Bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool Gemeente Ouderkerk
Planstatus: Datum: Planidentificatie:
vastgesteld 21 maart 2013 NL.IMRO.0644.BP1221OU004-VG01
Toelichting
Bestemmingsplan “Koningin Wilhelminaschool” Planstatus: Datum: Plan identificatie:
vastgesteld 21 maart 2013 NL.IMRO.0644.BP1221OU004-VG01
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
II
Inhoud 1. Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doel van het plan 1.3 Ligging en begrenzing plangebied 1.4 Vigerend bestemmingsplan 1.5 Bij het plan behorende stukken
5 5 5 5 6 6
2. Bestaande situatie 2.1 Bestaande situatie plangebied 2.2 Ruimtelijke en functionele structuur
7 7 7
3. Planvisie 3.1 Aanleiding voor nieuwbouw 3.2 Situering 3.3 Programma 3.4 Stedenbouwkundige inpassing
12 12 13 14 15
4. Beleidskader 4.1 Rijksbeleid 4.2 Provinciaal beleid 4.3 Gemeentelijk beleid
17 17 19 20
5. Randvoorwaarden 5.1 Bodemkwaliteit 5.2 Luchtkwaliteit 5.3 Milieuzonering 5.4 Geluidsaspecten 5.5 Flora en fauna 5.6 Externe Veiligheid 5.7 Kabels en leidingen 5.8 Archeologie en cultuurhistorie 5.9 Water
22 22 23 23 25 26 31 33 33 37
6. Juridische aspecten 6.1 Opbouw plan 6.2 Toelichting op de bestemmingen
42 42 43
7. Economische uitvoerbaarheid
45
8. Inspraak en overleg 8.1 Informatiebijeenkomst 8.2 Overleg 8.3 Zienswijzen 8.4 Ambtshalve wijzigingen 8.5 Behandeling commissie VROM
46 46 50 51 53 54
Bijlagen 1. Vooronderzoek bodem 2. Verkennend bodemonderzoek 3. Quickscan flora en fauna 4. Vleermuizenonderzoek 5. Reactie Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
III
Figuur: Ligging in groter verband
voormalige lagere school
kleuterschool
Figuur: Begrenzing plangebied
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
4
1. Inleiding
1.1 Aanleiding In de kern Oudekerk aan den IJssel langs de Burgemeester Neetstraat ligt de locatie van de Koningin Wilhelminaschool. De school is verdeeld over twee gebouwen. Aan de westkant van de locatie ligt de voormalige kleuterschool en aan de oostkant van de locatie ligt het gebouw voor de voormalige lagere school. Tussenin ligt het schoolplein. De schoolgebouwen dateren van 21 januari 1970. In 2003 zijn er aan de zijde van de Burgemeesters Van Waningstraat twee lokalen en een personeelsruimte bijgebouwd. De school telt circa 221 leerlingen. Het schoolgebouw is verouderd, kent toenemende energiekosten en voor instandhouding moeten hoge kosten worden gemaakt. Allereerst is in augustus van 2007 in opdracht van de gemeente een stedenbouwkundige beoordeling uitgevoerd. In de collegevergadering van 6 juni 2011 is ingestemd met model 2 van de bebouwingsstudie als voorkeursmodel. Het model gaat uit van de volgende indeling: een schoolgebouw aan de Willem de Zwijgerstraat woningbouw aan de Burg. Neetstraat en Burg. Van Waningstraat een schoolplein tussen deze gebouwen parkeren aan de Willem de Zwijgerstraat en Burg. Van Waningstraat. Op 27 maart 2012 heeft de gemeenteraad besloten om in te stemmen met de locatiekeuze en de grove herindeling van het gebied, namelijk een schoolgebouw aan de zuidwestkant en woningbouw aan de noordoostkant. Tevens is besloten om in te stemmen met een voorbereidingskrediet ten behoeve van de realisering van de nieuwe school.
1.2 Doel van het plan Het te actualiseren bestemmingsplan zal een adequate, handhaafbare regeling bevatten die is afgestemd op de actuele eisen van beleid en beheer en op basis waarvan een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Het gaat om een ontwikkelend bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan biedt het juridischplanologisch kader om een nieuwe basisschool met bijbehorend schoolplein mogelijk te maken aan de zuidwestzijde van de locatie. De geplande woningbouw aan de noordoostkant valt buiten het plangebied. De plannen voor de woningbouw zullen na realisatie van de nieuwe school worden uitgewerkt in een bouwplan.
1.3 Ligging en begrenzing plangebied De locatie ligt in het noorden van de kern Ouderkerk aan den IJssel. Aan de westzijde wordt de locatie begrensd door de achtertuinen van de woningen aan de Wilhelminastraat. In het noordwesten wordt het plangebied begrensd door de Hollandsche IJssel en in het zuidoosten door de Tiendweg Oost/West. De begrenzing aan de oostzijde wordt gevormd door de overgang naar het open veenweidegebied. De open strook langs de Zijdeweg vormt de westelijke begrenzing. Op nevenstaande pagina is de begrenzing opgenomen.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
5
1.4 Vigerend bestemmingsplan De in het bestemmingsplan begrepen gronden zijn thans in het volgende plan geregeld: bestemmingsplan “Dorp- Kerkweg”, vastgesteld door de gemeenteraad op 22 april 1993, en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland bij besluit van 31 augustus 1993.
Figuur: Uitsnede geldend bestemmingsplan
1.5 Bij het plan behorende stukken Bij het nieuwe bestemmingsplan “Koningin Wilhelminaschool” is, net zoals bij de overige plannen in de gemeente Ouderkerk, gekozen voor de methodiek van een gedetailleerd plan. Voor wat betreft de bouw- en gebruiksmogelijkheden is afstemming gezocht met het omliggende geldende bestemmingsplan “Kern Ouderkerk aan den IJssel”, vastgesteld op 16 september 2009. Het bestemmingsplan bestaat uit de volgende planonderdelen: Verbeelding: Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de planregels opgenomen juridische regeling. Regels: In de regels is het gebruik van de binnen het plangebied aangegeven gronden, opstallen en ander gebruik van de gronden juridisch geregeld. Per bestemming is aangeven wat er binnen die bestemming mogelijk en/of toegestaan is. Toelichting: In de toelichting worden de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en de uitkomsten van eventueel uitgevoerde onderzoeken opgenomen.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
6
2. Bestaande situatie
2.1 Bestaande situatie plangebied De Koningin Wilhelminaschool bestaat in de bestaande situatie uit een gebouw voor de kleuterschool en een gebouw voor de lagere school. Deze scheiding is tot op de dag van vandaag nog fysiek aanwezig. Tussen deze gebouwen in en voor de kleuterschool ligt een speelplein. Het plangebied omvat enkel de locatie waar de nieuwe school komt met bijbehorend schoolplein. Hierdoor valt de voormalige lagere school buiten het plangebied. Het is de bedoeling om op die plek woningbouw terug te laten komen. De huidige kleuterschool kent een footprint van 316 m2. Het gebouw bestaat uit twee klaslokalen en nevenruimten. Hierna is een afbeelding opgenomen van de bestaande situatie met in rood het plangebied en met blauw aangegeven het voormalige schoolgebouw. voormalige lagere school
voormalige kleuterschool
Afbeelding: bestaande situatie
2.2 Ruimtelijke en functionele structuur Tot de 2e wereldoorlog concentreerde de bebouwing van de kern zich langs de Dorpsstraat en de Kerkweg. Pas na de 2e wereldoorlog worden de eerste uitbreidingen gerealiseerd. De planmatige uitbreidingen hebben één gemeenschappelijk kenmerk: de herkenbaarheid van het historische ontginningspatroon in diverse verkavelingen. Dit ontginningspatroon van lange smalle stroken land afgewisseld door watergangen, haaks op de dijk heeft geleid tot een sterk orthogonale structuur van uitbreidingen. Elke uitbreiding kan zich daarnaast ook onderscheiden van de overige uitbreidingen. De locatie is gelegen in de eerste grote uitbreiding van Ouderkerk aan den IJssel. De buurt bevindt zicht ten noorden van de Wilhelminastraat, tussen de Burg. Neetstraat en de Dekkerstraat. Deze buurt is gebouwd in de jaren ‟60. Het betreft voornamelijk sociale woningbouw gebouwd in rijen. Alleen langs de Dekkerstraat zijn woningen van het type twee-onder-één-kap gerealiseerd. Ook zijn er enkele rijen met bejaarden woningen gebouwd. De meeste woningen hebben een ondiepe maat. Vergeleken met recentere uitbreidingsgebieden is deze buurt wat minder toebedeeld met openbaar groen. Desondanks heeft deze buurt door de kleinschaligheid een aangenaam karaker. Deze eerste uitbreiding is gerealiseerd voordat de suburbanisatie grote vormen begon aan te nemen. Het zijn dan ook niet de forensen die in deze buurt wonen, maar vooral de echte „Ouderkerkers‟. De buurt heeft derhalve ook een vrij sterke sociale structuur: „men kent elkaar‟.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
7
Figuur: Verdeling van buurten en wijken
Bedrijven en voorzieningen Basisvoorzieningen als winkels, basisscholen, medische voorzieningen, een bejaardencentrum, sportvoorzieningen en sociaal-culturele voorzieningen zijn in de kern aanwezig maar hebben een zuiver locale functie. Voor grootschaliger voorzieningen is de oriëntatie vooral gericht op het nabijgelegen Krimpen a/d IJssel en grotere centra van Rotterdam, Gouda en Capelle a/d IJssel. De belangrijkste concentratie van winkels en/of centrumvoorzieningen bevindt zich aan de Dorpsstraat rondom de aansluiting met de Kerkweg en aan de Wetering. Aan de Kerkweg bevinden zich ook nog enkele verspreid liggende winkels en bedrijfjes. Ook liggen verspreid in de kern enkele maatschappelijke voorzieningen zoals twee scholen, waaronder de Koningin Wilhelminaschool, twee kerken en een sporthal.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
8
Figuur: Bedrijven en voorzieningen
Verkeer De kern wordt ontsloten door de Abelenlaan en Burg. Neetstraat (kern-ontsluiting). De hoofdrichting van de verkavelingen in de diverse buurten loopt parallel aan het ontginningspatroon, de Dorpsstraat en de Kerkweg. Dit is dan ook de interne hoofdontsluiting van de kern. De belangrijkste wijkontsluitingswegen komen uit op de Kerkweg of de kern-onstluitingsweg. Met betrekking tot het openbaar vervoer is een busverbinding aanwezig tussen de kernen Krimpen aan de IJssel, Rotterdam en Gouda met een bushalte bij de Koningin Wilhelminaschool. De Burg. Van Waningstraat is een wijkontsluitingsweg. De Willem de Zwijgerstraat is daaraan ondergeschikt en dient meer als buurtontsluiting.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
9
Figuur: Ontsluiting
Groen en Water In het westen wordt de kern begrensd door de rivier de IJssel. Evenwijdig aan de IJssel loopt op afstand van 60 tot 100 meter van de dijk (Dorpsstraat) de Bakwetering, die een belangrijke waterhuishoudkundige functie heeft voor het verzamelen van kwelwater en polderwater en transport naar de gemalen. Deze wetering vormt een herkenbaar element binnen het dorp. Opvallend is dat de wijk waarin het plangebied ligt in tegenstelling tot de andere uitbreidingen minder toebedeeld zijn met openbaar groen. Desondanks hebben deze buurten door de kleinschaligheid, de smalle straatprofielen en de groene voortuinen, een vriendelijk en aangenaam karakter.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
10
Figuur:
Groen-
en
waterstructuur
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
11
3. Planvisie
3.1 Aanleiding voor nieuwbouw Opheffen scheiding tussen kleuterschool en lagere school Het huidige schoolgebouw is inmiddels meer dan 40 jaar geleden gebouwd. Dit is gedaan volgens die toen bestaande gedachten over onderwijs en huisvesting. Deze gedachte ging uit van de scheiding van kleuterschool (nu groep 1 en 2 ) en lagere school (nu groep 3 t/m 8). In 1985 is de scheiding tussen kleuteronderwijs en lager onderwijs opgeheven, maar in de huidige situatie is deze scheiding nog duidelijk aanwezig: een apart gebouw voor kleuters en een hoofdgebouw voor de andere groepen. De gebouwen zijn niet met elkaar verbonden en om van het ene naar het andere gebouw te komen, moet je het schoolplein oversteken. Dit is niet praktisch. Om een effectieve en efficiënte doorgaande lijn te hebben van met name groep 2 naar groep 3 is het uitermate belangrijk dat de groepen in één gebouw zitten. Materialen die door meerdere groepen gebruikt kunnen worden, moeten nu dubbel worden aangeschaft. Dit is uiteraard niet wenselijk en in deze tijd van bezuinigingen zeer tegenstrijdig. Jong en oud moeten samen kunnen leren van en met elkaar. Door de huidige gebouwopzet is er sprake van hogere exploitatiekosten. Deze kosten komen niet direct ten goede aan het onderwijs. Nieuwe lesmethoden Daarmee hangt samen dat de Koningin Wilhelminaschool is gebouwd in een tijd dat er nog puur klassikaal werd lesgegeven. Het onderwijs is door de introductie van de computer en nieuwe lesmethoden veranderd. Er wordt veel in kleine groepjes gewerkt of zelfs één op één met een specialist (logopedist of intern begeleider). Daarnaast is er ruimte voor computerwerkplekken nodig. Door deeltijdwerk en specialisatie zijn er meer personen op scholen werkzaam dan vroeger. Het huidige gebouw heeft een smal gangenstelsel, waardoor het creëren van bijvoorbeeld werkplekken buiten de lokalen niet mogelijk is. Klassenoverstijgend onderwijs is hierdoor moeilijk te realiseren. Bij een nieuw gebouw kan de verhouding tussen gang en lokaal opnieuw worden bezien vanuit deze onderwijskundige vernieuwingen. Ook kan er ruimte worden ingeruimd voor de computers, die nu in de hal staan. Efficiënt gebruik De ruimtes in het nieuwe schoolgebouw moeten efficiënt gebruikt kunnen worden. In het huidige gebouw is dat niet mogelijk en worden lokalen gedurende meerdere dagen – vakanties - en momenten – avonden - niet gebruikt. Daarvoor is het belangrijk dat ruimtes gedurende meerdere uren per dag beschikbaar zijn voor andere activiteiten dan het geven van onderwijs. Hierbij kan gedacht worden aan peuterspeelzaal, kinderopvang, verenigingen, e.d. Het gebouw kan zo multifunctioneel zijn en een meerwaarde zijn - bovenop die van het geven van onderwijs – voor de Ouderkerkse gemeenschap. Onderhouds- en energiekosten Het dak van de huidige school is aan vernieuwing toe. Hiervoor zijn enkele huisvestingsaanvragen ingediend, maar deze zijn – met het oog op nieuwbouw – afgewezen. Het buizenstelsel onder de school is in zeer slechte staat. Het schoolgebouw is eveneens niet energiezuinig met als gevolg hoge stookkosten. De langwerpige opzet van het gebouw zorgt voor een groter contactoppervlak dat warmte verliest en het hebben van enkel glas speelt dit in de hand. Door de leeftijd van het gebouw neemt ook het onderhoud (kleine reperatiezaken) dat voor rekening komt van het schoolbestuur toe.
