Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld)
herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte Toelichting Vastgesteld 24 april 2012
1
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
2
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
3
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
4
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
INHOUDSOPGAVE
1
AANLEIDING ................................................................................................ 7
2
BELEIDSKADER............................................................................................. 9 2.1 2.2 2.3 2.4
3
GEMEENTELIJK BELEID, BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED, DEELPLAN GECONCENTREERDE BEBOUWING .... 9 GEMEENTELIJK BELEID, NOTA RUIMTELIJK BELEID BUITENGEBIED DANTUMADIEL 2010 – 2020............10 PROVINCIAAL BELEID, STREEKPLAN FRYSLÂN 2007...............................................................10 PROVINCIAAL BELEID, VERORDENING ROMTE .......................................................................11
OVERWEGINGEN......................................................................................... 13 3.1 WATERHUISHOUDING .................................................................................................13 3.2 ARCHEOLOGIE ..........................................................................................................13 3.3 ECOLOGIE ..............................................................................................................14 3.4 BODEM ..................................................................................................................15 3.5 LUCHTKWALITEIT ......................................................................................................15 3.6 GEURHINDER ...........................................................................................................15 3.7 GELUIDHINDER WEGEN ................................................................................................16 3.8 EXTERNE VEILIGHEID ..................................................................................................16 3.9 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID ...................................................................................16 3.9.1 Exploitatieplan...............................................................................................16 3.10 MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID .............................................................................17
4
VOOROVERLEG ........................................................................................... 19 4.1 4.2 4.3
5
RIJK .....................................................................................................................19 PROVINCIE .............................................................................................................19 WETTERSKIP ...........................................................................................................20
PLANBESCHRIJVING................................................................................... 21 5.1 5.2
GEWENSTE SITUATIE ..................................................................................................21 AFZONDERLIJKE BESTEMMINGEN .....................................................................................22
6
ZIENSWIJZEN............................................................................................. 23
7
CONCLUSIE EN VERVOLG............................................................................ 23
5
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
6
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
1
Aanleiding
Bij brief van 31 mei 2011 dienen de heren De Vries en de heer Van der Bij gezamenlijk een verzoek in tot herziening van het bestemmingsplan van de percelen Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast. Op de percelen Âldewei 4 en 6 staat een woning en een boerderij. De heren De Vries zijn van plan om beide panden te slopen en te vervangen voor twee nieuwe woningen. Hiervoor is een gezamenlijk plan ontwikkeld, zodat de vormgeving van beide panden op elkaar afgestemd is. Op het perceel De Kapelle 19 is al een nieuwe woning gerealiseerd. Deze woning heeft nog geen vrijstaand bijgebouw. De eigenaar, de heer Van der Bij, wil graag bij zijn woning een opslag/bergruimte realiseren van 160 m². Omdat beide projecten bij elkaar in de buurt liggen, is er gekozen om een gezamenlijk verzoek in te dienen voor een bestemmingsplanherziening. In figuur 1.1 is de huidige situatie van de plangebieden weergegeven.
figuur 1.1 huidige situatie
7
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
8
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
2
Beleidskader
2.1 Gemeentelijk beleid, Bestemmingsplan Buitengebied, deelplan geconcentreerde bebouwing Het vigerende bestemmingsplan is hier “Buitengebied 1998, deelplan geconcentreerde bebouwing”. Hieronder wordt per perceel ingegaan op de bestemmingsplantoets.
figuur 2.1 fragment bestemmingsplankaart
Âldewei 4 Het perceel Âldewei 4 heeft de bestemming ‘bodemgebonden agrarische bedrijven’ Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor bedrijven waarbinnen uitsluitend of overwegend door bewerking van de bodem en/of door het houden van vee met gebruikmaking van producten van die bodem arbeid wordt verricht ter verkrijging van plantaardige of dierlijke producten, met de bijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, erven en cultuurgronden. Het bouwplan voor deze locatie is in strijd met het bestemmingsplan omdat de bedrijfswoning gebouwd wordt buiten het bouwvlak en het niet voldoet aan de bouwvoorschriften voor bedrijfswoningen, te weten overschrijding van de maximale goot- en nokhoogte, overschrijding van het maximaal toegestane oppervlak en afwijking van de aangegeven dakvorm. Âldewei 6 Het perceel Âldewei 6 heeft de bestemming woningen W1. Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor woningen met de bijbehorende bijgebouwen, andere bouwwerken en tuinen. Het bouwplan voor deze locatie is in strijd met het bestemmingsplan omdat er gebouwd wordt buiten het bouwvlak en omdat de maximale goot- en nokhoogte wordt overschreden. De Kapelle 19 Het perceel De Kapelle 19 heeft de bestemming woningen W3. Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor woningen met bijbehorende bijgebouwen, andere bouwwerken en tuinen. Het bouwplan voor deze locatie is in strijd met het bestemmingsplan omdat er gebouwd wordt buiten de op de plankaart aangegeven zone voor ‘te bebouwen erven’ en overschrijding van het toegestane oppervlak aan bijgebouwen per woning. Daarnaast wordt de nieuwe berging deels gebouwd op gronden met de bestemming ‘agrarische cultuurgronden’. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.
