Beste ouders, Uw zoon/dochter gaat volgend jaar naar de bovenbouw van de havo of het vwo: de Vernieuwde Tweede Fase. In die Tweede Fase worden aan leerlingen, naast een aantal gemeenschappelijke vakken, tal van keuzemogelijkheden aangeboden. In dit boekje wordt u uitgelegd welke keuzemogelijkheden er op het Onze Lieve Vrouwelyceum bestaan als het gaat over het kiezen van een profiel voor de Vernieuwde Tweede Fase en op welke wijze het kiezen van het juiste profiel voor die Vernieuwde Tweede Fase op het Onze Lieve Vrouwelyceum begeleid wordt. Bij het kiezen van het profiel moet er met veel zaken rekening worden gehouden: Uit welke vakken bestaat een profiel? Wat wordt er bij die vakken geëist en is dat haalbaar? Er moet een vak in de vrije ruimte worden gekozen: welk vak wordt dat en waarom? Kan ik meer dan één vak in de vrije ruimte kiezen? Vaak moeten er ook vakken binnen het profiel gekozen worden. Voor welke vervolgopleiding wordt er straks gekozen en welk profiel (of welk vak) is daarbij vereist? En als het nog niet zeker is welke vervolgopleiding er straks gevolgd gaat worden, wat is dan een verstandige keuze? Voldoende vragen waar u zelf nog een hele rij aan zult kunnen toevoegen. Uit bovenstaande blijkt dat het kiezen van het juiste profiel niet zo simpel is en de keuze grote consequenties heeft voor de vervolgopleiding en daarmee voor de toekomst. Daarom willen we op het Onze Lieve Vrouwe lyceum dit keuzeproces zo goed mogelijk begeleiden. Dit doen wij onder andere met behulp van de keuzebegeleidingslessen en de individuele gesprekken met mentor en/of decaan. We hebben daarbij ook uw hulp hard nodig.
Decaan havo: Mw. F.F. Huisman Decaan vwo: Hr. Drs. P.J.E. Roks
-1-
Begeleiding van het keuzeproces Het keuzeproces bevat o.a. de volgende onderdelen: Keuzebegeleidingslessen Gesprekken met de mentor Gesprekken met de decaan Prognose van de vakdocenten Inzicht in de examenprogramma’s Inzicht in de toelatingseisen van vervolgopleidingen Ouderavonden Uw rol Hieronder worden de verschillende onderdelen kort besproken. Keuzebegeleidingslessen Deze keuzebegeleidingslessen worden in de derde klas gegeven in periode 1 en periode 2. In een serie lessen, die voor een deel gegeven worden door de decaan en voor een deel door de mentor. We gebruiken daarvoor een digitaal LOB programma: Keuzeweb. De leerlingen werken met dit computerprogramma, maar kunnen tevens gebruik maken van de verdere informatie die geboden wordt door: www.dedecaan.net Dit programma gaat ervan uit dat bij het keuzeproces twee soorten informatie op elkaar afgestemd moeten worden: 1. Feitelijke informatie Deze informatie heeft o.a. te maken met vragen zoals: a. Wat is de inhoud van de verschillende vakken? b. Welke vervolgopleidingen zijn er? c. Welk profiel heb ik nodig voor een bepaalde vervolgopleiding? d. Welk beroepsperspectief past er bij een bepaalde opleiding? 2. Informatie over de leerling zelf Deze informatie heeft o.a. te maken met vragen zoals: a. Waar liggen mijn kwaliteiten? b. Waar gaat mijn interesse naar uit? c. Wat voor studiehouding heb ik? d. Wat is mijn keuzestijl? De mentor zal de lessen verzorgen die vooral met informatie over de leerling zelf te maken hebben, de decaan zal de lessen verzorgen waarin het accent ligt op de feitelijke, technische vragen.
-2-
Gesprekken met de mentor Bij het hele proces van leerlingbegeleiding op het Onze Lieve Vrouwelyceum speelt de mentor een cruciale rol. Dit heeft u in de eerste twee jaren al ervaren. Ook bij het kiezen van het juiste profiel is de mentor een belangrijke begeleider voor de leerling. Hij is de docent op school waar de leerling het meeste contact mee heeft en die de leerling het beste kent. Vandaar dat de mentor een deel van de keuzebegeleidingslessen geeft. Hij zal in individuele gesprekken met de leerling zeker ook de profielkeuze ter sprake brengen. Gesprekken met de decaan De decaan is verantwoordelijk voor het begeleiden van keuzeprocessen. Het is belangrijk dat een leerling het profiel kiest dat het beste bij hem past. Datzelfde geldt voor de vervolgopleiding. Daarom geeft de decaan een deel van de keuzebegeleidingslessen. Hij/zij heeft overleg met de mentor over de gekozen profielen van de verschillende leerlingen en heeft naar aanleiding daarvan, indien nodig, gesprekken met individuele leerlingen over hun profielkeuze. De decaan is de vraagbaak voor zowel de mentor, de leerling als de ouder. Prognose van de vakdocenten De leerlingen krijgen van alle vakdocenten van wie ze les hebben een prognose: de docenten maken een inschatting van de perspectieven die zij voor hun vak voor uw zoon/dochter zien in de bovenbouw. De prognoses hebben dus geen absolute waarde, maar dienen een belangrijke rol te spelen bij de uiteindelijke, definitieve profielkeuze. De prognoses zijn vaak een goede aanleiding voor een gesprek tussen leerling en vakdocent. Deze prognoses worden u schriftelijk meegedeeld. Bij het geven van de prognose worden de volgende categorieën gehanteerd:
Goede keuze Verwacht geen problemen Twijfel Verwacht wel problemen Zeer af te raden Wiskunde
++ + +-A, B, C, VP (verwacht problemen)
-3-
Inzicht in de examenprogramma’s In de Vernieuwde Tweede Fase kent het eindexamen twee componenten: 1. SE (Schoolexamen) Alle vakken kennen een schoolexamen. 2. CE (Centraal Examen) Nederlands, Engels, en vrijwel alle vakken in het profieldeel en de meeste vakken in de vrije ruime hebben een Centraal Examen. Voor
het SE wordt de volgende indeling gehanteerd: Toetsen (schriftelijk of mondeling) Praktische Opdrachten Profielwerkstuk Een groot werkstuk waarbij minstens één vak uit het profiel betrokken is. Het resultaat van het profielwerkstuk maakt onderdeel uit van het zogenaamde ‘combinatiecijfer’. Handelingsdeel Onderdelen die niet met een punt beoordeeld hoeven te worden, maar wel naar behoren dienen te zijn voldaan.
