Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
. AANVULLING PLAN-/BESLUIT M.E.R. Slaghekkenweg 14-14A-14B te Bentelo
Aanvulling op het milieueffectrapport
1
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Opdrachtgever:
R. Jannink Slaghekkenweg 14b 7497 NB Bentelo T: (0547) 292 655
Locatie:
Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Handtekening:
Opgesteld door:
Exlan Poort van Veghel 4949 5466 SB Veghel Postbus 200 5460 BC Veghel
In opdracht van:
Exitus Bedrijfsontwikkeling Westdorplaan 229a 8101 PN Raalte Postbus 22 8100 AA Raalte
Projectleider/ contactpersoon Exitus:
H.J. Hof T: (0572) 362 860 F: (0572) 362 917 M: 06-53321893 E:
[email protected]
Contactpersoon Exlan:
E. van Horssen - Maas T: (0413) 382 682 F: (0413) 382 102 E:
[email protected]
Projectnummer:
09.100
Versie:
3
Datum en plaats:
Veghel, 20 september 2012
Aanvulling op het milieueffectrapport
2
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING______________________________________________________________________ 4 1.1 1.2
2
TOELICHTING OP HET TOETSINGSADVIES _________________________________________ 5 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
3
TOETSINGSADVIES OVER HET MILIEUEFFECTRAPPORT ___________________________________ 4 LEESWIJZER _________________________________________________________________ 4
OMGEVINGSTOETS IPPC ________________________________________________________ 5 INVOERPARAMETERS VOOR DE EMISSIEBEREKENINGEN _________________________________ 13 DE GEVOLGEN VOOR KWETSBARE NATUUR __________________________________________ 15 W IJZIGINGEN VOORGENOMEN ACTIVITEIT ___________________________________________ 16 W IJZIGINGEN MAXIMAAL ALTERNATIEF ______________________________________________ 17 (CUMULATIEVE) GEURHINDER ____________________________________________________ 17
VERGELIJKING VAN ALTERNATIEVEN ____________________________________________ 21 BIJLAGE 1 BIJLAGE 2 BIJLAGE 3 BIJLAGE 4 BIJLAGE 5 BIJLAGE 6 BIJLAGE 7
OPZET MEEST MILIEUVRIENDELIJK ALTERNATIEF EN MAXIMAAL ALTERNATIEF _____________ OPZET VOORGENOMEN ACTIVITEIT ____________________________________________ CUMULATIEVE GEURBELASTING - VOORGENOMEN ACTIVITEIT / ALTERNATIEVEN____________ AKOESTISCH ONDERZOEK __________________________________________________ PASSENDE BEOORDELING___________________________________________________ MILIEUTEKENING _________________________________________________________ SITUATIES O.B.V. NORMEN BESLUIT HUISVESTING__________________________________
Aanvulling op het milieueffectrapport
3
24 33 39 45 47 49 50
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
1
INLEIDING
1.1
Toetsingsadvies over het milieueffectrapport
Voor de besluitvorming over de bestemmingsplanwijziging en de vergunning in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor de onderdelen milieu en bouw wordt voor de locatie aan de Slaghekkenweg 1414a-14b te Bentelo de gecombineerde plan-/besluitm.e.r.-procedure doorlopen. Hiervoor is bij de gemeenteraad van Hof van Twente een milieueffectrapport (MER) (d.d. 14 november 2011; projectnr. 09.100, versie 1) ingediend. De Commissie m.e.r. heeft een toetsingsadvies (d.d. 1 maart 2012; rapportnr. 2408-57) over het milieueffectrapport uitgebracht. Het toetsingsadvies beschrijft een aantal tekortkomingen, die de Commissie bij toetsing aan de vastgestelde richtlijnen en de wettelijke inhoudseisen essentieel acht voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming. De Commissie adviseert een aanvulling op het MER op te stellen voordat het besluit wordt genomen. De tekortkomingen betreffen: de uitwerking van de omgevingstoets IPPC; de invoerparameters van de emissieberekeningen; de gevolgen voor kwetsbare natuur; de (cumulatieve) geurhinder. Het bevoegd gezag heeft n.a.v. de beoordeling van de aanvulling op het MER (versie 1) nogmaals tekortkomingen geconstateerd. Naast bovenstaande tekortkomingen, worden de, door het bevoegd gezag geconstateerde, tekortkomingen in de voorliggende aanvulling op het MER nader toegelicht en uitgewerkt.
1.2
Leeswijzer
De, door de Commissie en het bevoegd gezag beschreven, tekortkomingen in het MER worden in hoofdstuk 2 verder toegelicht. In dit hoofdstuk vindt per tekortkoming een uitwerking van het advies plaats. Een gedetailleerde uitwerking van het advies wordt, indien van toepassing, weergegeven in de opgenomen bijlagen. In hoofdstuk 3 is de (gewijzigde) vergelijkingstabel opgenomen, waarin de verschillen tussen de referentiesituatie, voorgenomen activiteit en de alternatieven op de diverse milieuaspecten inzichtelijk worden gemaakt.
Aanvulling op het milieueffectrapport
4
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
2
TOELICHTING OP HET TOETSINGSADVIES
2.1
Omgevingstoets IPPC
De Commissie m.e.r. adviseert: Uit het MER wordt niet duidelijk of wordt voldaan aan de IPPC-beleidslijn omgevingstoets ammoniak en veehouderij. Hierin wordt bepaald dat bij emissies boven de 5.000 kg NH3, indien lokale kenmerken dit vereisen, technieken toegepast moeten worden die verder gaan dan BBT (Best Beschikbare Technieken). Bij emissies boven de 10.000kg NH3 geldt een nog strenger regiem. In het voorkeursalternatief is sprake van een emissie van meer dan 15.000 kg NH3. De toe te passen emissiebeperkende technieken zouden dus moeten voldoen aan BBT+ en BBT++. De Commissie adviseert het voornemen te toetsen aan de IPPC-beleidslijn en eventueel daaruit voortvloeiende consequenties, zoals de keuze van emissiebeperkende technieken, in beeld te brengen en indien nodig de alternatievenvergelijking hierop aan te passen.
