100.000 bezoekers op grauwekiekendief.nl p. 4
Jaargang 1 Nummer 7
Postbus 46, 9679 ZG Scheemda
Nieuw: Achter de coulissen p. 8
www.grauwekiekendief.nl
Braak: Ramp of kans? p. 2-3
1 november 2007
Beste werkgroepsleden,
Door Abdoulaye Harouna Het Termit massief is één van de langste bergen van Niger (150 km). Termit bevindt zich in het oostelijke deel van het land, in het noorden van de provincie Zinder. Dit massief vormt de grens tussen de Sahara en de Sahel. Over het algemeen ontstaan veel sprinkhaan-uitbraken in dit gebied. In de bergen bevinden zich een aantal oases (een
soort wetlands) met veel verschillende grassoorten. Dit jaar was het regenseizoen erg goed en de meeste wetlands in Termit zijn vol met water. De oases vormen een belangrijke pleisterplaats voor trekvogels die uit Europa komen, nadat ze 3000 km de Sahara overgestoken hebben.
Deze aflevering weer nieuws uit de vier windstreken. Er is veel nieuws uit het zuiden, zowel uit Spanje, Italië als uit Afrika. Maar ook van onze westerburen, uit Groot Britannië. Verder zijn we ook weer actueel met meer nieuws over de afschaffing van braak. Veel leesplezier toegewenst! Het Sahara Conservation Fund wil graag een natuurreservaat oprichten in Termit (het Termit Tin-Toumma project). In het kader van dit project bezochten wij op 10 september enkele oases in Termit. Aanwezig waren John Newby (coördinator van het Sahara Conservation Fund), Thomas Rabeil (technicus van het Termit Tin-Toumma project) en ondergetekende (junior expert van het project). Rond vier uur ‘s middags zagen wij in één van de oases (zie foto) een vrouwtje Grauwe Kiekendief op sprinkhanen foerageren. Ze pakte geen hele grote maar middenmaat sprinkhanen. Bovendien hebben wij in een vallei aan de voet van een berg een Bruine kiekendief waargenomen. Zie ook : www.saharaconservation.org
1 November 2007
Monty’s Flying Circus
2
Door Ben Koks
Projectcoördinator Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief
Na het uitkomen van de vorige nieuwsbrief is geprobeerd de aandacht op de braaklegging en de koppeling met akkervogels aan te wakkeren. Of dit aanwakkeren wat gaat opleveren zal de tijd leren maar deze tussenstand is handig om aan te duiden waarom 2008 een boeiend jaar zou kunnen worden voor ons veldwerk rond met name de Groninger Grauwe kieken (braak speelde nauwelijks een rol in de Flevolandse verhoudingen). Gepubliceerd onderzoek naar de ecologische effecten van braaklegging is in Nederland nauwelijks voorhanden. Het werk dat door het Centrum voor Landbouw en Milieu (zie: http://www.clm.nl/) halverwege jaren negentig is verricht naar natuurbraak (het eerste akkerpakket binnen het SAN) is tot op heden
het enige betaalde onderzoek dat is verricht naar de ecologische effecten van braak in Nederland. Heeft dit prijzige onderzoek nog wat opgeleverd voor akkernatuur? Het antwoord is een helder nee en van de onderzoekers van toen is nooit meer iets vernomen in relatie tot het thema agrarisch natuurbeheer in akkerland. We zijn nu een decennium verder en de braak zoals wij die nu kennen is in ieder geval voor 2008 in de ijskast gezet. Een ramp of een kans? Zoals in de nieuwsbrief van september aangegeven is kleefde er aan de oude regeling nogal wat ecologische bezwaren. De regeling was ook nooit bedoeld om de biodiversiteit in grootschalig akkerland een ruimere jas te geven. Het pakket natuurbraak heeft door zijn ongunstige randvoorwaarden (lage vergoeding in combinatie met lange contractduur) nimmer kunnen laten zien wat het waard was. Natuurbraak heeft vooral een psychologisch effect gehad: Nadat het eerste
perceel natuurbraak in 1995 bij boer Zijlker te Midwolda werd ingezaaid volgde de beleidsmatige erkenning van het thema akkervogels als vanzelfsprekend (hoewel er sinds de introductie va natuurbraak zeker twee pogingen zijn gedaan om de regeling te nekken: in beide gevallen wist de WGK daar een stokje voor te steken). Voortbordurend op de door onze Werkgroep gepresenteerde resultaten was het twee jaar later mogelijk om faunaranden aan te leggen. De basis voor succesvol akkervogelbeheer was gelegd en zónder de braaklegging zou deze stap nimmer zijn gezet. Uit het werk rond de Grauwe kiekendieven bleek dat het “Groninger model” goed heeft gewerkt. Elders in het land (Zeeland voorop) kreeg het Groninger model navolging maar nergens waren de effecten sterker dan in Oost-Groningen. Dit heeft deels te maken met de relatief gunstige uitgangspositie (relatief goede dichtheden van soorten als veldleeuwerik, kwartel en bijv. patrijs) van akkervogelpopulaties, maar wat zeker een rol heeft gespeeld was de kwaliteit van een deel van de Groninger randen. Dat randenprojecten ecologisch een succes bleken te zijn of simpelweg mislukten heeft alles te maken met een keur aan factoren. Over deze factoren weten we inmiddels best wel veel, maar de komende jaren zullen moeten worden gebruikt om nieuwe randenproject volgens een begrijpelijk concept uit te leggen. De evolutie van akkervogelbeheer is tot op heden een voornamelijk een Groninger aangelegenheid. De Provincie Groningen is momenteel ook de enige provincie die een deel van de opgedane kennis in haar natuurbeleid heeft opgenomen. We zijn op de goede weg en de vraag of het afschaffen van de verplichte braak een ramp of een kans is zal nog blijken. Op dit moment huldigt de WGK het standpunt dat het afschaffen van de braak juist een kans is om naar een verbeterd nationaal akkervogelbeleid te komen. 2008 kan een jaar worden om alle voorsen tegens van de oude braaklegging op rij te zetten en op een heldere manier te laten zien op wat voor wijze compensatie zou kunnen worden georganiseerd om de ingeslagen weg door middel van praktisch
