Uitgegeven: 22 februari 2007 2007 no. 10 PROVINCIAAL BLAD VAN FRYSLAN
Besluit nr. 637524 d.d. 9 mei 2006 van Gedeputeerde Staten van Fryslân
Gedeputeerde Staten van Fryslân stellen de volgende wijzigingen in de arbeidsvoorwaardenregelingen vast: Artikel I De Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies wordt als volgt gewijzigd: A. A. In artikel B.9, onderdeel f, wordt de zinsnede “artikel D.17” vervangen door: artikel D.15. B. In artikel C.11, eerste lid, tweede volzin, wordt de zinsnede “op grond van artikel D.10” vervangen door: krachtens een spaarregeling. C. Aan artikel C.20 wordt een twaalfde lid toegevoegd, luidende: 12. De vergoeding in geld voor overwerk is pensioengevend inkomen in de zin van het pensioenreglement D. Artikel D.6 met opschrift komt als volgt te luiden: 1. Het opschrift komt te luiden: Artikel D.6 Vermindering en verval van aanspraak op algemeen verlof 2. Een vierde lid wordt toegevoegd, luidende: 4. De aanspraak op algemeen verlof vervalt na verloop van 5 jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan. E. In artikel D.7, vierde lid, vervalt de derde volzin. F. Artikel D.9 komt als volgt te luiden: Artikel D.9 Algemeen verlof en einde dienstverband 1. Voor ieder uur algemeen verlof dat de ambtenaar niet heeft kunnen opnemen op de dag dat het dienstverband eindigt wordt hem een vergoeding toegekend. 2. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, is voor ieder van die uren algemeen verlof gelijk aan het salaris per uur van de ambtenaar. 3. Indien het dienstverband eindigt door overlijden van de ambtenaar wordt de in het eerste lid bedoelde vergoeding toegekend aan de nagelaten betrekkingen, bedoeld in artikel B.15, vierde lid. 4. Indien op de dag dat het dienstverband eindigt blijkt dat de ambtenaar, anders dan door toedoen van de provincie, teveel algemeen verlof heeft genoten, is hij voor ieder uur teveel genoten algemeen verlof een bedrag verschuldigd ten bedrage van het salaris per uur.
1
G. Artikel D.12 komt als volgt te luiden: Artikel D.12 Buitengewoon verlof 1. De ambtenaar heeft, tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten, recht op verlof van korte duur met behoud van bezoldiging bij huwelijk en geregistreerd partnerschap van de ambtenaar voor 1 dag. 2. De ambtenaar behoudt het recht op bezoldiging voor een korte, naar billijkheid te berekenen tijd, wanneer hij tengevolge van een calamiteit verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten. Desgevraagd dient de ambtenaar aannemelijk te maken dat er daadwerkelijk sprake was van een calamiteit. 3. De ambtenaar aan wie op grond van artikel 3:2 van de Wet arbeid en zorg in verband met de adoptie van een kind of de opname van een pleegkind als bedoeld in artikel 5:1, tweede lid, onderdeel d, van die wet, verlof is verleend behoudt over die verlofperiode zijn aanspraak op bezoldiging. Op de bezoldiging wordt via een inhouding in mindering gebracht een bedrag, gelijk aan de uitkering krachtens de Wet arbeid en zorg waarop hij gedurende de verlofperiode recht heeft of gehad zou hebben als tijdig een aanvraag voor die uitkering zou zijn gedaan. 4. De ambtenaar aan wie op grond van artikel 5:1 van de Wet arbeid en zorg kortdurend zorgverlof is verleend, behoudt over die verlofperiode zijn aanspraak op bezoldiging. 5. Het kort betaald verzuimverlof op grond van artikel 4:1, eerste lid, juncto tweede lid, onderdeel b, van de Wet arbeid en zorg duurt bij het overlijden en de lijkbezorging van bloed- en aanverwanten in de rechte lijn 4 dagen en bij het overlijden en de lijkbezorging van bloed- en aanverwanten in de tweede graad van de zijlijn en van huisgenoten, niet zijnde bloed- of aanverwanten 2 dagen. H. Artikel D.15 vervalt I.
Artikel D.16 vervalt.
J. Artikel D.17 wordt vernummerd tot artikel D.15. K. Aan artikel F.14, derde lid, wordt, onder wijziging van de punt aan het einde van onderdeel e in een puntkomma, een nieuw onderdeel f toegevoegd, luidende: f. sparen voor levensloopverlof. L. De artikelen E.11 tot en met E.14 komen als volgt te luiden: Artikel E.11 Tegemoetkoming in de ziektekosten 1. De ambtenaar die bij de in het SPA geselecteerde zorgverzekeraar zowel de op grond van de Zorgverzekeringswet verplichte zorgverzekering als een in het SPA aangewezen aanvullende zorgverzekering heeft afgesloten, heeft aanspraak op een maandelijkse tegemoetkoming in de ziektekosten. 2. Geselecteerde zorgverzekeraar als bedoeld in het eerste lid, is voor het kalenderjaar 2006 IZA Zorgverzekeraar NV. 3. Als in het SPA aangewezen aanvullende zorgverzekering worden voor het kalenderjaar 2006 IZA Classic en IZA Perfect aangemerkt. Artikel E.12 Hoogte tegemoetkoming in de ziektekosten De in artikel E.11 bedoelde tegemoetkoming in de ziektekosten bedraagt € 14,60 per maand. Artikel E.13 Inhouding ziektekostenpremies Premies die de ambtenaar en/of zijn gezinsleden voor de zorgverzekering verschuldigd zijn aan de geselecteerde zorgverzekeraar worden op de bezoldiging van de ambtenaar ingehouden en aan de geselecteerde zorgverzekeraar afgedragen, tenzij de ambtenaar
2
schriftelijk aan de geselecteerde zorgverzekeraar heeft medegedeeld daarmee niet in te stemmen, of tenzij de som van de af te dragen premies hoger is dan de netto bezoldiging van de ambtenaar.