Uitwerking van het advies: Onderstaande geeft de uitwerking van de IPPC-beleidslijn omgevingstoets ammoniak en veehouderij, als aanvulling op Bijlage 4 van het MER, weer. Bij de bepaling van de strengere eisen wordt uitgegaan van 1 januari 2010. De verplichting een omgevingstoetsing uit te voeren vloeit rechtstreeks voort uit de IPPCrichtlijn. Daarin is geregeld dat voor de belangrijkste verontreinigende stoffen emissiegrenswaarden in de vergunning moeten worden opgenomen. Deze emissiegrenswaarden moeten worden gebaseerd op de ‘beste beschikbare technieken’ In de hierna volgende tabel is voor de verschillende diercategorieën waarvoor in het Besluit huisvesting een maximale emissiewaarde is vastgesteld (BBT/AMvB), aangegeven welke emissiegrenswaarden in het segment tussen 5.000 en 10.000 kg (>BBT (BBT+)= strenger dan BBT) en in het segment boven 10.000 kg (>>BBT (BBT++)= veel strenger dan BBT) worden geadviseerd. Tussen haakjes is daarbij aangegeven hoeveel reductie daarbij wordt gerealiseerd. Alle reductiepercentages zijn daarbij bepaald ten opzichte van traditionele huisvestingssystemen die aan de toekomstige dierenwelzijnseisen voldoen (varkens). Tabel 1: Overzicht emissiegrenswaarden voor diercategorieën waarvoor een maximale emissiewaarde is vastgesteld (in kg NH3/dierplaats/jaar) Rav
Diercategorie Varkens
Tradit.
BBT/AMvB
>BBT
>>BBT
D 1.1 D 1.2 D 1.3 D3
Biggenopfok Kraamzeugen Guste/dragende zeugen Vleesvarkens e.a. Kippen Legkippen (grond/vol.) Vleeskuikenouderdieren Vleeskuikens
0,75 8,3 4,2 3.5
0,23 (69%) 2,9 (65%) 2,6 (38%) 1,4 (60%)
0,21 (72%) 2,5 (70%) 2,3 (45%) 1,1 (69%)
0,11 (85%) 1,25 (85%) 0,63 (85%) 0,53 (85%)
0,315 0,580 0,080
0,125 (60%) 0,435 (25%) 0,045 (44%)
0,110 (65%) 0,250 (57%) 0,037 (54%)
0,055 (83%) 0,087 (85%) 0,012 (85%)
E2 E4 E5
Ten aanzien van diercategorieën waarvoor in het Besluit huisvesting geen maximale emissiewaarden zijn vastgesteld en in het BBT-referentiedocument geen BBT zijn opgenomen, doet zich een bijzondere situatie voor. Emissiearme technieken zijn in dat geval nog geen BBT, zodat ervan moet worden uitgegaan dat traditionele huisvestingssystemen (voorlopig nog) als BBT moeten worden aangemerkt
Aanvulling op het milieueffectrapport
5
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Tabel 2: Overzicht emissiegrenswaarden voor diercategorieën waarvoor geen maximale emissiewaarde is vastgesteld (in kg NH3/dierplaats/jaar) Rav
F1 F2 F3 F4
Diercategorie Varkens Dekberen Kippen Opfokhennen (grond/volière) Ouderd. vleeskuikens in opfok Kalkoenen Ouderd. vleeskalk. opfok <6wkn Ouderd. vleeskalk. opfok >6wkn Ouderd. vleeskalkoenen >30wkn Vleeskalkoenen
G1
Eenden Ouderd. vleeseenden <24 mnd
0,32
niet besch.
niet besch.
G 2.1
Vleeseenden binnen mesten
0,21
niet besch.
niet.besch.
G 2.2
Vleeseenden buiten mesten
0.019
niet besch.
niet.besch.
D2 E1 E3
Trad.=BBT
>BBT
>>BBT
5,5
variabel
0,83 (85%)
0,170 0,250
0,051 (70%) niet besch.
0,030 (82%) niet besch.
0,15 0,47 0,59 0,68
niet besch. niet besch. niet besch. 0,36 (47%)
niet besch. niet besch. niet besch. 0,10 (85%)
In tabel 2 is aangegeven dat voor opfok vleeskuikenouderdieren traditioneel huisvestingssysteem BBT is en de emissiegrenswaarde voor BBT+ en BBT++ niet beschikbaar is. Strengere eisen worden pas gesteld vanaf 5.000 kg of het beschermde emissieplafond. Er kunnen dus verdergaande emissie-eisen gesteld worden over (aangevraagd*BBT - 5.193,2)= 21.759,5 - 5.193,2= 16.566,3 kg. De strengere emissie-eisen in het segment >5.000 kg worden bepaald door het niveau van BBT van de betreffende diercategorie en de beschikbaarheid van verdergaande technieken die geschikt zijn voor toepassing in de praktijk. Boven de 10.000 kg wordt BBT++ als eis gesteld.
Aanvulling op het milieueffectrapport
6
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
INTERN SALDEREN De totale vigerende ammoniakemissie bij toepassing van BBT op bedrijfsniveau bedraagt: De totale ammoniakemissie bij toepassing van BBT op bedrijfsniveau kan in de mogelijke situatie
5193,20 kg. 21759,50 kg bedragen.
De beschermde ammoniakemissie waarover niet de strengere eis van BBT+ of BBT++ kan worden gesteld bedraagt:
5193,20 kg.
BBT+ Over de volgende ammoniakemissie kan de eis van BBT+ worden gesteld:
4806,80 kg.
Als deze ammoniak emissie uitgevoerd zal worden volgens BBT+ zal de ammoniak emissie
4806,80 kg bedragen.
BBT++ Over de volgende ammoniakemissie kan de eis van BBT++ worden gesteld:
11759,50 kg.
Als deze ammoniak emissie uitgevoerd zal worden volgens BBT+ zal de ammoniak emissie
9253,90 kg bedragen.
Het maximale plafond om te voldoen aan het principe INTERNE SALDERING. De beschermde ammoniakemissie:
5193,20 kg.
Ammoniak emissie uitgevoerd volgens BBT+ eis:
4806,80 kg.
Ammoniak emissie uitgevoerd volgens BBT++ eis:
9253,90 kg.