9
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
2.2 Gemeentelijk beleid, Nota ruimtelijk beleid buitengebied Dantumadiel 2010 – 2020 Door de gemeente is een nota ruimtelijk beleid buitengebied Dantumadiel 2010-2020 opgesteld. Deze nota heeft de status ontwerp. Uit deze nota blijkt dat wonen een belangrijke functie is als het gaat om het leefbaar houden van het buitengebied. De gemeenten Dantumadiel en Kollumerland c.a. willen de mogelijkheid om te kunnen wonen in het buitengebied behouden; het buitengebied gaat niet op slot. Dit betekent het volgende: − De herbouw van een woning op eigen erf is altijd mogelijk, mits de omvang van de woning aansluit bij de maximale bouwmaten (bouwmaten staan hieronder aangegeven). − Ook maken de gemeenten het mogelijk bestaande woningen te vergroten tot een maat waarin het hedendaags gebruikelijke comfort kan worden gerealiseerd. Qua beeld wordt aangesloten bij de gebruikelijke bouwvorm: één bouwlaag met een bewoonbare kap. Vertaling naar planologisch beleid voor woningen Voor woningen gelden de volgende maximale bouwmaten: 1. de gezamenlijke omvang van gebouwen behorend bij een woning bedraagt maximaal 300m²; 2. goothoogte woning: 3,5 meter; 3. bouwhoogte woning: 9 meter; 4. dakhelling woning: 30-50 graden, dan wel de bestaande maatvoering indien deze afwijkt. Sloop en herbouw In beide gemeenten staan veel karakteristieke “boerespultsjes”, kleine woudhuisjes en voormalige typische arbeiderswoningen, waarvan de kwaliteit matig tot slecht is. Met enige regelmaat bereikt de gemeente verzoeken om dergelijke gebouwen af te breken en te vervangen door een nieuwe woning. Af en toe wordt verzocht om een aanzienlijk grotere woning terug te bouwen dan wat er stond en wat beleidsmatig in algemene zin als acceptabel wordt geacht. Wij vinden dat op de eerste plaats moet worden bezien of het bestaande gebouw behouden kan worden. Wanneer, naar het oordeel van de gemeente, blijkt dat de bouwkundige staat te slecht is om het betreffende gebouw rendabel te kunnen herstellen, dan zijn beide gemeenten bereid om aan nieuwbouwplannen medewerking te verlenen. Hierbij mogen, onder voorwaarden, de bouwmaten genoemd onder de algemene regel worden overschreden. 2.3 Provinciaal beleid, Streekplan Fryslân 2007 In haar Streekplan “Om de kwaliteit fan de romte” 2007 geeft de provincie aan dat er mogelijkheden zijn voor vervangende nieuwbouw in het buitengebied. Sloop van het voormalige boerderijgebouw met aanpalende gebouwen in combinatie met de herbouw van een woning of woon(zorg)gebouw is aanvaardbaar, wanneer de bouwtechnische en functionele staat van de boerderij zodanig slecht is dat zinvol hergebruik daarvan niet langer haalbaar is. De herbouw dient qua hoofdvormen ruimtelijke uitstraling verwant te zijn aan die van een boerderij/boerenschuur. Vervanging van een moderne agrarische bedrijfswoning door een qua schaal en uitstraling vergelijkbare woning is mogelijk.