1 November 2007
beheer te vervolgen. De gegevens die door de WGK in de periode 1990-2007 is verzameld vormen samen met de gegevens van het Akkervogelmeetnet van de Provincie Groningen het enige materiaal dat in Nederland is verzameld. Wij hopen in overleg met onze partners te komen tot een onderzoeksvoorstel waarbij de WGK in de gelegenheid kan worden gesteld haar data op rij te zetten en tevens aanvullend veldwerk te verzetten om de effecten van de afschaffing van de braak te kwantificeren. 2008 zou als een reusachtig veldexperiment opgevat
Door Jan van ‘t Hoff Figuur 1 geeft de aantalsontwikkeling van de Veldleeuwerik in het akkervogelmeetnet van de provincie Groningen tussen 1989 en 2007. De trends zijn uitgesplitst naar de akkerregio' s, die in Groningen worden onderscheiden op basis van de akkervogelbevolking. De regio' s lichte klei, zware klei en zand worden niet alleen gekenmerkt door verschillen in bodemtype, maar onderscheiden zich ook in gewassen, landschapskenmerken en geografische ligging. De regio' s liggen in resp. NoordGroningen, het Oldambt en Oost/Midden-
Monty’s Flying Circus
3
kunnen worden en onze vrijwilligers, studenten en professionele medewerkers van WGK zijn in staat om een tandje bij te zetten om het radio-telemetrische werk en bijv. het muizenonderzoek te intensiveren. We blijven volharden in ons credo dat zonder kennis een effectief natuurbeleid niet mogelijk is. Daarom denken wij dat 2008 een kansrijk jaar zou kunnen worden! De tijd zal leren of deze insteek naïef is te noemen of juist kans van slagen heeft. Wordt vervolgd dus.. sterke terugval in 1995. In de Veenkoloniën is in deze periode eerder sprake van een stabilisatie. De aantalsontwikkelingen van de Veldleeuwerik in deze jaren in beide regio' s kunnen worden toegeschreven aan de grootschalige meerjarige grasbraak als gevolg van de verplichte MacSharrybraaklegregeling. In grote delen van het Oldambt maakte de meerjarige braaklegging in die tijd 10-15% van de oppervlakte uit. In de Veenkoloniën lag dit aandeel iets lager. Zonder deze grote oppervlakte aan braakgelegde grasakkers bestond de trend in het Oldambt waarschijnlijk uit een min of meer doorgetrokken lijn tussen 1991-1995. De gemiddelde dichtheid steeg op de zware klei van 15,4 in 1991 naar 18,7 territoria per km² in 1994, om vervolgens in 1995
Trends van Veldleeuweriken in akkerregio's 60 50 40 30 !
20 10 0
1 tot 2 jaar Fig. 1. Aantalsontwikkeling van de Veldleeuwerik tussen 1989 - 2007 in de Groninger akkers
Groningen (de Veenkoloniën). In alle 3 regio' s is de trend van de Veldleeuwerik sterk negatief. Niks nieuws, maar waar we hier vooral op willen wijzen, is de opmerkelijke trendbreuk op de zware klei, en in mindere mate op de zandgronden, in de jaren 1991-1994. Op de zware klei in het Oldambt zien we in die periode een duidelijk herstel optreden, gevolgd door een extreem
3 tot 4 jaar
Fig.2. Het effect van de leeftijd van meerjarige grasbraak op de dichtheid aan Veldleeuwerik in het Oldambt
met bijna de helft te kelderen naar een dichtheid van 10,6. Het aantal veldleeuweriken in meerjarige grasbraakpercelen was ongekend hoog en kon oplopen tot een gemiddelde dichtheid van 50 terrioria/km² (fig. 2), met uitschieters naar bijna 70 per km². Dit zijn dichtheden waar we nu alleen nog maar van kunnen dromen.
1 November 2007
Monty’s Flying Circus
4
Door Erik Visser Webmaster Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief aantal bezoekers. Om maar weer eens aan te geven dat die dingen dus duidelijk Na 4 jaar en 6 maanden was het eind ook werken. september 2007 zover: onze website heeft Velen van jullie zijn daarna lekker door zijn honderdduizendste bezoeker mogen blijven surfen, waardoor het gemiddeld begroeten! Wij zijn zeer verheugd dat onze aantal dagbezoekers structureel hoger is site zoveel belangstelling blijft trekken en dat gebleven in de jaren erna. 2006 en 2007 de deze goed gewaardeerd wordt. (t/m september) zijn goed voor resp. 150 en 188 bezoekers per dag. De bezoekers komen inmiddels ook uit een brede variatie aan landen, dus ook internationaal hebben we niet te klagen. Nederland doet het uiteraard het beste, maar ook landen als België, Duitsland, Polen, Frankrijk, Zweden, Engeland, Spanje, Denemarken, Italië, Na de lancering van onze website in maart Portugal, Australië, Tsjechië, Wit Rusland, 2003 is het aantal bezoekers langzaam maar Amerika, Zwitserland scoren goed in de gestaag toegenomen. In 2003 lag het maandelijkse statistieken. De wat meer gemiddeld aantal bezoekers per dag op 25, in exotische als Nepal, Ivoorkust, Mexico, 2004 was dat al gestegen tot gemiddeld 42 Venezuela, Marokko, Ghana, Senegal, dagelijkse bezoekers. Maar toen kwam 2005, India, Israel, Argentinië, Paraguay, de eerste 8 maanden ligt het gemiddeld Brazilië, Taiwan en Thailand scoren aantal bezoekers al op 71. Alweer een regelmatig goed in de statistieken. gestage toename. Vanaf september 2005 zijn
de satellietvogels live te volgen via onze website. En dat wordt meer dan goed gewaardeerd getuige de explosieve toename van het aantal bezoekers: de 71 bezoekers waren plots 430 bezoekers! Met een enorme piek van maar liefst 2177 bezoekers op één dag in september 2005. Die dag was Ben Koks samen met Pieter van Vollenhoven te gast in het Capitool van Vara’s Vroege Vogels. Na items in kranten of op de radio is er sowieso vaak een flinke toename van het
Dat onze site goed gewaardeerd wordt en voorziet in de informatiebehoefte van een brede variatie aan mensen doet ons alleen maar goed. Vele bezoekers lezen de site van a tot z en ook de beschikbare artikelen vinden gretig aftrek. Gelukkig maar. Mensen, bedankt voor de enorme belangstelling!
