdrachtgever
Vos en Teeuwissen
Opdrachtomschrijving
watertoets terrein Kuyer Plataanlaan
Projectnummer
1408013
Auteur/Verificatie
L. Dielen / S. Burger
Status
Variant 3
Versiedatum
27-05-2008
Bestandsnaam
S:\VOTE\1408013\Water\Berekeningen\Statisch\regenduurlijn variant 3 Kuyer.xls
Wadi 100,0% % beschikbaar
Deelname factor wanden ivm met vulling
157,50 m3/d
Infiltratie bodem
50,0% % van de hoogte
78,27 m3/d
Infiltratie wanden
Doorlatendheid
0,3 m/d
Infiltratiecapaciteit totaal
Veiligheidsfactor doorlatendheid [Getal tussen 0 en 1]
1,0 -
Infiltratiecapaciteit
235,77 m3/d 9,82 m3/h 231,75 m3
Omtreklengte insteek
[m+NAP]
Omtreklengte insteek
Bodemniveau
[m]
Omtreklengte insteek
Drooglegging (insteek - max waterniveau)
[m+NAP]
23,59 uur
Omtreklengte insteek
Maaiveldniveau
[m 2 ]
34,59 mm
Ledigingstijd
Omtreklengte insteek
Oppervlakte op insteekniveau
Bergingscapaciteit Bergingscapaciteit
Totale omtreklengte insteek
Deelname factor bodem ivm evt dichtslibben
1 : 1,0
1 : 2,0
1 : 3,0
1 : 4,0
1 : 5,0
[m]
[m]
[m]
[m]
[m]
[m]
0,0
0,0
550,0
0,0
0,0
550,0
Wadi 2
0,0
0,00
0,00
0,00
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Wadi 3
0,0
0,00
0,00
0,00
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Wadi 4
0,0
0,00
0,00
0,00
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Wadi 5
0,0
0,00
0,00
0,00
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Wadi 6
0,0
0,00
0,00
0,00
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
[m 2 ]
Infiltratieoppervlak wanden
3,00
Bergingscapaciteit
0,20
Gemiddeld wateroppervlakte
3,50
Wateroppervlak bij maximale vulling
1350,0
Oppervlakte op bodemniveau
Wadi 1
[m 2 ]
[m 2 ]
[m 3 ]
[m 2 ]
Wadi 1
525,00
1020,00
772,50
231,75
521,78
Wadi 2
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
Wadi 3
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
Wadi 4
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
Wadi 5
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
Wadi 6
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
Totaal
525,00
1020,00
772,50
231,75
521,78
pag. 2 van 2 (deze bijlage)
Opdrachtgever
Vos en Teeuwissen
Opdrachtomschrijving
watertoets terrein Kuyer Plataanlaan
Projectnummer
1408013
Auteur/Verificatie
L. Dielen / S. Burger
Status
Voorkeursvariant
Versiedatum
27-05-2008
Bestandsnaam
S:\VOTE\1408013\Water\Berekeningen\Statisch\regenduurlijn variant 1 incl IT Kuyer T=100.xls
Controle afvoersysteem mbv regenduurlijn volgens Buishand en Velds, bewerkt door Bouwknegt en Gelok (1988) Grafische weergave
100,0 90,0
neerslag [mm]
80,0 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
uren Bergingscapaciteit
Afvoercapaciteit
Regenduurlijn T=100 + 10%
Netto afvoerend oppervlak
[%]
Gewogen gemiddelde afvoerpercentage
Verdeling oppervlak
[ha]
afvloeiingspercentage
Bruto afvoerend oppervlak
Afvoerend oppervlak
[%]
[%]
[ha]
Daken
0,350
52,2%
100,0%
52,2%
0,350
Verhard oppervlak
0,320
47,8%
100,0%
47,8%
0,320
Watervoorzieningen
0,000
0,0%
100,0%
0,0%
0,000
Groenvoorzieningen (aangesloten)
0,000
0,0%
100,0%
0,0%
0,000
Totaal
0,670
100,00%
-
100,0%
0,670
3
[m ]
Infiltratieriolering Infiltratie-elementen Subtotaal Landelijke afvoer Ledigingstijd hele systeem Totaal
[mm]
Afvoer
Afvoer
Berging
Berging
Kenmerken totaal watersysteem (zie grafiek)
3
[m /uur]
[mm/uur]
27,65
4,13
2,07
0,31
231,00
34,48
3,86
0,58
258,65
38,60
5,93
0,89
0,00
0,00
5,93
0,89
0,00 l/s/ha 43,59 uur 258,65
38,60
pag. 1 van 2 (deze bijlage)
Opdrachtgever
Vos en Teeuwissen
Opdrachtomschrijving
watertoets terrein Kuyer Plataanlaan
Projectnummer
1408013
Auteur/Verificatie
L. Dielen / S. Burger
Status
Voorkeursvariant
Versiedatum
27-05-2008
Bestandsnaam
S:\VOTE\1408013\Water\Berekeningen\Statisch\regenduurlijn variant 1 incl IT Kuyer T=100.xls
Infiltratieriolering Beschikbare volumepercentage leidingen
Infiltratiecapaciteit
100,00%
Dichtgeslibde bodem
10,0% % van de omtrek
Infiltratiecapaciteit
Deelnamepercentage ivm vulling systeem
50,0% % van de omtrek
Bergingscapaciteit
Totale deelnamefactor omtrek ivm infiltratie
45,0% %
Bergingscapaciteit
[m]
[m 3 /m]
Inf opp
Berging
[mm]
[m 3 ]
[m 2 /m]
400,0
220,0
0,1
27,65
1,26
Streng B
0,0
0,0
0,0
0,00
0,00
0,00
Streng C
0,0
0,0
0,0
0,00
0,00
0,00
Streng D
0,0
0,0
0,0
0,00
0,00
0,00
Streng E
0,0
0,0
0,0
0,00
0,00
0,00
27,65
1,26
276,46
220
4,13 mm
Ledigingstijd
13,33 uur
92,64 m 3/d
[m 2 ]
Streng A
Totaal
2,07 m3/h 27,65 m3
Totaal infiltratieoppervlak
0,5 -
Berging
Veiligheidsfactor doorlatendheid [Getal tussen 0 en 1]
Lengte
0,8 m/d
Diameter
Doorlatendheid
49,76 m 3/d
276,46
Infiltratie-elementen Deelname bodem (wel/geen dichtslibbing)
0,0% % beschikbaar
Infiltratiecapaciteit
Deelnamepercentage ivm vulling systeem
50,0% % van de hoogte
Infiltratiecapaciteit
3,86 m3/h 231,00 m3 34,48 mm
Ledigingstijd
59,84 uur
Hoogte
[m]
Voorziening A
[m]
1,0
0,60
Subtotaal wandoppervlak
Bergingscapaciteit
Subtotaal bodemoppervlak
0,5 -
Berging
Veiligheidsfactor doorlatendheid [Getal tussen 0 en 1]
Holle ruimte
Bergingscapaciteit
Lengte
0,8 m/d
Breedte
Doorlatendheid
[m]
[%]
[m 3 ]
[m 2 ]
[m 2 ]
385,0
Voorziening B
100,0%
231,00
385,00
100,0%
0,00
0,00
463,20 0,00
Voorziening C
0,0
0,00
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening D
0,0
0,00
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening E
0,0
0,00
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening F
0,0
0,00
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
231,00
385,00
463,20
Totaal
pag. 2 van 2 (deze bijlage)
Opdrachtgever
Vos en Teeuwissen
Opdrachtomschrijving
watertoets terrein Kuyer Plataanlaan
Projectnummer
1408013
Auteur/Verificatie
L. Dielen / S. Burger
Status
Voorkeursvariant
Versiedatum
27-05-2008
Bestandsnaam
S:\VOTE\1408013\Water\Berekeningen\Statisch\regenduurlijn variant 1 incl IT Kuyer.xls
Controle afvoersysteem mbv regenduurlijn volgens Buishand en Velds, bewerkt door Bouwknegt en Gelok (1988) Grafische weergave
100,0 90,0
neerslag [mm]
80,0 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
uren Bergingscapaciteit
Afvoercapaciteit
Regenduurlijn T=10 + 10%
Netto afvoerend oppervlak
[%]
Gewogen gemiddelde afvoerpercentage
Verdeling oppervlak
[ha]
afvloeiingspercentage
Bruto afvoerend oppervlak
Afvoerend oppervlak
[%]
[%]
[ha]
Daken
0,350
52,2%
100,0%
52,2%
0,350
Verhard oppervlak
0,320
47,8%
100,0%
47,8%
0,320
Watervoorzieningen
0,000
0,0%
100,0%
0,0%
0,000
Groenvoorzieningen (aangesloten)
0,000
0,0%
100,0%
0,0%
0,000
Totaal
0,670
100,00%
-
100,0%
0,670
3
[m ]
Infiltratieriolering Infiltratie-elementen Subtotaal Landelijke afvoer Ledigingstijd hele systeem Totaal
[mm]
Afvoer
Afvoer
Berging
Berging
Kenmerken totaal watersysteem (zie grafiek)
3
[m /uur]
[mm/uur]
27,65
4,13
2,07
0,31
231,00
34,48
3,86
0,58
258,65
38,60
5,93
0,89
0,00
0,00
5,93
0,89
0,00 l/s/ha 43,59 uur 258,65
38,60
pag. 1 van 2 (deze bijlage)
Opdrachtgever
Vos en Teeuwissen
Opdrachtomschrijving
watertoets terrein Kuyer Plataanlaan
Projectnummer
1408013
Auteur/Verificatie
L. Dielen / S. Burger
Status
Voorkeursvariant
Versiedatum
27-05-2008
Bestandsnaam
S:\VOTE\1408013\Water\Berekeningen\Statisch\regenduurlijn variant 1 incl IT Kuyer.xls
Infiltratieriolering Beschikbare volumepercentage leidingen
Infiltratiecapaciteit
100,00%
Dichtgeslibde bodem
10,0% % van de omtrek
Infiltratiecapaciteit
Deelnamepercentage ivm vulling systeem
50,0% % van de omtrek
Bergingscapaciteit
Totale deelnamefactor omtrek ivm infiltratie
45,0% %
Bergingscapaciteit
[m]
[m 3 /m]
Inf opp
Berging
[mm]
[m 3 ]
[m 2 /m]
400,0
220,0
0,1
27,65
1,26
Streng B
0,0
0,0
0,0
0,00
0,00
0,00
Streng C
0,0
0,0
0,0
0,00
0,00
0,00
Streng D
0,0
0,0
0,0
0,00
0,00
0,00
Streng E
0,0
0,0
0,0
0,00
0,00
0,00
27,65
1,26
276,46
220
4,13 mm
Ledigingstijd
13,33 uur
92,64 m 3/d
[m 2 ]
Streng A
Totaal
2,07 m3/h 27,65 m3
Totaal infiltratieoppervlak
0,5 -
Berging
Veiligheidsfactor doorlatendheid [Getal tussen 0 en 1]
Lengte
0,8 m/d
Diameter
Doorlatendheid
49,76 m 3/d
276,46
Infiltratie-elementen Deelname bodem (wel/geen dichtslibbing)
0,0% % beschikbaar
Infiltratiecapaciteit
Deelnamepercentage ivm vulling systeem
50,0% % van de hoogte
Infiltratiecapaciteit
3,86 m3/h 231,00 m3 34,48 mm
Ledigingstijd
59,84 uur
Hoogte
[m]
Voorziening A
[m]
1,0
0,60
Subtotaal wandoppervlak
Bergingscapaciteit
Subtotaal bodemoppervlak
0,5 -
Berging
Veiligheidsfactor doorlatendheid [Getal tussen 0 en 1]
Holle ruimte
Bergingscapaciteit
Lengte
0,8 m/d
Breedte
Doorlatendheid
[m]
[%]
[m 3 ]
[m 2 ]
[m 2 ]
385,0
Voorziening B
100,0%
231,00
385,00
100,0%
0,00
0,00
463,20 0,00
Voorziening C
0,0
0,00
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening D
0,0
0,00
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening E
0,0
0,00
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
Voorziening F
0,0
0,00
0,0
0,0%
0,00
0,00
0,00
231,00
385,00
463,20
Totaal
pag. 2 van 2 (deze bijlage)
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
BIJLAGE
6
Verkennend bodemonderzoek Econ Sultancy B.V., d.d. 2 juni 2008
B01034.308000
WITPAARD
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
BIJLAGE
7
Rapport aanvullend bodemonderzoek Search, d.d. 24 december 2008
B01034.308000
WITPAARD
Vos & Teeuwissen BV T.a.v. de weledele mevrouw J. van Wanrooij Postbus 259 1270 AG HUIZEN
Heeswijk, 24 december 2008
Behandeld door : Onze ref. : Projectnaam :
WGE 258555.1 Kuijer Plataanlaan te Baarn
Betreft
rapport aanvullend bodemonderzoek
:
Geachte mevrouw van Wanrooij, Hierbij doen wij u de resultaten toekomen van het aanvullend bodemonderzoek dat is uitgevoerd naar aanleiding van het op 2 juni 2008 door Econsultancy te Swalmen uitgevoerde verkennend bodemonderzoek (rapportnummer: 08041286) op de locatie Kuijer Plataanlaan te Baarn. Aanleiding en doel De aanleiding voor het uitvoeren van een aanvullend bodemonderzoek vormt het aantreffen van een sterke verontreiniging met PAK in één grondmengmonster. Het mengmonster bestond uit 4 puin-, teer- en sintelhoudende grondmonsters afkomstig van de boringen 10, 14, 18 en 24. Het doel van het aanvullend onderzoek is het verkrijgen van aanvullende informatie over de verontreiniging. Veldwerkzaamheden Het veldonderzoek dat is verricht op 16 december 2008 heeft bestaan uit de volgende werkzaamheden: het uitvoeren van in totaal 4 verkennende handboringen tot 2,0 m–mv; het zintuiglijk beoordelen van het bij de boringen vrijkomende bodemmateriaal op bodemkundige eigenschappen en op eventueel aanwezige verontreinigingskenmerken; het nemen van monsters van het bij de boringen vrijkomende bodemmateriaal. De monsters zijn genomen in trajecten van maximaal 0,5 meter. Verschillende bodemlagen zijn hierbij niet gemengd. Eventueel zintuiglijk afwijkende lagen zijn separaat bemonsterd; de grondmonsters zijn verpakt in glazen potten met een PE-deksel. De grondmonsters zijn gekoeld bewaard; voor alle grondmonsters is de olie-op-water-test (oliedetectiepan) toegepast, waarmee de eventuele aanwezigheid van olieachtige verbindingen indicatief kan worden vastgesteld. Van de onderzoekslocatie is een situatieschets gemaakt welke is opgenomen in de bijlage I.
1
Opdrachtgever: Casade Woondiensten Rapportnummer: 258345.2
Laboratoriumonderzoek De geselecteerde grondmonsters zijn geanalyseerd in het milieulaboratorium van Envirocontrol te Wingene (B). Dit laboratorium is geaccrediteerd door de RvA voor de uitgevoerde analyses. Voorzover van toepassing zijn de analyses uitgevoerd conform normdocument AS3000. Er zijn 4 grondmonsters van de bodem onderzocht op PAK. In de 4 geselecteerde grondmonsters is zintuiglijk enkele kenmerken waargenomen die kunnen duiden op de aanwezigheid van verontreinigende stoffen. De waargenomen kenmerken zijn weergegeven in tabel 1. Tabel 1: Zintuiglijk waargenomen verontreinigingskenmerken Boring
Boordiepte (m -mv)
Traject (m -mv)
Zintuiglijke waarnemingen
1
2,0
0,5 – 1,0
zwak puinhoudend, sporen sintels
2
2,0
0,5 – 1,0
zwak puinhoudend
3
2,0
0,5 – 1,0
zwak puinhoudend, matig sintelhoudend
4
2,0
0,5 – 1,0
zwak puinhoudend, sporen sintels
Resultaten De analyseresultaten van de grond- en grondwatermonsters zijn weergegeven in bijlage III. Kopieën van de analysecertificaten zijn opgenomen in bijlage IV. De resultaten zijn getoetst aan de toetsingswaarden die door het Ministerie van VROM, in het kader van de Wet Bodembescherming, zijn vastgelegd in de Circulaire Bodemsanering 2006 (d.d. 10 juli 2008) en de Regeling Bodemkwaliteit (20 december 2007). In tabel 2 (grond) is tevens het toetsingsresultaat weergegeven. Tabel 2: Overzicht samenstelling mengmonsters + toetsingsresultaat Monster
Monstertrajecten
Boringnummers
Toetsingsresultaat (onderzochte parameters PAK)
(in m –mv) 1
0,5 – 1,0
1
2
0,5 – 1,0
2
PAK >AW -
3
0,5 – 1,0
3
PAK >AW
4
0,5 – 1,0
4
-
2
Opdrachtgever: Casade Woondiensten Rapportnummer: 258345.2
Conclusie Uit de analyseresultaten blijkt dat in twee van de onderzochte monsters gehalten boven de achtergrondwaarden zijn aangetroffen. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De sterke verontreiniging aan PAK is in onderhavig onderzoek niet meer aangetoond. De sterke verontreiniging zoals is aangegeven is het verkennend bodemonderzoek van Econsultancy betreft waarschijnlijk een restant teer dat in onderhavig bodemonderzoek niet is aangetoond. Het advies is om de resultaten voor te leggen aan bevoegd gezag. Erop vertrouwende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd verblijven wij,
Search Ingenieursbureau B.V.
Ing. H. (Hein) Mous Projectmanager
3
Opdrachtgever: Casade Woondiensten Rapportnummer: 258345.2
BIJLAGE I : SITUATIETEKENING MET BOORPUNTEN
Opdrachtgever: Casade Woondiensten Rapportnummer: 258345.2 BRL2000
BIJLAGE II : BOORBESCHRIJVINGEN
Opdrachtgever: Casade Woondiensten Rapportnummer: 258345.2 BRL2000
Bijlage 3: Boorprofielen
Boring:
Pagina 1 / 1
1
0 1
Boring: landbouwgrond Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwak puinhoudend, sporen sintels, donkerbruin
50
2 landbouwgrond Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwak puinhoudend, donkerbruin
0 1 50
2 100
2
Zand, zeer fijn, zwak siltig, lichtgeel
100
Zand, zeer fijn, zwak siltig, donker oranjegeel
3
3
150
150
Zand, zeer fijn, zwak siltig, lichtgeel
4
4
200
200
Boring:
3
Boring: klinker Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel
0
0 1
1 50 2
4
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak puinhoudend, matig sintelhoudend, donkerbruin
100
50 2 100
Zand, zeer fijn, zwak siltig, lichtgeel
3 3
Zand, zeer fijn, zwak siltig, lichtgeel 150
4
150 4
5 200
Projectcode: 258555.1 Projectnaam: Kuijer Plantaanlaan te Baarn Getekend volgens NEN 5104
landbouwgrond Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwak puinhoudend, sporen sintels, donkerbruin
200
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei Grind, siltig
geur Klei, zwak siltig
geen geur zwakke geur
Grind, zwak zandig
matige geur
Klei, matig siltig
sterke geur Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10 Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen
ongeroerd monster
zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
overig bijzonder bestanddeel
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
peilbuis blinde buis
casing
hoogste grondwaterstand gemiddelde grondwaterstand laagste grondwaterstand
bentoniet afdichting
filter
BIJLAGE III : ANALYSERESULTATEN GRONDMONSTERS
Opdrachtgever: Casade Woondiensten Rapportnummer: 258345.2 BRL2000
Tabel 1: Aangetroffen gehaltes (mg/kg d.s.) in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Monsternummer 1-2 2-2 3-2 Boring 1 2 3 Van (cm-mv) 50 50 50 Tot (cm-mv) 100 100 100 Humus (% op ds) 2 2 2 Lutum (% op ds) 2 2 2
4-2 4 50 100 2 2
PAK (10 van VROM) antraceen benzo(a)antraceen benzo(a)pyreen benzo(ghi)peryleen benzo(k)fluoranteen chryseen fenantreen fluoranteen indeno(1,2,3-cd)pyreen naftaleen
3,8 0,081 0,47 0,52 0,35 0,23 0,41 0,38 0,92 0,40 < 0,029
0,70 0,007 0,084 0,093 0,079 0,039 0,067 0,038 0,20 0,070 < 0,029
droge-stof gehalte Gloeirest (550 °C)
88,8 4,0
*
0,86 0,011 0,098 0,12 0,090 0,055 0,084 0,053 0,22 0,11 < 0,029
84,0
7,4 0,17 0,81 0,95 0,75 0,42 0,66 0,90 1,9 0,82 0,040 78,9
*
87,8
Toelichting bij de tabel: Toetsing: * = groter dan AW en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T) ** = groter dan T en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I) *** = groter dan I
Tabel 2: Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming (mg/kg d.s.) humus (% op ds) lutum (% op ds)
PAK (10 van VROM)
2 2 AW
T
I
1,5
21
40
Toelichting bij de tabel: De toetsingsnormen zoals vermeld in de Wet Bodembescherming worden gecorrigeerd voor de geldende lutum- en humuswaarden. In bovenstaande tabel worden de normen gegeven bij de voorkomende lutum- en humuswaarden in dit onderzoek. AW T I
= Achtergrondwaarde zoals vermeld in het Besluit Bodemkwaliteit = Tussenwaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming = Interventiewaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming
Opdrachtgever: Casade Woondiensten Rapportnummer: 258345.2 BRL2000
BIJLAGE IV : ANALYSECERTIFICATEN
Opdrachtgever: Casade Woondiensten Rapportnummer: 258345.2 BRL2000
BIJLAGE V: FOTO’S ONDERZOEKSLOCATIE
Opdrachtgever: Casade Woondiensten Rapportnummer: 258345.2 BRL2000
overzicht onderzoekslocatie, pad naar loods
overzicht onderzoekslocatie, boomkwekerij
Opdrachtgever: Casade Woondiensten Rapportnummer: 258345.2 BRL2000
overzicht onderzoekslocatie, boomkwekerij
overzicht onderzoekslocatie
Opdrachtgever: Casade Woondiensten Rapportnummer: 258345.2 BRL2000
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
BIJLAGE
8
Nota van inspraak en overleg
B01034.308000
WITPAARD
Nota van inspraak en overleg Concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ Gemeente Baarn
Nota van inspraak en overleg concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn
Nota van inspraak en overleg Inspraak Het concept-ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentehuis op grond van de gemeentelijke Inspraakverordening en heeft een ieder een inspraakreactie in kunnen dienen. Deze termijn was van 6 februari tot en met 19 maart 2009. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt. Een inspraakreactie is tijdig ingediend wanneer zij voor het einde van de termijn van terinzagelegging van het concept-ontwerpbestemmingsplan is ontvangen. Op 12 februari 2009 is er tevens een inspraakavond gehouden. Tijdens de inspraakavond konden omwonenden en andere geïnteresseerden informatie krijgen over de plannen en, naar keuze, een mondelinge of schriftelijke inspraakreactie indienen. Omdat iedereen zelf aan kon geven of hij/zij een inspraakreactie wilde indienen, is van de avond geen verslag gemaakt. Overleg Het concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ is in het kader van overleg (artikel 3.1.1. Bro, voorheen artikel 10 Bro) verstuurd naar diverse besturen. Gevraagd is binnen zes weken een reactie op het concept-ontwerpbestemmingsplan te geven. Deze termijn was van 6 februari tot en met 19 maart 2009. Diverse besturen en instanties hebben een overlegreactie ingediend. In deze nota worden alle reacties samengevat en beantwoord. Bij de beantwoording van de reacties is tevens aangegeven of de reactie aanleiding gaf om het plan aan te passen.
2
Nota van inspraak en overleg concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn
Inspraak-reacties Ingediende inspraakreacties Van de volgende personen is een inspraakreactie ontvangen: Naam
1. 2. 3.
Mevrouw Schmidt en de heer J. van der Steen Familie Janssen Mevrouw G.M.M. Cremers
4.