Artikel E.14 Ziektekosten bij dienstongeval of beroepsziekte 1. Ingeval van dienstongevallen of beroepsziekten worden de ambtenaar vergoed te zijnen laste blijvende, naar het oordeel van gedeputeerde staten noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging. 2. Voor vergoeding komen, tenzij gedeputeerde staten in bijzondere gevallen anders bepalen, niet in aanmerking, de kosten die ten laste van de ambtenaar blijven vanwege de aanvaarding van een eigen risico in de op grond van de Zorgverzekeringswet verplichte zorgverzekering; M. In artikel H.2 vervalt onderdeel e, onder gelijktijdige vervanging van de puntkomma aan het eind van onderdeel d door een punt. N. In artikel H.7, eerste lid, wordt de zinsnede “E.10 tot en met E.12” vervangen door: E.10 tot en met E.13.
Artikel II De Regeling aanvullende voorzieningen bij werkloosheid wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 1, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden: a. dagloon: het dagloon in de zin van artikel 45 van de Werkloosheidswet, evenwel zonder toepassing van het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen met betrekking tot een loontijdvak van een dag; B. In artikel 1, tweede lid, vervalt onderdeel b C. In artikel 3, eerste en derde lid, artikel 4, derde en vierde lid, en de artikelen 5, 11, eerste lid, 12, eerste lid, en 15 wordt de zinsnede “de (De) berekeningsgrondslag” telkens vervangen door: het (Het) dagloon.
Artikel III De Suppletieregeling bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt als volgt gewijzigd: A. Artikel 1, onderdeel g, komt te luiden: g. dagloon: het dagloon in de zin van artikel 14 van de WAO en artikel 13 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen zonder toepassing van het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen met betrekking tot een loontijdvak van een dag, vermeerderd met het bedrag aan pensioenbijdrageverhaal op grond van de overeenkomst naar burgerlijk recht, bedoeld in artikel 4 van de Wet privatisering ABP, waarin de aanspraken van overheidswerknemers in de zin van die wet, gewezen overheidswerknemers en hun nagelaten betrekkingen ter zake van pensioenen, alsmede hun daarmee samenhangende verplichtingen, zijn neergelegd; B. De artikelen 18 en 19 komen te vervallen.
3
Artikel IV Eenmalige uitkering aan gepensioneerden 1. Degene die als AOW-gerechtigde gewezen provinciaal ambtenaar of werknemer op 31 december 2005 aan de IZA-regeling deelnam, alsmede degene die als nabestaande van een (gewezen) provinciaal ambtenaar of werknemer op 31 december 2005 aan de IZA-regeling deelnam, heeft recht op een eenmalige uitkering van € 750. 2. Degene die als provinciaal ambtenaar of werknemer op 31 december 2005 aan de IZA-regeling deelnam en in 2006 respectievelijk 2007 AOW-gerechtigde wordt, heeft na ontslag uit provinciale dienst recht op een eenmalige uitkering van € 500, respectievelijk € 250. 3. Degene die in 2006 respectievelijk 2007 nabestaande wordt van een provinciaal ambtenaar of werknemer bij wie hij op 31 december 2005 als gezinslid was meeverzekerd op grond van de IZA-regeling, heeft recht op een eenmalige uitkering van € 500 respectievelijk € 250. 4. Het bepaalde in het eerste, onderscheidenlijk tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op degene die op 31 december 2005 aan de IZA-regeling deelnam en die op deze datum in verband met volledig vervroegde uittreding bij de provincie FPUgerechtigd is, onderscheidenlijk dat in de loop van 2006 of 2007 wordt, met dien verstande dat op de eenmalige uitkering tot ten hoogste het bedrag van die uitkering in mindering wordt gebracht de bijdrage in de ziektekosten die hij het eerste jaar van het vut-fonds ontvangt.
Artikel V Overgangsrecht 1%-regeling ziektekosten 1. De provinciale ambtenaar of werknemer kan tot 1 juli 2006 een aanvraag indienen als bedoeld in artikel E.12 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies, zoals dat luidde op 31 december 2005. Hij kan bij het indienen van deze aanvraag een opeenvolgende periode van 12 maanden kiezen die uiterlijk eindigt op 31 december 2005. 2. De provinciale ambtenaar of werknemer die reeds over een gedeelte van 2005 een vergoeding heeft ontvangen op grond van artikel E.12 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies, zoals dat op 31 december 2005 luidde, kan over de resterende periode in 2005 nog aanspraak maken op een vergoeding mits de periode die hij kiest direct aansluit bij de periode van de vorige aanvraag en eindigt op 31 december 2005. Zowel voor wat betreft de bepaling van de lasten als het inkomen van betrokkene wordt uitgegaan van de periode zoals bepaald op grond van de eerste volzin. 3. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de gewezen provinciale ambtenaar of werknemer die in de aanvraagperiode aan de IZA-regeling deelnam, alsmede op hen die krachtens de IZA-regeling in de aanvraagperiode worden aangemerkt als nagelaten betrekkingen van de provinciale ambtenaar of werknemer dan wel van de gewezen provinciale ambtenaar of werknemer.
Artikel VI Artikel 8, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling IKAP komt als volgt te luiden: De ambtenaar kan de uren waarmee het algemeen verlof op grond van het eerste lid wordt verminderd: a. als een vergoeding laten uitbetalen; of b. als een vergoeding laten storten op zijn levenslooprekening dan wel laten overmaken als premie voor zijn levensloopverzekering; of c. als een belastingvrije vergoeding bestemmen voor een of meer van de doelen, genoemd in artikel F.14, derde lid, onderdelen b, c en d, van de CAP.