1 November 2007
Monty’s Flying Circus
5
Hubertus Illner stuurde ons deze grappige foto, gemaakt in de Hellwegbörde (Duitsland). Te zien zijn Theodor Trendelkamp en Doris Glimm met een nestjonge Grauwe Kiekendief, in de jaren 80. Het zal er misschien net iets anders hebben uitgezien dan op deze foto toen Doris Glimm op 7 juli 1993 een nestje met drie jongen ringde op een akker in de buurt van Langeneicke. Één van deze kuikens was zendervogel Margret die op 21 juli j.l. op 11 km van de plek waar ze uit het ei gekropen is Trekroute gevangen en van een zender voorzien werd. Op dat Margret moment was Margret trotse moeder van vier kuikens, die 2007 overigens door Hubertus gewingtagd zijn. Nadat Margret haar zender het een hele tijd liet afweten hadden we alle hoop op een mooie trekroute al opgegeven. Des te blijer zijn we nu haar zender en zij weer in de lucht zijn. Ook Margret stevent af op het al druk met kiekendieven bezette gebied in zuidelijk Mauritanië. Deze week kunnen we eindelijk melden dat ook de laatste van onze vogels het wintergebied heeft bereikt. de de Gefeliciteerd met je misschien wel 13 of 14 migratie, Margret! Zou deze vogel überhaupt nog opkijken tegen het oversteken van bergen, zee of woestijn? Doris Glimm heeft trouwens nog tot eind jaren 90 als vrijwilligster kiekendieven beschermt. Ze werkte op een proefboerderij, Haus Düsse, maar is sinds een paar jaar met pensioen. Wederom een mooi voorbeeld van hoeveel vrijwilligerswerk kan betekenen op de lange termijn!
De Hellwegbörde (of Soester Börde) ligt in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen. 1966: Theodor Trendelkamp en Werner Prünte beginnen met nestbescherming Grauwe kiekendieven. 1974-1979: Doris Glimm beschermt samen met Theodor Trendelkamp nesten. 1980-1992: Doris zet het project samen met Werner Prünte op grote schaal door, de populatie groeit, waarschijnlijk mede dankzij de intensieve bescherming. 1993-2005: Manfred Hölker is de eerste betaalde kracht bij de Arbeitgemeinschaft Biologischer Umweltschutz die voor bescherming en onderzoek van Grauwe kieken in deze deelpopulatie zorgt. Hiervoor was alles vrijwilligerswerk. Gemiddeld 23 nesten per jaar hebben bescherming tegen uitmaaien nodig in deze deelpopulatie. Sinds 2006: Hubertus Illner volgt Manfred Hölker op. Hij begint met kleurringen made in Stadskanaal en wingtags van het Franse project. Drie satellietzenders uit ons project worden aan zijn vogels meegegeven (Doris, Margret en Theodora). In 2007 heeft Hubertus 38 paar onder controle waarvan 34 broedparen. De gemiddelde legselgrootte is bijna 5 eieren, 6 en 7legsels kwamen voor (een goed muizenjaar dus). Tweederde van de nesten is succesvol met vaak vier (maximaal zes) uitgevlogen jongen (in totaal ca. 80 uitgevlogen jongen). 15 nesten in wintergerst worden beschermd d.m.v. Schutzzonen (beschermzones). Voor meer informatie zie www.abu-naturschutz.de.
1 November 2007
Monty’s Flying Circus
6
Nigeria is geen paradijs voor toeristen of onderzoekers, maar dat heeft meer te maken met de politieke situatie dan met het land an sich. Zelfs binnen Afrika heeft Nigeria een slecht imago vanwege corruptie, geweld en een enorme bevolkingsgroei. Het noorden van Nigeria, waar naar verluid smokkelaars en gewapende bendes opereren, en de mensen onder de sjariah (islamitische wetgeving) leven, is een paradijs voor Grauwe kiekendieven. Britse wetenschappers doen er al jarenlang onderzoek naar akkervogels en zijn tot nu toe allemaal heelhuids teruggekeerd. Nigeria bevindt zich ten zuiden van Niger. In het noorden van Nigeria heb je een vegetatiezone die als de Soedanzone omschreven wordt (hetgeen zuidelijk van de Sahelzone ligt). Deze vegetatie is interessant voor kiekendieven. Vergeleken bij de Sahel ziet het er een stuk groener uit, de bomen zijn groter, de vegetatie weelderiger en er is meer water. Ook in die zone heb je wetlands die niet alleen voor watervogels maar ook voor kiekendieven een trekpleister vormen. Prooien als sprinkhanen, vogels en hagedissen kom je daar in grote hoeveelheden tegen. Het akkerland in de Soedanzone kent geen hoge dichtheden van Grauwe kieken, maar die vind je – behalve bij de wetlands – ook in andere landen niet. Grauwe zijn dan wel veel voorkomende roofvogels, maar je vind alleen bij uitzonderlijk goed voedselaanbod grote aantallen bij elkaar. Het akkerland in NoordNigeria heeft een grote betekenis voor veel trekvogels. Onderzoekers van de Schotse St. Andrews universiteit bekijken vooral de rol voor trekkende akkervogels. Tijdens een bezoek van Will Cresswell in Groningen eerder deze maand legde hij uit dat zijn groep van plan is ook bij een wetland in Noord-Nigeria een veldstation in te richten. Wanneer dat gaat gebeuren is nog maar de vraag. Als leden van de SWGK in de toekomst ook gebruik konden maken van deze faciliteiten zou dat ons werk in die regio erg vergemakkelijken.