Familie Veldhuizen
5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Familie Ede Mevrouw Hoogendoorn Familie Camper Mevrouw S. Loohuizen J.H.F. van den Bremer De heer F.R. de Ridder Familie De Rijk
Datum ontvangst
Kenmerk
12 feb 2009 12 feb 2009 12 feb 2009 18 maart 2009 12 feb 2009 5 mrt 2009 12 feb 2009 12 feb 2009 12 feb 2009 5 mrt 2009 11 mrt 2009 19 mrt 2009
Mondeling Schriftelijk Schriftelijk Schriftelijk Mondeling Schriftelijk Mondeling Mondeling Mondeling Schriftelijk Schriftelijk Mondeling
18 mrt2009
Schriftelijk
Commentaar In deze nota worden de ingekomen inspraakreacties naar aard en inhoud samengevat weergegeven. De beantwoording is direct na de desbetreffende reactie opgenomen.
3
Nota van inspraak en overleg concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn
1.
Mevrouw Schmidt en de heer J. van der Steen, Eikenweg 19, 3741 BR BAARN, ontvangen 12 feb. 2009
Inhoud reactie: Het zou fijner en beter zijn wanneer de Elzenlaan/Goudenregenlaan/Populierenlaan beter bij het plan voor het terrein ‘kwekerij Kuijer’ betrokken wordt. Bijvoorbeeld door een verbinding voor autoverkeer aan te leggen tussen beide buurten. Wanneer beide buurten beter bij elkaar betrokken worden, zou dat de sociale controle in de buurt ten goede komen. Op dit moment hebben bewoners in de buurt ‘Elzenlaan/Goudenregenlaan/Populierenlaan’ vaak het gevoel dat ze hun gang kunnen gaan en dat doen ze soms ook. De wijkagent heeft de buurt nu redelijk onder controle, maar het zou beter zijn als de wijkagent niet nodig was. Antwoord gemeente: Een verbinding tussen beide buurten wordt gelegd, doordat het groen-/speelveld zowel toegankelijk is vanuit de Plataanlaan als vanuit de Elzenlaan. Ook zal er een verbinding voor fietsers en voetgangers door het groen-/speelveld aangelegd worden. Op deze manier denkt de gemeente dat er voldoende verbinding wordt gelegd tussen beide buurten. Een verbinding voor autoverkeer tussen de Elzenlaan en de Plataanlaan vindt de gemeente niet wenselijk, omdat hiermee sluipverkeer wordt verwacht. Dit uitgangspunt is al vastgelegd ten tijde van het vaststellen van ‘model D’ als uitgangspunt voor de herontwikkeling. De inspraakreactie geeft geen aanleiding het ontwerpbestemmingsplan aan te passen. 2.
Familie Janssen, Elzenlaan 15, 3741 CC BAARN, ontvangen 12 feb. 2009
Inhoud reactie: a- De inspraakreactie betreft de aansluiting van de woning aan de Elzenlaan 15 op het nieuw te bouwen appartemengebouw van twee a drie lagen. Zoals het er nu uitziet volgens het bestemmingsplan, staat het gedeelte van het appartementengebouw met twee lagen te dicht op de erfafscheiding (met betrekking tot Bouwbesluit). b- Het twee-laagse-appartementengebouw staat te ver naar achteren, zodat er bijna tot geen privacy meer is in de achtertuin. c- Door het drie-laagse-appartementengebouw zal er in de zomer in de namiddag bijna geen zon meer in de tuin zijn. Antwoord gemeente: a- Waarschijnlijk wordt hier niet Bouwbesluit, maar Burgerlijk Wetboek bedoeld. In het Burgerlijk Wetboek is aangegeven dat zonder toestemming van de eigenaar, niet op een afstand van 2m of minder tot de perceelsgrens ramen, balkons, e.d. mogen worden gebouwd. Het gedeelte van het appartementengebouw dat bestaat uit twee bouwlagen, is in het concept-ontwerpbestemmingsplan op de perceelsgrens met Elzenlaan 15 gesitueerd. In het voorliggende ontwerpbestemmingsplan is dit aangepast. Het bouwplan voor het twee-laagse appartementengebouw heeft een afstand van 2m tot de perceelsgrens. b- Doordat de twee-laagse appartementen op 2m afstand van de perceelsgrens staan, is tevens de kans op inkijk in de tuin van de woning aan de Elzenlaan 15 vermindert. Daarnaast acht de gemeente de privacy-vermindering erg klein doordat het slechts om twee bouwlagen gaat, de balkons geen uitzicht bieden op de tuin en ramen zodanig gesitueerd zijn dat er nauwelijks inkijk in de tuin is. c- Om te onderzoeken wat de consequenties zijn van het bouwplan voor de bezonning in de omliggende tuinen is een bezonningstudie uitgevoerd. Hierbij is uitgegaan van het bouwplan met een afstand van 2m. tot de perceelsgrens. Uit de bezonningstudie blijkt dat er nauwelijks tot geen aantasting van de bezonning is in de omliggende tuinen.
4
Nota van inspraak en overleg concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn
Naar aanleiding van de inspraakreactie is de afstand van het appartementengebouw tot de perceelsgrens aangepast tot 2m. Hiermee is naar mening van de gemeente de privacy en bezonning voldoende gewaarborgd.
3. Mevrouw G.M.M. Cremers, Populierenlaan 7, 3741 CE BAARN, ontvangen 12 feb. 2009 en 18 maart 2009 Inhoud reactie: Inspraakreactie ontvangen op 12 februari 2009: De achtertuin van mevrouw kijkt precies uit op de zijgevel van de senioren-woning. Hierdoor ontstaat minder uitzicht en minder privacy en bezonning in de tuin van mevrouw. Mevrouw zou graag zien dat de senioren-woningen iets naar achter worden geschoven, zodat er vrij uitzicht blijft vanuit de tuin en een lage heg voldoende is. Als dit echt niet mogelijk is, dan graag overleg over een mooie, goede erfafscheiding. Inspraakreactie ontvangen op 18 maart 2009: De kavel met de woning van mevrouw aan de Populierenlaan 7 grenst met de achterkant aan het terrein cq. Plangebied. In het plan is een rijtje seniorenwoningen geprojecteerd dat grenst aan de noord-west hoek van de kavel. Op zich heeft mevrouw hier geen moeite mee, maar het rijtje woningen ‘springt in’ voor de kavel en beïnvloedt daarmee het uitzicht, bezonning en privacy nadelig. Mevrouw heeft heeft hierover reeds gesproken met Vos & Teeuwissen, de ontwikkelaar en aangegeven dat het rijtje ongeveer 1,5m a 2m naar achteren geschoven zouden kunnen worden. Volgens mevrouw is dit goed mogelijk, gezien de relatief grote diepte van de kavels van de seniorenwoningen. Vos & Teeuwissen heeft hierop welwillend gereageerd. Ook mevrouw Bode van de gemeente zag er geen probleem in en adviseerde dit schriftelijk te bevestigen. Mevrouw verzoekt de gemeente te voorkomen dat er beperkende maatregelen worden opgenomen voor een erfafscheiding aan de achterzijde van de kavel, zodat te zijner tijd een goede erfafscheiding met poort gerealiseerd kan worden. Antwoord gemeente: De woningen zijn in het bouwplan en het voorliggende ontwerpbestemmingsplan iets verder naar achteren geplaatst. Slechts de luifel voor de woning ‘steekt’ enigszins uit voor de tuin bij de woning aan de Populierenlaan 7. Op deze manier denkt de gemeente voldoende tegemoet gekomen te zijn aan de inspraakreactie.
4.
De heer Veldhuizen, Plataanlaan 8, mondelinge reactie ontvangen op 12 feb. 2009, schriftelijke reactie ontvangen op 5 maart 2009
Inhoud mondelinge reactie: a- De heer Veldhuizen wil weten of een bepaalde boom (Gingkgo) behouden blijft achter zijn woning. De boom valt binnen plangebied van het bestemmingsplan, maar staat direct achter de woning. De boom neemt het uitzicht weg op de appartementen die gebouwd zullen worden. b- De heer Veldhuizen heeft destijds grond gekocht van de familie Kuijer. Deze grond is nu bestemd als tuin. De vraag is of dat stuk grond ook bouwgrond (wonen, achtertuin) kan worden. Inhoud schriftelijke reactie: c- Het bestemmingsplan wordt gewijzigd ten behoeve van het terrein van de familie Kuijer. Is het mogelijk het perceel Plataanlaan 8 en de tuin die is aangekocht van de familie Kuijer mee te nemen in het bestemmingsplan en de bestemming te wijzigen tot bouwgrond?
5
Nota van inspraak en overleg concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn
d- Het is een grote wens van om de gingko te besparen. De heer Veldhuizen wil weten of de boom (Gingkgo) behouden blijft achter zijn woning. De boom valt binnen het plangebied van het bestemmingsplan, maar staat direct achter de woning (neemt zicht weg op appartementen die gebouwd zullen worden). Antwoord gemeente: a- De Gingkgo blijft behouden en heeft in het concept-ontwerpbestemmingsplan reeds een speciale aanduiding gekregen, waarmee de boom beschermd wordt en niet gekapt mag worden zonder bijzondere reden. b- De vraag om bouwgrond is hier opgevat als een vraag om extra mogelijkheden voor aan- en bijgebouwen bij de woning. Bouwgrond in de zin van mogelijkheden voor een extra woning is hier niet aan de orde. Wanneer een extra woning met bijbehorende bijgebouw en parkeervoorzieningen op het perceel gerealiseerd zou moeten worden, blijft er niet voldoende ruimte over voor de bestaande woning, een bijgebouw en parkeervoorzieningen. Het gedeelte dat door meneer is aangekocht van de familie Kuijer is in het conceptontwerpbestemmingsplan bestemd als ‘Tuin’. In de bestemming ‘Tuin’ mogen geen aan- en bijgebouwen gebouwd worden. In het voorliggende ontwerpbestemmingsplan is het gehele perceel van meneer opgenomen. De algemene systematiek van bestemmen is toegepast, waarbij tevens rekening is gehouden met de mogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan. Dat houdt in dat een bouwvlak is opgenomen waarin het hoofdgebouw ligt. Achter en (gedeeltelijk) naast het hoofdgebouw mogen aan- en bijgebouwen gerealiseerd worden tot een gezamenlijke oppervlakte van 50m². Vóór de woning ligt de bestemming ‘Tuin’ waar geen gebouwen gerealiseerd mogen worden. Omdat in de huidige situatie al een bijgebouw met een oppervlakte van meer dan 50m² aanwezig is, zijn er geen extra bouwmogelijkheden ontstaan. c- De schriftelijke reactie is gedeeltelijk hetzelfde als de mondelinge reactie. Voor de reactie op deze vraag wordt verwezen naar de beantwoording onder b. d- Voor de reactie op deze vraag wordt verwezen naar de beantwoording onder a. De gemeente denkt dat op deze manier de vragen voldoende beantwoord zijn. Naar aanleiding van de inspraakreactie is het ontwerpbestemmingsplan aangepast en is het gehele perceel in het plangebied opgenomen. Het levert echter geen extra bouwmogelijkheden op.
5.
Familie Ede, Berkenweg 46, 3741 BZ BAARN, ontvangen 12 feb. 2009
Inhoud reactie: De familie heeft een stuk grond gekocht van het terrein van de familie Kuijer. Dit stuk grond valt niet binnen het bestemmingsplan, maar is buiten het bestemmingsplangebied gelaten. De familie Ede wil weten of het mogelijk is een andere bestemming aan de grond te geven (bijv. wonen). Antwoord gemeente: De vraag om een andere bestemming (bijv. wonen) is hier opgevat als een vraag om extra mogelijkheden voor aan- en bijgebouwen bij de woning. Bouwgrond in de zin van mogelijkheden voor een extra woning is hier niet aan de orde. Wanneer een extra woning met bijbehorende bijgebouw en parkeervoorzieningen op het perceel gerealiseerd zou moeten worden, blijft er niet voldoende ruimte over voor de bestaande woning, een bijgebouw en parkeervoorzieningen. Het perceel Berkenweg 46 is in het voorliggende ontwerpbestemmingsplan opgenomen. Het gedeelte dat de familie heeft aangekocht van de familie Kuijer heeft de bestemming ‘Wonen’ gekregen. Er is een bouwvlak opgenomen waarin het hoofdgebouw ligt. Achter en (gedeeltelijk) naast het hoofdgebouw mogen aan- en bijgebouwen gerealiseerd worden tot een gezamenlijke oppervlakte van 50m². Vóór de woning ligt de bestemming ‘Tuin’ waar geen gebouwen gerealiseerd mogen worden.
6
Nota van inspraak en overleg concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn
Omdat in de huidige situatie een bijgebouw met een oppervlakte van circa 25m² aanwezig is, zijn er extra bouwmogelijkheden ontstaan. De bestemming ‘Kwekerij’ die voorheen van toepassing was op dit stuk grond, zal niet meer van toepassing zijn, nadat het voorliggende bestemmingsplan in werking is getreden. Naar aanleiding van de inspraakreactie is het ontwerpbestemmingsplan aangepast en is het perceel in het plangebied opgenomen. Hiermee is naar mening van de gemeente tegemoet gekomen aan de inspraakreactie.
6.
Mevrouw M. Hoogendoorn, Plataanlaan 10, 3741 WE BAARN, ontvangen 12 feb. 2009
Inhoud reactie: Bezwaar betreft recht van overpad. Mevrouw moet recht van overpad verlenen aan kwekerij Kuijer. Als het terrein wordt gerealiseerd, kans dat alle bewoners recht van overpad krijgen. Mevrouw wil weten wat er mee gebeurt. Antwoord gemeente: Een recht van overpad is een zaak tussen twee (rechts-) personen, waar de gemeente niet bij betrokken is. Bij het ontwikkelen van woningbouwplannen zal de gemeente toetsen of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Voor nieuw te bouwen woningen houdt dat in dat de woningen direct vanaf de straat ontsloten moeten worden. Een woning die alleen via een ander perceel te bereiken is acht de gemeente, vanuit ruimtelijk oogpunt, geen wenselijke situatie. In het voorliggende plan kunnen alle woningen direct, via de openbare weg ontsloten worden. Het is aan de betrokkenen om overeenstemming te bereiken over het recht van overpad en eventueel bij de notaris het recht van overpad te laten verwijderen. De gemeente denkt op deze manier voldoende informatie te hebben verstrekt over het recht van overpad. De inspraakreactie geeft geen aanleiding het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.
7.
Familie Camper, Plataanlaan 17d, BAARN, ontvangen 12 feb. 2009
Inhoud reactie: Bezwaar is gericht tegen één in-en-uitrit, op de Plataanlaan. De Plataanlaan is al erg druk. Beter zou het zijn om aan de Zandvoortweg de in- of uitrit te realiseren. Ook i.v.m. brandweer en politie is het erg druk. Gevaarlijk voor spelende kinderen. Antwoord gemeente: Er is reeds bij de vaststelling van het stedenbouwkundig model D besloten voor de ontsluiting van het terrein via de Plataanlaan. Hiervoor is destijds gekozen, omdat het vanwege de verkeersdrukte niet wenselijk is om op de Zandvoortweg te ontsluiten. Ook de Plataanlaan is een drukke, gebiedsontsluitingsweg. Door de afdeling Beheer van de gemeente wordt momenteel een herinrichtingsplan voor de Plataanlaan voorbereid om de verkeersveiligheid op de Plataanlaan te verbeteren. De inspraakreactie geeft geen aanleiding het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.
8.
Mevrouw S. Loohuizen, Zandvoortweg 65, 3741 BB BAARN, ontvangen 5 maart 2009
Inhoud reactie:
7
Nota van inspraak en overleg concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn
Het is niet duidelijk hoe in het bestemmingsplan is omgegaan met het recht van overpad dat rust op de grond van Zandvoortweg 65 en Plataanlaan 10 ten behoeve van het Kuijer-terrein. Mevrouw wil graag van de gemeente of van de projectontwikkelaar weten hoe hier mee omgegaan wordt. Antwoord gemeente: Een recht van overpad is een zaak tussen twee (rechts-) personen, waar de gemeente niet bij betrokken is. Bij het ontwikkelen van woningbouwplannen zal de gemeente toetsen of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Voor nieuw te bouwen woningen houdt dat in dat de woningen direct vanaf de straat ontsloten moeten worden. Een woning die alleen via een ander perceel te bereiken is acht de gemeente, vanuit ruimtelijk oogpunt, geen wenselijke situatie. In het voorliggende plan kunnen alle woningen direct, via de openbare weg ontsloten worden. Het is aan de betrokkenen om overeenstemming te bereiken over het recht van overpad en eventueel bij de notaris het recht van overpad te laten verwijderen. De gemeente denkt op deze manier voldoende informatie te hebben verstrekt over het recht van overpad. De inspraakreactie geeft geen aanleiding het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.
9.
J.H.F. van den Bremer, Mariastraat 18, 3762 CW BAARN, ontvangen 11 maart 2009
Inhoud reactie: a- In het concept-ontwerpbestemmingsplan is een fout gemaakt. Op pagina 16 is vermeld dat de ‘Populierenlaan 5 t/m 9a een bestemming woondoeleinden heeft en nummer 1 t/m 3 een bestemming waarbij bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan’. De passage is niet correct, omdat Populierenlaan 9, waarvoor op 10 oktober 1980 een bouwvergunning is afgegeven, een bedrijfsbestemming heeft in de categorie 2. Dit zou betekenen dat er binnen een straal van 30m. geen woningbouw is toegestaan. In het concept-ontwerpbestemmingsplan zijn op een afstand van enkele meters van het bedrijfspand woningen gepland. Deze woningen zijn in strijd met de huidige milieuwetgeving. b- In het bedrijfspand is in de achtergevel tevens een nooduitgang aanwezig, zie bijlage. Gezien het bovenstaande dient het plan aangepast te worden. c- Daarnaast wil dhr/mw Van den Bremer, als eigenaar, graag door de gemeente ingelicht worden wanneer er wijzigingen plaatsvinden die het eigendom kunnen beïnvloeden. Antwoord gemeente: In het geldende bestemmingsplan ‘Noord – Oost’ (1998) is aangegeven dat het perceel Populierenlaan 9 de bestemming woondoeleinden heeft en gebruikt mag worden voor wonen. De passage in het concept-ontwerpbestemmingsplan is correct. Op 10 oktober 1980 is een bouwvergunning afgegeven voor de bouw van een ‘bedrijfsruimte met bovenwoning’. In de bouwvergunning is niet aangegeven welke bedrijfsactiviteiten in het pand uitgevoerd worden. De verleende milieuvergunning uit 1996 is voor een bedrijf in de categorie 2. Dit bedrijf is echter niet meer gevestigd aan de Populierenlaan 9, waardoor deze milieuvergunning niet meer van toepassing is. Op dit moment vindt aan de Populierenlaan 9 distributie van kranten en folders plaats. Deze activiteit past binnen milieucategorie I en binnen het tegenwoordig gehanteerde type A van het Activiteitenbesluit. Gezien de korte afstand tot de bovenwoning en naastgelegen woningen is een categorie I-functie mogelijk. Deze bedrijfsactiviteit kan op grond van de verleende bouwvergunning voortgezet worden.
8
Nota van inspraak en overleg concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn
Een hogere milieu-categorie dan categorie I is vanwege de ligging niet wenselijk. Ook uit de bestemming ‘gemengde doeleinden’ die voor een ander perceel aan de Populierenlaan geldt blijkt dat een hogere milieu-categorie niet wenselijk is. Omdat de Populierenlaan en de directe omgeving aangemerkt kan worden als gemengd gebied, geldt als algemeen uitgangspunt een afstand van 0 m. tot woningen (op grond van richtlijnen van Groene Boekje). Bovendien is, vanwege de dichte achterzijde van het bedrijfspand en vanwege de verkeersbewegingen die via de Populierenlaan gaan, aan de achterzijde van het pand (waar de woningen gepland zijn) nauwelijks hinder te verwachten. b- In de huidige situatie is in het pand een nooduitgang aanwezig die direct uitkomt op het perceel van de kwekerij. Omdat op het perceelsgedeelte van de kwekerij dat achter de nooduitgang ligt, spullen opgeslagen worden, is de nooduitgang in de huidige situatie niet goed bruikbaar. Met de nooduitgang aan achterzijde van het pand is in het voorliggende plan evenwel rekening gehouden. Tussen het pand en de geplande woningen ligt een pad met een breedte van 1 a 1,50m. Dit pad is geen openbaar gebied, maar privé-terrein bij de aangrenzende woning. Privaatrechterlijk zal worden vastgelegd dat de nooduitgang (bijvoorbeeld middels een erfdienstbaarheid) ontsloten kan worden via dit pad. c- De gemeente informeert omwonenden, belanghebbenden en eventuele andere geïnteresseerden op de gebruikelijke wijze: via het Baarns Weekblad en via de internetpagina van de gemeente Baarn. Om iedereen gelijk te behandelen, wordt hierop geen uitzondering gemaakt. In het plan is reeds voldoende afstand aanwezig voor de vluchtdeur aan de achterzijde. De verschillende aspecten in de inspraakreactie hebben geen aanleiding gegeven om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen. 10.
