Bes te m mi ngs p l an G ra sl a an 20 a t e A nn a Pa ul o wn a
ON TW E R P
Be stemming s plan G ras laan 2 0a te Ann a P au lown a
ONTWER P
Inhoud
Toelichting + bijlagen Regels + bijlage Verbeelding
10 oktober 2013 Projectnummer 803.12.02.00.01
T o e l i c h t i n g
803.12.02.00.01.toe
I n h o u d s o p g a v e
1
Inleiding
2
Bestaande en nieuwe situatie
7
2.1
Bestaande functionele karakteristiek
7
2.2
Bestaande ruimtelijke karakteristiek
7
2.3
Planbeschrijving
8
3
5
Ruimtelijk beleid
9
3.1
Rijksbeleid
9
3.1.1
9
3.2
3.3
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Provinciaal beleid
9
3.2.1
Structuurvisie Noord-Holland 2040
9
3.2.2
Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie
12
3.3.1
Toekomstvisie 2015
12
3.3.2
Welstandsnota Anna Paulowna
12
3.3.3
Lokale woonvisie
13
3.3.4
Parkeernormennota Anna Paulowna
14
3.3.5
Regeling bijbehorende bouwwerken bij woningen gemeente Hollands Kroon
4
5
10
Gemeentelijk beleid
14
Planologische randvoorwaarden
15
4.1
Waterhuishouding
15
4.2
Archeologie en cultuurhistorie
16
4.3
Geluidhinder
16
4.3.1
Wegverkeer
16
4.3.2
Spoorwegverkeerslawaai
17
4.4
Ecologie
18
4.5
Luchtkwaliteit
22
4.6
Externe veiligheid
23
4.7
Bodem
25
4.8
Bedrijven en milieu
26
Juridische toelichting
29
5.1
Het bestemmingsplan
29
5.2
De bestemmingsplanopbouw
30
5.3
Bestemmingsplanprocedure
30
5.4
Bestemmingen
31
803.12.02.00.01.toe
6
E c o n o m i s c h e e n m a a t s c h a p p e l i j k e u i t v o e r b a a r h e i d 35 6.1
Economische uitvoerbaarheid
35
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
35
6.3
Toezicht en handhaving
38
Bijlagen
803.12.02.00.01.toe
I n l e i d i n g
In de jaren ‘90 van de vorige eeuw is aan de Graslaan te Anna Paulowna een
AANLEIDING
nieuw woonlint gerealiseerd. Langs de Graslaan is een woongebied ontstaan met gevarieerde vrijstaande woonbebouwing. Twee kavels langs de Graslaan, tussen nummer 20 en 22, zijn onbebouwd. Het voorliggende plangebied maakt op één van deze twee percelen (het oostelijke perceel direct naast nummer 20) bebouwing mogelijk in de vorm van één vrijstaande woning. Het plangebied is gelegen aan de zuidzijde van Anna Paulowna. De ligging van
PLANGEBIED
het plangebied is weergegeven in figuur 1.
Figuur 1. Anna Paulowna (het plangebied is omcirkeld)
Het vigerende bestemmingsplan betreft het in 2013 vastgestelde bestem-
GELDEND BESTEMMINGSPLAN
mingsplan Anna Paulowna. Het plangebied is in dit plan bestemd voor ‘Tuin’. Het bouwen van woningen wordt in de bestemming niet mogelijk gemaakt. Vandaar dat voor het voorliggende plangebied een nieuw bestemmingsplan is opgesteld om de bouw van één woning mogelijk te maken.
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
5
LEESWIJZER
Na de inleiding in dit hoofdstuk, is in hoofdstuk 2 een omschrijving van de bestaande situatie opgenomen. In hoofdstuk 3 is het van toepassing zijnde ruimtelijk beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente uiteengezet. Een omschrijving van de planologische randvoorwaarden is opgenomen in hoofdstuk 4. Een juridische toelichting op het plan is opgenomen in hoofdstuk 5. Als laatste is in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid alsmede een paragraaf over toezicht en handhaving van het plan uiteengezet.
6
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
B e s t a a n d e n i e u w e
e n
s i t u a t i e
2.1
Bestaande functionele karakteristiek De Graslaan is, met uitzondering van de twee onbebouwde percelen in het plangebied, bebouwd met woningen aan weerszijden van de weg. Op circa 220 meter van het plangebied is een spoorlijn gesitueerd. In het lint van de Graslaan zijn geen bedrijven gesitueerd. In de omgeving liggen wel enkele bedrijven, sommigen met een agrarische functie, op ruime afstand van het plangebied. Ten noorden van het plangebied liggen enkele agrarische akkerbouwpercelen.
Figuur 2. Bebouwingsbeeld van de Graslaan (bron: Google)
2.2
Bestaande ruimtelijke karakteristiek Het plangebied langs de Graslaan is onbebouwd. Al heeft het een agrarische bestemming, het gebied is inmiddels volledig begroeid met bomen en struiken en wordt niet gebruikt voor agrarische doeleinden. De woningen langs de Graslaan zijn allen vrijstaand en vaak in een lichte kleur gebouwd. Qua rooilijn, bouwhoogte en uitstraling is een behoorlijke mate van diversiteit aanwezig in het lint. De woningen zijn op enige afstand van de weg gesitueerd, waardoor ruime en groene voortuinen ontstaan.
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
7
Figuur 3. Beeld van het plangebied (links) vanaf de Graslaan
De Graslaan is ingericht als ‘fietsstraat’. Auto’s zijn in de straat wel toegestaan, maar de weg is ingericht voor langzaam verkeer. De straat wordt voornamelijk, maar niet uitsluitend, voor bestemmingsverkeer gebruikt. Aan weerszijden van de weg is het openbaar gebied ingericht met gras en bomen, wat het groene karakter van de buurt versterkt.
2.3
Planbeschrijving In het plangebied wordt de bouw van een vrijstaande woning mogelijk gemaakt. Voor deze woning (aan de Graslaan 20a, direct naast nummer 20) is een ontwerp gemaakt. De woning zal uitgevoerd worden in één bouwlaag met een kap. Daarbij is de goothoogte iets hoger dan 4 meter en bedraagt de bouwhoogte van de woning 8 meter. De woning zal gerealiseerd worden in een roodbruine baksteen, met een antraciet keramische dakpan. Het dak zal worden gerealiseerd als ringdak, met vier schuine dakvlakken en een platte bovenzijde. Een impressie van de te bouwen woning is gegeven in figuur 4.
Figuur 4. Impressie van het vooraanzicht van de woning aan de Graslaan 20a
8
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
R u i m t e l i j k
b e l e i d
3.1
Rijksbeleid 3 . 1 . 1
Structuurvisie Infrastructuur en
Ruimte
(2012)
Op 13 maart 2012 is de “Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte” (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota’s vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. Ook zijn met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt: -
Vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijkeconomische structuur van Nederland.
-
Verbeteren van de bereikbaarheid.
-
Zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio’s. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.
3.2
Provinciaal beleid 3 . 2 . 1
Structuurvisie Noord-Holland
2040
Op 21 juni 2010 is door Provinciale Staten de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld. Hierin zet de provincie haar visie op de (ruimtelijke) ontwikkeling van Noord-Holland uiteen. Daarbij omschrijft de provincie ook het beeld van Noord-Holland in 2040.
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
9
In de visie maakt de provincie de keuze om vooral in het bestaand stedelijk gebied ontwikkelingen mogelijk te maken. Hiermee zet de provincie in op het behouden en versterken van het open landelijk gebied. Door de uitbreiding van het stedelijk gebied te beperken wil de provincie inspelen op de verwachte afname van het aantal inwoners in de periode na 2040. Provinciale Staten wil het landelijk gebied ontwikkelen op basis van het karakter van het landelijk gebied in Noord-Holland waardoor de provincie een bijzonder gebied blijft voor wonen, werken en recreatie en toerisme. Noord-Holland moet een aantrekkelijke provincie blijven. In de structuurvisie heeft de provincie hiervoor verschillende provinciale belangen aangewezen. Hierbij zijn drie hoofdbelangen onderscheiden. Deze drie hoofdbelangen zijn samen het ruimtelijke streven van de provincie. In onderstaande figuur is dit in een overzicht weergegeven.
Figuur 5. Overzicht provinciale belangen
Om de provinciale belangen te waarborgen is door Provinciale Staten de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie vastgesteld. 3 . 2 . 2
Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie
Door Provinciale Staten is op 21 juni 2010 de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie vastgesteld. De verordening is op 3 november 2010 in werking getreden. Hierin zijn de provinciale belangen zoals opgenomen in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 uitgewerkt in algemene regels.
10
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
In de verordening zijn voor verschillende gebieden regels opgenomen. In hoofdlijnen zijn twee algemene gebieden onderscheiden: het bestaand bebouwd gebied en het landelijk gebied. Bestaand bebouwd gebied In de toelichting op de regels voor bestaand bebouwd gebied is opgemerkt dat gemeenten voor de gronden in het bestaand bebouwd gebied een bestemmingsplan moeten opstellen. Bij de invulling van de gebieden hebben gemeenten een grote mate van vrijheid. Dit in tegenstelling tot de gebieden in het Landelijk gebied.
Figuur
6.
Weergave
van
het
bestaand
bebouwd
gebied
van
de
Provinciale Ruimtelijke Verordening Noord-Holland (het plangebied is rood omkaderd)
Op de kaart horende bij de verordening ligt het plangebied in het bestaand bebouwd gebied (zie figuur 6). Naast de kaart is het bepaalde in de tekst (artikel 9) van de verordening van belang voor het bepalen van de ligging van bestaand bebouwd gebied. Uit de tekst van de verordening kan worden opgemaakt dat onderhavig perceel dat op de kaart als bestaand bebouwd gebied is aangemerkt, niet als zodanig kan worden benoemd omdat er geen bestaande bouwmogelijkheden aanwezig zijn. De gemeente acht het echter niet noodzakelijk om voor dit specifieke geval het nut en de noodzaak en de ruimtelijke kwaliteit aan te tonen. Het plangebied is namelijk volledig omringd door bestaand bebouwd gebied waar wel bouwmogelijkheden zijn voorzien, waaronder de ontwikkeling van een grootschalige woningbouwlocatie in het plangebied van het bestemmingsplan Elshof-Zuid. Daarnaast beschikt de gemeente over een recente welstandsnota die ervoor zorgt dat de bebouwing op een goede, zorgvuldige manier wordt ingepast in de bestaande lintbebouwing aan de Graslaan.
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
11
CONCLUSIE
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de bouw van één woning. Het plangebied is gelegen in een bestaand woonlint. Het bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van het provinciaal beleid.