10
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
2.4 Provinciaal beleid, verordening Romte In de verordening wordt ruimte geboden voor sloop van bebouwing en in ruil daarvoor vervangende nieuwbouw. De nieuwe woning moet qua omvang en uitstraling worden ingepast binnen de kernkwaliteiten van het landschapstype. Ook de realisatie van het nieuwe bijgebouw bij de woning De Kapelle 19 past binnen de uitgangspunten van de verordening Romte. Hierin is opgenomen dat de maximale oppervlakte van een nieuwe woning, inclusief het oppervlak aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 300 m². Het voorliggende plan overschrijdt deze norm niet.
11
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
12
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
3
Overwegingen
Besluiten die genomen worden op het gebied van ruimtelijke ordening moeten integraal worden afgewogen. Wij hebben daarom in dit hoofdstuk verschillende belangen onderzocht, om te weten of de ontwikkeling van het bestemmingsplan acceptabel is. 3.1 Waterhuishouding In het Besluit ruimtelijke ordening is uitdrukkelijk bepaald dat in een bestemmingsplan inzicht verkregen moet worden in de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. Het Wetterskip Fryslân is geïnformeerd over het plan via de Digitale watertoets op 20 september 2011. Hieruit bleek dat er een passend advies nodig is. Bij brief van 9 november 2011 geeft het Wetterskip Fryslân haar advies. Hieruit blijkt dat er een persleiding over het perceel van De Kapelle 19 loopt. De nieuw te bouwen loods moet minimaal 3 meter uit de hartlijn van de persleiding gebouwd worden. De situering van de loods is hierop aangepast. Het volledige advies is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen. 3.2 Archeologie Om na te gaan of mogelijk archeologische waarden kunnen worden geschaad is de Friese Monumentenkaart Extra (FAMKE) geraadpleegd. Deze kaart geeft voor de gehele provincie Fryslân de archeologische verwachtingswaarde aan voor twee verschillende tijdsperiodes: de steentijd-bronstijd en de ijzertijd middeleeuwen.
figuur 3.1 fragment archeologische kaart steentijd-bronstijd (bron:FAMKE)
Ten aanzien van de steentijd-bronstijd is het perceel Âldewei 4,6 opgedeeld in een gedeelte aangeduid met “quickscan”. Van deze gebieden wordt vermoed dat eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig verstoord zijn, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5000m² een quickscan te verrichten. Omdat de ingreep kleiner is dan 5000 m² is nader onderzoek niet nodig. Het perceel Âldewei 6 is gedeeltelijk ook gelegen in een gebied, aangeduid met karterend onderzoek 1. In deze gebieden kunnen zich op enige diepte archeologische lagen uit de steentijd bevinden, die zijn afgedekt door een veen- of kleidek. Mochten zich hier archeologisch resten bevinden, dan zijn deze waarschijnlijk goed van kwaliteit. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 2500m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren, waarbij minimaal zes boringen per hectare worden gezet, met een minimum van zes boringen voor gebieden kleiner dan een hectare. De resultaten van een dergelijk karterend booronderzoek kunnen bijvoorbeeld inzicht geven aanwezigheid van dekzandkopjes of -ruggen, waarop zich archeologisch resten kunnen bevinden. Het booronderzoek dient zich vooral te richten op de aanwezigheid van podzol en het microreliëf van het zand onder het veen- of kleidek. Mochten zich in de gebieden
13
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
dekzandkoppen of -ruggen bevinden, dan bevelen wij aan een waarderend onderzoek te laten verrichten op de gevonden koppen. De resultaten kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden. Omdat de ruimtelijke ingreep kleiner is dan 2500 m² is nader onderzoek niet nodig. Op de kaart ijzertijd-middeleeuwen geeft de provinciale FAMKE-kaart ‘karterend onderzoek 3’ aan. In deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode midden-bronstijd – vroege Middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg- en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 5000m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen. Omdat de ingreep kleiner is dan 5000 m², is nader archeologisch onderzoek niet nodig.