De heer F.R. de Ridder, Zandvoortweg 59, 3741 BB BAARN,, ontvangen 19 maart 2009
Inhoud reactie: a- De ontsluiting van de woning van meneer is aan de Zandvoortweg. De achterzijde van de woning grenst direct aan het terrein van kwekerij Kuijer. Er is geen achtertuin achter de woning. Op dit moment grenst er groen en bomen aan de woning. In de plannen zijn woningen gepland achter de woning van meneer. De achtertuinen van deze woningen grenzen tot aan zijn woning. Wanneer deze woningen gerealiseerd worden op het terrein van kwekerij Kuijer zal dat leiden tot overlast. O.a. door geluid, bijvoorbeeld geluiden vanuit de tuinen en door autoverkeer. b- Het onderhoud aan de woning is nu mogelijk via het terrein van de kwekerij. In de nieuwe situatie liggen daar achtertuinen. De nieuwe bewoners vinden het vast niet prettig wanneer er iemand in hun tuin komt voor onderhoud aan de woning van meneer. Een oplossing hiervoor kan zijn het overdragen of aankopen van een stuk grond zodat ruimte rondom de woning ontstaat, onderhoud aan de woning mogelijk blijft en meer afstand tot de woningen ontstaat zodat overlast beperkt wordt. c- Door de verwachte derving van het woongenot, zal de woning naar verwachting minder opleveren dan in de huidige situatie met uitzicht op het groen. d- Daarnaast leven er bij meneer zorgen over de schade die kan ontstaan aan de woning tijden de bouw, bijvoorbeeld door trillingen of het gebruik van groot materieel. Meneer kan zich voorstellen dat voor en na de bouw de woning wordt geïnventariseerd, zodat kan worden
9
Nota van inspraak en overleg concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn
vastgesteld of er schade is ontstaan door de bouw. Ook zal er overlast ontstaan door lawaai tijdens de bouw. e- Over de Plataanlaan en de kruising met de Zandvoortweg komt veel verkeer en steeds meer sluipverkeer. Door de geplande woningbouw zal het verkeer alleen nog maar toenemen. Meneer vreest dat er onveilige verkeerssituaties gaan ontstaan, met name voor kinderen. Antwoord gemeente: a- De afstand tussen de woning van meneer en de geplande, achterliggende woning is circa 16 meter. De afstand van 16 meter komt overeen met de diepte van de tuin bij de geplande woning. De woning van meneer aan de Zandvoortweg 59 is uitgebouwd tot op de achterste perceelsgrens. Hierdoor is een situatie ontstaan waarbij de woning geen achtertuin meer heeft, maar alleen een zijtuin. Een tuin met een diepte van 16m is een normale tot ruime maat, waardoor de gemeente niet van mening is dat de geplande woningen onevenredig dicht op de woning aan de Zandvoortweg 59 staat. Waar in de huidige situatie geluiden vanuit het kwekerij-bedrijf waargenomen kunnen worden, zullen in de nieuwe situatie geluiden vanuit de tuinen bij de woningen waargenomen kunnen worden. Vanwege de normale tot ruime afstand van de geplande woningen tot de achterste perceelsgrens, is de gemeente echter van mening dat dit niet tot onevenredig veel overlast zal leiden en dat er in het voorliggende plan sprake is van een goede ruimtelijke ordening. b- Voor wat betreft het onderhoud aan de achterzijde van de woning het volgende. Ook op dit moment is onderhoud aan de achterzijde van de woning alleen mogelijk door het terrein van een ander (kwekerij Kuijer) te betreden. In de nieuwe situatie is dit niet anders. Op grond van het Burgerlijk Wetboek (BW, artikel 5:56) dient de eigenaar van de nieuwe woning te dulden dat via zijn tuin onderhoud aan de achterzijde van de woning aan de Zandvoortweg 59 gepleegd wordt. De gemeente kan zich ook voorstellen dat een klein gedeelte van de grond wordt aangekocht, zodat meneer via zijn eigen tuin de achterkant van de woning kan onderhouden. Dit is een (privaatrechterlijke) zaak waarbij de gemeente geen betrokkenheid heeft. c- De gemeente beoordeelt de ruimtelijke situatie. Het kan voorkomen dat de gemeente een ruimtelijke situatie aanvaardbaar acht, maar dat er desalniettemin schade ontstaat. Indien meneer verwacht schade te lijden door een besluit van de gemeente, kan een verzoek om tegemoetkoming in de schade worden ingediend. Dit is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening. Een eventueel verzoek om tegemoetkoming in schade kan pas worden ingediend en behandeld nadat het besluit van de gemeente (in dit geval het bestemmingsplan) in werking is getreden. d- De projectonwikkelaar zal vooraf de woningen opnemen en het bouwmaterieel aanpassen aan de omgeving. Op deze manier kan schade aan de bestaande woningen voorkomen worden. Eventuele schade kan worden vastgesteld door de opname van de woningen voorafgaand aan de bouw te vergelijken met de situatie achteraf. Overlast tijdens de bouw kan niet geheel voorkomen worden, waarbij met name overlast door stemgeluid tijdens de bouwactiviteiten moeilijk te voorkomen is. Het gaat hierbij echter om een tijdelijke situatie, waardoor de gemeente van mening is dat hier geen sprake is van onevenredige hinder. Over bijvoorbeeld de inrichting van de bouwplaats en de route voor het bouwverkeer worden in een later stadium afspraken gemaakt tussen de gemeente en de projectontwikkelaar. e- Er is reeds bij de vaststelling van het stedenbouwkundig model D besloten voor de ontsluiting van het terrein via de Plataanlaan. Hiervoor is destijds gekozen, omdat het vanwege de verkeersdrukte niet wenselijk is om op de Zandvoortweg te ontsluiten. Ook de
10
Nota van inspraak en overleg concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn
Plataanlaan is een drukke, gebiedsontsluitingsweg. Door de afdeling Beheer van de gemeente wordt momenteel een herinrichtingsplan voor de Plataanlaan voorbereid om de verkeersveiligheid op de Plataanlaan te verbeteren. De inspraakreactie geeft geen aanleiding het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.
11.
Familie M.W.M. de Rijk, Gouden Regenlaan 36, 3741 CB BAARN, ontvangen 18 maart 2009
Inhoud reactie: a- De familie maakt bezwaar tegen het te grote aantal woningen op het terrein ‘Plataanlaan’. De belofte om te bouwen in een groene setting komt hierdoor in het geding. b- Er is bezwaar tegen het kappen van de boom (Quercus) op de plaats van de WOB-woningen. c- De familie maakt bezwaar tegen de parkeerplaatsen in het gebied die vanuit de Gouden Regenlaan bereikbaar zijn. De parkeerplaatsen zijn onlogisch gesitueerd, niet te gebruiken voor het nieuwe project en onnodig voor de bestaande bebouwing. De parkeerplaatsen zorgen voor meer verkeersbewegingen en daardoor minder privacy voor de familie. De inbraakgevoeligheid wordt verhoogd en er is kans dat een hangplek ontstaat. Daarnaast een waardevermindering van de woning en een parkeerprobleem voor de familie. d- De familie maakt bezwaar tegen de bebouwing voor de WOB die direct grenst aan de Elzenlaan 15. Deze bebouwing bestaat uit twee bouwlagen. De achtergevel wordt te ver naar achteren geplaatst, waardoor de privacy vermindert. Beter zal het zijn om de achtergevels van WOB-bebouwing en Elzenlaan 15 gelijk te plaatsen. Hierbij een verzoek om schaduwanalyse. e- De familie maakt bezwaar tegen de mogelijkheid tot bouwen op het perceel blijvend van de familie Kuijer, uitgezonderd de geplande bouw van 1 nieuwe woning aan de Berkenweg. Dit is dus een bezwaar tegen de bestemmingsplanwijziging tussen WOB-bebouwing en de nieuwe woning van de familie Kuijer. De familie heeft een aantal vragen: Graag een duidelijke uiteenzetting over de bebouwing die wordt toegestaan op het perceel van de familie Kuijer. Is of komt er eenmogelijkheid tot uitritvergunning op de Gouden Regenlaan? Mag het perceel van de familie Kuijer later nog gesplitst worden met betrekking tot woningbouw? Antwoord gemeente: a- In het raadsbesluit uit september 2005 is gekozen voor ‘model D’ als stedenbouwkundig model voor het terrein. In het besluit is een aantal woningen genoemd en is genoemd dat er gebouwd wordt in een groene setting. De groene setting heeft daarbij betrekking op het openbaar groen en het behoud van één waardevolle boom. Tevens is aangegeven dat het stedenbouwkundig model verder uitgewerkt moest worden. Bij het uitwerken is gebleken dat er ruimte was voor meer woningen waarbij de hoeveelheid openbaar groen nagenoeg gelijk is gebleven. Daarnaast blijkt ook een waardevolle Gingkgo behouden. De gemeente deelt de mening niet dat in vergelijking met ‘model D’ de ‘groene setting’ in het geding komt. b- Het is niet mogelijke alle bomen te behouden. Indien de betreffende boom op een bouwlocatie staat zal deze gekapt moeten worden. Ten tijde van het opstellen van ‘model D’ zijn de waardevolle bomen in het gebied geïnventariseerd. Hierbij is aangegeven dat een beuk behouden moet worden en bij voorkeur ook een gingko. Deze beide bomen worden behouden en krijgen ter bescherming een aanduiding in het bestemmingsplan. c- De parkeerplaatsen die bereikbaar zijn via de Gouden Regenlaan zijn bedoeld voor bewoners en bezoekers van het appartemengebouw, maar zijn ook bedoeld voor bewoners en bezoekers van de Gouden Regenlaan. Omdat er parkeerproblemen in de Gouden Regenlaan zijn, waardoor het bijvoorbeeld regelmatig voorkomt dat een vuilniswagen niet kan passeren, worden de betreffende parkeerplaatsen door de gemeente als een welkome aanvulling beschouwd.
11
Nota van inspraak en overleg concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn
Het aantal parkeerplaatsen dat hier wordt aangelegd is terug gebracht van 13 naar 10 parkeerplaatsen. In totaal zijn in het plan 94 parkeerplaatsen opgenomen, zowel ondergronds als bovengrond en zowel openbaar als privé. Hierbij zijn ook de 2 parkeerplaatsen bij de nieuwe woning aan de Berkenweg meegerekend. Op grond van de richtlijnen voor parkeren van het CROW zijn voor de 59 nieuwe woningen 82 parkeerplaatsen nodig. Dat er meer parkeerplaatsen worden gerealiseerd dan op grond van de richtlijnen nodig zijn is een uitzonderlijke, maar gezien de parkeerproblematiek in de omgeving een zeer wenselijke situatie. In de huidige situatie zijn de opslagloods van de kwekerij en bomen naast het perceel gesitueerd. De nieuwe situatie zal een behoorlijke verandering zijn. Wanneer een goede erfafscheiding wordt gerealiseerd tussen de tuin en de parkeerplaatsen, is er naar mening van de gemeente geen sprake van onevenredige hinder. Vanuit de appartementen is er zicht op de erfafscheiding bij de woning aan de Gouden Regenlaan 36 en op de parkeerplaatsen, waardoor sociale controle mogelijk is. Waarom er door de aanleg van parkeerplaatsen een parkeerprobleem zou ontstaan voor de familie, is de gemeente niet duidelijk. Met de specifieke wens van de familie om een parkeerplek voor auto met aanhanger te realiseren, is rekening gehouden. Het is echter niet mogelijk om deze parkeerplek te reserveren. Ook in de huidige situatie is er geen gereserveerde parkeerplaats voor auto met aanhanger voor de familie. De gemeente beoordeelt de ruimtelijke situatie. Het kan voorkomen dat de gemeente een ruimtelijke situatie aanvaardbaar acht, maar dat er desalniettemin schade ontstaat. Indien de familie verwacht schade te lijden door een besluit van de gemeente, kan een verzoek om tegemoetkoming in de schade worden ingediend. Dit is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening. Een eventueel verzoek om tegemoetkoming in schade kan pas worden ingediend en behandeld nadat het besluit van de gemeente (in dit geval het bestemmingsplan) in werking is getreden. d- De situering van dit gedeelte van het appartementengebouw is aangepast. Het gebouw staat niet meer op de perceelsgrens, maar op een afstand van 2m. tot aan de perceelsgrens. Hierdoor is ook de afstand tot het perceel Gouden Regenlaan 36 vergroot. Het gebouw is beperkt van hoogte en bestaat uit twee bouwlagen. Hierdoor zijn de mogelijkheden voor inkijk beperkt en is de gemeente niet van mening dat er sprake is van onevenredige aantasting van de privacy. Uit de bezonningstudie blijkt dat het appartementengebouw geen invloed heeft op de bezonning van het perceel Gouden Regenlaan 36. e- Uit de plankaart van het concept-ontwerpbestemmingsplan Plataanlaan kan opgemaakt worden dat op het gedeelte tussen de Berkenweg en het geplande appartemengebouw de bouw van één nieuwe woning met daarbij behorende bijgebouwen mogelijk is. De woning dient in het bouwvlak te worden gebouwd dat op de plankaart is aangegeven. Voor de situering van het bijgebouw is er meer flexibiliteit, dit mag in het bestemmingsvlak ‘Wonen’. De situering van de uitrit wordt niet geregeld in het bestemmingsplan. Voor het aanleggen van een nieuwe uitrit, moet een uitwegmelding bij de gemeente ingediend worden. Op dit moment is er geen uitwegmelding voor dit perceel bij de gemeente bekend. Op het huidige perceel van de familie Kuijer (Berkenweg 38) is één woning toegestaan, binnen het bouwvlak dat op de plankaart is aangegeven. Indien de familie Kuijer wil splitsen, zal dit door de gemeente beoordeeld moeten worden en eventueel een aparte procedure voor gevoerd worden. Naar aanleiding van de inspraakreactie is de bestemming Verkeer-Verblijf (grenzend aan de Gouden Regenlaan) verkleind. Op deze manier is gedeeltelijk tegemoet gekomen aan de inspraakreatie.
12
Nota van inspraak en overleg concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn
13
Nota van inspraak en overleg concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn
Overleg-reacties Ingediende inspraakreacties Van de volgende besturen en instanties is een inspraakreactie ontvangen: Naam
1. 2. 3.
Provincie Utrecht VROM-inspectie Waterschap Vallei & Eem
4. 5.
Stedin Gasunie, NV Nederlandse Gasunie
Datum ontvangst
Kenmerk
25 feb 2009 19 mrt 2009 23 dec 2008 27 mrt 2009 19 feb 2009
Schriftelijk Schriftelijk Schriftelijk Schriftelijk schriftelijk
12 feb 2009
Schriftelijk
Commentaar In deze nota worden de ingekomen reacties naar aard en inhoud samengevat weergegeven. De beantwoording is direct na de desbetreffende reactie opgenomen.
14
Nota van inspraak en overleg concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn
1.
Provincie Utrecht, Postbus 80300, 3508 TH UTRECHT, ontvangen 25 februari 2009
Inhoud reactie: Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Antwoord gemeente: De gemeente dankt de provincie voor de reactie.
2.
VROM-Inspectie, Postbus 1006, 2001 BA HAARLEM, ontvangen op 19 maart 2009
Inhoud reactie: Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Antwoord gemeente: De gemeente dankt de VROM-Inspectie voor de reactie.
3.
Waterschap Vallei & Eem, Postbus 330, 3830 AJ LEUSDEN, ontvangen op 23 december 2008 en 27 maart 2009
Inhoud reactie: Reactie van 23 december 2008: a- Het Waterschap merkt op dat in hoofdstuk 4 van de toelichting op het plan verschillende oplossingrichtingen voor de berging en infiltratie van regenwater worden voorgesteld. Er wort echter geen keuze gemaakt voor een oplossingsrichting en het is het Waterschap ook niet duidelijk of de infiltratievoorziening er daadwerkelijk komt. Het Waterschap wil graag weten of en hoe de berging wordt gerealiseerd alvorens in te stemmen met het bestemmingsplan. Reactie van 27 maart 2009: b- Het Waterschap vraagt om een duidelijke keuze te maken voor het bergen en infiltreren van het hemelwater. In de toelichting blijft dit onduidelijk. c- Wel is in de toelichting beschreven dat er onvoldoende (openbare) ruimte is om wadi’s aan te leggen. Ook is aangegeven dat de gemeente geen voorstander is van doorlatende verharding. Door deze tegenstrijdigheid vreest het Waterschap dat bij de nadere uitwerking het hemelwater alsnog via het (gemengde) rioolstelsel wordt afgevoerd. Het Waterschap gaat er van uit dat vrijwel al het hemelwater wordt geïnfiltreerd. d- Het Waterschap verneemt graag hoe de opmerkingen verwerkt worden in het bestemmingsplan en de toelichting. Antwoord gemeente: a- In het voorliggende ontwerpbestemmingsplan is de Waterparagraaf aangepast. In de Waterparagraaf zijn twee varianten voorgesteld om voldoende waterberging in het plan te realiseren. De Waterparagraaf is reeds besproken met het Waterschap Vallei & Eem waarbij het waterschap heeft aangegeven akkoord te zijn met de aangepaste Waterparagraaf. De bestekstekeningen voor het openbaar gebied behoeven goedkeuring van de gemeente alvorens met de uitvoering begonnen kan worden. Op deze manier wordt geregeld dat de waterberging ook daadwerkelijk uitgevoerd wordt. b- Zie de reactie onder a.
15
Nota van inspraak en overleg concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn
c- De opmerking dat de gemeente geen voorstander is van doorlatende verharding is niet juist. Eén van de twee voorgestelde varianten betreft het toepassen van doorlatende verharding. In de Waterparagraaf is dit aangepast. d- De Nota van Inspraak en Overleg wordt toegestuurd en het ontwerpbestemmingsplan zal via internet raadpleegbaar zijn.
4.
Stedin, Nijverheidsweg 15, 3534 AM UTRECHT, ontvangen op 19 februari 2009
Inhoud reactie: Stedin geeft in haar reactie aan dat bij alle openbare wegen waarlangs leidingen en kabels van nutsbedrijven worden gelegd, een strook openbare grond moet worden gereserveerd. De kabel- en leidingenstrook dient vrij van gesloten verharding te blijven. Een afstand van minimaal 2 m moet worden aangehouden tussen de kabels en leidingen en eventuele bomen. Aan de afstanden tussen bebouwing en hoge- en lagedruk gasleidingen zijn minima verbonden. Deze afstand varieert van 1m tot 3,5 m, afhankelijk van het type leiding. In verband met de economische uitvoerbaarheid gaat Stedin er van uit dat de leidingen zonder gevaar voor aantasting en/of beschadigingen kunnen worden aangeleld en onderhouden. Bij verontreinigingen in de bodem bij het leggen van leidingen, zullen extra kosten in rekening worden gebracht. Antwoord gemeente: In het plan is voor alle woningen openbare grond aanwezig (trottoirs) waar voldoende ruimte is voor kabels en leidingen. In het reguliere overleg van de afdeling Beheer van de gemeente met de nutsbedrijven zal dit verder besproken worden.
5.
Gasunie, NV Nederlandse Gasunie, Postbus 19, 9700 MA GRONINGEN, ontvangen op 12 februari 2009
Inhoud reactie: Het voornoemde plan is door de Gasunie getoetst aan het toekomstig externe veiligheidsbeleid van het ministerie van VROM voor onze aardgastransportleidingen, zoals dat naar verwachting medio 2009 in werking zal treden middels de AmvB Buisleidingen. Op grond van deze toetsing komt de Gasunie tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1%letaliteitsgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling. Antwoord gemeente: De gemeente dankt de Gasunie voor haar reactie.
16
BAA008-21MAART12UUR.jpg
BAA008-21JUNI12UUR.jpg
BAA008-21MAART9UUR.jpg
BAA008-21JUNI9UUR.jpg
BAA008-21JUNI17UUR.jpg
BAA008-21MAART16UUR.jpg
BAA008-23SEPT12UUR.jpg
BAA008-21DEC12-30UUR.jpg
BAA008-23SEPT9UUR.jpg
BAA008-21DEC11UUR.jpg
BAA008-21DEC15-30UUR.jpg
BAA008-23SEPT16UUR.jpg
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
BIJLAGE
9
Onderzoek externe veiligheid Breijn, d.d. 26 mei 2008
B01034.308000
WITPAARD
Herontwikkeling terrein “Kuyer Plataanlaan” in Baarn Onderzoek Externe Veiligheid
Auteur
drs. ing. J.J. Hakvoort
Verificatie
M.W. Kuipers
Autorisatie
ir. J.A.J.N. Ypma
Kenmerk
1408013
Datum
26 mei 2008
Versie
1.0
Status
definitief
Breijn B.V., Stedelijke Infra • Wolfskamerweg 20, 5262 SJ Vught • Postbus 2070, 5260 CB Vught • Nederland Telefoon +31 (0)73 658 22 00 • Fax +31 (0)73 658 22 99 • E-mail [email protected] • www.breijn.nl Niets van dit rapport en/of ontwerp mag worden vermenigvuldigd, openbaar gemaakt en/of overhandigd aan derden, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de samensteller.
Datum
26 mei 2008
Kenmerk
1408013
Pagina
2 van 10
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2
Inleiding Gebiedsbeschrijving Leeswijzer
3 3 4
2 2.1 2.2
Beleidskader externe veiligheid Nationaal Milieubeleidsplan 4 Besluit Externe Veiligheid
5 5 6
3 3.1 3.2 3.3
Analyse externe veiligheid Inventarisatie gevaarlijke stoffen Het plaatsgebonden risico (PR) Het groepsrisico (GR)
7 7 7 8
4
Conclusie
Breijn B.V., Stedelijke Infra Herontwikkeling terrein “Kuyer Plataanlaan” in Baarn Onderzoek Externe Veiligheid
10
Datum
26 mei 2008
Kenmerk
1408013
Pagina
3 van 10
1
Inleiding
Het terrein van het hoveniersbedrijf van Kuyer, gelegen aan de Plataanlaan in de gemeente Baarn, is als herontwikkelingslocatie voor de functie wonen aangewezen. Aan de woningbouwontwikkeling op het huidige terrein dient een sociale invulling gegeven te worden. Het accent binnen de ontwikkeling ligt op de woningbouw voor starters en voor senioren. Vos & Teeuwissen B.V. heeft de gronden in eigendom en geeft vorm aan de ontwikkeling van het project. Voor de realisatie van het nieuwbouwplan op het terrein van Kuyer aan de Plataanlaan dient een bestemmingsplanprocedure te worden doorlopen. Als input voor de bestemmingsplanprocedure dienen milieutechnische en ruimtelijke onderzoeken uitgevoerd te worden, waaronder het voorliggende onderzoek externe veiligheid. Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het doel van voorliggend onderzoek is de risico’s van gevaarlijke stoffen in de omgeving van de woningbouwlocatie te inventariseren en te toetsen aan de geldende normering. Hierbij wordt aandacht besteed aan het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
1.1
Gebiedsbeschrijving
De woningbouwlocatie is gelegen nabij het dorpscentrum van Baarn en wordt aan de noordzijde begrensd door de Zandvoortweg, aan de westzijde door de Plataanlaan, aan de zuidzijde door de Berkenweg en aan de westzijde door de Elzenlaan (zie kaart 1.1).
Kaart 1.1: ligging van de woningbouwlocatie
Breijn B.V., Stedelijke Infra Herontwikkeling terrein “Kuyer Plataanlaan” in Baarn Onderzoek Externe Veiligheid
Datum
26 mei 2008
Kenmerk
1408013
Pagina
4 van 10
In de huidige situatie bestaat het plangebied uit een (voormalige) boomkwekerij en een tuincentrum. Ook wordt op de locatie materieel gestald voor grondverzet. De oppervlakte van het terrein is circa 1,5 ha.
1.2
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het beleidskader externe veiligheid waarbij ingegaan wordt op de beleidsuitgangspunten en de normeringen voor externe veiligheid. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de onderdelen plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) waarbij geanalyseerd wordt of er risico’s voor het nieuwbouwplan bestaan. Tot slot is in hoofdstuk 4 de conclusie van het onderzoek externe veiligheid uitgewerkt.
Breijn B.V., Stedelijke Infra Herontwikkeling terrein “Kuyer Plataanlaan” in Baarn Onderzoek Externe Veiligheid
Datum
26 mei 2008
Kenmerk
1408013
Pagina
5 van 10
2
Beleidskader externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid in Nederland maakt onderdeel uit van het integraal veiligheidsbeleid dat de totale breedte van de veiligheidsketen omvat. Binnen de veiligheidsketen worden de volgende aspecten onderkent: pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg. Het integraal veiligheidsbeleid wordt gecoördineerd door het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) is verantwoordelijk voor de coördinatie over een onderdeel hiervan, het beleid betreffende de externe veiligheid. Het externe veiligheidsbeleid gaat in op de preventieve aspecten van de veiligheidsketen. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval door activiteiten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven (inrichtingen). Het beleid is erop gericht dat de geldende normen voor het aanvaardbare risico worden nageleefd bij beslissingen over risicobronnen en over de ruimtelijke ordening in de omgeving van die risicobronnen. In de praktijk gaat het om verschillende soorten beslissingen: milieuvergunningen, tracébesluiten, reconstructie van wegen of uitbreiding van luchthavens. Het externe veiligheidsbeleid is opgenomen in het vierde Nationaal Milieubeleidsplan.
2.1
Nationaal Milieubeleidsplan 4
In het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) heeft het kabinet de lijnen uitgezet voor de vernieuwing van het externe veiligheidsbeleid. De uitgangspunten van het nieuwe beleid kunnen als volgt worden samengevat: - Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op een minimum beschermingsniveau (plaatsgebonden risico). De kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers moet expliciet worden afgewogen en verantwoord (groepsrisico). Daarbij spelen de maatschappelijke baten van, en de beschikbare alternatieven voor de desbetreffende activiteit een belangrijke rol. Het onderscheid tussen de waarden voor het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten in bestaande en nieuwe situaties komt uiterlijk in 2010 te vervallen. - Het beleid voor externe veiligheid ten aanzien van inrichtingen was voorheen vastgelegd in verschillende nota’s, richtlijnen, besluiten en circulaires die gebaseerd zijn op de notitie ‘Omgaan met risico’s’, dat deel uitmaakt van het eerste nationaal milieubeleidsplan (NMPI, 1989). Dit beleid was echter nog niet wettelijk verankerd. - De informatievoorziening rondom externe veiligheid was versnipperd en de doorwerking van risiconormen op het gebied van de ruimtelijke ordening gebrekkig. De vuurwerkramp in Enschede gaf een nieuwe impuls aan het streven naar de wettelijke verankering van (onderdelen van) de normen op het gebied van externe veiligheid. Bovengenoemde argumenten hebben uiteindelijk geresulteerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Breijn B.V., Stedelijke Infra Herontwikkeling terrein “Kuyer Plataanlaan” in Baarn Onderzoek Externe Veiligheid
Datum
26 mei 2008
Kenmerk
1408013
Pagina
6 van 10
2.2
Besluit Externe Veiligheid
Het besluit externe veiligheid inrichtingen is in 2004 in werking getreden. Hiermee zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Dit besluit beoogt naast de verankering van de normen voor externe veiligheid in wetgeving tevens het beleid te harmoniseren en de mogelijkheid te creëren om rampenbestrijding en zelfredzaamheid van personen te betrekken bij de besluitvorming over milieu en ruimtelijke ordening. Het besluit heeft als doel zowel individuele als groepen burgers te beschermen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit doel wordt in het besluit vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Plaatsgebonden risico is een risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtsreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het besluit gaat bij het plaatsgebonden risico uit van het in acht nemen van grenswaarden voor kwetsbare objecten. Dit betekent dat altijd moet worden voldaan aan deze grenswaarden. Verder dient er rekening gehouden te worden met richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Dit betekent dat om gewichtige redenen mag worden afgeweken van de richtwaarden. Het groepsrisico gaat in op de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Daarnaast is er een verantwoordingsplicht opgenomen ten aanzien van de hoogte van de waarden van het groepsrisico. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico is hierbij de toetsingswaarde. Dit betekent dat de gemeente of de provincie een afweging moet maken van de risico’s tegen de maatschappelijke baten en kosten van een risicovolle activiteit.