3.3
Gemeentelijk beleid 3 . 3 . 1
Toekomstvisie 2015
De gemeenteraad van de voormalige gemeente Anna Paulowna heeft in 2001 de Toekomstvisie Anna Paulowna 2015 vastgesteld. In de toekomstvisie zet de voormalige gemeente Anna Paulowna haar visie op de (ruimtelijke) ontwikkeling van Anna Paulowna voor de periode tot 2015 op hoofdlijnen uiteen. Uitgangspunten voor de (ruimtelijke) ontwikkeling in het beleidsstuk zijn: -
rust en ruimte binnen een aantrekkelijk en afwisselend landschap;
-
een leefbare gemeente.
Leefbaarheid betekent niet dat alle voorzieningen in iedere kern aanwezig zijn maar wel dat deze voorzieningen in redelijkheid bereikbaar blijven voor iedereen, zodat de voormalige gemeente Anna Paulowna een aantrekkelijke woongemeente kan blijven. In de toekomstvisie zijn de volgende speerpunten benoemd: a.
een stabiel of licht groeiend inwonersaantal;
b.
evenwichtige bevolkingsopbouw;
c.
spreiding van de woningbouw over de diverse kernen;
d.
speciaal bouwen voor ouderen op de woningmarkt;
e.
speciale aandacht voor starters op de woningmarkt;
f.
inbreiding voor uitbreiding.
Om een evenwichtige bevolkingsopbouw per kern te houden is een gedifferentieerd aanbod van woningtypen het uitgangspunt. Met het bouwen op invullocaties wordt niet bedoeld dat waardevolle groenvoorzieningen of speelvoorzieningen worden opgeofferd aan het wonen. Zowel de verdeling van de woningbouw over de kernen als de afstemming van het woningaanbod op de kwalitatieve vraag (door herstructurering en nieuwbouw) komen in de lokale woonvisie (paragraaf 3.3.3) aan bod. De identiteit van de omgeving is de basis voor nieuwe ontwikkelingen. 3 . 3 . 2
Welstandsnota Anna Paulowna
Op 30 mei 2011 heeft de voormalige gemeente Anna Paulowna de Welstandsnota Anna Paulowna vastgesteld. Hierin wordt het welstandsbeleid uiteengezet.
12
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
In de welstandsnota zijn voor verschillende welstandsgebieden zogenoemde gebiedsgerichte welstandscriteria onderscheiden. Op de kaart bij de welstandsnota ligt het plangebied in een gebied dat is aangeduid als regulier lint. Over de Graslaan wordt in de Welstandsnota het volgende gezegd: “Aan de Graslaan in Anna Paulowna is een nieuw lint ontstaan in de jaren ‘90. Het lint valt op door de lichtgekleurde bebouwing en de diversiteit in bouwstijlen.” Het beleid van de welstandsnota voor de reguliere linten is gericht op het respecteren en mogelijk het verbeteren van de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten. De welstandscriteria moeten worden gerelateerd aan de bestaande verschijningsvorm van de bebouwing.
Figuur 7. Fragment van de kaart van de Welstandsnota (het plangebied is aangeduid met een rode pijl) 3 . 3 . 3
Lokale woonvisie
Als uitwerking van de Toekomstvisie Anna Paulowna 2015 heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Anna Paulowna op 15 december 2008 de Lokale woonvisie vastgesteld. Hierin zet wordt het woonbeleid uiteengezet. Het streven van het woonbeleid is onder andere gericht op: -
Het voorzien in de eigen woningbehoefte. Het binden van de inwoners aan de gemeente is een belangrijk uitgangspunt. Dit betekent dat bij de bouw van woningen de behoeften van de bestaande inwoners nadrukkelijk worden overwogen.
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
13
-
Leefbare woonkernen. Om de leefbaarheid van de woonkernen te waarborgen, wordt de bouw van woningen verspreid over de verschillende woonkernen.
-
Bouwen op maat. Op basis van de visie dat woningen meer levensloopbestendig moeten zijn, worden woningen zoveel mogelijk op maat gebouwd. Het streven is om een grote verscheidenheid in het woningaanbod in de verschillende woonkernen te waarborgen.
3 . 3 . 4
Parkeernormennota Anna Paulowna
De gemeenteraad van de voormalige gemeente Anna Paulowna heeft op 24 augustus 2009 de Parkeernota Anna Paulowna vastgesteld. Hierin zet de gemeente haar parkeerbeleid uiteen. Uitgangspunt van het parkeerbeleid is dat het parkeren wanneer mogelijk op het eigen perceel moet plaatsvinden. De in de nota opgenomen eisen zijn alleen van toepassing op nieuwe situaties. Bij een ander gebruik dan het bestaande, is de bestaande situatie het uitgangspunt bij het bepalen van het aantal noodzakelijke parkeerplaatsen. Bij een toename van het aantal woningen of de oppervlakte van een voorziening moet het aantal parkeerplaatsen dat bij deze toename past, aangelegd worden. 3 . 3 . 5
Regeling bijbehorende bouwwerken bij woningen gemeente Hollands Kroon
Op 24 januari 2013 heeft de gemeenteraad van Hollands Kroon de Regeling bijbehorende bouwwerken bij woningen vastgesteld. Deze regeling heeft tot doel de verschillende regelingen die er in de voormalige gemeenten Anna Paulowna, Niedorp, Wieringen en Wieringermeer gelden ten aanzien van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, bed & breakfast, mantelzorg en aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven te uniformeren. De regeling maakt een onderscheid tussen woningen binnen en buiten de bebouwde kom. De gemeente heeft ervoor gekozen een ruime regeling vast te stellen die de nodige ruimte biedt voor bouw- en gebruiksregels. Inwoners krijgen binnen hetgeen dat als maximaal ruimtelijk aanvaardbaar wordt geacht de ruimte om hun bouwwensen en gebruikswensen te realiseren. Per aspect wordt hierbij uitgegaan van de meest soepele regeling van de oude gemeenten, mits deze op zichzelf én cumulatief geen afbreuk doet aan de totale regeling dan wel leidt tot onevenredige beperkingen c.q. belemmeringen voor omliggende percelen. De regeling is verwerkt in voorliggend bestemmingsplan en uitgebreid beschreven in paragraaf 5.4 van deze toelichting.
14
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
P l a n o l o g i s c h e r a n d v o o r w a a r d e n
4.1
Waterhuishouding In onder ander de Europese Kaderrichtlijn water, het Nationaal Waterplan en
WET- EN REGELGEVING
de adviezen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is het beleid met betrekking tot het water(beheer) vastgelegd. Het beleid is gericht op het duurzaam behandelen van water. Dit betekent onder andere het waarborgen van voldoende veiligheid en het beperken van de kans op hinder vanwege water. Naast de effecten als gevolg van ruimtelijke ingrepen moet het beleid ook in het licht van de klimaatverandering, het dalen van de bodem en het stijgen van de zeespiegel worden gezien. In de nota Anders omgaan met water is bepaald dat de gevolgen van (ruimtelijke) ontwikkelingen voor de waterhuishouding uitdrukkelijk in onder andere bestemmingsplannen moeten worden overwogen. Hiervoor moet de zogenoemde watertoets worden uitgevoerd. De watertoets is het vroeg informeren (van de waterbeheerder), het adviseren (door de waterbeheerder), het overwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige belangen in ruimtelijke plannen en besluiten. Op 22 december 2009 is de Waterwet (Wtw) in werking getreden. Uitgangspunt van de Wtw is een volledig beheer van het watersysteem. Op grond van de Wtw is er ook een goede samenhang tussen het waterbeleid en de ruimtelijke ordening. Ook in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting bij een bestemmingsplan inzicht verkregen moet worden in de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding en hoe deze gevolgen in het bestemmingsplan zijn betrokken. De waterbeheerder in en in de directe omgeving van het plangebied is Hoog-
ONDERZOEK
heemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Op 2 juli 2012 heeft HHNK een advies voor de watertoets gegeven via de digitale watertoets. Het advies is in bijlage 1 bij de voorliggende toelichting opgenomen. Het Hoogheemraadschap is akkoord met het plan. Het plan zal in het kader van
CONCLUSIE
de bestemmingsplanprocedure aan het hoogheemraadschap worden voorgelegd.
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
15
4.2
Archeologie en cultuurhistorie WET- EN REGELGEVING
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Met deze inwerkingtreding werd het Verdrag van Malta, dat op 16 april 1992 onder andere door Nederland is ondertekend, in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. Het Verdrag van Malta is gericht op het behouden van archeologische waarden in de bodem. Uitgangspunt hierbij is onder andere het uitvoeren van een onderzoek naar archeologische waarden in het plangebied voor het vaststellen van een bestemmingsplan. Ook het zogenoemde veroorzakerprincipe is een uitgangspunt van het Verdrag van Malta. Dit betekent dat diegene die mogelijke archeologische waarden in de bodem verstoort, financieel verantwoordelijk is voor een voldoende onderzoek naar en het behoud van die archeologische waarden. Met de inwerkingtreding van de Wamz werd ook de Monumentwet 1988 (Mw 1988) gewijzigd. Op grond van de Mw 1988 moet in een bestemmingsplan (mogelijke) archeologische waarden in de bodem van het plangebied overwogen worden.
ONDERZOEK
De provincie Noord-Holland heeft de zogenoemde cultuurhistorische waardenkaart (CHW-kaart) ontwikkeld. Op de CHW-kaart is informatie over archeologische en cultuurhistorische waarden opgenomen. Voor het plangebied aan de Graslaan zijn geen bijzonderheden opgenomen voor wat betreft de archeologische waarden dan wel de cultuurhistorische waarden.
CONCLUSIE
Op grond van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat er geen aanleiding is voor het opnemen van beschermende maatregelen voor archeologisch waardevolle terreinen of cultuurhistorische waarden, of voor het uitvoeren van nader onderzoek.
4.3
Geluidhinder 4 . 3 . 1
Wegverkeer WET- EN REGELGEVING
Op 1 februari 1980 is de Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. De Wgh is er op gericht de geluidhinder vanwege onder andere wegverkeerslawaai te voorkomen en te beperken. Deze wet is op 1 januari 2007 voor het laatst gewijzigd. In de Wgh is bepaald dat bij elke weg in beginsel een (geluids)zone aanwezig is. Dit met uitzondering van: -
wegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
-
wegen waarop een snelheid van ten hoogste 30 km per uur is toegestaan.