Het gebied is uitermate interessant gezien de zendervogels Marion, Halina en Dzima er gebruik van maakten of maken. Verder vertelde Will dat zijn mensen deze winter een transect gaan rijden van de Nigeriaanse kust (in het zuiden) tot de grens met Niger (in het noorden). Op dit mega-transect tellen ze uiteenlopende vogelsoorten. Will gaf aan de posities van kiekendieven speciaal voor ons te noteren. Dat is een erg mooie aanvulling op onze eigen transecten in Niger, Burkina Faso en Benin. In het zuiden van Nigeria zullen de onderzoekers geen kiekendieven tegenkomen, maar naarmate ze verder naar het drogere noorden komen zullen ze steeds dichter met Grauwe kiekendieven bevolkte regio’s zien. Overigens is de thuisbasis van St. Andrews in Nigeria op dit moment in het midden van het land in Jos. Ze hebben daar een goed draaiend veldstation dat gesponsord wordt door een rijke zakenman. Behalve Britten lopen er ook Afrikaanse masterstudenten rond die van binnen- en buitenlandse docenten les krijgen. Per jaar studeren er ca. zeven mensen af in de conservation (natuurbeschermings) biologie. Deze insteek is erg sympathiek omdat je op deze manier iets terug geeft aan je gastland. Je laat kennis achter die door de inheemse biologen weer verder verspreid kan worden. En educatie is niet alleen van maatschappelijk en sociaal belang maar ook een erg belangrijke factor om iets van natuurbescherming op poten te zetten in Afrika.
1 November 2007
Door Bert Zijlstra Dit jaar heb ik het genoegen gehad om met een stel vogelvrienden de vogelwereld in Tarifa (ZSpanje) te bekijken. De oversteek is hier maar 13 km en vanaf Tarifa lijkt de oversteek maar een peulenschil. Vanaf onze overnachtingsplaats konden we iedere ochtend de trek meemaken van de grote roofpieten als slangearend, dwergarend, vale gieren en aasgieren, zwarte ooievaars, ooievaars, roodstuitzwaluwen, rotszwaluwen, gierzwaluwen, huiszwaluwen, boerenzwaluwen. Om maar eens een paar te noemen. Wij gingen ’s ochtends trekwaarnemen en ’s middags er op uit. Over het algemeen kun je de omgeving na een lange Spaanse zomer, voor Nederlandse begrippen, omschrijven als een dorre boel, maar deze dorheid herbergt wel een verzameling vogels die een fries vogelhart sneller kan laten kloppen. Zo maakten we een reisje naar La Janda, een vanouds Spaans wetland, maar op het eerste gezicht een streek die door kanalen geïrrigeerd wordt en zodoende geschikt is gemaakt voor verbouw van rijst en katoen. Deze rijstvelden worden ook aangedaan door onze grutto’s tijdens de terugtrek. Wij zagen die dag daar vooral steltkluten, ooievaars, kieviten, zwarte ibissen, grote en kleine zilverreigers, koereigers, een ralreiger, bruine kiekendief en zowaar een juv.grauwe kiekendief. Deze kiek was bezig om in het dorre gras langs de weg insecten te vangen. Eigenlijk een beetje vreemde gewaarwording om zo’n luchtacrobaat als een kip insecten uit het gras te zien pikken. De meesten van ons hadden nog nooit een juveniele grauwe kiekendief
Monty’s Flying Circus
7
gezien en waren stomverbaasd over de prachtige kastanjebruinrode kleur van de vogel die zich door Nederlanders grauwe kiekendief laat noemen. Waarop snel de vogelgids werd geraadpleegd om iedere twijfel weg te halen. Al snel gaat de vogel dan op de kenmerkende kiekendiefachtige
De oversteek naar Marokko
wijze op de vleugels. Een paar uur later komen we weer een tegen. Nu durft iedereen, zonder twijfel, direct grauwe kiekendief te roepen. De foto geeft ook een indruk van het Spaanse land, waarin we verschillende sprinkhanen tegen kwamen van een flink formaat.
1 November 2007
Monty’s Flying Circus
8
In deze nieuwe rubriek willen we graag aandacht besteden aan hetgeen er achter de schermen van de werkgroep gebeurd. Het harde werk dat door vrijwilligers en professionals van de WGK gedaan wordt is geen spectaculair nieuws maar desalniettemin de basis van alles wat wij met zijn allen bereiken. Trudy van Wijk was bereid om met het volgende interview de kop eraf te bijten van dit nieuwe item.