4
Artikel VII De bijlage, bedoeld in artikel C.4, eerste lid, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies, wordt a. met ingang van 1 juli 2005 vervangen door de bij dit besluit behorende bijlage A; b. met ingang van 1 januari 2006 vervangen door de bij dit besluit behorende bijlage B; c. met ingang van 1 januari 2007 vervangen door de bij dit besluit behorende bijlage C.
Artikel VIII De ambtenaar of werknemer in provinciale dienst die ouderschapsverlof opneemt dat volledig of voor meer dan de helft in de kalenderjaren 2006, 2007 of 2008 valt kan a. hetzij binnen de wettelijke grenzen levensloopsaldo inzetten voor het wettelijk geregeld onbetaald ouderschapsverlof; b. hetzij gebruik maken van de regeling van betaald ouderschapsverlof overeenkomstig de regels van het vervallen artikel D.15 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies zoals dat artikel luidde op 31 december 2005.
1. Artikel III, onderdeel a, van dit besluit werkt terug tot en met 1 juli 2005. Artikel I, onderdeel H, en artikel III, onderdeel b, van dit besluit werken terug tot en met 1 januari 2006.
Artikel IX Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na uitgifte van het provinciaal blad waarin het is geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006. Artikel I A. t/m G en I t.m K, artikel VI en artikel VII treden echter in werking op 1 april 2006; Artikel VII, onderdeel a werkt terug tot en met 1 juli 2005;
WIJZIGINGEN IN DE TOELICHTING OP DE CAP EN DE UITVOERINGSREGELINGEN VAN DE CAP Toelichting op de CAP A. De toelichting op artikel C.11 wordt als volgt gewijzigd: De volzin “Dan gaat het, gelet op artikel D.10, om algemeen verlof van minimaal 2 maanden.” wordt vervangen door: Dan gaat het om algemeen verlof dat op grond van afspraken tussen die collega en zijn leidinggevende is gespaard. B. De toelichting op artikel C.20 wordt als volgt gewijzigd: De volzin “De overwerkvergoeding is geen onderdeel van de bezoldiging.” wordt vervangen door: De overwerkvergoeding is geen onderdeel van de bezoldiging, maar wel pensioeninkomen waarover dus volgens de gebruikelijke verdeling pensioenpremie wordt betaald. C. De paragraaf “Algemeen en buitengewoon verlof” van de toelichting op hoofdstuk D wordt als volgt gewijzigd De volzin “Daarnaast zijn er binnen randvoorwaarden enkele keuzemogelijkheden zoals het sparen van verlof (artikel D.10) en, via de IKAP-regeling krachtens artikel F.14, de
5
uitruil van algemeen verlof voor extra salaris of voor fiscaal gefaciliteerde doelen (vakbondscontributie, fiets en reiskosten openbaar vervoer voor woon/werkverkeer).” wordt vervangen door: Daarnaast zijn er binnen randvoorwaarden enkele keuzemogelijkheden via de IKAP-regeling krachtens artikel F.14, te weten de uitruil van algemeen verlof voor extra salaris, extra levensloopsaldo of voor fiscaal gefaciliteerde doelen (vakbondscontributie, fiets en reiskosten openbaar vervoer voor woon/werkverkeer). D. De paragraaf “Wet arbeid en zorg”komt als volgt te luiden: Sinds 1 december 2001 geldt de Wet arbeid en zorg voor alle werknemers bij de overheid en in de marktsector. Deze wet bevat een samenhangend systeem van verlofregelingen met de daarbij behorende financiering. In deze wet zijn onder meer de volgende verlofregelingen opgenomen: - (gedeeltelijk) betaald kortdurend zorgverlof en onbetaald langdurend zorgverlof - onbetaald ouderschapsverlof - betaald zwangerschaps- en bevallingsverlof - betaald adoptieverlof - betaald calamiteiten- en ander kort verzuimverlof Naast deze wettelijke bepalingen zijn er ook (rechtspositionele) verlofbepalingen opgenomen in paragraaf 3 van hoofdstuk D van de CAP. Het is van belang dat er helderheid bestaat over de verhouding tussen de wettelijke en rechtspositionele verlofregelingen. Daarop wordt hieronder ingegaan. Zorgverlof De Wet arbeid en zorg kent twee vormen van zorgverlof, te weten het kortdurend en het langdurend zorgverlof. Er bestaat een (geclausuleerd) recht op verlof voor de noodzakelijke verzorging i.v.m. ziekte van de levenspartner, (inwonende) kinderen en andere bloedverwanten in de eerste graad. Het verlof geldt voor een periode van maximaal 2 werkweken. In die verlofperiode bestaat het wettelijke recht op doorbetaling van 70% van het (maximumdag)loon, maar ten minste op het minimumloon. Op grond van artikel D.12, vierde lid, van de CAP wordt dit aangevuld tot 100% van de bezoldiging. Het kortdurend zorgverlof mag alleen worden geweigerd als er een zodanig zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang is dat het belang van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Recht op langdurend zorgverlof bestaat voor de verzorging van zijn of haar