16
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
In de Wgh is bepaald dat de ten hoogste toegestane geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai op een gevel van een woning binnen een geluidszone 48 dB is. Het plangebied is gelegen langs een autoluwe weg waar maximaal 30 km/uur
ONDERZOEK
mag worden gereden. Er is daarom geen sprake van een geluidszone. Verder onderzoek naar wegverkeerslawaai is niet nodig. De uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan wordt niet door ge-
CONCLUSIE
luidhinder vanwege wegverkeerslawaai belemmerd. 4 . 3 . 2
Spoorwegverkeerslawaai
De Wgh is er ook op gericht de geluidhinder vanwege spoorwegverkeerslawaai
WET- EN REGELGEVING
te voorkomen en te beperken. Hierin is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur ter beperking van spoorwegverkeerslawaai bepalingen opgenomen kunnen worden betreffende de onderwerpen die ter beperking van de geluidsbelasting van wegen geregeld zijn in hoofdstuk VI van de Wgh. Op grond hiervan is in het Besluit geluidhinder (Bgh), dat op 1 januari 2008 in werking is getreden, een regeling voor (geluids)zones bij spoorwegen opgenomen. De spoorwegen waarop de regeling van toepassing is zijn weergegeven op een kaart bij de Regeling zonekaart spoorwegen die op 1 januari 2007 in werking is getreden. In de Wgh is bepaald dat bij elke spoorweg een geluidszone van 100 tot 500 m aanwezig is. Voor de ten hoogste toegestane geluidsbelasting vanwege spoorwegverkeerslawaai zijn normen opgesteld. Deze zijn in de Wgh vastgesteld. In de Wgh is bepaald dat binnen een (geluids)zone bij een spoorweg de ten hoogste toegestane geluidsbelasting vanwege spoorwegverkeerslawaai op de gevel van een woning 55 dB is. Deze norm is een voorkeursgrenswaarde. Op grond van het Bgh kan B en W voor woningen in stedelijk gebied een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vaststellen. De ten hoogste toelaatbare hogere waarde is 68 dB. Ten noordwesten van het plangebied ligt de spoorweg Alkmaar - Schagen - Den
ONDERZOEK
Helder. In de Regeling zonekaart spoorwegen is bepaald dat er bij deze spoorweg een geluidszone van 200 m aanwezig is. Het plangebied ligt op 220 meter van de spoorweg. Dit betekent dat het plangebied buiten de (geluids)zone bij de spoorweg ligt. Hieruit vloeien dan ook geen beperkende voorwaarden voort. De uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan wordt niet door ge-
CONCLUSIE
luidhinder vanwege spoorwegverkeerslawaai belemmerd.
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
17
4.4
Ecologie WET- EN REGELGEVING
De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn met de inwerkingtreding van de Floraen faunawet (Ffw) op 1 april 2002 en de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) op 1 oktober 2005 in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. De Ffw is gericht op het beschermen en het behouden van de goede staat van instandhouding van in het wild levende plant- en diersoorten en hun directe leefomgeving. Uitgangspunt hierbij is het zogenoemde ‘nee, tenzij-principe’. Dit betekent dat werkzaamheden en dergelijke in beginsel niet zijn toegestaan. Onder voorwaarden kan hier op grond van een vrijstelling of ontheffing van worden afgeweken. In de Ffw is onder andere bepaald dat eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten te handelen nadelige gevolgen kan hebben voor flora en fauna, gedwongen is dergelijk handelen of nalaten achterwege te laten. Dit voor zover dit in redelijkheid van hem kan worden gevraagd. Diegene moet alle maatregelen nemen die in redelijkheid van hem kunnen worden gevraagd om die nadelige gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. De Nbw is gericht op het beschermen van (natuur)gebieden. Deze natuurgebieden betreffen onder andere de zogenoemde Speciale Beschermingzones op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Samen worden deze gebieden aangeduid als het Natura 2000-netwerk. Voor de bescherming van deze natuurgebieden is in de Nbw een uitgebreide wet- en regelgeving opgenomen.
ONDERZOEK
Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden in het plangebied uitgevoerd. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het doel hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en/of een oriënterend onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of de Ecologische Hoofdstructuur noodzakelijk is. Het plangebied is daartoe op 20 juli 2012 namens BügelHajema Adviseurs bezocht door een ecoloog. Terreinomstandigheden Het plangebied bestaat uit een onbebouwde kavel die gelegen is in de noordelijke lintbebouwing van de Graslaan. De kavel betreft een pas gerooid braakliggend terrein. Aan de achterzijde grenst het plangebied aan een sloot. Deze valt buiten het plangebied. De naastliggende kavel aan de noordwestzijde (buiten het plangebied) is ook onbebouwd en is in gebruik als tuin. De kavel aan de zuidoostzijde van het perceel is bebouwd. Aan de voorzijde is de Graslaan gelegen met langs het plangebied een intensief gemaaide grasberm.
18
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
Figuur 8. Situatie plangebied op 20 juli 2012
Soortbescherming Flora- en faunawet Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de ‘lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten’. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten, namelijk: licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd. De inheemse vogelsoorten hebben een eigen afwijkend beschermingsregime; ze vallen zowel onder het middelzware als strenge beschermingsregime.
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
19
Inventarisatie Uit de informatie van Quickscanhulp1 (d.d. 26-07-2012) blijkt dat in de omgeving van het plangebied waarnemingen van een aantal op basis van de Floraen faunawet middelzwaar en streng beschermde diersoorten zijn gedaan. Tijdens het veldbezoek is echter gebleken dat het plangebied een beperkte natuurwaarde kent. Gezien de inrichting en het gebruik van het plangebied worden alleen enkele algemene, licht beschermde soorten (zoals gewone pad, huisspitsmuis) en streng beschermde vogels en vleermuizen in en direct rond het plangebied verwacht. Verder zijn een aantal algemene vogelsoorten waargenomen zoals merel, zanglijster, koolmees, groenling en winterkoning. Deze en andere vogelsoorten zullen in de opgaande begroeiing in en rond het plangebied tot broeden komen. Nesten van vogelsoorten waarvan deze jaarrond beschermd zijn, zijn niet aangetroffen en worden met het oog op de terreinomstandigheden hier ook niet verwacht. In het plangebied zijn verder geen potentiële verblijfplaatsen (gebouwen/bomen) voor vleermuizen aanwezig. Ook worden er geen belangrijke lijnvormige landschapselementen doorkruist. Het plangebied maakt naar verwachting wel een klein deel uit van het foerageergebied van in bebouwde gebieden voorkomende vleermuissoorten zoals de in de omgeving waargenomen gewone dwergvleermuis, laatvlieger en ruige dwergvleermuis. Uit de informatie van Quickscanhulp komt verder naar voren dat in de directe omgeving waarnemingen bekend zijn van de beschermde vissoorten kleine modderkruiper en bittervoorn. Het is goed mogelijk dat deze soorten (ook) aanwezig zijn in de sloot die aan de achterzijde grenst aan het plangebied. Binnen het plangebied zijn geen waardevolle vegetaties aanwezig. Effecten Als gevolg van de werkzaamheden kunnen verblijfplaatsen van enkele licht beschermde soorten worden vernietigd en verstoord. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. Licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Flora- en faunawet. Door uitvoering van het plan zal het foerageergebied van vleermuizen veranderen, maar niet als zodanig verloren gaan. Het plangebied maakt slechts een zeer klein deel uit van het in de omgeving aanwezige foerageergebied. Negatieve effecten op in de omgeving aanwezig populaties worden dan ook niet verwacht. Het plan heeft geen betrekking op ontwikkelingen aan de aangrenzende sloot. De realisatie van de woning heeft daarnaast geen negatief effect op eventueel aanwezige beschermde vissen in deze sloot.
1
QuickScanHulp is een internetapplicatie die gegevens over beschermde soorten toegankelijk maakt. Deze gegevens zijn afkomstig uit de databanken van talloze organisaties, verenigd in de Vereniging Onderzoek Flora en Fauna (VOFF). Het is een initiatief van onder meer de Gegevensautoriteit Natuur en de organisaties binnen de VOFF (www.quickscanhulp.nl).
20
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
Indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kunnen nesten van broedvogels in en in de omgeving van het plangebied worden verstoord en vernietigd. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te vernietigen of te verstoren. Met betrekking tot de planning en uitvoering van de werkzaamheden dient derhalve rekening te worden gehouden met het broedseizoen. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt. Gebiedsbescherming Natuurbeschermingswet 1998 Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 van kracht geworden. Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Natuurbeschermingswet worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. Verder is deze wet de basis voor het nationale Natuurbeleidsplan waarin de Ecologische Hoofdstructuur is geregeld. Ecologische Hoofdstructuur (EHS) De Ecologische Hoofdstructuur is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. De EHS is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De begrenzing en ruimtelijke bescherming zijn voor wat de provincie Noord-Holland betreft uitgewerkt in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (provinciaal ruimtelijk natuurbeleid). Natuur buiten de EHS Vanuit de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie wordt naast de Ecologische Hoofdstructuur specifiek ingezet op de bescherming van Weidevogelleefgebieden. Inventarisatie Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het meest nabijgelegen gebied uit de Natuurbeschermingswet 1998 betreft het Natura 2000-gebied Waddenzee, dat is gelegen op een afstand van circa 5 kilometer. Gezien de ligging en de terreinomstandigheden van het plangebied zijn geen belangrijke ecologische relaties tussen het plangebied en de beschermde gebieden in het kader van de natuurbeschermingswet 1998 aanwezig. Het open agrarische gebied dat op een afstand van ongeveer 200 meter, aan de andere zijde van de ten westen gelegen spoorlijn is gelegen, is aangewezen als Weidevogelleefgebied. De Hoge Oude Veer die op ongeveer 750 meter ten
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
21
zuiden van het plangebied ligt maakt deel uit van een ecologische verbindingszone. De Ecologische Hoofdstructuur zelf ligt op ruim 1 kilometer ten noordoosten van het plangebied. Het betreft een open weidegebied. Op basis van het natuurbeheerplan 2012 blijkt dat de ambitie voor dit gebied betrekking heeft op Kruiden- en faunarijk grasland. Effecten Beschermde natuurgebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie liggen op een geruime afstand van het plangebied. Gezien de aard van het plan zijn als gevolg van de uitvoering van het plan geen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden te verwachten. Conclusie CONCLUSIE
Gezien de terreinomstandigheden en ligging van het plangebied en de aard van de plannen is op basis van de ecologische inventarisatie een voldoende beeld ontstaan. Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet, een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of een analyse van de Ecologische Hoofdstructuur en Weidevogelleefgebied niet noodzakelijk is. Met in acht name van het broedseizoen is een ontheffing van de Flora- en faunawet op voorhand niet nodig. Voor het plan is verder geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, dan wel een ontheffing op grond van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie nodig. Ten aanzien van de gebiedsbescherming is het aan het bevoegd gezag, de provincie NoordHolland, om deze visie te bevestigen.