Totale plafond om te voldoen aan het principe Intern Salderen bedraagt:
19253,90 kg.
De totale ammoniakemissie in de mogelijke situatie bedraagt:
19253,90 kg.
De mogelijke situatie voldoet
+
aan het besluit huisvesting ammoniak en veehouderij.
Voor de vleesvarkens is als BBT++ grens 0,53 kg NH3 per dier. Het gekozen huisvestingssysteem voldoet hier aan. Voor de opfok van vleeskuikenouderdieren is in de IPPC-beleidslijn geen drempelwaarde opgenomen. In de beleidslijn staat in tabel 2 overzicht emissiegrenswaarden dat de grenswaarde niet beschikbaar is.
Aanvulling op het milieueffectrapport
7
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Weliswaar zijn er nieuwe systemen in de RAV lijst opgenomen met een lagere emissiewaarde dan de traditionele systemen maar dit betekent niet dat deze ook zonder meer als BBT+ of BBT++ gehanteerd kunnen worden. Echter de beleidslijn IPPC-OMGEVINGSTOETSING AMMONIAK EN VEEHOUDERIJ (Bijlage 2 van de cirulaire wav en ippc 25-6-2007) behelst onder punt 4.5 Bijzondere situaties desondanks een mogelijkheid voor het stellen van strengere eisen. Deze optie maakt het mogelijk voor het bevoegd gezag om verdere eisen te stellen aan de toe te passen stalsystemen bij diercategorieën waarvoor geen maximale emissiewaarden zijn vastgesteld. Zoals voorgaand aangegeven zijn de BBT+ en BBT++ varianten in tabel 2 niet beschikbaar. Alternatieve meer reducerende systemen dan de BBT/Traditioneel variant voor opfok vleeskuikenouderdieren die verder uitgewerkt worden zijn: mixluchtventilatie (183 gram) warmtewisselaar (158 gram) en de luchtwasser (25 gram). Luchtwassers "Luchtwassers voor de pluimveesector verkeren op dit moment nog in een experimenteel stadium", aldus de minister van VROM aan de Tweede Kamer op 1 februari 2006 (Kamerstukken lI, 2005-2006, 28 385, nummer 68). Die uitspraak was voor het ministerie van VROM aanleiding om in 2007 een pilot project te starten om 'binnen 5 jaar haalbare en betaalbare' luchtwassers beschikbaar te kunnen stellen. De basis van de luchtreiniging bij gebruik van een luchtwasser is het contact tussen lucht en een waterige vloeistof waarin geur en fijnstof worden uitgespoeld. De stallucht wordt langs met zuur besprenkelde lamellen geleid waardoor het grootste deel van de ammoniak gebonden wordt. Daarnaast wordt fijnstof in het water opgelost. De ammoniak reageert met een gedoseerde hoeveelheid zwavelzuur. Er ontstaat een zout, ammoniumsulfaat. Na dit proces ontstaat waswater dat, samen met de gebonden geur en fijnstof, wordt opgeslagen als spuiwater in een spuitank. Het spuiwater wordt vervolgens afgevoerd. Op experimentele basis worden in Nederland enkele chemische luchtwassers in de pluimveehouderij gebruikt. De bedrijven geven aan nog steeds te zoeken naar verbetering, vooral om het stof uit de kippenstal te filteren voordat de lucht in de wasser komt. Onderzoekers monitoren de systemen om de werking te verbeteren en de kosten in beeld te krijgen om ze te verlagen. Er zijn luchtwassers die 70 %, 85 % en 90 % ammoniak reduceren. De systematiek van Rav E.3.1. reduceert 90 %. In de varkenshouderij zijn (chemische) luchtwassers al bijna gemeengoed, dit in tegenstelling tot de pluimveehouderij. Dit heeft een aantal oorzaken. Pluimveestallen hebben tegen op varkensstallen dat: • De stofbelasting enorm is. Er wordt beduidend meer (grof) stof geproduceerd (veren strooisel, voer) waardoor filters vervuilen en dichtslibben, luchtwassers ineffectief worden en extra weerstand dus extra energie vragen. • Als dit stof in een voorfase er uit gewassen moet worden met water, dan vergt dat enorm veel waswater wat als spui- of spoelwater (meststof) afgevoerd dient te worden. • Een pluimveestal heeft geen continue ventilatie c.q. luchtstroom. In de vleeskuikenhouderij varieert de ventilatiebehoefte van eendagskuiken tot af te leveren kuiken van ca. 0,2 m3 /dier/u tot 10 m³/dier/u; wat vreselijk veel wascapaciteit vraagt en het duur maakt. • Pluimveestallen staan tussen de ronden door leeg, wat het moeilijk maakt voor biologische
Aanvulling op het milieueffectrapport
8
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
wassers om hun wasproces (bacteriën) in stand te houden (beheersbaarheid). Daarnaast geldt dat: • Luchtwassers duur zijn: ca. € 0,35 - 0,50 per m3 lucht aan techniek, nog zonder fundering en gebouw. Dit houdt in dat een luchtwasser al snel € 4,- per kuikenplaats kost, wat een 40 % hogere investering per dierplaats vergt (bij normale bouwkosten van ca. € 12,- tot € 13,per dierplaats voor gebouwen inrichting excl. BTW). • Hoge exploitatiekosten. • Ze veel energie vragen, door de hogere luchtweerstand t.a.v. de ventilatie. Het energieverbruik ligt op ca. 5 kWh per gereduceerde kg ammoniak. • Er spuiwater ontstaat, wat in de meest gevallen als afvalstof (hoog zoutgehalte) afgevoerd moet worden (meststof). Bij 70% ammoniakreductie bedraagt de hoeveelheid spuiwater minstens 0,7 m3 per dierplaats per jaar. Bij 90 % reductie nog meer. Minimale hoeveelheid spuiwater ca. 85 tot 100 m3 per jaar, wat tegen hoge kosten moet worden afgevoerd. • Een luchtwasser (end-of-pipe) doet niets aan de luchtkwaliteit in de stal zelf. Mixlucht In stallen met mestbanden en stallen met een beun is het mogelijk de mest te drogen door ze te beluchten. In stallen met volledig strooisel is dat lastiger omdat de dieren aanwezig zijn en de luchtstroming verstoren die de mest moeten drogen. Het is wel mogelijk, gezien het systeem met mixluchtventilatie; hangende kokers die lucht aanzuigen boven uit de stal en via een verdeelplaat horizontaal over het strooisel uitblazen. De ventilatiebehoefte neemt toe bij het groeien van de dieren. Bij opfok vleeskuikenouderdieren heeft dit systeem een emissiefactor met een reductie van 27% ten opzichte van die van traditionele huisvesting. De instellingen kunnen niet zonder meer gekopieerd worden vanuit de vleeskuikenhouderij. Door een lagere staltemperatuur lijkt het