Ventilatie Uit onderzoek is gebleken dat een goed geventileerd en verlicht lokaal zorgt voor betere leerprestaties. Bij de bouw van een nieuwe school zal hiermee rekening worden gehouden en kan aan deze eisen worden voldaan. De ventilatie is nu onvoldoende. Alleen als de grote klapramen opengezet worden, is
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
12
er voldoende ventilatie, maar dat is niet wenselijk tijdens de herfst en de winter. Tegenwoordig zijn er meerdere manieren om energiezuinig te ventileren. Zo kan frisse lucht van buiten verwarmd worden door warmte die vrijkomt van interne warmtebronnen (dynamische – warmteterugwinning). Het rendement kan hierbij oplopen tot wel 89%. Dit wordt bij de verdere uitwerking van het plan nader vormgegeven. Omvang school De omvang van de school en het schoolplein wordt bepaald door het aantal leerlingen. Op dit moment zijn er ca 230 leerlingen. De leerlingenprognose voorziet op korte termijn in een lichte groei naar 238 en op langer termijn een lichte daling naar 210. Het ontwerp wordt gebaseerd op de nieuwe prognose. Dit betekent dat wordt uitgegaan van 8 klaslokalen en de mogelijkheid om een speellokaal flexibel in een klaslokaal om te kunnen zetten.
3.2 Situering De nieuwe basisschool wordt gebouwd op de plek waar nu de voormalige kleuterschool is gesitueerd. Ten behoeve van de nieuwbouw zal de kleuterschool worden gesloopt en de hierin gevestigde klassen worden ondergebracht in het voormalige lagere schoolgebouw. Na realisatie van de nieuwe school zal de lagere school wijken voor woningbouw. De plannen voor woningbouw zijn nog niet uitgewerkt, waardoor hiervoor een aparte procedure zal worden gevolgd. Om die reden valt de woningbouw buiten het plangebied. Hieronder is een situatietekening van de toekomstige situatie opgenomen:
Figuur: Toekomstige situatie
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
13
Figuur: Gevelaanzichten
De basisschool bestaat uit gedeeltelijk uit twee bouwlagen en ligt strak ingeklemd tussen twee perceelsgrenzen. De voorkant en meest prominente gevel van het gebouw is gericht op het schoolplein. De hoofdentree van de school komt aan de zijde van het schoolplein aan de oostzijde van het gebouw. Aan de zuidkant komt een tweede entree aan de zijkant van het gebouw. De afstand naar de erfgrens van de woningen in westelijke richting bedraagt 5,5 meter en blijft gelijk ten opzichte van de bestaande situatie. De totale footprint van het gebouw bedraagt 746,64 m2 (20,4m x 36,6m). Ook komt er nog een oppervlakte van 28 m2 aan bijgebouwen bij voor de opslag van speelmateriaal ten behoeve van het schoolplein. Het schoolplein herbergt ook een fietsenstalling. Het schoolplein bestaat uit een deel voor de onderbouw (groep 1 en 2) en een deel voor de midden- en bovenbouw (groep 3 t/m 8). De bestaande bomen op het schoolplein worden indien mogelijk in het ontwerp meegenomen.
3.3 Programma Hieronder wordt in globale zin opgesomd welke ruimten in de school aanwezig zijn. De opsomming is gebaseerd op het voorlopig ontwerp (VO). 8 lokalen (5 op begane grond; 3 op eerste verdieping. 1 speellokaal (flexibele wanden) Aula Handvaardigheidlokaal en mediatheek (flexibel in gebruik) kamers voor directe, conciërge, interne begeleider, personeel keuken, berging en verkeersruimte technische ruimte (t.b.v. binnenklimaat) Op de eerste verdieping is een vide aanwezig, waardoor contact ontstaat tussen de twee bouwlagen. Hieronder is te zien op welke manier de ruimten over het gebouw verdeeld zijn op basis van het voorlopige ontwerp (VO)
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
14
Figuur: Indeling begane grond (voorlopig ontwerp)
Figuur: Indeling eerste verdieping (voorlopig ontwerp)
3.4 Stedenbouwkundige inpassing Belangrijke randvoorwaarde bij deze ontwikkeling is een goede inpassing in en verhouding tot de omgeving. Om die reden is gekozen voor een lagere goothoogte in de richting van de woningen aan de WIlhelminastraat en een wat hogere goothoogte aan de zijde van het schoolplein. Die laatste zijde is ook de voornaamste en meest representatieve gevel. De school staat met het „gezicht‟ richting het schoolplein. De lagere goothoogte in de richting van de omliggende woningen en een flauwe hellingshoek van 15 graden zorgt voor een zorgvuldige inpassing. De tweede bouwlaag kent door de schuine kap minder bruto vloeroppervlakte (bvo) dan de begane grondlaag. Om de goothoogte aan de schoolpleinzijde niet al te hoog te laten zijn, is een knik in het dak aangebracht. Door de knik ontstaat ook een nieuwe dakvorm die ook past bij de overwegende dakvorm in de aangrenzende wijk. Bij de ontwikkeling worden de bestaande bomen op het schoolplein zoveel mogelijk gerespecteerd en in het ontwerp verwerkt.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
15
De korrelgrootte van het gebouw vertoont grote gelijkenis met het aangrenzende appartementengebouw. Ook de plaatsing van de basisschool ten opzichte van dit appartementengebouw is nagenoeg symmetrisch. Er is sprake van een spiegeling van dit gebouw aan de andere zijde van het aangrenzende parkeerterrein. De school verplaatst meer richting de wijk. Door de ligging verder van de Burg. Neetstraat ontstaat een goed leer- en werkmilieu. Door de andere situering neemt ook het aantal overstekende bewegingen over deze weg af, waardoor vanuit verkeersveiligheid een betere situatie ontstaat.
Figuur: Aanzicht nieuwbouw vanuit oostelijke richting
Figuur: Aanzicht nieuwbouw vanuit westelijke richting
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
16
4. Beleidskader In dit hoofdstuk komt het actuele beleid aan bod met een ruimtelijke component die van belang kan zijn voor dit bestemmingsplan. Hierbij is een onderverdeling gemaakt in rijksbeleid, provinciaal beleid, regionaal en gemeentelijk beleid.
4.1 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. In de Structuurvisie wordt uitwerking geven aan de afspraak in het regeerakkoord om het ruimtelijk beleid meer over te laten aan de decentrale overheden. Verder zijn er onderwerpen van nationaal belang benoemd. Het rijk is primair voor deze onderwerpen verantwoordelijk. Er is tevens een ladder voor verstedelijking opgesteld. Deze moet zorgen voor zorgvuldig ruimtegebruik. De herziening van de Wet ruimtelijke ordening wordt meegenomen in het project voor de Omgevingswet. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd: de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat; de bereikbaarheid verbeteren; zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden. De SVIR vervangt verschillende nota‟s, zoals: de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
Figuur: uitsnede kaart Nationale Ruimtelijke Structuurvisie
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
17
Het Rijk benoemt in de SVIR 13 nationale belangen; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. Het betreft de volgende belangen: 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio‟s met een concentratie van topsectoren; 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie; 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen; 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond; 5. Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio‟s inclusief achterlandverbindingen; 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem; 7. Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen; 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico‟s; 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kader voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling; 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten; 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten; 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten; 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Het plangebied is gelegen in de stedelijke regio van de mainport Haven van Rotterdam. Deze stedelijke regio beschouwt het rijk van nationale betekenis en hiermee gaat het rijk samen met decentrale overheden aan de slag. Het rijk geeft vanuit het verlengde infrastructuurfonds na 2020 prioriteit aan bereikbaarheidsknelpunten van de mainports. Voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat in een stedelijke regio met een concentratie van topsectoren is het nodig om te beschikken over een voldoende voorraad (kwalitatief en kwantitatief) woningen, bedrijventerreinen, kantoren en andere voorzieningen. Ook natuur, hoogwaardige landschappen en recreatieve voorzieningen horen daarbij, alsmede het bieden van meer ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en de mogelijkheid om te voorzien in de eigen woningbehoefte. Onderhavige ontwikkeling draagt bij aan behoud van een kwalitatieve voorziening en is niet strijdig met het ruimtelijke belang zoals neergelegd in de AMvB. Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011) Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro ) in werking getreden. In het Barro zijn onder meer rijksvaarwegen, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, buisleidingen, primaire waterkeringen, erfgoederen, kustfundamenten en diverse concrete nationale ruimtelijke projecten zoals het Project Mainportontwikkeling Rotterdam aangewezen als nationaal belang. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien vigerende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkintreding van het besluit zijn aangepast. Gezien de ligging van het plangebied buiten de aangeduide gebieden van het Barro wordt er van uitgegaan dat deze niet strijdig is met het nationaal ruimtelijk belang, zoals neergelegd in het Barro.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
18
4.2 Provinciaal beleid Visie op Zuid-Holland – Structuurvisie Op 2 juli 2010 hebben provinciale staten van de provincie Zuid-Holland de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte vastgesteld. In de Provinciale Structuurvisie staat hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. Met de structuurvisie werkt de provincie aan een vitaal Zuid-Holland, met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor is in ZuidHolland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. De provincie onderscheidt vijf hoofdopgaven: aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie divers en samenhangend stedelijk netwerk vitaal, divers en aantrekkelijk landschap stad en land verbonden. Ook de instrumenten van de provincie komen in de structuurvisie aan de orde. De provincie ordent op kaarten, ontwikkelt programma‟s en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: „Lokaal wat kan, provinciaal wat moet.‟
Figuur: Functiekaart provinciale structuurvisie
De kern is aangeduid als „Stads- en dorpsgebied‟. Binnen dit gebied, dat is gebaseerd op de bebouwingscontouren, is verstedelijking toegestaan. Onder verstedelijking wordt hierbij verstaan: het realiseren van woongebieden, alsmede van daaraan gelieerde bestemmingen zoals parkeerplaatsen, sportvoorzieningen, zorgvoorzieningen, openbaar groen, volkstuinen, oppervlaktewater, begraafplaatsen en dergelijke. De bebouwingscontouren vormen een uitdaging en stimulans voor de gemeenten om te streven naar intensivering van het ruimtegebruik en naar verbetering van de kwaliteit van het binnen de bebouwingscontouren liggende stedelijke gebied. Een school is als maatschappelijke voorziening aangemerkt als verstedelijking. Aangezien deze verstedelijking is gesitueerd binnen de bebouwingscontour past de ontwikkeling binnen het provinciaal beleid. Visie op Zuid-Holland – Verordening Ruimte De verordening bevat algemene regels in de zin van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening. De consequenties van algemene regels voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is groot. Nieuwe bestemmingsplannen en projectomgevingsvergunningen moeten in overeenstemming zijn met de verordening. De inhoud van de algemene regels moet dus door gemeenten in acht worden genomen.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
19
Ook geldt er een plicht tot aanpassing van bestaande bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Gemeenten moeten deze binnen één jaar, dan wel binnen een bij de verordening gestelde andere termijn in overeenstemming met de algemene regels brengen. Voor het plangebied zijn de regels ten aanzien van de bebouwingscontouren essentieel. In de regel is verstedelijking (bijna alles wat wordt gebouwd) buiten de bebouwingscontouren niet toegestaan. Er gelden uitzonderingen o.a. voor „ruimte voor ruimte‟, nieuwe landgoederen en vrijkomende agrarische bebouwing. Voorts dienen uitbreidingsmogelijkheden voor al bestaande stedelijke functies buiten de contouren te worden beperkt. Ook is opgenomen dat gedeputeerde staten de contouren kunnen aanpassen ten behoeve van het “in- en uitdeuken”. Daarnaast gelden enkele specifieke uitzonderingen. Tevens is voorzien in een ontheffingsmogelijkheid in geval van gebiedsgerichte toepassing van „ruimte voor ruimte‟, “rood voor groen” en voor omvangrijke intensieve dagrecreatie. Een ander belangrijk punt is de bescherming van primaire en regionale waterkeringen. Concreet betekent dit dat zowel voor de kernzone als de beschermingszone van een waterkering een beschermende regeling moeten worden opgenomen. Een basisschool is als maatschappelijke voorziening aangemerkt als verstedelijking. Aangezien deze verstedelijking is gesitueerd binnen de bebouwingscontour past de ontwikkeling binnen het provinciaal beleid.
4.3 Gemeentelijk beleid Structuurvisie Ouderkerk 2030 De gemeenteraad heeft op 25 oktober 2012 de Structuurvisie Ouderkerk 2030 vastgesteld. De structuurvisie is leidend voor het eigen beleid en vormt het toetsingskader voor ontwikkelingen in de gemeente Ouderkerk. De structuurvisie is in essentie een ruimtelijk plan, maar geeft de samenhang met economisch, ecologisch of sociaal-maatschappelijk beleid aan. De structuurvisie schetst vanuit deze brede invalshoek het beeld van hoe Ouderkerk er op lange termijn, in 2030, uitziet. Relevant met betrekking tot het plangebied is het streven om de woonzorgzone na gebleken behoefte, te optimaliseren en uit te breiden door transformatie van omliggende bebouwing. De noordoostkant van het centrum langs de Burgemeester Neetstraat wordt hiervoor gereserveerd. Deze zone krijgt op deze wijze een directe ruimtelijke relatie met de rivier. Door de nieuwbouw van de Koningin Wilhelminaschool te combineren met zorgwoningen ontstaat een integratie met de zorgzone.