4.5
Luchtkwaliteit WET- EN REGELGEVING
Op 1 maart 1993 is de Wet milieubeheer in werking getreden. Onder andere de Europese regelgeving voor de luchtkwaliteit is met de inwerkingtreding van de wijziging van de Wet milieubeheer (onderdeel luchtkwaliteitseisen) op 15 november 2007 in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. Uitgangspunt van de Wet milieubeheer is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Het samenwerkingsprogramma is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Hierin is bepaald wanneer en hoe overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit behandeld moeten worden. In het samenwerkingsprogramma worden ook nieuwe ontwikkelingen zoals plannen voor de bouw van woningen overwogen. Plannen die binnen het samenwerkingsprogramma passen, hoeven niet meer te worden beoordeeld aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Ook plannen die niet ‘in betekende mate’ gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit hoeven niet meer aan deze grenswaarden te worden beoordeeld. De eisen om te kunnen beoordelen of bij een plan sprake is van
22
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
niet ‘in betekenende mate’, zijn vastgesteld in de algemene maatregel van bestuur niet ‘in betekenende mate’. In de algemene maatregel van bestuur is bepaald dat nadat het samenwerkingsprogramma of een programma voor de regio is vastgesteld, een grenswaarde van 3% afname van de luchtkwaliteit als niet ‘in betekende mate’ kan worden aangeduid. Dit betekent een toename van ten hoogste 1,2 microgram per m3 NO2 of PM10. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de bouw van één woning mogelijk.
ONDERZOEK
Dit betekent dat er een geringe toename zal zijn van het aantal verkeersbewegingen. Uitgaande van 7 verkeersbewegingen per dag per woning (huishouden) is er sprake van een toename van 7 verkeersbewegingen per dag door het plan. Uit navolgende berekening wordt duidelijk dat het plan geen nadelige gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit.
Figuur 9. Worst-caseberekening voor de bijdrage van extra verkeer als gevolg van het plan op de luchtkwaliteit
De uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan wordt niet door on-
CONCLUSIE
aanvaardbare gevolgen voor de luchtkwaliteit belemmerd.
4.6
Externe veiligheid Op 13 juni 2001 is door de regering het vierde Nationale milieubeleidsplan (NMP4) vastgesteld. Hierin zet zij haar (nieuwe) externe veiligheidsbeleid uiteen. Dit beleid is gericht op het beheersen van de risico’s in de omgeving vanwege het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook op de risico’s die samenhangen met het gebruik van luchthavens is het externe veiligheidsbeleid van toepassing. Uitgangspunten van dit beleid zijn: -
het plaatsgebonden risico: het risico op een plaats, de omschrijving van het plaatsgebonden risico is: de kans dat een persoon die onafgebroken op die plaats aanwezig is overlijdt als gevolg van een ongeval waarbij een gevaarlijke stof is betrokken;
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
23
-
het groepsrisico: de omschrijving van het groepsrisico is: de kans dat een groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als gevolg van een ongeval waarbij een gevaarlijke stof is betrokken.
Voor het plaatsgebonden en groepsrisico zijn normen opgesteld. Deze normen zijn uitgangspunt voor het ruimtelijk en milieubeleid. Wat betreft het plaatsgebonden risico wordt (voor ‘nieuwe’ ruimtelijke ontwikkelingen) een kans van één op een miljoen (10-6) aanvaardbaar geacht. Op dit moment is deze norm een grenswaarde. Overschrijding van deze grenswaarde is niet toegestaan. Voor het groepsrisico wordt een kans van: -
eens per honderdduizend jaar (10-5 per jaar) op het overlijden van 10 personen of meer;
-
eens per tien miljoen jaar (10-7 per jaar) op het overlijden van 100 personen of meer;
-
eens per miljard jaar (10-9 per jaar) op het overlijden van 1.000 personen of meer bij inrichtingen aanvaardbaar geacht.
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over onder andere (spoor)wegen wordt een kans van achtereenvolgens 10-4, 10-6 en 10-8 aanvaardbaar geacht. Deze normen zijn oriënterende waarden. Dit betekent dat een overschrijding van deze normen is toegestaan wanneer de gemeente dit voldoende kan motiveren. Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. De regelgeving zoals die in het Bevi is opgenomen, is gericht op het beperken van de risico’s van een ongeval met gevaarlijke stoffen in inrichtingen (bedrijven) voor personen. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde voor het groepsrisico zijn in het Bevi vastgesteld. Het externe veiligheidsbeleid met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen is in de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (nota Rnvgs) opgenomen. In de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is dit beleid verder uiteengezet. Dit beleid is waar mogelijk overeenkomstig het Bevi. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) stelt regels aan de risiconormering en –zonering langs buisleidingen en dergelijke. Aangezien in of in de nabijheid van voorliggend plan geen buisleidingen zijn gelegen met bestaande risico’s binnen de invloedszone, zijn er geen gevolgen voor voorliggend plan. Op 25 maart 2008 is door Burgemeester en Wethouders van de voormalige gemeente Anna Paulowna de Beleidsvisie externe veiligheid gemeenten Anna Paulowna, Schagen en Zijpe vastgesteld. In deze beleidsvisie zetten deze gemeenten hun externe veiligheidsbeleid voor de periode van 2008 tot 2011 uiteen. Het streven van de gemeenten is er op gericht om door middel van het in samenhang overwegen van de mogelijkheden voor risicovolle en risicogevoelige (ruimtelijke) ontwikkelingen de risico’s van ongevallen met gevaarlijke stoffen te beperken en een veilige samenleving te waarborgen.
24
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
Uit de visie blijkt dat de wegen in de gemeente waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan, niet van grote betekenis zijn. Het vervoer van gevaarlijke stoffen is beperkt. Ook is er geen sprake van knelpunten wat betreft het plaatsgebonden risico. De provincie Noord-Holland heeft de zogenoemde risicokaart ontwikkeld. Hier-
ONDERZOEK
op is onder andere informatie over risico’s van ongevallen met gevaarlijke stoffen opgenomen. In navolgende figuur is het voor het plangebied betreffende fragment van de risicokaart opgenomen.
Figuur 10. Detail risicokaart (het plangebied is aangeduid met een rode pijl)
In de directe nabijheid van het plan zijn geen elementen die een verhoogd risico creëren voor de te bouwen woningen. Op de risicokaart is de spoorweg aangeduid vanwege het verhoogde risico op een ongeval. Gezien de ruime afstand ten opzichte van de spoorweg (ruim 200 meter) heeft dit geen effect op het plangebied. Op het gebied van externe veiligheid zijn er derhalve geen beperkingen voor
CONCLUSIE
de beoogde ontwikkelingen in het plangebied.
4.7
Bodem Op 1 april 2007 is de gewijzigde Woningwet (Ww) in werking getreden. In de Ww is bepaald dat door de gemeenteraad in de bouwverordening regels moeten worden opgenomen om het bouwen op verontreinigde bodem te voorkomen. Deze regels hebben onder andere betrekking op het uitvoeren van een (bodem)onderzoek naar de aard en schaal van de verontreiniging van de bodem. Ook is bepaald dat het college van Burgemeester en Wethouders (B en W) een beslissing op een aanvraag om bouwvergunning moeten aanhouden als
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
25
blijkt dat de bodem is verontreinigd dan wel het vermoeden bestaat dat er sprake is van ernstige verontreiniging. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht verkregen moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder andere inzicht verkregen moet worden in de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is dus feitelijk een onderdeel van de onderzoeksverplichting van B en W en de gemeenteraad bij de voorbereiding van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden opgemerkt dat ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening het bestemmen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming in beginsel moet worden voorkomen. ONDERZOEK
De provincie Noord-Holland heeft het ‘bodemloket’ ontwikkeld. Het bodemloket biedt informatie over bodemonderzoeken en -saneringen die zijn uitgevoerd. Ook is er informatie opgenomen over bedrijven of terreinen waar “verdachte” werkzaamheden hebben plaatsgevonden die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt en waar mogelijk bodemonderzoek moet worden uitgevoerd. Het plangebied, of de directe omgeving van het plangebied, is niet aangeduid op het bodemloket als potentieel verdacht. Er hoeft dus niet op voorhand van uitgegaan te worden dat de bodemkwaliteit beperkingen oplevert. In het kader van het bouwplan zal de bodem van het plangebied onderzocht worden. Dan kan ook vastgesteld worden of de kwaliteit van de bodem inderdaad zodanig is dat het bouwplan hier niet door belemmerd wordt.
CONCLUSIE
Het voorliggende bestemmingsplan wordt vooralsnog niet door onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit van de bodem belemmerd.
4.8
Bedrijven en milieu WET- EN REGELGEVING
Bedrijven (of andere milieubelastende bedrijvigheid) in de directe omgeving van woningen (of (andere) milieugevoelige gebieden) kunnen daar (milieu)hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals die uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen bedrijven en woningen noodzakelijk. Met het oog op het voorkomen van milieuhinder dient voldoende afstand tussen bedrijven en gevoelige functies te worden aangehouden. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft in dat verband een boekje uitgegeven: Bedrij-
26
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
ven en Milieuzonering, versie 2009. Daarin zijn per bedrijfscategorie (weinig milieuhinderlijke bedrijven – categorie 1 tot zeer zware milieuhinderlijke bedrijven – categorie 6) richtafstanden vermeld die in beginsel moeten worden aangehouden tussen de bedrijven uit betreffende categorie en gevoelige functies. Bij het bepalen van de afstand is niet alleen rekening gehouden met de aard van ieder type bedrijf, maar ook met de aard van het gebied waar gevoelige functies zijn gesitueerd. De VNG onderscheidt ‘rustig woon- of landelijk gebied’ en ‘gemengd gebied’. Het plangebied is gelegen in de eerste categorie. In de directe omgeving van het plangebied zijn enkele bedrijven gevestigd. De
ONDERZOEK
aanwezigheid van de thans gevestigde bedrijven is eerder in het kader van doorlopen bestemmingsplanprocedures bekeken en daarin als acceptabel beoordeeld. Voor zover wettelijk noodzakelijk zijn bedrijven voorzien van een omgevingsvergunning (voorheen: milieuvergunning), waarin zo nodig maatregelen of voorwaarden zijn vastgelegd waarbinnen deze bedrijven moeten opereren ten einde milieuhinder te voorkomen. Voor zover bedrijven geen vergunning behoeven, zijn sommige bedrijven meldingsplichtig. Voor deze bedrijven gelden algemene richtlijnen. De mogelijke (milieu)hinder van deze bedrijven wordt op grond van de geldende wet- en regelgeving in de bestaande situatie aanvaardbaar geacht. Tabel 1. Bedrijven en voorzieningen in de buurt van het plangebied Adres
Afstand (m)
Brandweer
Randweg
100
Sportvoorzieningen
Randweg
70
Gemeentewerf
Grasweg
70
Bedrijf of voorziening
Omschrijving
In voorgaande tabel zijn de in nabijheid van het plangebied gevestigde bedrij-
CONCLUSIE
ven weergegeven. De afstanden tussen het plangebied en de bedrijvigheid is in alle gevallen zodanig, dat er geen sprake zal zijn van hinder. De uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan wordt niet door (milieu)hinder van bedrijven belemmerd.
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
27
J u r i d i s c h e t o e l i c h t i n g
5.1
Het bestemmingsplan In een bestemmingsplan is bepaald waarvoor gronden mogen worden gebruikt, welke gebouwen en/of bouwwerken er op mogen worden gebouwd en hoe de gronden mogen worden ingericht. In een bestemmingsplan is, als voorbeeld, bepaald dat gronden mogen worden gebruikt voor wonen. Daarbij is dan ook bepaald dat op de gronden een woning mag worden gebouwd en wat de maten van deze woning mogen of moeten zijn. Een bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen: 1.