er op dat er eerder tochtverschijnselen ontstaan. Per sector is dus een optimalisatie van het systeem nodig. Dit kan ook effect hebben op de reductie. Bij het mixlucht ventilatiesysteem zijn er extra investeringen van € 13,00 per m2 voor de inventaris. Voor een bedrijf met 60.000 opfok ouderdieren (11 dieren/m2) betekent dit een extra investering van € 72.000,- voor het mixlucht ventilatiesysteem. Het mixlucht ventilatiesysteem kost extra energie. De elektriciteitskosten stijgen met 8 cent per opgehokt dier, wat deels gecompenseerd kan worden door een mogelijke besparing op de verwarmingskosten van 3,0 cent per opgehokt kuiken. Op basis van bedrijfsbezoeken is gebleken dat het bij het mixlucht ventilatiesysteem niet aannemelijk is dat er betere resultaten kunnen worden behaald in vergelijking met traditioneel. Warmtewisselaar Het principe van de warmtewisselaar berust op de voortplanting van warmte door geleiding, waarbij warmte door een scheidingswand moet worden overgedragen met als doel warmteterugwinning. Met een warmtewisselaar is het mogelijk om 100% verse buitenlucht op te warmen of af te koelen. Dit zorgt voor een optimaal stalklimaat. De verse buitenlucht wordt opgewarmd door afgezogen stallucht met als doel een zo hoog mogelijk rendement van warmteterugwinning te bereiken. De koude buitenlucht wordt door een ingenieus buizensysteem geleid dat in tegenstroom of in kruisstroom wordt opgewarmd door af te voeren stallucht. Het resultaat is een geconditioneerde verse buitenlucht die een temperatuur heeft nagenoeg gelijk aan de staltemperatuur en een lage luchtvochtigheid kent waardoor een maximale drogingscapaciteit wordt bereikt. Stallucht verzadigd met vocht, CO2 en NH3, wordt dus niet hergebruikt
Aanvulling op het milieueffectrapport
9
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Bij opfok vleeskuikenouderdieren heeft dit systeem een emissiefactor met een reductie van 37% ten opzichte van die van traditionele huisvesting. De investering bedraagt € 1 per dierplaats. Totale investering bedraagt dan € 60.000 voor de warmtewisselaars. De warmtewisselaar gebruikt niet veel meer stroom dan de ventilatoren die bij een traditioneel systeem moeten draaien. De besparing op verwarmingskosten is ongeveer 8 cent per opgehokt kuiken. • • • • •
63% ammoniakreductie 14% stofreductie 50% Verlaging van de verwarmingskosten Laag energieverbruik Toepasbaar voor bestaande en nieuwe stallen
Overzicht alternatieven met verwachte investering en jaarkosten per dierplaats
Systeem
NH3 Reductie% t.o.v. traditioneel
Investering per dierplaats (€)
jaarkosten per dierplaats p.jaar (€)
90% 90% 27% 37%
3,50 - 5,00 3,50 - 5,00 1,20 1,00
0,70 - 0,80 0,70 - 0,80 0,10 - 0,20 -0,05 - -0,15
gecombineerde luchtwasser Chemische luchtwasser mixluchtventilatie warmtewisselaar
Bron: Milieudossier 2007-85 (auteur MNP) op basis van cijfers ASG 2005 en praktijkwaarnemingen
Uitgangspunt voor de toe te passen systemen: Voor de vleeskalveren en de paarden zijn de traditionele systemen BBT. Voor de varkens zijn er wel BBT systemen beschikbaar. Hiervoor is gekozen voor een luchtwasser. De luchtwasser is BBT++ Voor de opfok vleeskuikenouderdieren is geen BBT norm. Hierbij is als uitgangspunt genomen dat traditioneel BBT betreft en dat een warmtewisselaar een zeer vergaande reductie bewerkstelligd. Namelijk een dusdanige reductie dat gelet op de bovengenoemde afwegingen deze reductie ruimschoots volstaat gelet op de mogelijke gestelde extra eisen. Een luchtwasser is gezien de investeringskosten geen BBT voor de pluimvee. De provincie Brabant hanteert dit uitgangspunt in zijn verordening stikstof. Hierin staat o.a. dat wassers op basis van investeringskosten niet kunnen bij o.a. diercategorie E.3. Naast de afweging in de keuze van het emissiearme systeem bij de vleeskuikenouderdieren is het reëel om de emissies zoals die op dit moment vergund zijn weer te geven. Dit omdat het plan een samenvoeging van meerdere bedrijven betreft. Dit geeft een indruk wat de totale emissiereductie is. Alleen een weergave van de emissie met emissiearme systemen op Slaghekkenweg 14b zal minder groot zijn dan de reductie die werkelijk gerealiseerd wordt wanneer de overige locaties gestaakt worden. Torendijk 7 diercategorie varkens varkens Opfok vl.k ouderdieren
huisvestingssysteem D3.2.1.1 D3.100.1 E3.100
Aanvulling op het milieueffectrapport
dieren 550 550 9.000
NH3/dier 3 2,5 0,25
emissie 1.650 1.375 2.250 5.275
10
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Slaghekkenweg 30 diercategorie varkens varkens varkens varkens Opfok vl.k ouderdieren
huisvestingssysteem D1.2.100 D1.3.100 D 2.100 D3.100.1 E3.100
dieren 62 142 5 36 11.000
NH3/dier 8,3 4,2 5,5 2,5 0,25
emissie 514,6 596,4 27,5 90 2750 3.978,5
huisvestingssysteem D3.100.2 K1
dieren 400 3
NH3/dier 2,5 5
emissie 1.000 15 1.015
huisvestingssysteem D3.100.1 E3.100 A3 A1.100.1 A5 A6
dieren 650 13.140 48 60 10 30
NH3/dier 2,5 0,25 3,9 9,5 2,5 7,2
emissie 1.625 3.285 187 570 25 216 5.908,2
Suetersweg 15 diercategorie varkens paarden
Slaghekkenweg 14b diercategorie varkens Opfok vl.k ouderdieren Vr jongvee Melkkoeien Vleesstierkalveren Vleesstieren
Aanvraag diercategorie vleesvarkens vleeskalveren Ouderdieren in opfok Ouderdieren in opfok Paarden
Torendijk SHW 30 Suetersweg SHW14
5.275,0 3.978,5 1.015,0 5.908,2 16.176,7
huisvestingssysteem
dieren
NH3/dier
BBTfactor
aangevraagd*BBT
D3.2.15.4.2 A4.100 E3.8
2880 1100 50000
0,53 2,5 0,158
1,4 2,5 0,25
4032 2750 12500
NH3 aangevraagd 1526,4 2750 7900
9850
0,158
0,25
2462,5
1556,3
3
5
5
15 21759,5
15 13.747,7
E3.8 K1
Reductie ten opzichte van alle samengevoegde bedrijven 16.176,7 – 13.747,7 = 2429 kg Reductie ten opzichte van BBT factor 21.759,5 – 13.747,7 = 8011,8 kg Naast bovengenoemde feitelijke en vergunde ammoniak emissies zal er ook extern ammoniak worden aangetrokken van derden. Dit maakt dat de totale feitelijke reductie zelfs nog hoger zal zijn dan voorgaand omschreven.