Breijn B.V., Stedelijke Infra Herontwikkeling terrein “Kuyer Plataanlaan” in Baarn Onderzoek Externe Veiligheid
Datum
26 mei 2008
Kenmerk
1408013
Pagina
7 van 10
3
Analyse externe veiligheid
Bij onderzoek in het kader van externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Met het GR en PR kan de relatie worden uitgedrukt tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en hun omgeving. De beoordeling van het risico vindt onder meer plaats op de gevolgen die ontstaan voor kwetsbare bestemmingen (wonen, werken, recreëren) en beperkt kwetsbare bestemmingen. Voor de woningbouwlocatie aan de Plataanlaan is nagegaan welke risico’s in de omgeving aanwezig zijn.
3.1
Inventarisatie gevaarlijke stoffen
Het woningbouwplan aan de Plataanlaan betreft een kwetsbare bestemming gelegen nabij het centrum van Baarn. In de omgeving van het plangebied zijn op een LPG-tankstation na geen risicovolle bronnen aangetroffen. In het noorden van Baarn op ongeveer 275 meter afstand van de woningbouwlocatie is een LPG tankstation aanwezig (Shell tankstation, De Ruyter). Het LPG tankstation is gelegen aan de Drakenburgerweg ter hoogte van de aansluiting met de Goeman Borgesiuslaan. Verder geldt dat in de directe omgeving van de woningbouwlocatie hoofdzakelijk woningen en kleine bedrijven aanwezig zijn die geen enkele risico vormen ten aanzien van gevaarlijke stoffen.
3.2
Het plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. In het plaatsgebonden risico zijn in het kort twee verschillende kansen verwerkt: - De kans dat een ramp, zoals het ontsnappen van een gevaarlijke stof, plaatsvindt; - De kans dat een persoon daadwerkelijk overlijdt als gevolg daarvan. Voor nieuwe kwetsbare objecten zoals de woningbouwlocatie aan de Plataanlaan geldt te allen tijde een plaatsgebonden risico van 10^-6 (kans van 1 op een miljoen). Dat wil zeggen dat nieuwe kwetsbare objecten buiten de 10^-6 contour van een risicovolle inrichting (LPG tankstation) moeten liggen. Uit de inventarisatie is naar voren gekomen dat er ten noorden van het plangebied een LPG tankstation aanwezig is. LPG is een brandbaar gas dat onder andere wordt gebruikt als brandstof voor auto’s. LPG is onder hoge druk samengeperst tot een vloeistof (Liquid Petroleum Gas). Als LPG vrijkomt, vormt zich een gaswolk die door een vonk of een andere ontstekingsbron kan worden ontstoken en explosief kan ontbranden. Daarom moeten LPG tankstations volgens het Registratiebesluit Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen worden geregistreerd als risicobron. In kaart 3.1 is de PR contour van het LPG tankstation weergegeven. Hieruit kan opgemaakt worden dat de woningbouwlocatie ruim buiten het risicogebied van het LPG tankstation ligt. De afstand tussen de PR contour en de woningbouwlocatie bedraagt maar liefst 240 meter. Dit betekent dat ten aanzien van het plaatsgebonden risico het LPG tankstation op voldoende afstand ligt van het nieuwbouwplan.
Breijn B.V., Stedelijke Infra Herontwikkeling terrein “Kuyer Plataanlaan” in Baarn Onderzoek Externe Veiligheid
Datum
26 mei 2008
Kenmerk
1408013
Pagina
8 van 10
LPG-tankstation
Contour 10^-6 plaatsgebonden risico
Kwetsbare objecten
Woningbouwlocatie
Kaart 3.1: ligging LPG-tankstation inclusief de 10^-6 contour voor plaatsgebonden risico ten opzichte van de woningbouwlocatie
3.3
Het groepsrisico (GR)
Het groepsrisico (GR) is een maat om de kans weer te geven dat een groep personen overlijdt ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het gaat dus om het aantal mogelijke slachtoffers wanneer zich een ongeval voordoet. De hierbij gehanteerde norm voor inrichtingen bedraagt: - 10 of meer doden: kans van éénmaal per honderdduizend jaar (10^-5 per jaar); - 100 of meer doden: kans van éénmaal per tien miljoen jaar (10^-7 per jaar); - 1000 of meer doden: kans van éénmaal per een miljard jaar (10^-9 per jaar). Tevens wordt het groepsrisico beschouwd als maat voor de maatschappelijke ontwrichting welke kan ontstaan ten gevolge van een incident. Het bij het plaatsgebonden risico gemaakte onderscheid tussen kwetsbare en minder kwetsbare objecten wordt bij het groepsrisico niet gehanteerd. Bij het hanteren van de norm worden dus zowel slachtoffers betrokken in de woonomgeving of in andere kwetsbare functies als slachtoffers in minder kwetsbare functies, zoals nabijgelegen bedrijvigheid. De begrenzing van een gebied waarbinnen het plaatsgebonden risico te hoog is, valt goed met risicocontouren rondom de risicobron in beeld te brengen. Bij het groepsrisico zijn dergelijke contouren echter niet mogelijk en is niet ruimtelijk weer te geven. Dit maakt het groepsrisico tot een moeilijker te bevatten begrip. Omdat de ruimtelijke werking van het groepsrisico veelal de afstanden van de PR contouren ruim te buiten gaat, is de omgang met het groepsrisico ook gecompliceerder. Breijn B.V., Stedelijke Infra Herontwikkeling terrein “Kuyer Plataanlaan” in Baarn Onderzoek Externe Veiligheid
Datum
26 mei 2008
Kenmerk
1408013
Pagina
9 van 10
Het groepsrisico bij een LPG tankstation is afhankelijk van het invloedsgebied. Het invloedsgebied voor het groepsrisico is het gebied gelegen tussen de risicovolle inrichting en de letaliteitgrens. Buiten deze grens is de kans minimaal dat bij een ongeval met een gevaarlijke stof dodelijke slachtoffers vallen. In afwijking hiervan geldt voor LPG tankstations dat de letaliteitgrens van het invloedsgebied op 150 meter dient te liggen (conform Regeling externe veiligheid inrichtingen). De afstand tussen de LPG tankstation en de woningbouwlocatie bedraagt 275 meter. Dit betekent dat de nieuwbouwlocatie op voldoende afstand ligt van het LPG tankstation en voldoet daarmee aan de gestelde normen voor groepsrisico.
Breijn B.V., Stedelijke Infra Herontwikkeling terrein “Kuyer Plataanlaan” in Baarn Onderzoek Externe Veiligheid
Datum
26 mei 2008
Kenmerk
1408013
Pagina
10 van 10
4
Conclusie
Het woningbouwplan voor het terrein van het hoveniersbedrijf van Kuyer, gelegen aan de Plataanlaan in de gemeente Baarn betreft een kwetsbare bestemming. In het noorden van Baarn op ongeveer 275 meter afstand van de woningbouwlocatie is een LPG-tankstation aanwezig (Shell tankstation, De Ruyter). Dit LPG-station vormt een risico voor de externe veiligheid en moet volgens het Registratiebesluit Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen worden geregistreerd als risicobron. Voor de woningbouwlocatie is nagegaan of het LPG-tankstation mogelijk een plaatsgebonden risico dan wel een groepsrisico vormt. Ten aanzien van het plaatsgebonden risico kan geconcludeerd worden dat de woningbouwlocatie ruim buiten het risicogebied van het LPG-tankstation ligt. De afstand tussen de PR-contour en de woningbouwlocatie bedraagt 240 meter. Dit betekent dat ten aanzien van het plaatsgebonden risico het LPG-station op voldoende afstand ligt van het nieuwbouwplan. Voor het groepsrisico geldt de norm dat de letaliteitsgrens van het invloedgebied van een LPGtankstation 150 meter bedraagt (conform Regeling externe veiligheid inrichtingen). Buiten de letaliteitsgrens is de kans minimaal dat bij een ongeval met een gevaarlijke stof dodelijke slachtoffers vallen. De afstand tussen de LPG-tankstation en de woningbouwlocatie bedraagt 275 meter en is daarmee op ruime afstand gelegen van het invloedgebied. Geconcludeerd kan worden dat de nieuwbouwlocatie op voldoende afstand ligt van de LPGtankstation en daarmee aan de gestelde normen voor plaatsgebonden risico en groepsrisico voldoet.
Breijn B.V., Stedelijke Infra Herontwikkeling terrein “Kuyer Plataanlaan” in Baarn Onderzoek Externe Veiligheid
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
BIJLAGE
10
Quickscan Flora en Fauna, Breijn, d.d. 30 mei 2008
B01034.308000
WITPAARD
Herontwikkeling terrein Kuyer te Baarn QuickScan Flora en Fauna
Auteur
ing. A.W.D. Roovers
Verificatie
ing. L. Dielen
Autorisatie
ir. R.J.G. Vincken
Kenmerk
1408013
Datum
30 mei 2008
Bestand
1408013.QuickScan 1.1 30-5.doc
Breijn B.V., Stedelijke Infra • Wolfskamerweg 20, 5262 SJ Vught • Postbus 2070, 5260 CB Vught • Nederland Telefoon +31 (0)73 658 22 00 • Fax +31 (0)73 658 22 99 • E-mail [email protected] • www.breijn.nl Niets van dit rapport en/of ontwerp mag worden vermenigvuldigd, openbaar gemaakt en/of overhandigd aan derden, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de samensteller.
Datum
30 mei 2008
Kenmerk
1408013
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 1.3
Inleiding Aanleiding Gebiedsbeschrijving Leeswijzer
1 1 2 2
2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4
Juridisch kader Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet 1998 Soortenbescherming: de Flora- en Faunawet Algemene vrijstelling “Lichte” toets “Uitgebreide” toets Zorgplicht
3 3 3 4 4 4 4
3
Werkwijze
5
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6
QuickScan Bronnenonderzoek Gebiedsbescherming Soortbescherming Veldbezoek Vaatplanten Zoogdieren Amfibieën, Reptielen Vissen Vogels Vlinders, libellen en andere insecten
6 6 6 6 7 7 8 8 8 8 8
5
Conclusie en advies
9
Bijlage 1 Bijlage 2
Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en Faunawet Rapportage Natuurloket
Breijn B.V., Stedelijke Infra Herontwikkeling terrein Kuyer te Baarn
Datum
30 mei 2008
Kenmerk
1408013
Pagina
1 van 9
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
Het terrein van Kuyer, gelegen aan de Plataanlaan te Baarn, zal herontwikkeld worden tot bestemming Wonen. Het huidige terrein van het hoveniersbedrijf wordt ontwikkeld tot een woningbouwlocatie. Het accent binnen de herontwikkeling ligt op de woningbouw voor starters en senioren. Vos & Teeuwissen B.V. heeft de gronden gekocht en geeft vorm aan het project “Herontwikkeling terrein Kuyer Plataanlaan te Baarn”. In het gebied dient een QuickScan Flora en Fauna uitgevoerd te worden om na te gaan of de te nemen werkzaamheden effect zullen hebben op de (mogelijk) aanwezige flora en fauna. De werkzaamheden bestaan uit: • Verwijderen van beplanting o Rooien van bomen en struiken o Verwijderen van een waterpartij (vijver) • Verwijderen van huidige opstallen, riolering en overige leidingen • Aanbrengen van riolering, kabels en leidingen • Aanbrengen van verharding (wegen, parkeergelegenheden) • Bouwen van woningen • Aanbrengen van straatmeubilair In het plangebied kunnen dier- en plantensoorten voorkomen die wettelijk beschermd zijn in de Flora- en Faunawet. In deze wet zijn circa 500 soorten opgenomen. Het uitgangspunt van de wet is dat er geen schade toegebracht mag worden aan organismen die in deze wet beschreven staan, tenzij dit nadrukkelijk is toegestaan (het “nee, tenzij-beginsel”). Vaak gaan werkzaamheden en de bescherming van soorten prima samen, maar soms is het echter onvermijdelijk dat schade wordt toegebracht aan beschermde soorten. In dat geval moet bekeken worden of een vrijstelling geldt, of dat een ontheffing aangevraagd dient te worden. Om dit na te gaan is, in opdracht van Vos & Teeuwissen BV, door Breijn een QuickScan uitgevoerd naar het (mogelijk) voorkomen van beschermde soorten in en aangrenzend aan het plangebied. Een QuickScan is de eerste stap van de Natuurtoets. Bij een QuickScan worden kort de mogelijke effecten van de geplande ingrepen op de beschermde soorten geïnventariseerd. Daarnaast wordt ook gekeken naar de ligging van de locatie ten opzichte van beschermde gebieden. Naast bronnenonderzoek is ook een veldbezoek gebracht aan het plangebied. Dit laatste om na te gaan of het plangebied beschikt over beschermde soorten en habitats waar beschermde soorten gebruik van kunnen maken. Op basis van deze QuickScan wordt vervolgens beoordeeld of aanvullend onderzoek noodzakelijk is.
Breijn B.V., Stedelijke Infra Herontwikkeling terrein Kuyer te Baarn
Datum
30 mei 2008
Kenmerk
1408013
Pagina
2 van 9
1.2
Gebiedsbeschrijving
Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Zandvoortweg, aan de oostzijde door de Plataanlaan, aan de zuidzijde door de Berkenweg en aan de westzijde door de Elzenlaan. In de huidige situatie omvat het plangebied een (voormalig) hoveniersbedrijf met opstallen (winkel). In het plangebied zijn kuipplanten aanwezig; deze planten zijn losstaand. Naast losse beplanting is ook vaste beplanting (volwassen bomen en heesters) en een vijver aanwezig.
1.3
Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt kort ingegaan op de vigerende natuurwetgeving, dat van toepassing is op deze QuickScan (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 wordt de werkwijze beschreven. In hoofdstuk 4 worden de aanwezige natuurwaarden en de mogelijke knelpunten bij de uitvoer van de maatregelen op deze natuurwaarden besproken. In hoofdstuk 5 zijn de belangrijkste conclusies en aanbevelingen opgenomen.
Figuur 1: Luchtfoto met de ligging van het plangebied (rood omkaderd)
Breijn B.V., Stedelijke Infra Herontwikkeling terrein Kuyer te Baarn
Datum
30 mei 2008
Kenmerk
1408013
Pagina
3 van 9
2
Juridisch kader
Het Nederlandse natuurbeleid is onder te verdelen in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een groot aantal in Nederland voorkomende soorten is beschermd in de Flora- en Faunawet. Daarnaast zijn diverse gebieden beschermd waar (deze) bijzondere soorten en hun leefgebied/habitat voorkomen.
2.1
Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet 1998
Nederland heeft sinds 1967 een Natuurbeschermingswet. Deze wet maakte het onder andere mogelijk om gebieden aan te wijzen als Beschermde Natuurmonumenten en Staats Natuurmonumenten en ze zo te beschermen. De Natuurbeschermingswet 1967 voldeed echter niet aan de verplichtingen die in internationale verdragen en Europese verordeningen aan de bescherming van gebieden en soorten worden gesteld. Daarom is in 1998 een nieuwe natuurbeschermingswet tot stand gekomen: de Natuurbeschermingswet 1998. De Natuurbeschermingswet 1998 moest de bescherming van natuurgebieden, zoals vastgelegd in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn, in nationale wetgeving vastleggen. Omzetting van Europese regels in deze wet bleek onvoldoende. Als gevolg hierop is de wet weer gewijzigd en op 1 oktober 2005 in werking getreden. In de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 zijn de bepalingen over gebiedsbescherming uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn definitief in Nederlands recht omgezet. Er zijn nu twee belangrijke soorten beschermde natuurgebieden: • De Natura2000-gebieden, aangewezen onder de Natuurbeschermingswet volgens de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. • De Beschermde- en Staatsnatuurmonumenten, aangewezen onder de Natuurbeschermingswet.
2.2
Soortenbescherming: de Flora- en Faunawet
Sinds 1 april 2002 is de Flora- en Faunawet van kracht. Deze wet beschermt planten en dieren tegen negatieve invloeden en bevat hiervoor diverse concrete verbodsbepalingen: • Beschermde inheemse dieren mogen niet verstoord, gevangen of gedood worden. • Beschermde inheemse plantensoorten mogen niet vernield, beschadigd of ontworteld worden. • Nesten, rustplaatsen en voortplantingsplaatsen van beschermde soorten mogen niet verstoord of vernield worden. Op 23 februari 2005 is de AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) artikel 75 in werking getreden. Hiermee zijn een aantal wijzigingen in de Flora- en Faunawet doorgevoerd. Zo zijn er drie verschillende beschermingsregimes vastgesteld. Beschermde flora- en fauna zijn hierbij onderverdeeld in drie categorieën. Iedere categorie heeft zijn eigen beoordelingstoets voor ontheffingverlening. Tabel 1: Beschermingsregimes Flora- en Faunawet Beschermde flora en fauna
Tabel AMvB
Zonder gedragscode
Met gedragscode
Algemene soorten
Tabel 1
Algemene vrijstelling
Algemene vrijstelling
Overige soorten
Tabel 2
“Lichte” toets
Vrijstelling
Streng beschermde soorten
Tabel 3
“Uitgebreide” toets
“Uitgebreide” toets*
*bij werkzaamheden in het kader van bosbouw, landbouw of natuurbeheer geldt een vrijstelling
Breijn B.V., Stedelijke Infra Herontwikkeling terrein Kuyer te Baarn
Datum
30 mei 2008
Kenmerk
1408013
Pagina
4 van 9
Een tweede wijziging in de Flora- en Faunawet is de invoering van gedragscodes. In een gedragscode staat beschreven hoe werkzaamheden uitgevoerd dienen te worden zodat schade aan beschermde soorten wordt voorkomen of tot een minimum beperkt wordt. Indien volgens een gedragscode gewerkt wordt geldt eveneens een vrijstelling voor alle soorten die beschreven staan in tabel 2 van de Flora- en Faunawet. 2.2.1 Algemene vrijstelling Veel soorten die in de Flora- en Faunawet zijn opgenomen, komen in Nederland algemeen voor. Zij zijn ondergebracht in AMvB-tabel 1. Voor soorten uit deze tabel geldt een algemene vrijstelling bij uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig onderhoud, beheer of gebruik, of bij ruimtelijke ontwikkeling of inrichting. Voor deze soorten is dus geen ontheffing nodig. 2.2.2 “Lichte” toets Wanneer bij uitvoering van werkzaamheden zonder gedragscode soorten uit AMvB-tabel 2 negatief beïnvloed worden, dient bij de ontheffingsaanvraag een “lichte” toets uitgevoerd te worden. Bij deze toets moet aangetoond worden dat de werkzaamheden niet leiden tot het in gevaar brengen van het voortbestaan van de soorten. 2.2.3 “Uitgebreide” toets Ontheffingsaanvragen voor streng beschermde soorten (AMvB-tabel 3) worden volgens een uitgebreide toetsing beoordeeld. Bij deze uitgebreide toetsing moet worden aangetoond dat: a. De werkzaamheden het voortbestaan van de soort niet in gevaar brengen. b. Er geen bevredigend alternatief is voor de wijze van de te nemen maatregelen. c. De activiteit van groot openbaar belang is (inclusief sociaal en/of economisch belang) dan wel het milieu dient. Werkzaamheden die niet onder natuurbeheer vallen moeten tevens zodanig worden uitgevoerd dat er sprake is van zorgvuldig handelen. Dit houdt in dat er geen “wezenlijke invloed” op beschermde soorten is en dat schade aan de soorten zoveel mogelijk wordt voorkomen, bijvoorbeeld door het nemen van mitigerende en/of compenserende maatregelen. 2.2.4 Zorgplicht Naast bovenstaande verplichtingen geldt eveneens voor alle soorten flora en fauna de zogenaamde zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat alle planten en dieren een wezenlijke waarde hebben en onvervangbaar zijn. Iedereen dient zo te handelen, of juist handelingen na te laten, dat de in het wild voorkomende flora en fauna hier géén of zo min mogelijk hinder ondervinden.
Breijn B.V., Stedelijke Infra Herontwikkeling terrein Kuyer te Baarn
Datum
30 mei 2008
Kenmerk
1408013
Pagina
5 van 9
3
Werkwijze
Om inzicht te krijgen in het voorkomen van beschermde flora en fauna binnen en in de directe omgeving van het plangebied, is als eerste een bronnenonderzoek uitgevoerd. Bij het Natuurloket is een globale rapportage opgevraagd betreffende het voorkomen van beschermde soorten in de kilometerhokken waarbinnen het plangebied ligt (bijlage 2). Hieruit bleek dat alleen de inventarisatie van vaatplanten goed is uitgevoerd. De inventarisaties van vogels en zoogdieren is slecht uitgevoerd. Van de overige dier- en plantgroepen zijn geen tot minimale gegevens beschikbaar. Gezien het feit dat er zeer weinig inventarisatiegegevens beschikbaar zijn, is er geen uitgebreide, gedetailleerde rapportage aangevraagd. In bijlage 3 is deze rapportage van het Natuurloket opgenomen. Naast Natuurloket is er ook gebruik gemaakt van verspreidingskaarten van RAVON en SOVON die beschikbaar gesteld zijn op de websites. Tevens is gebruik gemaakt van de website van de provincie Utrecht. Dit om een algemene indruk over het voorkomen van soorten in het plangebied te verkrijgen. Op 15 mei 2008 is een veldbezoek aan het plangebied gebracht. Naast een analyse van soorten is er een habitatanalyse uitgevoerd. Bij deze habitatanalyse is gekeken naar de aanwezigheid van geschikte habitats voor beschermde soorten ín het plangebied. Indien geschikte habitats aanwezig zijn, kunnen er beschermde soorten in het plangebied voorkomen. Tevens is gekeken naar de (mogelijke) functionaliteit van het plangebied voor fauna (foerageerfuncties, vaste verblijfplaats, voortplantingsfuncties en corridorfuncties). Indien, aan de hand van de habitat- en functionaliteitanalyse, beschermde soorten verwacht worden of waargenomen zijn, wordt beschreven welke mogelijke verstoringen op kunnen treden bij de uitvoer van de werkzaamheden. Daarnaast worden er aanbevelingen gedaan voor eventuele vervolgstappen.
Breijn B.V., Stedelijke Infra Herontwikkeling terrein Kuyer te Baarn
Datum
30 mei 2008
Kenmerk
1408013
Pagina
6 van 9
4
QuickScan
4.1
Bronnenonderzoek
4.1.1 Gebiedsbescherming Voor het plangebied geldt geen gebiedsbeschermende functie. Omdat binnen het plangebied gebiedsbescherming ontbreekt, is de Natuurbeschermingswet niet van toepassing. Op het gebied is alleen de Flora- en Faunawet van toepassing.