Een verbeelding: een bestemmingsplan bepaalt de gebruiks-, bouw- en inrichtingsmogelijkheden van gronden. Op de kaart zijn de voor het bestemmingsplan betreffende gronden weergegeven. Door middel van markeringen en dergelijke is op de kaart weergegeven wat de bestemming is van de gronden.
2.
Regels: in de regels zijn de gebruiks-, bouw- en inrichtingsmogelijkheden per bestemming bepaald.
3.
Een toelichting: in de toelichting zet de gemeente haar beleid, zoals opgenomen in het bestemmingsplan, voor de betreffende gronden uiteen. De gemeente omschrijft hierin de bedoeling van de verschillende bestemmingen. Ook worden de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken in de toelichting opgenomen.
Zoals opgemerkt worden in een bestemmingsplan de gebruiks-, bouw- en inrichtingsmogelijkheden van gronden bepaald. Dit betekent ook dat voor andere onderwerpen in een bestemmingsplan geen regels kunnen worden opgenomen. In een bestemmingsplan kan, als voorbeeld, niet bepaald worden dat de op een weg ten hoogste toegestane snelheid 30 km per uur is. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het begrip ‘toelatingsplanologie’. Dit betekent dat in een bestemmingsplan alleen mogelijkheden voor het gebruiken, bouwen of inrichten biedt: ‘het bestemmingsplan laat een bepaald gebruik of bepaalde bouw of inrichting toe’. Dit betekent ook dat het op grond van een bestemmingsplan niet mogelijk is dit af te dwingen.
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
29
5.2
De bestemmingsplanopbouw WET RUIMTELIJKE ORDENING
Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld op grond van de Wet ruimtelij-
EN BESLUIT RUIMTELIJKE
ke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Wro en het Bro
ORDENING
zijn op 1 juli 2008 in werking getreden. Ook is het bestemmingsplan onder andere overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) opgesteld. Deze standaard is op 1 juli 2013 in werking getreden. Op grond van het Bro moet een bestemmingsplan beschikbaar gesteld worden op www.ruimtelijkeplannen.nl. Om dit mogelijk te maken, moet een bestemmingsplan uitgewerkt worden in een digitaal bestemmingsplanbestand (de zogenoemde GML). In de GML is er een koppeling tussen de kaart, de regels en de toelichting (het bestemmingsplan) gemaakt. Deze koppeling van de kaart, de regels en de toelichting is de verbeelding van het bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan is zo opgesteld dat het kan worden uitgewerkt in een GML.
WET ALGEMENE BEPALINGEN
Ook is het bestemmingsplan opgesteld overeenkomstig de Wet algemene bepa-
OMGEVINGSRECHT EN HET
lingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor). De Wabo
BESLUIT OMGEVINGSRECHT
en het Bor zijn op 1 oktober 2010 in werking getreden. Hiermee is een deel van de Wro opgenomen in de Wabo. Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht is de omgevingsvergunning ingevoerd. In de omgevingsvergunning worden verschillende ‘besluiten voor werken en werkzaamheden’ gebundeld. In artikel 2.1 van de Wabo is een algemeen gebruiksverbod opgenomen. Op grond hiervan is voor het gebruiken, bouwen en/of inrichtingen dat op grond van een bestemmingsplan niet is toegestaan een omgevingsvergunning noodzakelijk. Door de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht zijn verschillende begrippen op grond van de Wro vervallen. Deze begrippen worden ook in de bestemmingsplanstandaard SVBP2012 gebruikt.
5.3
Bestemmingsplanprocedure Voor bestemmingsplanprocedure zijn in de Wro en het Bro regels opgenomen. In de procedure zijn de volgende drie fasen te onderscheiden: Voorbereidingsprocedure De gemeente voert voor het opstellen van een voorontwerpbestemmingsplan onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwik-
30
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
kelingen in de gemeente. De gemeente stelt voor het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Bro het voorontwerpbestemmingsplan beschikbaar aan de in dit artikel bedoelde besturen en diensten. Ook stelt de gemeente het voorontwerpbestemmingsplan wanneer noodzakelijk of wenselijk beschikbaar voor de inspraak op grond van de inspraakverordening van de gemeente. De gemeente geeft hierna een reactie op de overleg- en inspraakreacties. De overleg- en inspraakreacties en de reactie van de gemeente worden in de toelichting bij het ontwerpbestemmingsplan opgenomen. Vaststellingsprocedure Na de aankondiging in de Staatscourant, in ten minste één plaatselijk dag-, nieuws-, of huis-aan-huisblad en op de internetpagina van de gemeente wordt het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. In deze periode kan door iedereen een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend. Na de periode van terinzagelegging stelt de gemeenteraad het ontwerpbestemmingsplan, mogelijk met wijzigingen, binnen een periode van ten hoogste twaalf weken vast. Beroepsprocedure Na het vaststellen van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en wordt het vastgestelde bestemmingsplan binnen 14 dagen voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Iedereen die eerder een zienswijze heeft ingediend, heeft dan de mogelijkheid om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen het raadsbesluit in beroep te gaan2.
5.4
Bestemmingen Hieronder zijn de bestemmingsregelingen toegelicht van de bestemmingen (in alfabetische volgorde) die in dit plan zijn gebruikt: Tuin De bestemming ‘Tuin’ geldt voor de aan de straat gelegen tuinen bij woningen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van een erker. Dit is zo geregeld om te voorkomen dat voortuinen volgebouwd worden en het straatbeeld verandert. Bij het begrenzen van de bestemming is rekening gehouden met de regels voor vergunningvrij bouwen uit de Wabo. 2
Wanneer door het College van Gedeputeerde Staten of de Inspectie Leefomgeving en Transport een zienswijze is ingediend die niet (helemaal) door de gemeenteraad in het vastgestelde bestemmingsplan is verwerkt of wanneer het bestemmingsplan met wijzigingen is vastgesteld, dan moet het vaststellingsbesluit binnen een periode van zes weken na het vaststellen bekend worden gemaakt en het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage worden gelegd.
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
31
Wonen - Lintbebouwing De bestemming ‘Wonen – Lintbebouwing’ is gericht op de woonfunctie in de linten. Er zit hier vaak veel verscheidenheid tussen de woningen en daarom zijn op de kaart per woning de goot- en bouwhoogte opgenomen, conform de systematiek van de gemeente. Beroep aan huis, bed & breakfast en mantelzorg In de bestemming ‘Wonen – Lintbebouwing’ zijn regels opgenomen voor een gebruik van de woning samen met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, bed & breakfast en mantelzorg. Maximaal 1/3 van de totale oppervlakte van de woningen en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven worden gebruikt, met een maximum van 75 m². Het gaat om ‘lichte’ activiteiten die geen onevenredige hinder aan het woon- en leefmilieu mogen toebrengen. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel, is niet toegestaan. De aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven die zijn toegestaan, zijn vermeld in de bijlage bij de regels. Het betreft hier een niet-limitatieve lijst. Beroepen of bedrijven die naar de aard daarmee vergelijkbaar zijn, zijn eveneens toegestaan. Daarnaast mogen woningen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor een hobbymatige bed & breakfast voor maximaal 4 personen worden gebruikt. Een eigen kookgelegenheid is daarbij niet toegestaan. Mantelzorg in aan- en uitbouwen en bijgebouwen als afhankelijke woonruimte dan wel in een mantelzorgwoning is mogelijk na afwijking. Deze afwijking wordt alleen verleend indien de noodzaak is aangetoond aan de hand van een indicering door een onafhankelijke indicatieorganisatie. De oppervlakte van de afhankelijke woonruimte dan wel mantelzorgwoning mag niet meer dan 70 m² bedragen. Binnen 6 maanden na de beëindiging van de mantelzorg moet het gebruik van aan- en uitbouwen en bijgebouwen als afhankelijke woonruimte ongedaan zijn gemaakt dan wel moet de mantelzorgwoning zijn verwijderd. Bijgebouwen In de bouwregels zijn regels opgenomen ten aanzien van de plaats, omvang en maatvoering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning. De hoofdregel is dat de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen nooit meer mag bedragen dan de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw die op grond van het bestemmingsplan is toegestaan, verminderd met de daadwerkelijke oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met: a.
70 m² bij rijenwoningen, niet zijnde halfvrijstaande woningen;
b.
70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
c.
100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
d.
125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
e.
150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
32
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
f.
de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder a t/m e is toegestaan.
Hierbij geldt altijd dat het bebouwingspercentage op een bouwperceel nooit meer dan 50% mag bedragen. Daarnaast zijn er regels voor de goot-en bouwhoogte opgenomen en is er voorzien in een specifieke regeling voor erkers voor de voorgevel van het hoofdgebouw. Ondergronds bouwen is niet toegestaan. In het navolgende is een voorbeeldberekening opgenomen.
In het voorbeeld is sprake van: ‐
een bestemming ‘Tuin’ tot 1 meter achter de voorgevel;
‐
een bestemming ‘Wonen’;
‐
een bouwvlak ten behoeve van het hoofdgebouw.
Het bouwperceel komt hier overeen met de bestemmingen ‘Tuin’ en ‘Wonen’. Gegevens: ‐
oppervlakte bouwperceel:
600 m²
‐
oppervlakte bouwvlak:
200 m²
‐
oppervlakte hoofdgebouw (bestaande situatie):
160 m²
‐
oppervlakte aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (bestaande situatie):
‐
totale oppervlakte (hoofdgebouw + aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen):
‐
70 m²
type woning:
230 m² vrijstaand
Toetsing: De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de binnen het bestemmingsplan toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw (200 m²), verminderd met de daadwerkelijke oppervlakte van het hoofdgebouw (160 m²), vermeerderd met: ‐
100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m².
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
33
Volgens voorgaande regel is er planologisch ruimte voor 70 m² (300 – 230) aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% (=300 m²) van de oppervlakte van het bouwperceel (600 m²) bedragen. ‐
50%-norm:
300 m²
‐
bestaande bebouwing:
230 m²
Conclusie: Er kan 70 m² aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden bijgebouwd.
34
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
E c o n o m i s c h e
e n
m a a t s c h a p p e l i j k e u i t v o e r b a a r h e i d
6.1
Economische uitvoerbaarheid Op grond van artikel 6.12, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet de gemeenteraad bij het vaststellen van een (bouw)plan op grond van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) een zogenoemd exploitatieplan vaststellen. Een exploitatieplan zal samen met een planschadeovereenkomst worden getekend door de initiatiefnemer en de gemeente. Op basis van deze overwegingen mag het voorliggende bestemmingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht. Dit betekent dat de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorliggende bestemmingsplan toegezonden aan verschillende instanties. Ook heeft het voorontwerp gedurende de periode 15 november tot en met 27 december 2012 ter inzage gelegen. Op het plan zijn vier overlegreacties binnengekomen. Er zijn geen inspraakreacties ingediend. Deze overlegreacties zijn in het navolgende samengevat en beantwoord. De overlegreacties zijn opgenomen in bijlage 2 bij deze toelichting.
