Bes te m mi ngs p l an N ie uw k oo ps ewe g 58 , 2014
ON TW E R P
Bes te m mi ngs p l an N ie uw k oo ps ewe g 58 , 2014
ON TW E R P
Inhoud
Toelichting en bijlagen Regels Verbeelding
27 augustus 2013 Projectnummer 192.00.17.01.00
O v e r z i c h t s k a a r t
Ligging plangebied
T o e l i c h t i n g
192.00.17.01.00.toe
I n h o u d s o p g a v e
1
Inleiding
2
Planbeschrijving
11
2.1
Huidige situatie
11
2.2
Toekomstige situatie
12
2.3
Geldend bestemmingsplan
15
3
4
9
Beleid
17
3.1
Provinciaal beleid
17
3.2
Gemeentelijk beleid
18
Uitvoeringsaspecten
21
4.1
Archeologie
21
4.2
Bodem
22
4.3
Geluid
24
4.4
Externe veiligheid
26
4.4.1
Inleiding
26
4.4.2
Externe veiligheid in plangebied
31
4.4.3
Conclusies
34
4.5
Flora en Fauna
34
4.6
Water
35
4.7
Luchtkwaliteit
37
4.8
Verkeer en parkeren
37
5
Juridische toelichting
39
6
Uitvoerbaarheid
41
6.1
Economische uitvoerbaarheid
41
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
41
Bijlagen
192.00.17.01.00.toe
1
I n l e i d i n g
De eigenaar van het perceel aan de Nieuwkoopseweg 58 te Pijnacker is voornemens om de voormalige boerderij om te vormen tot educatieboerderij voor voornamelijk basisschoolkinderen en voor dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking. In het geldende bestemmingsplan Katwijk en Nieuwkoop 2005, heeft het voorgenoemde perceel een agrarische bestemming inclusief bouwvlak. Tevens zijn in het in het geldende bestemmingsplan wijzigingsbevoegdheden opgenomen ten aanzien van functieverandering. Echter, de voorgenomen ontwikkeling naar een educatieboerderij met dienstwoning, past daar niet binnen. Dit bestemmingsplan bevat de juridisch planologische regeling voor het omvormen van het voormalige agrarische bouwvlak aan de Nieuwkoopseweg 58 te Pijnacker naar een maatschappelijke bestemming. Opbouw van de toelichting In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de bestaande situatie, de toekomstige situatie en de geldende bestemmingsregeling. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het provinciaal en gemeentelijk beleid. De uitvoeringsaspecten zoals flora en fauna, milieu en externe veiligheid komen in hoofdstuk 4 aan bod. In hoofd-
stuk 5 volgt de juridische toelichting. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan beschreven.
192.00.17.01.00.toe – Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014, 27 augustus 2013
9
2
P l a n b e s c h r i j v i n g
2.1
Huidige situatie Het plangebied is gelegen aan de Nieuwkoopseweg 58 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp.
Uitsnede luchtfoto met globale ligging plangebied
Op de locatie werd voorheen een melkveebedrijf uitgeoefend. De bedrijfsgebouwen zijn blijven staan nadat het bijbehorend land is overgegaan naar Staatsbosbeheer ten behoeve van het Balijbos. De woning in de voormalige boerderij wordt bewoond door de eigenaar en initiatiefnemer van dit plan.
192.00.17.01.00.toe – Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014, 27 augustus 2013
11
Inrichtingsschets van de bestaande situatie aan de Nieuwkoops eweg 58
2.2
Toekomstige situatie De initiatiefnemer wil de voormalige boerderij en opstallen aan de Nieuwkoopseweg 58 omvormen tot educatieboerderij en zorgboerderij. De educatie zal met name gericht zijn op basisschoolgroepen. Het doel van de educatie is om kinderen: -
natuurbeleving bij te brengen: zaaien, planten, verzorgen en oogsten in en rondom de tuin, ook meehelpen behoort tot de mogelijkheid;
-
de betekenis van kleuren en geuren in de natuur bij te brengen, en welke dieren trekt dit aan;
-
kennis bij te brengen van insecten en kennis laten maken met een imker;
-
les te geven over dieren en deze te verzorgen;
-
kennis te laten maken met bodemleven en alles wat er in het water leeft.
De boerderij zal ook worden gebruikt voor de opvang van mensen met een verstandelijk beperking. De opvang zal plaatsvinden op dagen dat er geen schoolklassen aanwezig zijn. De cliënten zullen zich samen met de begeleiders bezighouden in de tuin; zaaien, poten, verzorgen en oogsten. De dieren verzorgen, evenals allerlei werkzaamheden die hiermee samenhangen, aangepast aan mogelijkheden en talenten. Het huidige oude woonhuis, de bedrijfswoning van het agrarische bedrijf, zal worden gesloopt en een nieuwe bedrijfswoning ten behoeve van de educatieboerderij zal in de oorspronkelijke opzet worden teruggebouwd. Bij de nieuw-
12
192.00.17.01.00.toe – Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 –27 augustus 2013 -
bouw van de woning wordt aangesloten bij de oorspronkelijke Zuid-Hollandse bouwstijl. De bestaande bedrijfsgebouwen zullen worden aangepast aan de nieuwe functie van educatieboerderij. De ruimtelijke kwaliteit zal worden verbeterd door een vermindering van het bebouwde oppervlak door delen van de stal te slopen, een deel van de veldschuur te slopen en de garage geheel te verwijderen. Daarnaast is een landschapsadvies uitgebracht, zie ook hierna, waaraan de initiatiefnemer zich heeft geconformeerd. Op basis van dit advies zal het terrein conform de eigenschappen van het landschap worden ingericht. De bestaande gebouwen zullen zowel een bestemming krijgen voor de huisvesting van de dieren als voor het onderbrengen en onderrichten van de kinderen (video-/theorielokaal). De dieren zullen worden gehuisvest in de hiervoor aan te passen huidige stal. Dit dierenverblijf zal in gebruik worden genomen door een klein aantal schapen (enkele moederdieren, met in het voorjaar lammetjes), twee à drie geiten, een pony en wat verschillende hoendersoorten. Deze dieren kunnen eveneens gebruik maken van de ruimte in de boomgaard. Daarnaast zal er plaats zijn voor wat knuffeldieren zoals konijnen en cavia’s.