Aanvulling op het milieueffectrapport
11
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Voorgenomen situatie en calculatie intern salderen: Omdat dat bij de vleeskuikenouderdieren een vergaand emissiearm systeem toegepast zal worden heeft dit betrekking op de calculatie. Immers voor deze diercategorie is geen maximale emissiewaarde vastgesteld, deze staat gelijk aan de aangevraagde waarde. Deze waarde is vergaand emissiearm, dit resulteert in de onderstaande calculatie.
INTERN SALDEREN De totale vigerende ammoniakemissie bij toepassing van BBT op bedrijfsniveau bedraagt: De totale ammoniakemissie bij toepassing van BBT op bedrijfsniveau zal in de nieuwe situatie
5193,20 kg. 16253,30 kg bedragen.
De beschermde ammoniakemissie waarover niet de strengere eis van BBT+ of BBT++ kan worden gesteld bedraagt:
5193,20 kg.
BBT+
Over de volgende ammoniakemissie kan de eis van BBT+ worden gesteld:
4806,80 kg.
Als deze ammoniak emissie uitgevoerd zal worden volgens BBT+ zal de ammoniak emissie
4806,80 kg bedragen.
BBT++
Over de volgende ammoniakemissie kan de eis van BBT++ worden gesteld:
6253,30 kg.
Als deze ammoniak emissie uitgevoerd zal worden volgens BBT+ zal de ammoniak emissie
3747,70 kg bedragen.
Het maximale plafond om te voldoen aan het principe INTERNE SALDERING.
De beschermde ammoniakemissie:
5193,20 kg.
Ammoniak emissie uitgevoerd volgens BBT+ eis:
4806,80 kg.
Ammoniak emissie uitgevoerd volgens BBT++ eis:
3747,70 kg.
Totale plafond om te voldoen aan het principe Intern Salderen bedraagt:
13747,70 kg.
De totale ammoniakemissie in de aangevraagde situatie bedraagt:
13747,70 kg.
De aangevraagde situatie voldoet
+
aan het besluit huisvesting ammoniak en veehouderij.
*) Situaties o.b.v. normen Besluit Huisvesting (zie bijlage)
Aanvulling op het milieueffectrapport
12
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
2.2
Invoerparameters voor de emissieberekeningen
De Commissie m.e.r. adviseert: Uit het MER en de milieutekeningen kan niet afgeleid worden of de invoerparameters voor de emissieberekeningen correct zijn. Door het niet eenduidig zijn van deze informatie kunnen de uitkomsten van de berekeningen van de verspreidingsmodellen voor geur, fijn stof en ammoniak niet op juistheid gecontroleerd worden. De Commissie adviseert in een aanvulling op het MER: inzicht te geven in de gekozen stalsystemen; een duidelijke beschrijving te geven van de gehanteerde ventilatiesystemen, de benodigde ventilatiecapaciteit en de te overwinnen tegendruk in het systeem; te beschrijven hoe de ventilatielucht de vleesvarkensstal binnenkomt en (via de afdelingen) de stal (via de luchtwassers) verlaat; de juiste aantallen paarden en pony’s te benoemen. In het MER worden verschillende aantallen genoemd. In tabel 1 is sprake van 3 paarden terwijl in bijlage 2 sprake is van 5 paarden en 3 pony’s. Ook de milieutekening laat zien dat er meer dan 3 paarden gehuisvest kunnen worden; op basis hiervan de juiste invoerparameters in de gehanteerde verspreidingsmodellen te gebruiken en, indien de uitkomsten verschillen van die in het MER, deze in een nieuwe vergelijkingstabel te presenteren.
