Besluit van de Vlaamse Regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Golfterrein Sint-Gillis-Waas” DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel 2.2.7 § 7, eerste lid, gewijzigd met het decreet van 18 november 2011 en artikel 7.4.1/2 §1 ingevoegd met het decreet van 11 mei 2012 houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 1997 houdende de definitieve vaststelling van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, bekrachtigd bij het decreet van 17 december 1997 wat de bindende bepalingen betreft, en op de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en 17 december 2010 houdende de definitieve vaststelling van een herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, bekrachtigd bij de decreten van 19 maart 2004 respectievelijk 25 februari 2011 wat de bindende bepalingen betreft; Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, artikel 13, §§1 en 3, gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2002; artikel 27, § 3, eerste lid, ingevoegd bij decreet van 19 juli 2002 en gewijzigd bij het decreet van 25 mei 2007; artikel 28, gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2002; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, artikel 8, § 1, eerste lid; Gelet op het koninklijk besluit van 7 november 1978 houdende de vaststelling van het gewestplan nr. 13 Sint-Niklaas – Lokeren; Gelet op het plan-milieueffectenrapport, waarin ook de watertoets is opgenomen, goedgekeurd door de dienst MER van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie op 29 september 2011; Gelet op de beslissing van de dienst Veiligheidsrapportage van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van 12 maart 2012 dat voor gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Golfterrein Sint-Gillis-Waas” geen ruimtelijk veiligheidsrapport dient opgemaakt te worden; Gelet op de plenaire vergadering van 30 maart 2012 over het voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Golfterrein Sint-Gillis-Waas”, het verslag ervan en het advies van de gemeente Sint-Gillis-Waas, de provincie Oost-Vlaanderen, Bloso, Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, dienst
1/9
Veiligheidsrapportering, Vlaamse Milieumaatschappij, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, dienst MER en Toerisme Vlaanderen; Gelet op het advies van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening – Onroerend Erfgoed (SARO) van 23 mei 2012; Gelet op de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Golfterrein Sint-Gillis-Waas” door de Vlaamse Regering op 7 december 2012; Gelet op de aankondiging door de Vlaamse Regering van het openbaar onderzoek over het ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan; Gelet op het openbaar onderzoek, dat plaatsvond van 15 januari 2013 tot 15 maart 2013, en op de uitgebrachte bezwaren, opmerkingen en adviezen; Gelet op advies 53.560/1 van de Raad van State, gegeven op 11 juli 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Overwegende dat het voorliggende gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan werd opgesteld in overeenstemming met het Vlaams Golfmemorandum waarin het opmaken van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor het te ontwikkelen golfterrein op de voormalige klei-ontginning in Sint-Gillis-Waas vooropgesteld wordt en in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen; dat geopteerd wordt voor de inplanting van een golfterrein op een voormalig ontginningsgebied en stort; dat hiermee het beginsel van zuinig ruimtegebruik en hergebruik wordt toegepast; dat het terrein bouwfysisch niet in aanmerking komt voor bebouwing en evenmin een geschikte locatie is voor de ontwikkeling van bedrijven of andere vormen van bebouwing; dat de invulling met een golfterrein toelaat de locatie te ontwikkelen met een groen en onbebouwd karakter; dat met het oog op het ontwikkelen van een groene omgeving de bebouwingsmogelijkheden worden beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de golfactiviteit; Overwegende dat de neerslag van de ruimtelijke afweging is opgenomen in de toelichtingsnota bij het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan; Overwegende dat bij de opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan een vertaling is gebeurd van de resultaten van het milieueffectenonderzoek en van de milderende maatregelen; Overwegende dat een watertoets is uitgevoerd; dat hierover toelichting is opgenomen in de toelichtingsnota; dat de watertoets opgenomen is in de toelichtingsnota van het RUP als onderdeel van het plan-milieueffectenrapport; dat met het watersysteem rekening is gehouden bij de redactie van de stedenbouwkundige voorschriften; dat uit één en ander kan besloten worden dat het plan geen betekenisvolle negatieve impact zal hebben op het watersysteem;
2/9
Overwegende dat het openbaar onderzoek plaatsvond van 15 januari 2013 tot en met 15 maart 2013; dat er tijdens dit openbaar onderzoek 11 bezwaren, opmerkingen en adviezen werden ingediend; Overwegende dat de gemeenteraad van Sint-Gillis-Waas op 7 maart 2013 een gunstig advies heeft gegeven over het ruimtelijk uitvoeringsplan; dat de provincie Oost-Vlaanderen op 27 februari 2013 een voorwaardelijk gunstig advies heeft gegeven; dat akte wordt genomen van deze adviezen; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen gevraagd wordt om bijkomende bepalingen op te nemen inzake de landschappelijke en natuurlijke kenmerken van het gebied zoals aangegeven in het planMER; dat meer bepaald bepalingen worden voorgesteld om het golfterrein af te schermen van de naburige (landbouw)percelen door middel van bomen, om gebruik te maken van inheems, streekeigen en standplaatsgeschikt plantgoed, om rondom het oppervlaktewater een groenbuffer te verplichten om te vermijden dat meststoffen en pesticiden er naar uitspoelen en inzake de impact van meststoffen en op het omliggende landbouwgebruik; dat de vernoemde maatregelen opgenomen in het planMER een vertaling hebben gekregen; dat het plangebied bestemd is als golfterrein met overdruk natuurverwevingsgebied; dat de aanduiding als natuurverwevingsgebied gericht is op het bestendigen en versterken van de landschapswaarden en de landschappelijke impact, hetgeen het gebruik van inheems, streekeigen en standplaatsgeschikt plantgoed impliceert, op het behouden en versterken van de natuurwaarden, hetgeen inhoudt dat het gebruik van meststoffen en pesticiden gecontroleerd wordt en beperkt tot specifieke zones zoals de afslag en green, zodat er geen impact is op de naastgelegen gronden, noch op het watersysteem en het oppervlaktewater; dat de overdruk natuurverweving daartoe de nodige stedenbouwkundige voorschriften bevat; dat de aanduiding natuurverweving ook een engagement van de initiatiefnemer impliceert, zoals bepaald in het golfmemorandum dat de Vlaamse Regering heeft vastgesteld met het oog op het verhogen van de ecologische, landschappelijke en algemene omgevingskwaliteit van nieuwe golfprojecten; dat het zogenaamde ‘committed tot green’-label van de Vlaamse Vereniging voor golf onder meer een specifieke controle inhoudt op het beheer van het terrein wat het gebruik van pesticiden en meststoffen betreft; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen wordt voorgesteld om de waterlopen in het gebied om te leiden naar de rand van het terrein zodat de eventuele schade van het onderhoud ervan beperkt blijft; dat er verwezen wordt naar occasionele wateroverlast in de Kattestraat; dat anderzijds gepleit wordt om langs de Kattestraat bebouwing en infrastructuur voor het golfterrein toe te laten, zoals bijvoorbeeld een parking of een greenkeepersgebouw; dat in antwoord op deze bezwaren, opmerkingen en adviezen kan worden gesteld dat in de stedenbouwkundige voorschriften is bepaald dat ruimte moet worden voorzien voor het bergen en vasthouden van oppervlaktewater; dat bebouwing en verharding in de lagergelegen delen van het gebied wordt uitgesloten; dat deze bepalingen garanties bieden om wateroverlast in de toekomst te vermijden; dat deze bepalingen ook een degelijke afwatering van de woningen en hun directe omgeving garanderen; dat anderzijds ook de bestaande regelgeving inzake onderhoud van waterlopen en grachten in dit gebied van kracht is; dat aan de stedenbouwkundige 3/9
voorschriften wordt toegevoegd dat de bestaande grachten in het plangebied niet gedempt mogen worden; dat er derhalve voldoende garanties zijn inzake waterbeheersing en beheer van waterlopen; Overwegende dat in sommige bezwaren en opmerkingen wordt gepleit om de percelen afdeling 1, sectie C, 1438C, 1438E, 1449, 1450A en 1455B te bestemmen als artikel 2 ‘Gebied voor winning van oppervlaktedelfstoffen met nabestemming gebied voor golfterrein met overdruk natuurverweving’ omdat ze nog nodig zijn voor de toegang tot de kleiput/stortplaats; dat deze percelen inderdaad op korte termijn nog nodig blijven voor de bestaande stortactiviteiten; dat in navolging van deze bezwaren en opmerkingen de gevraagde aanpassing aan het grafisch plan wordt doorgevoerd; dat deze aanpassing de realisatie van de 1ste fase, namelijk een 9holes golfterrein niet in het gedrang brengt; dat dit blijkt uit een aangepaste inrichtingsschets die door de betrokkenen werd uitgewerkt; dat deze inrichtingsschets in de toelichtingsnota werd opgenomen ter verduidelijking van de voorziene ontwikkeling in twee fases; dat in de toelichtingsnota bijkomende duiding wordt gegeven over de huidige stort- en ontginningsactiviteiten, de fasering ervan en de beoogde timing voor verdere activiteiten; dat deze aanpassing aan het plan ook aanleiding geeft tot de wijziging van de verbinding voor langzaam verkeer in het plan; dat het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften zo worden gewijzigd dat zowel in de eerste als in de tweede fase steeds gegarandeerd wordt dat voorzien wordt in een toegankelijke (fiets)verbinding over het golfterrein; dat omwille van een optimale ligging en functionaliteit van de langzaam verkeerverbinding ook voorzien wordt dat bij de realisatie van de tweede fase de verplaatsing van het pad toegelaten kan worden; dat daardoor de aansluiting op het fietsroutenetwerk ten allen tijde is verzekerd; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen voorgesteld wordt de Kattestraat specifiek te bestemmen als “wegenis” en niet als “golfterrein”, onder meer om het openbaar karakter van de Kattestraat te garanderen; dat het openbaar karakter van de Kattestraat inderdaad behouden moet blijven; dat in het golfproject voor de Kattestraat de functie als lokale toegang verlenende weg voorop staat; dat in overeenstemming met deze bezwaren, opmerkingen en adviezen de Kattestraat als wegenis wordt bestemd; dat door de specifieke aanduiding “wegenis” ondubbelzinnig komt vast te staan dat de Kattestraat haar karakter als openbare weg behoudt en dat deze weg permanent toegankelijk blijft voor gemotoriseerd en nietgemotoriseerd verkeer op een lokale weg; dat in de toelichtingsnota ook bijkomende duiding wordt opgenomen over de toegankelijkheid van de paden doorheen het golfterrein; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen wordt voorgesteld om voor de activiteiten van Interwaas de regeling voor “tijdelijke activiteiten” van toepassing te maken of in elk geval te voorzien in garanties om de huidige activiteiten tijdelijk verder te kunnen zetten of te werken met een dubbele bestemming in geval het project niet gerealiseerd zou worden, waardoor ook het onnodig betalen van planbaten kan worden vermeden; dat in overeenstemming met dit bezwaar de regeling voor de bestaande activiteiten wordt verruimd met de huidige activiteiten van Interwaas; dat eveneens voorzien wordt dat de wettelijke verplichte werken voor de nazorg van de stortplaats uitgevoerd kunnen worden; dat de
4/9
decretale regeling inzake planbaten ongewijzigd blijft en bepalingen bevat teneinde te garanderen dat een eventuele planbatenheffing enkel ten laste komt van een door het plan begunstigde eigenaar; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen wordt aangegeven dat het plan niet getuigt van zuinig ruimtegebruik vermits het 50 ha inneemt terwijl er maar 30 ha nodig zou zijn, zodat er minder ruimte met een landbouwgebruik zou kunnen ingenomen worden; dat bezwaar wordt gemaakt tegen de bestemmingswijziging van perceel 1272, in landbouwgebruik, als golfterrein; dat aandacht wordt gevraagd voor de invloed van het golfterrein op de naburige landbouwgronden; dat er gevraagd wordt om maatregelen te treffen om golfballetjes te weren van landbouwgrond omwille van de schade die ze kunnen berokkenen; dat voor de ontwikkeling van het golfterrein gebruik gemaakt wordt van een voormalig afvalstort; dat de tweede fase van het golfterrein gerealiseerd zal worden als nabestemming van een uitgegraven en volgestort terrein; dat de ruimte-inname en de impact op landbouw en andere functies daardoor in zeer sterke mate wordt beperkt; dat het golfproject met een voorstel van inrichting door de technische werkgroep golf werd getoetst aan het golfmemorandum onder meer op het vlak van ruimte-inname; dat in het golfmemorandum geen strikte oppervlaktedoelstelling is opgenomen maar dat wel wordt uitgegaan van het principe van zuinig ruimtegebruik; dat in het golfmemorandum sprake is van een terreinoppervlakte voor een 18-holes golfterrein tussen 40 en 70 ha, zonder dat dit als norm wordt nagestreefd; dat zowel uit het oorspronkelijke als het geactualiseerde inrichtingsplan blijkt dat de ruimte inname voor de bespeelbare zone als voor de roughs relatief beperkt is gehouden; dat de aanleg van een 72 par golfterrein wordt beoogd waardoor het terrein in aanmerking komt voor officiële wedstrijden; dat daarvoor minimale lengtes voor de bespeelbare zones noodzakelijk zijn zodat deze niet zonder meer beperkt kunnen worden; dat het niet aangewezen is de zones buiten spel en de roughs verder in oppervlakte te beperken vermits dit de algemene beeldkwaliteit, de inpassing in de omgeving, de impact op de omliggende woningen en de bruikbaarheid van het golfterrein negatief zou beïnvloeden; dat derhalve de voorgestelde configuratie en oppervlakte voldoet aan de voorwaarden voor de realisatie van een 18-holes golfterrein en het principe van zuinig ruimtegebruik; dat in de stedenbouwkundige voorschriften wordt opgenomen dat de inrichting van het golfterrein zo moet gebeuren dat de impact op de landbouw, bijvoorbeeld wat betreft golfballen, beperkt wordt; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen wordt opgemerkt dat de parking te ruim is; dat er 0,4ha wordt voorzien in functie van parking, terwijl het golfmemorandum 0,5ha voorziet voor parkings en gebouwen voor een 18-holes golfterrein; dat de rood gearceerde oppervlakte 2,25ha bevat, wat veel ruimer is dan voorzien in het golfmemorandum; dat uit de MER blijkt dat de benodigde oppervlakte voor parkings 89 parkeerplaatsen bedraagt; dat in antwoord op dit bezwaar kan worden gesteld dat een golfterrein wordt bestemd met een stedenbouwkundig voorschrift dat het open, onbebouwd en groen karakter van het gebied garandeert; dat voor de noodzakelijke gebouwen, verharding en parkeerplaatsen een specifieke zone wordt aangeduid met een rode arcering; dat buiten deze zone geen verharding of bebouwing is toegelaten met een oppervlakte groter dan 25 m²; dat deze arcering derhalve als een strikt maximum geldt voor het
5/9
oprichten van een clubhuis, loodsen, verharding voor stockage van zand en ander golfmateriaal, parkeerplaatsen en dergelijke; dat deze zone voldoende ruim wordt genomen om het bebouwd en verhard gedeelte eveneens een groen karakter te kunnen geven zodat het geïntegreerd kan worden bij de aansluitende groene ruimte; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen wordt opgemerkt dat in de stedenbouwkundige voorschriften de bepaling ‘in het gebied’ in de tekst ‘Na de inwerkingtreding van de nabestemming van artikel 2 kan in het gebied een 18-holes golfterrein met de bijbehorende voorzieningen worden aangelegd’ kan worden geïnterpreteerd dat er bijkomend 9-holes kunnen worden voorzien, naast de 18-holes van artikel 1; dat wordt gevraagd om te verduidelijken dat het de nabestemming zoals voorzien in artikel 2.2 niet beperkt is tot het vierkantje op het grafisch plan; dat in antwoord hierop kan worden gesteld dat het plan gaat over een 18-holes golfterrein dat in twee fases van telkens 9 holes zal worden aangelegd; dit wordt ook verduidelijkt in de toelichtingsnota in de hoofdstukken 3, 4 en 7; dat uit samenlezing van de stedenbouwkundige voorschriften en het grafisch plan blijkt dat de nabestemming zoals bestemd in artikel 2.2 van toepassing is op het volledig gebied van artikel 2 zoals aangeduid op het grafisch plan; Overwegende dat sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen opmerkingen formuleren bij de gehanteerde terminologie inzake recreatie en golf en inzake de nevenschikking of gelijkwaardigheid van bestemmingen en activiteiten als gevolg van de aanduiding natuurverweving in overdruk; dat de bestemming specifiek de aanleg van een golfterrein betreft, als een verbijzondering van de ruimere bestemming recreatie; dat de aanduiding in overdruk uitgaat van een nevenschikking of gelijkwaardigheid van de golfactiviteit enerzijds en de natuurwaarden anderzijds; dat deze nevenschikking eveneens inhoudt dat de realisatie van een 18-holes golfterrein op de locatie in kwestie mogelijk is zonder de natuurwaarden van het gebied in het gedrang te brengen, of de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden te verhinderen, zodat de overdruk natuurverweving de realisatie van een golfterrein niet in het gedrang brengt; dat hierover de vereiste duiding is opgenomen in de toelichtingsnota zodat er geen aanpassing van de stedenbouwkundige voorschriften en geen aanvulling van de toelichtingsnota noodzakelijk is; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen adviezen wordt voorgesteld om art 1.1 van de stedenbouwkundige voorschriften over de visuele buffer tussen het golfterrein en de bestaande woningen, aan te vullen met de bepaling “dat deze visuele buffering wordt gerealiseerd door de aanleg van een opgaande lijnvormige vegetatie”, zoals in art. 1.7; dat het stedenbouwkundig voorschrift 1.1 wordt aangepast, in overeenstemming met deze opmerkingen; dat de stedenbouwkundige voorschriften daardoor inhoudelijk consistenter worden; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen wordt opgemerkt dat er in artikel 1.7 enkel wordt aangegeven over welke lengte de lijnvormige vegetatie moet worden aangelegd, zonder dat er iets wordt gezegd over de hoogte of de breedte ervan; dat in antwoord hierop kan worden gesteld dat voor artikel 1.7 het typevoorschrift voor een lijnvormige buffer werd gebruikt; dat het plangebied bestemd is als golfterrein met overdruk natuurverwevingsgebied; dat dit
6/9
inhoudt dat het gebied een groene invulling krijgt; dat dit ook blijkt uit de inrichtingsschets die in de toelichtingsnota werd opgenomen; dat dit voorschrift werd opgenomen om er voor te zorgen dat er effectief een visuele afscherming wordt gerealiseerd tussen het golfterrein en de omringende woningen; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen wordt gewezen op een inconsistente aanpak en beschrijving van de mogelijkheden om oppervlakteen grondwater op te pompen; dat gepleit wordt voor hergebruik van regenwater; dat in antwoord hierop kan worden gesteld dat de verordenende voorschriften in dit geval een vertaling zijn van de aanbevelingen van de planMER; dat voor dit plan het oppompen van grondwater verboden is; dat de inconsistenties in de toelichtende teksten een gevolg zijn van het opnemen van citaten uit het planMER in de toelichtingsnota; dat dit in de toelichtingsnota tekstueel werd verduidelijkt; dat het hergebruik van regenwater geregeld wordt in de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hieromtrent, zoals wordt aangegeven in de toelichtingsnota; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen wordt voorgesteld om te garanderen dat de initiatiefnemer voor de aanleg van het golfterrein effectief tot realisatie kan overgaan; dat op dit voorstel niet kan worden ingegaan omdat stedenbouwkundige voorschriften betrekking moeten hebben op de activiteiten die zullen plaatsvinden op een bepaalde plek en niet op degene die deze activiteiten zal realiseren; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen wordt gewezen op inconsistenties in artikel 2.1 van de stedenbouwkundige voorschriften, met name de voorwaarden die worden opgelegd aan de ontginningsactiviteit; dat de voorwaarden duidelijk omschreven zijn, in overeenstemming met de formulering zoals opgenomen in de typevoorschriften voor ontginningsactiviteiten zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering op 11 april 2008 en gehanteerd voor verschillende ontginningsgebieden; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen wordt opgemerkt dat het woordgebruik in art. 1.5.2 over “een woning” verwarrend kan overkomen; dat in antwoord hierop kan worden gesteld dat de verwijzing naar “een woning” slaat op elke woning binnen de bestemming waarop het stedenbouwkundig voorschrift van toepassing is; dat bovendien in de stedenbouwkundige voorschriften “woning” werd verduidelijkt door toe te voegen dat het om hoofdzakelijk vergunde, niet verkrotte woningen gaat, in overeenstemming met de decretale bepalingen ter zake; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen wordt opgemerkt dat het onduidelijk is wat in artikel 1.8 van de stedenbouwkundige voorschriften bedoeld wordt met ‘perceel’; dat in overeenstemming met deze opmerking ‘perceel’ in het stedenbouwkundig voorschrift van artikel 1.8 werd vervangen door ‘kadastraal perceel’; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen aandacht wordt gevraagd voor de samenhang tussen verschillende ruimtelijke processen die lopen in een streek; dat in antwoord op dit bezwaar kan worden gesteld dat in de
7/9
toelichtingsnota duiding wordt gegeven bij andere planningsprocessen in de omgeving en waar nodig voor afstemming werd gezorgd; dat deze opmerking ook betrekking heeft op gebieden die buiten het plangebied zijn gelegen zodat deze niet kan leiden tot concrete aanpassingen aan de verordenende delen van het voorliggend plan; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen wordt gevraagd om de wetgeving met betrekking tot de geklasseerde waterlopen op te nemen in de toelichtingsnota en om, conform het PRS, een voorschrift op te nemen dat een archeologisch vooronderzoek oplegt; dat de sectorale wetgeving met betrekking tot de geklasseerde waterlopen steeds van toepassing is; dat de sectorale wetgeving enkel een archeologisch onderzoek voorziet, geen archeologisch vooronderzoek; dat er in gewestelijke RUP’s geen verordenend stedenbouwkundig voorschrift met betrekking tot archeologie wordt opgenomen omdat het voeren van een archeologisch onderzoek reeds verplicht wordt door de sectorale wetgeving; dat de verplichting om al dan niet een archeologisch vooronderzoek uit te voeren gekoppeld is aan de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag; dat de sectorale wetgeving enerzijds en de voorwaarden gekoppeld aan de stedenbouwkundige vergunning anderzijds voldoende garanties bieden met betrekking tot het archeologisch onderzoek; dat deze opmerkingen derhalve geen aanpassingen aan de stedenbouwkundige voorschriften en de toelichtingsnota vereisen; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen gevraagd wordt om het tracé van de waterlopen in te tekenen op het grafisch plan; dat er op het grafisch plan enkel bestemmingen worden aangeduid, analoog aan deze die opgenomen zijn in de typevoorschriften; dat de waterlopen aangeduid worden op kaart 1 ‘Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen’ bij de toelichtingsnota; dat deze opmerking geen aanpassing van het grafisch plan vereist; Overwegende dat een aantal opmerkingen, bezwaren en adviezen in hoofdzaak bestaan uit algemene bemerkingen en bedenkingen; dat hierbij geen specifiek onderdeel van het voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan ter discussie wordt gebracht en geen concrete voorstellen worden gedaan; dat deze opmerkingen, bezwaren en adviezen onder meer betrekking hebben op het onderhoud en beheer van het golfterrein zoals bijvoorbeeld grachten en waterlopen, de aanleg van de fietsverbinding, het voorzien van een erfdienstbaarheid voor de bereikbaarheid van de omringende landbouwpercelen, rekening houden met de groeiseizoenen en de pachtwetgeving bij de realisatie van de twee fases van het golfterrein; dat dergelijke opmerkingen, bezwaren en adviezen geen betrekking hebben op de onderwerpen die in het plan verordenend worden vastgelegd en derhalve niet resulteren in aanpassingen van het grafisch plan of van de stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat in overeenstemming met een aantal opmerkingen, bezwaren en adviezen tekstuele aanpassingen werden doorgevoerd in de toelichtingsnota en in de stedenbouwkundige voorschriften en het grafisch plan zoals de nummering en naamgeving op de kaarten, stedenbouwkundige voorschriften en toelichtingsnota, de nummers van de waterlopen en wegenis; dat in de toelichtende kolom bij de stedenbouwkundige voorschriften de formulering zo werd aangepast dat het informatieve karakter ervan duidelijker tot uiting komt; dat deze aanpassingen geen
8/9
inhoudelijke wijzigingen aan de verordenende bepalingen van het plan tot gevolg hebben; Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport; Na beraadslaging, BESLUIT: Artikel 1. Het bij dit besluit gevoegde gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Golfterrein Sint-Gillis-Waas” wordt definitief vastgesteld. De normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als bijlagen I en II: 1° bijlage I bevat het grafisch plan; 2° bijlage II bevat de stedenbouwkundige voorschriften bij het grafisch plan. De niet-normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als onderdeel van de bijlagen III en IV, V: 1° bijlage III, de toelichtingsnota met een weergave van de feitelijke en juridische toestand, meer bepaald de tekstuele toelichting en de kaarten; de relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, een lijst van de voorschriften die strijdig zijn met het voormelde gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan en die worden opgeheven, een overzicht van de conclusies van het planMER en de watertoets; 2° bijlage IV, het register met de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing, een kapitaalschadecompensatie of gebruikerscompensatie; 3° bijlage V: het plan-MER en de watertoets; Art. 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor ruimtelijke ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, De Minister-president van de Vlaamse Regering,
Kris PEETERS De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport,
Philippe MUYTERS
9/9