Inrichtingsschets van de nieuwe situatie aan de Nieuw koopseweg 58
Ten behoeve van de landschappelijke inpassing is een inrichtingsschets gemaakt. Het erf zal zodanig worden heringericht dat de cultuurhistorische waarde en landschappelijke worden verhoogd. Daarbij gaat de aandacht ook naar de functionaliteit van de verschillende beplantingselementen ten behoeve van de educatieboerderij. Hiervoor is de balans gezocht in het terugbrengen van karakteristieke elementen, horende bij een boerderij in deze streek, zoals een moestuin aan de zijkant van het woonhuis. Daarnaast worden functionele
192.00.17.01.00.toe – Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014, 27 augustus 2013
13
groene elementen toegepast die van belang zijn voor de nieuwe functies van de Nieuwkoopseweg 58, zoals het laagstamfruit. Op het huidige erf bevinden zich nu al diverse beplantingen. Het erf maakt vanaf de Nieuwkoopseweg en het fietspad een groene indruk. Voor een deel wordt dit bepaald door uitheemse bomen en struiken zoals verschillende soorten coniferen en sparren. Vanuit landschappelijk oogpunt verdient het de voorkeur om het erf in te richting met streekeigen beplanting. Daarnaast is de natuurwaarde van coniferen en sparren, zoals toegepast op het erf, beperkt. Toch komen er verspreidt over het erf komen ook verschillende inheemse bomen en struiken voor waaronder veel fruitbomen. Maar ook langs de sloot aan de westzijde van het erf staat een aantal opgaande Wilgen, Berken en een Paardekastanje. Tot slot begrenst een ligusterhaag de voorzijde van het erf aan de Nieuwkoopseweg.
Entree gezien vanaf het erf
Een deel van deze huidige beplanting blijft gehandhaafd in de toekomstige situatie. De uitheemse soorten zullen voor een groot deel worden vervangen door streekeigen beplanting zodat de landschappelijke en natuurwaarden worden verhoogd. Naar het oordeel van Landschapsbeheer Zuid-Holland draagt de realisatie van dit plan bij aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingslint aan de Nieuwkoopseweg in Pijnacker.
14
192.00.17.01.00.toe – Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 –27 augustus 2013 -
2.3
Geldend bestemmingsplan Het plangebied valt binnen het geldende bestemmingsplan “Katwijk en Nieuwkoop 2005”. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 23 februari 2006. De gronden binnen het plangebied van de herziening hebben de bestemming ‘Agrarische doeleinden – Algemeen’ inclusief bouwvlak. Binnen deze bestemming is het niet mogelijk om de genoemde educatieboerderij op te richten. Er zijn in het bestemmingsplan Katwijk en Nieuwkoop 2005 verschillende wijzigingsbevoegdheden opgenomen, echter voorziet geen van deze bevoegdheden in het wijzigen van de agrarische bestemming naar een maatschappelijke bestemming. Daarom is dit bestemmingsplan opgesteld.
Uitsnede bestemmingsplankaart Katwijk en N ieuwkoop 2005.
192.00.17.01.00.toe – Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014, 27 augustus 2013
15
3
B e l e i d
3.1
Provinciaal beleid Provinciale structuurvisie Visie op Zuid-Holland De provincie Zuid-Holland heeft een structuurvisie voor de hele provincie vastgesteld. Deze structuurvisie bevat de hoofdlijnen van voorgenomen ontwikkelingen en de hoofdzaken van het door de provincie te voeren ruimtelijk beleid. Het plangebied is in de Structuurvisie aangemerkt als stedelijk gebied: aaneengesloten, relatief grootschalig bebouwd gebied en onderdeel van het stedelijk netwerk, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen. Het plangebied is in de Structuurvisie aangemerkt als stedelijk gebied: aaneengesloten, relatief grootschalig bebouwd gebied, en onderdeel van het stedelijk netwerk, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen. Verordening Ruimte De wijze waarop de provinciale belangen in bestemmingsplannen doorwerken, regelt de provincie Zuid-Holland in de Verordening Ruimte. In de Verordening Ruimte is onder andere geregeld dat stedelijke functies zoveel mogelijk binnen het bestaande stedelijk gebied een plaats moeten krijgen. een uitzondering hierop vormen Ruimte-voor-ruimte woningen, nieuwe landgoederen, functieverandering van vrijkomende agrarische bebouwing, weggebonden voorzieningen, kleinschalige bebouwing voor recreatie en beperkte uitbreidingsruimte voor bestaande stedelijke functies. Ten aanzien van functieverandering in vrijkomende agrarische bebouwing gelden de volgenden voorwaarden: -
vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er geen belemmeringen;
-
omliggende agrarische bedrijven worden niet belemmerd in de bedrijfsvoering;
-
de nieuwe functie leidt tot een niet meer dan een geringe verkeerstoenamen;
-
de nieuwe functie wordt gehuisvest in de bestaande bebouwing;
-
indien sprake is van een zorgfunctie is gehele of gedeeltelijke herbouw en beperkte uitbreiding van de bebouwing binnen het voormalige bouwperceel toegestaan;
-
bedrijfsfuncties worden beperkt tot categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
192.00.17.01.00.toe – Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014, 27 augustus 2013
17
Het voorliggende initiatief voldoet aan bovengenoemde voorwaarden in de hoofdstukken 2 en 4 is een verantwoording van de genoemde aspecten terug te vinden.
3.2
Gemeentelijk beleid Pit! Structuurvisie Pijnacker -Nootdorp anno 2009 In februari 2005 heeft de raad de Nota Integrale Toekomstvisie (Pit!) als structuurschets vastgesteld. Nieuwe ontwikkelingen, voortschrijdend inzicht en de invoering van de Wro zijn aanleiding geweest om Pit! aan te vullen, op onderdelen te actualiseren en vast te stellen als nieuwe formele structuurvisie. De structuurvisie bestaat uit drie onderdelen: -
de strategische hoofdlijnen met de algemene richting en keuzes voor de toekomst;
-
het structuurbeeld met een beeld van Pijnacker-Nootdorp voor de toekomst (tot na 2025);
-
de uitvoeringsparagraaf met een concreet programma voor de komende jaren.
Uitgangspunten wonen Pijnacker-Nootdorp wil een gemeente blijven waar op een leefbare, veilige en sociale wijze kan worden gewoond. Het woonbeleid richt zich op het huisvesten van doelgroepen volgens de in het Stadsgewest Haaglanden gemaakte prestatieafspraken en de lokale doelstellingen. Bestaande woonkernen Veel ruimtelijke ontwikkelingen doen zich voor op inbreidingslocaties binnen de bestaande woonkernen. Daarnaast zijn met name de centra van de bestaande kernen voortdurend in beweging om het voorzieningenniveau gelijke tred te laten houden met de groei van de gemeente. De bestaande wijken blijven leefbaar door de wijkgerichte aanpak. Dit wordt onder de nieuwe Wro uitgewerkt in een wijkgerichte aanpak om geclusterde renovatie en onderhoud, woningvoorraadbeheer en condities te scheppen voor een goed woonmilieu (wonen tussen glas, groen en steden). Beleidsplan duurzaam Pijnacker -Nootdorp Op 14 oktober 2008 heeft de gemeenteraad van Pijnacker-Nootdorp het beleidsplan duurzaam Pijnacker-Nootdorp vastgesteld. In dit beleidsplan zijn de voornemens die de gemeente op het gebied van duurzaamheid verwoord. De gemeente wil door middel van haar omvangrijke bouwopgave invloed uitoefenen op de wijze waarop de nieuwe wijken worden gerealiseerd. Nieuwe technieken moeten daarbij voor een lager energieverbruik en een gezonder leefmilieu zorgen. Ook de glastuinbouw kan door middel van warmtelevering een bijdrage leveren aan een duurzame gemeenschap. Tezamen met de hier-
18
192.00.17.01.00.toe – Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 –27 augustus 2013 -
boven genoemde Nota Project Integrale Toekomstvisie (Pit!) geeft het beleidsplan duurzaam Pijnacker-Nootdorp het wensbeeld van de gemeente voor de toekomst aan. In deze beleidsnota heeft de gemeente de volgende speerpunten ontwikkeld: -
Duurzaam bouwen: De huidige bouwopgave wordt waar mogelijk op een duurzame wijze verder afgemaakt.