Door Chris Trierweiler Trudy van Wijk heeft een eigen bedrijf, gevestigd in Oost-Groningen, en werkt achter de schermen van de Werkgroep Grauwe Kiekendief aan het uitbrengen van een nieuwe kiekendief-brochure. Hoe kwam Trudy bij ons terecht en hoe gaat het met de brochure? Chris: Hoe ben je bij agrarisch natuurbeheer betrokken geraakt? Trudy: Via een vriendin. Zij zat in het bestuur van de agrarische natuurvereniging Wierde & Dijk. Ik was op dat moment (eind 2004) werkeloos en hielp haar wel even. Via dat opstapje heb ik het bestuur van Wierde & Dijk leren kennen. Er was veel werk te doen, en daar ben ik geleidelijk ingestapt. Daarvoor had ik nooit iets gedaan met agrarisch natuurbeheer. C: Waarom voel jij je verbonden met het Groninger landschap en een boereninitiatief? Kom je uit Groningen, en heb je zelf een boerenachtergrond? T: Ik ben op mijn derde in Noordwest-Groningen komen wonen, het Hogeland bij Pieterburen (het werkgebied van Wierde & Dijk). Maar ik ben niet in Groningen geboren en praat geen Gronings. Ik ben een boerendochter, opgegroeid tussen de koeien! C: Wat vind je zo boeiend aan agrarisch natuurbeheer? T: Dat heeft natuurlijk iets te maken met mijn achtergrond. De drie dingen waarvan ik houd komen daarin samen: a) Groningen, b) natuur en c) landbouw. Als je bij Wierde & Dijk zit ben je met die drie dingen bezig. Dus ik zit daar hartstikke goed. W&D doet trouwens niet alleen aan agrarisch natuurbeheer maar ook aan landschapsbeheer. Bijvoorbeeld heb je in Noord-Groningen van oudsher kolken en dobben. Het herstel daarvan en het behoud van wierden en het cultuurlandschap in het algemeen hoort ook bij de doelstellingen. Wat net zo belangrijk is: het is een club van erg enthousiaste mensen, een feestje om mee te mogen werken. Het zijn voorlopers, ze werken nieuwe dingen uit. Wat dat betreft
zijn er heel veel overeenkomsten tussen Wierde & Dijk en de SWGK. C: Vind jij jezelf een idealist als je met agrarisch natuurbeheer bezig bent? T: Vind ik eigenlijk niet. Ik ben wel bezig voor een mooier Groningen. C: Wat doe je voor werk? T: Mijn bedrijf is “De Groninger Klei”. De naam heb ik bedacht toen ik een rondje fietste door de polder waar ik woon (OostGroningen), dat is echt mijn plekje. Ik ben zelfstandige en binnen mijn bedrijf heb ik vier heel verschillende poten: 1) agrarisch natuurbeheer, 2) teksten schrijven voor brochures, websites e.d., 3) folderverspreiding in de toeristische markt en 4) koeien melken. Als een boer een weekend weggaat melk ik zijn koeien. Ik doe dat niet heel veel maar af en toe, en het is erg leuk. C: Wat voor opleiding heb je gehad om dat werk te kunnen doen? T: Ik heb een agrarische en bedrijfskundige opleiding, daarnaast heb ik heel veel cursussen marketing en communicatie gedaan. Alles wat ik tegenwoordig doe heb ik eigenlijk wel in de praktijk geleerd. C: Hou je van vogels? T: Ik vind ze mooi, dat is een betere omschrijving. C: Hoe ben je bij de werkgroep Grauwe Kiekendief betrokken geraakt? T: Via Merel de zendervogel uit NoordGroningen (2006). Vorig najaar was ik de nieuwsbrief aan het schrijven voor Wierde & Dijk. Toen hebben we een artikel geschreven over het eerste broedpaar Grauwe Kiekendief, waar iedereen erg trots op was. En zo ben ik in contact gekomen met Ben Koks en toen is het gaan lopen.
1 November 2007
C: Wat spreekt je aan in ons werk? T: Jullie zijn een stelletje enthousiaste aanpakkers, niet lullen maar doen. Hele diverse, leuke club. C: Hoe heb jij het veldwerk met gezenderde kiekendieven ervaren? T: Mijn werk voor W&D houdt heel veel kantoorwerk in. Bij de SWGK kan je ook het veld, de praktijk in. Erg leuk dat dat bij mij in de buurt kan. Wat ik leuk vind van het zenderen: het is een leuke manier om de Grauwe Kiekendief te leren kennen. Ik kende de soort niet. Door een mannetje een paar dagen te volgen leer je het gedrag van de vogel hartstikke goed kennen. C: Wat is jouw bijdrage aan de nieuwe Grauwe Kiekendief brochure? T: Ik ben niet de vormgever en niet de tekstschrijver, maar coördinator. We hebben een hele goede tekstschrijver, Koos Dijksterhuis, we hebben Hans Hut voor de geweldige foto’s, de grafische vormgeving doet Esther Fledderman (die in 2005 de poster heeft gemaakt), en Siegfried Woldhek heeft de tekeningen gemaakt. Ik breng het allemaal bij elkaar, zorg dat de planning klopt en er afstemming is. Een ander punt wat ik opgepakt heb rondom de brochure is sponsoring vinden. Samen met Ben hebben we veel bedrijven aangeschreven zo dat deze brochure uit kan komen. Daarnaast komt er ook een strooi-folder.
Monty’s Flying Circus
9
De brochure wordt een dik boekje van 48 pagina’s, dus dikker dan de huidige brochure. Het vierkante formaat blijft hetzelfde, en in grote lijnen staat hetzelfde verhaal erin. Maar hij komt er echt helemaal anders uit te zien, heel bruisend en flitsend. Het satelliet- en Afrikaverhaal krijgen prominente aandacht. De strooi-folder komt op hetzelfde moment uit. Die is bedoeld om weg te geven aan schoolkinderen of voor een eerste kennismaking. C: Wanneer kunnen we de nieuwe brochure verwachten? T: In het voorjaar van 2008 gaan we hem groots lanceren. Een beetje op dezelfde manier als de bijeenkomst in Oudeschans waarbij de oude brochure gepresenteerd werd (2005). We zijn dit nu met een groepje aan het uitdenken en aan het voorbereiden. Gert Noordhoff, Simone van der Sijs, Aletta Buiskool, Bauke Koole, Hilbrand Schoonveld en ik werken daaraan mee. C: Blijf je nadat de brochure af is ook betrokken bij onze activiteiten? T: Ja natuurlijk wil ik dat graag. Het is voor mij ook leren want ik wist niets van vogeltjes, dus meer daarover te weten komen is alleen maar leuk.