Figuur 2: Ligging van het plangebied (rood omkaderd) ten opzichte van beschermde gebieden 4.1.2 Soortbescherming Uit bronnenonderzoek wordt geconcludeerd dat er in het plangebied alleen zoogdieren en vogels voorkomen die beschermd zijn in de Flora- en Faunawet. Bij de zoogdieren betreft het hier enkel om soorten die beschermd zijn in tabel 1 van de Flora- en Faunawet. Voor deze soorten geldt een algemene vrijstelling. Zie voor de globale rapportage van Natuurloket bijlage 2. Alle vogels in Nederland zijn gelijk beschermd en wel in tabel 2 van de Flora- en Faunawet. Dit betekent dat er geen werkzaamheden plaats mogen vinden waarbij vogels gedood, verjaagd of verontrust worden. Dit geldt ook voor hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Voor vogels dient een ontheffing aangevraagd te worden wanneer de werkzaamheden binnen het broedseizoen plaatsvinden
Breijn B.V., Stedelijke Infra Herontwikkeling terrein Kuyer te Baarn
Datum
30 mei 2008
Kenmerk
1408013
Pagina
7 van 9
4.2
Veldbezoek
Tijdens het veldbezoek is gekeken naar de aanwezigheid van geschikte habitats voor beschermde soorten in het plangebied. In de onderstaande paragrafen is per soortgroep aangegeven of het plangebied geschikt is voor deze soortgroep dan wel bepaalde soorten uit de groep. 4.2.1 Vaatplanten Bomen en heesters Binnen het plangebied komen verscheidene volwassen bomen voor. Zo zijn binnen het plangebied verschillende mooie en waardevolle volwassen exemplaren aanwezig als een Rode beuk en Japanse notenboom. Naast loofbomen zijn er eveneens naaldbomen aanwezig als conifeersoorten en Blauwspar. Alle aanwezige soorten zijn niet beschermd in de Flora- en Faunawet dan wel Rode Lijst. Er hoeft dus gen ontheffing aangevraagd te worden; enkel een kapvergunning.
Figuur 3: Volwassen exemplaren van Rode beuk (links) en Japanse noteboom (links) Kruidachtigen Tijdens het veldonderzoek zijn soorten aangetroffen als Grote brandnetel, Kleine brandnetel, Witte winterpostelein, Kaal knopkruid, Heermoes, Paardebloem en Kleefkruid. Dit zijn allen soorten die niet beschermd zijn in de Flora- en Faunawet, danwel Rode Lijst. Omdat het perceel een voormalig hoveniersbedrijf c.q. tuincentrum omvat zijn veel gecultiveerde soorten aanwezig. Deze zijn echter allemaal opgekweekt en dus niet beschermd. Dit ondanks dat dezelfde soort, maar dan in het wild voorkomend, wel beschermd is. Voorbeelden hiervan zijn de Steenbreekvaren, Slanke sleutelbloem en Gele helmbloem. Er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden omdat het hier gaat om óf algemene soorten en soorten uit tabel 1 van de Flora- en Faunawet óf gecultiveerde soorten. Water- en oeverplanten Op het perceel is eveneens een siervijver aanwezig. In deze vijver zijn planten aanwezig als Sterrekroos, Waterlelie, Drijvend fonteinkruid, Dotterbloem en Watergentiaan. Omdat het hier eveneens gaat om gecultiveerde soorten hoeft eveneens geen ontheffing aangevraagd te worden.
Breijn B.V., Stedelijke Infra Herontwikkeling terrein Kuyer te Baarn
Datum
30 mei 2008
Kenmerk
1408013
Pagina
8 van 9
4.2.2 Zoogdieren Deze paragraaf maakt onderscheid tussen vleermuizen en overige zoogdieren. Vleermuizen Het plangebied beschikt over habitats die voldoen aan de eisen en wensen die vleermuizen stellen aan hun leefgebied. Zo zijn er binnen het plangebied opstallen aanwezig met spleten in de dakconstructie. Echter binnen het plangebied zijn geen sporen van vleermuizen aangetroffen (uitwerpselen). Daarnaast zijn er binnen of in de nabije omgeving van het plangebied geen lijnvormige elementen (bomenrijen) aanwezig zijn die deze organismen gebruiken om te navigeren. Overige zoogdieren In het gebied komen alleen algemene soorten voor of soorten die vermeld zijn in tabel 1 van de Flora- en Faunawet. In het gebied zijn sporen aangetroffen de Mol en verschillende muizensoorten. Er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden. 4.2.3 Amfibieën, Reptielen In het gebied zijn geen waarnemingen bekend van amfibieën en reptielen. Uit het veldbezoek blijkt dat in het plangebied een siervijver aanwezig is. Deze vijver is geschikt als voortplantingshabitat voor amfibieën. In en aangrenzend aan het plangebied zijn bossages aanwezig waardoor geschikte overwinteringhabitats aanwezig zijn. Verwacht wordt dat er enkel soorten aanwezig zijn binnen het plangebied die beschermd zijn in Tabel 1 van de Flora- en Faunwet. Hierbij kan gedacht worden aan soorten als Kleine watersalamander, Middelste groene kikker, Bruine kikker en Gewone pad. Er hoeft dus geen ontheffing aangevraagd te worden. 4.2.4 Vissen In het gebied zijn geen waarnemingen bekend van vissen. Uit de habitatanalyse in het veld is gebleken dat er geen sloten of grote waterpartijen aanwezig zijn die als habitat voor vissen kunnen dienen. De enige aanwezige waterpartij is een kleine siervijver. Hierin zijn geen vissen waargenomen. Indien hier soorten in voorkomen betreft het gecultiveerde soorten. Er hoeft voor deze soortgroep geen ontheffing aangevraagd te worden. 4.2.5 Vogels Binnen het plangebied zijn de Kauw, Merel, Koolmees, Houtduif, Pimpelmees aangetroffen. In het plangebied is een nestkast en nesten aanwezig. Gezien de hoogte waar deze nesten zich bevonden was het onmogelijk na te gaan of deze nesten in gebruik waren. De te nemen maatregelen hebben een verstorend en verjagend effect op zowel de foeragerende als broedende vogels. Verstoring, verjaging en het vernielen van nesten en eieren is verboden in de Flora- en Faunawet. Indien men niet kan werken volgens een gedragscode (werkzaamheden vinden plaats buiten het broedseizoen en volgens een bepaald protocol) dient een ontheffing aangevraagd te worden voor de artikelen 10, 11 en 12 van de Flora- en Faunawet. 4.2.6 Vlinders, libellen en andere insecten Tijdens het veldbezoek zijn rupsen van de Spinselmot of Stippelmot aangetroffen. Deze soort is niet beschermd. Er zijn binnen het plangebied geen andere rupsen en/of vlinders aangetroffen. Binnen het plangebied zijn ook de Gewone aardhommel en de Variabele waterjuffer waargenomen. Geen van deze soorten zijn beschermd. Er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden.
Breijn B.V., Stedelijke Infra Herontwikkeling terrein Kuyer te Baarn
Datum
30 mei 2008
Kenmerk
1408013
Pagina
9 van 9
5
Conclusie en advies
In het plangebied komen broedvogels voor. Zij zijn beschermd in tabel 2 van de Flora- en Faunawet. Geadviseerd wordt om voorafgaand aan de uitvoer van de werkzaamheden een schouwronde uit te voeren om na te gaan of er in gebruik zijnde nestgelegenheden aanwezig zijn. Indien dit het geval is mogen de werkzaamheden pas na het broedseizoen (eind augustus / begin september) plaatsvinden. Wanneer dit niet mogelijk is moet voor deze soorten een ontheffing aangevraagd te worden. Voor deze ontheffingsaanvraag dient een lichte toets uitgevoerd te worden (zie hoofdstuk 2). Daarnaast dient nader onderzocht te worden of er binnen het plangebied vleermuizen aanwezig zijn. Reden voor een vervolgonderzoek is dat binnen het plangebied habitats aanwezig zijn die voldoen aan de eisen die vleermuizen stellen. Ondanks het feit dat er geen sporen aangetroffen zijn wil dat niet zeggen dat er geen vleermuizen aanwezig zijn. Van de overige diergroepen komen enkel soorten voor die algemeen zijn of beschermd zijn in tabel 1 van de Flora- en Faunawet. Voor deze soorten geldt een algemene vrijstelling.
Breijn B.V., Stedelijke Infra Herontwikkeling terrein Kuyer te Baarn
Bijlage 1 Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en Faunawet
ARTIKEL 16b De verboden, bedoeld in de artikelen 8 tot en met 12 van de wet, gelden niet bij: • de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud van vaarwegen, watergangen, waterkeringen, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen en bermen en in het kader van natuurbeheer; • de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud in de landbouw en de bosbouw; • bestendig gebruik; • de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. De vrijstellingen, bedoeld in het eerste lid, gelden ten aanzien van in het wild levende dieren en planten behorende tot: • bij ministeriële regeling aangewezen beschermde inheemse dier- en plantensoorten; • overige beschermde inheemse dier- en plantensoorten, mits de werkzaamheden en het gebruik aantoonbaar plaatsvinden overeenkomstig een door Onze Minister goedgekeurde gedragscode. In afwijking van het tweede lid, onderdeel b, gelden de vrijstellingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, voor wat betreft artikel 10 van de wet niet ten aanzien van de soorten, genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 bij dit besluit. In afwijking van het tweede lid, onderdeel b, geldt de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, niet ten aanzien van de soorten, genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 bij dit besluit. Bij de in het tweede lid bedoelde ministeriële regeling worden niet aangewezen vogelsoorten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de wet en soorten, die genoemd worden in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 bij dit besluit.
Bijlage 2 Rapportage Natuurloket
Globaal rapport verspreiding beschermde en bedreigde soorten Samenstelling: 14-5-2008
Let op: Aan deze gegevens kunnen geen rechten worden ontleend. Lees ook de afwijzing van aansprakelijkheid op onze website.
In onderstaande tabel staat het aantal beschermde en bedreigde soorten per kilometerhok.
Databanken worden regelmatig geactualiseerd. Het kan dus zijn dat er meer gegevens beschikbaar zijn dan in dit overzicht vermeld staat. Wanneer u gegevens bij Het Natuurloket koopt, dan krijgt u uiteraard de meest recente informatie.
Als in een kilometerhok geen beschermde soorten zijn aangetroffen, terwijl het hok niet goed is onderzocht, dan is het veelal nodig om aanvullend veldonderzoek uit te voeren. Als een kilometerhok goed is onderzocht, hoeft u voor de desbetreffende soortgroep geen aanvullend onderzoek te doen: de gegevens die u bij Het Natuurloket koopt, volstaan dan.
Rapportage voor kilometerhok X:147 / Y:469 Soortgroep
FF*
FF23*
H/V*
RL*
Volledigheid*
Mossen
niet onderzocht
Paddestoelen
2
Vaatplanten Korstmossen Zoogdieren
Broedvogels
Watervogels Reptielen
Amfibieën Vissen
Dagvlinders
Nachtvlinders
Sprinkhanen
Libellen
Overige ongewervelden
Landelijke vegetatiedatabank: gegevens inzien van dit hok
goed
niet onderzocht slecht
niet onderzocht
Detail* -
0%
niet onderzocht
niet onderzocht
1991-2006 1996-2006
1992-2006
niet onderzocht
niet onderzocht
1991-2006
1992-2006
niet onderzocht
niet onderzocht
1996-2006
96/97-03/04
niet onderzocht
niet onderzocht
1975-1990
1995-2006
niet onderzocht
niet onderzocht0
Actualiteit*
1992-2006 1995-2006
1980-2005
* Legenda
FF = Flora- en faunawet lijst 1 / lijst 2+3 H/V = Habitatrichtlijn (alleen bijlage 1 en 2) of Vogelrichtlijn RL = Rode Lijst (#) = tevens meetnetgegevens verzameld. Volledigheid onderzoek: Hiermee wordt aangegeven of op basis van de gebrachte bezoeken een volledig overzicht is te verwachten van de soorten van de betreffende soortgroep. Een toelichting op deze categorieën kunt u vinden onderaan deze rapportage. Actualiteit: per groep is aangegeven uit welke periode de gegevens zijn opgenomen. niet van toepassing
1992-2006 1992-2006 1992-2006
1
Rapportage voor kilometerhok X:148 / Y:469 Soortgroep
FF*
FF23*
H/V*
RL*
Volledigheid*
Mossen
niet onderzocht
Vaatplanten Korstmossen
Paddestoelen Zoogdieren
Broedvogels
Watervogels Reptielen
Amfibieën Vissen
Dagvlinders
Nachtvlinders Libellen
Sprinkhanen
Overige ongewervelden
2
2 1
1
1
Landelijke vegetatiedatabank: gegevens inzien van dit hok
goed
Detail* -
niet onderzocht slecht slecht slecht
niet onderzocht
51-100% 0%
niet onderzocht matig
1996-2006 1991-2006 1996-2006 1995-2006
96/97-03/04 1992-2006
niet onderzocht slecht
1975-1990 1991-2006
niet onderzocht niet onderzocht
Actualiteit*
1992-2006 51-100%
niet onderzocht niet onderzocht
1992-2006 1995-2006 1980-2005 1992-2006 1992-2006 1992-2006
Landelijke vegetatiedatabank: gegevens inzien van de gezamenlijke kilometerhokken
Wat te doen als u meer informatie wilt na het zien van het globaal rapport? Als u na het zien van het globaal rapport wilt weten welke soorten er zijn aangetroffen, dan kunt u die informatie aanvragen via Het Natuurloket. Het Natuurloket richt zich bij de gegevensleveringen voornamelijk op professionele gebruikers. Particulieren raden we aan zich rechtstreeks te wenden tot de desbetreffende PGO. Voor adressen zie www.voff.nl.
Procedure aanvraag volledig rapport U hebt nu een globaal rapport gekregen over aantallen wettelijk beschermde soorten, en bedreigde soorten van de Rode Lijst. U kunt via Het Natuurloket een volledig rapport met meer gedetailleerde gegevens krijgen. In dit rapport staat aangegeven om welke dieren of planten het precies gaat en wordt een eerste indicatie gegeven van de te verwachten effecten van de ingreep. Die gegevens heeft u nodig voor de ontheffingsaanvraag.
On-line prijs berekenen van een volledig rapport Als u wilt weten hoeveel het kost om een volledig rapport op te laten stellen, dan kunt u zelf de prijs berekenen. Voor deze service moet u zich eerst eenmalig aanmelden. U ontvangt dan direct per e-mail uw gebruikersnaam en wachtwoord, die u nodig heeft om in te loggen.
Na inloggen kunt u een offerte opstellen. De door u opgestelde offertes wordt in uw persoonlijk archief bewaard. Wanneer u aansluitend op het raadplegen van een globale rapportage een offerte opvraagt, dan worden de correcte kilometerhokgegevens automatisch ingevuld!
2
Opdracht geven voor een volledig rapport Als u opdracht wilt geven voor een volledig rapport, dan kunt u dat alleen on-line doen. Klikt u op de link opdracht geven. Geef vervolgens aan welke gegevens u wilt ontvangen en klik op 'opdracht geven'. In de laatste stap bevestigt u de electronische opdracht door een schriftelijke opdrachtverlening naar Het Natuurloket te sturen of faxen. Na maximaal 20 werkdagen ontvangt u de gegevens. De door u verleende opdrachten worden in uw persoonlijk archief bewaard. Op de levering van een volledig rapport zijn onze Algemene Voorwaarden van toepassing. Deze zijn bij de Kamer van Koophandel in Arnhem gedeponeerd. Opdrachtverlening (via onze website) kan alleen als u zich akkoord verklaart met deze voorwaarden.
Ook kunt u binnen 2,5 week gegevens ontvangen. Voor deze extra service geldt wel een prijsopslag van 40%. Voor meer informatie kunt u bellen met Het Natuurloket: 0317 488 488 of e-mail naar Het Natuurloket.
Toelichting op volledigheid en actualiteit van het onderzoek De gegevens die Het Natuurloket levert zijn afkomstig van de Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's), die zijn verenigd in de Stichting VeldOnderzoek Flora & Fauna (VOFF). Kijk voor meer informatie op de website van de VOFF of stuur een mailtje naar [email protected].
De databank van Het Natuurloket niet compleet is; naar schatting bevat de databank 90% van alle beschikbare waarnemingen. Vooral op lokaal/regionaal niveau, bijvoorbeeld in Limburg, kunnen gegevens ontbreken. Er wordt voortdurend gewerkt om de databank van Het Natuurloket verder uit te breiden.
Vaatplanten (FLORON) Per regio is het gemiddelde aantal aangetroffen plantensoorten per kilometerhok gegeven. Dit aantal is afhankelijk van o.a. bodemtype, waterhuishouding, schaal van het landschap en bodemgebruik. Daarom is de indeling van Nederland in 38 ecodistricten gebruikt als regio-indeling. Voor de mate van volledigheid zijn vier klassen onderscheiden: · Niet onderzocht: er zijn geen waarnemingen gedaan. · Slecht onderzocht: het aantal soorten per kulometerhok is kleiner dan 26, of als het aantal soorten kleiner is dan het gemiddelde van het ecodistrict min twee maal de standaarddeviatie. · Goed geïnventariseerd: het aantal soorten is groter dan het gemiddelde van het ecodistrict minus de standaarddeviatie. · Matig onderzocht: alle andere gevallen. Het gemiddeld aantal aangetroffen soorten per kilometerhok loopt van 127 (grote, recente polders) tot 306 (kalkrijke duinen).
Mossen (BLWG) Gegevens van mossen zijn veelal afkomstig van natuurgebieden en stedelijk gebied. De meeste bedreigde soorten mossen komen vooral voor op vochtige plaatsen en in bossen. Mossen kunnen in alle seizoenen worden gevonden. Matig onderzocht: 1-10 soorten Redelijk onderzocht: 11-30 soorten Goed onderzocht: meer dan 30 soorten
Korstmossen (BLWG) Gegevens van korstmossen zijn voornamelijk afkomstig van bos, heide en stuifzand, laanbomen en muren van oude gebouwen. Korstmossen kunnen in alle seizoenen worden gevonden. De meeste bedreigde soorten zijn slechte verspreiders en langzame groeiers en sterk gebonden aan het type substraat waarop ze groeien. Compensatie van verloren gegaan substraat of het ontzien van groeiplaatsen is in veel gevallen wenselijk. Matig onderzocht: 1-10 soorten Redelijk onderzocht: 11-20 soorten Goed onderzocht: meer dan 20 soorten
3
Paddestoelen (NMV) Paddestoelen komen in elk biotoop voor, maar de soortenrijkdom kan sterk verschillen. In sommige biotopen kunnen ze tot de soortenrijkste groepen organismen behoren. In Nederland zijn bijna 5000 soorten bekend. Veel soorten reageren vaak snel op veranderingen in milieuomstandigheden en vormen daarom belangrijke indicatoren (zie: P.J. Keizer, Paddestoelvriendelijk natuurbeheer, KNNV Uitgeverij, Utrecht 2003). Verspreidingsonderzoek wordt bemoeilijkt door de specifieke levenswijze van paddestoelen. Het groeiende organisme (een schimmel) is voor het blote oog onzichtbaar en vormt meestal kortlevende waarneembare vruchtlichamen (de paddestoelen), op moeilijk voorspelbare momenten en plaatsen. De meeste soorten worden gevonden in de herfst, maar er zijn bijvoorbeeld ook specifieke voorjaarspaddestoelen. Gegevens worden over het algemeen verzameld door vrijwilligers, deels bij gerichte inventarisaties en deels als losse waarnemingen, zodat de inventarisatiedichtheid erg variabel is. Het ontbreken van meldingen van bepaalde soorten kan dan ook nooit een garantie zijn dat deze soorten niet aanwezig zijn, ook niet in hokken die als “goed onderzocht” worden aangemerkt. Om de volledigheid van een inventarisatie te definiëren zouden voor elk km-hok naast de aantallen waarnemingen en soorten ook specifieke biotoopkenmerken moeten worden meegewogen. Voor paddestoelen is een dergelijke weging nog niet op landelijke schaal mogelijk. Vooralsnog wordt uitgegaan van het globale (niet statistisch onderbouwde) ervaringsfeit dat een "serieus" onderzoek in een hok in een goede tijd minstens een bepaald aantal verschillende soorten moet opleveren, met een eveneens globale correctie voor het feit dat dit aantal in een "goed" hok met minder waarnemingen wordt bereikt dan in een "slecht" hok. De hier gehanteerde definitie luidt: Goed onderzocht: 250 of meer soorten, of 1000 of meer waarnemingen. Slecht onderzocht: minder dan 50 soorten, of minder dan 100 waarnemingen. Redelijk onderzocht: alle overige combinaties van aantallen soorten en waarnemingen. Niet onderzocht: geen enkele waarneming beschikbaar (ontbreken van soorten wordt niet geregistreerd; een hok met enkele losse meldingen zou ook als "niet onderzocht" moeten worden betiteld, maar omdat dit moeilijk is af te bakenen wordt dan toch consequent de term "slecht onderzocht" gebruikt).
Standaard worden gegevens geleverd uit het databestand vanaf 1990 (ca. 65% van de bij de NMV beschikbare gegevens op km-hok niveau). Op locaties die weinig uiterlijke veranderingen hebben ondergaan kunnen ook oudere waarnemingen nog waardevolle bijdragen leveren aan de beoordeling van de (potentiële) waarde van het terrein.
Zoogdieren (VZZ) Van zoogdieren bestaat geen landsdekkende informatie over het voorkomen van soorten op kilometerhokniveau. De soortenlijst van dit kilometerhok geeft dus niet de werkelijke situatie weer. Voor een betrouwbaar beeld dient ter plaatse een inventarisatie uitgevoerd te worden.
Broedvogels (SOVON) In de jaren 1998-2000 is er in het kader van het Atlasproject van de Nederlandse Broedvogels in geheel Nederland gewerkt aan het vergaren van broedvogeldata op het niveau van kilometerhokken. In besloten tot halfopen landschappen wordt 70-80% van de werkelijk in een kilometerhok aanwezige soorten vastgesteld. In open landschappen wordt uitgegaan van minimaal 80-100%. Een kilometerhok waar atlaswerk heeft plaatsgevonden wordt als redelijk onderzocht gekwalificeerd. Het Landelijk Soortenonderzoek Broedvogels (LSB) is in zijn huidige opzet in 1996 van start gegaan. Het richt zich op het jaarlijks verzamelen van de aantallen broedgevallen van in kolonies broedende soorten en de aantallen broedgevallen van zeldzame soorten. Van een selectie van zeldzame broedvogelsoorten wordt hierbij ook de verspreiding jaarlijks in kaart gebracht. Van de kolonievogelsoorten mag uitgegaan worden van een vrijwel landdekkende inventarisatie. Een kilometerhok is goed onderzocht als er na 1993 drie of meer keren een kolonie- en/of zeldzame soort is gemeld. Het Broedvogel Monitoring Project (BMP) is in 1984 van start gegaan en heeft tot doel de aantalveranderingen van min of meer algemene vogelsoorten te volgen. In vaste proefvlakken van 15 tot 500 hectare groot verspreid over Nederland wordt jaarlijks een vaste selectie aan soorten onderzocht. De selectie van soorten kan bestaan uit alle soorten of uit een set van bijzondere soorten, bijvoorbeeld alleen weidevogels (BMP-W). Als een proefvlak meerdere kilometerhokken snijdt zijn de aanwezige soorten in het proefvlak naar elk betrokken kilometerhok gekopieerd. Een kilometerhok is goed onderzocht als er na 1995 twee keer een proefvlak is onderzocht. Als er een BMP-W proefvlak is onderzocht is het kilometerhok redelijk onderzocht.