-
Een energiebewust Pijnacker-Nootdorp: De gemeente wil bijdragen aan een verregaande energiebesparing van jaarlijks 2% per inwoner en meer toepassingen van duurzame energie. Alle energie voor warmte en koeling van nieuwe woningen wordt in 2020 CO2 neutraal opgewekt.
-
Een groene en natuurlijke gemeente: De gemeente is trots op haar groene ruimte en wil daar verstandig mee omgaan. Zij streeft naar een toename van het aantal planten- en diersoorten in 2020.
-
Een gezond leefmilieu: De luchtkwaliteit in Pijnacker-Nootdorp moet in 2020 tenminste aan de geldende Europese normen voldoen.
-
Duurzaam inkopen: De gemeente past bij al haar inkoop en aanbestedingen duurzaamheidscriteria toe. De gemeente werkt toe naar 100% duurzaam inkopen in 2015.
-
Mobiliteit: De gemeente wil dat de mogelijkheden van fietsgebruik, openbaar vervoer en alternatieve motorbrandstoffen maximaal worden benut.
Deze speerpunten zijn in de beleidsnotitie verder uitgewerkt vanuit het oogpunt van Planet, People en Prosperity. Beleidsnota vrijkomende agrarische bebouwing en ve rbreding van landbouw Net als in veel andere gemeente kampt ook de gemeente Pijnacker-Nootdorp met stoppende agrariërs. Het gevolg is dat agrarische bedrijfsbebouwing haar functie verliest. Voor de ruimtelijke kwaliteit is het van belang dat er functies komen die duurzaam zijn en passen in de het gebied waar zij liggen. Vrijkomende bebouwing levert ook kans op om tot een kwaliteitsverbetering van het landschap te komen. De gemeente streeft naar het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en naar een levendig gebied. De beleidsnota vrijkomende agrarische
bebouwing
en
verbreding
van
landbouw
is
opgesteld
om
een
afwegingskader voor ruimtelijke aanvragen in het buitengebied te bieden. Dit kader levert een bijdrage aan een ruimtelijke kwaliteitsverbetering in het groene buitengebied van Pijnacker-Nootdorp. Nieuwe initiatieven worden getoetst aan de volgende voorwaarden: -
Er moet sprake zijn van vrijkomende agrarische bebouwing.
-
De nieuwe functie mag geen belemmering opleveren voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven en moet in ieder geval worden beperkt tot een milieucategorie 1 of 2.
-
De nieuwe functie mag de verkeersafwikkeling niet onevenredig aantasten.
192.00.17.01.00.toe – Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014, 27 augustus 2013
19
-
De nieuwe functie moet binnen de bestaande bebouwing worden gevestigd.
-
De nieuwe functie draagt aantoonbaar bij aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied.
-
De nieuwe functie sluit aan bij de bestaande of in ontwikkeling zijnde ruimtelijke kenmerken van het gebied.
-
Eventuele parkeerplaatsen voor de nieuwe functie moeten op eigen terrein worden ingepast in het groen c.q. de omgeving.
-
De bestaande bedrijfsbebouwing verliest haar oorspronkelijke functie. Bij de aanvraag wordt bekeken wat de relatie is tussen de woning en de nieuwe functie.
-
Er mag geen buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvinden.
-
De globale mogelijkheden voor de toepassing van ruimte voor ruimte zijn in kaart gebracht.
-
De bebouwing die niet wordt hergebruikt, moet worden gesloopt. Dit geldt niet voor bebouwing die op de monumentenlijst staat. In twee situatie kan sloop en nieuwbouw gewenst zijn als onderdeel van dit beleid: -
als de ruimtelijke kwaliteit beter wordt gediend met het slopen en herbouwen;
-
als dat noodzakelijk is vanwege functionele en/of bouwtechnische redenen in dat geval moet sloop en nieuwbouw leiden tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
Bij sloop en nieuwbouw moet altijd sprake zijn van een minimale reductie van 25% van het bouwvolume tot maximaal 800 m2. -
Als sprake is van sloop van een deel van vrijkomende agrarische bebouwing mag die oppervlakte niet meer worden ingezet voor de ruimte voor ruimte elders. Het realiseren van nieuwe woningen is niet toegestaan, behoudens bij toepassing van ruimte voor ruimte.
-
Agrarische hulp- en nevenbedrijven zijn niet toegestaan.
-
Detailhandel is niet toegestaan.
-
Industriële bedrijvigheid is niet toegestaan.
De functieverandering van de Nieuwkoopseweg 58 is getoetst aan dit kader en past hier binnen. Hiermee kan worden geconcludeerd dat deze verandering bijdraagt aan de kwaliteit van het groene buitengebied. Conclusie Doordat de locatie binnen het bestaand stedelijk gebied van de provincie ligt, past de ontwikkeling goed binnen het provinciale beleid. Het voorgenomen initiatief voor functieverandering van de leegstaande agrarische opstallen sluit goed aan bij het gemeentelijke beleid.
20
192.00.17.01.00.toe – Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 –27 augustus 2013 -
4
U i t v o e r i n g s a s p e c t e n
4.1
Archeologie De Monumentenwet 1988 verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit is in lijn met het Europese Verdrag van Malta. Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, omdat ze grotendeels verborgen liggen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Voor de onbekende waarden heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld. Voor de bekende waarden is de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgesteld. Het plangebied bestaat uit een terrein met een (middel)hoge trefkans.
Archeologische verwachtingskaart met globale ligging plangebied
De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Het onderhavig plangebied valt in een gebied met hoog en middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd in het gebied van hoge en middelhoge verwachtingswaarde bij maximale verstoring van respectievelijk 50 m² en 100 m² en dieper dan 0,30 m – maaiveld.