Nadat ik bij uitzondering een geheel vrij weekend tot mijn beschikking had en de zon mij tegemoet straalde de hoogste tijd om weer eens rond te gaan fietsen in mijn eigen omgeving met kijker en scoop. Na een zomerseizoen keerde ik in eerste instantie terug naar een piepklein watervogel paradijsje (oa steppekieviet vorig jaar). Deze bleek echter in datzelfde zomerseizoen getransformeerd tot een droge ruigte. Hoogste tijd om richting de Blauwe Kamer te gaan, ook altijd goed voor iets leuks (graag wel vroeg in de ochtend komen). Onderweg kon ik het Wageningse akkerland bewonderen. En dan vooral de hierbij passende akkervogels. De gele kwikken mogen dan bijna allemaal in Afrika zijn, de Graspiepers en Veldleeuweriken waren nog volop aan het doortrekken en ook in de Wageningse akkervariant ruimschoots aanwezig. Maar dan niet overal even veel. Overduidelijk werden ze aangetrokken tot die velden waar de stoppels nog opstonden, waar ze in grote groepen aanwezig waren. Stiekem hoopte ik dat deze groepen op hun beurt weer Smelleken aantrokken, maar helaas. Echter de constatering dat de akkervogels in mijn zuidelijke ‘achtertuin’ ook de stoppelvelden opzochten maakte mijn dag meer dan goed. En dan wetende dat daar in het Noorden er nog velden vol graan staan te wachten tot al het andere geploegd is en de temperatuur wat zakt om hopelijk tot een Mekka voor de vogels uit te groeien…..
1 November 2007
Monty’s Flying Circus
10
Medio september werden we als WGK benaderd door Vogelbescherming Nederland, in de persoon van Gert Ottens, met de vraag om medewerking te verlenen aan de Euro Birdwatch op 6 oktober. Voor ons een beetje vroeg in het seizoen om deze te kunnen combineren met onze eerste wintertelling, die we gewoonlijk eind oktober organiseren. Toch leek het ons een mooie gelegenheid om met enkele mensen het veld in te trekken om alvast een beetje warm te lopen voor de eerste wintertelling van 27 oktober. Dat warm lopen was ook wel nodig gezien de weersomstandigheden, een graadje of 13 en een hardnekkige mist was nu niet bepaald het weertype wat we zelf zouden hebben uitgezocht.Toch mochten we, gezien deze omstandigheden, over de aantallen getelde beesten niet klagen .Vooral Jelle & Anneke en Chris & Leen die de gebieden het dichtst langs de kust telden kwamen tot alleszins redelijke aantallen, waarbij het grote aantal van maar liefst 2573 Grauwe Ganzen die Leen en Chris telden in de CC en RW polder in het oog sprongen. De aantallen roofvogels die in de verschillende gebieden werden geteld lagen in aantallen nogal uitéén.Terwijl Chris en Leen het respectabele aantal van 60 Buizerds telden kwamen Hilbrand en Cathryn tot een magere 6 exemplaren. De Torenvalken deden het deze telling ook niet best, er werden in totaal slechts 16 van deze kleine rovertjes geteld. De Blauwe Kiek deed het ook niet erg goed met 7 getelde beesten. De Slechtvalk werd nog 2 x waargenomen, terwijl Gert wel de gelukkigste teller was met een Velduil in zijn telveld rond Blijham. In totaal werden door Jorna & Trudy, Jelle & Anneke, Chris & Leen, Gert, Cathryn & Hilbrand 9882 exemplaren geteld verdeeld over 70 soorten. Het totaal aantal getelde vogels in het land bedroeg 474.581 verdeeld over 208 soorten. De aantallen van vorig jaar waren resp. 332.972 en 193 soorten. Maar liefst 105 vogelwerkgroepen verleenden hun medewerking aan dit grote evenement en ook 40 trektelposten stelden hun aantallen beschikbaar . De top 10 van 2007 zag er als volgt uit: 1 Spreeuw 220.418 2 Kievit 25.605 3 Kokmeeuw 24.546 4 Grauwe gans 18.910 5 Vink 18.703 6 Graspieper 12.050 7 Meerkoet 11.540 8 Kauw 11.446 9 Veldleeuwerik 10.719 10 Koperwiek 10.333 Foto: Hans Hut
Enkele opvallende soorten die werden gescoord waren: 12 Dwergganzen, 1 Zwarte Ooievaar, 2 Roodkeelpiepers, 6 Grote piepers, 7 Bladkoningen en 2 Dwerggorzen.Opvallend waren verder het aantal van 140 Grote Zilverreigers (ook in onze telling, zie foto), 47 Slechtvalken en 29 Beflijsters. Op veel plaatsen in het land had men voor wat het weer betreft meer geluk dan in de noordelijke provincies. Hier was het windstil en vrij zonnig waardoor de roofvogeltrek goed van de grond kwam. Zo werden bijv. 1780 Buizerds (in 2006 slechts 525) en 538 Sperwers (in 2006: 312) waargenomen.