De kenmerken van het programma en de eindexamenstof van de verschillende vakken worden ter informatie achter in dit boekje bijgevoegd. Ouderavonden Naast de bekende ouderavonden, waarbij u de mentor en/of verschillende vakdocenten (of afdelingsleider, of decaan) kunt spreken, is er ook een specifieke ouderavond waar alles met betrekking tot de profielkeuze door de decaan wordt uitgelegd. Deze avond is op 15 september voor de ouders van de leerlingen van de 3 vwo-afdeling en op 16 september voor de ouders van de leerlingen van de 3 havo-afdeling. Rol ouders Wij kunnen op school nog zo goed ons best doen, uw rol in dit hele keuzeproces is ook erg belangrijk: uiteindelijk kent u uw kind het beste! Het is belangrijk dat uw kind bij zo’n lastige keuze uw steun ervaart. Als het gaat om het ontdekken van eigen kwaliteiten en interesses, kunt u uw zoon/dochter regelmatig een spiegel voorhouden en helpen het realiteitsgehalte van zijn/haar ideeën te verhogen. De opdrachten van Keuzeweb kunnen een uitstekende aanleiding zijn om met elkaar in gesprek te gaan. Overigens willen wij benadrukken dat het nu wel gaat om een profielkeuze en nog niet om een definitieve keuze voor een beroep of vervolgopleiding. Het is belangrijker dat leerlingen kijken naar de mogelijkheden die ze open willen houden en zich globaal oriënteren, dan dat ze zich vastleggen op één richting! -4-
Inzicht in de toelatingseisen van vervolgopleidingen In de keuzebegeleidingslessen zullen we de leerlingen uitgebreid laten kijken naar toelatingseisen, die de verschillende opleidingen stellen. Óók u kunt toegang krijgen tot www.dedecaan.net waar u een overzicht vindt van alle opleidingen en toelatingseisen die gesteld worden. Tevens kunt u gelijk eens met uw zoon/dochter meekijken naar de opdrachten die gemaakt zijn in Keuzeweb. Overstap van 5 havo naar 5 vwo Het is in de Vernieuwde Tweede Fase mogelijk om over te stappen van 5 havo naar 5 vwo. Het is daarbij wel belangrijk om met de volgende zaken rekening te houden:
Het vwo kent géén profiel zonder wiskunde Op het vwo is een tweede vreemde taal verplicht in het gemeenschappelijke deel. Het vwo kent het vak NLT niet, alleen natuurkunde. De leerling zal altijd één vak extra moeten nemen in zijn of haar vrije deel.
Tijdspad
15 september: voorlichting profielkeuze voor ouders van de leerlingen van 3 vwo 16 september: voorlichting profielkeuze voor ouders van de leerlingen van 3 havo Begin oktober: start Keuzebegeleidingslessen. Rapport periode 1 en rapport periode 2: prognoses van de vakdocenten 28 januari 2015: vakkenvoorlichtingsavond Week 6: voorlopige profielkeuze Februari – april: gesprekken met leerlingen (en ouders) n.a.v. de profielkeuze. Week 15: definitieve profielkeuze.
-5-
De Profielen Leerlingen kunnen kiezen uit 4 profielen:
Natuur en Techniek Natuur en Gezondheid Economie en Maatschappij Cultuur en Maatschappij
Elk profiel bestaat uit: A. Een gemeenschappelijk deel B. Een profieldeel C. De vrije ruimte Op de volgende bladzijden gaan we verder in op de inhoud van deze drie delen.
Actueel De wet geeft een kader aan voor de keuzemogelijkheden. Elke school kan binnen dit kader eigen keuzes maken. Het OLV overweegt die keuzes op korte termijn aan te passen.
-6-
A. Gemeenschappelijk deel Het gemeenschappelijke deel is voor alle profielen gelijk en voor alle leerlingen verplicht. havo Landelijk verplicht:
Nederlands Engels lichamelijke opvoeding culturele kunstzinnige vorming (CKV) maatschappijleer profielwerkstuk
atheneum & gymnasium Landelijk verplicht:
Eén
Schooleigen invulling:
levensbeschouwing loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB) deelname werkweek mentorbegeleiding
Nederlands Engels lichamelijke opvoeding culturele kunstzinnige vorming (CKV) / klassieke culturele vorming (KCV)* algemene natuurwetenschappen (ANW) maatschappijleer profielwerkstuk vak kiezen uit: Frans Duits Grieks (gymn.) Latijn (gymn.)
Schooleigen invulling:
levensbeschouwing loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB) deelname werkweek mentorbegeleiding
* Voor Atheneumleerlingen: CKV, voor Gymnasiumleerlingen: KCV
-7-
B. Profieldeel: Cultuur en Maatschappij (CM) havo
geschiedenis maatschappijwetenschappen
Eén vak kiezen uit: Frans Duits Eén vak kiezen uit: muziek tekenen
atheneum & gymnasium
geschiedenis maatschappijwetenschappen
Eén vak kiezen uit: Wiskunde A Wiskunde C Eén vak kiezen uit: Frans Duits Latijn (gymn.) Grieks (gymn.) muziek tekenen
C.1. Vrije deel
Frans Duits tekenen muziek wiskunde A aardrijkskunde economie biologie bewegen, sport en maatschappij
Frans Duits Latijn (gymn.) Grieks (gymn.) tekenen muziek aardrijkskunde economie biologie bewegen, sport en maatschappij Spaans elementair
-8-
B.2. Profieldeel: Economie en Maatschappij (EM) havo
geschiedenis economie wiskunde A aardrijkskunde
atheneum & gymnasium
geschiedenis economie aardrijkskunde
Eén vak kiezen uit: Wiskunde A Wiskunde B
C.2. Vrije deel
Frans Duits tekenen muziek maatschappijwetenschappen biologie bewegen, sport en maatschappij informatica management & organisatie
Frans Duits Grieks (gymn.) Latijn (gymn.) tekenen muziek maatschappijwetenschappen biologie bewegen, sport en maatschappij informatica management & organisatie Spaans elementair
-9-
B.3. Profieldeel: Natuur en Gezondheid (NG) havo
biologie scheikunde natuur, leven en technologie
Eén vak kiezen uit: wiskunde A wiskunde B
atheneum & gymnasium
biologie scheikunde natuurkunde
Eén vak kiezen uit: wiskunde A wiskunde B
C.3. Vrije deel
Frans Duits tekenen muziek aardrijkskunde economie bewegen, sport en maatschappij natuurkunde informatica
Frans Duits Grieks (gymn.) Latijn (gymn.) tekenen muziek aardrijkskunde economie bewegen, sport en maatschappij informatica
- 10 -
B.4. Profieldeel: Natuur en Techniek (NT) havo