Figuur 1: Uitsnede visiekaart
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
20
Welstandsnota Op 24 juni 2004 is door de raad van de gemeente de welstandsnota vastgesteld. In het kader van de woningwet moet elke gemeente beschikken over een welstandsnota, waarin aangegeven wordt hoe de welstandsbeoordeling moet plaatsvinden en op basis van welke criteria. Die criteria kunnen zijn: situering, hoofdvormen, gevelaanzichten én materialisatie en detaillering van een bouwwerk. De afstemming op punten als kleurgebruik, bouwmassa en –type wordt van groot belang geacht. Door het toepassen van de nota wordt er meer samenhang gebracht in de welstandsbeoordeling en is de uitkomst van de bouwplanprocedure beter voorspelbaar. De welstandsnota is opgesteld vanuit de idee dat welstandsbeleid onderdeel moet zijn van een integraal gebiedskwaliteitsbeleid. De gemeente wil ervoor zorgen dat nieuwe gebouwen en bouwwerken passen bij de karakteristiek en kwaliteit van een gebied. De gemeente Ouderkerk onderscheidt drie niveaus van welstandstoezicht (algemene criteria): BASIS niveau van welstand; PLUS niveau van welstand; BIJZONDER niveau van welstand. De niveaus van welstand geven een indicatie voor de mate van ontwerpvrijheid. De niveaus van welstand bepalen in hoofdlijnen de mate van gedetailleerdheid van de gebiedsgerichte criteria. Het plangebied is op de niveaukaart aangeduid met BASIS niveau van welstand. De waarde van deze wijk schuilt vooral in de stedenbouwkundige opzet: de ruime groene aanleg en de (eenvoudige) compositie van de bouwmassa‟s. Het plangebied is gelegen in een woongebied in stroken- en blokverkaveling. Een dergelijk woongebied wordt gekenmerkt door een grote gevarieerdheid aan bebouwing met een recht symmetrisch stratenpatroon. De woongebieden zijn in de jaren ‟50 en ‟60 gerealiseerd. De woningen liggen veelal aaneengesloten. Vaak liggen deze woningen in korte blokjes van maximaal 6 woningen. De hoofdbebouwing bestaat overwegend uit 2 bouwlagen met een kap. De school valt onder het type bebouwingselement „bijzondere bebouwingselementen‟. Hiervoor gelden o.a. de volgende gebiedsgerichte criteria: zijdelingse afstand is doorgaans los van elkaar; de oriëntatie is wisselend afhankelijk van de situatie; de bouwmassa, kapvorm en -richting moet passend zijn bij de omgeving; de bouwhoogte is afhankelijk van de functie van het gebouw en schaal van de omliggende bebouwing. Het schoolgebouw is een vrijstaand gebouw en een afwijkende oriëntatie richting het schoolplein. Dit is gegeven de situatie de meest herkenbare gevel. De bouwmassa stemt overeen met het aangrenzende appartementengebouw. De kapvorm en -richting vertonen daarentegen weer overeenkomsten met de omliggende rijtjeswoningen. De bouwhoogte past bij de functie van onderwijsgebouw en komt steeds vaker voor. Gezien het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bebouwing past binnen de gebiedsgerichte criteria.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
21
5. Randvoorwaarden In dit hoofdstuk komen de planologische beperkingen aan bod. Daarbij gaat het om eisen die vanuit milieutechnisch oogpunt of vanwege veiligheid en gezondheid gevolgen hebben voor de situering van functies. Daarbij wordt onder andere ingegaan op de kwaliteit van de bodem, luchtkwaliteit, de effecten van bedrijven in en rondom het plangebied etc.
5.1 Bodemkwaliteit Kader Het beleid van de provincie Zuid-Holland gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting mogelijk is, dient tenminste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek (historisch bodemonderzoek) te worden verricht. Het betreft hier een overwegend consoliderend bestemmingsplan waarbij geen functieveranderingen naar milieugevoelige functies mogelijk worden gemaakt. Onderzoek In juni 2012 heeft Tauw in opdracht van de gemeente Ouderkerk een vooronderzoek conform de NEN 5725 uitgevoerd (kenmerk R001-1209474MYE-agv-V01-NL, d.d. 20 juni 2012). Uit het vooronderzoek is gebleken dat de locatie verdacht is op het voorkomen van bodemverontreiniging. Uit het uitgevoerde vooronderzoek is gebleken dat er op de onderzoekslocatie een sanering heeft plaatsgevonden. Er kan niet met zekerheid gezegd worden dat de minerale olie verontreiniging op de onderzoekslocatie volledig is gesaneerd. Mogelijk is er nog een restverontreiniging aanwezig. Hiermee is de locatie verdacht voor de aanwezigheid van een verontreiniging met minerale olie. Tevens is er uit het vooronderzoek gebleken dat er op de onderzoekslocatie watergangen zijn gedempt. Uit de gegevens van Bodembalie is bekend dat de watergangen met riet zijn gedempt (bron: TBK). Ten slotte is gebleken, uit bodemonderzoeken uitgevoerd in de omgeving van de onderzoekslocatie, dat er puin in de bodem zit wat kan duiden op een ophooglaag. Naar aanleiding van de resultaten uit het voorgaande onderzoek heeft Tauw bv in opdracht van de gemeente Ouderkerk een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 uitgevoerd ter plaatse van de Burgemeester Neetstraat 39 in Ouderkerk aan den IJssel. Het bodemonderzoek heeft tot doel de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater vast te stellen. Uit de analyseresultaten van de ondergrond blijkt dat er in mengmonster MM4O een interventiewaarde overschrijding is aangetoond voor PAK. Na uitsplitsing van het mengmonster blijkt dat in boring 201 (deellocatie school) de interventiewaarde voor PAK wederom wordt overschreden. Op de rest van de locatie zijn slechts lichte verontreinigingen aanwezig. In het grondwater zijn slechts lichte verontreinigingen aangetoond op beide deellocaties. In de ondergrond ter plaatse van boring 201 wordt de interventiewaarde voor PAK overschreden. Ons inziens is het echter niet noodzakelijk om een nader onderzoek uit te voeren. De PAK verontreiniging is te relateren aan de aangetroffen kooldeeltjes (boring 201, 1,0 – 1,1 m-mv). Aangezien de laag niet is aangetroffen in andere boringen, wordt het niet aannemelijk geacht dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Conclusie Op grond van de hiervoor beschreven onderzoeken kan worden geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen herinrichting van de onderzoekslocatie. Als er tijdens de nieuwbouwwerkzaamheden een laag koolas wordt aangetroffen, wordt geadviseerd deze laag separaat te verwijderen en af te voeren naar een erkende verwerker.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
22
5.2 Luchtkwaliteit Kader Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De Wet luchtkwaliteit en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien: 1. de luchtkwaliteit tengevolge van de plannen per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft; 2. de plannen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie van NO2 en PM10 in de buitenlucht. Vanaf het van kracht worden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit op 1 augustus 2009 wordt onder een NIBM bijdrage een bijdrage van minder dan 3% verstaan; 3. de plannen niet leiden tot het overschrijden van een grenswaarde; 4. gevoelige bestemmingen (waaronder scholen en zorginstellingen) niet binnen 300 meter van een rijksweg en 50 meter van een provinciale weg worden gerealiseerd (of indien binnen deze zones geen sprake is van een (dreigende) overschrijding). Het Besluit NIBM heeft een aantal NIBM-grenzen vastgesteld, waarvan met zekerheid kan worden gesteld dat de 3%-grens niet zal worden overschreden, te weten: Woningbouw: ≤ 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en ≤ 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Kantoorlocaties: ≤ 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en ≤200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Onderzoek In alle overige gevallen of combinaties van bovenstaande grenzen zal middels een berekening moeten worden aangetoond of de bijdrage niet in betekenende mate is of dat de grenswaarden niet worden overschreden. Het plan maakt de herbouw van een school mogelijk die in de huidige situatie gedeeltelijk in het plangebied dan wel grenzend aan het plangebied gevestigd is. De school zal qua leerlingenaantal niet uitbreiden en dus geen extra verkeer gaan aantrekken. Het plan heeft dan ook geen effecten op de luchtkwaliteit ter plaatse. Zonder berekeningen kan dan ook gesteld worden dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt: er is geen sprake van extra bijdrage aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. Toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven. Het plangebied is eveneens niet gelegen binnen een van de zones voor gevoelige bestemmingen, aldus is een luchtkwaliteitsonderzoek niet noodzakelijk.
Conclusie Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.
5.3 Milieuzonering Kader Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Tengevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
23
Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies (waaronder scholen) met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.
Onderzoek De te beoordelen situaties zijn te herleiden tot drie groepen, waarbij de volgende conclusies zijn te trekken: Nieuwe milieugevoelige functies nabij bestaande inrichtingen In deze situatie dient primair te worden beoordeeld of hinder te verwachten is van de specifieke bestaande bedrijven in de omgeving van het plangebied. Deze beoordeling is met name gebaseerd op de Wet Milieubeheer en bijbehorende AMvB‟s. Daarnaast zal moeten worden meegewogen of ter plaatse van de nieuwe milieugevoelige functies bij eventuele vestiging van een nieuw bedrijf op het bestaande bedrijfsperceel een probleemsituatie ontstaat. Deze afweging vindt met name plaats op basis van Bedrijven en Milieuzonering. In de nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig die belemmerend zijn voor de ontwikkeling. Nieuwe inrichtingen nabij bestaande milieugevoelige functies In deze situatie is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal tenminste een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1) tussen de gevoelige functies en belastende activiteiten moeten worden gerespecteerd. In het geval de bestemmingswijziging wordt gerealiseerd ten bate van de vestiging van een specifieke inrichting, kunnen de omstandigheden van deze inrichting worden meegewogen. In elk geval dient tenminste aan de Wet milieubeheer te worden voldaan. Een basisschool is naast dat het een milieugevoelige functie is ook een inrichting in de zin van de brochure Bedrijven en Milieuzonering. Een basisschool is aangemerkt als categorie 2 met een richtafstand van 30 meter. In de nieuwe situatie ligt de basisschool op 5,5 meter van de erfgrens met de dichtstbijzijnde woningen aan de Wilhelminastraat. Deze afstand is gelijk aan de huidige situatie. Hoewel het bouwvlak opschuift in de richting van de Willem de Zwijgerstraat blijven deze woningen op de kortste afstand en daarmee maatgevend. Door de vergroting van het bouwvlak komen er geen woningen op kortere afstand te liggen, waardoor er geen belemmeringen zijn voor de bestaande milieugevoelige functies. Nieuwe milieugevoelige functies nabij nieuwe inrichtingen In dit geval is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal tenminste een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1) tussen de gevoelige en belastende bestemmingen moeten worden gerespecteerd. De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. Het plangebied is aangemerkt als „rustige woonwijk‟;
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
24
Al deze bedrijven liggen op grotere afstand dan op grond van de richtafstand nodig is. Vanuit milieuoogpunt geven deze bedrijven geen aanleiding tot nadere opmerkingen.
5.4 Geluidsaspecten Kader Wegverkeerslawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan hoog niveau van wegverkeerslawaai kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs wegen (art. 74-75 Wgh). Tevens stellen de Wgh en het Besluit geluidhinder regels aan de maximale geluidsbelasting op deze bestemmingen. Een basisschool is volgens de Wgh een geluidsgevoelige bestemmingen. Hiervoor geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) heeft iedere weg een zone met uitzondering van de wegen gelegen binnen een woonerf en wegen waar een maximum rijsnelheid van 30 km/uur geldt. Op grond van artikel 76 dient binnen deze zones de geluidsbelasting te worden bepaald. Volgens de wet geluidhinder geldt geen grenswaarde voor de geluidsbelasting van de gevel ten gevolge van een weg met een maximum rijsnelheid van 30 km/uur. Dit houdt echter niet in dat er dan ook geen hinder van het wegverkeer kan ontstaan. In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing dient onderbouwd te worden dat een acceptabel leefklimaat wordt gewaarborgd. Derhalve dient de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer ook bepaald te worden en dient in de ruimtelijke afweging te worden betrokken. Daarnaast dient voldaan te worden aan de eis gesteld aan de geluidwering van de gevel in het Bouwbesluit. Volgens artikel 3.2 van het Bouwbesluit dient een uitwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht, een bepaalde karakteristieke geluidwering te hebben die niet kleiner is dan het verschil tussen de geluidsbelasting, zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder en bepaald volgens reken- en meetvoorschriften van de Wet geluidhinder, van die scheidingsconstructie en 33 dB in geval van wegverkeerslawaai, met een minimum van 20 dB met een minimum van 20 dB(A). Resultaten Voor de Willem de Zwijgerstraat geldt een maximum rijsnelheid van 30 km/uur. Formeel geldt er geen zone voor deze weg en is er geen akoestisch onderzoek nodig voor deze weg. Voor de Burg. Neetstraat geldt een maximum snelheid van 50 km/uur en kent hiermee een zone van 200 meter op grond van de Wgh. De afstand van de as van de weg tot het schoolgebouw is 42 meter,
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
25
waardoor in principe de geluidsbelasting moet worden bepaald. Aangezien de locatie reeds een geluidgevoelige bestemming heeft, hoeft de ontwikkeling niet getoetst te worden aan de Wgh. De nieuwe basisschool komt op de plek van de voormalige kleuterschool. De afstand tot de Burg. Neetstraat blijft nagenoeg ongewijzigd. Verder is het schoolgebouw gelegen aan de achterzijde van een bestaand woongebouw en een nog te realiseren woongebouw op de plek van de lagere school. De nieuwe school ligt daardoor in de luwte van deze beide gebouwen. Derhalve is geen akoestisch onderzoek nodig. Conclusie Vanuit het aspect wegverkeerslawaai zijn er geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling Het plangebied ligt volledigheidshalve buiten de zone van een industrieterrein, waardoor er vanuit het aspect industrielawaai geen belemmeringen zijn voor onderhavige ontwikkeling. Bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning zal middels een bouwtechnisch akoestisch onderzoek moeten worden aangetoond dat met de geplande gevelopbouw kan worden voldaan aan de eisen voor de karakteristieke geluidwering uit het Bouwbesluit. Dit onderzoek wordt bij de uitwerking van het bouwplan uitgevoerd.