Uitwerking van het advies: Onderstaande geeft een eenduidige uitwerking van de invoerparameters voor emissieberekeningen, als aanvulling op Paragraaf 6.3, Bijlage 2 en Bijlage 19 van het MER.
de
Stalsystemen:
In het MER wordt uitgegaan van traditionele huisvesting in stal 11 (opfok vleekuikenouderdieren). De bijbehorende milieutekening gaat uit van een toepassing van mixluchtventilatoren. Dit betreft een niet correcte weergave van het stalsysteem. De milieutekening is hier op aangepast en in overeenstemming gebracht met het correcte (traditionele) huisvestingsysteem. Ditzelfde geldt voor stallen 3 en 4, waarin naar een onjuist stalsysteem (BWL-nummer) wordt verwezen. De gewijzigde milieutekening is aan de bijlage (6) toegevoegd. Ventilatiesysteem:
De nieuwe varkensstal wordt geventileerd aan de hand van grondkanaalventilatie. De ventilatienorm voor vleesvarkens betreft 60 m³ per dier per uur bij grondkanaalventilatie, waarbij een totale ventilatiebehoefte van (2.880x60m³) 172.800 m³ ontstaat. Hierbij is een luchtkanaal met een doorsnede van circa 18 m2 voldoende. In het MER wordt gerekend met een gemiddelde ventilatiedebiet. Voor een juiste benadering dient te worden gerekend met het maximale ventilatiedebiet. Als gevolg van deze benadering ontstaat er een grotere ventilatiebehoefte, waardoor een grotere ventilatiecapaciteit benodigd is. Derhalve wordt het aantal toe te passen ventilatoren in het luchtwassysteem vergroot van 7 ventilatoren naar 8 ventilatoren. De milieutekening is hier op aangepast en toegevoegd aan de bijlage (6). De nieuwe varkensstal wordt voorzien van 8 hoge drukventilatoren, welke door een frequentieregelaar worden aangestuurd. Deze drukventilatoren hebben een doorsnede van Ø82 cm, met een capaciteit van 22.000 m3. De geïnstalleerde ventilatiecapaciteit van het luchtkanaal bedraagt (8*22.000m³) 176.000 m3/h, waar een ventilatiebehoefte van 172.800 m3/h is benodigd. Bij een maximale ventilatie, bedraagt de overcapaciteit 2%. Uitgaande van een gemiddelde ventilatiebehoefte van 31 m³, bedraagt de overcapaciteit 49%. Doordat een
Aanvulling op het milieueffectrapport
13
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
ventilator bij vol vermogen de meeste energie verbruikt, levert een 10% overcapaciteit circa 20% energiebesparing op. In het verspreidingsmodel wordt de luchtsnelheid berekend aan de hand van het aantal dieren, de opening en de wijze van uittreden (horizontaal/verticaal), bij een gemiddelde ventilatie van 31 m3/vleesvarken. In het worst case scenario wordt er niet geventileerd met 31 m3 per varken, maar met maximale ventilatie van 60 m3 per varkensplaats in geval van centrale afzuiging met grondkanaalventilatie. De maximale luchtsnelheid in het luchtkanaal bij 2.880 vleesvarkens wordt als volgt bepaald: bij het toepassen van een gecombineerd luchtwassysteem wordt gerekend met een luchtsnelheid van 1,53 m/s. Het uitstroomoppervlak bedraagt volgens dimensionering 16,2 m². De luchtsnelheid bij een maximale ventilatie bedraagt: 2.880 vlv x 60 m3/h = 172.800 m3/h, met een maximum snelheid van 4 m/s. Als gevolg van het toepassen van één extra ventilator, is het akoestisch onderzoek hierop aangepast en toegevoegd aan de bijlage (4). Het toepassen van één extra ventilator heeft geen invloed op de conclusie uit het akoestisch onderzoek. Bovenstaande wijzigingen hebben geen invloed op de overige berekeningen in het kader van geur, ammoniak en fijn stof. De invoerparameters in de verspreidingsmodellen blijven gelijk. Aantallen paarden in referentiesituatie:
Zoals in Paragraaf 5.2 van het MER beschreven, heeft de referentiesituatie betrekking op onder andere 3 paarden. De bijbehorende milieutekening laat zien dat voor meer dan 3 paarden paardenboxen aanwezig zijn. Deze ruimte wordt niet gebruikt voor het huisvesten van paarden. Op de nieuwe milieutekening wordt deze ruimte benoemd als berging. In Bijlage 2 van het MER is een stikstofdepositieberekening weergegeven, waarbij als uitgangspunt het aantal dieren aanwezig in 2009 geldt (uitgangspunt i.h.k.v. het Beleidskader Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen; provincie Overijssel). Deze berekening komt te vervallen en wordt vervangen door de depositieberekening(en), welke zijn opgenomen in de Passende beoordeling in de bijlage (5).
Aanvulling op het milieueffectrapport
14
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
2.3
De gevolgen voor kwetsbare natuur
De Commissie m.e.r. adviseert: Voor de besluitvorming is het essentieel dat het MER inzicht geeft in de mogelijke gevolgen voor de in de omgeving aanwezige Natura 2000-gebieden. Uit het MER blijkt dat de kritische depositiewaarden voor stikstof voor verschillende habitattypen in de huidige situatie worden overschreden. In het MER is inzichtelijk gemaakt wat de stikstofbijdrage van het voornemen is op de rand van de gebieden. Voor de toetsing aan wet- en regelgeving is inzicht nodig in de depositie op de locaties waar de voor stikstofgevoelige habitattypen zich bevinden. Uit het MER blijkt dat het voornemen in een toename van de stikstofdepositie resulteert. Omdat significante gevolgen voor de kwetsbare natuur niet zijn uit te sluiten dient in het MER een Passende beoordeling te worden opgenomen. In de Passende beoordeling moet worden opgenomen wat de huidige emissies en deposities van de drie bij de saldering betrokken bedrijven zijn en hoe deze zich verhouden tot het voornemen. Daarbij zal tevens moeten worden bekeken hoe dit past binnen het “Beleidskader Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen” van de provincie Overijssel. In het MER is bovendien geen aandacht besteed aan Natura 2000-gebieden die zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied (zoals Sallandse Heuvelrug). Daarnaast ontbreekt de beschrijving van het beschermd natuurmonument Võrgermeer. Op basis van de informatie in het MER is niet uit te sluiten dat het voornemen effecten heeft op habitats en/of soorten in deze gebieden. De Commissie adviseert om in een aanvulling op het MER: een Passende beoordeling op te nemen waarin inzicht wordt gegeven in het verschil in emissie en depositie tussen de huidige situatie en het voornemen en de mogelijke gevolgen. Daarbij kunnen ook de effecten van mitigerende maatregelen zoals bijvoorbeeld saldering worden betrokken; een beschrijving op te nemen van Vogelrichtlijngebieden en het gebied Võrgermeer en de gevolgen van het voornemen op deze gebieden.