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
21
Door de functieverandering van dit plan worden de archeologische waarden in de grond niet aangetast. De vervangende nieuwbouw komt op de plek van de bestaande bebouwing. Daarom is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Conclusie Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor dit plan. Wel wordt een dubbelbestemming ter bescherming van de archeologische waarden opgenomen.
4.2
Bodem Op basis van de Woningwet en het Bouwbesluit mag niet worden gebouwd op verontreinigde grond. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning moet vaak een bodemonderzoek worden geleverd. Dit is een verplichting uit de Woningwet om de gezondheid en veiligheid te garanderen van mensen die wonen, werken of verblijven in het gebouw waarvoor vergunning wordt aangevraagd. Een bodemonderzoek is noodzakelijk wanneer: -
nog geen gegevens betreffende de bodemgesteldheid bekend zijn (dit betekent dus ook dat als er een bodemkwaliteitskaart is, er geen bodemonderzoek meer hoeft te komen);
-
er meer dan twee uur per dag mensen in verblijven;
-
als het bouwwerk de grond raakt en;
-
als er na sloop wordt herbouwd.
In opdracht van de gemeente Pijnacker-Nootdorp is door Ingenieursbureau Mol een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Nieuwkoopseweg 58 in Pijnacker (Mol, 14720, 23 juli 2013). Het onderzoek is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting. Het plangebied is voor het onderzoek onderverdeeld in 4 gebieden.
22
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
Figuur: Deelgebieden bodemonderzoek
De conclusies uit het onderzoek luiden als volgt: Onverdacht terrein -
de bovengrond is licht verontreinigd met molybdeen;
-
de ondergrond is licht verontreinigd met kwik en lood;
-
het grondwater is licht verontreinigd met barium, nikkel en xylenen.
De hypothese onverdacht voor bodemverontreiniging dient te worden verworpen, aangezien in de grond en het grondwater licht verhoogde gehalten van enkele stoffen zijn aangetoond. Echter de onderzoeksresultaten geven geen aanleiding voor nader onderzoek. De resultaten benaderen geenszins de toetswaarde voor nader onderzoek. Deellocatie I betonverharding -
de bovengrond is plaatselijk sterk verontreinigd met barium, lood, zink en PAK en licht verontreinigd met cadmium, koper, minerale olie, molybdeen, nikkel en PCB;
-
het grondwater is licht verontreinigd met barium.
De hypothese verdacht ten aanzien van het voorkomen van bodemverontreiniging met zware metalen en PAK wordt bevestigd. De omvang van de verontreiniging is vermoedelijk kleiner dan 25 m3. Het betreft hiermee geen ernstig geval van bodemverontreiniging. Deellocatie II voormalig puinpad -
de bovengrond is licht verontreinigd met koper en PAK;
-
het grondwater is licht verontreinigd met barium.
De hypothese verdacht ten aanzien van het voorkomen van bodemverontreiniging met zware metalen en PAK wordt bevestigd. Echter de onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het instellen van verder onderzoek. De resultaten benaderen geenszins de toetswaarde voor nader onderzoek.
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
23
Deellocatie III voormalige bovengrondse tank -
in de grond zijn geen verontreinigingen met olieproducten aangetoond;
-
in het grondwater zijn geen verontreinigingen met olieproducten aangetoond.
De hypothese verdacht ten aanzien van het voorkomen van bodemverontreiniging met olieproducten wordt verworpen, aangezien er geen verhoogde gehalten van olieproducten zijn aangetoond. Deellocatie IV asfaltverharding Het asfalt op het noordwestelijk terreindeel is niet teerhoudend. In het funderingsmateriaal is asbest aangetroffen boven de norm van 100 mg/kgds. Hierdoor komt het funderingsmateriaal niet in aanmerking voor hergebruik. De funderingslaag verontreinigd met asbest vormt geen onderdeel van de bodem en valt hierdoor onder het Besluit Asbestwegen Milieubeheer. In dit besluit staat dat de eigenaar van een asbesthoudende weg/funderingslaag verantwoordelijk is voor het treffen van passende maatregelen. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen isolatie of verwijdering. Momenteel is de asbesthoudende funderingslaag geïsoleerd onder de asfaltverharding, echter bij herinrichting dient opnieuw te worden afgewogen hoe men omgaat met deze funderingslaag. Voorafgaand aan wijzigingen in het gebruik (asfaltverharding verliest zijn functie), het verwijderen van de asfaltverharding en/of het vrijkomen van de asbesthoudende funderingslaag, dient hiervan conform het Besluit Asbestwegen Milieubeheer melding te worden gemaakt bij het bevoegd gezag, in deze de Inspectie Leefomgeving en Transport van het Ministerie van Infrastructuur en milieu. De wijzigingen en werkzaamheden dienen onder daarvoor noodzakelijke veiligheidsmaatregelen te worden uitgevoerd. Conclusie Voor de nieuwbouw is een bodemonderzoek uitgevoerd. Ondanks dat er enige mate van verontreiniging is aangetroffen is er geen reden voor nader onderzoek en kan de voorgenomen ontwikkeling uitgevoerd worden. Indien het terrein wordt heringericht waarbij de asfaltverharding wordt verwijderd en/of de onderliggende asbesthoudende funderingslaag vrij komt te liggen dient er een melding te worden gedaan aan het bevoegd gezag en zullen de werkzaamheden onder veiligheidsmaatregelen uitgevoerd moeten worden.
4.3
Geluid De mate waarin het geluid onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het bestemmingsplan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.
24
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
De geluidisolatie van de buitengevel van de nieuw te bouwen woning moet overeenkomstig het bouwbesluit voldoende zijn om een binnenwaarde van 33 dB te garanderen in geluidgevoelige ruimten. Onderhavig plan Voor dit bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek1 verricht. Het akoestisch onderzoek is verricht om te bekijken of de vervangende nieuwbouw voldoet aan de Wgh. Ter hoogte van de vervangende nieuwbouw geldt een maximaal toegestane snelheid van 50 km/uur op de Nieuwkoopseweg. De vervangende nieuwbouw ligt binnen de wettelijke onderzoekszone van 200 m. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de geluidsbelasting op de voorgeven van de nieuwe woning 60 dB betreft (exclusief de aftrek van 5dB art 110 g Wet geluidhinder). Conclusie Hogere grenswaarde procedure Wet geluidhinder Gelijktijdig met de bestemmingsplan procedure moet een hogere grenswaarde procedure doorlopen. De hogere grenswaarde dient te worden vastgesteld op 60-5= 55 dB (inclusief correctie artikel 110g van de Wet geluidhinder). Door de aanvrager/bouwer moet in overleg met de gemeente een aanvraag om een hogere grenswaarde worden opgesteld. Bouwakoestisch onderzoek en geluidsisolerende maatregelen De geluidwering van een standaard gevel die voldoet aan het bouwbesluit bedraagt 20 dB. Een standaard gevel kan in deze situatie ter plaatse van de voor- en zijgevel niet voldoen. De geluidisolatie van de voorgevel van de woning dient minimaal 27 dB te bedragen (= +7 dB ten opzichte van de standaardeis bouwbesluit). De geluidisolatie van de beide zijgevels van de woning dient minimaal 24 dB te bedragen (= +4 dB ten opzichte van de standaardeis bouwbesluit). Bij het aanvraag om de omgevingsvergunning dient daarom door de aanvrager/bouwer een bouwakoestisch onderzoek worden bijgevoegd waarin wordt aangetoond dat met ontwerp (aanvullende geluidsisolerende voorzieningen) de benodigde geluidisolatie met het oog op een binnenwaarde van 33 dB ter plaatse van geluidgevoelige vertrekken (woonkamer, slaapkamer, keuken> 11 m² et cetera) wordt bereikt.