5.5 Flora en fauna Kader Om natuurwaarden in Nederland te beschermen geldt een drietal landelijke wetten en beleidsplannen: de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het Natuurbeleidsplan 1990 (Nota Ruimte met daarin de Ecologische Hoofdstructuur). Daarnaast geldt provinciaal beleid, te weten: Structuurvisie Zuid-Holland 2020; Natuurbeheerplan 2012 en Provinciaal Compensatiebeginsel 1997. De handreiking bestemmingsplan en natuurwetgeving (EL&I, 2007) geeft aan dat: “gemeenten op grond van de Wro rekening moeten houden met een goede ruimtelijke ordening. Dat betekent onder meer op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel doorwerking van het nationaal en provinciaal natuurbeleid en rekening houden met aanpalende wetgeving op grond van de uitvoerbaarheid van plannen (art. 9 Besluit ruimtelijke ordening)”. Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient middels een quickscan (combinatie van bureauonderzoek en één veldbezoek) te worden vastgesteld of:
Er overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt (toetsing Floraen faunawet, maar ook Provinciaal compensatiebeleid met betrekking tot weidevogelgebieden);
Er mogelijke significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden (toetsing Natuurbeschermingswet);
Er wezenlijke waarden en kenmerken voor Ecologische HoofdStructuur-gebieden (EHS) aangetast worden.
Indien deze typen effecten niet optreden wordt de ruimtelijke ontwikkeling conform de eerder genoemde regelgeving toelaatbaar geacht. In dat geval dient nog wel rekening te worden gehouden met de algemeen geldende zorgplicht (artikel 2) van de Flora- en Faunawet. De zorgplicht bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora of fauna veroorzaakt, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. De zorgplicht kan gezien worden als algemene fatsoenseis die voor iedereen geldt. Indien effecten in het kader van de natuurwetgeving wel optreden geldt het volgende:
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
26
De ontwikkeling doet afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de (populatie van) beschermde soorten. De Flora- en faunawet onderscheidt een aantal categorieën soorten planten en dieren: de Algemeen beschermde soorten (tabel 1), de Overige beschermde soorten (tabel 2), de Strikt beschermde soorten (tabel 3) en de vogels. Onder de Strikt beschermde soorten wordt tevens onderscheid gemaakt in soorten die voorkomen in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en soorten die zijn aangewezen middels een AMvB. Indien er een effect optreedt ten aanzien van zogenaamde Algemene beschermde soorten dan geldt een Algehele vrijstelling. De ontwikkeling kan dan doorgang vinden, zonder dat een ontheffing aangevraagd hoeft te worden. De zorgplicht geldt wel. Indien het effect optreedt ten aanzien van zogenaamde Overige soorten, Strikt beschermde soorten of vogels kan de ontwikkeling niet zonder meer doorgang vinden. Er kan dan een aanvraag tot ontheffing van de verbodsbepalingen in artikelen 8-13 van de Flora- en faunawet worden ingediend bij de Dienst Regelingen. De aanvraag moet worden gebaseerd op de resultaten van een Lichte of Uitgebreide toets (afhankelijk van de tabel waarin de soort is opgenomen 2 of 3) en er dient een voorstel in te worden opgenomen welke mitigerende en/of compensatiemaatregelen moeten worden toegepast. Dienst Landelijk Gebied zal de ontheffingsaanvraag beoordelen en Dienst Regelingen neemt hierover een besluit. Indien de ontheffing wordt verkregen kan de ruimtelijke ontwikkeling doorgang vinden onder de voorwaarden zoals in de ontheffing opgenomen. Voor tabel 2-soorten kan gewerkt worden met een door LNV goedgekeurde Gedragscode. Een ontheffing is dan niet nodig. In alle gevallen blijft de zorgplicht voor individuen van kracht. Er vinden negatieve effecten plaats op (instandhoudingsdoelstellingen van) Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten of de Ecologische Hoofdstructuur. Indien uit een voortoets blijkt dat dit effect (mogelijk) optreedt in het kader van de Natuurbeschermingswet is de ruimtelijke ontwikkeling niet zonder meer toelaatbaar. Initiatiefnemer kan in dat geval een vergunning voor de ontwikkeling aanvragen bij het bevoegd gezag (Provincie ZuidHolland) op basis van een “passende beoordeling” (bij significant negatieve effecten) of een “verslechteringstoets” (bij niet significant negatieve effecten). Een vergunningaanvraag wordt door het bevoegd gezag getoetst aan de ADC-criteria (beschikbaarheid van alternatieve locaties, dwingende redenen van groot openbaar belang en voorgestelde compensatiemaatregelen). Indien de vergunning wordt toegekend kan de ruimtelijke ontwikkeling alsnog doorgang vinden onder de voorwaarden zoals in de vergunningbeschikking opgenomen. Voor de EHS-gebieden geldt de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke kenmerken en waarden. Binnen deze gebieden zijn nieuwe plannen die de wezenlijke kenmerken van het gebied significant aantasten niet toegestaan, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van reden van groot openbaar belang. De provincie Zuid-Holland is de toetsende instantie. Eventuele schade moet zoveel mogelijk worden gemitigeerd en/of gecompenseerd. Er vindt verlies plaats van natuurwaarden binnen de Provinciale Structuurvisie. In dat geval geldt in principe dat deze ontwikkelingen niet zonder meer toelaatbaar zijn. Indien om zwaarwegende redenen aantasting van natuur- en landschapswaarden onontkoombaar is en alternatieve oplossingen ter plaatse niet voorhanden zijn, dient compensatie plaats te vinden. Het Compensatiebeginsel 1997 is van toepassing op belangrijke weidevogelgebieden, recreatiegebieden in de zuidvleugel en karakteristieke landschapselementen. De compensatieverplichting ligt bij de initiatiefnemer van de activiteiten. De Provincie Zuid-Holland is de toetsende instantie. Momenteel wordt het Compensatiebeginsel herijkt; tot op heden (juli 2012) geldt de tekst van 1997.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
27
Quickscan Voor de voorgenomen sloop en nieuwbouw van de KW-school aan de Burgemeester Neetstraat in Ouderkerk aan den IJssel is een verkennend ecologisch onderzoek (quickscan) uitgevoerd. De resultaten zijn beschreven in deze notitie. De gemeente heeft het voornemen een nieuwe school en een appartementenblok te realiseren (zie figuur 1.1). In het kader van de quickscan is onderzocht of er beschermde soorten planten en dieren en/of beschermde gebieden (kunnen) voorkomen in (de omgeving van) het plangebied. De volgende bronnen zijn geraadpleegd: Landelijke en provinciale beleidsdocumenten genoemd in paragraaf 1.2 en online plankaarten Een inschatting van de geschiktheid van het terrein voor beschermde soorten aan de hand van een veldbezoek op 15 juni 2012 Vrij beschikbare verspreidingsgegevens van beschermde soorten (zie verder 1.5) Op basis van het literatuuronderzoek en het veldbezoek is een inschatting gemaakt van de eventuele effecten van de voorgenomen activiteiten op mogelijk aanwezige beschermde soorten en op de beschermde gebieden. Hieruit volgt een conclusie over de aanvaardbaarheid van de effecten of een aanbeveling tot nader onderzoek of vervolgprocedures. Een quickscan is een verkennend ecologisch onderzoek en betreft geen uitgebreide inventarisatie, waardoor slechts in beperkte mate uitsluitsel gegeven kan worden over de aan- en afwezigheid van beschermde soorten. Een inventarisatie vereist namelijk dat op verschillende momenten veldbezoeken plaatsvinden, omdat iedere soort zijn eigen optimale periode kent. In het geval van strikt beschermde soorten (tabel 3), wordt een verkennend onderzoek als onderbouwing bij de aanvraag van een ontheffing door het Ministerie van EL&I nooit afdoende geacht. Aanvullend veldonderzoek, op die tijdstippen in het seizoen die voor de verscheidene soorten het meest gunstig zijn, is dan noodzakelijk.
Onderzoek Gebiedsbescherming De planlocatie bestaat uit het schoolterrein van de KW-school aan de Burgemeester Neetstraat. De locatie ligt in de bebouwde kom van Ouderkerk aan den IJssel. Op korte afstand van het plangebied (binnen 500 meter) liggen beschermde gebieden (provinciaal weidevogelgebied en EHS de Hollandsche IJssel). Overige gebieden die zijn aangewezen als EHS en EVZ liggen op afstanden van meer dan 1 kilometer. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Boezems Kinderdijk op circa 4 kilometer afstand. Door het lokale karakter van de werkzaamheden (sloop en nieuwbouw in bebouwde kom) zijn geen effecten te verwachten op de EHS of ander provinciaal beschermd gebied. Andere bebouwing schermt het plangebied af van het buitengebied, waardoor geen verstoring optreedt. Ook worden om dezelfde reden geen effecten verwacht op het Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
28
Figuur: Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in de omgeving van het plangebied (globaal weergegeven met de rode cirkel). EHS is met groen en blauw aangegeven. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Boezems Kinderdijk op een afstand van circa 4 kilometer.
Soortbescherming Het voorkomen van beschermde soorten uit de soortgroepen vissen, amfibieën, reptielen, libellen, vlinders en overige ongewervelden is uitgesloten, omdat geschikt habitat (oppervlaktewater en geschikte vegetatie) voor deze soorten in het plangebied ontbreekt. Er treedt voor de genoemde soortgroepen dus geen effect op. Het plangebied is beperkt geschikt voor beschermde soorten uit de soortgroepen flora, vogels en zoogdieren. Flora In stedelijk gebied kunnen een aantal beschermde plantensoorten voorkomen. Muurvarens en de gele helmbloem zijn daar voorbeelden van. Vaak groeien deze soorten op erg specifieke plaatsen, vaak kalkrijke vochtige muren. In het plangebied zijn tijdens het veldbezoek geen beschermde planten aangetroffen of plekken die daarvoor geschikt zijn. Met deze soortgroep hoeft geen rekening te worden gehouden. Vogels Ondanks dat de groenstructuren in het plangebied beperkt zijn, kunnen er algemene broedvogels voorkomen. Nesten van vogels, mits in gebruik, zijn beschermd tijdens het broedseizoen. Het broedseizoen voor vogels loopt van circa half maart tot half juli, maar deze periode is indicatief. Broedende vogels zijn altijd beschermd. Naast algemene broedvogels is er een aantal vogelsoorten waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is (LNV, 2009). Nesten van deze soorten mogen niet zondermeer worden verwijderd. Nesten van jaarrond beschermde soorten zijn verdeeld in 5 categorieën. Vogels uit de categorie 1 tot 4 zijn altijd jaarrond beschermd. Voor soorten uit categorie 5 geldt dat deze alleen beschermd zijn als zwaarwegende (ecologische) feiten of ecologische omstandigheden dit rechtvaardigen. Voordat een jaarrond beschermd nest verloren gaat moet een omgevingscheck plaatsvinden en kunnen aanvullende mitigatie- of compensatiemaatregelen noodzakelijk zijn. Is dit niet mogelijk dan moet een ontheffing worden aangevraagd. Soorten van categorie 1-4 worden niet verwacht omdat het habitat hiervoor niet geschikt is. Bebouwing met geschikte (pannen-)daken voor huismus en gierzwaluw ontbreekt. De huismus is tijdens het veldbezoek ook niet foeragerend waargenomen. Enkele soorten van categorie 5 kunnen wel in het plangebied broeden. Er zijn echter geen zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden die pleiten voor een jaarrond beschermde nestlocatie van categorie 5-soorten op deze plaats. Zoogdieren De bebouwing is beperkt geschikt voor verblijfplaatsen van vleermuizen. Er zijn niet veel openingen waar vleermuizen gebruik van kunnen maken, het dak lijkt overal goed aan te sluiten op de bakstenen muur. Door de aanwezigheid van stootvoegen zijn zomer, kraam-, paar- en winterverblijven van kleinere gebouw bewonende vleermuissoorten echter niet helemaal uit te sluiten. De stootvoegen geven mogelijk toegang tot de spouwmuur, waar de verblijven zich kunnen bevinden. De soorten die op basis van verspreidingsgegevens en het aanwezige biotoop (Limpens et al., 2009, www.vleermuis.net) worden verwacht zijn gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, en mogelijk laatvlieger en meervleermuis. De boeiboorden langs de buitenmuren van de school lijken nauwelijks geschikt. Er zijn tijdens het veldbezoek geen aanwijzingen aangetroffen dat vleermuizen de (zeer beperkte) ruimte erachter gebruiken (op de meeste plaatsen zijn latjes zichtbaar, veel spinnerag voor potentieel geschikte openingen, en geen sporen van uitwerpselen). Dit geldt ook voor een aantal mogelijk geschikte vlieggaten bij omgebogen zinkrandjes (teveel spinrag). Op een beperkt aantal plaatsen zijn wel open stootvoegen aanwezig, geschikt voor kleinere soorten vleermuizen (gewone dwergvleermuis). In combinatie met de spouwmuur is dit theoretisch wél geschikt
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
29
als verblijfplaats. Hoewel daar geen aanwijzingen zijn gevonden die wijzen op veelvuldig gebruik, is het niet mogelijk om de aanwezigheid van de gewone dwergvleermuis op voorhand uit te sluiten. Verblijfplaatsen in bomen worden niet verwacht, aangezien er geen geschikte bomen met holten in het plangebied aanwezig zijn. Vleermuizen kunnen de bomen in het plangebied gebruiken om te foerageren, maar belangrijke foerageergebieden in het plangebied worden niet verwacht vanwege de beperkte hoeveelheid groen. Er is een nader onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd. Hierna wordt daar uitvoering op ingegaan. Verschillende andere beschermde zoogdieren komen nabij Ouderkerk aan den IJssel voor (noordse woelmuis, waterspitsmuis, das, bever) maar zijn op grond van het stedelijke habitat uit te sluiten. Onderzoek naar Paarverblijven en (potentiële) winterverblijven Hieronder zijn de resultaten van het vleermuizenonderzoek naar paarverblijven en (potentiele) winterverblijven opgenomen: Uitvoering onderzoek: Conform vleermuizenprotocol, uitgevoerd op 14 september 2012 Waargenomen soorten: Gewone dwergvleermuis en Ruige dwergvleermuis Waargenomen functies: Het plangebied vormt (onderdeel van) leefgebied van de Gewone dwergvleermuis in de vorm van paarverblijfplaatsen in de Koningin Wilhelminaschool. Het betreft in ieder geval twee paarverblijfplaatsen, maar mogelijk zijn onder de gevelbetimmering van de school nog meer paarverblijfplaatsen aanwezig zijn van één of enkele Gewone dwergvleermuizen. Gelet op de grote temperatuurwisselingen achter de gevelbetimmering wordt er géén winterverblijf verwacht Effecten: Voor de Gewone dwergvleermuis geldt dat er als gevolg van de beoogde sloopwerkzaamheden sprake is van aantasting van de functionele leefomgeving in de vorm van (paar)verblijfplaatsen. Negatieve effecten kunnen daarom niet worden uitgesloten Consequenties: In het kader van de Flora- en faunawet is een ontheffing voor de Gewone dwergvleermuis noodzakelijk Onderzoek naar zomerverblijven en kraamverblijven Uitvoering onderzoek: Nog uit te voeren (conform vleermuizenprotocol) in de periode mei tot 15 juli 2013 Verwachte soorten: Gewone dwergvleermuis en Ruige dwergvleermuis Verwachte functies: Zomer- en/of kraamverblijfplaatsen van Gewone dwergvleermuis en eventueel Ruige dwergvleermuis Mogelijke effecten: Indien zomer- en/of kraamverblijfplaatsen aanwezig zijn, dan kunnen negatieve effecten als gevolg van de sloopwerkzaamheden niet worden uitgesloten Eventuele consequenties: Bij aanwezigheid van een zomer- en/of paarverblijfplaats is in het kader van de Flora- en faunawet een ontheffing noodzakelijk.