figuur 3.2 fragment archeologische kaart ijzertijd-middeleeuwen (bron: FAMKE)
Gezien de omvang van de ruimtelijke ingrepen is nader onderzoek niet nodig. 3.3 Ecologie Bij een nieuwe ontwikkeling dient te worden nagegaan of er sprake is van een negatieve ontwikkeling op de natuurwaarden. Gezien de sloopplannen van twee woningen zal bij de sloop van deze panden gekeken worden naar de mogelijk in het gebouw broedende vogels of daarin verblijvende vleermuizen. Daarom moet in de omgevingsvergunning voor sloop geregeld worden dat deze natuurwaarden geen gevaar lopen. De ondergrond van het plangebied De Kapelle 19 bestaat uit intensief gebruikt grasland. Het plangebied is gelegen aan een openbare (drukke) weg en temidden van bebouwing. Gezien de situering en de bestaande begroeiing is er alleen sprake van het mogelijk voorkomen van algemene soorten en wordt geen ecologisch onderzoek noodzakelijk geacht. Wel moet bij het uitvoeren van werkzaamheden rekening worden gehouden met broedvogels in de nabijheid van de bouwlocatie. De ondergrond van het plangebied Âldewei 4 en 6 bestaat uit erf. De woningen worden nagenoeg op dezelfde locatie gebouwd als de huidige woningen. Gezien de situering en de bestaande begroeiing is er alleen sprake van het mogelijk voorkomen van algemene soorten. Ook hier wordt geen ecologisch onderzoek noodzakelijk geacht. Wel moet bij het uitvoeren van werkzaamheden rekening worden gehouden met broedvogels in de nabijheid van de bouwlocatie. De uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan wordt niet door ecologische waarden belemmerd.
14
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
3.4 Bodem Voor de realisatie van de opslag/berging is geen bodemonderzoek noodzakelijk. Voor de locatie Âldewei 4 en 6 wordt in het kader van de omgevingsvergunningaanvraag voor de bouw van deze woningen een bodemonderzoek gevraagd. Dit onderzoek kan plaats vinden na de sloop van beide gebouwen. 3.5 Luchtkwaliteit Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Daarmee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen. Tegelijkertijd zijn het ‘Besluit niet in betekenende mate bijdragen’ en bijbehorende ministeriële regeling in werking getreden. De belangrijkste verandering ten opzichte van het oude Besluit luchtkwaliteit 2005 vormen de situaties waarbij getoetst moet worden aan de normen voor luchtkwaliteit (gebaseerd op de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit) zoals fijn stof (PM10) en stikstofmonoxide (NO2). Onder het oude besluit was de gemeente gehouden bij de uitoefening van haar bevoegdheden altijd te toetsen aan luchtkwaliteit: of voldaan werd aan de normen en welke bijdrage een specifieke activiteit had op luchtkwaliteit. Onder de Wet luchtkwaliteit is dit niet meer in alle gevallen vereist. Als aannemelijk is gemaakt dat een project 'niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht' mag het bevoegde gezag haar bevoegdheden uitoefenen. Met andere woorden: als de schaal van een project (en dan met name gericht op de verkeersinvloed van het project op het omliggende wegennet) binnen bepaalde grenzen blijft hoeft niet getoetst te worden aan luchtkwaliteitsnormen. De grenzen die hiervoor gehanteerd moeten worden zijn aangegeven in het Besluit ‘niet in betekenende mate’ bijdragen en bijbehorende ministeriële regeling. In het besluit is aangegeven dat projecten die de 3% grens niet overschrijden, niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Echter, totdat er een nationaal programma is opgesteld voor het verbeteren van de luchtkwaliteit geldt de tijdelijke 1% grens. De reden hiervoor is dat deze 1% binnen een jaar gecompenseerd zal worden door de trendmatige toename van de luchtkwaliteit, zodat per saldo geen sprake is van een afname. Op dit moment is de tijdelijke 1% grens van toepassing. Het gaat hier om de vervangende nieuwbouw van twee woningen en de realisatie van een opslag/berging. De verwachting is dat het aantal verkeersbewegingen gelijk blijft. Een verslechtering van de luchtkwaliteit (1% grens) is niet aan de orde. Er hoeft daarom geen (vervolg)onderzoek te worden ingesteld naar de luchtkwaliteit. 3.6 Geurhinder Het bedrijf op Âldewei 4 heeft een agrarische bestemming. Deze bestemming wordt gehandhaafd. Op het perceel zijn circa 150 schapen en een paar paarden aanwezig. Het bedrijf valt van rechtswege onder het Besluit Landbouw. De woning Âldewei 6 staat binnen 50 meter vanuit de huidige bedrijfsbestemming. Omdat in de nieuwe situatie de afstand tussen de woning Âldewei 6 en het bedrijf niet verkleind wordt, is vervangende nieuwbouw mogelijk. Het bedrijf op Âldewei 4 wordt hierdoor niet aanvullend belemmerd en op Âldewei 6 is nog wel sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De woning op Âldewei 6 wordt op een afstand van 25 meter uit de aanwezige agrarische bebouwing gebouwd. Hierdoor is de geurbelasting op de woning minder dan 2 Ou per m³. Er is dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de toekomstige woning op Âldewei 6.