Ook in 31 andere Europese landen werd geteld. In totaal werden in heel Europa ruim 3.000.000 vogels genoteerd, waarvan de meeste in Zweden, maar liefst 908.558 vogels passeerden hier de telposten. In heel Europa waren ongeveer 45.000 tellers actief, waarvan bijna de helft in Spanje; 22.000, terwijl in Nederland naar schatting 1000 vogelaars deelnamen aan dit Europese spektakel. Voor belangstellenden is de volledige tellijst van de WGK beschikbaar bij Hilbrand . Ondanks het niet echt geweldige weer kunnen we als Werkgroep toch weer terugkijken op een geslaagde dag. Voor ons een mooi warmlopertje voor de eerste wintertelling die zaterdag 27 oktober gehouden is. Hilbrand Schoonveld
1 November 2007
Monty’s Flying Circus
11
Ralph Buij van de universiteit Leiden volgde eerder deze maand onze uitnodiging naar Groningen te komen. Hij hield een informeel praatje voor de dierecologie groep over zijn werk in Kameroen (waar hij elf maanden per jaar zit) en praatte met ons over een vervolg van onze samenwerking. De reacties van de Groninger dierecologen op Ralph zijn praatje waren enthousiast en de daaropvolgende bijeenkomst bijzonder inspirerend. Eerder dit jaar was Chris op bezoek bij Ralph in het veldstation in Maroua, Noord-Kameroen, waarvan Ralph de coördinator is. Het veldstation is van de universiteit Leiden en de universiteit Dschang (Kameroen). We keken uit naar Ralph zijn tegenbezoek om nieuwe plannen de smeden. Op dit moment heeft Ralph naast zijn coördinatorbaan weinig tijd voor onderzoek. Wel heeft hij al meer dan een jaar elke maand wanneer de kieken in Kameroen zijn (september-maart) de tijd weten te vinden om transecten te tellen. Net als wij volgt hij qua methoden de Fransman Jean-Marc Thiollay, die zowel in de jaren ‘60/70 als in 2000 roofvogels in diverse Westafrikaanse landen heeft geteld. Naar ons voorbeeld verzamelt Ralph ook gegevens over prooiaanbod, slaapplaatsen en dieet (braakballen). Uit het werk van Thiollay blijkt waarom roofvogelonderzoek in deze regio zo belangrijk is. Ralph benadrukte in zijn praatje dat roofvogels paraplu-soorten zijn: omdat ze top-predatoren zijn geeft hun voortbestaan aan dat het ecosysteem (alles wat zich ‘onder’ hen bevindt) nog in orde is. Maar Thiollay vond dat veel roofvogelsoorten in Afrika (zowel inheemse als trekvogels) de laatste decennia een dramatische achteruitgang laten zien. Hij stelde bij enkele soorten een achteruitgang met meer dan 90 % vast. Grauwe kieken kunnen zich trouwens binnen beschermde gebieden nog redelijk handhaven maar daarbuiten heeft Thiollay recentelijk ook 70 % minder gezien dan in de jaren ‘70. Is dit een noodsignaal voor ineenstortende ecosystemen? Thiollay vertelde ons eerder dat we ons de mate van degradatie van het landschap in West-Afrika nu nog moeilijk kunnen voorstellen. Wat in onze ogen natuurlijk lijkt, is eigenlijk al beschadigd, en echt ongerepte gebieden bestaan zowat niet meer. Dat heeft alles te maken met een hoge bevolkingsgroei, met als gevolg veel land in cultuur brengen, bodem uitputten, overbeweiding, kap van levend hout en erosie. Een opwarmend klimaat met een uitbreiding van de woestijn maakt het er ook niet beter op. Net als Thiollay stelde Ralph vast dat – op enkele uitzonderingen na – de meeste roofvogels het binnen de beschermde gebieden beter doen dan daarbuiten. Jammer genoeg komen deze natuurgebieden ook steeds meer onder druk te staan door geldgebrek, slordig beheer, corruptie, stroperij, en de verhoogde vraag naar weide- en landbouwgronden en brandhout. Ralph zou in de toekomst graag meer te weten komen over waarom sommige roofvogelsoorten onder deze ontwikkelingen meer te leiden hebben dan andere. Kieken in Kameroen: Missie II Het lijkt te gaan lukken dat Chris begin volgend jaar nog eens naar Kameroen afreist. Er zijn een hoop interessante onderwerpen daar te bewerken. Vanwege beperkte tijd en budget moet nog gekozen worden of we ons dan gaan storten op het vinden van slaapplaatsen en verzamelen van braakballen, of we de tel-methodes nog eens grondig onder de loep nemen, of dat we proberen vanuit Noord-Kameroen de gebieden te exploreren waar op dit moment de zendervogels Halina, Dzima en Volia verblijven (Nigeria, Niger, Tsjaad). Helaas zou zo’n mega-transect weleens een tè ambitieus plan kunnen zijn, maar er zijn nog talloze andere haalbare opties. We zijn in ieder geval blij dat we een gelijkgezinde in Kameroen hebben gevonden en hopen dat we samen tot nog meer boeiende inzichten over roofvogels en in het bijzonder Grauwe kiekendieven zullen komen.
1 November 2007
Monty’s Flying Circus
12
Door Bauke Koole Deze nazomer bezochten Emmy in ’t Veldt en Bauke Koole de Italiaanse Abruzzen en de Tremiti-eilandengroep in de Adriatische Zee. De Tremiti-eilanden liggen ongeveer in het midden van de laars van Italië nabij het schiereiland Gargano. De eilandengroep bestaat uit kalkplaten die door tektonische bewegingen naar het oppervak zijn gekomen. De schaarse begroeiing op het eiland en de magnifieke rotspartijen bieden tal van standvogels goede broedkansen. Enkele leuke soorten die we aantroffen waren Vale Gierzwaluwen, Yelkouanpijlstormvogel en een paar Eleanoravalken. Maar het klapstuk kwam toen we ’s ochtends vroeg waren afgezet op een klein onbewoonde eilandje Caprara dat deel uitmaakt van dezelfde eilandengroep. Eerst kwamen een vijftal Bruine Kiekendieven voorbij zeilen en toen opeens komende uit de richting van Kroatië over zee een prachtige adulte man Steppekiek. Mijn eerste Steppekiek heb ik gezien bij Meeden tijdens nota bene een bijeenkomst in het veld over akkervogels, maar deze mocht er ook zijn. De route die deze Kiekendieven nemen staat ook wel bekend als de Adriatic Flyway. Oost Europese soorten trekken vanuit het vaste land over de relatief smalle Adriatische Zee naar Italië en vliegen dan via Sicilië door naar Libië. Mogelijk dat één van onze gezenderde vogels Sigrid ook via de Balkan over de Adriatische Zee Italië is binnengevlogen en toen koers heeft gezet richting Libië. Op de eilanden zagen we ook tal van Bonte en Grauwe Vliegenvangers, wat ook aangeeft dat deze route voor trekvogels zeer ‘in trek’ is (oftewel de ‘Adriatic Highway’ zou kunnen heten.. [red.]).