4
Wintervogels (SOVON) Watervogels Vanaf seizoen 1992/93 is de coördinatie van de watervogeltellingen ondergebracht bij SOVON. Het gaat daarbij om de maandelijkse ganzen- en zwanentellingen, maandelijkse tellingen van de Zoete Rijkswateren, de midwintertelling in januari en tellingen in de Waddenzee. Bij een evaluatie van deze verscheidenheid aan watervogelprojecten, bleek de genoemde opzet niet geheel te voldoen. Door de projectgewijze aanpak bleef de informatie over het voorkomen van watervogels versnipperd. Met ingang van het winterhalfjaar 2000/01 is het netwerk aan telgebieden uitgebreid, wordt het merendeel van de belangrijke watervogelgebieden in het winterhalfjaar maandelijks geteld en worden alle projectresultaten in een gezamenlijk rapport opgenomen.
Onderzoekskwaliteit: Een kilometerhok is goed onderzocht als er >25 maanden geteld is in de laatste 5 jaar. Als er >10 en <25 maanden is geteld in de laatste 5 jaar is het hok redelijk onderzocht. >5 en <10 maanden geteld is matig onderzocht. Punt Transect Tellingen (PTT): het Punt Transect Tellingen project (PTT) is het oudste monitoringproject van SOVON en werd in 1978 in het leven geroepen omdat van veel, vooral algemeen voorkomende, wintervogels vrijwel niets bekend was over de aantalsontwikkelingen binnen Nederland. De doelstellingen van het door SOVON en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) opgezette project waren (a) het volgen van de aantalsontwikkelingen van zoveel mogelijk soorten winter- en trekvogels door de jaren heen, zo mogelijk in relatie tot de achterliggende oorzaken en (b) het volgen van de veranderingen in de verspreiding van winter- en trekvogels. De uitvoering van het project is op alle punten gestandaardiseerd en houdt in dat waarnemers puntsgewijs op een vaste route gedurende een vaste tijd alle vogels tellen. Onderzoekskwaliteit: Als er minimaal 2 punten meerjarig zijn onderzocht is het kilometerhok matig onderzocht. In alle andere gevallen is het kilometerhok slecht onderzocht.
Reptielen en Amfibieën (RAVON) De onderzoeksintensiteit voor reptielen en amfibieën is hoofdzakelijk gebaseerd op het aantal waarnemingen van de betreffende soortgroep (amfibieën of reptielen) per kilometerhok. Daarnaast is in de beoordeling meegewogen of de waarnemingen voldoende goed verspreid zijn over de seizoenen en over de aangetroffen soorten. De methodiek is toegelicht in een artikel in het RAVON tijdschrift (R. Creemers & J. van Delft, 2001, Dataverzameling en inventarisatie-activiteit in Nederland. RAVON 12, blz. 46-53.)
Vissen (RAVON) De inventarisatieactiviteit voor vissen is hoofdzakelijk gebaseerd op het aantal aangetroffen soorten en het aantal bezoeken per kilometerhok. De methodiek dient nog nader verfijnd te worden. In de goed onderzochte hokken wordt een goed beeld verwacht van de kwalitatieve samenstelling van de visfauna in de genoemde onderzoeksjaren. Aanvullingen op deze soortenlijst kunnen voornamelijk nog verwacht worden bij toepassing van andere vismethodieken en/of veranderende milieu-omstandigheden of uitbreiding van verspreidingsgebieden van individuele soorten. Van de redelijk onderzochte hokken wordt geen volledig beeld verwacht van de kwalitatieve samenstelling van de visfauna. Aanvullingen kunnen verwacht worden door meer veldwerk, toepassing van andere vismethodieken en/of veranderende milieu-omstandigheden of uitbreiding van verspreidingsgebieden van individuele soorten. Slecht of niet onderzocht zijn alle kilometerhokken die niet in een van beide bovengenoemde categorieën vallen. In deze kilometerhokken is aanvullend onderzoek noodzakelijk. De waarnemingen in het databestand van RAVON hebben hoofdzakelijk betrekking op vangsten met een steeknet. Elk vangstmiddel is echter selectief: het steeknet levert vooral veel jonge vis op en kleinere vissoorten. Juist veel van deze kleinere soorten vallen onder de Flora- en faunawet of de Habitatrichtlijn. Het schepnet is met name geschikt voor kwalitatieve bemonstering van kleinere watertypen als beken, sloten, weteringen en poelen. Voor meer kwantitatieve bemonsteringen worden doorgaans andere methodieken toegepast.
Dagvlinders (De Vlinderstichting) Dagvlinders vliegen niet gedurende het gehele jaar. Sommige soorten vliegen in een generatie, die vaak niet meer dan vier tot zes weken als vlinder aanwezig is. De waarnemingen zijn gebaseerd op de waarnemingen van vlinders en slechts incidenteel op die van eitjes, rupsen of poppen. De momenten in een jaar dat in een kilometerhok naar vlinders is gekeken bepaalt dus de kans dat de aanwezige soorten allemaal gezien zijn. Voor de bepaling van de volledigheid van het onderzoek is dan ook gekeken naar de hoeveelheid waarnemingen in een kilometerhok en het aantal maanden dat er waarnemingen zijn gedaan. Matig onderzocht: minder dan 10 waarnemingen uit maximaal een maand Redelijk onderzocht: minder dan 10 waarnemingen uit 2 of 3 maanden, minder dan 26 waarnemingen uit 1 maand Goed onderzocht: waarnemingen uit meer dan 3 maanden, meer dan 10 waarnemingen uit 2 of 3 maanden of meer dan 25 waarnemingen uit minimaal 1 maand
5
Nachtvlinders (De Vlinderstichting en de Werkgroep Vlinderfaunistiek van EIS-Nederland) De macronachtvlinders worden in Nederland op landelijk niveau onderzocht door De Vlinderstichting en de Werkgroep Vlinderfaunistiek van EIS-Nederland. De databanken die zij beheren worden gevuld door incidentele waarnemingen en gebiedsinventarisaties door actieve leden. De gegevens die thans via Het Natuurloket worden gepresenteerd zijn op dit moment alleen nog gebaseerd op de waarnemingen van De Vlinderstichting. Binnen afzienbare tijd zullen de waarnemingen van de Werkgroep Vlinderfaunistiek worden betrokken bij deze dataset. Dit kan betekenen dat hokken, welke thans nog niet zijn onderzocht, wellicht wel onderzocht zijn door de Werkgroep Vlinderfaunistiek, en tevens dat beschermde soorten een bredere verspreiding kennen dan via de website weergegeven. De classificatie van de toelichting op de volledigheid van het onderzoek is gelijk getrokken met die van de dagvlinders. Een toelichting hierop is bij de teksten over dagvlinders te vinden.
Libellen (EIS Nederland) Libellen vliegen niet gedurende het gehele jaar. De meeste soorten vliegen in een generatie, die vaak niet meer dan zes tot acht weken als libel aanwezig is. De waarnemingen zijn gebaseerd op de waarnemingen van libellen en slechts incidenteel op die van larven of larvenhuidjes. De momenten in een jaar dat in een kilometerhok naar libellen is gekeken bepaalt dus de kans dat de aanwezige soorten allemaal gezien zijn. Voor de bepaling van de volledigheid van het onderzoek is dan ook gekeken naar de hoeveelheid waarnemingen in een kilometerhok en het aantal maanden dat er waarnemingen zijn gedaan. Matig onderzocht: minder dan 10 waarnemingen uit maximaal een maand. Redelijk onderzocht: minder dan 10 waarnemingen uit 2 of 3 maanden, minder dan 26 waarnemingen uit 1 maand. Goed onderzocht: waarnemingen uit meer dan 3 maanden, meer dan 10 waarnemingen uit 2 of 3 maanden of meer dan 25 waarnemingen uit minimaal 1 maand.
Sprinkhanen (EIS Nederland) Bijna alle soorten sprinkhanen zijn in de nazomer aan te treffen. Het is daardoor mogelijk om tijdens twee bezoeken de sprinkhaanfauna van een gebied goed in kaart te brengen (onderzoeksintensiteit = goed). Als er slechts 1 bezoek aan een gebied is afgelegd kunnen er nog soorten zijn gemist (onderzoeksintensiteit = matig).
Overige ongewervelden (EIS Nederland) Deze groep is een samenvatting van zes verschillende groepen met beleidsrelevante soorten (de Habitatrichtlijn, de Flora- en faunawet en de Rode Lijst). De groepen die hierin verwerkt zijn: bijen, kevers, mieren, medicinale bloedzuiger, mollusken en rivierkreeften van de Habitatrichtlijn. Omdat het groepen betreft met een ver uiteenlopende biologie en ecologie zijn de methoden en perioden van waarnemen en gegevens verzamelen niet eenduidig. Bovendien betreft het hier gepresenteerde bestand een opsomming van deze verschillende groepen. Daardoor kan een indicatie voor de bepaling van de volledigheid niet gegeven worden. Deze indicatie zal wel per groep uitgesplitst gegeven worden in de offerte van EIS.
6
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
BIJLAGE
11
Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn d.d. 15 september 2009
B01034.308000
WITPAARD
Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ Gemeente Baarn
Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn 15 september 2009
Nota van zienswijzen Het ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentehuis. Dit is conform de voorbereidingsprocedure van afd. 3.4 Algemene wet bestuursrecht die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) voorschrijft. De terinzagetermijn was van donderdag 26 juni tot en met vrijdag 6 augustus 2009. Op grond van artikel 3.8 lid 1 Wro heeft een ieder zijn zienswijzen kenbaar kunnen maken. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt. Een zienswijze is tijdig ingediend wanneer zij voor het einde van de termijn van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is ontvangen. In deze nota zijn alle zienswijzen samengevat en beantwoord. Bij de beantwoording is tevens aangegeven of de zienswijze aanleiding gaf om het plan aan te passen. Van de volgende personen zijn zienswijzen ontvangen: 1. 2. 3.
Naam Mevrouw G.M.M. Cremers De heer R.J. Oink Familie M.W.M. de Rijk
4.
De heer en mevrouw Willemsen
5. 6.
De heer H.H. van Otten en mevrouw M.A.P. van der Valk H. Smilda
7.
Datum ontvangst 23 juli 2009 6 aug 2009 3 aug 2009 3 aug 2009 4 aug 2009
Kenmerk Schriftelijk Schriftelijk Schriftelijk Schriftelijk Schriftelijk
4 aug 2009
Schriftelijk
4 aug 2009
Schriftelijk
De heer en mevrouw Boom
4 aug 2009
Schriftelijk
8.
De heer en mevrouw Loohuizen
4 aug 2009
Schriftelijk
9.
Mevrouw G.M. Verschoor
4 aug 2009
Schriftelijk
10. J.N. Camper
4 aug 2009
schriftelijk
11. D.A. van der Ent
4 aug 2009
schriftelijk
12. F.H.C. Kotten
4 aug 2009
schriftelijk
13. Familie Van Ede
4 aug 2009
Schriftelijk
14. Familie A. Floor
6 aug 2009
Schriftelijk
2
Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn 15 september 2009
1.
Mevrouw G.M.M. Cremers, Populierenlaan 7, 3741 CE BAARN zienswijzen ontvangen op 23 juli 2009
Inhoud zienswijze: a- Verlies van privacy De nieuwbouw is heel dicht tegen de woning van mevrouw gesitueerd. De woningen die voorzien zijn van veranda’s liggen aan een ontsluitingspad dat ook het achtererf/ plaatsje van de woning van mevrouw lijkt te ontsluiten. Zowel het verkeer van en naar de woningen als het gebruik van de veranda’s zorgt voor veel vermindering van de privacy op het achtererf. Ook de geplande rij van 12 woningen dragen bij aan de vermindering van privacy. De woningen staan op 12 meter afstand en bestaan uit twee bouwlagen. Vanaf de verdieping is er vol zicht op het achtererf. Het stukje openbaar groen achter het perceel zal een hondentoilet worden waarbij de eigenaren van de honden kunnen inkijken op het achtererf. Van visuele privacy en privacy-beleving kan en zal geen sprake meer zijn. b- Geluidsoverlast Mevrouw zal last krijgen van geluidsoverlast van bewoners en bezoekers van de seniorenwoningen en de starterswoningen die op 12m van de woning geprojecteerd staan. De geluidsoverlast is het gevolg van een te hoge stedenbouwkundige dichtheid. De geluidsoverlast bij de seniorenwoning wordt veroorzaakt door de bewoners en bezoekers en het gebruik van de voordeuren. De eerste voordeur is op een paar meter afstand van het perceel van mevrouw. De veranda’s aan de voorzijde van de woningen beogen een zit-, praat- en ontmoetingsplek. Deze ‘levendigheid’ is op 1 meter afstand van de kavelgrens. Dit is een fout in het stedenbouwkundig ontwerp a.g.v. te veel woningen en ruimtelijke krapte. De geluidsoverlast bij de starterwoningen wordt veroorzaakt doordat de woningen uit twee woonlagen bestaan en bewoont worden door jongelui die rust en respect voor anderen niet in acht nemen. Daarnaast frequentere aan- en afloop, het functioneren als ontmoetingsplek en het ‘stimuleren’ van hangplekken. Jongeren zijn ook vaak laat en veroorzaken daardoor ook ’s nachts overlast. c- Veiligheid De geplande weg en openbaar groen zullen voor eigenaren van honden, ook uit omliggende buurten, aanleiding zijn om er hun hond uit te laten. Het kleine stukje openbaar groen achter het perceel van mevrouw zal een hondentoilet worden. Dit is verloedering en leidt tot een minder veilige situatie. ‘Ongure types’ zullen de buurt verkennen en tot daden kunnen overgaan. De inbraakgevoeligheid van de woning wordt vergroot, doordat de achterzijde van de woning vol in het zicht ligt en goed afleesbaar is. De openbare weg die achter het perceel van mevrouw gepland is, maakt het perceel kwetsbaar voor vernielzucht. Preventief toezicht gebeurt onvoldoende en de praktijk wijst uit dat er geen effectief handhavingsbeleid is. Een hoge erfafscheiding zou noodzakelijk blijken, maar dat leidt tot aanzienlijke vermindering van het woongenot en een waardedaling. Een openbare weg langs een achtererf is strijdig met principe van ‘veilig wonen’. d- Verminderd woongenot Wanneer een hoge erfafscheiding nodig is en geplaatst wordt, blijft er geen privacy, vrij uitzicht, ruimtelijke belevingswaarde, verblijfskwaliteit e.d. over en de veiligheid verslechtert. Dit leidt tot een vermindering van het woongenot. Mevrouw gebruikt het achtererf intensief en draagt in de huidige situatie in hoge mate bij aan de woonbeleving en het woongenot. Door de verminderde gebruikswaarde en belevingsgeluk van het achtererf is er sprake van vermindering van het woongenot. e- Waardedaling woning Het aantal woningen is vergroot van 46 naar 58 woningen (BC, 24-12-2008). Over de achtergrond hiervan zijn geen mededelingen gedaan, wel dat het ten koste gaat van openbaar
3
Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn 15 september 2009
groen. De ruimtelijke kwaliteit van het plan is verminderd en de winstpotentie voor de ontwikkelaar is vergroot. De grote bebouwingsdichtheid leidt tot een onverantwoord dichte aansluiting van de nieuwbouw op het perceel van mevrouw en schendt de regels van privacy, veiligheid en woongenot. Terwijl de winstpotentie van de ontwikkelaar is opgeschroefd, daalt de waarde van de woning van mevrouw met zeker € 30.000,-. Dit bedrag kan naar boven worden bijgesteld. Door de verdichting dreigt mevrouw de winst van de ontwikkelaar te moeten financieren. f- Overleg met Vos & Teeuwissen. Er is enkele malen overleg gevoerd met Vos & Teeuwissen. Dit heeft niet meer opgeleverd dan: -verplaatsing seniorenwoningen met 30 a 40 cm, terwijl gevraagd is om 1.50m. De veranda ligt nog vol in het zicht. -schamele toezegging over inspanningsverplichting over meedenken over de erfafscheiding. Dit heeft nog niet geleid tot een goed resultaat voor mevrouw en ook niet tot een concrete toezegging over de (mede-) financiering ervan. -Er is een compromis voorgesteld, maar daar voelde Vos & Teeuwissen niets voor. Vos & Teeuwissen heeft aangegeven geen planschadeclaim uit te zullen betalen en heeft gedreigd toezeggingen terug te draaien. De reactie van Vos & Teeuwissen komt niet sympathiek over. De toon is als dreigend, imperatief en ultimatief ervaren. g- Samenvatting Mevrouw heeft de indruk dat alle niet opgeloste problemen zich concentreren rond haar achtererf. Dit is erger doordat het achtererf erg klein is. De bezwaren betreffen achtereenvolgens: -verlies van privacy -geluidshinder en –overlast -onveiligheid, inbraakgevoeligheid -aanzienlijk verminderd woongenot -waardedaling woning Indien aan deze bezwaren niet wordt tegemoetgekomen, dient mevrouw een planschadeclaim in, waarbij genoemd bedrag geen maatstaf is. Antwoord gemeente: Beschrijving situatie: Het achtererf van Populierenlaan 7 is circa 8.50 meter diep. Gemeten vanaf de aanbouw is het achtererf circa 4 meter diep. In de huidige situatie heeft het perceel geen ontsluiting aan de achterzijde. Het hek dat om het terrein van het kwekerij-bedrijf staat vormt tevens de erfafscheiding van het perceel. Direct achter het perceel vinden de bedrijfsactiviteiten van de kwekerij plaats. Dit houdt in dat er groen geplant en verwijderd kan worden. Het geldend bestemmingsplan maakt het mogelijk dat er kassen direct achter het perceel gebouwd kunnen worden. Het plan voorziet in een hofje met 7 woningen. De kortste afstand tussen de nieuwe woningen (zijgevel hoekwoning) en het achtererf van het perceel van mevrouw Cremers is iets meer dan 1 meter. De woningen liggen als het ware achter het perceel Populierenlaan 9. Voor de voorgevel van de woningen zijn veranda’s gepland. De veranda’s liggen voor een klein gedeelte achter het achtererf van het betreffende perceel. In de nieuwe situatie ligt er met name openbaar groen en een voetpad achter het perceel. Het voetpad dient als ontsluiting van de nieuwe woningen en als vluchtroute bij calamiteiten voor Populierenlaan 9 en biedt de mogelijkheid voor een ontsluiting van het achtererf van mevrouw Cremers. a- Verlies van privacy
4
Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn 15 september 2009
In de huidige situatie is er geen volledige privacy op het achterperceel vanwege de bedrijfsactiviteiten van de kwekerij. In de nieuwe situatie vindt er naar mening van de gemeente geen onevenredige aantasting van de privacy plaats. Achter het perceel ligt openbaar groen. Wanneer een erfafscheiding gerealiseerd wordt is inkijk vanuit het openbaar groen niet meer mogelijk. Vanuit de hofwoningen is er geen zicht op het perceel van mevrouw Cremers mogelijk. De hoekwoning is voorzien van een blinde gevel en biedt overigens in z’n geheel geen uitzichtmogelijkheden op het perceel van mevrouw Cremers. De rijwoningen staan op een afstand van tenminste 26 meter van het perceel mevrouw Cremers. De afstand van 12 meter die genoemd is in de zienswijze is niet correct. De woningen staan niet recht achter het perceel van mevrouw Cremers, hebben de woonfunctie voornamelijk op de begane grond (er is geen sprake van gestapelde woningbouw) en staan op dermate grote afstand dat er nauwelijks inzicht op het achtererf van mevrouw Cremers mogelijk is. Op 31 augustus jl. heeft de gemeente tijdens een overleg met mevrouw en haar adviseur een oplossing gezocht voor een erfafscheiding. Hierbij is door mevrouw aangegeven dat een gemetselde erfafscheiding met een houten poort gewenst is, indien het ontwerpbestemmingsplan niet gewijzigd wordt en op deze wijze onherroepelijk en uitgevoerd wordt. Projectontwikkelaar Vos & Teeuwissen heeft aangegeven bereid te zijn om, op zijn kosten, een gemetselde erfafscheiding met een houten poort te realiseren op het achtererf van mevrouw Cremers. Nader overleg over de uitwerking is nodig en zal binnenkort gepland worden. b- Geluidsoverlast Ten opzichte van het bestaande kwekerij-bedrijf is het plan een grote verandering, maar de gemeente kan niet anders dan concluderen dat hier sprake is van een woonbuurt met openbaar groen. De dichtheid van het gedeelte van het kwekerij-terrein waarvoor in 2005 randvoorwaarden zijn vastgesteld bedraagt na uitvoering van het plan zoals opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan 44 woningen/hectare. De oppervlakte van dit gedeelte van het kwekerij-terrein is circa 1,3 ha. Uit andere in- en uitbreidingsplannen in Nederland blijkt dat dit een veel voorkomende dichtheid is. Voor de volledigheid wordt gemeld dat de dichtheid van het gehele kwekerij-terrein na herontwikkeling 35 woningen/hectare is. De hofwoningen hebben aan de voorzijde een veranda en aan de achterzijde een tuin. Het gebruik van de veranda zal vanwege de omvang van de veranda, de hoeveelheid woningen en vanwege de aanwezigheid van ook een achtertuin, niet dermate intensief zijn dat dit geluidsoverlast met zich meebrengt. De rijwoningen zijn koopwoningen in de goedkope categorie en bestemd voor starters. Het zijn grondgebonden woningen waarbij sprake is van twee bouwlagen en een zolder. Er is geen sprake van gestapelde woningbouw. ‘Starters’ is niet hetzelfde als ‘jongeren’. De term ‘starter’ geeft geen aanleiding om overlast, gebrek aan respect en hangjongeren te verwachten. De gemeente is niet van mening dat de woningdichtheid voor deze inbreidingslocatie dermate hoog is dat dit tot onevenredige geluidsoverlast zal leiden. De gemeente is ook niet van mening dat het woningbouwprogramma zal leiden tot bewoners die meer dan een gemiddelde hoeveelheid geluid produceren. c- Veiligheid Het hek dat om het terrein van het kwekerij-bedrijf staat vormt in de huidige situatie tevens de erfafscheiding van het perceel. In de nieuwe situatie ligt er openbaar groen achter het perceel. Het is zeer gebruikelijk om de tuin af te schermen door een erfafscheiding te plaatsen. Op deze manier is de achterzijde van het perceel minder kwetsbaar te maken voor inbraak. Zie verder onder a-. De gemeente is niet van mening dat een achtererf dat aan openbaar gebied ligt per definitie erg onveilig is. De gemeente heeft geen aanwijzing dat het uitlaten van honden leidt tot minder veiligheid. Hetzelfde geldt voor de aanwezigheid van een openbare weg.