1
Vervangende nieuwbouw Nieuwkoopseweg 58 te Pijnacker, Akoestisch onderzoek wegverkeer, Gemeente Pijnacker-Nootdorp, 29 januari 2013
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
25
4.4
Externe veiligheid 4 . 4 . 1
Inleiding
In deze paragraaf externe veiligheid wordt aangegeven op welke wijze de externe veiligheid in beschouwing is genomen bij het bestemmingsplan. De externe veiligheid gaat over de beoordeling van de risico’s die verband houden met het gebruik van gevaarlijke stoffen. Tijdens de productie, de opslag, het gebruik en het transport kunnen er zich calamiteiten voordoen, waardoor de veiligheid van de omgeving in het geding is. Dit houdt daarom een risico in voor de omgeving van dergelijke activiteiten. Externe veiligheid heeft geen betrekking op mogelijke gezondheidsschade door langdurige blootstelling aan gevaarlijke of schadelijke stoffen. Het gaat om plotseling optredende schadelijke effecten en de directe gevolgen van die effecten. Normstelling en beleid Twee sleutelbegrippen: plaatsgebonden risico en groepsr isico De risico’s bij de externe veiligheid worden uitgedrukt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Waarom worden er twee begrippen gebruikt? Het rijksoverheidsbeleid maakt onderscheid tussen het risico waaraan het individu is blootgesteld en het risico waaraan een groep mensen is blootgesteld. Het gaat om het risico op overlijden. Voor de beoordeling van het risico waaraan het individu is blootgesteld, gebruikt men het plaatsgebonden risico. Dit is de maatstaf voor de persoonlijke veiligheid. De maatstaf voor de kans dat een groep van mensen in een keer overlijdt, is het groepsrisico. Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico (PR) is de overlijdenskans per jaar die op een bepaalde afstand aanwezig is door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hierbij wordt voor de berekening uitgegaan van een fictieve burger. Deze burger is 24 uur per dag gedurende een heel jaar, onbeschermd op de plaats aanwezig waarvoor het plaatsgebonden risico wordt berekend. Verder zal de burger geen aanstalten maken zich in veiligheid te brengen (vlucht- of schuilgedrag) gedurende de maximaal 30 minuten blootstelling aan het optredende effect. Het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (de zogeheten risicocontour). (Verantwoording) Groepsrisico Het groepsrisico (GR) is de kans op het overlijden in één keer van een groep mensen (Juridisch is de minimum omvang gesteld op 10 doden om van een groepsrisico te kunnen spreken) als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaard-
26
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
baar groepsrisico. Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting, transportroute gevaarlijke stoffen of buisleiding en als gevolg van een ongewoon voorval in dit invloedsgebied waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het invloedsgebied is het gebied waarin personen nog worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Dit gebied wordt bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het groepsrisico geeft aan hoe groot de kans is dat bij een ongeval bij een risicolocatie 10, 100 of 1000 slachtoffers tegelijk vallen. Bij transportrisico’s geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overeen komt met de kans op 10 slachtoffers gelijk aan één op de tienduizend (10-4). De kans op 100 slachtoffers gelijk aan één op de miljoen (10-6) enzovoorts. Bij stationaire risicobronnen geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico een factor 10 kleiner ligt. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is geen wettelijke norm, het is bedoeld als een ijkpunt. Er kunnen redenen zijn dat een gemeente meer of juist minder risico’s accepteert. De gemeente is verplicht om voor iedere situatie een belangenafweging te maken (verantwoording groepsrisico). Daarbij spelen onder anderen de zelfredzaamheid van bewoners, vluchtwegen, economische en maatschappelijke belangen een rol. Kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten Kwetsbare objecten Kwetsbare objecten zijn onder ander woningen (met uitzondering van verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee per ha en dienst- of bedrijfswoningen), kantoren met meer dan 1.500 m² bruto vloeroppervlak en andere objecten waar zich gedurende een groot deel van de dag grote groepen mensen bevinden of (een deel van de dag) kwetsbare groepen mensen, zoals in onderhavig geval een school. De kwetsbare objecten staan gedefinieerd in Bevi artikel 1 sub l. Na in werking treding van het Bevi is de definitie van kwetsbare objecten nog verduidelijkt. Beperkt Kwetsbare objecten Onder beperkt kwetsbare objecten worden onder andere verstaan woningen, hotels, restaurants, kantoren, winkels en sport- en kampeerterreinen, voor zover deze objecten niet tot de kwetsbare objecten behoren. In artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen is een definitie opgenomen van een beperkt kwetsbaar object. Waarom onderscheid? Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is van belang om te bepalen of de PR 10-6 een grenswaarde is of een richtwaarde.
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
27
Besluit externe veiligheid inrichtingen Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit moet individuele en groepen burgers een basisbeschermingsniveau garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een inrichting. De Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) geeft uitvoering aan het Bevi. De laatste wijziging van Bevi / Revi is in werking getreden op 13 februari 2009. Plaatsgebonden risico Het BEVI gaat bij het plaatsgebonden risico uit van: -
Het in acht nemen van een grenswaarde van 10-6 voor kwetsbare objecten. Dit betekent dat altijd moet worden voldaan aan deze grenswaarde.
-
Rekening houden met een richtwaarde van 10-6 voor beperkt kwetsbare objecten. Dit betekent dat om gewichtige redenen mag worden afgeweken van de richtwaarde.