natuurkunde scheikunde wiskunde B informatica
atheneum & gymnasium
natuurkunde scheikunde wiskunde B informatica
C.4. Vrije deel
Frans Duits tekenen muziek economie biologie natuur, leven en technologie
Frans Duits Grieks (gymn.) Latijn (gymn.) tekenen muziek economie biologie
- 11 -
OVERZICHT EINDEXAMENVAKKEN TWEEDE FASE OP ALFABET Aardrijkskunde Elke dag worden we overspoeld met nieuws over de aarde en haar bewoners, bv. de uitbreiding van de EU, conflicten in het Midden-Oosten, natuurrampen, grote stedenproblematiek. Bij aardrijkskunde leer je je een kritisch beeld te vormen van je eigen omgeving, Nederland, Europa en de rest van de wereld. Je krijgt als het ware een kader om al die actualiteiten in te plaatsen. Je bestudeert overeenkomsten en verschillen in de wijze waarop mensen ergens in de wereld omgaan met de ruimte om hen heen en de gevolgen die dit gedrag heeft voor landschap en maatschappij oftewel: wat ontwikkelt zich waar en waarom juist daar? De fysische geografie bekijkt zaken als: klimaatverandering, milieuvervuiling, aardbevingen, de strijd tegen het water. De sociale geografie onderzoekt bv. de Derde Wereldlanden, de opkomst van China, de plaats van de Nederlandse industrie in Europa en het dichtslibben van de Randstad. Kortom aardrijkskunde brengt de wereld in je bol. Algemene natuurwetenschappen (ANW) (bij vwo in het gemeenschappelijke deel) Het vak geeft de leerlingen een overzicht van wat er in grote lijnen in de natuurwetenschappen gebeurt en wat daarvan de invloed is op onze samenleving. De vragen waar het bij ANW om draait zijn: Welke verschijnselen op aarde en in het heelal worden door de natuurwetenschappen bestudeerd? Hier worden met name verschijnselen bedoeld, die verband houden met het menselijk leven. Wat hebben de verschillende natuurwetenschappelijke theorieën in grote lijn te zeggen over de mens ? Hoe gaat het ontdekken en verklaren van regelmaat in verschijnselen op aarde en in het heelal in zijn werk ? Welke invloed hebben wetenschap en techniek op het leven op aarde ? Nieuwe elementen voor de leerlingen zijn de reflectie, de filosofische bespiegeling, de economische en maatschappelijke context en de popularisatie van de natuurwetenschappen. Het programma biedt vier thema's, te weten: leven, biosfeer, materie en heelal. ANW is niet bedoeld als een funderend vak voor de natuurwetenschappelijke vakken in de N- profielen. Het vak wordt alleen in de vierde klas gegeven. Het examen kent alleen een SE. Het SE bestaat uit twee toetsen en één praktische opdracht.
- 12 -
Bewegen, sport en maatschappij (BSM) De studielast voor havo is 320 uur. De studielast voor vwo is 440 uur. Het vak bewegen, sport en maatschappij is een keuze examenvak. Het is in het vrije deel te kiezen bij de profielen: CM, EM, NG. Het vak bestaat uit een breed en gevarieerd programma, waarin veel verschillende aspecten van sport en bewegen aan bod komen zoals: -
uitbreiden van de eigen bewegingsbekwaamheid (Bewegen en vaardigheden) leren organiseren en begeleiden van bewegen inzicht krijgen in de relatie bewegen en gezondheid de positie van bewegen en sport in onze samenleving
Je leert hoe je je eigen bekwaamheid op deze terreinen kunt verbeteren. In vervolgopleidingen wordt vaak een beroep gedaan op samenwerken, presenteren en leidinggeven, vaardigheden die bij BSM veel aan bod komen. Het programma vraagt om een actieve rol van jou als leerling. Ook de meer theoretische onderwerpen hebben namelijk de meeste waarde als zij in dienst staan van het praktisch handelen. BSM is dus vooral een praktisch vak met veel aandacht voor vaardigheden en eigen bekwaamheid. Je sluit het vak af met een schoolexamencijfer, bestaande uit: -
toetsen met gesloten en open vragen vaardigheidstoetsen praktische opdrachten
Het schoolexamencijfer telt mee in de zak-/slaagregeling van het eindexamen. Leerlingen die voor BSM kiezen zijn verplicht om in klas 4 (havo en vwo) deel te nemen aan een driedaagse survival. Deze survival vindt plaats in de Belgische Ardennen onder professionele begeleiding. De kosten zijn voor rekening van de leerling/ouders en bedragen zo’n € 190,00. Tevens schaft iedere leerling een polo aan van € 17,50 bij aanvang van klas 4. Biologie Het nieuwe eindexamenprogramma voor de bovenbouw van havo en vwo is goedgekeurd. De vierde klassen van schooljaar 2013-2014 starten als eerste cohort met dit nieuwe examenprogramma. De doelstelling bij de ontwikkeling was beter biologieonderwijs gebaseerd op de modernste inzichten, ook wel "nieuwe biologie" genoemd. Centraal daarin staat het structurele gebruik van contexten. Daarnaast is uitgangspunt van het nieuwe programma meer actueel, relevant en samenhangend biologieonderwijs. - 13 -
Het programma omvat de volgende domeinen: havo Domein A: Vaardigheden: informatievaardigheden gebruiken, communiceren, reflecteren op leren, studie en beroep, onderzoeken, ontwerpen, modelvorming, natuurwetenschappelijk instrumentarium, waarderen en oordelen, beleven, vormfunctiedenken, ecologische denken, evolutionair denken, systeem denken, contexten, kennisontwikkeling en -toepassing. Domein B: Zelfregulatie: Eiwitsynthese, stofwisseling in de cel, stofwisseling van het organisme, zelfregulatie van het organisme, afweer van het organisme, beweging van het organisme, waarneming van het organisme, regulatie van ecosystemen Domein C: Zelforganisatie: Zelforganisatie van cellen, zelforganisatie van het organisme, zelforganisatie van ecosystemen. Domein D: Interactie: Moleculaire interactie, gedrag en interactie, seksualiteit, interactie in ecosystemen. Domein E: Reproductie: DNA-replicatie, levenscyclus van de cel, voortplanting van het organisme, erfelijke eigenschap. Domein F: Evolutie: Selectie, soortvorming en biodiversiteit.
vwo Domein A: Vaardigheden: informatievaardigheden gebruiken, communiceren, reflecteren op leren, studie en beroep, onderzoeken, ontwerpen, modelvorming, natuurwetenschappelijk instrumentarium, waarderen en oordelen, beleven, vormfunctiedenken, ecologische denken, evolutionair denken, systeem denken, contexten, kennisontwikkeling en -toepassing. Domein B: Zelfregulatie: Eiwitsynthese, stofwisseling in de cel, stofwisseling van het organisme, zelfregulatie van het organisme, afweer van het organisme, beweging van het organisme, waarneming van het organisme, regulatie van ecosystemen - 14 -
Domein C: Zelforganisatie: Zelforganisatie van cellen, zelforganisatie van het organisme, zelforganisatie van ecosystemen. Domein D: Interactie: Moleculaire interactie, cellulaire interactie, gedrag en interactie, seksualiteit, interactie in ecosystemen. Domein E: Reproductie: DNA-replicatie, levenscyclus van de cel, reproductie van het organisme. Domein F: Evolutie: Selectie, soortvorming, biodiversiteit, ontstaan van het leven. Het examen bestaat uit een SE-cijfer en een CE-cijfer. De onderdelen van het SE-cijfer zijn theorietoetsen, praktische opdrachten en handelingsdelen deel uit. Onder praktische opdrachten vallen zowel (korte) practica als grote praktische opdrachten (individueel of in groepsverband). Culturele en kunstzinnige vorming (CKV) (verplicht in het gemeenschappelijke deel, behalve op het Gymnasium) Culturele en kunstzinnige vorming is een vak voor iedereen, dus ongeacht het profiel. Er wordt deelgenomen aan culturele activiteiten zoals het bezoeken van een tentoonstelling, kunstcollectie, concert, dans- en filmvoorstelling, toneelstuk, architectuur- en beeldenroute e.d. Kennis van kunst en cultuur wordt middels thema's aangereikt. Er wordt praktisch gewerkt; denk daarbij aan het uitvoeren van een schrijfopdracht, acteren, dansen, musiceren, componeren, maken van schetsen, fotoreportage, videopresentatie, enz.; een en ander afgestemd op wat de leerling kan en wil. CKV1 is ervaringsgericht kunstonderwijs. Het examenprogramma van CKV1 bestaat uit vier domeinen: zie de onderstreepte woorden in deze tekst. Het examen voor CKV1 bestaat alleen uit een SE. Het SE kent alleen een handelingsdeel: in het Kunstdossier doet de leerling verslag van alle activiteiten, maar vooral ook van zijn keuzes, ervaringen en waarderingen.
Economie De economische grondbeginselen worden uitgelegd aan de hand van actuele, maatschappelijke vraagstukken. De maatschappelijke thema’s worden in samenhang gezien met gezinnen, markten, overheden, ondernemingen en not for profit organisaties. De economische theorie gaat over keuze, ruil, geld, markt, tijd, samenwerking, kringloop en voor- en tegenspoed. Enkele voorbeelden van thema’s zijn: nationale en internationale economie, produceren en consumeren, vraag en aanbod, kosten en opbrengsten, inkomsten en inkomensverdeling, arbeid, banken, buitenland, vervoer, milieu, welvaart, groei. - 15 -
Van de leerlingen wordt verwacht dat ze: -
de juiste bronnen kunnen vinden reken- en taalvaardig zijn om kunnen gaan met de computer informatie kunnen verzamelen, ordenen en bewerken logisch consistent kunnen redeneren conclusies kunnen trekken
Het vak economie wordt afgesloten met een examen dat samengesteld wordt uit schoolexamens en een centraal examen. De schoolexamens bestaan uit klasexperimenten en enkele toetsen. Het vak economie kan binnen het profiel EM ook gekozen worden voor het maken van het profielwerkstuk. Engels (verplicht in het gemeenschappelijke deel) Engels is in de Tweede Fase een verplicht vak. Het eindexamenprogramma bevat de volgende domeinen: a. Leesvaardigheid; een leerling moet in staat zijn een grote verscheidenheid aan teksten te lezen, zowel literaire teksten als krantenartikelen. b. Schrijfvaardigheid; een leerling moet in staat zijn een brief of verslag in het Engels te schrijven en moet gebruik leren maken van tekstverwerking. c. Luistervaardigheid; een leerling moet in staat zijn een gesprek in het Engels te volgen; tevens zal hij moeten leren om hierbij aantekeningen te maken. d. Spreekvaardigheid; een leerling moet in staat zijn een gesprek in het Engels te voeren en moet tevens een presentatie in deze taal kunnen houden. e. Literatuur. (alleen een schoolexamen op vwo-niveau) f. Oriëntatie op studie en beroep. Het SE heeft betrekking op de domeinen B, C en D (presentatie 4 havo & mondeling 5 havo); het bestaat uit toetsen, een handelingsdeel en binnen het profiel CM mogelijk een profielwerkstuk. Het CE gaat over domein A en bestaat uit een aantal teksten met zowel open als gesloten vragen. Frans/Duits Het eindexamenprogramma bevat de volgende domeinen: a Leesvaardigheid; een leerling moet in staat zijn een grote verscheidenheid aan teksten te lezen, zowel literaire teksten als krantenartikelen. b Schrijfvaardigheid; een leerling moet in staat zijn een brief of verslag in het Frans/Duits te schrijven en moet gebruik leren maken van tekstverwerking. c Kijk- luistervaardigheid; een leerling moet in staat zijn een gesprek in het Frans/Duits te volgen; hij zal moeten leren om hierbij aantekeningen te maken. Tevens wordt er kijkvaardigheid getraind. - 16 -
d Spreekvaardigheid; een leerling moet in staat zijn een gesprek in het Frans/Duits te voeren en moet tevens een presentatie in deze taal kunnen houden. e Literatuur. f Oriëntatie op studie en beroep. Het SE heeft betrekking op de domeinen B, C, D en E. Het CE gaat over domein A en bestaat uit een aantal teksten met zowel open als gesloten vragen. Geschiedenis Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen en uit de volgende domeinen: Domein A: Historisch besef, historische vaardigheden Domein B: Oriëntatiekennis, de tien tijdvakken (zie verderop) Domein C: Thema's Domein D: Geschiedenis van de rechtsstaat en van de parlementaire democratie Domein E: Oriëntatie op studie en beroep Centraal examen Vanaf 2015 (vwo en havo) geldt: Het centraal examen heeft betrekking op de domeinen A en B, dus op historisch besef en oriëntatiekennis. Schoolexamen Vanaf 2015 (vwo en havo) geldt: Het schoolexamen heeft betrekking op de domeinen A, C en D, en op ten minste de domeinen en subdomeinen waarop het centraal examen geen betrekking heeft; indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: een of meer domeinen of subdomeinen waarop het centraal examen betrekking heeft. Dit betekent dat domein B, oriëntatiekennis, deel mag uitmaken van het schoolexamen. Voor domein B zullen sommige kenmerkende aspecten nader worden gespecificeerd in de vorm van historische contexten. Historische contexten in het centraal examen Domein B van het examenprogramma geschiedenis heeft betrekking op ´oriëntatiekennis´, algemene kennis op hoofdlijnen van de geschiedenis, opgesteld vanuit een Europees/Nederlands perspectief en ingedeeld in tien tijdvakken waarvan ´kenmerkende aspecten´ worden omschreven. Het doel van ´oriëntatiekennis' is dat leerlingen zich kunnen oriënteren in een chronologische ontwikkeling van eeuwen, met name wat betreft de Europese geschiedenis´. Het gaat om een referentiekader dat kandidaten moeten kunnen gebruiken. Daartoe moeten zij de namen en tijdsgrenzen van de tijdvakken kennen. Maar er is meer. Elk tijdvak moet ook gekend worden via een globale inhoud. Deze inhoud is omschreven in ´kenmerkende aspecten´ van tijdvakken. Dat zijn er - 17 -
49. Voor elk van deze 49 aspecten geldt dat de kandidaat ´een passend voorbeeld´ moet kunnen geven ´van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel een gedachtegang van een persoon en vervolgens dit voorbeeld moet kunnen gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken´. Verder worden voor een aantal kenmerkende aspecten de voorbeelden van een gebeurtenis, ontwikkeling, et cetera niet overgelaten aan de individuele leerling, maar worden ze aangewezen. De voorbeelden worden gezocht in samenhangende contexten. Een aantal kenmerkende aspecten worden zodoende meer aan elkaar gekoppeld. In de praktijk betekent dit dat een aantal kenmerkend aspecten nader wordt uitgewerkt. Om welke contexten gaat het? Voor havo zijn b.v voor het centraal examen van 2015 drie historische contexten beschreven, voor vwo vier. havo De Republiek in de zestiende en zeventiende eeuw Duitsland 1871-1945 De Koude Oorlog vwo De Republiek in de zestiende en zeventiende eeuw Democratische revoluties Duitsland 1871-1945 De Koude Oorlog De 10 tijdvakken: - tijdvak 1: van jagers en boeren (3000 voor Christus) / Prehistorie - tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen (3000 voor Christus – 500) / Oudheid - tijdvak 3: tijd van monniken en ridders (500 – 1000) / vroege Middeleeuwen - tijdvak 4: tijd van steden en staten (1000 – 1500) / hoge en late Middeleeuwen - tijdvak 5: tijd van ontdekkers en hervormers (1500 – 1600) / Renaissancetijd / 16e eeuw - tijdvak 6: tijd van regenten en vorsten (1600 – 1700) / Gouden Eeuw / 17e eeuw - tijdvak 7: tijd van pruiken en revoluties (1700 – 1800) / eeuw van de Verlichting / 18e eeuw - tijdvak 8: tijd van burgers en stoommachines (1800 – 1900) / industrialisatietijd / 19e eeuw - tijdvak 9: tijd van de wereldoorlogen (1900 – 1950) / eerste helft 20e eeuw - tijdvak 10: tijd van televisie en computer (vanaf 1950) / tweede helft 20e eeuw Tenslotte moet je er natuurlijk rekening mee houden dat je bij geschiedenis veel te maken krijgt met teksten en prenten en dat het absoluut geen vak is van alleen van buiten leren, maar dat begrijpen en verklaren een zeer belangrijke rol spelen. - 18 -
Informatica Informatica is zowel op de havo als op het vwo in de bovenbouw te kiezen o In de vrije ruimte bij de profielen: EM & NG Het is een profielvak in het profiel NT De klassen waar het vak Informatica wordt gegeven: o Op de havo: klas 4 en 5 o Op het vwo: klas 4, 5 en 6 Het programma behandelt op de havo-afdeling dezelfde onderwerpen als op de vwo-afdeling. Het verschil is vooral terug te vinden in: - de diepgang van de stof - de grootte van het project - het niveau van de praktische opdrachten. Het programma van Informatica geeft een brede kijk op en besteedt aandacht aan: o Informatie- en communicatietechnologie en informatieverwerking o Algoritmen o Programmeren o Hardware o Netwerken o Relationele database (Acces en MySQL) o Projectmanagement o Programmeren in een webttaal (html, php – mysql) o Leuke verrijkingsmogelijkheden voor rappe leerlingen De projectopdracht neemt een belangrijke plaats in. Het vak past goed bij alle vier de profielen. Informatica heeft namelijk raakvlakken met de talen (bijv.: communicatie), exacte vakken (bijv.: abstracties, algoritmen) en maatschappijvakken (bijv.: projectmanagement). Het programma van Informatica kent een grote variëteit in werkvormen. Belangrijke werkvormen zijn het maken van praktische opdrachten en het uitvoeren van een projectopdracht in groepsverband. Het vak Informatica is zeer geschikt als voorbereiding op elk denkbare vervolgopleiding, doordat: o er veelvuldig een appel gedaan wordt op gestructureerd denken. o problemen herkenbaar gemaakt worden en opgelost worden d.m.v. diagrammen. o er geen enkele vervolgopleiding is die niet met ICT-kennis en vaardigheden werkt Het examen bestaat alleen uit een SE (schoolexamen). Van dit SE maken toetsen (40% - 45%) en praktische opdrachten (55% - 60%) deel uit. Klassieke Culturele Vorming (KCV) In de gymnasiumstroom is KCV een verplicht vak; voor gymnasiasten vervalt CKV.
- 19 -
Het gaat bij het vak KCV niet zozeer om weetjes als wel om het vormen van een eigen mening en oordeel. Het vak gaat uit van de ‘bakermat van de Europese beschaving’, Griekenland en Rome. Bij KCV worden o.a. literaire teksten in vertaling gelezen, maar deze teksten vervullen slechts een ondersteunende rol: het gaat om de klassieke oudheid en de doorwerking daarvan in brede zin. Schouwburgbezoek, musea, film etc. zijn daarbij onmisbaar. Aan de hand van diverse thema’s besteedt het vak KCV aandacht aan een vijftal domeinen: - het verhalengoed uit de Griekse/Romeinse mythologie en geschiedenis - toneel - beeldende kunst - bouwkunst - filosofie Het OLV wil de gymnasiumleerlingen graag cultureel breder opleiden. Daarom volgen alle leerlingen uit 4 vwo hetzelfde culturele programma, waarbij CKV en KCV samenvallen. Zo komen ook de gymnasiumleerlingen in aanraking met allerlei (moderne) cultuur- en kunstuitingen. Uiteraard worden er voor de gymnasiasten klassieke accenten aangebracht. De verdere studielast voor KCV wordt opgenomen in de afzonderlijke vakken Latijn en Grieks. Op die manier kan bij beide vakken de achtergrond van een tekst worden uitgediept. Wel worden tijdens de lessen Latijn/Grieks de KCVonderdelen apart becijferd. KCV kent alleen een SE, dat bestaat uit toetsen met open en gesloten vragen en een praktische opdracht. De praktische opdracht wordt gekoppeld aan de Griekenlandexcursie, die zal plaatsvinden in de OLV-week van april. Latijn Anders dan vroeger gaat het bij Latijn niet alleen om het lezen en vertalen van antieke teksten; belangrijk is ook wat deze teksten ons nu nog te zeggen hebben. Na het afronden van de grammatica in V4 lezen we diverse genres, waarbij ook de cultuurhistorische achtergrond van de teksten ruim aan bod komt. In het examenjaar wordt een landelijk vastgestelde auteur gelezen. Het examencijfer wordt bepaald door het gemiddelde van het SE en het CE. Het SE gaat over de behandelde genres en bestaat uit open en gesloten vragen en het maken van een vertaling die gemiddeld voor 40 % het SE- cijfer bepaalt. Daarnaast kan Latijn onderdeel zijn van het profielwerkstuk. Het CE bestaat uit toetsen met open en gesloten vragen over de gelezen examenauteur en het maken van een vertaling met behulp van een woordenboek. - 20 -
Grieks Anders dan vroeger gaat het bij Grieks niet alleen om het lezen en vertalen van antieke teksten; belangrijk is ook wat deze teksten ons nu nog te zeggen hebben. Na het afronden van de grammatica in V4 lezen we diverse genres, waarbij ook de cultuurhistorische achtergrond van de teksten ruim aan bod komt. In het examenjaar wordt een landelijk vastgestelde auteur gelezen. Het examencijfer wordt bepaald door het gemiddelde van het SE en het CE. Het SE gaat over de behandelde genres en bestaat uit open en gesloten vragen en het maken van een vertaling die gemiddeld voor 40 % het SE- cijfer bepaalt. Daarnaast kan Grieks onderdeel zijn van het profielwerkstuk. Het CE bestaat uit toetsen met open en gesloten vragen over de gelezen examenauteur en het maken van een vertaling met behulp van een woordenboek. Levensbeschouwing (verplicht in het gemeenschappelijke deel) Het doel van het vak levensbeschouwing is leren gebeurtenissen, de wereld, de mensen om je heen te bestuderen vanuit de centrale vraag naar de zin, de betekenis van alles. Het is typisch voor de mens hierover na te denken en de antwoorden op de zinvraag vorm te geven in rituelen, symbolen en verhalen. In de bovenbouw wordt bestudeerd hoe het christendom (havo/vwo), het Jodendom, de islam, het hindoeïsme en het boeddhisme (vwo) dit gedaan hebben. Naast de aandacht voor grote levensbeschouwelijke stromingen wordt substantieel aandacht besteed aan ethiek, de vraag naar het menselijk handelen met het oog op (meer) humaniteit. Ook thema’s uit de filosofie kunnen aan de orde komen. Het examen bestaat alleen uit een schoolexamen. De vorm is een portfolio waarin alle toetsen en persoonlijke verwerkingen een plaats krijgen. Maatschappijleer “Wat is Nederland voor een land?”. Dit is de titel van een lesmethode maatschappijleer. En die titel is zo gek nog niet, want juist bij maatschappijleer kijken we eens goed naar Nederland als land maar vooral ook als samenleving. Daarbij worden een aantal thema’s centraal gesteld, namelijk:
Nederland als rechtsstaat De parlementaire democratie Nederland een verzorgingsstaat Nederland als pluriforme samenleving - 21 -
Maatschappijleer is een verplicht vak in het gemeenschappelijk deel. Het examen bestaat alleen uit een SE. Dit SE bestaat uit toetsen en opdrachten. Maatschappijwetenschappen Altijd al een bijzondere interesse in mensen? In hoe mensen samenleven? Waarom mensen soms wat anders zijn dan andere mensen. Hoe we in Nederland besluiten nemen? Waarom de criminaliteit daalt of misschien juist stijgt? Of er over twintig jaar nog kranten zijn of alleen nog maar internet? Waarom ontwikkelingslanden zo arm zijn of misschien eigenlijk wel erg rijk? Hoe sterk de macht van Europa is in Nederland? Waarom het belangrijk is dat je rechten gerespecteerd worden (en die van anderen ook). Allemaal vragen (en nog veel meer) die aan bod komen bij het vak maatschappijwetenschappen. Een keuzevak in het profieldeel van de profielen economie en maatschappij en cultuur en maatschappij. Daarnaast kan het vak ook gekozen worden als vrij examenvak. Het vak kent naast een SE ook een CE. Het is een vak dat een goede introductie is op verschillende beroepsvelden in de maatschappij die te maken hebben met de mens en de maatschappij. Richtingen zoals psychologie, recht, onderwijs, sociologie, medicijnen, zorg, antropologie enzovoort. Management en organisatie Management en organisatie leert leerlingen hoe zij vraagstukken binnen een organisatie kunnen benaderen vanuit de positie van de leidinggevende. Daarnaast leert men bedrijfseconomische vraagstukken vanuit het perspectief van verschillende betrokkenen zoals het management, het personeel, de vermogensverschaffers of de omwonenden te benaderen. Kern van het vak zijn de zogenaamde strategische vaardigheden waarmee men leert op een systematische wijze bedrijfseconomische vraagstukken te analyseren en op te lossen. Bedrijfseconomische begrippen en werkwijzen worden toegelicht en men krijgt inzicht in de organisatie van bedrijfsprocessen. Voor onderwerpen die met geld te maken hebben, is cijfermatig inzicht gewenst. Het vak management en organisatie wordt afgesloten met een examen dat samengesteld wordt uit schoolexamens en een centraal examen. De schoolexamens bestaan uit een praktische opdracht en enkele toetsen. Muziek Muziek is een veelzijdig vak; veelzijdig als je kijkt naar de vakinhoudelijke kennis en vaardigheden, veelzijdig ook als je nagaat hoe talrijk de algemene vaardigheden zijn die bij muziek worden getraind.
- 22 -
Vakinhoudelijk: Muziek is een vak met diverse praktische invalshoeken zoals zingen, spelen, ritmes tikken, melodietjes treffen, luisteren, componeren/improviseren; uiteraard heeft muziek ook een theoretische kant waarbij je kennis van de algemene muziekleer en de muziekgeschiedenis en enig stijlbegrip opdoet; daarbij wordt er geen tekstboek gehanteerd maar ga je met behulp van werkbladen veel werken aan de p.c.; de leerstof is thematisch geordend en wordt in de volgende modules aangeboden: a. Oriëntatie (korte rondgang door de tijd; eerste solfègeoefeningen) b. Popstijlen (belangrijkste stromingen binnen de pop-/rockmuziek c. Sprookjesmuziek (sprookjes ‘verteld’ door het symfonieorkest) d. Dansend door de tijd (met dansmuziek steeds verder terug in de tijd) e. Zingend met de tijd mee (uitingen van vocale muziek van toen tot nu) f. Op onderzoek en herhaling g. Capita selecta (belangrijke onderwerpen) Algemene vaardigheden: Bij het samen musiceren gaat het om samenwerken met oog en oor voor elkaar; samen musiceren leidt ook tot presenteren met een toenemend zelfvertrouwen, ook wanneer anderen naar je luisteren; Componeren/improviseren stimuleert de vindingrijkheid en geeft ruimte aan je eigenheid; Training van luistervaardigheid leidt tot gedetailleerd waarnemen en tot steeds meer diepgang; Met name module 6 vraagt om nauwkeurig werken, om systematische ordening van de bevindingen, kortom traint algemene onderzoeksvaardigheden; De rondgangen door de muziekgeschiedenis leiden ook tot een breder inzicht in kunst en cultuur door de eeuwen heen, en last but not least: plezier in muziek leidt tot plezier in school in het algemeen. Aansluiting onderbouw – bovenbouw: In wezen heeft het vak muziek in de bovenbouw dezelfde componenten als in de onderbouw, maar dan veel uitgebreider, intensiever, completer, op een hoger niveau. Iedere leerling die op het OLV de onderbouw heeft doorlopen, kan muziek kiezen. Je hoeft aan het einde van klas 3 dus geen instrument te kunnen bespelen, zoals door velen wordt gedacht. Wél moet je, als je thuis nog geen instrument of alleen een drumstel hebt, aan het begin van klas 4 een keyboard aanschaffen. Tot slot: het vak muziek kent enkele Schoolexamens en wordt afgerond met het Centraal Examen.
- 23 -
Natuurkunde In het vak natuurkunde wordt een groot aantal verschijnselen bestudeerd, verdeeld over de volgende hoofdonderwerpen: havo vwo - beweging, kracht en energie - beweging, kracht en energie - licht en geluid - licht en het oog - warmte - elektrische stroom - elektrische stroom - trillingen en golven - technische automatisering/ - geluid signaalverwerking - radioactiviteit - technische automatisering/ signaalverwerking - elektromagnetisme - gas en vloeistof - kernfysica - radioactiviteit - elektromagnetisme - kernfysica - atoomfysica - sterrenkunde Deze onderwerpen worden zowel theoretisch als praktisch aan de orde gesteld. Sommige thema’s komen bij het totaalvak uitvoeriger aan de orde. Van leerlingen wordt verwacht dat zij interesse hebben in het oplossen van problemen. De leerling dient vaardigheden te bezitten dan wel te ontwikkelen voor het uitvoeren van (gestuurde) practica, maar ook voor het zelfstandig opzetten van proeven en het verwerken van meetresultaten. Voor natuurkunde is een goede kennis van wiskunde noodzakelijk. Het examen bestaat uit een CE en een SE. Van het SE maken toetsen, praktische opdrachten en eventueel een profielwerkstuk deel uit. Nederlands (verplicht in het gemeenschappelijke deel) Het eindexamenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: a. Leesvaardigheid. b. Mondelinge taalvaardigheid. c. Schrijfvaardigheid. d. Argumentatieve vaardigheden. e. Literatuur. f. Oriëntatie op studie en beroep. Zowel voor havo als vwo heeft het CE betrekking op de vaardigheden uit de domeinen A en D; deze worden getoetst aan de hand van vragen en opdrachten bij een aantal teksten; daaronder valt een samenvattingopdracht. Het opstel behoort niet meer tot het centraal examen. Het SE voor Nederlands heeft betrekking op de domeinen B, C en D. Het bestaat uit toetsen, een handelingsdeel (schrijfdossier) en binnen het profiel CM mogelijk een profielwerkstuk. Literatuur wordt alleen bij het SE getoetst. - 24 -
Natuur, Leven en Techniek (NLT) In het onderwijs bestaat te weinig samenhang tussen de bètavakken, terwijl juist nu alle interessante vernieuwingen op het snijvlak liggen van scheikunde, natuurkunde en biologie. De kunst is om de leerling te inspireren door het concept van onderwerpen uit de techniek in onze moderne wereld te ontdekken. Om deze problemen te tackelen is een nieuw bètavak (NL&T) ontwikkeld. Hierin wordt ervan uitgegaan dat iedere leerling, zeker ook de meisjes, te prikkelen is voor techniek mits de werkelijkheid grijpbaar wordt gemaakt en daardoor begrijpbaar. Het vak wordt modulair opgezet of bestaat zogezegd uit een groot aantal projecten. Elke leerling moet in groepsverband voor zijn schooleindexamen drie of vier projecten hebben afgewerkt. Er is geen centraal eindexamen. Gewone luisterlessen behoren tot het verleden. Aan de slag met handen en hersens. Laat de creativiteit de vrije loop. Zoek naar verbanden en ontwerp zelf een nieuw concept. De saaiheid voorgoed verdwenen uit school, laat maar komen dat nieuwe bètavak! Het vak biedt de uitdaging om met een groepje te werken aan een project over een item van deze moderne tijd, naadloos passend op mijn interesse. Natuur, Leven en Techniek lijkt samenhang te vertonen en een visie te geven op mijn toekomst, zeker die in de moderne technologie. Laat me een huis ontwerpen in het tekenprogramma autocad, sterkteberekeningen uitvoeren met een wiskunderekenprogramma, met de gemeente onderhandelen over de bouwvergunning, een koper vinden van het ontwerp en wellicht bij de echte bouw betrokken raken. In de nieuwe tweede fase is het nieuwe bètavak een profielkeuzevak voor leerlingen met de profielen Natuur & Gezondheid en Natuur & Techniek (havo). Scheikunde (verplicht in de profielen NG en NT) vwo Hoofdonderwerpen voor het vak scheikunde zijn: Atoombouw. Relatie tussen stofeigenschappen en samenstelling van de stoffen. Chemisch rekenen: Hoeveel van welke stof heb je nodig voor een bepaalde omzetting. Organische chemie: Naamgeving van stoffen, benoemen van diverse reacties. Factoren die de snelheid van reacties beïnvloeden. Evenwichtsreacties: Reacties die omkeerbaar zijn. Zuur-base reacties en berekeningen. Redoxreacties: O.a. verklaring van de werking van een batterij/accu. Stereochemie: Invloed van de vorm van een molecuul op de eigenschappen van de stof. Belang van optisch zuivere geneesmiddelen. Biochemie: DNA, eiwitten, koolhydraten en vetten. Polymere materialen: Kunststoffen, plastics. Uitdieping atoombouw, chemische binding en energie.
- 25 -
Instrumentele Analyse: Diverse methoden worden besproken om stoffen te karakteriseren: Fotospectrometerie (UV/Vis), infraroodspectrometerie (IR), kernspinresonantie (NMR), gaschromatografie (GC), vloeistofchromatografie (LC) naast theoretische kennis wordt ook aandacht besteed aan praktische aspecten. Uitdieping redoxreacties Industriële chemie: Welke aspecten spelen een rol wanneer een reactie op grote schaal wordt uitgevoerd. Verder wordt er veel aandacht besteed aan praktische vaardigheden. havo Hoofdonderwerpen voor het vak scheikunde zijn: Atoombouw. Relatie tussen stofeigenschappen en samenstelling van de stoffen. Chemisch rekenen: Hoeveel van welke stof heb je nodig voor een bepaalde omzetting. Organische chemie: Naamgeving van stoffen, benoemen van diverse reacties. Factoren die de snelheid van reacties beïnvloeden. Zuur-base reacties en berekeningen. Redoxreacties: O.a. verklaring van de werking van een batterij/accu. Biochemie: DNA, eiwitten, koolhydraten en vetten. Polymere materialen: Kunststoffen, plastics. Verder wordt er veel aandacht besteed aan praktische vaardigheden. Spaans Elementair Een "taal elementair" ofwel "startersvak" is een moderne vreemde taal waarmee je in de bovenbouw bij nul begint. Je kunt Spaans, een wereldtaal, op het OLV kiezen als keuze-examenvak in de vrije ruimte in de profielen CM & EM, op het vwo. Het programma voor Spaans omvat evenveel studielasturen als een andere moderne vreemde taal. Ook komen dezelfde vier vaardigheden aan bod als die je gewend bent bij de andere vreemde talen, dus leesvaardigheid, luistervaardigheid, spreekvaardigheid en schrijfvaardigheid. Je werkt vanuit een gangbare communicatieve leergang Spaans: Con Gusto. In drie jaar bereikt de vwo-leerling het niveau B1 van het Europees Referentiekader. Literatuur maakt geen deel uit van het examenprogramma; de nadruk ligt op de taalverwerving. Wel maak je kennis met de cultuur van Spanje en LatijnsAmerika en regelmatig lees je in de lessen iets daarvan of hoor/zie je iets uit deze landen voorbijkomen, zoals films, gedichten, liedteksten en verhalen. Spaans Elementair wordt niet afgesloten met een CE maar alleen met schoolexamens: alle vier de vaardigheden worden apart in een SE getoetst en bepalen samen het eindcijfer. De vier schoolexamens zijn: Kijk-/Luistertoets met meerkeuzevragen Schrijven van een persoonlijke brief (met gebruik van woordenboek) - 26 -
Mondeling individueel en in de vorm van een duopresentatie Leesteksten met open en gesloten vragen Tekenen Het vak tekenen is vooral een praktisch vak maar heeft ook een belangrijke theoretische component. Bij het praktische deel staat het maken van werkstukken en het werkproces zélf centraal. Het gaat daarbij niet alleen om het tekenen naar de waarneming of de verbeelding, maar ook om het vervaardigen van werkstukken met een duidelijke gebruiksfunctie. Naar aanleiding van een persoonlijke visie en juiste keuze van beeldende middelen, kan er op gestelde problemen gereageerd worden. Bij de vaktheorie ( kunstbeschouwing & kunstgeschiedenis) is er meer aandacht voor het beeldend werk van kunstenaars en vormgevers, zowel uit het verleden als het heden. De vormgeving, eventuele functie en cultuurhistorische achtergrond van beelden in relatie met de inhoud worden behandeld. Ook moeten leerlingen verbanden tussen vorm, functie en inhoud van het eigen werk kunnen aangeven. Het praktische en theoretische gedeelte lopen vaak door elkaar heen. Wiskunde Profiel CM EM NG NT
Wiskunde op het havo niets of A A A of B B
Wiskunde op het vwo C of A A of B A of B B
Wiskunde A, B en C mogen niet gecombineerd worden. Wiskunde A, B en C worden afgesloten met een SE en een CSE.
Wiskunde A en C
Er is een grote overlap in de vakken wiskunde C en wiskunde A. Het vak wiskunde A is uitgebreider. Wiskunde A en wiskunde C zijn vooral gericht op het gebruik van wiskunde bij niet-exacte vakken en in praktische situaties in de maatschappij. Bij de vraagstukken wordt veelvuldig gebruik gemaakt van artikelen uit kranten en tijdschriften en van onderwerpen uit vakken als biologie, aardrijkskunde en economie.
- 27 -
Hoofdonderwerpen bij wiskunde A en wiskunde C havo vwo Veranderingen Functies en grafieken (bij wiskunde A uitgebreider) Tellen en kansen Discrete analyse Statistiek Combinatoriek en kans Verbanden Grafen en matrices Toegepaste analyse Statistiek en kansrekening Binomiale verdeling Differentiaalrekening (alleen bij wiskunde A) Keuzeonderwerp vwo: Wiskunde A en C – verschillen Differentiaalrekening gaat over berekeningen aan veranderingen, bijvoorbeeld de snelheid van economische groei, veranderingen van populaties, de grootste inhoud bij een bepaalde oppervlakte berekenen enz. Dat zit niet in het programma voor C. Toetsen hypothesen gaat over het trekken van conclusies op grond van meetresultaten. Ook toetsen van hypothesen komt niet voor bij wiskunde C. Wel in C en niet in A staat het onderwerp Grafen en Matrices. Een graaf is een verzameling stippen die al of niet door lijnen (wegen) verbonden zijn. Wat telt is welke stippen met elkaar verbonden zijn. Je kunt er bijvoorbeeld de beste (kortste of bepaalde straten eerst) route mee maken voor een postbode. De spoorverbindingen van het Nederlandse spoorwegennet vormen een graaf, als je de reistijden in een tabel zet heb je een matrix. Een ander verschil tussen A en C is hoe goed je moet kunnen omgaan met formules. Voor wiskunde A wordt meer algebra (letterrekenen) gevraagd voor het kunnen oplossen van vergelijkingen en het omgaan met formules. Bij wiskunde C mag vaker de grafische rekenmachine gebruikt worden. Ook in het centraal examen komen bij wiskunde A meer onderwerpen aan de orde dan bij C. De onderwerpen bij wiskunde C zullen vaak wat meer uit de maatschappijwetenschappen komen.
Wiskunde B
Wiskunde B bevat de meer formele, abstracte wiskunde. Hoofdonderwerpen bij wiskunde B havo vwo Veranderingen Functies en grafieken Ruimtemeetkunde Discrete analyse Toegepaste analyse Differentiaalrekening Algebraïsche Integraalrekening vaardigheden Goniometrie Voortgezette meetkunde Algebraïsche vaardigheden Keuzeonderwerp
- 28 -
havo en vwo: Wiskunde A en B - verschillen Wiskunde B heeft geen kansrekening en statistiek, wel meetkunde. Bij wiskunde B is het werken met formules en algebra belangrijker dan bij wiskunde A en C. Er wordt meer 'zuivere' wiskunde gedaan, dus zonder toepassingen buiten de wiskunde. Alle exacte opleidingen en opleidingen die te maken hebben met geneeskunde stellen wiskunde B verplicht of geven aan dat wiskunde B zeer gewenst is. Voor veel studies, bijvoorbeeld levenswetenschappen en psychologie is statistiek een belangrijk onderdeel.
- 29 -