15
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
3.7 Geluidhinder wegen In 1979 is de Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. De Wgh is er op gericht om de geluidhinder vanwege onder andere wegverkeerslawaai te voorkomen en te beperken. Deze wet is op 1 oktober 2010 voor het laatst gewijzigd. In de Wgh is in artikel 74 bepaald dat bij elke weg in beginsel een (geluids)zone aanwezig is. Dit met uitzondering van: - wegen binnen een als woonerf aangeduid gebied; - wegen waarop een snelheid van te hoogste 30 kilometer per uur is toegestaan. De geluidsbelasting van de nieuwe woningen blijft binnen de wettelijk toegestane waarde. De geluidsbelasting op de gevels is dan ook geen belemmering om medewerking aan het bouwplan te verlenen. 3.8 Externe veiligheid Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door: − het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen); − het transport van gevaarlijke stoffen (wegen, buisleidingen, waterwegen en spoorwegen); − het gebruik van luchthavens. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico’s voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. Voor het bestemmingsplan zijn de volgende besluiten relevant waaraan getoetst dient te worden: 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi); 2. Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS); 3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Risicobronnen kunnen worden opgesplitst in: − inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden; − transportroutes van gevaarlijke stoffen; − buisleidingen. Binnen of buiten het bestemmingsplan zijn conform de professionele risicokaart geen risicobronnen aanwezig waarvan de risicocontouren of de invloedsgebieden over het plangebied lopen. De wet- en regelgeving betreffende externe veiligheid heeft dan ook geen gevolgen voor dit bestemmingsplan. In de bijlage zijn de resultaten van de digitale veiligheidstoets opgenomen. 3.9 Economische uitvoerbaarheid 3.9.1 Exploitatieplan Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening 2008 (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan. In artikel 6.12, lid 1 wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In afwijking van deze bepaling kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen. In dit geval wordt hiervoor gekozen, omdat de gemeente geen werkzaamheden hoeft uit te voeren ten behoeve van dit project.
16
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
3.10 Maatschappelijke uitvoerbaarheid In het kader van de bestemmingsplanprocedure, zoals bepaald in de Wet ruimtelijke ordening, ligt het ontwerpbestemmingsplan zes weken ter inzage. Binnen deze termijn kan een ieder zijn/haar zienswijze over het bestemmingsplan geven. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
17
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
18
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
4
Vooroverleg
Volgens artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening pleegt het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarover overleg met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn met de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het projectbesluit in het geding zijn. Versnelling van besluitvormingsprocedures is één van de doelstellingen van de Wet ruimtelijke ordening. Als mogelijke vertrager in de procedure is het vooroverleg genoemd. Het overleg dient dan ook beperkt te blijven tot die overheidsinstanties waarmee overleg werkelijk noodzakelijk is om te voorkomen dat de taak of verantwoordelijkheid van het andere overheidsorgaan ontoelaatbaar wordt beperkt, of dat het door dat orgaan te behartigen belangen wordt benadeeld. Indien het gaat om een project van geringe omvang dan wel in planologisch opzicht ondergeschikt belang, kan de gemeente afzien van het overleg. Het Rijk en de provincie hebben gecategoriseerd in welke gevallen het overleg wel of niet nodig is. 4.1 Rijk De directeur generaal Ruimte heeft bij brief met kenmerk IENM/BSK-2011/168837 (ingekomen 23 december 2011) de gemeente geïnformeerd over enkele wijzigingen in de wijze van het overleg over gemeentelijke ruimtelijke plannen tussen gemeenten het Rijk als gevolg van de inwerkingtreding van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft na overleg met de bij de ruimtelijke ordening betrokken departementen besloten het overleg te beperken tot die zaken waarbij directe belangen van de rijksdiensten Rijkswaterstaat, het ministerie van Defensie of het ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie aan de orde zijn. In dit plan zijn geen directe belangen van de hierboven genoemde rijksdiensten aan de orde. Overleg met de rijksdiensten kan dan ook achterwege blijven. 