Groepsrisico Bij inrichtingen geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overeen komt met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–7 per jaar en met de kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–9 per jaar; Verantwoording groepsrisico Iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd en verantwoord door het bevoegd gezag. circulaire
Risiconormering
Vervoer
Gevaarlijke
Stoffen,
Besluit transportroutes externe veiligheid en Basisnet Op dit moment wordt het beleidskader nog gevormd door de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (04-08-2004, laatste wijziging 31-072012). Deze circulaire vervangt de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (15-02-1996). De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota, er zijn risiconormen voor vervoerssituaties beschreven en qua methodiek sluit de circulaire aan op het Bevi. De circulaire is van toepassing op bestemmingsplannen die liggen binnen de invloedsgebieden van transportroutes met vervoer van gevaarlijke stoffen. In de laatste versie van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is, met het oog op de invoering van het Basisnet, juridisch vastgelegd welke risico's het vervoer van gevaarlijke stoffen via weg en water mag veroorzaken. De circulaire zal op termijn vervangen worden door het 'Besluit transportroutes externe veiligheid' (Btev). Het Basisnet beoogt de spanning tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijkswegen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid te verminderen,
28
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
door het vaststellen van gebruiksruimtes voor het vervoer en van veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening. Het Basisnet gaat vooralsnog niet gelden voor provinciale en gemeentelijke wegen, maar houdt voor rijkswegen in dat de PR 10 -6 contour per 1 januari 2010 is vervangen door de zogenaamde veiligheidszone. Een veiligheidszone is een zone langs de weg waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten zijn toegestaan, gebaseerd op de maximale (rekening houdend met de groei van het transport) PR 10-6 contour (PR-MAX). Daarnaast dient er onderzocht te worden of de nieuwe ontwikkelingen binnen het zogenaamde plasbrandaandachtsgebied (PAG) vallen. Door het transport van brandbare vloeistoffen bestaat het risico op een plasbrand. Met het PAG wordt rekening gehouden met de effecten van een ongeluk met de meest vervoerde gevaarlijke stoffen, de brandbare vloeistoffen, zoals benzine. Deze stoffen hebben een relatief beperkte effectafstand van 30 meter, waarmee bij bouwplannen op een reële manier rekening gehouden kan worden. Een PAG is alleen dáár, waar de kans op een ongeval met brandbare vloeistoffen niet verwaarloosbaar is. Een PAG is een gebied tot 30 m vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook (exclusief vluchtstrook) waarin, bij realisatie van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Het PAG is een extra verantwoording bij het bouwen van kwetsbare objecten binnen dit gebied en wordt uitgevoerd naar analogie van de verantwoording van het groepsrisico. Plaatsgebonden risico De cRNVGS gaat bij het plaatsgebonden risico uit van: -
Het in acht nemen van een grenswaarde van 10-6 voor kwetsbare objecten. Dit betekent dat altijd moet worden voldaan aan deze grenswaarde.
-
Rekening houden met een richtwaarde van 10-6 voor beperkt kwetsbare objecten. Dit betekent dat om gewichtige redenen mag worden afgeweken van de richtwaarde.
Groepsrisico Bij transportroutes geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overeen komt met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–4 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–6 per jaar en met de kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–8 per jaar; Verantwoording groepsrisico? Conform de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen moet het bevoegd gezag bij ruimtelijke plannen verantwoording over het groepsrisico afleggen bij elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
29
of bij een toename van het groepsrisico ten gevolge van de ontwikkeling van het plangebied. Besluit externe veiligheid buisleidingen Sinds 1984 wordt er getoetst aan circulaire Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen (1984) en vanaf 1991 ook aan de circulaire Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie. Sinds 1 januari 2011 zijn beide circulaires vervangen door het Besluit en de bijbehorende Regeling Externe Veiligheid Buisleidingen. Plaatsgebonden risico -
Het in acht nemen van een grenswaarde van 10-6 voor kwetsbare objecten.Dit betekent dat altijd moet worden voldaan aan deze grenswaarde.
-
Rekening houden met een richtwaarde van 10-6 voor beperkt kwetsbare objecten. Dit betekent dat om gewichtige redenen mag worden afgeweken van de richtwaarde.
Groepsrisico Bij buisleidingen geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overeen komt met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–4 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–6 per jaar en met de kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–8 per jaar; Wanneer verantwoording groepsrisico? De verantwoordingsplicht van het groepsrisico is van toepassing bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan de aanleg van een buisleiding of de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object wordt toegelaten. Vuurwerk Ingevolge het in 2002 in werking getreden Vuurwerkbesluit (bij besluit van 15 maart 2012 gewijzigd, wijzigingen per 1 juli 2012 in werking getreden) dient ook via het spoor van de ruimtelijke ordening expliciet aandacht te worden besteed aan de veiligheidsafstanden die gelden voor vuurwerkopslag. Aan situaties waarin niet meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk wordt opgeslagen, wordt in het kader van dit bestemmingsplan niet expliciet aandacht besteed. De hiervoor geldende veiligheidsafstand is dusdanig klein (8 m), dat hieraan in de meeste gevallen kan worden voldaan door de opslagplaats en de deuropening op een juiste wijze op het perceel te projecteren. In het bestemmingsplan worden daarom geen afstandseisen opgenomen. Nadere regulering
kan
via
het
milieuspoor
(vergunning
of
melding)
plaatsvinden.
Vanzelfsprekend is handel in en opslag van consumentenvuurwerk uitsluitend toegestaan, wanneer dit past binnen de bestemming die aan de betreffende gronden is gegeven. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen is niet van toepassing op vuurwerkopslagplaatsen.
30
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
4 . 4 . 2
Externe veiligheid in plangebied
Risicovolle bedrijven binnen/nabij het plangebied Binnen of nabij het plangebied Nieuwkoopseweg 58 zijn geen risicovolle bedrijven met een risicocontour die buiten de inrichting valt. Transport gevaarlijke stoffen binnen/nabij het plang ebied Gemeentelijke route voor transport gevaarlijke stoffen: De gemeente Pijnacker-Nootdorp beschikt over een aangewezen wegennet voor routeplichtige stoffen op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De route voor gevaarlijk transport is gelegen op bedrijventerrein Ruijven en ligt op bijna 5 km van het plangebied Nieuwkoopseweg 58 (zie figuur).
Afstand aangewezen route transport gevaarlijke stoffen tot pla ngebied Nieuwkoopseweg 58 (Bron: Geoweb)
Transport gevaarlijke stoffen over rijkswegen: Uit de risicokaart blijkt dat de A4 een PR 10-6 contour heeft van 0 m. Uit de cRNVGS blijkt dat voor de toekomst een PR MAX (en daarmee een veiligheidszone) van 23 m vanaf het hart van de weg geldt. Uit de risicokaart blijkt dat de A12 een PR 10-6 contour heeft van 0 m. Uit de cRNVGS blijkt dat voor de toekomst een PR MAX (en daarmee een veiligheidszone) van 0 meter vanaf het hart van de weg geldt. De A12 heeft geen plasbrandaandachtsgebied. Uit de risicokaart blijkt dat de A13 een PR 10-6 contour heeft van 0 m. Uit de cRNVGS blijkt dat voor de toekomst een PR MAX (en daarmee een veiligheidszone) van 17 m vanaf het hart van de weg geldt. De A13 heeft geen plasbrandaandachtsgebied. Het plangebied Nieuwkoopseweg 58 valt ruim buiten de genoemde contouren.
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
31
Overzicht PR10-6, PR MAX, PAG en Veiligheidszone per rijksweg
Wat betreft het groepsrisico, in de cRNVGS wordt aangegeven: “Er hoeven in principe geen beperkingen aan het ruimtegebruik te worden gesteld in het gebied dat op meer dan 200 m van een route of tracé ligt.” Het plangebied Nieuwkoopseweg 58 ligt op meer dan 200 m van de A4, de A12 en de A13. Het plangebied valt ook ruim buiten het invloedsgebied van zowel de A4 (4.400 m), de A12 (880 m) en de A13 (>4.000 m), zie onderstaande tabel. Een berekening/verantwoording van het groepsrisico is dan ook niet aan de orde.
Afstand A4, A12 en A13 tot plangebied Nieuwkoopseweg 58
Transport gevaarlijke stoffen over provinciale wegen Op een klein stuk van de N470 na zijn, op grondgebied van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, de provinciale wegen niet aangewezen als route transport gevaarlijke stoffen. Op de N470 kan incidenteel wel transport van gevaarlijke stoffen plaats vinden, via een ontheffing. Dit zal met name de bevoorrading van propaantanks zijn. De N470 ligt echter op ruime afstand van het plangebied Nieuwkoopseweg 58. Het transport van alle gevaarlijke stoffen rust op een belangrijk basisprincipe: diegene die met een voertuig via de weg gevaarlijke stoffen vervoert is, op grond van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (WVGS), verplicht als zodanig de bebouwde kommen van gemeenten te vermijden. Als het vervoer binnen de bebouwde kom noodzakelijk is ten behoeve van het laden en lossen of omdat er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is, mag de chauffeur van dit basisprincipe afwijken. Spoorbaan Den Haag-Rotterdam Dit spoor wordt niet gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen. Rondom de spoorbaan bevindt zich daarom geen risicocontour in het kader van externe veiligheid.
32
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
Buisleidingen binnen/nabij het plangebied Aardgas Binnen en/of nabij het plangebied Nieuwkoopseweg 58 is geen hogedruk aardgasleidingen aanwezig. Dit aspect vormt daarom geen belemmeringen voor de ontwikkelingen binnen het plangebied.
Afstand Hogedruk
aardgasleiding tot
plangebied Nieu wkoopseweg
58 (Bron: Geoweb)
Brandbare vloeistoffen De DPO-leiding die door de gemeente Pijnacker-Nootdorp ligt op ruim 4300 m van het plangebied en vormt daarom geen belemmeringen voor de ontwikkelingen binnen het plangebied.
Afstand
DPO
leiding
tot
plangebied
Nieuwkoopseweg
58
(Bron:
Geoweb)
CO2 De CO2-leiding die door de gemeente Pijnacker-Nootdorp loopt ligt op ruim 4300 m van het plangebied en vormt daarom geen belemmeringen voor de ontwikkelingen binnen het plangebied Pijnacker-Noord.
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
33
Afstand CO2-leiding Geoweb)
tot
plangebied
Nieuwkoo pseweg
58
(Bron:
4 . 4 . 3
Conclusies
De ontwikkelingen zorgen niet voor een toename van het groepsrisico vanwege de te grote afstand tussen risicobronnen en het plangebied Nieuwkoopseweg 58.
4.5
Flora en Fauna Door Regelink Ecologie & Landschap is een gemeentebreed Vleermuis- en broedvogelonderzoek uitgevoerd binnen Pijnacker-Nootdorp (Hout, M. van der, 2013. Vleermuis- en broedvogelonderzoek Gemeente Pijnacker-Nootdorp. In het kader van de Flora- en faunawet. Rapport RA11206-01, Regelink Ecologie & Landschap, Mheer). De resultaten van dit onderzoek zijn te raadplegen via www.florafaunacheck.nl. Uit de gegevens van dit onderzoek blijkt dat ter plaatse van het plangebied geen beschermde vleermuizen en broedvogels voorkomen. Wel zijn er ten aanzien van flora en fauna enkele aanbevelingen voor deze locatie: 1.
Bij het bouwen van nieuwe gebouwen is het zeer wenselijk om dit natuurinclusief te doen, dit houdt in dat er rekening wordt gehouden met nestgelegenheden voor met name Huismus, maar misschien ook boerenzwaluw en huiszwaluw.
2.
Verder kan in de plannen wellicht rekening worden gehouden met de Steenuil (zie soortenstandaard steenuil www.hetlnvloket.nl/xmlpages/ page/lnvloket/actueel/document/fileitem/2203070
3.
Indien mogelijk een natuurvriendelijke oever aanleggen.
Voor zover mogelijk zal bij de inrichting van het gebied rekening gehouden worden met bovenstaande punten.
34
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
4.6
Water Algemeen Het plangebied ligt in de Nieuwe of Drooggemaakte polder die onderverdeeld is in de poldereenheden Achter Katwijk en Voor en Achter Noukoop. De Nieuwkoopseweg is een polderkade. Binnen de polder zorgt een netwerk van sloten uitkomend via een hoofdwatergang op het gemaal binnen de bebouwde kom van Pijnacker aan de Troelstralaan voor de aan- en afvoer van water. Waterbeheer Het kwalitatieve oppervlakte- en freatisch grondwaterbeheer en het beheer van de waterkeringen in het plangebied zijn de taak van het Hoogheemraadschap van Delfland. Voor het beheer van de diepere grondwateren is de Provincie Zuid-Holland verantwoordelijk. Om (ernstige) schade en overlast te kunnen voorkomen dienen werken en werkzaamheden met invloed op de waterhuishouding in overleg met de betrokken waterbeheerders uitgevoerd te worden. Langs de zuidoostelijke zijde van het plangebied loopt een primaire watergang. Het onderhoud van deze watergang is in handen van het Hoogheemraadschap van Delfland. In principe ligt aan beide zijden van een water een onderhoudsstrook. De breedte van de onderhoudsstrook wordt gerekend vanuit de insteek.
In de Legger Wateren zijn twee tabellen opgenomen met afmetingen voor de onderhoudsstroken. In de voorgaande leggers waren geen afmetingen opgenomen van onderhoudsstroken, deze waren opgenomen in Delflands Algemene Keur (DAK). Met ingang van 1 juni 2009 gelden de Beleidsregels Dempen en Graven; daarin zijn andere afmetingen voor onderhoudsstroken opgenomen dan in DAK. Voor situaties waarbij vergunning is verleend met toepassing van de Beleidsregels Dempen en Graven, gelden de afmetingen uit die beleidsregels (tabel B). Voor situaties die voor 1 juni 2009 bestonden, gelden de afmetingen zoals opgenomen in tabel A. in dit geval is tabel A van toepassing.
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
35
Bij wateren waar met de vaststelling van deze legger de functie verandert, geldt de onderhoudsstrook behorende bij de oude functie. Voor wateren die voorheen secundair waren en nu primair zijn, geldt dus een onderhoudsstrook van 1,5 m in plaats van 4 m. Delfland wil op termijn toe naar bredere onderhoudsstroken bij alle wateren, maar dwingt dat niet per direct af bij wateren waarvan de functie verandert. De bredere onderhoudsstroken worden wel gevraagd zodra er iets aan het water verandert, bijvoorbeeld bij dempen en graven van vervangend water; dan gelden de afmetingen uit tabel B. Via een vergunning kan in specifieke gevallen iets anders worden geregeld. Kwantiteit Het verhard oppervlak neemt niet toe, de oppervlakte aan bebouwing neemt zelfs af. Kwaliteit -
De waterkwaliteit van het oppervlaktewater in de gemeente Pijnacker is in het algemeen redelijk tot goed. Bij deze beoordeling van de waterkwaliteit is echter niet uitgebreid gekeken naar de invloed van toxische stoffen (bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen). Over de gehele gemeente bekeken is het oppervlaktewater rijk tot zeer rijk aan fosfaten en nitraten.
-
Het Hoogheemraadschap van Delfland hanteert een waterbergingsnorm van 170 m3/ha in het landelijk gebied. Globaal is er in de polder 2% te-
36
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
kort aan waterberging. Voor zover bekend zijn er nog geen gebieden aangewezen waar deze extra ruimte voor waterberging kan worden gerealiseerd.
4.7
Luchtkwaliteit Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Rg/m³, NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ wordt beschouwd. Gezien de beperkte verkeerstoename kan dit project worden beschouwd als niet in betekenende mate. Conclusie De voorgestelde ontwikkeling kan worden beschouwd als niet in betekenende mate. Nader onderzoek op het gebied van luchtkwaliteit is daarom ook niet nodig.
4.8
Verkeer en parkeren De locatie wordt ontsloten via de Nieuwkoopseweg. De functieverandering van het agrarische bedrijf naar educatieboerderij vormt geen significante toename van de verkeersdruk op deze weg. Voor de ontsluiting wordt gebruik gemaakt van de huidige uitrit. Op het terrein zelf is ruimte om een personenbus te kunnen keren.
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
37
Met betrekking tot parkeren wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein. De onderhavige locatie biedt hiervoor voldoende ruimte. Voor het stallen van fietsen is er ruimte naast de veldschuur. Naast het dierenverblijf is ruimte om tien auto’s te parkeren en een opstelplaats voor een bus.
38
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
5
J u r i d i s c h e t o e l i c h t i n g
De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De procedure uit deze wet is gevolgd. In de regels is rekening gehouden met de op 1 oktober 2010 inwerking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de op grond van de Wabo doorgevoerde wijzigingen in de Wro. De regels zijn in verschillende hoofdstukken ingedeeld. Hoofdstuk 1 omvat de inleidende regels. In dit hoofdstuk zijn in artikel 1 de begrippen opgesomd en omschreven. In artikel 2 is de wijze van meten opgenomen. In samenhang met deze artikelen moeten de overige artikelen worden gelezen; Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Artikel 3 bevat een omschrijving van de bestemming ‘Maatschappelijk’. Deze bestemming is bedoeld voor maatschappelijke doeleinden. Om het plan aan te laten sluiten bij de bestaande systematiek is voor de educatieboerderij en dagactiviteiten voor mensen met een verstandelijke beperking een functieaanduiding op de verbeelding opgenomen. Ook is de dienstwoning aangeduid op de verbeelding. De maximale goot- en bouwhoogte zijn eveneens op de verbeelding weergegeven. Ter bescherming van de archeologische waarden zijn de dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie 1’ en ‘Waarde - Archeologie 2’opgenomen. In hoofdstuk 3 van de regels zijn algemene regels opgesteld. In dit hoofdstuk is onder meer de anti-dubbeltelbepaling opgenomen. Deze is verplicht gesteld in het Bro. In dit hoofdstuk staan ook de algemene afwijkingsregels die van toepassing zijn op het plan. Met de afwijkingsregels kan worden afgeweken van de planregels. Op grond van het Bro is het verplicht om overgangs- en slotregels op te nemen. Deze bepalingen zijn opgenomen in het laatste hoofdstuk.
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
39
6
U i t v o e r b a a r h e i d
6.1
Economische uitvoerbaarheid Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Eén en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld. Deze bevoegdheid tot vaststelling wordt gedelegeerd aan Burgemeester en Wethouders. Ten behoeve van de ontwikkelingsmogelijkheden die in voorliggend bestemmingsplan zijn opgenomen, is een anterieure overeenkomst gesloten tussen de gemeente Pijnacker-Nootdorp en initiatiefnemer.
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid Inspraak Het voorontwerpbestemmingsplan is, conform de gemeentelijke inspraakverordening, voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure voor inspraak vrijgegeven. Het bestemmingsplan heeft van 6 juni 2013 tot en met 17 juli 2013 ter inzage gelegen. Gedurende de inspraaktermijn is een ieder in de mogelijkheid gesteld schriftelijke en/of mondeling te reageren op het bestemmingsplan. Gedurende deze termijn zijn geen inspraakreacties ontvangen. Overleg Conform artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met diverse overlegpartners die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Het voorontwerpbestemmingsplan is aan de diverse overlegpartners toegezonden. Er zijn geen inhoudelijke reacties ontvangen.
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
41
Ontwerpfase Nu de inspraakprocedure is afgerond wordt de bestemmingsplanprocedure voortgezet. Er zijn geen inspraak- of overlegreacties ingediend. Wel zijn er twee ambtshalve aanpassingen doorgevoerd: 1.
het uitgevoerde milieuhygiënisch bodemonderzoek is opgenomen in de toelichting;
2.
paragraaf 6.2 is vanwege de voortgang van de procedure aangepast.
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening dient de kennisgeving, als bedoeld in artikel 3:12 van de Awb, ook in de Staatscourant te worden geplaatst en via elektronische weg te geschieden. Tevens dient de kennisgeving te worden toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan het waterschap en aan belanghebbende gemeenten. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn wordt een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk een zienswijze op het plan in te dienen.
42
192.00.17.01.00.toe - Bestemmingsplan Nieuwkoopseweg 58, 2014 - 27 augustus 2013
B i j l a g e n
Bijlage 1: Akoestisch onderzoek
Bijlage 2: Bodemrapport
Bijlage 3: Flora- en faunaonderzoek
Bijlage 4: Landschappelijke beoordeling
Bijlage 5: Staat van wijzigingen