Conclusie Door de stedelijke ligging is het plangebied niet geschikt voor veel soortgroepen. Ook worden door de het plan geen effecten verwacht op nabijgelegen beschermde natuurgebieden. Dit vanwege het lokale karakter van de ingreep en de afstand tot beschermde natuurgebieden. Vanuit de Flora- en faunawet moet rekening worden gehouden met broedende vogels (voornamelijk in de periode maart-juli). Daarnaast is het nodig te onderzoeken of het te slopen gedeelte van het gebouw gebruikt worden door vleermuizen. Dit moet worden uitgevoerd voordat de omgevingsvergunning kan worden verleend. Indien eventuele effecten op vleermuizen optreden moeten deze gecompenseerd of gemitigeerd worden. Het aanvragen van een ontheffing van de Flora- en faunawet kan dan noodzakelijk zijn. Met betrekking tot de vleermuizen kan het volgende worden geconcludeerd. De noodzaak tot ontheffing
bij aanwezigheid van één of meerdere verblijfplaatsen van vleermuizen is recentelijk bevestigd in twee einduitspraken van de Raad van State (11 juli 2012), waarin wordt gesteld dat functies van een gebied voor
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
30
aanwezige dieren altijd behouden moeten blijven. Maatregelen die effecten slechts verzachten zijn onvoldoende. Daarom dienen bij uitvoerig van de beoogde sloop van de Koningin Wilhelminaschool maatregelen te worden getroffen om negatieve effecten te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld: Ophangen van vleermuiskasten in de omgeving van het plangebied en/of in het nieuwe schoolgebouw, bijvoorbeeld prefab inbouwkasten (zie folder “Vleermuisvriendelijk bouwen” [Landschapsbeheer Flevoland et al., 2011]). Deze zijn 20-35 cm breed en 20-60 cm hoog, groot genoeg voor paarverblijfplaatsen en zomerverblijfplaatsen tot 20 dieren Uitvoeren van sloopwerkzaamheden in de minst kwetsbare periode van vleermuizen, bij voorkeur eind oktober; Ongeschikt maken van de bebouwing voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden (dus voor eind oktober) Dergelijke maatregelen dienen te worden vastgelegd in een activiteitenplan horende bij een ontheffingsaanvraag, welke voorafgaande aan de werkzaamheden ter goedkeuring dient te worden voorgelegd aan Dienst Regelingen van het Ministerie van EL&I. De noodzaak tot het daadwerkelijk in bezit hebben van een goedgekeurd mitigatieplan of een ontheffing is gekoppeld aan de uitvoeringsfase. Het laten goedkeuren van het activiteitenplan én het uitvoeren van de bijbehorende maatregelen dienen vóór aanvang van de werkzaamheden afgerond te zijn. Bij formele ontheffingsaanvragen dient rekening gehouden te worden met een proceduretijd die kan oplopen tot zes maanden.
5.6 Externe Veiligheid Kader Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen het onderwerp externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd: 1. het Plaatsgebonden Risico (PR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Kwetsbare bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR; 2. het Groepsrisico (GR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers. In het kader van de externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden: Inrichtingen, waarin opslag en/of verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Transportroutes, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Buisleidingen, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Besluit externe veiligheid inrichtingen Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan overheden die besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij (beperkt) kwetsbare objecten waaronder woningen, ziekenhuizen, scholen, winkels, horecagelegenheden en sporthallen. Hierdoor ontstaan risico‟s voor mensen die in de buurt ervan wonen of werken. Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van omgevingsvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen. Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoor
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
31
De regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over openbare wegen, water en spoorwegen is neergelegd in de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (cRNVGS). Deze circulaire kan worden beschouwd als voorloper van een eventuele wettelijke verankering van de risiconormen. In de loop van 2013 treedt het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking. Hierin staan regels op het gebied van externe veiligheid voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen en spoorwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Btev zijn de Basisnetten Weg en Water als bijlage bij de cRNVGS opgenomen. Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarmee zijn nieuwe kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour niet toegestaan. Ook is vastgesteld dat wanneer binnen het invloedsgebied van een buisleiding een ruimtelijk besluit wordt genomen, de verantwoordingsplicht van toepassing is. Het Bevb gaat uit van een belemmerde strook van 4 of 5 meter, afhankelijk van de werkdruk. Voor deze strook geldt een bouwverbod en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden. Net als bij het Bevi worden de risicoafstanden en rekenmethodiek die volgen uit het Bevb opgenomen in een regeling, de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).
Onderzoek Transport over water Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied is geen vaarweg aanwezig die in het kader van externe veiligheid een beperking vormt voor het plangebied. Transport over het spoor Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied is geen spoorlijn gelegen die in het kader van externe veiligheid een beperking vormt voor het plangebied. Transport over de weg Binnen of in de nabijheid van het plangebied liggen geen wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Transport per buisleiding Binnen of in de nabijheid van het plangebied liggen geen buisleidingen waarmee vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Inrichtingen Op grond van de risicokaart is te zien welke risicovolle inrichtingen er in en in de nabijheid van het bestemmingsplan voorkomen. Hieronder is een uitsnede daarvan opgenomen:
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
32
Figuur: Uitsnede risicokaart
Binnen of in de nabijheid van het plangebied liggen geen bedrijven aanwezig die een belemmering vormen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Conclusie Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.
5.7 Kabels en leidingen Planologisch relevante leidingen zijn: transportleidingen voor gevaarlijke stoffen, gastransportleidingen (druk van 10 atmosfeer en hoger), watertransportleidingen en rioolpersleidingen met een regionale functie en optisch vrije paden. Naast de in de vorige paragraaf beschreven aardgastransportleiding komen nog andere planologisch relevante buisleidingen voor in het plangebied, waarvoor een belemmerende strook op van toepassing is. Deze kabels en leidingen zijn veelal aangelegd langs/in combinatie met infrastructuur. In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante leidingen.
5.8 Archeologie en cultuurhistorie Occupatiegeschiedenis - Algemeen De IJsseldijk vormt een belangrijke structuurlijn in de gemeente Ouderkerk. Het gebied dankt haar bestaan aan deze dijk, vanwege het feit dat het achterliggend weidegebied droog bleef en beschermd tegen het rivierwater. Naast deze waterkerende functie heeft de dijk vooral ook in ruimtelijk opzicht een grote betekenis. Deze dijk vormt samen met de rivier een continue factor in de gemeente Ouderkerk.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
33
Afbeelding 3. Structuur Ouderkerk aan den IJssel en omgeving
De IJsseldijk werd aangelegd om de laag gelegen Krimpenerwaard te beschermen tegen de Hollandsche IJssel. De dijk fungeert tevens als de belangrijkste verkeersroute in het gebied. Het achterliggende veenweidegebied wordt gekenmerkt door een zogenaamde slagenverkaveling: een verkavelingpatroon van lange, smalle kavels die min of meer haaks op de dijk zijn gesitueerd en zich uitstrekken vanaf de dijk tot ver in het veengebied. De kavels worden van elkaar gescheiden door kavelsloten en door (voormalige) vlieten en molenboezems, die sterk in breedte variëren en doorlopen tot aan de dijk langs de Hollandsche IJssel. Op deze manier ontstond een zo kort mogelijke afwateringsweg. Op de kop van de lange, smalle stroken ontgonnen land werd meestal een hofstede gebouwd.
Occupatiegeschiedenis – Kern Ouderkerk aan den IJssel Ouderkerk aan den IJssel is een typisch Zuidhollands dijkdorp aan de Hollandse IJssel. De dorpskern heeft zich ontwikkeld op de plaats waar de Kerkweg, die de toegang vormt tot de Krimpenerwaard, uitkomt op de Dorpsstraat (het verlengde van de IJsseldijk). Hier werd in de 15 e eeuw de kerk gesticht waaraan het dorp zijn naam ontleent. Het karakter van de oude kom wordt bepaald door de geconcentreerde lintbebouwing met als monumentaal middelpunt de kerk. De voornamelijk agrarische lintbebouwing die langs de dijk ontstond verdichtte zich ter plaatse van de aansluiting op de Kerkweg, een op een oorspronkelijke polderkade aangelegde verbindingsweg met het achterland.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
34
Afbeelding 4. T-structuur Dorpsstraat - Kerkweg
De Kerkweg ontleent zijn naam aan de kerk, die werd gesticht ter plaatse van de aansluiting van de landweg op de dijk. Later ontwikkelde zich ook een lintbebouwing langs deze Kerkweg. Ook nu nog is dit lint een karaktervol structuurelement. Samen met het karakteristieke dijklint ontstaat hier een Tstructuur. Deze T-structuur is kenmerkend voor vele dijkdorpen in de “Waarden”. De bebouwing staat merendeels in het talud van de dijk; naarmate men verder van het centrum verwijderd is worden de afstand tussen de bebouwing groter. De Dorpsstraat is het verlengde van de IJsseldijk en daarmee het dijklint van de kern Ouderkerk aan den IJssel. De Dorpsstraat heeft zowel functioneel als ruimtelijk een zeer gevarieerd karakter. Naast woningen zijn er winkels, kantoren, bedrijven, horecagelegenheden en openbare voorzieningen gevestigd.
Cultuurhistorische waarden en archeologie In het beleid van de provincie Zuid-Holland is de kartering en toekomstverkenning van de cultuurhistorische waarden in de provincie een belangrijk thema. Deze waarden, samengevat met de term Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS), bestaan uit nog aanwezige historisch(steden)bouwkundige, historisch landschappelijke en archeologische objecten, structuren en gebieden. Het doel van deze kartering en toekomstverkenning is het mogelijk maken van een integraal (samenhang met diverse beleidsvoornemens) en gebiedsgericht (d.w.z. direct gericht op de cultuurhistorische waarden en hun omgeving) monumentenbeleid. Als nieuwe bestemmingsplannen worden opgesteld, dient rekening gehouden te worden met de in de bodem aanwezige archeologische waarden. Voor delen die binnen een lage trefkans vallen zijn bij nieuwe ontwikkelingen geen consequenties ten aanzien van archeologie. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen delen die in een redelijke tot grote en zeer grote trefkans vallen dient in kaart te worden gebracht in hoeverre archeologische waarden gevaar lopen en hoe hiermee omgegaan wordt tijdens de uitvoering van het project. Bij nieuwe initiatieven die met grondverzet gepaard gaan, zal in die gevallen altijd voorafgaand archeologisch vooronderzoek uitgevoerd moeten worden. Op grond van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland kan worden geconcludeerd dat voor het gehele plangebied een lage kans is op archeologische sporen. Hierdoor geldt niet de verplichting tot het opnemen van een archeologische dubbelbestemming die toeziet op bescherming van te verwachten waarden.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
35
Figuur: Uitsnede archeologische waardenkaart
In regionaal verband is een archeologische beleidsadvieskaart opgesteld. Aan de hand hiervan kan worden beoordeeld in hoeverre bij een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling een archeologisch onderzoek nodig is.
Figuur: Archeologische beleidsadvieskaart
Op basis van deze kaart heeft het plangebied geen specifieke waarde. Bij de gemeente is een archeologische beleidsavieskaart in voorbereiding. Op grond van deze concept kaart is aan deze locatie geen specifieke waarde toegekend. Een archeologisch onderzoek is derhalve niet nodig, evenals een archeologische dubbelbestemming.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
36
Cultuurhistorische waardevolle bebouwing In of in de nabijheid van het plangebied zijn geen MIP-panden of gemeentelijke of rijksmonumenten aanwezig. Hierdoor zijn er vanuit dit aspect geen belemmeringen te verwachten.
Conclusie Vanuit de aspecten archeologie en cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.