4.2 Provincie Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Fryslân hebben bij brief van 30 juni 2008, met kenmerk 00769587, aangegeven voor welke plannen of projecten het vooroverleg in het kader van een ontwerp-bestemmingsplan achterweg kan blijven. Niet elk plan of project raakt immers een provinciaal belang. De provinciale belangen zijn vastgelegd in het Streekplan Fryslân 2007. Op basis hiervan is een tijdelijke checklist, welke onderdeel uitmaakt van eerdergenoemde brief, opgesteld ten behoeve de stroomlijning van het vooroverleg ex artikel 5.1.1. Besluit ruimtelijke ordening en de toezending van ontwerpbestemmingsplannen ex artikel 3.11 Wet ruimtelijk ordening. Hierbij wordt aangesloten bij de limitatieve lijst van vrijstellingscategorieën ex artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening-oud. Deze lijst is door GS vastgesteld op 18 oktober 2005 en aangevuld op 16 mei 2006. Omdat het project niet past binnen deze lijst, is dit bestemmingsplan als vooroverleg aangeboden aan de provincie Fryslân. Bij brief van 21 december 2011 geeft de provincie aan dat de provinciale belangen in het plan, te weten vervangende nieuwbouw in het buitengebied, goed zijn verwerkt. Toezending van het ontwerpplan aan Gedeputeerde Staten is daarom niet nodig.
19
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
4.3 Wetterskip Het Wetterskip Fryslân heeft per 19 juli 2010 de digitale watertoets geïntroduceerd. De digitale watertoets is de opvolger van de versnelde watertoets. Met de digitale watertoets kunnen watertoetsen worden aangevraagd voor alle ruimtelijke plannen. De digitale watertoets bepaalt welke procedure moet worden doorlopen voor de watertoets. Er zijn drie procedures mogelijk: - geen waterschapsbelang: de procedure “geen waterschapsbelang” wordt gevolgd voor ruimtelijke plannen die geen invloed hebben op het watersysteem. Deze procedure is van toepassing voor functiewijzigingen zoals een agrarisch bedrijf dat een woonbestemming krijgt. Voor deze plannen is een kort wateradvies voldoende en is geen overleg met het waterschap nodig. Het wateradvies wordt verstrekt via de email. Het waterschap ontvangt een melding van de aanvraag. - Korte procedure: de “korte procedure” wordt gevolgd voor ruimtelijke plannen met een beperkte invloed op het watersysteem zoals een uitbreiding van een bestaande woning. Voor deze plannen volstaat een standaard wateradvies en is geen overleg met het waterschap nodig. Een standaard wateradvies wordt verstrekt via de email. Het waterschap ontvangt een melding van de aanvraag. - Normale procedure: de “normale procedure” wordt gevolgd voor ruimtelijke plannen met een niet te verwaarlozen invloed op het watersysteem zoals uitbreidingen met meerdere woningen. De aanpassingen van het watersysteem moeten in overleg met het waterschap worden bepaald. Het waterschap ontvangt de aanvraag van de digitale watertoets en neemt binnen een paar weken contact met de gemeente op om een afspraak te maken voor overleg. Het Wetterskip Fryslân is geïnformeerd over het plan via de Digitale watertoets op 20 september 2011. Hieruit bleek dat er een passend advies nodig is, omdat er een persleiding over het perceel van De Kapelle 19 loopt. Bij brief van 9 november 2011 geeft het Wetterskip haar advies. Dit advies is inhoudelijk behandeld in paragraaf 3.1. Bij e-mail van 1 december 2011 geeft het Wetterskip haar reactie op het voorontwerp bestemmingsplan. Hierbij merken zij op dat naar hun mening het wateradvies goed is verwerkt in de toelichting, maar niet is verwerkt in de regels en de verbeelding. Graag zouden zij zien dat de persleiding wordt opgenomen op de verbeelding en in de regels. Reactie gemeente: In het plan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen, persleidingen e.d. in de bestemming begrepen, zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld. Ten aanzien van de planologische belangenafweging is een nadere regeling in het algemeen niet nodig. Leidingen die uit oogpunt van externe veiligheid van belang zijn (zoals gasleidingen) worden door ons in bestemmingsplannen wel opgenomen op de verbeelding en in de regels. De belangen van overige leidingen wordt voldoende gewaarborgd door de zogenaamde KLIC-meldingen voorafgaand aan ingrepen in de bodem.