Provincie Noord-Holland, 21 december 2012 Opmerking: bestaand bebouwd gebied De provincie Noord-Holland wijst erop dat niet de kaart, maar de tekst van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS, artikel 9) leidend is om te bepalen wat wel en niet binnen het bestaand bebouwd gebied (BBG) valt. Het voorliggende plan ligt op een locatie met als vigerende bestemming ‘Agrarische doeleinden’, waar het bouwen van een woning niet toegestaan is. Het perceel heeft dus geen stedelijke functie, maar een agrarische en kan niet aangemerkt worden als BBG. Er is daarmee sprake van nieuwe verstedelijking.
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
35
De provincie geeft aan dat de bouw van de woning in het bestaande woonlint een logische ontwikkeling is. Gelet op het feit dat het plangebied niet kan worden aangeduid als BBG, dient inzichtelijk te worden gemaakt in hoeverre het plan voldoet aan de afwijkingsregels uit de verordening. Het gaat daarbij om het nut en de noodzaak voor de bouw van de woning (kwantitatief en kwalitatief) en de ruimtelijke kwaliteit (Leidraad Landschap en Cultuurhistorie). Reactie De gemeente is het met de provincie eens dat de bouw van de woning een logische ontwikkeling is. Zoals in de toelichting reeds is opgemerkt, ligt het plangebied in een gebied dat op de digitale verbeelding van de PRVS als ‘bestaand bebouwd gebied’ is aangewezen. Gebieden die op de digitale verbeelding weergegeven staan en gebieden die deel uitmaken van een bestemmingsplan dat een stedelijke functie, zoals wonen, mogelijk maakt op de betreffende locatie, vormen het bestaand bebouwd gebied. Daarnaast is het bepaalde in de tekst (artikel 9) van de verordening van belang voor het bepalen van de ligging van bestaand bebouwd gebied. Uit de tekst van de verordening kan worden opgemaakt dat onderhavig perceel dat op de kaart als bestaand bebouwd gebied is aangemerkt, niet als zodanig kan worden benoemd omdat er geen bestaande bouwmogelijkheden aanwezig zijn. De gemeente acht het echter niet noodzakelijk om voor dit specifieke geval het nut en de noodzaak en de ruimtelijke kwaliteit aan te tonen. Het plangebied is namelijk volledig omringd door bestaand bebouwd gebied waar wel bouwmogelijkheden zijn voorzien, waaronder de ontwikkeling van een grootschalige woningbouwlocatie in het plangebied van het bestemmingsplan Elshof-Zuid. Daarnaast beschikt de gemeente over een recente welstandsnota die ervoor zorgt dat de bebouwing op een goede, zorgvuldige manier wordt ingepast in de bestaande lintbebouwing aan de Graslaan. Naar aanleiding van de overlegreactie van de provincie is paragraaf 3.2.2 van deze toelichting enigszins aangepast.
Veiligheidsregio Noord-Holland Noord, 22 november 2012 Opmerking Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van Bevi-bedrijven, hogedruk buisleidingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen (over weg, water en spoor). De normen voor het plaatsgebonden risico vormen geen belemmering voor het plangebied en een verantwoording van het groepsrisico is niet vereist. Er is geen sprake van (toenemende) relevante risico’s ten aanzien van externe veiligheid. De Veiligheidsregio beveelt aan om in overleg met de lokale brandweer na te gaan of er een primaire bluswatervoorziening of een gelijkwaardige voorziening aanwezig is, nog moet worden gerealiseerd of moet worden gewijzigd naar aanleiding van de voorgenomen realisatie van de woning.
36
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
Reactie De opmerking van de Veiligheidsregio wordt voor kennisgeving aangenomen. De opmerking leidt niet tot aanpassing van het plan. In het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gekeken of er voldoende bluswatervoorzieningen in de omgeving aanwezig zijn.
PWN, 16 januari 2013 Opmerking Om ruimte te bieden voor nog te leggen of reeds aanwezige leidingen in het plangebied, moet voldoende ruimte beschikbaar zijn in de openbare grond. Deze ruimte dient vrij te zijn van bomen en stekelige beplanting, terwijl de overige beplanting van dien aard moet zijn dat het leidingnet goed bereikbaar blijft. Indien de leidingstrook wordt voorzien van verharding, dient deze verharding ‘open’ te zijn. Daarnaast wijst PWN op de noodzaak van voldoende bluswatervoorzieningen. In verband met de volksgezondheid mogen de gronden geen gevaarlijke stoffen bevatten. PWN gaat ervan uit dat er gen vervuilde gronden aanwezig zijn. Reactie De gemeente stelt in dit bestemmingsplan geen eisen aan het type verharding of het soort beplanting. Daarnaast is er alleen sprake van particuliere grond en geen openbare grond. In het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gekeken of er voldoende bluswatervoorzieningen in de omgeving aanwezig zijn. In paragraaf 4.8 van de toelichting is reeds ingegaan op het aspect bodem. Het bestemmingsplan leidt niet tot belemmeringen voor de leidingen van PWN en het bestemmingsplan hoeft niet aangepast te worden naar aanleiding van de gemaakte opmerking van PWN.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, 17 december 2012 Opmerking Het HHNK merkt op dat het plan reeds met de digitale watertoets aangemeld was. Het plan is niet ingrijpend voor de waterbeheersing en het HHNK gaat dan ook akkoord met het voornemen. Reactie De opmerking van het HHNK wordt ter kennisgeving aangenomen en de opmerking leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
37
6.3
Toezicht en handhaving ALGEMEEN
Dit bestemmingsplan is opgesteld met de gedachte dat de bewoners en grondeigenaren zich aan de gestelde regels houden. Indien zich situaties voordoen waar dit niet het geval is, dan zal de gemeente haar toezichts- en handhavingstaken uitoefenen. Hieronder volgt de werkwijze met betrekking tot toezicht en handhaving van de gemeente. Het toezicht vindt in beginsel plaats door middel van routinematige controles. Daarnaast vindt er ook ad hoc (naar aanleiding van meldingen, klachten en calamiteiten) en projectmatig toezicht plaats. De uitsplitsing naar routinematig of projectmatig wordt in het handhavingsprogramma aangegeven. Het toezicht wordt uitgeoefend door daartoe door het bestuur aangewezen toezichthouders. Voor efficiënt en effectief toezicht is het noodzakelijk om verschillende vormen van toezicht te hanteren. Controles moeten bovendien zowel aangekondigd als onaangekondigd plaatsvinden. Het al dan niet aankondigen van een bezoek houdt verband met de te controleren elementen en de noodzaak dat bedrijfsleider of ander verantwoordelijk persoon aanwezig dient te zijn. Afhankelijk van de ernst van de overtreding wordt bepaald of het mogelijk is om in goed overleg te komen tot een passende oplossing. Als dit mogelijk is zal getracht worden in dit stadium zoveel mogelijk handhavingsrendement te halen. Bij overtredingen waarbij geen sprake is van een omkeerbare situatie of milieugevaar (bijvoorbeeld het slopen van asbest) die: -
en niet doelbewust zijn begaan;
-
en kennelijk een incident zijn;
-
en gering van omvang zijn,
wordt naar aanleiding van de overtreding een eerste brief (toezichtbrief) gestuurd. Hierin krijgt de overtreder een hersteltermijn waarbinnen de overtreding ongedaan kan worden gemaakt. Na deze hersteltermijn vindt een tweede (her)controle plaats. Als opnieuw een(zelfde) overtreding wordt geconstateerd wordt een tweede brief (waarschuwingsbrief) gestuurd waarin aan de overtreder wordt medegedeeld dat: -
een bestuurlijke sanctie (meestal een last onder dwangsom) zal worden opgelegd bij voortduren van de overtreding;
-
aan de overtreder een tweede hersteltermijn wordt gegeven.
Een afschrift van deze tweede brief wordt toegezonden aan de handhavingspartners waaronder in ieder geval de politie en het Openbaar Ministerie. De politie kan (in geval van overtreding van een kernbepaling) zelfstandig overgaan tot het opstellen van proces-verbaal of het aanbieden van een lik-opstuk-transactie. Voorafgaand aan deze tweede brief wordt een conceptbe-
38
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
schikking verzonden waarop binnen een gestelde termijn aan de overtreder en adviseurs de mogelijkheid wordt gegeven om zienswijzen (overeenkomstig hoofdstuk 4 Algemene wet bestuursrecht) kenbaar te maken. Nadat de tweede hersteltermijn is afgelopen wordt een derde (her)controle uitgevoerd, zo mogelijk in samenwerking met de politie (bij overtreding van een kernbepaling). Wanneer de overtreding niet is beëindigd wordt de bestuurlijk aangekondigde sanctie opgelegd. Deze derde brief wordt ook wel de sanctiebeschikking genoemd en: 1.
is een besluit in de zin van de Awb;
2.
hiertegen staat bezwaar en beroep open;
3.
er wordt een last onder dwangsom (of eventueel bestuursdwang) opgelegd;
4.
er wordt een begunstigingstermijn gegeven, waarbinnen de overtreder alsnog de gelegenheid krijgt de overtreding ongedaan te maken.
Bij de besluitvorming over het toepassen van bestuursdwang dan wel het opleggen van een last onder dwangsom betrekt de gemeente in ieder geval de volgende aspecten: -
De zwaarte (ernst) van de geconstateerde overtreding(en) en het nadelige effect van die overtreding(en) voor het milieu en/of derden.
-
Het ‘handhavingsverleden” van de overtreder.
-
Bij bestuursdwang: welke andere belanghebbenden zijn er en wie van de belanghebbenden is de aangewezen persoon om de overtreding(en) ongedaan te maken? (óók van belang voor de hoorplicht ex art. 4:8 van de Awb).
-
Het soort overtreding(en).
-
De aard van de overtreding(en) (eenmalige overtreding of voortdurende overtreding).
-
De financiële draagkracht van de overtreder.
-
Afstemming strafrechtelijk handhavingstraject.
-
Is de toepassing van de sanctie in de gegeven omstandigheden redelijk?