Op de site van SOVON Vogelonderzoek Nederland staat sinds kort een item over zilvermeeuwen en kleine mantelmeeuwen die met een zendertjes worden gevolgd. Zie www.sovon.nl en oordeel zelf over dit nieuwe project van de organisatie van vogeltellers uit Beek-Ubbergen.
1 November 2007
Monty’s Flying Circus
13
Ter gelegenheid van de promotie van Ingrid Tulp bezocht Will Cresswell van de universiteit van St. Andrews (GB) eerder deze maand Groningen. Will gaf een lezing over wat voor invloed predatie op het leven van vogels heeft. Hij stelde dat het grootste effect van predatie indirect is. Predatie zou niet alleen tot directe sterfte leiden maar voornamelijk het gedrag van vogels beïnvloeden. Vogels zouden hun gedrag aanpassen om juist niet gepredeerd te worden. Zo moeten merels een afweging maken hoeveel vetreserves ze in hun lichaam opslaan. Een dikke merel kan langer zonder voedsel overleven maar kan moeilijker aan een sperwer ontsnappen. Als de merel daarentegen steeds vlakbij bosjes foerageert en snel kan wegduiken voor een sperwer kan hij alsnog veel vet opslaan. Een ander voorbeeld zijn tureluurs die in de winter in Schotland de keus hebben om op de kwelder of op het wad te foerageren. Op de kwelder is meer voedsel maar daar zitten ook sperwers en slechtvalken in de nabijgelegen bomen te wachten op een makkelijk slachtoffer. Jonge tureluurs worden door de oudere van het wad afgepest en moeten met koud weer alsnog naar de kwelder toe, wat tot gevolg heeft dat het grootste deel van de jonge tureluurs opgegeten wordt (zo’n 90 %). Zoals Jeroen Minderman tijdens zijn afstudeerproject bij Will heeft laten zien wordt het gedrag van de tureluurs niet alleen
beïnvloed door de predatoren maar ook door hun prooi. Als de tureluurs in dichte groepen zouden foerageren konden de sperwers ze moeilijker vangen. Maar omdat ze op kreeftjes foerageren die op hun beurt weer proberen weg te springen voor de tureluurs, foerageren ze in vrij losse groepen. Dat maakt het makkelijk voor de sperwers om een enkel individu van de groep te isoleren en te pakken. De tureluurs zitten dus met het aloude dilemma van eten en gegeten worden. Je kan je voorstellen dat ook onze kiekendieven het gedrag van hun prooien beïnvloeden. Daarbij zou je kunnen denken aan veldleeuweriken met gewichtsproblemen of bijvoorbeeld veldmuizen die liever ondergronds dan bovengronds verblijven nadat hun grasveldje gemaaid is, omdat ze dan veel meer aan kiekendieven en andere predatoren blootgesteld zijn. In Duitsland is eerder d.m.v. radiotelemetrie aangetoond dat de actieradius van een veldmuis kleiner is vóór dan na het maaien. Dan kunnen ze snel weer naar hun hol vluchten als de schaduw van een jagende Grauwe boven hun hoofd langskomt!
Data wintertellingen; 19 januari en 22 maart 2008
Data graanvelden tellingen; 10 en 24 november, 8 december 2007 Dwarsdiep debat met o.a. Ben Koks als gast. 30 november, Debatcentrum Dwarsdiep 20-22u. Locatie; cultureel studentencentrum Usva, Groningen (http://studium.hosting.rug.nl/dwarsdiep/)
1 November 2007
Monty’s Flying Circus
14
Omdat het Nederlandse Grauwe Kieken seizoen nu toch wel echt voorbij is, hebben we ook voor de prijsvraag wat exotischers bedacht. Dus reizen we deze keer mee met onze Grauwe Kieken naar dezelfde zone waar onze dames en heren nu zitten….
A) Welke sternachtige roofvogel heeft zich hier door Hans laten fotograferen in Niger? B) Wat is het stapelvoedsel van deze eveneens elegante roofvogel? C) Waar broedden deze relatief zeldzame vogels? D) Waarom hebben ze rode ogen? Oplossing van de vorige aflevering: 1) Het ging om een Grauwe Kiekendief 2) Het was een mannetje 3) Hij was in zijn tweede kalenderjaar 4) Hij heeft net op gemaaid luzerne een muis gevangen die hij kort nadat de foto genomen was ging opeten. Dit mannetje hing overigens op een luzerneveld in de Reiderwolderpolder rond dat bij de broedvogels ook erg in trek was. Eerst zou zendermannetje DJ daar gaan broeden, maar nadat zijn eerste vrouw hem in de steek had gelaten sloeg hij een nieuw vrouwtje aan de haak en ging kort daarop verhuizen naar het perceel waar hij uiteindelijk zijn jongen grootbracht. Na het vertrek van DJ zou mannetje geel 72 (zoon van de Noordbroekster zenderman geel 27 bijnaam Leo) met een geringde vrouw daar gaan broeden. Helaas zijn ze niet aan een nest begonnen, althans niet op die plek.
(
[email protected]) of (
[email protected])