5
Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn 15 september 2009
In de voorliggende stedenbouwkundige structuur ligt de openbare ruimte zo veel mogelijk aan de voorzijden van percelen waardoor sociale controle goed mogelijk is. d- Verminderd woongenot In de huidige situatie grenst aan de achterzijde van het perceel het kwekerij-bedrijf. De mate van privacy en woongenot wordt in de huidige situatie grotendeels bepaald door de kwekerijactiviteiten die plaatsvinden op de kwekerij. Zo worden er onder andere bomen, heesters, bestratingsmaterialen verkocht, er vindt transport plaats en er zijn bezoekers die de producten komen bekijken. Hierdoor is er in de huidige situatie geen sprake van volledige privacy. In de nieuwe situatie grenst er openbaar gebied en woningen aan de achterzijde van het perceel. Uitzicht op groen is mogelijk en ook een extra ontsluiting van het perceel is mogelijk. Mevrouw kan daarnaast, binnen gemeentelijke grenzen, zelf bepalen of en hoe een erfafscheiding eventueel geplaatst wordt. De gemeente kan zich voorstellen dat de herontwikkeling van het kwekerij-terrein een grote verandering is, maar is niet van mening dat het woongenot onevenredig wordt aangetast. e- Waardedaling woning In de bestemmingsplanprocedure worden de ruimtelijke aspecten afgewogen. De winstpotentie van het project is daarbij niet aan de orde. Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan is het aantal woningen met 1 afgenomen. De vergroting van het aantal woningen (ten opzichte van de stedenbouwkundige uitgangspunten uit 2005) heeft nauwelijks geleid tot minder openbaar groen. In het vastgestelde model D is circa 2100m2 openbaar groen opgenomen. Dit is ongeveer 16%. De totale oppervlakte openbaar groen in het voorliggende plan bedraagt 1830 m2. In verhouding tot de totale oppervlakte van het terrein van 1,3 ha is dit 14%. Deze hoeveelheid openbaar groen wordt door de gemeente gezien als de ‘groene setting’. Daarnaast dragen de tuinen bij de woningen en het appartementengebouw in beperkte mate bij aan de groene setting. Er is naar mening van de gemeente nog steeds sprake van een ‘groene setting’, diversiteit aan woningtypen en een goede stedenbouwkundige situatie met woningen die overwegend met de voorzijde aan het openbaar gebied staan. f-
Overleg met Vos & Teeuwissen Het overleg met de projectontwikkelaar staat los van de bestemmingsplanprocedure. De gemeente neemt dit onderdeel van de zienswijzen voor kennisgeving aan. In de zienswijze wordt gesproken van een compromis dat door mevrouw aan de projectontwikkelaar is voorgesteld. Hoewel niet genoemd wordt wat het voorgestelde compromis inhoudt, is uit de zienswijze opgemaakt dat het voorgestelde compromis een schadevergoeding betreft. Met betrekking tot schadevergoeding merkt de gemeente op dat in de wet een aparte procedure opgenomen waarin is geregeld dat een aanvraag om tegemoetkoming in schade kan worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. Zie ook het antwoord onder g-.
g- Samenvatting De genoemde bezwaren zijn hiervoor reeds beantwoord. De mededeling met betrekking tot schadevergoeding wordt voor kennisgeving aangenomen. In een bestemmingsplanprocedure worden de ruimtelijke aspecten afgewogen. Een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan kan tot schade leiden. In de wet is een aparte procedure opgenomen waarin is geregeld dat een aanvraag om tegemoetkoming in schade kan worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. Voor de volledigheid wordt gemeld dat voor het behandelen van een dergelijk verzoek een drempelbedrag van € 300,- betaald dient te worden. De ingediende zienswijzen van mevrouw Cremers zijn voor de gemeente geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen. De gemeente heeft overlegd met mevrouw Cremers en de
6
Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn 15 september 2009
heer Oink als adviseur, over een erfafscheiding aan de achterzijde van het perceel. Projectontwikkelaar Vos & Teeuwissen heeft aangegeven bereid te zijn een gemetselde erfafscheiding met een houten poort te willen plaatsen, op zijn kosten, maar wil nader overleg over de uitwerking. Een overleg hiervoor wordt op korte termijn gepland. Deze toezegging is overigens onder het voorbehoud dat de eventueel benodigde bouwvergunning verleend kan worden. 2.
De heer R.J. Oink, Berkenweg 40, 3741 BZ BAARN ontvangen op 3 augustus, aanvulling ontvangen op 4 augustus en correctie ontvangen op 6 augustus 2009
Inhoud zienswijze: a- Indertijd is aangekondigd dat op het betreffende terrein voorzien zou worden in een lichte bebouwing in een groene setting. De 58 woningen die geprojecteerd zijn doen geen recht aan dit beeld. De groenstrook van 15m breed zal, gezien de inklemming tussen twee verkeerswegen, niet werken en geen lang leven beschoren zijn. De groenstrook zal snel veranderd zijn in een hondentoilet of een trapveldje voor jongelui waar met oud&nieuw vuurwerk afgestoken wordt. Dit ligt niet in de geest van de belofte die door het college indertijd is gedaan. b- Een ander bezwaar van meneer betreft het lange bouwblok met starterwoningen. Dit bouwblok ligt centraal en vormt als zodanig de ruggengraat van het plan. Het zou beter te zijn dit blok om te wisselen met twee-onder-een-kappers. Het middengebied wordt visueel meer transparant en groener. De stedelijkheid verplaatst zich meer naar de rand. Ook in dat geval is meneer van mening dat een lang, ononderbroken bouwblok van 12 woningen niet past in de omgeving. Drie rijtjes van ieder vier woningen zou beter passen. c- De aanwezigheid en de plaats van het appartementengebouw past niet in de omgeving en sluit niet aan op eerdere uitspraken van het college. In dit plan en op deze locatie horen geen appartementen. d- De goothoogte van de woningen bedraagt 5 tot 6m en de nokhoogte 10 tot 11m. Dit zal leiden tot een ongewenste mate van stedelijkheid, verstening en massaliteit. Deze hoogtes lijken nauwelijks te passen binnen het oorspronkelijke concept: een rustige bebouwing in een groene setting. e- De dakhelling dient tussen de 25º en 60º te liggen. Dit maakt de weg vrij voor een sterke profielvariatie. Dit is op zich toe te juichen, behalve bij de dichtheid van dit plan. Bij dit plan zal het leiden tot visuele onrust, met name in combinatie met platte daken. f- Samenvattend is het bezwaar een te dichte bebouwing, een onrustig geheel en een negatieve woon- en belevingswaarde van het plan. Antwoord gemeente: a- Over de mogelijke herontwikkeling van kwekerij Kuijer aan de Plataanlaan zijn in 2005 verschillende stedenbouwkundige modellen opgesteld. De gemeenteraad heeft in september 2005 besloten haar voorkeur uit te spreken voor het ‘aangepaste stedebouwkundig model D’. Zij heeft tevens besloten om in overleg met de eigenaar/ ontwikkelaar het model verder uit te werken en te optimaliseren. Reeds in de vergadering van januari 2008 heeft de gemeenteraad besloten dat het plan voldoet aan de belangrijkste uitgangspunten van het model D: - ‘een lichte bebouwing in een groene setting’ - vrije sector woningen (twee-onder-een-kappers en vrijstaand) aan de Plataanlaan en Zandvoortweg - een complex met seniorenappartementen en parkeerkelder eronder - twaalf grondgebonden starterswoningen
7
Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn 15 september 2009
b-
cde-
f-
- een ruime groenvoorziening voor de buurt. Het groenveld heeft nagenoeg dezelfde oppervlakte als in model D, maar is anders gesitueerd, waardoor de bereikbaarheid en bruikbaarheid is vergroot. Een groenstrook vanaf de Plataanlaan zorgt voor een verbinding tussen het groenveld en de Plataanlaan. Op deze manier is voorzien in een ‘lichte bebouwing in een groene setting’. Naar mening van de gemeente ligt het groenveld goed gesitueerd. Waar het in ‘model D’ vooral grensde aan de achterzijden van de woonpercelen, ligt het nu aan de voorzijden en aan de straat, waardoor het groenveld goed toegankelijk is en goed ‘in het zicht’ ligt. Dit zijn belangrijke ingrediënten om te zorgen dat het groenveld goed kan functioneren. Een inrichtingsplan voor de concrete inrichting van het groenveld wordt voorbereid. In de omgeving van het kwekerij-terrein komen veel verschillende typen woningen voor: vrijstaande, twee-onder-een-kappers, korte rijtjes, langere rijtjes en appartementen. Het voorliggende plan laat een diversiteit aan woningtypen zien, waarbij het groenveld een schakel vormt tussen het plangebied en het bestaande woongebied. Vanwege de diversiteit aan woningtypen in de omgeving, waarbij ook rijwoningen voorkomen is de gemeente van mening dat een rij van 12 woningen passend in het plan en in de omgeving is. De rij van 12 starterswoningen heeft een verspringende voorgevel. Op deze manier is ervoor gezorgd dat er geen massaal bouwblok ontstaat. Op de plankaart van het bestemmingsplan zijn deze verspringingen in de voorgevel verwerkt. Al in het model D was voorzien in twee-onder-een-kapwoningen aan de Plataanlaan en een plat afgedekt appartementengebouw met ondergrondse parkeervoorziening. Deze uitgangspunten zijn gehandhaafd. Zie het antwoord onder b-. Een goothoogte van 6m en een nokhoogte van 11m is nodig om een woning van twee bouwlagen en een kap te kunnen realiseren. Deze hoogtes zijn algemeen voorkomende hoogtes en detoneren niet in de omgeving, naar mening van de gemeente. Een dakhelling tussen de 25º en 60º is een regel die algemeen wordt toegepast in bestemmingsplannen. Er is reeds een (schets-) plan voor het terrein opgesteld waarmee de welstandscommissie in principe akkoord is. Dit plan laat consistent kappen zien zonder grote wisselingen in de dakhelling. Voor het appartementengebouw was reeds in 2005 bepaald dat dit een afwijkend type diende te zijn. Hierboven is reeds aangegeven waarom de gemeente van mening is dat dit plan goed in de omgeving past, voldoende samenhang heeft en in grote lijnen voldoet aan de stedenbouwkundige uitgangspunten die in 2005 door de gemeenteraad zijn vastgesteld. Op pagina 2 van de aanvulling op de zienswijzen is een naschrift opgenomen over de inbreidingsplannen in Baarn en de ruimtelijke kwaliteit van Baarn in het algemeen. Dit naschrift wordt voor kennisgeving aangenomen en is niet opgevat als zienswijzen met betrekking tot het ontwerpbestemmingsplan Plataanlaan. De zienswijzen van de heer Oink zijn voor de gemeente geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.
3A.
Familie M.W.M. de Rijk, Gouden Regenlaan 36, ,3741 CB BAARN ontvangen op 3 augustus 2009
Inhoud zienswijze: a- Het bouwen in een groene setting zoals beoogt is, komt in het geding. Een groene setting is een discutabel begrip. Het toevoegen van 10 woningen kost geen openbaar groen, maar betekent wel dat de particuliere tuinen kleiner worden. Het ontwerpbestemmingsplan laat 15% groen zien. De familie vindt dit geen groene setting.
8
Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn 15 september 2009
b- In de reactie op het bezwaar tegen het kappen van de Quercus is aangegeven dat niet alle bomen behouden kunnen worden. Op het perceel staan maar drie echte bomen. De overige bomen zijn voor de handel van de kwekerij. De gemeente dient rekening te houden met bestaande bomen. c- De bezonningsstudie is niet volledig en niet bruikbaar. In een bezonningsstudie dient uitgegaan te worden van de hoogte van de te bouwen objecten en deze dienen ook vermeld te worden. Uit een juiste studie is ook te zien of de ondergrondse parkeergarage geheel ondergronds is weggewerkt. d- Het totale ‘parkeerprobleem’ blijft een vraagstuk. In de bestaande wijk merkt de familie niets van een parkeerprobleem en is er voldoende parkeergelegenheid. Wanneer het aantal woningen wordt verminderd is de norm snel behaald en zijn de extra parkeerplaatsen niet nodig. e- De familie is blij dat de situering van het appartementengebouw is aangepast, maar ziet graag dat het complex naar voren wordt geschoven waardoor de achtergevel gelijk komt met de achtergevel van de woning Elzenlaan 15. De privacy van de bewoners van Elzenlaan 15 en van de familie blijft zoveel mogelijk behouden. Opoffering van groen blijft uit omdat er aan de achterkant meer groen komt. f- De familie maakt bezwaar tegen de mogelijkheid om te bouwen op het perceel dat eigendom blijft van de familie Kuijer, uitgezonderd de bouw van 1 nieuwe woning aan de Berkenweg. Als er geen ontwikkelingsplannen bekend zijn, hoeft hiervoor ook geen bestemmingsplan gewijzigd te worden. Dit perceel staat los van de ontwikkeling waarvoor een stedenbouwkundig plan is ingediend en dient apart te worden behandeld. Antwoord gemeente: a- In antwoord op dit onderdeel in uw inspraakreactie is het volgende aangegeven: In het raadsbesluit uit september 2005 is gekozen voor ‘model D’ als stedenbouwkundig model voor het terrein. In het besluit is een aantal woningen genoemd en is genoemd dat er gebouwd wordt in een groene setting. De groene setting heeft daarbij betrekking op het openbaar groen en het behoud van één waardevolle boom. Tevens is aangegeven dat het stedenbouwkundig model verder uitgewerkt moest worden. Bij het uitwerken is gebleken dat er ruimte was voor meer woningen waarbij de hoeveelheid openbaar groen nagenoeg gelijk is gebleven. Daarnaast blijkt ook een waardevolle Gingkgo behouden. De gemeente deelt de mening niet dat in vergelijking met ‘model D’ de ‘groene setting’ in het geding komt. In ‘model D’ was bij de starterswoningen voorzien in parkeren in de voortuin vóór de woning. Om deze reden beschouwt de gemeente de voortuin van de starterswoningen in ‘model D’ dan ook niet als onderdeel van de groene setting. In het raadsbesluit uit 2005 over model D is opgenomen dat het model verder uitgewerkt diende te worden. Met de term ‘groene setting’ bedoelt de gemeente met name openbaar groen en in mindere mate voortuinen. Achtertuinen worden vaak afgeschermd met schuttingen en dragen daardoor niet veel bij aan de ‘groene setting’ van een gebied. De oppervlakte openbaar groen is nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van de stedenbouwkundige uitgangspunten in ‘model D’. De gemeente is het met de familie eens dat door het toevoegen van woningen de achtertuin per woning kleiner is geworden, maar dit tast de groene setting nauwelijks aan. In het vastgestelde model D is circa 2100m2 openbaar groen opgenomen. Dit is ongeveer 16%. De totale oppervlakte openbaar groen in het voorliggende plan bedraagt 1830 m2. In verhouding tot de totale oppervlakte van het terrein van 1,3 ha is dit 14%. Deze hoeveelheid openbaar groen wordt door de gemeente gezien als de ‘groene setting’. Daarnaast dragen de tuinen bij de woningen en het appartementengebouw in beperkte mate bij aan de groene setting.
9
Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn 15 september 2009
b- Bij bouwplannen of de herontwikkeling van een terrein moet inderdaad met bestaande bomen rekening gehouden worden. Hiertoe is reeds in 2005 een inventarisatie gedaan. Het behoud van twee waardevolle bomen (beuk en ginkgo) volgt uit de inventarisatie en de randvoorwaarden die in 2005 zijn vastgesteld. In het raadsbesluit uit 2005 is aangegeven: Bij nadere bestudering van het aanwezige groen is gebleken dat zich op het terrein een waardevolle Beuk en een Ginkgo bevinden. Het kappen van de Ginkgo is onvermijdelijk indien gekozen wordt voor het realiseren van een WOB, maar in het geval van de Beuk is ervoor gekozen deze te bewaren. De Beuk blijft behouden en is op de plankaart beschermd middels de aanduiding ‘waardevolle boom’. In het voorliggende plan is gebleken dat het behoud van de Ginkgo en het realiseren van appartementen mogelijk is. De Ginkgo dient dan ook behouden te blijven en is op de plankaart beschermd middels de aanduiding ‘waardevolle boom’. De boom (Quercus) op de locatie van de appartementen is uit de inventarisatie niet als waardevol naar voren gekomen. De eigenaar van het kwekerij-terrein heeft aangegeven dat de boom ziek is. Indien de boom op een bouwlocatie staat acht de gemeente het aanvaardbaar de boom te laten kappen. Op dit moment wordt gewerkt aan het inrichtingsplan voor het groenveld. Een uitgangspunt hiervoor is het behoud van bestaande bomen en beplanting, waar mogelijk. Op deze manier wordt getracht een ‘volgroeid’ groenveld te realiseren en zorgvuldig om te gaan met de huidige beplanting. De gemeente is van mening dat er voldoende rekening is gehouden met het aanwezige groen. c- De rapportage van de bezonningsstudie is aangevuld met een uitleg over de uitgangspunten, het bouwplan voor het appartementengebouw (Definitief Ontwerp) en een conclusie. Uit het rapport kan goed afgeleid worden wat de invloed van het gebouw is op de bezonning van de omliggende bebouwing. Om te beoordelen welke mate van schaduwwerking aanvaardbaar gevonden kan worden is aansluiting gezocht bij onderzoek. Uit onderzoek blijkt dat een bezonningstijd van 4 uur (maart, september) tot 7 uur per dag (juni) als een goed bezonningsklimaat beschouwd mag worden. De winter wordt buiten beschouwing gelaten. In het voorliggende geval kan globaal gesteld worden dat er vanaf 15.00 uur (lente, herfst) of 16.00 uur (zomer) minder bezonning is op kleine gedeelten van enkele omliggende percelen. Voor alle percelen geldt dat er in maart en september tenminste 4 uur bezonning en in juni tenminste 7 uur bezonning per dag mogelijk is. De conclusie van de gemeente is dat er na realisatie van het appartementengebouw een op de omliggende percelen een goed bezonningsklimaat is. d- In het plan is voorzien in voldoende parkeerplaatsen (conform CROW-richtlijnen) voor de geplande woningen èn een aantal extra parkeerplaatsen. De gemeente constateert regelmatig problemen m.b.t. geparkeerde auto’s in de wijk bestaande uit onder andere de Elzenlaan en Goudenregenlaan. In andere zienswijzen (onder andere uw zienswijzen d.d. 26 juli 2009) worden problemen m.b.t. parkeren genoemd, vooral aan de Plataanlaan. Om deze reden is de gemeente van mening dat het creëren van extra parkeerplaatsen, waar mogelijk, wenselijk is. Dit geldt ook voor de parkeerplaatsen die niet direct aan de Plataanlaan liggen, maar aan de Goudenregenlaan. De gemeente is het niet met de familie eens dat het aantal woningen verminderd moet worden, om zo het aantal benodigde parkeerplaatsen naar beneden bij te kunnen stellen. e- Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het verder naar voren schuiven van het betreffende gedeelte van het appartementengebouw niet wenselijk. Met het voorliggende plan ligt de voorgevel ongeveer in het verlengde van de voorgevels van de woningen in de Elzenlaan. Vanuit de Elzenlaan is er vrij zicht op het groenveld. Wanneer het betreffende gedeelte van het appartementengebouw naar voren wordt verplaatst ontstaat er een grote sprong in de voorgevel-rooilijn en ontstaat vrij zicht op de zijgevel van het appartementengebouw. Daarnaast wordt het openbare groenveld verkleind. Ook dit acht de gemeente niet
10
Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn 15 september 2009
wenselijk. Anderzijds is de privacy van de woningen Elzenlaan 15 en Goudenregenlaan 36 voldoende gewaarborgd doordat het gebouw op twee meter afstand van de perceelsgrens staat, slechts uit twee bouwlagen bestaat en de balkons niet direct op de omliggende woningen uitkijken. f- Van de heer Kuijer is een verzoek ontvangen om de bestemming van zijn perceel te wijzigen ten einde de bouw van één extra woning mogelijk te maken. Geoordeeld is dat het toevoegen van één extra woning aan de Berkenweg passend is. In het ontwerpbestemmingsplan is daarom voor het perceel dat eigendom blijft van de familie Kuijer de mogelijkheid opgenomen om aan de Berkenweg één extra woning te realiseren. In een bestemmingsplan kunnen meerdere ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. In dit geval is besloten het verzoek van de familie Kuijer om één extra woning te realiseren op het perceel aan de Berkenweg op te nemen in het bestemmingsplan ‘Plataanlaan’. Omdat het kwekerij-bedrijf beëindigd wordt, moet de gehele bestemming ‘Kwekerij’ vervangen worden door een nieuwe, passende bestemming. Ook om deze reden is het gehele kwekerij-terrein opgenomen in het bestemmingsplan ‘Plataanlaan’. De zienswijzen van de familie De Rijk zijn voor de gemeente geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen. De aangevulde bezonningsstudie zal in de toelichting bij het bestemmingsplan opgenomen worden. 3B t/m 14. Van een aantal personen zijn identieke zienswijzen ontvangen. Het gaat om de volgende personen. Ontvangen op 3 augustus 2009: 3B. Familie M.W.M. de Rijk, Gouden Regenlaan 36, ,3741 CB BAARN Ontvangen op 4 augustus 2009: 4. De heer en mevrouw Willemsen, Drakenburgerweg 63, 3741 GL BAARN 5. De heer H.H. van Otten en mevrouw M.A.P. van der Valk, Zandvoortweg 69, 3741 BB BAARN 6. H. Smilda, Goudenregenlaan 21, 3741 CA BAARN 7. De heer en mevrouw Boom, Zandvoortweg 110/11, 3741 BJ BAARN 8. De heer en mevrouw Loohuizen, Zandvoortweg 65, 3741 BB BAARN 9. Mevrouw G.M. Verschoor, Plataanlaan 47, 3741 WE BAARN 10. J.N. Camper, Plataanlaan 17D, 3741 WE BAARN 11. D.A. van der Ent, Goudenregenlaan 33, 3741 CA BAARN Ontvangen op 4 augustus 2009 12. F.H.C. Kotten, Goudenregenlaan 35, 3741 CA BAARN 13. Familie van Ede, Berkenweg 46, 3741 BZ BAARN Ontvangen op 6 augustus 2009: 14. Familie A. Floor, Plataanlaan 45, 3741 WE BAARN
11
Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn 15 september 2009
Inhoud zienswijze: a- Bebouwing In het ontwerpbestemmingsplan wordt gesproken over een project met lichte bebouwing in een groene setting. In de bijlagen wordt echter gesproken van intensieve bebouwing (rapport Breijn, 1408013). De projectontwikkelaar spreekt van ‘bekeken en bezien het feit dat het project ‘redelijk opgesloten is’ geeft aan dat we niet kunnen spreken van ‘lichte bebouwing in een groene setting’. b- Wegverkeerslawaai In het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai (rapport AV consulting bv) wordt een correctie van 5 dB toegepast die schijnbaar wettelijk is toegestaan in verband met mogelijke toekomstige technische ontwikkeling van stiller verkeer. De indieners van de zienswijzen echter de indruk dat het verkeer de laatste jaren niet aantoonbaar stiller is geworden. Daarnaast zijn zij van mening dat het vrachtverkeer de laatste tijd alsmaar zwaarder is geworden, wat juist extra geluidsoverlast oplevert. c- In het akoestisch onderzoek zijn de extra verkeersbewegingen van het plan zelf niet meegenomen in de berekening. Deze worden in het concept-ontwerpplan geschat op 300 motorvoertuigen, wat neerkomt op een toename van 5%. Bij een evenredige toename van geluid betekent dit een geluidsbelasting van 67 dB na realisatie van het plan. d- De gegevens waarop het akoestisch onderzoek zijn gebaseerd komen uit 2001 en zijn zeer gedateerd. De gegevens zijn niet door een onafhankelijk bureau aangeleverd, maar door de gemeente. Het betreft een verkeerstelling aan de G. Borgesiuslaan in plaats van de Plataanlaan. Hierdoor is een groot aantal verkeersbewegingen niet meegeteld. De Plataanlaan is inmiddels aanzienlijk drukker geworden, onder andere door inbreidingsplannen, meer doorgaand verkeer en meer sluipverkeer. e- Op grond van het voorgaande zal het plan met minimaal 58 woningen en een geschat aantal van 320 verkeersbewegingen per dag, leiden tot een onacceptabel niveau van geluidsoverlast. f-
Verkeer In het ontwerpplan wordt gesproken over de Plataanlaan als een gebiedsontsluitingsweg met lage verkeersintensiteit en voldoende capaciteit om het verkeersaanbod ten gevolge van het plan aan te kunnen. Er wordt gesproken over een verkeersintensiteit van minder dan 5000 mvt per etmaal. De bron van deze gegevens staat niet vermeld. De indieners van de zienswijzen hebben ernstige twijfel bij de juistheid van de gegevens. Op basis van het rapport van AV consulting kan een schatting worden gemaakt van 5277 mvt per etmaal in 2009. Na realisatie van het plan wordt de verwachting circa 5800 mvt per etmaal. g- De Plataanlaan voldoet niet aan de kenmerken van een gebiedsontsluitingsweg. Naar mening van de indieners van de zienswijzen is de Plataanlaan een erg drukke toegangsweg. Het door de gemeente aangevoerde argument is dat de Plataanlaan een uitvalsweg voor de brandweer is. Andere uitvalswegen voor de brandweer, bv de Nieuw Baarnstraat zijn wel ingericht als erftoegangsweg met 30km-zone. h- In 2009 zal gekeken worden naar de herinrichting van de Plataanlaan. Waarschijnlijk zal de weg worden aangepast, zodat deze meer overkomt met de functie als gebiedsontsluitingsweg. In het plan staan echter woningen met een uitrit aan de Plataanlaan. Deze uitritten zouden ernstig in tegenspraak zijn met de inrichting als gebiedsontsluitingsweg. i- Indien er gebouwd gaat worden aan de Plataanlaan, moet de inrichting van de Plataanlaan verbeterd worden, zodat deze de functie van erftoegangsweg kan behouden. Alleen zo kan de verkeersveiligheid worden verbeterd.
j-
Parkeren In het plan zijn 94 p.p. opgenomen voor 59 woningen. Dit voldoet ruim aan de CROWrichtlijnen. Echter, in het raadsvoorstel is gemeld dat 10 p.p. aan de Goudenregenlaan liggen om de parkeerproblematiek aldaar op te lossen. Daarnaast liggen veel parkeerplaatsen op
12
Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn 15 september 2009
eigen terrein. Het is algemeen bekend dat deze plaatsen niet optimaal gebruikt worden. Ondanks dat voldaan wordt aan de eisen, verwachten de indieners van de zienswijzen toch een extra druk op de schaarse parkeerplekken aan de Plataanlaan. Bij eerdere inbreidingsplannen is ook geen rekening gehouden met de toegenomen parkeerdruk in de bestaande wijken en straten. Dit heeft geleid tot een tekort aan parkeerruimte. k- In de Plataanlaan wordt veel op de weg geparkeerd. Er zijn enkele parkeerhavens beschikbaar, maar dit is niet voldoende. Bij verzorgingstehuis Santvoorde zijn 6 invalidenparkeerplekken gerealiseerd, terwijl de gemeente ervan uit ging dat Santvoorde geen behoefte aan parkeerplaatsen zou hebben. Ook bezoekers van het café parkeren vaak in de Plataanlaan. l- Wanneer in de Plataanlaan fietssuggestiestroken worden aangelegd vervallen de bestaande parkeermogelijkheden en ontstaat er een nog groter tekort aan parkeergelegenheid. m- Waterafvoer In het ontwerpplan is niets opgenomen over het rioleringsstelsel. Het huidige rioleringsstelsel aan de Zandvoortweg is op dit moment niet toereikend bij hevige regenval. Een aansluiting op het bestaande rioleringsstelsel is naar mening van de familie niet wenselijk. n- Milieuhygiene Het perceel Zandvoortweg 63 heeft een bedrijfsbestemming in de categorie 2. Het perceel grenst aan het plangebied. Hiervoor geldt een minimale afstand tot woningen van 10m. De bouwvlakken van de aangrenzende percelen in het plangebied hebben een afstand van minder dan 10m tot de bijgebouwen bij het bedrijf. De indieners van de zienswijzen zijn van mening dat het ontwerpplan om deze reden niet voldoet aan de wettelijke eisen. o- Informatievoorziening en inspraak De indieners van de zienswijzen zijn door de wijkraad niet geïnformeerd en het verbaast hun dat er een overleg is geweest tussen de gemeente en de wijkraad. Dit lijkt hun niet correct, omdat de bewoners niet zijn geïnformeerd en ook niet gehoord. p- Conclusie De indieners van de zienswijzen zijn niet tegen inbreidingsprojecten, maar maken zich grote zorgen over de intensieve invulling. Vooral omdat er geen rekening is gehouden met inbreidingen van de afgelopen 9 jaar. q- Omdat er geen overleg is geweest met de wijkraad Noordwijk, willen de indieners van de zienswijzen graag de plannen voor de herinrichting van de Plataanlaan en G. Borgesisuslaan inzien en daarover hun zienswijzen kenbaar maken. Als bewoners van de Noordwijk maken zij zich veel zorgen over het verkeer in Baarn. Voordat er sprake kan zijn van een bestemmingsplanwijziging zal de gemeente Baarn het sluipverkeer tegen moeten gaan en het parkeer- en verkeersprobleem in Baarn op moeten lossen. Antwoord gemeente: a- Bebouwing In het ontwerpbestemmingsplan is het plan en de beoordeling ervan door de gemeente opgenomen. Met de term ‘redelijk opgesloten’ is in het betreffende onderzoek bedoeld de binnenstedelijke situatie, waarbij het terrein aan alle zijden omsloten is door bestaande bebouwing. b- Wegverkeerslawaai De correctie van 5dB in het akoestisch onderzoek is toegepast, omdat dat in artikel 110g van de Wet geluidhinder (Wgh) is opgenomen. In het rapport is echter artikel 110 Wgh genoemd. Deze wettelijke grondslag is in het rapport onjuist genoemd en wordt aangepast naar: artikel 110g Wgh. Een akoestisch onderzoek dient uitgevoerd te worden conform de Wet geluidhinder. Hierin is de correctie van 5 dB genoemd. Er is vanuit de Rijks-overheid geconstateerd dat
13
Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn 15 september 2009
motorvoertuigen in de toekomst stiller worden door de toepassing van nieuwe technologieën. Het bronniveau per motorvoertuig zal afnemen. Er is daarom vanuit de Rijksoverheid bepaald dat bij geluidsberekeningen een correctie van 5 dB toegepast mag worden. Op het niveau van een individueel project hoeft er niet te worden aangetoond dat of hoe een motorvoertuig in de toekomst stiller zal worden. c- In de berekening door AV-Consulting zijn de extra verkeersbewegingen ten gevolge van het plan wel meegenomen, ook al zijn deze niet expliciet genoemd. Het is niet nodig de extra verkeersbewegingen ten gevolge van het plan apart te benoemen, omdat dit al in het groeipercentage van 1,5% per jaar is verwerkt. Wanneer het om de ontwikkeling van bijvoorbeeld een woonwijk gaat (een ontwikkeling die een significant verschil betekent voor de verkeersintensiteit) moeten de extra verkeersbewegingen wel apart benoemd worden. d- Op het moment dat het akoestisch onderzoek werd uitgevoerd waren alleen de tellingen uit 2001 beschikbaar. In het rapport zoals dit is bijgevoegd bij het ontwerpbestemmingsplan, is de verwachte geluidbelasting in 2019 berekend. Er is uitgegaan van tellingen uit 2001 en er is uitgegaan van een groei van het aantal verkeersbewegingen van 1,5% per jaar. Op basis van deze gegevens bedraagt in 2019 de verkeersintensiteit 6124 mvt/etmaal. In februari 2009 zijn er nieuwe tellingen gedaan. Hieruit blijkt dat aantal verkeersbewegingen door de Plataanlaan 5400 mvt/etmaal is. Wanneer wordt uitgegaan van 1,5% groei van het aantal verkeersbewegingen per jaar, betekent dit een intensiteit in 2019 van 6267 mvt/etmaal. Deze getallen zijn nagenoeg gelijk aan elkaar en geven aan dat het groeipercentage van 1,5% overeenkomt met de praktijk. Het feit dat deze tellingen door de gemeente zijn uitgevoerd is niet relevant. Het is immers aan de gemeente om in de toelichting bij een bestemmingsplan aan te geven waarom of op welke manier er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De gemeente doet daartoe zelf onderzoek of laat onderzoek uitvoeren. e- Voor de volledigheid is een aanvullende memo bij de berekening opgesteld door de akoestisch deskundige van AV-consulting. Hieruit blijkt dat de nieuwe verkeerstellingen leiden tot een verhoging van de geluidbelasting met 0,1 dB. Dit verschil is verwaarloosbaar klein en is niet waarneembaar voor het menselijk oor. Het bouwplan leidt niet tot onacceptabel veel geluidsoverlast voor de bewoners van de Plataanlaan. Voor de indieners van een zienswijze die in de Gouden Regenlaan, Drakenburgerweg of Zandvoortweg wonen levert een verandering in de verkeersintensiteit in de Plataanlaan geen verschil in geluidbelasting op. De Gouden Regenlaan, Drakenburgerweg en Zandvoortweg liggen op een afstand van de Plataanlaan. Een toename van het aantal verkeersbewegingen op de Plataanlaan is niet waarneembaar zijn op deze percelen. Kort nadat het project uitgevoerd is, zal de Plataanlaan heringericht worden. Volgens de huidige planning zal de procedure hiervoor in 2010 opgestart worden. Hierbij zal onderzocht worden of zogenaamde ‘stille klinkers’ of een nog stiller materiaal toegepast kan worden. f-
Zoals reeds vermeld is uit de verkeerstellingen van februari 2009 gebleken dat de verkeersintensiteit op de Plataanlaan circa 5400 mvt/etmaal bedraagt. Dit is meer dan in de toelichting bij het ontwerpbestemmingsplan in het onderdeel ‘verkeer’ is aangegeven. Dit zal aangepast worden. De Plataanlaan is een gebiedsontsluitingsweg en heeft voldoende capaciteit om het huidige aantal van 5400 mvt/etmaal plus circa 240 mvt/etmaal extra te kunnen verwerken. Hetzelfde geldt wanneer wordt uitgegaan van 300 mvt/etmaal extra.
g- De Plataanlaan is gecategoriseerd als een gebiedsontsluitingsweg. Voor de beoordeling van het bouwplan in het voorliggende bestemmingsplan is dat een gegeven. De wegcategorisering van de Plataanlaan is in deze procedure niet aan de orde.
14
Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn 15 september 2009
h- Volgens de huidige planning zal de procedure om de Plataanlaan opnieuw in te richten gestart worden in 2010. Het doel van de herinrichting is het duidelijker maken dat de weg een gebiedsontsluitingsweg is. Daarom is een uitgangspunt bij de herinrichting de aanleg van fietsstroken. Het aanleggen van een aantal uitritten in de Plataanlaan waarbij de weg haar functie als gebiedsontsluitingsweg behoudt, is aanvaardbaar. In de praktijk zijn er verschillen tussen de ene en de andere gebiedsontsluitingsweg. De Plataanlaan is een ander type gebiedsontsluitingsweg dan bijvoorbeeld de Drakenburgerweg en zal ook anders ingericht worden dan de Drakenburgerweg. De Drakenburgerweg is een drukkere weg waar de nadruk nog meer ligt op de ontsluitingsfunctie en waar overigens ook veel uitritten zijn. i-
De wegcategorisering van de Plataanlaan is in deze procedure niet aan de orde. Aan de wens om de inrichting van de Plataanlaan te verbeteren zal tegemoet gekomen worden. Dit zal echter niet in deze bestemmingsplan-procedure aan de orde komen. Voor de herinrichting van een weg is een aparte procedure nodig. Volgens de huidige planning zal de procedure om de Plataanlaan opnieuw in te richten gestart worden in 2010.
j-
Parkeren Om de zienswijze over het aspect parkeren te beantwoorden is allereerst de berekening van de parkeervraag en het parkeeraanbod weergegeven. De parkeervraag is als volgt berekend: - 22 vrije sectorwoningen x 1,8 parkeerplaats per woning = 39,6 pp - 12 starterswoningen x 1,4 parkeerplaats per woning = 16,8 pp - 25 senioren-appartementen x 1 parkeerplaats per woning = 25,0 pp De totale parkeervraag voor de 59 woningen is daarmee 81,4 parkeerplaatsen. In het raadsvoorstel over het ontwerpbestemmingsplan is dit aantal afgerond naar 82 parkeerplaatsen. In het plan is voorzien in het volgende aantal parkeerplaatsen: - 45 parkeerplaatsen op openbaar terrein, verspreid over verschillende plaatsen in het plangebied - 24 parkeerplaatsen in de parkeerkelder onder de appartementen - 40 parkeerplaatsen op privé-terrein bij de woningen. Hiervan zijn twee parkeerplaatsen op een enkele, korte oprit, 24 parkeerplaatsen zijn op een lange, dubbele oprit en 14 parkeerplaatsen in een garage. Het theoretische aantal parkeerplaatsen in het gehele plan is daarmee 109 parkeerplaatsen. In het raadsvoorstel over het ontwerpbestemmingsplan is een aantal van 94 parkeerplaatsen genoemd. In dat getal is een garage met een korte oprit gerekend als één parkeerplaats, omdat in praktijk vaak blijkt dat in deze gevallen alleen de garage of alleen de oprit gebruikt wordt om te parkeren. Een garage met een lange, dubbele oprit is gerekend als twee parkeerplaatsen. In het raadsvoorstel over het ontwerpbestemmingsplan was één parkeerplaats over het hoofd gezien. Er had moeten staan: 95 parkeerplaatsen. Naar aanleiding van de zienswijzen is beter aansluiting gezocht bij de landelijke richtlijnen over parkeerplaatsen. Het CROW heeft richtlijnen ontwikkeld over het gebruik van parkeerplaatsen in de praktijk. In deze richtlijnen wordt een correctie voorgesteld vanwege de ervaring uit de praktijk dat parkeerplaatsen op eigen terrein minder efficiënt gebruikt worden. In de tabel hieronder is aangegeven met welk getal gerekend kan worden volgens de richtlijnen van het CROW.
15
Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn 15 september 2009 Parkeervoorziening Garage met enkele oprit Garage met lange oprit Bron: CROW publicatie 182
Theoretisch aantal 2
Berekeningsaantal 1,0
3
1,3
Opmerking Oprit minimaal 5,0 meter diep
De berekening van het aantal parkeerplaatsen dat in de praktijk gebruikt zal worden volgens het CROW wordt daarmee als volgt. - 45 parkeerplaatsen op openbaar terrein - 24 parkeerplaatsen in de parkeerkelder onder de appartementen - 2 x enkele oprit met garage = 2 parkeerplaatsen - 12 x lange oprit met garage = 15,6 parkeerplaatsen Het aantal aanwezige parkeerplaatsen is volgens deze ‘praktijk-berekening’ 86,6 parkeerplaatsen. De gemeente Baarn stelt vast dat er ook bij deze manier van berekenen voldoende parkeerplaatsen zijn. Er wordt voldaan aan de parkeervraag van 81,4 parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen die via de Gouden Regenlaan bereikbaar zijn, zijn niet uitsluitend bedoeld om de parkeerproblematiek aldaar op te lossen. Deze parkeerplaatsen zijn gedeeltelijk bedoeld ten behoeve van het plan en gedeeltelijk ten behoeve van de parkeervraag vanuit de Gouden Regenlaan. Openbare parkeerplaatsen worden niet ‘toegewezen’. Het kan voorkomen dat de toekomstige bewoners van het plangebied in de Plataanlaan parkeren en het kan ook voorkomen dat de huidige bewoners van de Plataanlaan parkeren in het plangebied. De gemeente is van mening dat er voldoende parkeerplaatsen in het plan aanwezig moeten zijn. In het voorliggende plan is dat het geval. Er is daarom voor de gemeente geen aanleiding om het aantal of de situering van de parkeerplaatsen te wijzigen. k- De parkeermogelijkheden in de Plataanlaan zijn niet aan de orde in deze procedure. Dit aspect komt aan de orde bij de procedure voor de herinrichting van de Plataanlaan. l-
De herinrichting van de Plataanlaan is niet aan de orde in deze procedure. Hiervoor wordt een aparte procedure gevoerd.
m- Waterafvoer Van het totale plan worden slechts twee woningen op het rioolstelsel van de Zandvoortweg aangesloten. De overige woningen lozen hun huishoudelijk afvalwater op het riool in Plataanlaan. Het rioolwater van de Plataanlaan gaat via de Goeman Borgesiuslaan naar de Geerenweg en niet naar de Zandvoortweg. Omdat bijna alle neerslag die op het verharde openbare gebied valt in de bodem wordt geïnfiltreerd, wordt alleen het huishoudelijk afvalwater aan het riool in de Plataanlaan toegevoegd. Deze extra hoeveelheid van gemiddeld 150 liter per bewoner per dag kan het riool in de Plataanlaan zonder meer verwerken. n- Milieuhygiëne Het betreffende perceel is opgesplitst in twee delen. Een gedeelte is in gebruik als woning en het andere gedeelte als bedrijf. De afstand van het bedrijfsperceel tot de geplande woningen bedraagt ten minste 10 meter en voldoet daarmee aan de geadviseerde richtafstanden zoals zijn opgenomen in het ‘Groene Boekje’. o- Informatievoorziening en inspraak Het overleg tussen gemeente en het Wijkplatform over het ontwerpbestemmingsplan heeft een informerend karakter gehad. De gemeente heeft het Wijkplatform Noordwijk geïnformeerd over het ontwerpbestemmingsplan en over de aanpassingen die daarin zijn aangebracht ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan.
16
Nota van zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ‘Plataanlaan’ – gemeente Baarn 15 september 2009
Het is echter de gemeente die verplicht is burgers te informeren over en te betrekken bij de totstandkoming van een nieuw bestemmingsplan. Hier is door de gemeente uitvoering aan gegeven. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen en in deze terinzage-periode heeft een ieder zijn reactie kenbaar kunnen maken. Ook is in deze periode een informatieen inspraakavond gehouden. In het Baarns Weekblad en de Baarnsche Courant is de bekendmaking van het voorontwerpbestemmingsplan en de informatie-/inspraakavond gepubliceerd. p- Zoals uit de bovenstaande antwoorden blijkt, is de gemeente van mening dat er sprake is van een verantwoord bouwplan dat zorgvuldig onderzocht en tot stand gekomen is. q- De gemeente deelt de zorg over de huidige inrichting van de Plataanlaan met de indieners van de zienswijzen. Voor de herinrichting van de Plataanlaan wordt een aparte procedure gevoerd. De exacte inrichting van een weg kan niet geregeld worden in een bestemmingsplan en is dan ook niet aan de orde in deze bestemmingsplan-procedure. Volgens de huidige planning zal de procedure om de Plataanlaan opnieuw in te richten gestart worden in 2010. Tijdens de procedure zal er gelegenheid zijn om uw visie kenbaar te maken. De uitvoering zal gestart worden nadat de bouwwerkzaamheden op het kwekerij-terrein afgerond zijn, zodat het bouwverkeer niet de nieuw ingerichte weg kan vernielen. Deze zienswijzen zijn voor de gemeente geen aanleiding het plan aan te passen. Deze zienswijzen zijn wel aanleiding om in de toelichting enkele aanpassingen te doen: -De wettelijke grondslag voor de aftrek van 5dB is in het akoestisch rapport onjuist genoemd en wordt aangepast naar: artikel 110g Wgh. -Uit de verkeerstellingen van februari 2009 is gebleken dat de verkeersintensiteit op de Plataanlaan circa 5400 mvt/etmaal bedraagt. Dit is meer dan in de toelichting bij het ontwerpbestemmingsplan in het onderdeel ‘verkeer’ is aangegeven. Dit zal aangepast worden. - Het theoretische aantal parkeerplaatsen in het gehele plan is 109 parkeerplaatsen. In de praktijk blijkt vaak dat bij een garage met een (korte) oprit alleen de garage of alleen de oprit gebruikt wordt om te parkeren. In dat getal kan een garage met een korte oprit gerekend worden als één parkeerplaats. Een garage met een lange, dubbele oprit kan gerekend worden als twee parkeerplaatsen. Volgens deze manier van tellen zijn er in het gehele plan 95 parkeerplaatsen aanwezig. Het CROW heeft richtlijnen ontwikkeld over het gebruik van parkeerplaatsen in de praktijk. Het aantal aanwezige parkeerplaatsen is volgens deze ‘praktijk-berekening’ 86,6 parkeerplaatsen. De gemeente Baarn stelt vast dat er ook bij deze manier van berekenen voldoende parkeerplaatsen zijn. Er wordt voldaan aan de parkeervraag van 81,4 parkeerplaatsen.
17
BESTEMMINGSPLAN PLATAANLAAN
BIJLAGE
12
Bezonningsstudie, Vos & Teeuwissen
B01034.308000
WITPAARD
Titel: Werknummer: Opdrachtgever: Fase: Status:
Bezonningsstudie Baa003 Vos & Teeuwissen Definitief Ontwerp Definitief
Inhoudsopgave 1. Aanleiding ................................................................................................................. 2 2. Uitgangspunten voor de bezonningsstudie .............................................................. 3 3. Bezonningssituatie “Kuijer Locatie” te Baarn ........................................................... 4 4. Conclusie .................................................................................................................. 8
1. Aanleiding Aan de Plataanlaan/Zandvoortweg ontwikkelt Vos & Teeuwissen een nieuwbouwplan. Bij deze ontwikkeling zal de huidige situatie veranderen, waardoor ook de schaduwwerking anders zal zijn. Om dit in kaart te brengen, wordt een bezonningssituatie weergegeven op de vier maatgevende momenten; 20 maart, 21 juni, 22 september en 21 december. Van die vier maatgevende momenten wordt van een aantal uren inzichtelijk gemaakt wat de schaduwwerking zal zijn van de geprojecteerde nieuwbouw. Op onderstaande afbeelding is de situatie aan de Plataanlaan/Zandvoortweg te zien. De bezonningsstudie zal vooral gericht zijn op de woningen aan de Goudenregenlaan en de Elzenlaan.
architectenbureau visser en bouwman bv Orthen 51 Postbus 125 5201 AC ’s-Hertogenbosch T 073 6412133 F 073 6413870
2
2. Uitgangspunten voor de bezonningsstudie De bezonningsstudie is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: • De bebouwing is als 3D-model ingevoerd in de computer (SketchUp), waarbij een inschatting is gemaakt (aan de hand van foto’s) van de omliggende bebouwing. De nieuwbouw is ingevoerd op basis van het Definitief Ontwerp. • De situatietekening van de omliggende bebouwing is op basis van een GBKN ondergrond. • De situatietekening van de nieuwbouw is op basis van de plankaart/bestemmingsplan en het ontwerp van de architect. • De 4 jaargetijden worden middels ijkpunten aangegeven; 20 maart, 21 juli, 22 september en 21 december. • Een dag wordt middels ijkpunten aangegeven; 9:00 uur, 12:00 uur, 15:00 uur en 17:00 uur. De zonsopkomst en zonsondergang is aangegeven op de tekeningen en is gebaseerd op het document “Zon2009 - Tijden van zonsopkomst en –ondergang op 52°00 NB en 5°00 OL” van het KNMI. De zomertijd is verwerkt in de studie.
architectenbureau visser en bouwman bv Orthen 51 Postbus 125 5201 AC ’s-Hertogenbosch T 073 6412133 F 073 6413870
3
3. Bezonningssituatie “Kuijer Locatie” te Baarn 20 MAART
architectenbureau visser en bouwman bv Orthen 51 Postbus 125 5201 AC ’s-Hertogenbosch T 073 6412133 F 073 6413870
4
21 JUNI
architectenbureau visser en bouwman bv Orthen 51 Postbus 125 5201 AC ’s-Hertogenbosch T 073 6412133 F 073 6413870
5
22 SEPTEMBER
architectenbureau visser en bouwman bv Orthen 51 Postbus 125 5201 AC ’s-Hertogenbosch T 073 6412133 F 073 6413870
6
21 DECEMBER
architectenbureau visser en bouwman bv Orthen 51 Postbus 125 5201 AC ’s-Hertogenbosch T 073 6412133 F 073 6413870
7
4. Conclusie •
20 maart: In de ochtend en het begin van de middag is er geen schaduwwerking buiten het te bebouwen terrein. Vanaf ongeveer 15:00 uur ontstaat er schaduwwerking buiten de erfgrens.
•
21 juni: In de ochtend en het begin van de middag zal de schaduwwerking van het nieuw te bouwen plan vooral binnen de plankaart vallen. De nieuwe bebouwing zal vanaf ongeveer 16:00 uur schaduwwerking geven op een enkel aangrenzend perceel.
•
22 september: In de ochtend en het begin van de middag zal de schaduwwerking van het nieuw te bouwen plan vooral binnen de plankaart vallen. De nieuwe bebouwing zal vanaf ongeveer 15:00 uur schaduwwerking geven op enkele aangrenzende percelen.
•
21 december: De schaduwwerking zal vanaf ongeveer 14:00 uur buiten de erfgrens vallen.
architectenbureau visser en bouwman bv Orthen 51 Postbus 125 5201 AC ’s-Hertogenbosch T 073 6412133 F 073 6413870
8