Nadat de handhavingsbeschikking is gegeven controleert de toezichthouder of aan de beschikking wordt voldaan. Het kan zijn dat de handhavingsbeschikking een begunstigingstermijn bevat. Dit is niet altijd verplicht, maar houdt verband met de aard van de overtreding. Bij overtreding van gedragsvoorschriften bijvoorbeeld hoeft geen begunstigingstermijn te worden gegeven. De begunstigingstermijn gaat lopen met ingang van de bekendmaking van het handhavingsbesluit. Op het moment dat de overtreding niet is beëindigd als de begunstigingstermijn is verlopen worden dwangsommen verbeurd of organiseert de gemeente de aanpak van het herstel op kosten van de overtreder. Het verbeuren van dwangsommen gebeurt van rechtswege. Om de verbeuring aan te tonen moet het bestuursorgaan voor bewijs zorgdragen. Dit houdt in dat controle dient plaats te vinden, waarna de constatering dat de overtreding voortduurt en daarmee de dwangsom (gedeeltelijk) is verbeurd schriftelijk
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
39
wordt vastgelegd. Op dat moment kan met inning worden gestart. Weggenomen materialen en materieel in het geval van bestuursdwang moeten minimaal 13 weken worden opgeslagen. Van het weggevoerde materiaal en dergelijke moet een proces verbaal worden opgemaakt als bewijs van hetgeen is afgevoerd en in welke staat. De bevoegdheid tot het innen van verbeurde dwangsommen verjaart op grond van artikel 5:35 Algemene wet bestuursrecht na 6 maanden. Daarom is het noodzakelijk op tijd met de inning te starten. De handhavingsorganisatie start direct na verbeuren met de invordering van de dwangsom. In verband met de grote kans op verjaring dient de inning te worden voortgezet ondanks eventuele procedures die tegen de dwangsom worden ingesteld. Wel dient met de mogelijkheid rekening te worden gehouden dat door middel van een rechtelijke uitspraak het bedrag teruggevorderd kan worden. Bij bestuursdwang brengt de gemeente de kosten direct in rekening van de overtreder.
40
803.12.02.00.01.toe - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013
B i j l a g e n
B i j l a g e
1 :
W a t e r a d v i e s
Code: 20120705-12Datum: 2012-07-05 Project: Graslaan 20a en 20b te Anna Paulowna Gemeente: Hollands Kroon Aanvrager: Nelleke Linthorst Organisatie: BugelHajema Adviseurs
Geachte heer/mevrouw Nelleke Linthorst, Voor het plan Graslaan 20a en 20b te Anna Paulowna heeft u advies aangevraagd in het kader van de watertoets op http://www.dewatertoets.nl//. Met de gegevens die u heeft opgegeven is bepaald dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding. Hierdoor kan de korte procedure worden gevolgd voor de watertoets. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan op de waterhuishouding kan worden opgevangen met standaard maatregelen. Deze maatregelen vindt u in het onderstaande wateradvies dat u in de ruimtelijke onderbouwing van het plan kunt verwerken. U hoeft dan verder geen contact met ons op te nemen met betrekking tot de watertoets. Mochten er desondanks vragen zijn, dan kunt u contact opnemen via 072 - 582 8282 en vragen naar de contactpersoon voor uw gemeente. Wij hebben uw aanvraag als een melding ontvangen en zullen deze archiveren. Tijdens de formele overlegprocedures (art 3.1.1 of art 5.1.1) van uw plan zal het waterschap een controle doen of de conclusies ten aanzien van de wateraspecten kloppen. Indien u tijdens de ter inzage termijn van uw plan niets van ons hoort, gaan wij akkoord met het plan en kunt u deze email beschouwen als ons formele wateradvies. Indien wij wel willen/moeten reageren, zullen wij contact met u opnemen. LET OP: Dit formulier en het watertoetsproces is geen aanvraag voor een Watervergunning. Onze conclusie en wateradvies mogen alleen gebruikt worden tijdens de planvormingfase. U dient zelf na te gaan welke vergunningen nodig zijn om het plan te realiseren. Bij het waterschap dient u wellicht een Watervergunning aan te vragen of een melding te maken in het kader van vergunningverlening. Meer informatie over de Watervergunning vindt u op http://www.hhnk.nl/digitale_balie/formulieren/formulieren/vergunningen. Met vriendelijke groet, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Postbus 250 1700 AG HEERHUGOWAARD
1/3
T 072 582 8282 F 072 582 7010 E
[email protected] W www.hhnk.nl
Wateradvies korte procedure Via de Digitale Watertoets (http://www.dewatertoets.nl//) is aan Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gevraagd een reactie te geven op het plan Graslaan 20a en 20b te Anna Paulowna in het kader van de watertoets. In dit advies staan de maatregelen die Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier adviseert om wateroverlast te voorkomen en het water in de sloten schoon te houden. Op basis van de door de aanvrager/initiatiefnemer ingevoerde gegevens heeft het hoogheemraadschap een aantal opmerkingen. Daarnaast is er een aantal aspecten die wij graag in de uitwerking van het plan verwerkt willen zien. Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' bepalend voor het waterbeleid binnen ons beheersgebied. Dit plan beschrijft het waterbeheer en vormt de basis voor de watertaken die het waterschap heeft: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2009. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels. Verharding en compenserende maatregelen Uit uw gegevens blijkt dat er geen / slechts in zeer beperkte mate sprake is van een toename van de verharding. Omdat dit een dermate klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden.
Waterkwaliteit en riolering In relatie tot het watersysteem is het in het plangebied aanwezige rioleringsstelsel van belang. Het hoogheemraadschap hanteert als uitgangspunt bij nieuwe ontwikkelingen dat hemelwater van verharde oppervlakken voor 100% wordt gescheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage. U heeft aangegeven dat er binnen het plan geen sprake is van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Dit betekent dat we voor de nieuwe ontwikkeling adviseren om een gescheiden stelsel aan te leggen. Voor deze lozing dient een melding te worden gedaan bij het hoogheemraadschap. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met medewerkers van de afdeling 'Vergunningen & Handhaving, cluster Lozingen' van het hoogheemraadschap. Wij adviseren om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen.
2/3
Tot Slot De initiatiefnemer van het plan is zelf verantwoordelijk voor de regeling, financiering en de realisatie van alle maatregelen die voortvloeien uit het plan. Mocht de inhoud van het plan wijzigen, dan verzoeken wij u vriendelijk ons een geactualiseerde versie toe te sturen. Ook ontvangen wij graag een exemplaar van het definitieve en goedgekeurde plan. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geinformeerd. Mochten er desondanks vragen zijn, dan kunt u contact opnemen via 072 - 582 8282 en vragen naar de contactpersoon voor uw gemeente.
© Digitale Watertoets – www.dewatertoets.nl Dit document is gegenereerd via de website www.dewatertoets.nl. Het document mag alleen worden gebruikt ten behoeve van het plan, dat in dit document is omschreven. De informatie in dit document is houdbaar tot maximaal 1 jaar, gerekend vanaf de genoemde datum in dit document.
3/3
B i j l a g e
2 :
O v e r l e g r e a c t i e s
Nynke van Kalsbeek Van: Verzonden: Aan: Onderwerp:
Kos, Dennis
maandag 17 december 2012 14:11 Nico Bootsma Reactie BP Graslaan 20 a Anna Paulowna
Beste Nico, Dank voor het toezenden van het PDF document. De locatie kwam mij al bekend voor. Dit bestemmingsplan is bij ons aangemeld via de digitale watertoets. De uitkomst van de digitale watertoets is dat een verkorte procedure kan worden doorlopen. Dit betekent dat het plan niet ingrijpend is voor de waterbeheersing. Wij zijn dan ook akkoord met het plan voornemen en hebben op het bestemmingsplan inhoudelijk geen opmerkingen. Ik vertrouw erop je hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, Dennis Kos Adviseur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Afdeling Watersystemen Bezoekadres: Bevelandseweg 1, 1703 AZ, Heerhugowaard Postadres Postbus 250, 1700 AG, Heerhugowaard T: 072-582 72 21 M: 06-1276 9777 e: [email protected]
Werkdagen: maandag, dinsdag, woensdag en donderdag
Veilig wonen onder zeeniveau is minder logisch dan je denkt Proclaimer:
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier streeft naar een optimale dienstverlening en zorgvuldige afhandeling van vragen. Mocht deze mail toch niet voor u bestemd zijn, wilt u dan de afzender hiervan op de hoogte stellen? Verzoeken om officiële beslissingen kunnen alleen per mail worden ingediend wanneer de mogelijkheid daartoe op de website van het hoogheemraadschap (www.hhnk.nl) is opengesteld. U gebruikt het daarvoor bestemde webformulier of mailadres. U kunt alleen rechten ontlenen aan de informatie in deze e-mail en de eventueel meegezonden bestanden als dat blijkt uit het bericht en het bericht en/of de bijlage is verzonden door of namens de daartoe bevoegde persoon. Vanaf 1 juli werkt HHNK in een andere organisatiestructuur. Voor het nieuwe organogram zie www.hhnk.nl/Bestuur en organisatie/organisatie
1
R e g e l s
803.12.02.00.01.rgl
I n h o u d s o p g a v e Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1
Begrippen
3
Artikel 2
Wijze van meten
9
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3
Tuin
13
Artikel 4
Wonen - Lintbebouwing
14
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 5
Anti-dubbeltelregel
21
Artikel 6
Algemene gebruiksregels
22
Artikel 7
Algemene afwijkingsregels
23
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 8
Overgangsrecht
27
Artikel 9
Slotregel
28
Bijlage
803.12.02.00.01.rgl
H o o f d s t u k I n l e i d e n d e
803.12.02.00.01.rgl
1 r e g e l s
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.
het plan: het bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna met identificatienummer NL.IMRO.1911.BPSpbrt1990hz001-on02 van de gemeente Hollands Kroon;
2.
het bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
3.
aanbouw: een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
4.
aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
5.
aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
6.
aan-huis-verbonden beroep of bedrijf: een in de bijlage genoemd dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
7.
achtererfgebied: erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
8.
afhankelijke woonruimte: woonruimte die een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
803.12.02.00.01.rgl - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013 Artikel 1 Begrippen
3
9.
bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
10.
be d & b r e a k f a s t : een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit. Onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
11.
beroeps- c.q. bedrijfsoppervlakte: de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
12.
bestaand: het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel een vrijstelling op grond van de WRO, een afwijking op grond van de Wro of een afwijkingsprocedure op basis van de Wabo;
13.
bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
14.
bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
15.
bijgebouw: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
16.
bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
17.
bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
18.
bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
4
803.12.02.00.01.rgl - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013 Artikel 1 Begrippen
19.
bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel;
20.
bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
21.
bouwwerk: een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
22.
dak: iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
23.
dakkapel: een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst: a. dakkapellen mogen uitsluitend worden uitgevoerd met gesloten zijwanden; b. dakkapellen hebben een maximale hoogte van 1,75 m; c. de afstand tussen de onderkant van de dakkapel en de dakvoet ligt tussen de 0,5 m en 1 m; d. de afstand tussen de bovenkant van de dakkapel en de daknok is 0,5 m of meer; e. de afstand tussen de zijkanten van de dakkapel en de zijranden van het dak is 0,5 m of meer; f. de breedte van de dakkapel beslaat ten hoogste 2/3 van de breedte van het dakvlak;
24.
dakoverstek: een dak over een ruimte bij een gebouw, welke ruimte niet zodanig door wanden is omgeven, dat deze ruimte als deel uitmakend van het gebouw is aan te merken;
25.
detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
803.12.02.00.01.rgl - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013 Artikel 1 Begrippen
5
26.
druiplijn: de horizontale snijlijn van het oplopende dakvlak met het daaronder gelegen buitenwerkse gevelvlak; dit betekent dat in voorkomende gevallen de druiplijn wordt bepaald overeenkomstig het hieronder staande:
27.
erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt;
28.
gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
29.
hoofdgebouw: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
30.
kampeermiddel: een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
31.
mobiel en/of demontabel kampeermiddel: een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen met de bedoeling deze tijdelijk te plaatsen op een kampeerterrein;
32.
onderkomens: voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken - voertuigen, vaartuigen, arken, toercaravans, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten;
6
803.12.02.00.01.rgl - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013 Artikel 1 Begrippen
33.
ondergeschikte detailhandel: detailhandelsactiviteiten die aan te merken zijn als rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van een niet-detailhandelsbedrijf en daaraan in bedrijfseconomisch en ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn;
34.
openbaar toegankelijk gebied: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
35.
overkapping: elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
36.
peil: 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: -
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: -
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij aanvang van de bouw;
3. indien op het water wordt gebouwd: -
het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
37.
prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
38.
recreatieve bewoning: bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie, waarbij het hoofdverblijf elders wordt gehouden;
39.