20
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
5
Planbeschrijving
5.1 Gewenste situatie Âldewei 4 en 6 Op de percelen Âldewei 4 en 6 is het plan om de bestaande woningen te slopen en hier twee woningen voor terug te bouwen. Het gaat dus om vervangende nieuwbouw. Omdat beide woningen bij elkaar horen, is er één gezamenlijk bouwplan ontwikkeld voor beide panden. Hierbij is gezorgd voor onderlinge afstemming van de panden, zodat de relatie tussen de beide woningen behouden blijft.
figuur 5.1 gewenste situatie Âldewei 4 en 6
Uitgaande van de bestaande kwaliteiten van de plek, is het goed denkbaar om twee woningen te realiseren, mits er sprake blijft van een onderlinge hiërarchie tussen de bouwmassa’s. De plaatsing van de woning nr. 6 achter de woning ter plaatse van de huidige boerderij (nr. 4), samen met de gemeenschappelijke ontsluiting via het achtererf, leidt tot een duidelijk onderscheid in hiërarchie. Door de eerste woning vorm te geven als hoofdbebouwing en de tweede woning te voorzien van een in verhouding ondergeschikt ogend uiterlijk, is de hiërarchie versterkt. Hierbij ligt het voor de hand dat het bouwvolume van de boerderij groter is dan het bouwvolume van de woning op nummer zes.
Figuur 5.2 de voorgevels van beide panden
21
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
De Kapelle 19 Op het perceel de Kapelle 19 staat een nieuwbouwwoning. Deze woning is nog niet voorzien van een bijgebouw. Het voorliggende plan voorziet in de realisatie van een vrijstaand bijgebouw.
figuur 5.3 situatietekening De Kapelle 19
Welstandstraject Met initiatiefnemers van Âldewei 4 en 6, de tekenaar, Welstand en de gemeente heeft een intensief traject plaatsgevonden om te komen tot een bouwplan. Hierdoor is de eenheid tussen beide woningen behouden, ook in de nieuwe situatie. 5.2 Afzonderlijke bestemmingen Het plangebied krijgt in dit bestemmingsplan de bestemmingen wonen en agrarisch. Het perceel Âldewei 4 krijgt de bestemming ‘Agrarisch’. Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor bedrijven waarbinnen uitsluitend of overwegend door bewerking van de bodem en/of door het houden van vee met gebruikmaking van producten van die bodem arbeid wordt verricht ter verkrijging van plantaardige of dierlijke producten, met de bijbehorende ondergeschikte bebouwing, andere bouwwerken, erven en cultuurgronden. De percelen Âldewei 6 en De Kapelle 19 krijgen de bestemming ‘wonen’. Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor woningen, met de daarbij behorende erven en ondergeschikte bebouwing.
22
Bestemmingsplan Âldewei 4,6 en De Kapelle 19 in Rinsumageast (vastgesteld) Herbouw van een boerderij en woning, de realisatie van een opslagruimte NL.IMRO.1891.bpBUaldewkapelle19-0401
6
Zienswijzen
In artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Het ontwerp bestemmingsplan zal na publicatie in de voorgeschreven bladen voor een periode van zes weken ter inzage worden gelegd. Tijdens deze periode kan een ieder mondelinge of schriftelijke zienswijzen indienen. Een kennisgeving van de publicatie van de terinzageligging dient gelijktijdig met de plaatsing in de voorgeschreven bladen te worden toegezonden aan diensten van Rijk en provincie en het waterschapsbestuur indien de hun toevertrouwde belangen in het geding zijn. In dit geval betreft dat enkel een toezending van de kennisgeving aan de provincie Fryslân.
7
Conclusie en vervolg
Op basis van bovenstaande overwegingen wordt geconcludeerd dat er geen bezwaren zijn om medewerking te verlenen aan de herbouw van de woningen Âldewei 4 en 6 en de realisatie van een bijgebouw bij De Kapelle 19 in Rinsumageast. Gebleken is dat er ruimtelijk geen belemmeringen zijn om de procedure voor het bestemmingsplan op te starten. Het ontwerp-bestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 26 januari 2012, als gevolg van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht, voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Er zijn in deze periode geen zienswijzen ingediend.
23