levenspartner, kinderen en bloedverwanten in de eerste graad die levensbedreigend ziek zijn. Het gaat hier om onbetaald deeltijdverlof van maximaal de helft van de arbeidsduur per week over maximaal 12 weken. Voor een voltijdwerker bedraagt het onbetaald langdurend zorgverlof derhalve maximaal 216 uur. Het verlof kan op verzoek van de werknemer worden gespreid over een kortere of langere periode, maar maximaal over een periode van 18 weken. Ook dit verlof kan alleen worden geweigerd als daartegen een zodanig zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang bestaat dat het belang van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Sinds 1 januari 2006 kan op grond van de levensloopregeling levensloopsaldo worden opgenomen voor het onbetaald langdurend zorgverlof. Ouderschapsverlof Voor kinderen tot 8 jaar heeft de werknemer als ouder op grond van de Wet arbeid en zorg recht op ouderschapsverlof. Het betreft hier onbetaald deeltijdverlof van ten hoogste
6
de helft van de arbeidsduur per week over maximaal 6 maanden. Voor een voltijdwerker bedraagt het ouderschapsverlof derhalve maximaal 468 uur. Het verlof kan op verzoek van de werknemer over een langere of kortere periode worden gespreid. Het ouderschapsverlof kan desgewenst in maximaal drie delen worden opgenomen. Sinds 1 januari 2006 kan op grond van de levensloopregeling levensloopsaldo worden opgenomen voor het onbetaald ouderschapsverlof. Het onbetaald ouderschapsverlof is langs fiscale weg aantrekkelijk gemaakt via een extra heffingskorting (tot de helft van het minimumloon). Daarop hebben bij onbetaald ouderschapsverlof diegenen recht die aan de levensloopregeling deelnemen. Sedert 1 januari 2006 is de rechtspositionele regeling van betaald ouderschapsverlof vervallen en opgenomen in de levensloopregeling. Tot en met 2008 kan men echter nog kiezen voor de oude regeling van betaald ouderschapsverlof als dit ouderschapsverlof volledig of voor meer dan de helft valt in de periode 2006 t/m 2008. Zwangerschaps- en bevallingsverlof De regeling van artikel D.11 van de CAP is volledig afgestemd op de wettelijke regeling. Het extra t.o.v. de wettelijke regeling is dat de wettelijke uitkering (het dagloon) wordt aangevuld tot 100% van de bezoldiging. Dat is van belang als de bezoldiging uitkomt boven het maximum dagloon. Adoptieverlof De in artikel D.12, derde lid, van de CAP opgenomen regeling is een aanvulling op het wettelijk adoptieverlof in die zin dat wordt geregeld dat de wettelijke uitkering bij het adoptieverlof (het dagloon) steeds wordt aangevuld tot 100% van de bezoldiging. Dat is van belang als de bezoldiging uitkomt boven het maximum dagloon. Calamiteiten- en kort verzuimverlof In de Wet arbeid en zorg is het recht geregeld op kort betaald verlof wegens uitoefening van het actief kiesrecht, ter voldoening aan een wettelijke verplichting, bij overlijden van bloed- en aanverwanten en (2 dagen) bij bevalling van de levenspartner. In aanvulling hierop is in artikel D.12 van de CAP geregeld: kort betaald calamiteitenverlof en verlof (1 dag) voor het eigen huwelijk/geregistreerd partnerschap. Ook is in artikel D.12 van de CAP het verlof bij overlijden nader ingevuld (4 resp. 2 dagen). E. De toelichting op artikel D.6 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het opschrift komt als volgt te luiden; Artikel D.6 Vermindering en verval van aanspraak op algemeen verlof 2. Aan het eind wordt de volgende volzin toegevoegd: Algemeen verlof vervalt na 5 jaar. Dat sluit aan op de verjaringstermijn die in het Burgerlijk Wetboek is opgenomen voor werknemers op arbeidsovereenkomst. F. De toelichting op artikel D.7 wordt als volgt gewijzigd: Aan het einde van het derde gedachtestreepje wordt de puntkomma vervangen door een punt en vervalt de rest van de toelichting. G. De toelichting op artikel D.9 komt als volgt te luiden:
7
Artikel D.9 Algemeen verlof en einde dienstverband In dit artikel is de afkoop geregeld bij einde van het dienstverband. Afkoop geldt voor algemeen verlof dat de ambtenaar niet heeft kunnen opnemen. Hoofdregel is dat het verlof vóór de datum van ontslag wordt opgenomen. Kan dat niet dan kan dit verlof worden afgekocht. Betreft het afkoop van algemeen verlof ingeval van overlijden dan wordt het afkoopbedrag uitbetaald aan de nagelaten betrekkingen. Tegenover de uitbetaling van algemeen verlof staat dat de ambtenaar een vergoeding verschuldigd is voor teveel genoten algemeen verlof. Dat is geregeld in het vierde lid. H. De toelichting op artikel D.10 komt als volgt te luiden: Artikel D.10 Levensloopregeling In artikel D.10 is de grondslag opgenomen voor de levensloopregeling die vanaf 1 januari 2006 is vastgesteld. I.
De toelichting op de artikelen D.12, D.13 en D.17 wordt vervangen door de volgende toelichting op de artikelen D.12, D.13 en D.15
Artikelen D.12, D.13 en D.15 Buitengewoon verlof In de artikelen D.12 en D.13 is het kortdurend buitengewoon verlof geregeld voor vakbondsactiviteiten en om andere redenen. Het betreft betaald verlof dat wordt verleend tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet. Verwezen wordt verder naar de toelichting op het calamiteiten- en kort verzuimverlof hierboven. J. De toelichting op artikel D.15 (ouderschapsverlof) en artikel D.16 (financiering loopbaanonderbreking) komt te vervallen. K. In de toelichting op artikel D.1 vervalt de navolgende volzin: De tijdelijke uitbreiding van de arbeidsduur zal ook leiden tot een hogere IZA-bijdrage (tenzij men de maximumpremie betaalt) en kan ook tot gevolg hebben dat men de grens voor klassenverpleging overschrijdt. L. De bestaande toelichting op de artikelen E.11 en E.12 wordt vervangen door de navolgende toelichting. Artikelen E.11 en E.12 Per 1 januari 2006 is de Zorgverzekeringswet ingevoerd. Deze wet voorziet in een verplichte basisverzekering voor ziektekosten voor elke burger. De basisverzekering kent een vast pakket dat aansluit bij het oude ziekenfondspakket. De zorgverzekeraar heeft voor de basisverzekering een acceptatieplicht. Een ieder is vrij in de keuze van de zorgverzekeraar. De verzekerde betaalt voor de basisverzekering een nominale premie die per zorgverzekeraar verschilt. Daarnaast is men een inkomensafhankelijke premie verschuldigd. Voor werknemers bedraagt die 6,5% over een maximumjaarinkomen van (in 2006) € 30.015 De werkgever moet de inkomensafhankelijke bijdrage inhouden op het loon en afdragen aan de Belastingdienst. Tegelijk moet de werkgever de bijdrage vergoeden. De vergoeding van de werkgever is onderworpen aan loonheffing, maar niet aan premies werknemersverzekering. Per saldo betekent dit dat het bedrag van de inkomensafhankelijke bijdrage voor rekening van de werkgever komt en dat de werknemer de loonheffing over dit bedrag moet betalen. Iedere verzekerde kan binnen zekere grenzen zijn eigen risico in de basisverzekering bepalen met daarbij behorende premiekorting: geen eigen risico, of een eigen risico, oplopend tot maximaal € 500 per
8
jaar. Voor de basisverzekering is er daarnaast een no-claimregeling waardoor iedere verzekerde na afloop van het verzekeringsjaar tot een bepaald maximum (in 2006: € 255) een bedrag kan terugkrijgen als hij geen (of voor minder dan het maximumbedrag) beroep doet op vergoeding van de zorgkosten bij zijn zorgverzekeraar. Kosten voor o.a. de huisarts worden niet in mindering gebracht op de no-claimteruggave. Kinderen tot 18 jaar betalen geen premie voor de basisverzekering. Voor hen geldt ook niet de noclaimregeling. Zorgverzekeraars bieden ook aanvullende verzekeringen aan. Anders dan de basisverzekering gelden hiervoor geen verzekeringsplicht en geen acceptatieplicht. In de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst provincies 2005/2007 zijn afspraken gemaakt over een nieuwe ziektekostenvoorziening die aansluit bij het nieuwe ziektekostenstelsel. Als onderdeel daarvan heeft IZA Zorgverzekeraar NV voor 2006 alle provincieambtenaren, postactieven van de provincie (AOW/FPU-gerechtigden) en hun gezinsleden op basis van vrijwilligheid en non selecte acceptatie een begunstigingsarrangement aangeboden dat voorziet in een collectiviteitkorting voor zowel de basisverzekering als de aanvullende verzekeringen die worden aangeboden (IZA Basic, IZA Classic en IZA Perfect). IZA Classic geeft de verzekerde in combinatie met de basisverzekering een verzekeringsniveau dat vergelijkbaar is met het oude IZA-niveau. IZA Basic is iets beperkter. De non selecte acceptatie geldt niet voor IZA Perfect dat voorzieningen biedt die uitgaan boven het oude IZA-pakket (en uitgebreider is dan IZA Classic). Naast de wettelijk verplichte inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage ontvangen de provincieambtenaren die bij IZA Zorgverzekeraar NV de basisverzekering en de aanvullende verzekering IZA Classic of IZA Perfect hebben afgesloten een aanvullende tegemoetkoming in de ziektekosten. Die bedraagt op jaarbasis € 175 (bruto), ongeacht de omvang van het dienstverband (dus geen tegemoetkoming naar rato bij deeltijdarbeid). De tegemoetkoming wordt maandelijks uitbetaald. Het betreft een kostenvergoeding, maakt dus geen deel uit van de bezoldiging, is geen grondslag voor de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering en is evenmin pensioengevend. M. De bestaande toelichting op artikel E.13 wordt vervangen door de navolgende toelichting: Artikel E.13 Onderdeel van het begunstigingsarrangement is dat de door de provincieambtenaren aan IZA Zorgverzekeraar NV verschuldigde premies worden ingehouden op de bezoldiging van de ambtenaar en worden afgedragen. Dit gebeurt echter niet indien de betrokken ambtenaar schriftelijk aan IZA Zorgverzekeraar NV heeft laten weten daarmee niet in te stemmen. Dan geschiedt betaling door de ambtenaar overeenkomstig de geldende polisvoorwaarden. N. Ingevoegd wordt de navolgende toelichting op artikel E.14: Artikel E.14 In artikel E.14 is geregeld dat de provinciale werkgever bij dienstongevallen en beroepsziekten in beginsel alle noodzakelijk geachte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging vergoedt die ten laste van de betrokken ambtenaar blijven. Kosten die te zijnen laste blijven doordat betrokkene een eigen risico in de basisverzekering heeft aanvaard worden in beginsel niet vergoed. In artikel A.1 is aangegeven wat moet worden verstaan onder beroepsziekte en dienstongeval. O. De bestaande algemene toelichting op hoofdstuk H wordt vervangen door de navolgende toelichting: Beleidsmatige achtergronden en uitgangspunten
9
In dit hoofdstuk is geregeld in welke gevallen en onder welke voorwaarden indienstneming van personen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht kan plaatsvinden. De regeling in dit hoofdstuk vloeit voort uit artikel 134 van de Ambtenarenwet dat voorschrijft dat bestuursorganen van overheden (zoals provincies) hieromtrent bepalingen moeten vaststellen. De regeling van hoofdstuk H voorziet slechts in een beperkt aantal gevallen in de mogelijkheid om met personen een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht te sluiten. De eenzijdige publiekrechtelijke aanstelling als ambtenaar is namelijk de regel, de arbeidsovereenkomst de uitzondering. De bijzondere positie van de ambtenaar is overigens in de loop van de jaren sterk afgenomen doordat steeds meer wettelijke voorzieningen voor zowel werknemers in de marktsector als voor ambtenaren zijn gaan gelden. Te noemen zijn hier onder andere de WOR, de Arbeidstijdenwet, de Arbeidsomstandighedenwet, de pensioenwetgeving, de wettelijke werknemersverzekeringen en, sinds 2006, de Zorgverzekeringswet.
P. De bestaande toelichting op artikel H.4 wordt vervangen door de navolgende toelichting: De duur van de arbeidsovereenkomst is in de gevallen, genoemd in artikel H.2, onderdelen a en b (tijdelijke aanpassing van het personeelsbestand aan een wisselende behoefte en de tijdelijke arbeids/leerovereenkomst) beperkt tot maximaal 6 maanden. De duur van de arbeidsovereenkomst van degene die in het kader van een werkgelegenheidsproject in dienst wordt genomen (artikel H.2, onderdeel c) moet uiteraard gekoppeld zijn aan de periode waarop de werkgelegenheids- maatregel voor betrokkene geldt. Eventuele voortzetting van het dienstverband nadien zal in een reguliere (ambtelijke) betrekking moeten geschieden. Oproepkrachten (artikel H.2, onderdeel d) kunnen wel voor onbepaalde tijd in dienst genomen worden. Q. Het negende gedachtestreepje van de toelichting op artikel H.7 komt als volgt te luiden: -
de bepalingen over de (aanvullende) tegemoetkoming in de ziektekosten (artikelen E.11 en E.12) en over inhouding van ziektekostenpremies (artikel E.13)
Toelichting op de Regeling aanvullende voorzieningen bij werkloosheid Onderdeel 3 d van de toelichting komt als volgt te luiden: d. Hoogte van de aanvullende en nawettelijke uitkering Grondslag voor de aanvullende en nawettelijke uitkering is het dagloon dat voor de WW wordt gehanteerd. Dat volgt uit het uitgangspunt om naadloos op de WW aan te sluiten. De maximum dagloongrens wordt echter niet gehanteerd. De hoogte van de aanvullende uitkering is als volgt. In de eerste 12 maanden wordt de WW-uitkering aangevuld tot 80%, daarna tot 70% van het ongemaximeerde dagloon. De aanvulling tot 70% heeft in de WW-loondervingsfase feitelijk alleen betekenis voor hen wier bezoldiging uitkomt boven de maximum dagloongrens. De hoogte van de nawettelijke uitkering is steeds 70% van het ongemaximeerde dagloon.
Toelichting op de Suppletieregeling bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
10
De bestaande toelichting op de onderdelen g en h van artikel 1 wordt vervangen door de navolgende toelichting: Onderdelen g en h De berekeningsgrond van de suppletie is het ongemaximeerde dagloon in de zin van de WAO/WIA, vermeerderd met het bedrag aan pensioenbijdrageverhaal.
Toelichting op de Uitvoeringsregeling IKAP A. In de paragraaf “Hoofdlijnen van IKAP” wordt aan de opsomming van doelen toegevoegd: sparen voor levensloopverlof B. Aan het eind van de toelichting op artikel 8 wordt de volgende volzin toegevoegd: De waarde van de verkochte verlofuren kan tenslotte ook worden ingezet voor het levensloopsparen.
11
TOELICHTING OP DE TEKSTVOORSTELLEN De tekstvoorstellen zijn een uitwerking van de afspraken in de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst provincies 2005/2007 over een nieuwe ziektekostenvoorziening. Die afspraken hangen samen met de invoering van de Zorgverzekeringswet per 1 januari 2006. Hiermee is immers een eind gekomen aan de verplichte publiekrechtelijke ziektekostenvoorziening bij de IZA. Ook komt daarmee een einde aan de 1%-regeling ziektekosten welke een complementaire voorziening op de IZAregeling inhoudt. Ook aan de bijzondere ziektekostenregeling voor hen die niet aan de publiekrechtelijke ziektekosten- regeling bij IZA kunnen deelnemen, bestaat in het nieuwe ziektekostenstelsel geen behoefte meer. De bepalingen hieromtrent in de CAP (artikelen E.11 t/m E.13) moeten derhalve per 1 januari 2006 komen te vervallen. Dat is geregeld in artikel I, onderdeel L, van het besluit. De Arbeidsvoorwaardenovereenkomst provincies 2005/2007 voorziet in een begunstigingsarrangement van IZA Zorgverzekeraar NV voor het provinciepersoneel, de postactieven van de provincie en hun gezinsleden. Daarin wordt op basis van vrijwilligheid en non selecte acceptatie een collectiviteitkorting aangeboden voor de premie van zowel de basisverzekering als de aanvullende verzekering. Dit begunstigingsarrangement geldt vooralsnog voor een jaar. De korting is een aanbod van de zorgverzekeraar en niet van de provinciale werkgever. In de CAP is hierover dan ook verder niets opgenomen. De arbeidsvoorwaardenovereenkomst bevat verder afspraken over een maandelijkse extra tegemoetkoming (boven op de wettelijk verplichte inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage) van € 175 (bruto) op jaarbasis (afgerond op € 14,60 per maand) aan het provinciepersoneel,ongeacht de omvang van hun dienstverband. Die extra tegemoetkoming is voor het kalenderjaar 2006 gekoppeld aan het afsluiten van zowel de basisverzekering als een aanvullende verzekering op ten minste het oude IZA-niveau bij IZA Zorgverzekeraar NV. Deze afspraken zijn geregeld in de nieuwe artikelen E.11 en E.12 van de CAP. Onderdeel van genoemd begunstigingsarrangement is dat de provincie het mogelijk maakt om de aan IZA Zorgverzekeraar NV verschuldigde premies op de bezoldiging van het provinciepersoneel in te houden en af te dragen. Uiteraard alleen als betrokkene daarmee instemt en de bezoldiging toereikend is. Dit is geregeld in het nieuwe artikel E.13 van de CAP. Het bestaande artikel E.14 van de CAP – dat vergoeding van voor eigen rekening blijvende ziektekosten bij dienstongevallen en beroepsziekten regelt – is, overeenkomstig de gemaakte afspraken, aangepast aan de nieuwe ziektekostenvoorziening. Ziektekosten die als gevolg van eigen keuzes voor eigen rekening blijven (eigen risico basisverzekering) worden, behoudens uitzonderingen, niet vergoed. De afspraken in de arbeidsvoorwaardenovereenkomst over de nieuwe ziektekostenvoorziening gelden niet alleen voor provinciale ambtenaren maar ook voor provinciale werknemers op arbeidsovereenkomst. Artikel H.7 van de CAP moet in verband hiermee worden aangepast. Dat is geregeld in artikel I, onderdeel N, van het besluit. Artikel E.14 van de CAP is, net als nu, niet van overeenkomstige toepassing verklaard omdat hier bedoelde voorziening in het Burgerlijk Wetboek is geregeld. Aan de in artikel H.2, onderdeel e, van de CAP opgenomen mogelijkheid om iemand op arbeidsovereenkomst in provinciale dienst te nemen om er zo voor te zorgen dat betrokkene verplicht onder het Ziekenfonds komt, bestaat in het nieuwe ziektekostenstelsel geen behoefte meer. Die bepaling moet derhalve komen te vervallen. Dat is geregeld in artikel I, onderdeel M, van het besluit. Op grond van de Zorgverzekeringswet betaalt de provinciale werkgever niet langer een bijdrage in de ziektekosten van de postactieven. In de arbeidsvoorwaardenovereenkomst zijn afspraken gemaakt over een overgangsvoorziening welke om uitvoeringstechnische redenen het karakter heeft van een eenmalige (bruto) uitkering. De overgangsvoorziening geldt voor hen die via de provincie aan de IZA-regeling deelnamen en op 1 januari 2006 reeds AOW
12
ontvingen of met volledige FPU waren (een eenmalige (bruto) uitkering van € 750) of voor wie dat in 2006 respectievelijk 2007 het geval zal zijn (een eenmalige bruto uitkering van € 500 respectievelijk € 250). Bij FPU-gerechtigden wordt daarop gekort hetgeen zij in het eerste FPU-jaar aan bijdrage in de ziektekosten van het vut-fonds krijgen. De overgangsvoorziening geldt onder gelijke voorwaarden ook voor nabestaanden. Een en ander is geregeld in artikel IV van het besluit. Er is ook een overgangsvoorziening afgesproken voor aanvragen voor de 1%-regeling ziektekosten die nog betrekking hebben op de periode vóór 1 januari 2006. Dat is geregeld in artikel V van het besluit. De artikelen II en III van het besluit houden verband met de inwerkingtreding per 1 januari 2006 van de Wet financiering sociale verzekeringen en het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen. Het dagloonbegrip dat in de Regeling aanvullende voorzieningen bij werkloosheid (artikel 1, tweede lid, onderdelen a en b) en in de Suppletieregeling bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (artikel 1, onderdeel g) is opgenomen, dient hiermee in overeenstemming te worden gebracht. Het betreffen hier technische wijzigingen. Dit is geregeld in artikel II, onderdelen A t/m C, en in artikel III, onderdeel A van het ontwerpbesluit. De artikelen 18 en 19 van de Suppletieregeling bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid bevatten overgangsbepalingen die inmiddels allang zijn uitgewerkt en dus kunnen komen te vervallen. Dat is geregeld in artikel III, onderdeel B.
13
Bijlagen A, B en C bij besluit nr. 637524 d.d. 25 april 2006 als bedoeld in artikel VII
14
A. SALARISGEBOUW PROVINCIES EN MINIMUMVAKANTIE-UITKERING PER 1 JULI 2005 SCHAAL 1
Maximum
€ 1.582,29
Minimum (79% van het maximum)
€ 1.250,01
SCHAAL 2 Maximum € 1.744,90 Minimum (79% van het maximum) € 1.378,47 SCHAAL 3
Maximum
€ 1.904,41 Minimum (70% van het maximum)
€ 1.333,08
SCHAAL 4
15
Maximum
€ 2.007,79
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.405,45
SCHAAL 5 Maximum
€ 2.111,30
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.477,91
SCHAAL 6 Maximum
€ 2.211,85
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.548,29
SCHAAL 7 Maximum
€ 2.440,19
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.708,13
SCHAAL 8 Maximum
€ 2.763,58
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.934,51
SCHAAL 9 Maximum
€ 3.127,21
Minimum (70% van het maximum)
€ 2.189,05
SCHAAL 10 Maximum
€ 3.428,79
Minimum (70% van het maximum)
€ 2.400,16
SCHAAL 11 Maximum
€ 4.008,80
Minimum (70% van het maximum)
€ 2.806,16
SCHAAL 12 Maximum
€ 4.568,94
Minimum (70% van het maximum)
€ 3.198,26
16
SCHAAL 13 Maximum
€ 4.961,45
Minimum (70% van het maximum)
€ 3.473,02
SCHAAL 14 Maximum
€ 5.621,80
Minimum (70% van het maximum)
€ 3.935,26
SCHAAL 15 Maximum
€ 6.183,09
Minimum (70% van het maximum)
€ 4.328,16
SCHAAL 16 Maximum
€ 6.801,33
Minimum (70% van het maximum)
€ 4.760,93
SCHAAL 17 Maximum
€ 7.480,75
Minimum (70% van het maximum)
€ 5.236,52
SCHAAL 18 Maximum
€ 8.228,52
Minimum (70% van het maximum)
€ 5.759,97
Alle salarisbedragen zijn uitgedrukt in euro’s. Het zijn maandbedragen die gelden bij een 36-urige werkweek. Bij een formele arbeidsduur van minder (of meer) uren per week worden de bedragen naar evenredigheid bepaald. De minimumvakantie-uitkering per maand bedraagt bij een volledige functie per 1 juli 2005 € 136,72.
17
B. SALARISGEBOUW PROVINCIES EN MINIMUMVAKANTIE-UITKERING PER 1 JANUARI 2006 SCHAAL 1 Maximum
€ 1.598,11
Minimum (79% van het maximum)
€ 1.262,51
SCHAAL 2 Maximum
€ 1.762,35
Minimum (79% van het maximum)
€ 1.392,26
SCHAAL 3 Maximum
€ 1.923,45
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.346,42
SCHAAL 4 Maximum
€ 2.027,86
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.419,50
SCHAAL 5 Maximum
€ 2.132,41
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.492,69
SCHAAL 6 Maximum
€ 2.233,96
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.563,77
SCHAAL 7 Maximum
€ 2.464,59
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.725,21
SCHAAL 8 Maximum
€ 2.791,22
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.953,85
SCHAAL 9 Maximum
€ 3.158,48
18
Minimum (70% van het maximum)
€ 2.210,94
SCHAAL 10 Maximum
€ 3.463,08
Minimum (70% van het maximum)
€ 2.424,16
SCHAAL 11 Maximum
€ 4.048,89
Minimum (70% van het maximum)
€ 2.834,22
SCHAAL 12 Maximum
€ 4.614,63
Minimum (70% van het maximum)
€ 3.230,24
SCHAAL 13 Maximum
€ 5.011,07
Minimum (70% van het maximum)
€ 3.507,75
SCHAAL 14 Maximum
€ 5.678,02
Minimum (70% van het maximum)
€ 3.974,61
SCHAAL 15 Maximum
€ 6.244,92
Minimum (70% van het maximum)
€ 4.371,44
SCHAAL 16 Maximum
€ 6.869,34
Minimum (70% van het maximum)
€ 4.808,54
SCHAAL 17 Maximum
€ 7.555,56
Minimum (70% van het maximum)
€ 5.288,89
SCHAAL 18
19
Maximum
€ 8.310,81
Minimum (70% van het maximum)
€ 5.817,57
Alle salarisbedragen zijn uitgedrukt in euro’s. Het zijn maandbedragen die gelden bij een 36-urige werkweek. Bij een formele arbeidsduur van minder (of meer) uren per week worden de bedragen naar evenredigheid bepaald. De minimumvakantie-uitkering per maand bedraagt bij een volledige functie per 1 januari 2006 € 138,08.
20
C. SALARISGEBOUW PROVINCIES EN MINIMUMVAKANTIE-UITKERING PER 1 JANUARI 2007 SCHAAL 1 Maximum
€ 1.610,10
Minimum (79% van het maximum)
€ 1.271,98
SCHAAL 2 Maximum
€ 1.775,57
Minimum (79% van het maximum)
€ 1.402,70
SCHAAL 3 Maximum
€ 1.937,88
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.356,51
SCHAAL 4 Maximum
€ 2.043,07
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.430,15
SCHAAL 5 Maximum
€ 2.148,40
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.503,88
SCHAAL 6 Maximum
€ 2.250,72
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.575,50
SCHAAL 7 Maximum
€ 2.483,07
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.738,15
SCHAAL 8 Maximum
€ 2.812,15
Minimum (70% van het maximum)
€ 1.968,51
SCHAAL 9 Maximum
€ 3.182,17
21
Minimum (70% van het maximum)
€ 2.227,52
SCHAAL 10 Maximum
€ 3.489,06
Minimum (70% van het maximum)
€ 2.442,34
SCHAAL 11 Maximum
€ 4.079,26
Minimum (70% van het maximum)
€ 2.855,48
SCHAAL 12 Maximum
€ 4.649,24
Minimum (70% van het maximum)
€ 3.254,47
SCHAAL 13 Maximum
€ 5.048,65
Minimum (70% van het maximum)
€ 3.534,06
SCHAAL 14 Maximum
€ 5.720,60
Minimum (70% van het maximum)
€ 4.004,42
SCHAAL 15 Maximum
€ 6.291,76
Minimum (70% van het maximum)
€ 4.404,23
SCHAAL 16 Maximum
€ 6.920,86
Minimum (70% van het maximum)
€ 4.844,60
SCHAAL 17 Maximum
€ 7.612,22
Minimum (70% van het maximum)
€ 5.328,56
SCHAAL 18
22
Maximum
€ 8.373,14
Minimum (70% van het maximum)
€ 5.861,20
Alle salarisbedragen zijn uitgedrukt in euro’s. Het zijn maandbedragen die gelden bij een 36-urige werkweek. Bij een formele arbeidsduur van minder (of meer) uren per week worden de bedragen naar evenredigheid bepaald. De minimumvakantie-uitkering per maand bedraagt bij een volledige functie per 1 januari 2007 € 139,12.
23