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
803.12.02.00.01.rgl - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013 Artikel 1 Begrippen
7
40.
tweede bouwlaag: de eerste verdieping van het hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
41.
uitbouw: een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
42.
vast kampeermiddel: een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond (plaatsgebonden) en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
43.
voorerfgebied: erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
44.
voorgevel: de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
45.
woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming, al dan niet noodzakelijk is.
8
803.12.02.00.01.rgl - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013 Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: a.
de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b.
de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van dakkapellen. Indien bouwwerken van een platte afdekking worden voorzien, geldt de maximale goothoogte als maximale bouwhoogte. De goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de lage zijde van het dak, de bouwhoogte wordt bepaald door de hoogte van de hoge zijde van het dak;
c.
de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
d.
de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
e.
de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
f.
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens: tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
g.
meten: tot of vanuit het hart van een lijn op de (digitale) verbeelding.
803.12.02.00.01.rgl - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013 Artikel 2 Wijze van meten
9
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, kozijnen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt.
10
803.12.02.00.01.rgl - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013 Artikel 2 Wijze van meten
H o o f d s t u k
2
B e s t e m m i n g s r e g e l s
803.12.02.00.01.rgl
Artikel 3 Tuin
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b.
paden;
c.
parkeren;
d.
water.
3.2
Bouwregels
a.
In of op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van 1 uitbouw voor de voorgevel van een hoofdgebouw als bedoeld in lid 4.2, met inachtneming van de volgende regels: 1. de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 m bedragen; 2. de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen; 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd.
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevels van gebouwen mag niet meer bedragen dan 1 m; 2. de bouwhoogte van overige erf- en perceelafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m; 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
3.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: -
het stallen of laten stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot.
803.12.02.00.01.rgl - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013 Artikel 3 Tuin
13
Artikel 4 Wonen - Lintbebouwing
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Lintbebouwing’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
wonen, al dan niet in combinatie met: 1. aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, mits: -
niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 75 m², voor de uitoefening van het aan-huisverbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
-
alleen activiteiten worden uitgevoerd die niet meldingplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd zijn in de bijlage bij deze regels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken;
-
er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst, met een maximum aantal van 1, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mag zijn;
-
degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
-
er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
-
er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;
-
er geen buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf plaatsvindt;
2. het hobbymatig gebruik voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat: -
deze functie uitsluitend in de woning en/of de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag worden uitgeoefend;
-
er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
-
permanente bewoning niet is toegestaan;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
14
803.12.02.00.01.rgl - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013 Artikel 4 Wonen - Lintbebouwing
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt,
met de daarbij behorende: b.
tuinen, erven en terreinen;
c.
wegen en paden;
d.
groenvoorzieningen;
e.
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
f.
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
g.
water.
4.2
Bouwregels
a.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen van woningen gelden de volgende regels: 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de naar de weg gekeerde gevel(s) in de naar de weg gekeerde bouwgrens dienen te worden gebouwd; 2. de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder 1 en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met de op grond van sub b, onder 2 toegestane oppervlakte aan aan- en uitbouwen bijgebouwen en overkappingen; 3. het aantal hoofdgebouwen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1; 4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)” aangegeven goot- en bouwhoogte; 5. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.
b.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels: 1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; 2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de op grond van sub a en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, verminderd met de daadwerkelijke oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met 100 m²;
803.12.02.00.01.rgl - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013 Artikel 4 Wonen - Lintbebouwing
15
3. het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen; 4. de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover het aanen uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is; 5. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen; 6. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 6 m bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; 7. een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 m bedragen; 8. ondergronds bouwen is niet toegestaan. c.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevels van gebouwen mag niet meer bedragen dan 1 m; 2. de bouwhoogte van overige erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m; 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
4.3
Afwijken van de bouwregels
a.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2, sub b, onder 6 en toestaan dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits: 1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen; 2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen; 3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
b.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning zoals genoemd in sub a, mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
16
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
803.12.02.00.01.rgl - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013 Artikel 4 Wonen - Lintbebouwing
4.4
-
het uitzicht van woningen van derden;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie.
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: a.
het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van seksinrichtingen;
b.
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
c.
het gebruik van gronden voor het stallen van onderkomens voor een periode langer dan 8 achtereenvolgende dagen;
d.
het gebruik van bebouwing voor recreatieve bewoning;
e.
het gebruik van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voor zelfstandige bewoning;
f.
het gebruik van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen als afhankelijke woonruimte.
4.5
Afwijken van de gebruiksregels
a.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van: 1. het bepaalde in lid 4.4, sub f en toestaan dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat: a. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig; b. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt; c. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt; d. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt; 2. het bepaalde in lid 4.4, sub f en toestaan dat naast de in lid 4.2, sub b, onder 2 genoemde oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat: a. dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig; b. de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt; c. het in lid 4.2, sub b, onder 3 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
803.12.02.00.01.rgl - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013 Artikel 4 Wonen - Lintbebouwing
17
d. het parkeren op eigen erf plaatsvindt; e. binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd. b.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning zoals genoemd in sub a, mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
18
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen van derden;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie.
803.12.02.00.01.rgl - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013 Artikel 4 Wonen - Lintbebouwing
H o o f d s t u k A l g e m e n e
803.12.02.00.01.rgl
3 r e g e l s
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
803.12.02.00.01.rgl - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013 Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
21
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen: -
het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van recreatief nachtverblijf, met uitzondering van het toegestane gebruik voor bed & breakfast.
22
803.12.02.00.01.rgl - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013 Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: -
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie, waaronder de akoestische aspecten;
-
de waterhuishouding;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
bij een omgevingsvergunning afwijken van de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, uitsluitend indien dat om constructieve redenen noodzakelijk is.
803.12.02.00.01.rgl - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013 Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
23
H o o f d s t u k O v e r g a n g s -
803.12.02.00.01.rgl
4 e n
s l o t r e g e l s
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1
Overgangsrecht bouwwerken
a.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
c.
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2
Overgangsrecht gebruik
a.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
803.12.02.00.01.rgl - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013 Artikel 8 Overgangsrecht
27
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: “Regels van het bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna”.
28
803.12.02.00.01.rgl - Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna - 10 oktober 2013 Artikel 9 Slotregel
B i j l a g e
L i j s t
a a n - h u i s - v e r b o n d e n
b e r o e p e n
e n
b e d r i j v e n
Lijst
van
aanvaardbare
vormen
van
aan -huis-verbonden
beroepen
en
bedrijven. Aan-huis-verbonden beroepen
Aan-huis-verbonden
bedrijven Accountant
Lijstenmaker
Belastingconsulent
Ateliers voor kunst
Psycholoog
Schoorsteenveger
Lesgevend beroep
Glazenwasser
Hypotheekadviseur
Schoonmaker
Juridisch adviseur
Kapsalon
Assurantiebemiddelaar
Pedicure
Verloskundige
Manicure
Logopedist
Horlogemaker
Gerechtsdeurwaarder
Fietsenmaker
Diëtiste
Timmerman
Organisatieadviseur
Fotograaf
Homeopaat
Pottenbakker
Paragnost
Reisbureau (kleinschalig)
Architect
Hoedenmaker
Tekenbureau
Naaister
Grafisch ontwerper
Nagelstudio
Kunstschilder
Autorijschool
Beeldhouwer
Metselaar
Therapeut
Stukadoor
Raadgevend ingenieur
Loodgieter
Makelaar
Elektricien
Huisarts
Koeriersdienst
Tandarts
Schilder
Dierenarts
Schoonheidsspecialist
Notaris
Bloemschikker
Advocaat
Computerservice
Orthodontist
TV/radio reparateur
Acupuncturist
Web design
Fysiotherapeut
Binderij
Redacteur
Vervaardigen van sierraden
Tolk
Webwinkel (zonder toonbankfunctie)
Tuinarchitect Deze lijst is niet limitatief. Voor beide categorieën geldt dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen beroeps-/bedrijfsmatige activiteit, dat, met behoud van de woonfunctie (zie toetsingscriteria) kan worden uitgeoefend in een hoofdgebouw en/of een bijbehorend bouwwerk bestemd voor woondoeleinden.
Colofon Opdrachtgever Dhr. R. Brouwer, Anna Paulowna Bestemmingsplan BügelHajema Adviseurs b.v. Projectnummer 803.12.02.00.01
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E [email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort
Legenda
Plangebied Plangebied
Bestemmingen Tuin T
Wonen - Lintbebouwing W-LB
Aanduidingen bouwvlak
24 22 A
W-LB
maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)
B
4.5 8
Verklaring 26
T
gegevens GBKN
20 45 43
16
Gr as l aa n
41
14
12
Gemeente Hollands Kroon
39
Bestemmingsplan Graslaan 20a te Anna Paulowna 37
Verbeelding 35 33
datum:
10-10-2013
schaal:
1 : 1000
BgelHajema Plek voor ideeºn
papierformaat: A3 31
Ra nd we g
18
status:
ontwerp
projectnr.:
803.12.02.00.01
gezien:
NML
BgelHajema Adviseurs bv, Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu Balthasar Bekkerwei 76, 8914 BE Leeuwarden T NL.IMRO.1911.BPSpbrt1990hz001-on02
E
[email protected] W
058 215 25 15
www.bugelhajema.nl
BNSP
Colofon Opdrachtgever Dhr. R. Brouwer, Anna Paulowna Bestemmingsplan BügelHajema Adviseurs b.v. Projectnummer 803.12.02.00.01
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E [email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort