Beste examenleerlingen, Jullie gaan nu echt de laatste fase in van de examenvoorbereiding. In de examenproefweek gaan we het echte examen zoveel mogelijk nabootsen om jullie zo goed mogelijk voor te bereiden op het Centrale Examen. Aan de hand van de scores van deze proefexamens weten jullie ook welke stof je goed kent en welke stof je nog niet goed genoeg beheerst. Dan kun je daarna ook gerichter leren en vragen stellen aan docenten in de laatste week voor de vakantie. Ook de docenten zijn afgelopen weken druk bezig geweest om jullie zo goed mogelijk te begeleiden met de laatste loodjes. We hebben met elkaar een aantal handige tips per vak voor jullie verzameld om jullie ook hierin goed te helpen. In deze Examenwijzer vind je dus per vak aangegeven waar je specifiek op moet letten bij het leren voor het examen of bij het maken van een examen. Ook vind je nog een aantal handige algemene tips die voor alle vakken gelden.
We wensen jullie heel veel succes de komende weken en tot de diploma-uitreiking!
Namens het docententeam havo en vwo, mevrouw Simons
AARDRIJKSKUNDE HAVO Leerstof Totale CSE-stof: Wereld Aarde Ontwikkelingsland Leefomgeving
Waar te vinden
Tips hoe te leren * Stappenplan beantwoorden CE vragen (Zie ook Google Drive) Voor elk domein geldt: * Examenbundel gebruiken met Theorie en oefenexamens in toelichting per vraag (bij uitwerkingen). * Oefen zoveel mogelijk oude examens Examenbundel. via bijvoorbeeld Examenblad. * Begrippen je eigen maken Boekje Samengevat * Boekje Samengevat en samenvattingen je eigen maken Boeken van 5 havo *Wat hebben de begrippen met elkaar te maken? Stel jezelf deze vraag tijdens het studeren. * Oefenen met materiaal wat je nog in de laatste lessen krijgt * Elkaar bevragen als je de stof helemaal hebt doorgewerkt (je spreekt af met een klasgenoot om een onderwerp met elkaar door te nemen, twee weten meer dan een!
Interessante links (vakinhoudelijk): http://www.geobronnen.com/ http://www.geobronnen.com/interactieve-kaarten http://www.geobronnen.com/geoanimaties (!!) In het algemeen: Gebruik de zoektermen bij Youtube/google die ook gebruikt worden door je boek of Cito. Bijvoorbeeld: - Aarde - Wereld - (Systeem) Aarde - Zuidoost Azië (in beeld) - Leefomgeving - Globalisering - Tweede fase in combinatie met bv havo + AK + onderwerp Interessante links (officieel): http://www.examenblad.nl/examen/aardrijkskunde-havo/2016/havo?topparent=vg41h1h4i9qd http://www.examenblad.nl/examenstof/syllabus-2016-aardrijkskundehavo/2016/havo/f=/aardrijkskunde_havo_def_versie_2016.pdf
AARDRIJKSKUNDE VWO Leerstof
Waar te vinden
Totale CSE-stof:
Voor elk domein geldt:
Wereld Aarde Zuidoost-Azië Leefomgeving
Tips hoe te leren
* Stappenplan beantwoorden CE vragen (Zie ook Google Drive) * Examenbundel gebruiken met Theorie en oefenexamens in toelichting per vraag (bij uitwerkingen). Examenbundel. * Oefen zoveel mogelijk oude examens via bijvoorbeeld Examenblad. Boekje Samengevat * Begrippen je eigen maken * Boekje Samengevat en Boeken van Vwo6 samenvattingen je eigen maken *Wat hebben de begrippen met elkaar te maken? Stel jezelf deze vraag tijdens het studeren. * Oefenen met materiaal wat je nog in de laatste lessen krijgt * Elkaar bevragen als je de stof helemaal hebt doorgewerkt (je spreekt af met een klasgenoot om een onderwerp met elkaar door te nemen, twee weten meer dan een!
Interessante links (vakinhoudelijk): http://www.geobronnen.com/ http://www.geobronnen.com/interactieve-kaarten http://www.geobronnen.com/geoanimaties (!!) In het algemeen: Gebruik de zoektermen bij Youtube/google die ook gebruikt worden door je boek of Cito. Bijvoorbeeld: - Aarde - Wereld - (Systeem) Aarde - Zuidoost Azië (in beeld) - Leefomgeving - Globalisering - ‘Tweede fase’ in combinatie met bv vwo + AK + onderwerp Interessante links (officieel): http://www.examenblad.nl/examen/aardrijkskunde-vwo-2/2016/vwo?topparent=vg41h1h4i9qe http://schooltv.nl/themas/main/1/sortField/title/sortOrder/ASC/filter/16-18/ http://www.examenblad.nl/examenstof/syllabus-2016-aardrijkskundevwo/2016/vwo/f=/aardrijkskunde_vwo_def_versie_2016.pdf
Stappenplan beantwoorden CE vragen Oriënteren - Lees de titel - Lees de héle opgave in relatie tot de titel. Welke vraag heeft betrekking tot welk deel van de titel? - Heeft de opgave algemene aanwijzingen? - Vraagspecifieke aanwijzingen? Analyseren - Waar staat het informatieve deel van de vraag? - Wat zijn de kernwoorden van het informatieve deel? - Wat is de eigenlijke vraagzin? - Wat zijn de kernwoorden van de vraag? - Zie ik signaalwoorden in de vraag (beschrijf, leg uit/verklaar of beredeneer)? - Geeft de vraag nog een opdracht over de manier waarop je je antwoord moet opschrijven? Beantwoorden/formuleren - Je kunt vaak beginnen met schrijven door een deel van de vraag letterlijk over te nemen. Vaak is dit meteen al een belangrijk deel van de beantwoording, je geeft jezelf focus. - Na beantwoording van de vraag: heb je elk deel/kernwoord van de vraag beantwoord? Signaalwoorden Beschrijf: schrijf een antwoord op waarin je kenmerken en eigenschappen opschrijft. Het kan ook zijn dat je een spreidingspatroon moet zien en beschrijven. Leg uit/verklaar: je antwoord moet een oorzaak-gevolg relatie bevatten Beredeneer/redeneer: *Vaak wordt in de vraag al de conclusie gegeven. Daar moet je dus naar toe werken!* Leg het begrip/begrippen uit herhaal een deel van de vraag ‘dus’ (eindig met een conclusie). Het gaat vaak om het uitschrijven van alle denkstappen.
BIOLOGIE HAVO
Neem het examenprogramma en de syllabus ‘Syllabus Centraal Examen 2016’ goed door. Kijk of je de begrippen die daar bij elk domein of sub-domein staan, goed kent. Zo niet kijk ze na in je boek, het ‘Zakboekje’ en/of in ‘Samengevat’.
Kijk goed in je Zakboekje wat je wel/niet hoeft te leren voor je examen (CE). Dat staat voor elk onderwerp los weergegeven: niet in CE.
Bekijk ALLE schema’s uit Binas. Kijk of je ze snapt en zo niet, bekijk de leerstof daarover nog eens goed in je leerboek en/of in Samengevat
Bestudeer de PowerPointpresentaties uit H4 en H5. Deze staan op Mijnlentiz: Leerlingenvakkeninfo. Ook via een link SOMtoday.
Bestudeer het Zakboekje en maak daaruit de examenopgaven. Als je een examenbundel hebt, kan je ook hieruit examenopgaven oefenen.
Gebruik de extra uitleg op de site www.biologiepagina.nl en www.bioplek.org. Hier vind je een schat aan informatie in tekst en beeld (animaties).
Maak zoveel mogelijk examenopgaven nieuwe stijl (www.examenblad.nl) en kijk ze na met het officiële antwoordmodel dat je daar ook vindt. Ze noemen het daar de ‘pilot-examens’. Denk bij het nakijken niet te snel dat jouw antwoord ook wel klopt, maar ga echt na of je elk onderdeel van het antwoord dat een punt oplevert ook echt hebt opgeschreven.
Bedenk dat je al heel ver bent gekomen en dat die laatste horde ook genomen kan worden!
BIOLOGIE VWO
Neem het stencil ‘Syllabus Centraal Examen 2016’ goed door. Kijk of je de begrippen die daar bij elk domein of sub-domein staan, goed kent. Zo niet kijk ze na in je boek en/of in ‘Samengevat’.
Bekijk ALLE schema’s uit Binas. Kijk of je ze snapt en zo niet, bekijk de leerstof daarover nog eens goed in je leerboek en/of in Samengevat
Bestudeer de PowerPointpresentaties uit V4, V5 en V6. Je hebt via SOMtoday een link gekregen naar de plek waar ze staan.
Bestudeer Samengevat en maak daaruit de examenopgaven
Gebruik de extra uitleg op de site www.biologiepagina.nl en www.bioplek.org. Hier vind je een schat aan informatie in tekst en beeld (animaties).
Maak zoveel mogelijk examenopgaven nieuwe stijl (www.examenblad.nl) en kijk ze na met het officiële antwoordmodel dat je daar ook vindt. Ze noemen het daar de ‘pilot-examens’. Denk bij het nakijken niet te snel dat jouw antwoord ook wel klopt, maar ga echt na of je elk onderdeel van het antwoord dat een punt oplevert ook echt hebt opgeschreven.
Bedenk dat je al heel ver bent gekomen en dat die laatste horde ook genomen kan worden!
DUITS HAVO Leerstof
Waar te vinden
Tips hoe te leren
Het examen bestaat uit ongeveer 12 Duitse teksten met in totaal zo’n 45 vragen over deze teksten. De meeste vragen zijn multiple choice. Er is ook een aantal open vragen en stellingvragen. Het examen duurt 2,5 uur.
Oude (oefen)examens kun je vinden in je Examenbundel.
Het is van cruciaal belang dat je in ieder geval de woordenlijst D-N van SSL Leiden perfect beheerst. Hierbij spelen de signaalwoorden de belangrijkste rol.
ZORG DAT JE JE EIGEN WOORDENBOEK DUITS – NEDERLANDS BIJ JE HEBT BIJ HET EXAMEN!
Tevens kun je examens downloaden via www.examenblad.nl
Daarnaast bekijk je nog een keer de tips van het CITO over ‘textwiseness’; welke tips en trucs zijn er die mij helpen het examen goed te maken. Beide documenten staan op SOMtoday! Heb je nog vragen? Mail me of kom bij me langs. Heb je uitgebreide uitwerkingen nodig bij het materiaal dat je extra hebt geoefend? Loop langs en ik kijk of ik dat voor je heb.
DUITS VWO Leerstof Het examen bestaat uit ongeveer 12 Duitse teksten met in totaal zo’n 45 vragen over deze teksten. De meeste vragen zijn multiple choice. Er is ook een aantal open vragen en stellingvragen. Het examen duurt 2,5 uur. ZORG DAT JE JE EIGEN WOORDENBOEK DUITS – NEDERLANDS BIJ JE HEBT BIJ HET EXAMEN!
Waar te vinden Oude (oefen)examens kun je vinden in je Examenbundel. Tevens kun je examens downloaden via www.examenblad.nl
Tips hoe te leren Het is van cruciaal belang dat je in ieder geval de woordenlijst D-N van SSL Leiden perfect beheerst. Hierbij spelen de signaalwoorden de belangrijkste rol. Daarnaast is het aan te raden om te oefenen met de Prüfungswortschatz uit Trabi Tour. Aan het einde van ieder hoofdstuk tref je oefeningen aan. Daarnaast bekijk je nog een keer de tips van het CITO over ‘textwiseness’; welke tips en trucs zijn er die mij helpen het examen goed te maken. Dit kun je extra oefenen via de diverse hoofdstukken in Trabi Tour. Alle benodigde documenten staan op SOMtoday! Heb je nog vragen? Mail me of kom bij me langs. Heb je uitgebreide uitwerkingen nodig bij het materiaal dat je extra hebt geoefend? Loop langs en ik kijk of ik dat voor je heb.
ECONOMIE HAVO/VWO De volgende domeinen worden in het examen gevraagd: 1. Markt 2. Ruilen over de tijd 3. Samenwerken en onderhandelen 4. Risico en informatie 5. Welvaart en groei 6. Goede tijden slechte tijden Ad 1. Ruilen gebeurt altijd op een markt. Door vraag en aanbod komt een prijs tot stand. De manier waarop de prijs tot stand komt ligt aan de marktvorm en heeft gevolgen voor toetreding, welvaart en economische politiek. Elke markt kent vraag en aanbod en wordt gereguleerd door de prijs. Oefen met de grafieken en herken veranderingen in consumenten- en producentensurplus. Ad 2. Ruilen vindt niet alleen plaats op een moment, maar ook over de tijd. Ruilen over de tijd wordt geregeld door de rente en is afhankelijk van de individuele tijdsvoorkeur. Gezinnen, bedrijven en de overheid ruilen over de tijd. Oefen met dit begrip en ken de gevolgen van sparen en lenen. Ad 3. Je kan analyseren dat bij conflicten of belangentegenstellingen het verstandig kan zijn om te onderhandelen en samen te werken. Dat levert je meer op dan individuele acties. Een manier om het af te dwingen is centralisatie of collectieve dwang. Ad 4. Gezinnen en bedrijven zamelen informatie in om de onzekerheid te verkleinen. Hierbij schat men risico in en of er sprake is van asymmetrische informatie. Let op: oefen met moreel wangedrag. Alles wat fraude is en/of strafbaar valt daar niet onder. Het gaat over nalatigheid, nonchalance of gebrek aan interesse. Oefen goed met dit begrip. Ad 5. Je kent de oorzaken van groei en de verdeling van inkomen en welvaart. Keuzes die mensen op micro-niveau maken hebben gevolgen voor de economie op macro-niveau. Ad 6. Je kan uitleggen waarom er schommelingen zijn in de economische situatie op de korte en lange termijn. Je snapt wat conjunctuurbeleid is en waarom er grenzen zijn aan het voeren van dit beleid. Dat markten moeilijk te regelen zijn komt mede door rigiditeiten. -
Als je oefent, doe dat dan op onderwerp en probeer niet zoveel mogelijk tegelijk te doen. Let goed op de antwoorden. Vaak wordt hetzelfde gevraagd op en een verschillende manier en dat kan je herkennen door de antwoorden. Als je in opgaven op moeilijkheden stuit of een begrip niet herkent, ga je terug naar de stof en zoekt je het antwoord op je probleem. Ken je procenten, als deel van geheel en als verandering (N – O / O ) Moet je drie variabelen vergelijken, maak je indexcijfers. Vele formules bestaan uit drie elementen, je krijgt er altijd twee. Zie je ze niet dan staan ze in een tabel, grafiek of diagram. Houd jezelf altijd voor: ze staan er, ik zal ze vinden. Schrijf altijd je formule op en ga daarna vullen met info. Dan rolt je oplossing er zo uit.
Voorbeelden: RIC = NIC / PIC; Loonquote = loon / BBP; Collectieve uitgavenquote = collectieve uitgaven /BBP; Loonkosten per stuk = loonkosten / arbeidsproductiviteit; Omzet = prijs x hoeveelheid enz. enz. Allemaal algoritmen van de vorm A = B/C De bovenstaande formules kunnen altijd met absolute getallen en met relatieve gevraagd worden. Zijn het procenten, dan maak je indexcijfers. Wat is het ezelsbruggetje? 10 = 20 / 2
ENGELS HAVO Leerstof
Waar te vinden
Tips hoe te leren
Het examen bestaat uit ongeveer 12 Engelse teksten met in totaal zo’n 45 vragen over deze teksten. De meeste vragen zijn multiple choice. Er is ook een aantal open vragen en stellingvragen. Het examen duurt 2,5 uur.
Oude (oefen)examens kun je vinden in de Examenbundel. Tevens kun je examens downloaden via www.examenblad.nl
Het is van cruciaal belang dat je in ieder geval de signaalwoordenwoordenlijst E-N perfect beheerst (je moet ook weten tot welke categorieën de signaalwoorden behoren)! Focus op de eerste drie pagina’s!! Daarnaast bekijk je nog een keer de tips van het CITO over ‘textwiseness’; welke tips en trucs zijn er, die mij helpen het examen goed te maken.
DE SCHOOL ZORGT BIJ HET EXAMEN VOOR EEN WOORDENBOEK ENGELSNEDERLANDS
De PowerPoint van de leesstrategieën staat op SOMtoday. Heb je nog vragen? Mail mevrouw Whisnant, mevrouw De Zwart of de heer Koeman.
ENGELS VWO Leerstof
Waar te vinden
Tips hoe te leren
Het examen bestaat uit ongeveer 12 Engelse teksten met in totaal zo’n 45 vragen over deze teksten. De meeste vragen zijn multiple choice. Er is ook een aantal open vragen en stellingvragen. Het examen duurt 2,5 uur.
Oude (oefen)examens kun je vinden in de Examenbundel. Tevens kun je examens downloaden via www.examenblad.nl
Het is van cruciaal belang dat je in ieder geval het boekje ‘Examenidioom E-N’ perfect beheerst.
DE SCHOOL ZORGT BIJ HET EXAMEN VOOR EEN WOORDENBOEK ENGELSNEDERLANDS
Daarnaast bekijk je nog een keer de tips van het CITO over ‘textwiseness’; welke tips en trucs zijn er, die mij helpen het examen goed te maken.
Heb je nog vragen? Mail mevrouw Los of mevrouw De Zwart.
FRANS HAVO Leerstof Het examen bestaat uit ongeveer 12 Franse teksten met in totaal zo’n 45 vragen over deze teksten. De meeste vragen zijn multiple choice. Er is ook een aantal open vragen en stellingvragen. Het examen duurt 2,5 uur.
Waar te vinden Oude (oefen)examens kun je vinden in de Examenbundel. Tevens kun je examens downloaden via www.examenblad.nl.
Tips hoe te leren Het is van cruciaal belang dat je in ieder geval de woordenlijst F-N van SSL Leiden perfect beheerst. Hierbij spelen de signaalwoorden de belangrijkste rol. Daarnaast bekijk je nog een keer de tips van het CITO over ‘textwiseness’; welke tips en trucs zijn er, die mij helpen het examen goed te maken.
DE SCHOOL ZORGT BIJ HET EXAMEN VOOR EEN WOORDENBOEK FRANSNEDERLANDS
Je hebt de hand-out van de PowerPoint ontvangen. Heb je nog vragen? Mail me of kom bij me langs. Heb je uitgebreide uitwerkingen nodig bij het materiaal dat je extra hebt geoefend? Loop langs en ik kijk of ik dat voor je heb.
FRANS VWO Leerstof
Waar te vinden
Tips hoe te leren
Het examen bestaat uit ongeveer 12 Franse teksten met in totaal zo’n 45 vragen over deze teksten. De meeste vragen zijn multiple choice. Er is ook een aantal open vragen en stellingvragen. Het examen duurt 2,5 uur.
Oude (oefen)examens kun je vinden in de Examenbundel.
Het is van cruciaal belang dat je in ieder geval de woordenlijst F-N van SSL Leiden perfect beheerst. Hierbij spelen de signaalwoorden de belangrijkste rol.
Tevens kun je examens downloaden via www.examenblad.nl
Daarnaast bekijk je nog een keer de tips van het CITO over ‘textwiseness’; welke tips en trucs zijn er, die mij helpen het examen goed te maken. Je hebt de hand-out van de PowerPoint ontvangen.
DE SCHOOL ZORGT BIJ HET EXAMEN VOOR EEN WOORDENBOEK FRANSNEDERLANDS
Heb je nog vragen? Mail me of kom bij me langs. Heb je uitgebreide uitwerkingen nodig bij het materiaal dat je extra hebt geoefend? Loop langs en ik kijk of ik dat voor je heb.
GESCHIEDENIS HAVO Je examen duurt drie klokuren (180 minuten), dus neem je tijd! Leerstof: Alle kenmerkende aspecten van tijdvak 1 tot en met 10 Context De Republiek Context Duitsland Context Koude Oorlog Tip: neem je ‘Woordenboek der Nederlandse Taal’ mee naar je examen! Voordat je de vraag gaat beantwoorden: Kijk bij elke vraag naar het aantal te behalen punten. Lees de vraag. Zie je waar je de punten voor kan halen? Hak elke (deel)vraag in stukjes. Voorbeeld: Een interpretatie: Tjerk Bottema neemt met deze prent stelling in een politieke kwestie uit die tijd 4 p. Ondersteun deze interpretatie door: de politieke kwestie (1 punt) te noemen die in de prent naar voren komt en met de prent (1 punt) uit te leggen welke mening (1 punt) de tekenaar daarover hier weergeeft en aan te geven bij welke politieke stroming (1 punt) hij zich daarmee aansluit. Onderstreep / arceer in de bron de informatie die je nodig hebt om de vraag te beantwoorden. Tijdens het beantwoorden van de vraag: Verwijs in je antwoord altijd naar de bron. Doe dat als volgt: Ik zie in de bron… / In de bron staat… NOOIT werken met de eerste drie woorden en de laatste drie woorden van een zin tussen aanhalingstekens. Wees concreet in je antwoorden, schrijf op wie je bedoelt: o GOED: Het Rode Leger sloeg de Hongaarse Opstand met geweld neer. o FOUT: Zij sloegen de Hongaarse Opstand met geweld neer. Spits de door jou geleerde kennis toe op de vraag! Schrijf niet klakkeloos op wat je geleerd hebt. Na het beantwoorden van de vraag: Lees je antwoord nog eens door: heb je echt antwoord gegeven op de vraag?
GRIEKS Herodotus’ Historiën
Leerstof
Waar te vinden
*Griekse teksten Herodotus *Teksten in vertaling *Teksten ter vergelijking *Achtergrondteksten
Boek blz. 6-236
Tips hoe te leren Idealiter zou je de Griekse teksten drie keer moeten herhalen om ze echt goed te beheersen. Je begint met het doorlezen van jouw Nederlandse vertaling en daarna leg je het Grieks ernaast. Voor het beantwoorden van inhoudelijke, stilistische en grammaticale vragen is het noodzaak de teksten echt (bijna) uit je hoofd te kennen. Je hebt zelf samenvattingen gemaakt van alle stukjes, aan de hand daarvan kun je de stof herhalen.
*Grammatica
Pallas Grammatica deel IV en de grammaticablokken in het tekstboek Woordenboek achterin grammatica-overzicht
*Stijlmiddelen
Aantekeningen en op examenblad.nl
* Syllabus Grieks
Boek blz. 244-247
* CEVO minimumlijst
Zie examenblad.nl
Aan de hand van het maken van een proefvertaling (zie boek blz. 237 e.v.) kun je je grammaticakennis toetsen. Je moet blijven herhalen en vooral de regels kunnen toepassen en de vormen herkennen! Op examenblad vind je de zgn. CEVO minimumlijst. Hierin staat alle grammatica, die een leerling moet beheersen. Op examenblad vind je een lijst met alle stijlmiddelen. Deze namen moet je kennen en kunnen uitleggen. In je hulpboek kun je aan de hand van de vragen checken of je ze herkent. Op deze pagina’s staat een korte samenvatting van het pensum. Voor het overzicht is het handig dit even door te lezen. Op deze pagina’s vind je een overzicht van de grammatica en stijlfiguren inclusief voorbeelden die je volgens de eindexamennormen moet beheersen.
Op onderstaande site vind je: samenvattingen, filmpjes over de Historiën, een bespreking van het volledige examenpensum op Youtube (latijnengrieks.com) en andere hulpmiddelen. Maak er gebruik van! http://wp.digischool.nl/grieks/examen-2016-herodotus/
KUNST HAVO Stappenplan: 0. Begin elke cultuurperiode met een korte blik op de Accenten en invalshoeken (bijl. B en C in syllabus en het schema dat we hebben ingevuld). 1. Bestudeer vervolgens de zeer beknopte samenvatting (samenvattingen in syllabus). Je hebt nu een globaal beeld van wat je moet weten. Je hebt ook een beeld van je niet weet of snapt. Schrijf alles op wat je tegenkomt wat onbekend of onbegrijpelijk voor je is! Maak bijvoorbeeld een begrippenlijst. 2. Bestudeer voor elke cultuurperiode de betreffende hoofdstukken in je boek, maar verlies je niet in de talloze voorbeelden. Oefen met de vragen en kijk of je invulschema compleet en begrijpelijk voor je is! 3. Bestudeer per periode de belangrijkste onderwerpen (PPT’s voor herhaling). Let op de rijtjes met kenmerken. 4. Bestudeer goed de teksten over esthetica in de syllabus! Begrijp je hoe de ideeën over kunst per periode verschillen? 5. Check nu je kennis m.b.v. Accenten en invalshoeken (stap 0). Probeer bij elk onderdeel voor jezelf op te schrijven wat je hierover weet. 6. Oefen met de examens op de USB. Vaak kun je het eerste blok niet maken omdat het een andere periode is dan de Middeleeuwen. Kijk ze kritisch na. Kijk goed hoe de antwoorden zijn opgebouwd (neem rijtjes met kenmerken over!). Bekijk de pagina’s over vraagvormen en soorten in de syllabus p.62/63. Leerstof Waar te vinden Tips hoe te leren Cultuur van de kerk De Bespiegeling examenkatern Reproductief leren = leren gericht op H1 en H2. Vragen uit het onthouden en begrijpen werkboek. Samenvatting in de Probeer de grote lijnen eruit te halen door invulschema’s. samen te vatten of een begrippennet te maken. PPT’s. Zorg dat je hoofd- en bijzaken kunt Samenvatting en esthetica van onderscheiden en de termen, begrippen en deze periode (syllabus). kenmerken kunt herkennen en toepassen. Maak een begrippenlijst als je die nog niet Cultuur van het moderne De Bespiegeling leerboek H2 en hebt. H3 en kernvragen/antwoorden. Samenvatting in het invulschema. Betekenisgericht leren = hoofdzaken goed PPT’s. begrijpen, verbanden kunnen leggen tussen Samenvatting en esthetica van deze hoofdzaken. Bekijk de Accenten en deze periode (syllabus). invalshoeken (bijl. B en C in syllabus). Let daarbij op de verschillende invalshoeken. Cultuur van de massa De Bespiegeling H4 en H5 en Kun je zelf verbanden leggen tussen alle items kernvragen/antwoorden. Vul zelf per invalshoek; en ook tussen de verschillende het invulschema om een invalshoeken? overzicht te krijgen. PPT’s. Toepassingsgericht leren = leren gericht op Samenvattingen en esthetica van begrijpen en het kunnen toepassen van deze periode (syllabus). vaardigheden als beschrijven, analyseren en interpreteren vanuit de algemene kennis die je over de periode hebt. Termen en begrippen uit de Bestudeer in de ‘Syllabus Kunst’ Toepassingsgericht leren = leren gericht op kunstdisciplines beeldende de algemene stofomschrijving: 2. begrijpen vormgeving, dans, drama, Bijlage bij Domein A: termen en muziek en film begrippen voor de analyse van de Oefenen met examenopdrachten! verschillende kunstvormen.
Je moet bij kubv je kennis wendbaar kunnen toepassen. Dus ook op nieuwe voorbeelden. Het examen bestaat voor een beperkt deel uit kennisvragen waarin je kennis van belangrijke aspecten van de te bestuderen periode wordt getoetst, voor een aanzienlijk deel uit toepassingsvragen waarbij je je kennis en vaardigheden moet toepassen op verschillende kunstwerken (beeldend, muziek, drama, film en dans) en uit betekenis gerichte vragen waarbij je moet laten zien dat je inzicht hebt in de betekenis en samenhang van verschillende aspecten van de bestudeerde periode. Heel belangrijk is dat je perioden ten opzichte van elkaar kunt vergelijken: bijv. de positie van de kunstenaar, de ideeën over esthetica etc.
KUNST VWO Stappenplan: 0. Begin elke cultuurperiode met een korte blik op de Accenten en invalshoeken (bijl. B en C in syllabus) 1. Bestudeer vervolgens de zeer beknopte samenvatting (samenvattingen in syllabus) Je hebt nu een globaal beeld van wat er speelt en wat je moet weten. Je hebt ook een beeld van je hiaten. Schrijf alles op wat je tegenkomt wat onbekend of onbegrijpelijk voor je is! 2. Bestudeer voor elke cultuurperiode de betreffende hoofdstukken in je boek (en/of de PPT’s bij het boek want die hebben ook beeld en geluidsvoorbeelden), maar verlies je niet in de talloze voorbeelden. Maak een samenvatting als je dat nog niet gedaan hebt! 3. Bestudeer per periode de accenten (PPT’s voor herhaling). Let op de rijtjes met kenmerken. 4. Bestudeer goed de groene bladzijden over esthetica > samengevat in syllabus! 5. Check nu je kennis m.b.v. Accenten en invalshoeken (stap 0). Probeer bij elk onderdeel voor jezelf op te schrijven wat je hierover weet. 6. Oefen met de examens uit 2014 en 2015 (NB periode Hofcultuur kennen jullie niet) én 2009 tv 1 en 2 voor 17de eeuw. Kijk ze kritisch na. Kijk goed hoe de antwoorden zijn opgebouwd (neem rijtjes met kenmerken over!). Bekijk de pagina’s over vraagvormen en soorten in de syllabus p.62/63. Leerstof Waar te vinden Tips hoe te leren Cultuur van de burger in de 17de eeuw
Cultuur van Romantiek en realisme
Cultuur van het moderne en
Cultuur van de massa
Termen en begrippen uit de kunstdisciplines beeldende vormgeving, dans, drama, muziek en film
De Bespiegeling H7 en kernvragen/antwoorden. PPT’s. Samenvattingen en esthetica van deze periode (syllabus). De Bespiegeling H9 en H10 en kernvragen/antwoorden. PPT’s. Samenvattingen en esthetica van deze periode (syllabus). De Bespiegeling H11 en H12 en kernvragen/antwoorden. PPT’s. Samenvattingen en esthetica van deze periode (syllabus). De Bespiegeling H15 en H16 en kernachtige samenvattingen. PPT’s. Samenvattingen en esthetica van deze periode (syllabus).
Bestudeer in de ‘Syllabus Kunst’ de algemene stofomschrijving: 2. Bijlage bij Domein A: termen en begrippen.
Reproductief leren = leren gericht op onthouden en begrijpen. Probeer de grote lijnen eruit te halen door samen te vatten of een begrippennet te maken. Zorg dat je hoofd- en bijzaken kunt onderscheiden en de termen, begrippen en kenmerken kunt herkennen en toepassen. Betekenisgericht leren = hoofdzaken goed begrijpen, verbanden kunnen leggen tussen deze hoofdzaken. Bekijk de Accenten en invalshoeken (bijl. B en C in syllabus). Let daarbij op de verschillende invalshoeken. Kun je zelf verbanden leggen tussen alle items per invalshoek; en ook tussen de verschillende invalshoeken? Toepassingsgericht leren = leren gericht op begrijpen en het kunnen toepassen van vaardigheden als beschrijven, analyseren en interpreteren vanuit de algemene kennis die je over de periode hebt. Toepassingsgericht leren = leren gericht op begrijpen Oefenen met examenopdrachten!
Verdiepend inzicht heb je als je kennis wendbaar kunt toepassen. Dus ook op nieuwe voorbeelden. Het examen bestaat voor een beperkt deel uit kennisvragen waarin je kennis van belangrijke aspecten van de te bestuderen periode wordt getoetst, voor een aanzienlijk deel uit toepassingsvragen waarbij je je kennis en vaardigheden moet toepassen op verschillende kunstwerken (beeldend, muziek, drama en dans) en uit betekenis gerichte vragen waarbij je moet laten zien dat je inzicht hebt in de betekenis en samenhang van verschillende aspecten van de bestudeerde periode. Heel belangrijk is dat je perioden ten opzichte van elkaar kunt vergelijken: bijv. de positie van de kunstenaar, de ideeën over esthetica etc.
LATIJN Vergilius’ Aeneïs
Leerstof *Latijnse teksten Vergilius *Teksten in vertaling *Teksten ter vergelijking *Achtergrondteksten *Metrum
Waar te vinden Tekstboek blz. 6-180
*Grammatica
Studeo grammatica Grammatica overzicht tekstboek blz. 172-180
*Taaleigen Vergilius *Metrum
Tekstboek blz. 162-163 Tekstboek blz. 164-166
Tips hoe te leren Idealiter zou je de Latijnse teksten drie keer moeten herhalen om ze echt goed te beheersen. Je begint met het doorlezen van jouw Nederlandse vertaling en daarna leg je het Latijn ernaast. Voor het beantwoorden van inhoudelijke, stilistische en grammaticale vragen is het noodzaak de teksten echt (bijna) uit je hoofd te kennen. Jullie hebben samenvattingen en vragen van elkaar gekregen, aan de hand daarvan kun je de stof herhalen. In de cevo minimumlijst (zie examenblad.nl) kun je vinden wat je als leerling moet weten. Aan de hand van het maken van een proefvertaling (zie tekstboek blz. 181 e.v.) kun je je grammaticakennis toetsen. Je moet blijven herhalen en vooral de regels kunnen toepassen en de vormen herkennen!
Scandeer zelf enkele regels, het is een kwestie van oefenen. Vaak zit er in het CE ook een vraag over het metrum.
*Stijlmiddelen en verteltechniek
Tekstboek blz. 167-171 en aantekeningen
* Syllabus Latijn 2016
Tekstboek blz. 191-195
In je tekstboek vind je een lijst met alle stijlmiddelen. Deze namen moet je kennen en kunnen uitleggen. In je tekstboek kun je aan de hand van de vragen checken of je ze herkent. Op deze pagina’s staat een korte samenvatting van het pensum. Voor het overzicht is het handig dit even door te lezen.
Op onderstaande site staan afbeeldingen, tips, filmpjes, een bespreking op Youtube van het volledige pensum, grammaticale hulpmiddelen en nog veel meer over het examen Latijn!
http://wp.digischool.nl/latijn/examen-2016-vergilius/
M&O HAVO / VWO Voor je gaat beginnen met het beantwoorden van de vragen bekijk je eerst het examen. De laatste jaren zijn de m&o-examens op een vaste manier opgebouwd. Men begint met een introductievraag. Dan volgt een grote bronnenopgave, een tweetal kleinere opgaven over een thema, nog een kleinere bronnenopgave en tot slot een korte opgave die vrij eenvoudig te maken is. Je hoeft het examen niet in deze volgorde te maken. Bekijk het examen en begin met de soort vraag waarvan je denkt dat je daar in verhouding veel punten mee kunt verdienen. De bronnenopgaven kosten in verhouding veel tijd, maar leveren soms veel punten op. Ikzelf ben een fan van samengestelde intrest. Zou er zo’n soort opgave tussen zitten, dan zou ik daar mee beginnen. In de praktijk blijkt dat een groot aantal leerlingen niet meer toekomt aan die laatste, meestal eenvoudige opgave. Verdeel je tijd goed en als je denkt dat je met die opgave punten kunt scoren…..waarom ermee tot het laatst wachten. De volgorde van de opgaven kun je zelf bepalen, maar blijf binnen een opgave wel de vragen in de goede volgorde maken. Je hebt soms het antwoord van de vorige vraag nodig. KLIEDEREN EN KLADDEREN Nadat je de opgave gekozen hebt lees je hem. Daarna pak je een marker en lees je al markerend de opgave een tweede keer. Pas daarna pak je je pen, rekenmachine en ga je op klad kliederen. Ben je tevreden over je antwoord, ga het dan op je netvel schrijven. Zorg dat je netversie een netversie blijft. Maak daar geen knoeiboel van. Sla tussen elk antwoord twee of drie regels over. Dat maakt je werk overzichtelijk. DOORLOPEND(E) FOUTEN Als je bewust een doorlopende fout maakt, verwijs daar in je antwoord naar. Bijvoorbeeld: Bij vraag 14 laten ze je de bedrijfskosten uitrekenen, maar je weet niet meer hoe dat moet. Voor het uitrekenen van de nettowinst van vraag 15 heb ik de kosten van vraag 14 nodig. Maar dat antwoord heb ik niet. Dit los ik als volgt op. Bij vraag 14 schrijf ik 100.000 euro op. Bij vraag 15 schrijf je dan op: de kosten zie ik bij vraag 14, deze zijn volgens mij 100.000 euro. WAT BEREKEN JE? Vergeet niet te vermelden dat iets 100.000 euro is, of 15.000 kilo kattenbakkorrels of 28 miljoen korte fietsventielen. Wat bereken je? Let op afrondingsvoorschriften. DENKSTAPPEN EN PUNTEN Het aantal te behalen punten dat bij een vraag vermeld staat is meestal een indicatie van het aantal stappen dat jouw antwoord moet bevatten. Dus bij een vraag met twee punten moet je minimaal twee stappen berekenen/bedenken, bij een vraag met drie punten moet je minimaal drie stappen berekenen/bedenken enz. Heb je bij een drie puntenvraag, dus slechts een berekening gemaakt… think again.
CONTROLEER Ga na elke berekening goed na of je ook wel daadwerkelijk antwoord gegeven hebt op de gestelde vraag, vaak heb je een berekening nodig om jouw conclusie te motiveren. Wanneer je deze conclusie die volgt op jouw berekeningen niet noemt, krijg je meestal het laatste punt bij deze vraag niet toegekend. TAALTIP Bij vragen als "motiveer / licht je antwoord toe" ==> let op dat jouw antwoord geen herhaling van de gestelde vraag is en dat je jouw antwoord ook voldoende motiveert/toelicht. Plak achter jouw antwoord een van de woorden ‘want’/‘omdat’ en vul jouw antwoord aan. Wanneer je achter jouw antwoord geen antwoord meer kunt geven op de vragen ‘want’/ ‘omdat’, dan heb je de vraag meestal voldoende beantwoord. Liever teveel gemotiveerd/toegelicht, dan te weinig.
WAT KOMT ER IN HET EXAMEN? Tja, ik heb eens in de glazen bol gekeken en zag wat erin KAN komen. 1) 2) 3) 4) 5) 6)
Algemene vaardigheden (je moet dus kunnen rekenen, grafieken aflezen e.d.) Rechtsvormen (leer dus hoofdstuk 1 en 9) Aantrekken van geld Financieel beleid in niet-commerciële organisaties Financieel beleid in commerciële organisaties Externe financiële verslaglegging Wil je het in detail weten? Kijk op www.examenblad.nl. Bij m&o staat de syllabus. Daarin hebben ze exact omschreven welke vragen er allemaal gesteld kunnen worden. HANDIGER? Iemand die veel oefent wordt handiger. Dat merkte ik een paar maanden geleden toen ik de vierde IKEA kleerkast in elkaar ging schroeven. De vierde ging veel sneller en beter dan de eerste. Dat is ook zo met het maken van examenvragen. Oefenen dus. Begin met het examen van 2015 en maak dan het examen van 2014. Stop niet, maar ga door. OEFEN.
NATUURKUNDE HAVO Als voorbereiding/hulpmiddel voor het examen is het volgende bestand van essentieel belang:
Syllabus Natuurkunde 2016 HAVO
Deze is te vinden op: www.examenblad.nl, examenjaar 2016 – HAVO - exacte vakken – Natuurkunde. Hierin staat alle informatie over: De onderwerpen die getoetst worden De verschillende formules die gekend moeten worden De inhouden van alle onderwerpen die gekend moeten worden Extra oefenen met oude examens op examenblad.nl is altijd een optie omdat daar ook de correctiemodellen zijn te vinden. Zodoende weet je hoe een examen wordt nagekeken. Werk bij berekeningen altijd volgens het systeem: Gegeven – Gevraagd – Formule – Berekening Controleer je antwoord met de vraagstelling.
NATUURKUNDE VWO Zie het als volgt: een gemiddelde vwo leerling moet een 6 halen voor het eindexamen. Zorg er dus voor dat je minimaal een gemiddelde leerling bent. Door de trainingen en inspanningen van de afgelopen tijd mag je dit vertrouwen ook hebben. Vraagstellingen: Leg uit, Verklaar, Beargumenteer, Motiveer etc. zijn woorden die aangeven dat een ’bewijs’ moet worden geleverd. In de natuurkunde doe je dit negen van de tien keer aan de hand van een verband. Voorkom ellenlange verhalen, maar zoek het verband / de relatie. Bijvoorbeeld: leg uit waarom na een stralingsbehandeling in het ziekenhuis afgeraden wordt om met een kind op schoot te gaan zitten. FOUT: een wollig verhaal over de kwetsbaarheid van kinderen e.d. Allemaal heel leuk maar heeft niets met natuurkunde te maken. GOED: zie de relatie: D =
E . Bij gelijke energie zal een kind met een kleine massa een hogere m
stralingsdosis absorberen dat een volwassene. Bereken: gebruik formules en algemene rekenvaardigheden om tot een antwoord te komen. Denk na een rekenvraag aan de significantie. Schrijf altijd alle berekeningen op, ook al zijn ze nog zo simpel. Geef ook aan welke formules je hebt gebruikt en welke constante je hebt gebruikt. Constantes minimaal één keer helemaal uitschrijven in minimaal vier significante cijfers. In de natuurkunde hebben de meeste grootheden een eenheid, let ook hierop. Bepaal: vaak via tekening of grafiek. Het kan wel zijn dat na aflezen gewoon een berekening volgt. Zie hiervoor ‘Bereken’. Aandachtspunten: - Let op het puntenaantal voor een vraag. Een uitlegvraag voor een punt volstaat vaak met het noemen van een enkel begrip. Terwijl voor drie punten een antwoord zoals hierboven in het voorbeeld gegeven moet worden. - Als er staat: “Leg m.b.v. een figuur of tabel of grafiek uit...”, doe dit dan ook echt! Soms kun je ook wel zonder die verwijzing op het antwoord komen, maar dan willen de examenmakers dat je het met een figuur doet. Als je dan toch de andere weg kiest krijg je puntenaftrek. Zie die verwijzing dus als een tip. - Bij vragen waar veel punten verdiend kunnen worden staat soms met opsommingstekens aangegeven in welke volgorde je het antwoord moet formuleren. Dit is altijd een logische volgorde en het is dus raadzaam de vraag in die volgorde aan te pakken. - Soms komt er uit een berekening een mooi getal zoals 0,33333333333. Je bent snel geneigd om dat 1/3 als antwoord te geven. Dit is significant onjuist. 1/3 suggereert een oneindig aantal significante cijfers. Doe dit dus nooit. - Je hoeft niet met opgave 1 te beginnen. Als een bepaald domein je meer ligt kun je er ook voor kiezen om daarmee te beginnen. Raadzaam is het om elke nieuwe opgave bovenaan een blad te laten beginnen om zo het overzicht te behouden. Vergeet ook niet dat het leuk is om te laten zien wat je allemaal kunt. Geniet er dus ook van.
NEDERLANDS HAVO / VWO Het examen Nederlands bestaat uit een tekstboekje en een vragenboekje. Het tekstboekje bevat vier tot soms wel acht teksten. Het vragenboekje bevat gemiddeld tussen 34 en 40 vragen. Aan sommige vragen gaan tekstfragmenten vooraf. Deze hebben altijd betrekking op de hoofdtekst. Naar je examen neem je mee: een woordenboek, twee markeerstiften, een pen en een reservepen, een potlood en een gum. De ene markeerstift gebruik je om belangrijke tekstdelen te markeren. De andere kleur kun je gebruiken om bijvoorbeeld signaalwoorden of –zinnen te markeren. Gebruik de stiften met mate. Wanneer je je woordenboek moet raadplegen, kijk dan eerst even of je wel op de goede pagina zoekt. Dat zie je aan de woorden bovenaan de bladzijden. De vragen op je examen kun je op verschillende manieren indelen. Er zijn meerkeuzevragen en open vragen. De open vragen kun je verdelen in samenvattingsvragen, vragen naar functie, hoofdgedachte, indeling van de tekst, interpretatie, bedoeling, vragen naar argumentatie en naar tekstsoort en het doel. Met dit soort vragen heb je in de loop der jaren kennisgemaakt en de leerstof is elk jaar verder uitgebouwd en uitgediept. De vraagstelling in het examen lijkt soms nieuw - maar daar hoef je niet van te schrikken - bijvoorbeeld de sorteervraag. Daarin moet je bepaalde overeenkomsten of verschillen zoeken en die bij elkaar zetten. Hoe kun je je goed voorbereiden? Doe de quickscan (www.examenbundel.nl- havo of vwo- vak: kies Nederlands- oefenen); Bekijk goed de uitslag. Met welke vraagsoorten heb jij moeite? -
Heb je moeite met argumentatie? Neem nog eens het hoofdstuk uit ‘Nieuw Nederlands’ door (redeneringen op basis van nut, onderzoek enz.); drogredenen (welke er zijn en wat de verschillen zijn); argumentatie (soorten argumenten); wat is een verzwegen argument?
-
Bestudeer achterin je boek ‘Nieuw Nederlands’ de theorie die hoort bij het eindexamen. Bijvoorbeeld blz. 402 (havo) en blz. 362 (vwo) over de functies van een tekstgedeelte. Daar vind je ook de goede strategie voor het beantwoorden van meerkeuzevragen.
Oefening baart kunst Leesvaardigheid is een vaardigheid die je beter onder de knie kunt krijgen als je veel leest. Dat lijkt een open deur, maar misschien heb je daar nooit zo bij stil gestaan. Ook examen doen is een vaardigheid. Daarom moet je natuurlijk ook oude examens oefenen. Je langdurig kunnen concentreren is daarbij belangrijk. Ga dus niet na elke vraag kijken of je antwoord goed was. Werk een heel examen door. Als dat eerst nog lastig is, begin je met twee teksten voordat je de antwoorden checkt. Zet je timer en bouw die spanningsboog op.
SCHEIKUNDE HAVO Leerstof
Waar te vinden
Tips hoe te leren
Alle onderwerpen uit Chemie delen 4H en 5H moet je beheersen, behalve ‘Evenwichten’. Hoofdstuk 13 hoeft niet.
Aan het eind van elk hoofdstuk in Chemie wordt de leerstof herhaalt met toepassingsvragen, een samenvatting en het voorbeeldproefwerk.
Richt je op examens oefenen i.p.v. op leren. Je moet alle kennis kunnen toepassen.
Op examenblad.nl kun je de 45 eindtermen vinden, maar dat geeft niet zoveel duidelijkheid als het doorwerken van de methode. Vanaf blz. 173 worden ze in je boek gespecificeerd. Pas op: sommige paragrafen vallen gedeeltelijk onder het schoolexamen en gedeeltelijk moet je ze kennen voor het centraal schriftelijk. Doe die paragrafen in het geheel!
Zorg dat je weet aan welke signaalwoorden je kunt Vanaf blz. 168 vind je checklisten herkennen bij welk hoofdstuk en in je boek. onderwerp de vraag hoort. Daarnaast kun je ‘Samengevat’ of de ‘Examentrainer’ gebruiken. Beide boeken staan ook in de mediatheek.
Bestudeer oude correctiemodellen van eindexamens om te herkennen hoe je de antwoorden moet opschrijven. Hiernaast staat waar Je docent beschikt ook over de examens en concurrerende methode Chemie correctievoorschriften te vinden Overal. Hierin staan oefeningen zijn. per paragraaf, proefwerken etc. Als je voor een onderwerp nog Oude eindexamens zijn bijv. te extra oefenstof en/of uitleg wilt, Bij de stof voor het eindexamen vinden op examenblad.nl, kun je dat aan je docent vragen. behoort ook het om kunnen gaan havovwo.nl, alleexamens.nl en met de toegestane hulpmiddelen op de nvonsite. Richt je bij het Vergeet niet om je schriften te m.n. Binas en je rekenmachine analyseren van oude gebruiken bij de (niet grafisch). eindexamens voor vraagsoorten examenvoorbereiding. De die vaker gebruikt worden op afgelopen jaren heb je veel 2015 en op de pilotexamens. Die opgeschreven en dat kan je zijn gebaseerd op jullie helpen prioriteiten te stellen. examenprogramma.
SCHEIKUNDE VWO Alle onderwerpen uit Chemie Overal delen 4V, 5V en 6V moet je beheersen.
In hoofdstuk 20 van Chemie Overal wordt de belangrijkste leerstof herhaalt.
Richt je op examens oefenen i.p.v. op leren. Je moet alle kennis kunnen toepassen.
Alleen paragrafen met een wit rondje SE worden niet getoetst op je Centraal Examen. Deze witte rondjes staan bij de betreffende paragraaftitels, de wegwijzer per hoofdstuk en de inhoudsopgave van elk deel. De SE-stof is afgerond in het schoolexamen.
Daarnaast kun je ‘Samengevat’ of de ‘Examentrainer’ gebruiken. Beide boeken staan ook in de mediatheek.
Zorg dat je weet aan welke signaalwoorden je kunt herkennen bij welk hoofdstuk en onderwerp de vraag hoort.
Je docent beschikt ook over de concurrerende methode Chemie. Hierin oefeningen per paragraaf, proefwerken etc.
Bestudeer oude correctiemodellen van eindexamens om te herkennen hoe je de antwoorden moet opschrijven. Hiernaast staat waar examens en correctievoorschriften te vinden zijn.
Oude eindexamens zijn bijv. te Op examenblad.nl kun je de 48 vinden op examenblad.nl, eindtermen vinden, maar dat havovwo.nl, alleexamens.nl en geeft niet zoveel duidelijkheid als op de nvonsite. Richt je bij het het doorwerken van de methode. analyseren van oude Bij de stof voor het eindexamen eindexamens voor vraagsoorten behoort ook het om kunnen gaan die vaker gebruikt worden op de met de toegestane hulpmiddelen pilotexamens. Die zijn gebaseerd m.n. Binas en je rekenmachine op jullie examenprogramma. (niet grafisch).
Als je voor een onderwerp nog extra oefenstof en/of uitleg wilt, kun je dat aan je docent vragen. Vergeet niet om je schriften te gebruiken bij de examenvoorbereiding. De afgelopen jaren heb je veel opgeschreven en dat kan je helpen prioriteiten te stellen.
WISKUNDE HAVO / VWO
Doe je leerwerk. Train heel veel! (gewoon veel is niet genoeg) … Markeer vooraf de opgaven waar je GEEN GR bij mag gebruiken Vragen die je met behulp van je GR mag oplossen herken je omdat daar de woorden exact of algebraïsch NIET in staan. Noteer alle gegevens voor je aan de vraag begint Door de gegevens handig op te schrijven hoef je ze niet elke keer op te zoeken, dus dat levert tijd op. Het noteren van de gegevens zorgt ook voor structuur en overzicht. Soms ligt de oplossing van een vraagstuk voor het oprapen als je de gegevens op een slimme manier hebt genoteerd. Een antwoord op een vraag hoeft nooit gebruikt te worden bij een volgende vraag. Dat betekent dat als je ergens vast loopt, je de volgende vraag gewoon kan proberen. Lees de opgave zorgvuldig. Probeer de situatie in te beelden. Dat kan je helpen bij het analyseren van het probleem, zodat je makkelijker en sneller bij een oplossing komt. Doe voorbeelden na. Regelmatig staat er een voorbeeld bij een situatie. Doe je uiterste best het voorbeeld te begrijpen en zorg dat je het voorbeeld zelf kan reproduceren. Dat zorgt voor inzicht in de situatie. Als er bij een formule een voorbeeld staat, reken je dat na. Dat zorgt ervoor dat je weet hoe je de formule in je rekenmachine moet invoeren (denk daarbij bijvoorbeeld aan haakjes). Let op signaalwoorden voor bepaalde theorieën. Sommige woorden kan je opvatten als signaalwoorden voor bepaalde stukken theorie. Voor wisA: als er bijvoorbeeld in een vraag staat dat iets normaal verdeeld is, teken je gelijk een normaalkromme en als er naar een aantal mogelijkheden wordt gevraagd denk je gelijk aan combinaties en permutaties. Voor wisB: als je bijvoorbeeld woorden als ‘snelheid’ of termen als x ziet staan, denk je
aan differentiëren. Schrijf voldoende op (liever te veel dan te weinig). Vaak leveren bepaalde opmerkingen punten op. Denk er ook aan dat je een vergelijking moet hebben opgeschreven als je op je GR de optie ‘intersect’ gebruikt. Denk er ook aan dat je bij het uitrekenen van een kans altijd P(…) noteert. Geloof je je eigen antwoord? Bedenk of je antwoord kan kloppen. Als je uit een vraag krijgt dat een auto 2345 km/h rijdt, weet je dat je een fout hebt gemaakt. Ook kan je je antwoorden soms controleren met behulp van de tekeningen/grafieken die op het examen staan. Lees na het beantwoorden van een opgave de vraag nog een keer. Heb je antwoord gegeven op de vraag? Ben je volledig (soms worden meerder dingen van je verwacht)? Heb je het juiste aantal decimalen?
Opdracht Bereken Toon aan/Laat zien Beredeneer Bepaal (grenswaarde)
Geef Los algebraïsch op / bereken algebraïsch Bereken exact Onderzoek Leg uit Schets grafiek
Teken grafiek
Betekenis Laat met berekeningen (bestaande uit logische stappen) zien wat het antwoord is. Er wordt een bewering gedaan, jij moet met een uitleg (wat meestal een berekening is) laten zien dat de bewering waar is. Laat stap voor stap zien hoe je tot het antwoord komt. Dit hoeven niet per se berekeningen te zijn, maar kan wel! Lijkt op ‘Bereken’. Laat met behulp van een berekening zien wat het antwoord is. Bij bepalen van een grenswaarde vul je meestal een heel groot getal in (1099). Lijkt op ‘Bereken’. Er wordt om een berekening gevraagd waarbij het nog belangrijker is dat je logische tussenstappen opschrijft. Los de vergelijking op door algebraïsche vaardigheden te gebruiken en de berekening op te schrijven. Dus geen grafische rekenmachine. Zelfde als ‘bereken algebraïsch’, maar dan zonder af te ronden. In het antwoord moeten eventuele wortels, breuken, logaritmen enz. blijven staan. Er wordt een bewering gedaan, jij moet met een uitleg (wat meestal een berekening is) laten zien of deze bewering waar of niet waar is. Vergelijkbaar met ‘onderzoek’, maar de bewering die gedaan is, is waar. Teken (met potlood) een versimpelde voorstelling waarbij alleen de essentiële informatie is getekend zodat het duidelijk is waarover het gaat. Wel moeten eigenschappen van functies zoals asymptoten worden aangegeven. Schaalverdeling hoeft niet nauwkeurig te kloppen. Bereken eerst eventuele asymptoten of het beginpunt en maak vervolgens een tabel. Teken (met potlood en geodriehoek) de functie door de punten uit de tabel in een assenstelsel uit te zetten. Teken ook de asymptoten en het beginpunt. Bij het tekenen van goniometrische functies hoeft geen tabel gemaakt te worden. Het geven van de eigenschappen (amplitude, evenwichtsstand, periode en beginpunt) komen hiervoor in de plaats.