5.9 Water Kader Europese Kaderrichtlijn Water (2000) Met ingang van december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KWR) van kracht geworden. In het kader van de Kaderrichtlijn worden kwaliteitseisen gesteld, gericht op het beschermen en verbeteren van de aquatische ecosystemen (verplichting per stroomgebied). Deze richtlijn stelt als norm dat oppervlaktewateren binnen 15 jaar na inwerkingtreding van de richtlijn moeten voldoen aan een „goede ecologische‟ toestand (GET). Voor kunstmatige wateren, zoals de meeste stadswateren, geldt dat de oppervlaktewateren minimaal moeten voldoen aan een „goed ecologisch potentieel‟ (GEP). Inmiddels zijn de GEP -normen per stroomgebied uitgewerkt. Waterwet (2009) Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Kort samengevat regelt de Waterwet het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert de wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet vervangt een groot aantal wetten op het gebied van water. De Waterwet biedt instrumenten om het waterbeheer op een doeltreffende en doelmatige manier op te pakken. Op rijksniveau wordt een nationaal waterplan gemaakt. Dit plan bevat de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het nationale ruimtelijk beleid. De provincie Zuid Holland heeft een Provinciaal Waterplan opgesteld met het provinciaal beleid ten aanzien van water. De ruimtelijke aspecten van die plannen van Rijk en provincies worden aangemerkt als structuurvisies in de zin van de Wro. De bedoeling is dat op basis van deze structuurvisies plannen van de Waterwet doorwerken in de ruimtelijke ordening en ervoor zorgen dat de waterbelangen op een goede manier worden geborgd. De op 1 januari 2008 ingevoerde Wet gemeentelijke watertaken is ook opgenomen in de Waterwet. Door deze wetgeving kunnen gemeenten een verbrede zorgplicht op zich nemen. Deze wetgeving maakt het in tegenstelling tot eerdere wetgeving mogelijk om rioolbelasting te heffen voor een zuiveringstechnisch werk dat door de gemeente (of waterschap/derde) wordt beheerd op grond van de Gemeentewet. Dit was eerder alleen mogelijk voor riolering. Nationaal Waterplan (2009) Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en is opgesteld voor de planperiode 2009 - 2015. Het Nationaal Waterplan is in december 2009 door de ministerraad vastgesteld. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening. Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan, vervangt daarmee op onderdelen het beleid uit de Nota Ruimte. Specifiek gaat het over de gebieden die deel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Hiervoor geldt
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
37
de AMvB Ruimte. Ook de bescherming van vitale functies en kwetsbare objecten is een onderwerp van nationaal belang. Hiervoor wordt een afzonderlijke AMvB opgesteld. Waterbeheerplan HHSK 2010-2015 Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijke waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen. De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan: Het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe; De waterkwaliteit voldoet tenminste aan de algemene milieukwaliteitseisen; Het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd; Het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologische gezond water bevordert. Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 van het hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 is beschreven hoe het hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. Het hoogheemraadschap stelt in de Keur juridisch bindende regels ter bescherming van het functioneren van de waterhuishouding en de veiligheid van de waterkeringen. Beleid waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen (2012) Deze beleidsnota beschrijft hoe HHSK omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in drie typen plannen: kleine, middelgrote en grote ruimtelijke ontwikkelingen. Bij kleine plannen gaat het om een ontwikkeling met een verhardingstoename van minder dan 500 m². Hieraan worden geen waterbergingseisen gesteld. Bij middelgrote plannen gaat het om een verhardingstoename groter dan 500 m2 en kleiner dan 10 hectare bruto planoppervlak. In die gevallen geldt wel een waterbergingseis. Het te realiseren wateroppervlak ter compensatie voor een verhardingstoename wordt bepaald op basis van een hydrologische berekening. Belangrijke invoergegevens voor de berekening zijn de maatgevende droogleggingen in het peilgebied en de beoogde toename van het verhard oppervlak in het plangebied. Resultaat van de berekening is de benodigde waterberging: de compensatie-eis. De benodigde waterberging wordt op twee manieren uitgedrukt: o als percentage van de oppervlakte van het plangebied („bruto') o als percentage van de oppervlakte van de beoogde verhardingstoename („netto'). Voor alle ruimtelijke ontwikkelingen geldt dat de compensatie-eis ligt tussen 5% en 20% van de netto verhardingstoename in het plangebied.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
38
Bij grote plannen wordt maatwerk toegepast. Grote plannen hebben in de regel veel invloed op de waterhuishouding. Bij dergelijke plannen wordt het plangebied veelal grotendeels heringericht. Dit biedt mogelijkheden om systeemaanpassingen door te voeren, wat (kosten)voordelen voor het watersysteem en voor de ontwikkelaar kan opleveren. Het is daarom gewenst om de waterhuishouding in het gebied apart te beschouwen. HHSK zal daarom het watersysteem bij grote plannen apart doorrekenen. Daarbij wordt naast waterberging ook aspecten als waterstructuur, inrichting, waterkwaliteit en onderhoud meegenomen.
Onderzoek Huidige situatie Het plangebied ligt in bebouwde kom. Volgens de waterkansenkaart bedraagt de actuele maaiveldhoogte gemiddeld tussen de -1,60 m en – 1,40 m NAP (bron: Peilbesluiten Krimpenerwaard; juli 2011). De bodem bestaat uit kleidek op veen. Volgens de Bodemkaart van Nederland is ter plaatse van het plangebied sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand hier van nature minder dan 0,4 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 0,5 m en 0,8 m beneden het maaiveld ligt. Het projectgebied maakt onderdeel uit van de Polder Kromme, Geer en Zijde. Het perceel bevat geen oppervlaktewater en grenst hier ook niet aan. Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit een schoolgebouw met bijbehorend schoolplein. Het plangebied voor zover gelegen buiten het schoolgebouw is nagenoeg volledig verhard.
Afbeelding: Legger oppervlaktewatersysteem Toekomstige situatie In het geldende bestemmingsplan ligt hier een bouwvlak ter plaatse van de huidige bebouwing. De bebouwing kan ten opzichte van de bestaande situatie niet verder worden uitgebreid. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een groter bouwvlak voor de bouw van een basisschool. Het gebouw voor de voormalige kleuterschool en lagere school wordt gesloopt en vervangen door een nieuw gebouw ter plaatse van de kleuterschool. Op de plaats van de lagere school komen woningen, vooralsnog in de vorm van appartementen met een vergelijkbare footprint. Deze ontwikkeling valt buiten de scope van onderhavig bestemmingsplan en is derhalve buiten het plangebied gehouden. Hieronder is de bestaande en toekomstige situatie weergegeven:
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
39
Afbeelding: bestaande situatie (links) en toekomstige situatie (rechts)
De huidige kleuterschool kent een footprint van 316 m2. De nieuwe school heeft een footprint van 746,64 m2 (20,4m x 36,6m). Ook komt er nog een oppervlakte van 28 m2 aan bijgebouwen bij. Hiermee bedraagt de toename van het bebouwd oppervlak 458,64 m2. Als echter de bebouwingsmogelijkheden tussen het geldende en toekomstige bestemmingsplan worden vergeleken valt deze toename lager uit. Het geldende bestemmingsplan kent een bouwvlak met een oppervlakte van 481 m2. Dit bouwvlak is derhalve niet volledig benut. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een bouwvlak met een oppervlakte van 817 m2, waardoor sprake is van een toename van 336 m2. Het HHSK kent een ondergrens van 500 m2 voor de toename van het verhard en bebouwd oppervlak bij nieuwe ontwikkelingen. Blijft de toename onder deze grens, dan wordt de negatieve invloed op het watersysteem beperkt geacht. De vergroting van het bouwvlak blijft hiermee onder de ondergrens, zelfs als buiten het bouwvlak nog mogelijkheden voor circa 25 m2 aan bijgebouwen wordt geboden. Ook de toename van de feitelijke bebouwing blijft onder de ondergrens van 500 m2. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de oppervlakte van het schoolplein ten opzichte van de bestaande situatie af neemt. Compensatie in de vorm van vervangend water is gezien het bovenstaande niet nodig. Watergangen In of grenzend aan het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Veiligheid en waterkeringen De ontwikkeling is niet van invloed op de veiligheidssituatie in het plangebied. Het plangebied ligt buiten de kern- en beschermingszones van waterkeringen. Watersysteemkwaliteit en ecologie Voor de nieuwe woning wordt gebruikgemaakt van niet-uitloogbare bouwmaterialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Indien desondanks gebruik wordt gemaakt van uitloogbare materialen, dienen deze te worden voorzien van een coating om uitloging tegen te gaan. Afvalwaterketen en riolering Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering overeenkomstig de door de gemeente gestelde eisen. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
40
hemelwater vasthouden voor benutting; (in-) filtratie van afstromend hemelwater; afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater; afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI. Op deze plek is een gescheiden stelsel aanwezig. Het hemelwater zal, evenals in de huidige situatie, op dit stelsel aangesloten moeten worden. Watertoets De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor ruimtelijke plannen die vallen onder de Wet ruimtelijke ordening. In het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel (NBWactueel, juni 2008) hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen onder meer afgesproken dat de watertoets ook wordt toegepast bij waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten die niet vallen onder de Wet ruimtelijke ordening. Dit houdt in dat in een vroegtijdig stadium overleg gepleegd wordt met de waterbeheerders. In het projectgebied wordt het waterbeheer gevoerd door het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. In het kader van de verplichte watertoets is over deze ruimtelijke ontwikkeling overleg gevoerd met de waterbeheerder. Het hoogheemraadschap heeft per brief van 19 december 2012 de volgende reactie gegeven: In de waterparagraaf is er voldoende rekening gehouden met de waterstaatkundige belangen in het gebied. Er is vanuit waterhuishoudkundig oogpunt geen bezwaar tegen de uitvoering van het plan. Conclusie Vanuit waterhuishoudkundige overwegingen bestaan bestemmingsplan opgenomen planontwikkeling.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
er
geen
bezwaren
tegen
de
in
dit
41
6. Juridische aspecten Dit hoofdstuk gaat in op de wijze van juridische vertaling in planregels van de voor het plangebied gewenste functionele en stedenbouwkundige ontwikkeling. Dit bestemmingsplan kent een ontwikkelend karakter aangezien er sprake is van de bouw van een nieuwe school.
6.1 Opbouw plan De planregels zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken: inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. In de volgende paragraaf wordt de inhoud nader toegelicht. Bij het opstellen van de planregels en de verbeelding is uitgegaan van de richtlijnen “Standaard voor Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2008)” De SVBP 2008 omvat verplichtingen en aanbevelingen ten aanzien van de vormgeving en indeling van de planregels en de verbeelding. De opbouw van de SVBP 2008 met betrekking tot de verbeelding in de onderstaande figuur gevisualiseerd.
De interpretatie van de definitie “bouwvlak” zoals in de SVBP is opgenomen, is in belangrijke mate bepalend voor de wijze van regelen van de bebouwing in de regels en verbeelding ervan op de verbeelding. De definitie luidt als volgt: “een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten”. Op basis van deze definitie is het mogelijk het bestemmingsplan zodanig vorm te geven dat bouwwerken zowel binnen als buiten een bouwvlak kunnen worden opgericht. Ten behoeve van een eenduidige regeling is voor dit bestemmingsplan gekozen voor een volgende benaderingswijze: De gebouwen kunnen alleen worden opgericht binnen een bouwvlak. Buiten deze bouwvlakken mogen ondergeschikte gebouwen (bv. bergingen ten behoeve van speelmateriaal) en bouwwerken geen gebouwen zijnde (o.a. overkappingen) worden opgericht.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
42
6.2 Toelichting op de bestemmingen Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen In dit artikel wordt een aantal in het plan gebruikte begrippen nader omschreven. Door de omschrijving wordt de interpretatie van de begrippen beperkt en daarmee de duidelijkheid en rechtszekerheid van het plan vergroot. Artikel 2 Wijze van meten In het artikel “Wijze van meten” wordt aangegeven op welke wijze de in het plan voorgeschreven maatvoeringen dienen te worden bepaald.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Maatschappelijk De bestemming “Maatschappelijk” is gegeven aan de locatie van de nieuwe basisschool. In de regeling is aangesloten op de mogelijkheden van de bestemming “Maatschappelijk” in het omringende geldende bestemmingsplan. Binnen de bestemming zijn functies toegestaan zoals onderwijs, religie, cultuur, zorg etc. Op die manier is een uitruil mogelijk tussen verschillende maatschappelijke functies. Ten behoeve van de maatschappelijke voorziening is een ondergeschikte en niet-zelfstandige kantoor-, detailhandel- en horecafunctie mogelijk. De hoofdgebouwen mogen enkel opgericht worden binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak. De maximale goot- en bouwhoogte is eveneens op de verbeelding opgenomen. Bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn eveneens toegestaan buiten het bouwvlak. De hellingshoek is geregeld in de bouwregels.
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 4 Anti-dubbeltelregel Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Artikel 5 Algemene gebruiksregels In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het strijdig gebruik. Artikel 6 Algemene afwijkingsregels In dit artikel is een aantal algemene ontheffingsregels opgenomen. Deze ontheffingen betreffen beperkte afwijkingen van de in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, het aanbrengen van geringe aanpassingen van de bebouwingsgrenzen, het bouwen van gebouwtjes van openbaar nut, het oprichten van masten en antennes tot een bepaalde bouwhoogte. Artikel 7 Algemene wijzigingsregels In dit artikel zijn algemene wijzigingsregels opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders om het bouwen van gebouwtjes van openbaar nut, het overschrijden van bebouwingsgrenzen, beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen en het oprichten van masten en antennes tot een bepaalde bouwhoogte mogelijk te maken. Artikel 8 Algemene procedureregels De algemene procedureregels zoals vermeld in dit artikel regelen de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid en het verlenen van ontheffing. In de artikelen waarin deze flexibiliteitsregels zijn opgenomen, wordt verwezen naar dit artikel.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
43
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 9 Overgangsrecht Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig ontheffing worden verleend tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan. Ook is in dit artikel een hardheidsclausule opgenomen die ontheffing mogelijk maakt indien het hanteren van de overgangsregels leidt tot onbillijkheid jegens personen. Artikel 10 Slotregel Het laatste artikel “Slotregel” geeft de officiële naam van het plan aan, wanneer naar het plan wordt verwezen. De planregels kunnen worden aangehaald onder de naam: Regels van het bestemmingsplan “Koningin Wilhelminaschool”.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
44
7. Economische uitvoerbaarheid De gemeenteraad van Ouderkerk op 10 november 2011 ingestemd met het Investeringsplan 20122015 en daarmee met de voorgenomen (vervangings)investering van € 3 miljoen (inclusief btw). Het schoolbestuur heeft het bouwheerschap overgedragen aan de gemeente. Hiertoe heeft op 10 mei 2012 de gemeenteraad ingestemd met de locatiekeuze, de grove herindeling van het gebied en hiervoor een voorbereidingskrediet van 10% van de (vervangings)investering i.c. € 300.000,- beschikbaar gesteld om de plannen verder uit te werken en voor te bereiden. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid verzekerd.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
45
8. Inspraak en overleg 8.1 Informatiebijeenkomst Algemeen In het kader van de inspraak betrekt de gemeente de bevolking bij de voorbereiding van plannen op ruimtelijk gebied. Op 19 november 2012 is een plenaire informatiebijeenkomst georganiseerd voor direct omwonenden waarbij gesproken is over de nieuwbouw van de Koningin Wilhelminaschool. De avond is bezocht door 44 geïnteresseerden. Op deze avond is de noodzaak van de nieuwbouw, de situatietekening, de indeling van het schoolgebouw en sfeerimpressies van de binnenkant overgebracht door middel van een presentatie met bijbehorende toelichting door architect, schoolbestuur en gemeentelijke projectleiding. Ook is een maquette getoond, die eerder in deze toelichting aan bod is gekomen. Na afloop is ruim de gelegenheid gegeven om vragen te stellen over de ontwikkeling. Een weergave van de vragen en antwoorden van 19 november 2012 is onderstaand verslag opgenomen: Op 24 januari 2013 is nog een informatieavond georganiseerd. Op deze avond is een toelichting gegeven op het voorlopig ontwerp van het gebouw en het ontwerp bestemmingsplan „Koningin Wilhelminaschool‟. Reacties op vragen van 19 november 2012 Parkeren en heien Vraag: is bij de voorbereiding in de commissie gesproken over het verdelen van parkeerplaatsen en de gevolgen van heien? Kans op scheuren is aanwezig. Reactie: allereerst zal naar de omgeving worden gekeken en aan de hand daarvan bepalen we fundatieen heitechniek. Er zijn verschillende soorten heitechnieken en palen, waardoor het risico tot een minimum beperkt worden. Ook zal de gemeente een risicoverzekering en CAR verzekering afsluiten. Wat betreft parkeren is het de bedoeling om de extra parkeerdruk als gevolg van de nieuwe ontwikkeling niet af te wikkelen op de omgeving. De nieuwe woningen moeten kortom zelfvoorzienend zijn. Hierdoor zullen er veel parkeerplaatsen bij komen. Zonnepanelen Vraag: zou het dak van de school niet ideaal zijn voor plaatsen van zonnepanelen? Reactie: Dit is een prima idee dat we meenemen bij de planvorming. Openbaarheid speelvoorziening Vraag: Een openbare speelplek heeft een aanzuigende werking voor oudere jeugd. Hier moet voor worden opgepast. Reactie: De gemeente wil geen hangplekken creëren. Dit kan door met de inrichting van de ruimte daar rekening mee te houden. Daar hoort o.a. goede verlichting bij. Bij het maken van het ontwerp zal specifiek aandacht zijn voor het aspect veiligheid. Privacy Vraag: zorgen over inkijk vanuit lokalen? Lokalen lijken dichter bij de woning van de Wilhelminastraat te komen. Reactie: de dichtstbijzijnde gevel van de (bestaande) voormalige kleuterschool is exact de dichtstbijzijnde gevel van de nieuwe school. Wel wordt de school wat dieper (breder) ten opzichte van de voormalige kleuterschool. Hierdoor zal achter een enkele woning, waar nu geen bebouwing aanwezig, bebouwing worden gerealiseerd. Rekening is gehouden met de omgeving door de school
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
46
aan de Wilhelminastraat zijde in één bouwlaag en aan de schoolplein zijde in twee bouwlagen uit te voeren. Door een schuindak is deze overgang heel geleidelijk. Heel bewust is er voor gekozen om aan de achtertuinen van de Wilhelminastraat geen verdieping te maken. Er komt tussen de school en de woningen een (groene) erfafscheiding en nog wat groene tussenruimte, waardoor van inkijk in ieder geval geen sprake is. Voor de vorm van de erfafscheiding staan we open voor suggesties vanuit de omgeving. Prognose lokalen Vraag: Is het aantal lokalen niet te hoog gezien de vergrijzende bevolking? Reactie: Aan de hand van een leerlingenprognose is het aantal lokalen bepaald. Bij een tijdelijk groter aantal leerlingen kan het speellokaal worden aangesproken. Speellokaal Vraag: als een speellokaal eenmaal is ingericht als lokaal is dat een handicap. Reactie: Eventueel kan ook docentenruimte nog een apart lokaal worden. De indeling van het gebouw is voldoende flexibel om fluctuaties op te kunnen vangen. Ook kunnen de kleuters bij gebruik van het speellokaal altijd nog uitwijken naar de gymzaal van de Drie Maenen. Daar sporten de oudere kinderen namelijk al. Trap Vraag: Is er maar één trap naar boven? En is deze inpandig? Reactie: Nee, er is een trap centraal in de hal en aan de zuidkant van het gebouw is een extra trap. Vanuit brandveiligheid is dit ook verplicht. Al deze trappen zijn inpandig. Aan de zuidkant van het gebouw is ook een extra in/uitgang, zodat de verkeersstromen goed verdeeld kunnen worden. Woningen Vraag: waarom een koppeling met woningbouw? Reactie: woningbouw is nodig om inwoneraantal in de gemeente stabiel te houden. Daarnaast kan voor specifieke doelgroepen worden gebouwd. Op dit moment heeft de gemeente vooral ouderenwoningen op het oog vanwege de aanwezigheid van de woonzorgzone rondom „Geerestein‟. Zorg op een deze afstand is een voordeel. Ook houden we de optie voor een gedeelte starterswoningen open. Met woningbouwvereniging Qua Wonen voeren wij nog gesprekken over de labeling van deze woningen. Huur Vraag: betreffen dit huurwoningen? Reactie: ja. Woningbouw en privacy Vraag: tegen woningbouw op die plek vanuit privacy! Door het gebruik van de school is de privacy nu ook al niet zo best, omdat gordijnen vaak open zijn, de muren niet begroeid zijn en de noodingang vaak open staat. Reactie: op dit moment wordt met Qua Wonen gesproken over de uitwerking van woningbouw op die plek. Nu is nog sprake van een voorlopige invulling. De vorm kan nog anders worden. De plek waar de portiek of de woonkamers komen moet nog worden uitgewerkt. Onduidelijke brief Vraag: uit de brief blijkt niet dat deze informatiebijeenkomst alleen over de school gaat. Reactie: in het vervolg zal hier beter op gelet worden, zodat hier geen verwarring over kan ontstaan. Verkeersveiligheid Vraag: nu zijn er drie plekken om kinderen af te zetten, in de plannen blijft hiervan nog maar één plek over. Reactie: de overlast van het halen en brengen moet in de nieuwe situatie goed zijn en mogelijke problemen moeten worden voorkomen. Een kiss- and ridezone aan de Burg. Neetstraat wordt
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
47
onderzocht als optie. Ook worden de mogelijkheden van de Willem de Zwijgerstraat bekeken. Het halen en brengen van kinderen heeft ook de aandacht van de school. De school wil ook in de huidige situatie het halen en brengen met de auto zoveel mogelijk beperken. Kinderen die in de directe omgeving wonen komen zo veel mogelijk lopend. De kinderen die wonen in de cirkel daaromheen komen op de fiets en pas als de afstand dusdanig is dat dit niet aan te lopen of te fietsen is, dan is de auto het aangewezen vervoermiddel. Parkeerplaatsen ten behoeve van de school Vraag: Zijn de parkeerplaatsen bij de school voor openbaar gebruik. Reactie: Ja, overdag op werkdagen zijn de parkeerplaatsen bestemd voor docenten. In de avonduren en in het weekend ook voor omwonenden. Het is wel belangrijk dat ‟s ochtends vroeg op werkdagen deze parkeerplaatsen weer vrij zijn. Verhuur van ruimte Vraag: kunnen de ruimten in de school ook voor andere doeleinden worden gebruikt? Reactie: Ja, de school staat, buiten de reguliere schooltijden, open voor eventuele andere gebruikers. Aanvoer bouwmaterialen Vraag: hoe wordt het sloop- en bouwmateriaal afgevoerd c.q. aangevoerd? Reactie: Hiervoor komt nog een apart plan wat ook met de omgeving wordt gecommuniceerd. Veiligheid staat centraal en hiervoor zullen alle bewegingen in kaart worden gebracht. Met een plaatselijk sloopbedrijf zijn hiervoor de mogelijkheden verkend. Gedacht wordt om in de tussenruimte tussen de bestaande school en het appartementengebouw van De Samenwerking de materialen aan- en af te voeren. Hiermee hoeft het zware verkeer niet de wijk in. Tijdelijk onderkomen van kleuters Vraag: Waar worden de kleutergroepen na sloop en tijdens de bouw van de school, ondergebracht? Reactie: In twee vrijgekomen lokalen in het schoolgebouw dat tijdens de bouw gewoon in gebruik blijft. Lift Vraag: is er een lift? Reactie: dit wordt in het plan opgenomen, zodat ook voor minder validen de school goed toegankelijk is. Buitenschoolse opvang Vraag: is er ook ruimte voor buitenschoolse opvang? Reactie: Nee, uit onderzoek is gebleken dat hier onvoldoende vraag naar is. Op dit moment worden kinderen voor buitenschoolse opvang apart opgehaald en naar „De Blauwe IJsvogel‟, gebouw De Spil, gebracht. Bushalte Vraag: bushalte ligt precies op de plek waar de aan- en afvoer van materialen plaats zou gaan vinden. Reactie: bushalte zal in dat geval een andere plek krijgen. Dit wordt in de plannen meegenomen. Asbest Vraag: hoe wordt omgegaan met asbest? Reactie: er is 4 maanden geleden een asbestinventarisatie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat alleen in een plaat in de CV ruimte asbest aanwezig is. Bij huidig functioneren van de ruimte is er geen gevaar voor de volksgezondheid. Scheepvaart: Vraag: kinderen van schippers gaan nu vaak in Rotterdam naar school. Dat is een onwenselijke situatie. Reactie: deze kinderen zijn van harte welkom in de Koningin Wilhelminaschool.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
48
Planning woningbouw Vraag: wanneer komt de woningbouw beschikbaar Reactie: als de nieuwe school is geopend, wordt de bestaande school gesloopt. In de zomer van 2014 gaat de bouw starten. In 2016 zullen de woningen worden opgeleverd. Afstand tot school Vraag: Hoe groot is de afstand van de woningen aan de Wilhelminastraat tot de school. Reactie: 5,5 meter. Evenveel als de bestaande afstand tot aan de voormalige kleuterschool. Reacties op vragen van 24 januari 2013 In paragraaf 8.1 van de toelichting op het bestemmingsplan „Koningin Wilhelminaschool‟ is de informatiebijeenkomst beschreven van 19 november 2012. Op 24 januari 2013 heeft een tweede informatiebijeenkomst plaatsgevonden die door ca 20 geïnteresseerden is bezocht. Hieronder is een weergave opgenomen van deze avond en zijn informatiebijeenkomst opgenomen met de gemeentelijke reactie erbij.
de
reacties
tijdens
de
Inleiding Wethouder Boere heet de aanwezigen van harte welkom. De agenda is als volgt:
Toelichting door architect op het voorlopig ontwerp van de school Toelichting door gemeente op het bestemmingsplan Planning project. Vragen
Toelichting van Spring Architecten door J. Vermeer op het voorlopig ontwerp van de school Het Voorlopig Ontwerp is vastgesteld. Het borduurt voort op het al in november gepresenteerde ontwerp. Het VO wordt doorgenomen zowel als massa aan de buitenzijde als in zijn indeling aan de binnenzijde. Het VO staat op de site van de gemeente. Het gebouw heeft een nokhoogte van 10 meter, een goothoogte aan de Wilhelminastraat van 4,20 meter en een goothoogte aan het schoolplein van 6,80 meter. Het is een eigenzinnig gebouw waar mogelijk gebruik wordt gemaakt van leien en baksteen. Dit wordt eerst bij de vaststelling van het Definitief Ontwerp bepaald. Toelichting op het bestemmingsplan door J. Lansbergen Het ontwerp bestemmingsplan “Koningin Wilhelminaschool” ligt ter inzage van 28 december 2012 tot en met 7 februari 2013. Op de verbeelding (plankaart) die bij het bestemmingsplan hoort is een bouwvlak opgenomen die de realisering van het gepresenteerde „Voorlopig Ontwerp‟ (VO) van de school mogelijk maakt. De goothoogte aan de zijde van de Wilhelminastraat is 4,5 meter, aan de zijde van het schoolplein 7 meter en voor de nokhoogte is 11 meter opgenomen. In de periode dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage ligt is het mogelijk om zienswijzen tegen het plan in te brengen. Het plan en de eventuele weerlegging van de zienswijzen wordt behandeld in de commissie VROM d.d. 28 februari 2013. De vaststelling van het bestemmingsplan is gepland voor de gemeenteraad van 21 maart 2013. Zowel de commissie als de raadsvergadering is openbaar en het is mogelijk om gebruik in deze vergaderingen gebruik te maken van het spreekrecht. Planning project De behandeling en vaststelling van het bestemmingsplan Behandeling en verlening van Omgevingsvergunning Start bouw Oplevering nieuwe Koningin Wilhelminaschool
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
1e kwartaal 2013 2e kwartaal 2013 3e kwartaal 2013 zomer 2014
49
Reacties op vragen Privacy Vraag: vorige keer al aandacht gevraagd voor de privacy van de bewoners van de Wilhelminastraat. De groen voorziening zou hoog uitgevoerd worden? Reactie: de dichtstbijzijnde gevel van de (bestaande) voormalige kleuterschool is exact de dichtstbijzijnde gevel van de nieuwe school. Wel wordt de school wat dieper (breder) ten opzichte van de voormalige kleuterschool. Het is nog steeds de bedoeling om aan de zijde van de Wilhelminastraat in goed overleg met de betrokkenen een hoge groene afscheiding te realiseren. Parkeren Vraag: Wordt voldoende aandacht besteed aan het aantal parkeerplaatsen? Reactie: Aan de zijde van de Burg Neetstraat zijn nu 7 parkeerplaatsen aanwezig. In de nieuwe situatie zijn 9 parkeerplaatsen ingetekend. Het uitgangspunt is dat er voldoende parkeerplaatsen komen. Bij de nog te ontwikkelen woningbouwplannen moet voldaan worden aan de norm. De omgeving mag er niet op achteruitgaan. Met nieuwe plannen wordt echter niet de eventuele piekdruk opgelost. Zonnepanelen Vraag: Vorige keer is aandacht gevraagd voor zonnepanelen? Reactie: Klopt. Dit is met dit voorlopig ontwerp nog steeds mogelijk. Verkeersveiligheid Vraag: wordt nog aandacht besteed aan een kiss & ride zone? Reactie: ja hiervoor komen twee zones in beeld: de Willem de Zwijgerstraat en de Burg. Neetstraat. Wel zal in overleg met de directie van de school gekeken worden om het gebruik van de auto zoveel mogelijk te beperken. Tijdelijk onderkomen van kleuters Vraag: Waar worden de kleutergroepen na sloop en tijdens de bouw van de school, ondergebracht? Reactie: In twee vrijgekomen lokalen in het schoolgebouw dat tijdens de bouw gewoon in gebruik blijft. Planschade Vraag: Welke procedure is er om schade als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan te verhalen? Reactie: De gemeente kent een „Procedureverordening voor advisering schade‟, als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Mensen die denken dat zij schade lijden kunnen op grond hiervan een aanvraag indienen bij de gemeente. Het indienen van een zienswijze is geen vereiste om in aanmerking te komen voor een planschade. Een onafhankelijke partij beoordeelt of de aanvrager schade lijdt. Hiervoor wordt een vergelijking gemaakt tussen de bebouwingsmogelijkheden uit het oude en de mogelijkheden op grond van het nieuwe bestemmingsplan.
8.2 Overleg Ter voldoening aan het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg gepleegd te worden met besturen van gemeenten, met Rijks- en Provinciale diensten etc. Voor dit plan is overleg gepleegd met: 1. Provincie Zuid-Holland 2. Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard De provincie Zuid-Holland is door middel van het invullen van een e-formulier op de hoogte gesteld van het ontwerpbestemmingsplan. Hieruit blijkt dat het plan niet strijdig is met provinciale belangen. Bij
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
50
brief van 19 december 2012 is door het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard gereageerd op de wateraspecten van het bestemmingsplan. Hieruit blijkt dat er voldoende rekening is gehouden met de waterstaatkundige belangen in het gebied. Er is vanuit waterhuishoudkundig oogpunt geen bezwaar tegen de uitvoering van het plan. Met deze reactie is eveneens voldaan aan het vereiste vanuit de watertoets.
8.3 Zienswijzen Algemeen Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.8 de Wet ruimtelijke ordening, juncto artikel 3.12 van de Algemene wet bestuursrecht heeft het ontwerpbestemmingsplan „Koningin Wilhelminaschool‟ met ingang van 28 december 2012 tot en met 7 februari 2013 ter visie gelegen. Gedurende deze termijn kon een ieder schriftelijk of mondeling een zienswijze bij de gemeenteraad van Ouderkerk indienen In paragraaf 8.3. “Zienswijzen” van de toelichting op het bestemmingsplan „Koningin Wilhelminaschool‟ is al aandacht gevraagd voor mogelijke zienswijzen. Op het ontwerpbestemmingsplan zijn twee schriftelijke zienswijzen ingediend: 1. 2.
De heer R.J.M. de Krou, Wilhelminastraat 14, 2935 XW Ouderkerk aan den IJssel De heer en mevrouw M. Burger en M.Burger-Hordijk, Wilhelminastraat 10, 2935 XW Ouderkerk aan den IJssel
De schriftelijke zienswijzen zijn tijdig ingediend en uit dien hoofde ontvankelijk. Er zijn geen mondelinge zienswijzen ingediend. In deze notitie worden de indieners van de zienswijzen reclamant genoemd, zodat de beantwoording leesbaar blijft. De gemeenteraad beslist over het vaststellen van het bestemmingsplan. Hierbij worden de ontvangen zienswijzen meegewogen. Wanneer de gemeenteraad besluit het bestemmingsplan vast te stellen, moet dit besluit voor de beroepstermijn zes weken ter inzage worden gelegd. Het vaststellen van het bestemmingsplan wordt bekendgemaakt in „Capelle-Krimpen Dichtbij‟ en in de Staatscourant. Binnen zes weken na bekendmaking van het besluit kan een belanghebbende bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep instellen en vragen om schorsing van het besluit. Indien geen beroep wordt ingesteld of schorsing wordt aangevraagd treedt het bestemmingsplan zes weken na bekendmaking van de vaststelling in werking. Behandeling zienswijzen De twee ingediende zienswijzen zijn nagenoeg identiek en zijn hier onder op onderwerp samengevat weergegeven en voorzien van een beantwoording. Feitelijke situatie Reclamanten geven een omschrijving van de huidige situatie. In de bestaande situatie wonen zij aan de achterkant relatief vrij. Er is voldoende ruimte tussen hun perceel en de bestaande kleuterschool. Een voordeel is de geringe hoogte van de kleuterschool die wordt aangeduid als laagbouw. Reactie gemeente Ook in de nieuwe situatie blijft de achterkant relatief vrij. In tegenstelling tot de huidige situatie wordt het perceel tussen de school en woningen aan de Wilhelminastraat niet meer direct toegankelijk vanuit de school. De afstand tussen de woningen en de school blijft exact gelijk aan de huidige situatie. De goothoogte aan deze zijde van het gebouw blijft in het bestemmingsplan beperkt tot 4,5 meter. In het vigerende bestemmingsplan is het mogelijk om de open ruimte tussen de voormalige kleuterschool en de kadastrale grens „gebouwtjes van ondergeschikte aard‟ te bouwen met een goothoogte van maximaal 3 meter en een oppervlakte van maximaal 50 m2. De bouwhoogte is niet
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
51
bepaald. Deze gebouwtjes mogen dus met een schuindak worden gerealiseerd. De open ruimte maakt nu nog onderdeel uit van het speelplein. In het nieuwe bestemmingsplan willen wij uitsluiten dat in de open zone achter de Wilhelminastraat bijgebouwen worden geplaatst. Wij stellen daarom voor om, in aanvulling op het ontwerpbestemmingsplan en door middel van een ambtshalve wijziging, op deze zone de aanduiding “–bg” op te nemen. Met deze aanduiding wordt het juridisch onmogelijk om op grond van het bestemmingsplan nog langer bijgebouwen te plaatsen. Vergelijking van het ontwerp t.o.v. bestaande situatie Reclamanten geven aan dat het gunstige woon/leefklimaat aan de Wilhelminastraat mede te danken is aan de situering ten opzichte van de kleuterschool. In het vigerende bestemmingplan is dit planologisch geborgd. Het bouwblok is beperkt tot 316 m2 en de bouwhoogte maximaal 4 meter. Het ontwerp van de school met een bouwhoogte van 11 meter heeft veel meer impact dan de huidige situatie. Reactie gemeente Deze voorstelling van zaken is onjuist. In het bestemmingsplan „Dorp – Kerkweg‟ was op de plek van de kleuterschool een bouwblok opgenomen met een oppervlakte van ca. 481 m2. Door de inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Kern Ouderkerk aan den IJssel” op 12 november 2010 is deze oppervlakte met ca. 125 m2 verkleind. Thans resteert een bouwvlak van ca. 356 m2. De 316 m2 die reclamant bedoelt, slaat op de oppervlakte (footprint) van de voormalige kleuterschool. Binnen het bouwblok mag een gebouw worden gerealiseerd met een goothoogte van 4 meter. De bouwhoogte is niet bepaald. Omdat de nokhoogte niet in het plan is geregeld, is op grond van de Bouwverordening een nokhoogte van maximaal 15 meter toegestaan. Het ontwerp-bestemmingsplan kent een bouwhoogte van 11 meter. In het definitief ontwerp van de school (zie onderstaande tekening) heeft het gebouw een a-symetrisch zadeldak met een bouwhoogte van ca 10,17 meter en aan de zijde van de Wilhelminastraat een goothoogte van ca 4,32 meter
Woon /leefklimaat Reclamanten geven aan dat de bestaande laagbouw een ruimtelijke meerwaarde geeft aan de omringende woonbebouwing en het hele “blok”. Die meerwaarde vertaalt zich in een kwalitatief goed woon/leefklimaat. Dat gaat allemaal verloren met de geplande hoogbouw en de concentratie van bebouwing met extra woningen. Reactie gemeente Het is goed om te horen dat er in de bestaande situatie sprake is van een goed woon/leefklimaat. Met de realisering van een nieuw schoolgebouw op dezelfde plaats willen wij deze kwaliteit tenminste behouden. Na de realisering van het schoolgebouw zal ook het schoolplein, dat op dezelfde plaats
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
52
blijft, onderhanden worden genomen. Het plein zal buiten de openingstijden van de school een openbaar karakter krijgen. Het plein komt daarmee ten goede van de woonomgeving. De benaming van hoogbouw voor de nieuwe school is volstrekt misplaatst. De maximale bouwhoogte binnen de bestemming “Maatschappelijk” i.c. 11 meter, is exact gelijk aan de maximale bouwhoogte van de omliggende eengezinswoningen, i.c. 6 + 5 meter.
Woningbouw Reclamanten geven aan dat op de plek van het “lagere schoolgebouw” woningbouw is voorzien. Evenwel is bedoelde woningbouw (nog) niet in het nieuwe bestemmingsplan op genomen. Dit is een omissie. Ruimtelijk-planologisch is een integrale afweging gewenst. Reactie gemeente Het is juist dat op de plek van de voormalige lagere school woningbouw moet komen. In de inleiding van de toelichting op het bestemmingsplan is dit ook aangegeven. In het hoofdstuk planvisie van de toelichting is dit nog verder toegelicht. Hier hebben wij ook aangegeven waar de geplande woningbouw moet komen. De gemeenteraad heeft in zijn besluit van 10 mei 2012 deze indeling reeds bevestigd. Ruimtelijk-planologisch is derhalve al rekening gehouden met de woningbouw. Het totale bebouwingsvlak t.b.v. de woningbouw wordt waarschijnlijk kleiner dan de bebouwing van de voormalige lager school. Het bestemmingsplan voor de woningbouw kan pas in procedure worden gebracht wanneer de afspraken en de plannen met de ontwikkelende partij definitief zijn. Inspraak Voor reclamanten lijkt het nu alsof de gemeente geen rekening wil houden met de belangen van de bewoners van de omringende woningen. Reactie gemeente Het college van B & W herkent zich niet in deze stelling. Van af het begin van het project proberen wij in gesprek te komen met de omwonenden. Op 11 mei 2012 zijn de omwonenden geïnformeerd over het voorbereidingskrediet en de ruimtelijke verdeling van de locatie. Op 19 november 2012 is de omgeving geïnformeerd over het schetsontwerp voor de locatie en op 24 januari 2013 is de omgeving geïnformeerd over het ontwerp van het gebouw en over de procedure inzake het bestemmingsplan. De algemene tendens is juist dat de omgeving het een heel mooi gebouw vindt en dat de omgeving de wijze van communiceren op prijs stelt. Wel is er aandacht gevraagd voor de inpassing van de woningen in de bestaande omgeving. Gevolgen voor het bestemmingsplan Deze zienswijzen geven in principe geen reden tot aanpassing van het bestemmingsplan.
8.4 Ambtshalve wijzigingen Bij de informatiebijeenkomsten van 19 november 2012 en 24 januari 2013 is met de bewoners van de Wilhelminastraat gesproken over de zone tussen de nieuwe basisschool en de achtertuinen van de Wilhelminastraat. De afspraak is gemaakt dat deze zone en met name ook de hoge groene afscheiding in goed overleg met de omwonenden wordt ingericht. Om tegemoet te komen aan deze afspraak is een ambtshalve wijzing gemaakt van zowel de regels als de verbeelding. Artikel 3.2 Bouwregels Een nieuw lid wordt toegevoegd met daarin de aanduiding “–bg”. Met deze aanduiding wordt het juridisch onmogelijk om op grond van het bestemmingsplan nog langer bijgebouwen te plaatsen.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
53
Verbeelding Op de verbeelding komt een zone met daarin de aanduiding “–bg” Verder is het bestemmingsplan gescreend op taalkundige onvolkomenheden. Hierbij zijn enkele storende fouten geconstateerd. Deze onvolkomenheden, die geen invloed hebben op de visie van het plan, zullen in het vast te stellen exemplaar worden gecorrigeerd. Toelichting Tenslotte wordt de paragraaf 5.1 „Bodemkwaliteit‟ aangevuld met de gegevens uit het verkennend bodem onderzoek aan de Burgemeester Neetstraat. Tauw B.V. heeft het verkennend onderzoek uitgevoerd in december 2012/januari 2013. De rapportage hebben wij op 5 februari 2013 ontvangen en is bekend onder R001-1213857MYE-kmi-Vo1-NL. De conclusie van het onderzoek is dat er geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen herinrichting van de onderzoekslocatie. Als er tijdens de nieuwbouwwerkzaamheden een laag koolas wordt aangetroffen wordt geadviseerd om deze laag separaat te verwijderen en af te voeren naar een erkend verwerker.
8.5 Behandeling commissie VROM Het ontwerp-bestemmingsplan is op 28 februari 2013 behandeld in de commissie VROM vergadering. De commissie heeft geen opmerking over het plan en de weerlegging van de zienswijzen. De commissie heeft wel gevraagd om punt 27 „seksinrichting‟ van artikel 1 „Begrippen‟ van de regels te schrappen. Dit verzoek is in de regels verwerkt.
Toelichting bestemmingsplan Koningin Wilhelminaschool
54