ALGEMEEN STAPPENPLAN VOOR HET MAKEN VAN EEN MODERNE VREEMDE TALEN-EXAMEN
Oriënteren Let speciaal op alles boven en onder de hoofdtekst (titel, inleiding, naam van de schrijver, bronvermelding e.d.) en bedenk waar de tekst over gaat; Vraag je af wat je al over het onderwerp weet – denk hier even over na voordat je verder gaat met de tekst;
Vraag en alinea begrijpen
Hulpmiddelen vinden
Antwoord geven
Lees eerst de vraag en probeer te begrijpen wat die in houdt;
Om aanwijzingen te vinden voor het antwoord: let ook op de zinnen die in de vorige of in de volgende alinea staan;
Probeer – als je daar voldoende tijd voor hebt – eerst zelf het antwoord op een meerkeuzevraag te geven voordat je kijkt naar de alternatieven; kies het antwoord dat er het meest op lijkt;
Lees dan de hele alinea bij de vraag en onderstreep de woorden of woordgroepen die jou belangrijk lijken; Als je een woord niet kent – lees dan eerst even door, misschien wordt het uitgelegd of wordt er een synoniem gebruikt; raad de betekenis (lijkt het woord op iets wat je kent uit een andere taal?); Let extra op de eerste en de laatste zin van een alinea als de zinnen vrij kort zijn; hierin staat vaak de belangrijkste informatie;
Let op de zogenaamde signaalwoorden; zij geven aanwijzingen over hoe de tekst in elkaar zit (tegenstelling, voordelen, nadelen, oorzaak, gevolg, argument);
Herhaal bij open vragen de kern van de vraag in je antwoord en maak de zin af; Voer alle instructies in de vragen precies uit, in de volgorde waarin ze gevraagd worden, dan vergeet je geen enkel element.
Als er gevraagd wordt: Geef de kern, de hoofdgedachte weer/ Wat is de kern van…….? Dan moet je, voor je gaat antwoorden, alle voorbeelden schrappen. Voorbeelden zijn: Namen Plaatsen Getallen Percentages Data
stap 1. eerst kijken & nadenken
Let speciaal op alles boven en onder de hoofdtekst (titel, inleiding, naam van de schrijver, bronvermelding e.d.) en bedenk waar de tekst over gaat; stap 2. voorkennis ophalen vraag je af wat je al over het onderwerp weet – denk hier even over na voordat je verder gaat met de tekst; Stap 3. de tekst verkennen lees eerst de hele tekst en onderstreep de woorden of woordgroepen die jou belangrijk lijken; Stap 4. moeilijke woorden? als je een woord niet kent – lees dan eerst even door, misschien wordt het uitgelegd of wordt er een synoniem gebruikt; raad de betekenis (lijkt het woord op iets wat je kent uit een andere taal?); Stap 5. vragen lezen & antwoorden zoeken lees nu nauwkeurig vraag voor vraag en zoek het tekstgedeelte erbij waar het antwoord te vinden is; Stap 6. let op kernzinnen let extra op de eerste en de laatste zin van een alinea (hierin staat de belangrijkste informatie);Stap 5. Stap 7. samenhang doorzien let op de zogenaamde scharnier-, signaal- of structuurwoorden; zij geven aanwijzingen over hoe de tekst in elkaar zit (tegenstelling, voordelen, nadelen, oorzaak, gevolg, argument); Stap 8. meerkeuze probeer eerst zelf het antwoord op een meerkeuzevraag te geven voordat je kijkt naar de alternatieven; kies het antwoord dat er het meest op lijkt; Stap 9. open vragen herhaal de kern van de vraag in je antwoord en maak de zin af; Stap 10. instructies opvolgen! voer alle instructies in de vragen precies uit.Stap 3. verkennen
TEKSTEN MET JUIST/ONJUISTVRAGEN
Stap 1:
Stap 2:
Let op het aantal te behalen punten.
Lees eerst alle antwoordmogelijkheden door
Krijg je alleen punten als je (bijna) alle antwoorden goed hebt, dan kun je ervoor kiezen om eerst de andere vragen te maken.
Stap 3: Scan het tekstgedeelte Let op woorden als: ‘meeste’, ‘alle’, ‘nooit’, ‘altijd’
Stap 4: Zet in de tekst een ‘+’ of een ‘-‘ bij de antwoordmogelijkheden. Wat wordt er gevraagd? ‘wel/niet’? ‘juist/onjuist’? ‘waar/niet waar’? ‘ja/nee’? Houd je aan die woorden!!!!!
Oefenen Je kunt alle teksten met antwoorden van de afgelopen tien jaren vinden op www.nufransleren.nl. Op www.wrts.nl kun je je woordenschat vergroten en de signaal/sleutelwoorden oefenen. Voorin de examenbundel staat een bladzijde met veelvoorkomende woorden en uitdrukkingen in de vraagstelling.
ALGEMENE TIPS Valkuilen bij het lezen van teksten Bij het lezen van CITO-teksten kom je een aantal VALKUILEN tegen, waardoor foute antwoorden goed lijken te zijn: Te veel uit de tekst. Wat in het foute antwoord staat, komt allemaal in de tekst voor, maar er staan dingen tussen waar de vraag geen betrekking op heeft. Bijvoorbeeld: in de tekst worden twee oorzaken voor milieuverontreiniging genoemd. In het foute antwoord worden die twee oorzaken wel genoemd, maar ook een reden waarom het allemaal wel meevalt. Te weinig uit de tekst. Wat in het foute antwoord staat, komt allemaal in de tekst voor, maar er ontbreekt een deel dat in de tekst ook genoemd wordt, waardoor het antwoord onvolledig is. Dus: kijk of alle elementen uit de tekst in het antwoord staan. Bijvoorbeeld: in de tekst worden twee oorzaken voor milieuverontreiniging genoemd, maar het foute antwoord geeft er maar één. Bijzaak. In dit foute antwoord staat wel iets wat door de tekst genoemd wordt, maar in de vraag wordt naar een hoofdzaak, niet naar een bijzaak, gevraagd. Bijvoorbeeld: In de tekst staat "hij deed allerlei stomme dingen, zoals die keer dat hij op een varken door de stad reed". De vraag luidt: "Wat kun je zeggen over Dik Troms gedrag?" Fout antwoord: "Dat hij op een varken door de stad reed". Past niet bij de vraag. Dit foute antwoord op de vraag staat wel in de tekst, maar het past niet bij deze specifieke vraag. Dus: lees de vraag voldoende nauwkeurig. Bijvoorbeeld: In de vraag staat "Wat is de overeenkomst tussen Frankrijk en Engeland?". In het foute antwoord staat: "Engeland wil niet bij Europa horen, terwijl Frankrijk dat juist wel graag wil". Tegenovergestelde. Het foute antwoord is juist het tegenovergestelde van wat er in de tekst staat Bijvoorbeeld: in de tekst staat "De kaart is geldig tot buiten de landsgrenzen". In het foute antwoord staat "De kaart is slechts geldig binnen de grenzen van ons land" (het woordje "ne ….que" = “slechts, alleen maar” in het Frans wordt makkelijk verward met "ne…..pas"!) Open deur. Dit foute antwoord klinkt misschien wel voor de hand liggend en dus logisch, maar het staat absoluut niet zo in de tekst. Dus: kies niet te snel voor een antwoord dat wel aardig of plausibel klinkt. Bijvoorbeeld: In de tekst staat: "Vrouwen hebben minder aanleg voor wiskunde dan mannen". In het foute antwoord staat "Vrouwen en mannen zijn gelijkwaardig". Te veel erbij gesleept. Dit foute antwoord staat gedeeltelijk in de tekst, maar jij verzint er zelf iets bij, waardoor het een interpretatie wordt i.p.v. een beschrijving. Dus: beperk je tot wat er in de tekst staat. Bijvoorbeeld: in de tekst staat: "Als kind tekende Yves Saint Laurent graag en hij speelde ook graag toneel", maar in het foute antwoord staat: "Hij speelde liever toneel dan dat hij tekende".
Tot slot
Ga op tijd naar bed Je kan de nacht voor je examen beter twee uur langer slapen dan twee uur langer oefenen. Eet ’s morgens goed Je moet lang werken. Dat kan niet op een lege maag.
Het examen is er niet voor gemaakt om je te laten zakken. Blijf rustig en blijf goed nadenken. Je kan het!