Uitwerking van het advies: Onderstaande geeft een verdere uitwerking op de beschrijving van de Natura 2000-gebieden en het verschil in depositie tussen de huidige situatie en het voornemen, als aanvulling op Paragraaf 7.1 t/m 7.3 en Paragraaf 8.1 van het MER. Beschrijving Vogelrichtlijngebied Sallandse Heuvelrug en het gebied Vörgermeer:
Vörgermeer beschikt over een terrein van ca. 71 ha groot. Alle op Twickel voorkomende (half)natuurlijke vegetatietypen komen hier naast elkaar voor. Er is een grote afwisseling van bosopstanden, open heidevelden, broekboskes en moerassige terreingedeelten. In het gebied komen enkele landbouwenclaves voor. Open vochtige heideterreinen beslaan ook een aanzienlijke oppervlakte. De vegetatie van dophei overheerst grotendeels en slechts relatief kleine delen zijn vergrast met Pijpestrootje of volgelopen met opslag. In het veld komen enkele kleine voedselarme vennen voor die aansluiten bij de vegetatie van de omringende natte heideterreinen en mede door deze ligging interessant zijn. De landbouwenclaves zijn nu bij pachters in een intensief beheer met als gevolg dat er vanuit deze gebieden een eutrofiërende werking op het omringende terrein optreedt via de sloten en greppels die de landbouwgronden ontwateren. In het MER wordt het gebied Vörgermeer aangeduid als Beschermd Natuurmonument, behorende bij ‘Heideterreinen Twickel’. De status als Beschermd natuurmonument zal komen vervallen als gevolg van de aanwijzing van ‘Boddenbroek’ als Natura 2000-gebied onder de Natuurbeschermingswet 1998. Het natuurgebied Boddenbroek omvat het Beschermd natuurmonument Vörgermeer, een deel van Heideterreinen Twickel. Vooralsnog valt het
Aanvulling op het milieueffectrapport
15
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Beschermd natuurmonument, tot de aanwijzing van ‘Boddenbroek’ als N2000-gebied, onder de Natura 2000. Als aanvulling op het MER is een Passende beoordeling opgenomen in de bijlage (5). De Passende beoordeling geeft antwoord op de vraag of de voorgenomen ingreep, die het bestemmingsplan mogelijk maakt, de kwaliteit van de natuurlijke habitats kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de instandhoudingsdoelstellingen en op de soorten waarvoor de gebieden zijn aangewezen. In de Passende beoordeling is een nadere beschrijving van het Vogelrichtlijngebied Sallandse Heuvelrug opgenomen.
2.4
Wijzigingen voorgenomen activiteit
In de voorgenomen activiteit worden stal 3, stal 4 en stal 11 voorzien van een luchtmengsysteem t.b.v. de droging van de strooisellaag in combinatie met een warmtewisselaar (Rav-code E3.8, BWL 2010.13.V2). Dit, in tegenstelling tot het MER, waarin staat beschreven dat stal 3 en stal 4 is voorzien van mixluchtventilatie en stal 11 traditioneel is uitgevoerd. De mixluchtventilatie komt te vervallen t.b.v. het luchtmengsysteem. Uitwerking wijziging naar luchtmengsysteem: Onderstaande geeft een uitwerking van de wijzigingen in de geurberekening en stofberekening van het VA, als aanvulling op Paragraaf 6.1, Paragraaf 8.2.1, Paragraaf 8.3.1, Bijlage 4 en Bijlage 13 van het MER. In de MER wordt gerekend met een ammoniakfactor van 0,183 kg NH3 per dierplaats en een stoffactor van 23 g PM10 per dierplaats bij mixluchtventilatie en 0,25 kg NH3 per dierplaats en een stoffactor van 23 g PM10 per dierplaats bij traditionele huisvesting. Door het toepassen van een luchtmengsysteem, dient gerekend te worden met een ammoniakfactor van 0,158 kg NH3 per dierplaats en een stoffactor van 20 g PM10 per dierplaats. De geurfactor blijft ongewijzigd. De individuele geurberekening en de stofberekening i.h.k.v. het VA zijn hierop gecorrigeerd en toegevoegd aan de bijlage (2). Onderstaande stalsystemen en emissiefactoren worden als ‘voorgenomen activiteit’ beschouwd. Onderstaande tabel 1 vervangt tabel 4 in het MER. Tabel 1 Dieraantallen + stalsystemen in voorgenomen activiteit Diercategorie
Rav code
Stalsysteem
Aantal dieren*
NH3 factor
Vleesvarkens
D3.2.15.4.2
2.880
Ouderdieren voor vleeskuikens in opfok
E3.8
Gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2009.12); hokoppervlak groter dan 0,8 m². stal met luchtmengsysteem voor droging strooisellaag in combinatie met een warmtewisselaar (BWL 2010.13.V2)
59.850
Aanvulling op het milieueffectrapport
0,53
NH3 emissie (kg/jr) 1.526,4
Geur factor 3,5
Geur emissie (OUE/jr) 10.080
0,158
9.456,3
0,18
10.773
16
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Paarden
K1
Vleeskalveren
A4.100
Diercategorie volwassen paarden (3 jaar en ouder) Overige huisvestingssystemen; Diercategorie vleeskalveren tot 8 maanden.
Totaal
3
5,0
15
-
1.100
2,5
2.750
35,6
63.833
13.747,7
39.160
60.013
* Aantal dieren = aantal plaatsen
T.o.v. hetgeen in het MER is beschreven, neem in de voorgenomen activiteit door bovenstaande wijzigingen het totale aantal kilogrammen ammoniak en grammen fijn stof af. Overige wijzigingen m.b.t. het VA in het MER is opgenomen in de volgende paragraaf of in de vergelijkingstabel in H3 en de bijlagen.
2.5
Wijzigingen maximaal alternatief
In het maximale alternatief worden stallen 3, 4 en 5 verlengd, waardoor het gehele bouwvlak wordt opgevuld. Dit betekent dat stallen 3 en 4 worden voorzien van 43.700 vleeskuikenouderdieren in opfok en stal 5 wordt voorzien van 35.000 vleeskuikenouderdieren in opfok. Het totaal aantal dieren in het maximale alternatief bedraagt nu 291.850 dieren. Uitwerking van het maximale alternatief is opgenomen in de bijlagen.
2.6
(Cumulatieve) geurhinder
De Commissie m.e.r. adviseert: Bij het bepalen van het MMA voor de vleeskuikenouderdieren in opfok is uitgegaan van een emissiereductie van 90% voor de chemische wasser. In de bijlage van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) zijn chemische luchtwassers echter opgenomen met een reductiepercentage van 30%. Hierdoor zijn de uitkomsten van de geurberekening niet correct. Verder is voor de berekening van de cumulatieve geurhinder niet duidelijk of de geplande bedrijfsontwikkeling van Slaghekkenweg 18 hierin is meegenomen. Deze tekortkomingen leiden er toe dat het MER geen goede alternatievenvergelijking voor geurhinder mogelijk maakt en geen volledig beeld geeft van de cumulatieve geurhinder. De Commissie adviseert in een aanvulling op het MER: de geurberekening voor het MMA aan te passen door uit te gaan van de juiste emissiereducties voor de gekozen systemen. inzicht te geven in de actualiteit van de geuremissiebronnen in de omgeving en deze waar nodig te corrigeren. indien nodig de cumulatieve geurberekeningen en de alternatievenvergelijking aan te passen.
Uitwerking van het advies: Onderstaande geeft een uitwerking van de wijzigingen in de individuele geurberekening van het MMA en de cumulatieve geurberekening van de VA, het MMA en het ALTmax, als aanvulling op Paragraaf 6.2.2, Paragraaf 8.2, Bijlage 7 en Bijlage 12 van het MER. Geurberekening MMA:
In het MER worden er bij de vleeskuikenouderdieren in opfok in de uitwerking van het MMA twee stalsystemen gecombineerd. In de MER wordt gerekend met een gezamenlijke geurfactor van 0,02 OUE/m³ per dierplaats. Er vindt echter een geurreductie van 30% plaats, waardoor
Aanvulling op het milieueffectrapport
17
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
gerekend dient te worden met een gezamenlijke geurfactor van 0,13 OUE/m³. De geurberekening i.h.k.v. het MMA is hierop gecorrigeerd en toegevoegd aan de bijlage (1). Deze wijziging is tevens doorgevoerd in de cumulatieve geurberekening i.h.k.v. het MMA. Onderstaande stalsystemen en emissiefactoren worden als ‘Meest milieuvriendelijk alternatief’ beschouwd. Onderstaande tabel 2 vervangt tabel 6 in het MER. Tabel 2 MMA Diercategorie
Rav code
Stalsysteem
Aantal dieren*
NH3 factor
Vleesvarkens
D3.2.15.4.2 D3.2.7.2.2
2.880
Ouderdieren voor vleeskuikens in opfok Paarden
E3.1 E3.3
Vleeskalveren
A4.100
Gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2009.12); met roosters anders dan metalen driekant op het mestkanaal; emitterend mestoppervlak groter dan 0,18 m², maar kleiner dan 0,27 m² Chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie (BWL 2001.35.V1) Diercategorie volwassen paarden (3 jaar en ouder) Overige huisvestingssystemen; Diercategorie vleeskalveren tot 8 maanden.
K1
Totaal
0,225
NH3 emissie (kg/jr) 648
2,7
Geur emissie (OUE/jr) 7.776
59.850
0,0183
1.095,3
0,13
7.780,5
3
5,0
15
-
1.100
2,5
2.750
35,6
63.833
Geur factor
39.160
4.508,3
54.716,5
In onderstaande tabel is de geurbelasting en milieukwaliteit op de geurgevoelige objecten in de omgeving in de referentiesituatie vergeleken met de voorgenomen activiteit en de alternatieven. De gewijzigde uitkomsten van het MMA zijn hierin opgenomen. Onderstaande tabel 3 en 4 vervangen tabel 12 en 13 in het MER. Tabel 3 Geurbelasting op geurgevoelige objecten (referentiesituatie (REF), voorgenomen activiteit (VA), alternatief depositie neutraal (ALTneu), meest milieuvriendelijk alternatief (MMA) en maximaal alternatief (ALT-max))
Geurgevoelig object
Geurnorm
Geurbelasting (voorgrond) REF
VA
ALT-neu
MMA
ALT-max
Slaghekkenweg 12 Slaghekkenweg 11a Slaghekkenweg 13* Suetersweg 13 BK Bentelo Slaghekkenweg 10a* Slaghekkenweg 16a* Hofstedenweg 2 Hofstedenweg 4
14 14 14 3 14 14
5,2 4,2 5,1 1,9 0,4 12,5 3,2 1,8 1,2
11,1 10,5 12,5 7,0 1,3 18,8 10,3 4,9 3,6
10,5 10,1 12,2 6,2 1,2 18,4 9,9 4,6 3,4
10,1 9,8 11,7 6,0 1,2 17,4 9,4 4,5 3,3
4,6 4,5 5,3 5,2 0,6 5,3 3,2 2,1 1,5
*) Bedrijfswoning behorende bij een veehouderij; geen geurgevoelig object.
Aanvulling op het milieueffectrapport
18
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Tabel 4 Milieukwaliteit geurhinder op geurgevoelige objecten
Geurgevoelig object Slaghekkenweg 12 Slaghekkenweg 11a Slaghekkenweg 13 Suetersweg 13 BK Bentelo Slaghekkenweg 10a Slaghekkenweg 16a Hofstedenweg 2 Hofstedenweg 4
Milieukwaliteit REF
VA
ALT-neu
MMA
ALT-max
Redelijk goed Redelijk goed Redelijk goed Goed Zeer goed Tamelijk slecht Redelijk goed Goed Zeer goed
Matig Matig Tamelijk slecht Redelijk goed Zeer goed Slecht Matig Redelijk goed Goed
Matig Matig Tamelijk slecht Redelijk goed Zeer goed Slecht Matig Redelijk goed Goed
Matig Matig Tamelijk slecht Redelijk goed Zeer goed Slecht Matig Redelijk goed Goed
Redelijk goed Redelijk goed Redelijk goed Goed Zeer goed Redelijk goed Goed Goed Zeer goed
Cumulatieve geurberekening:
Voor de nieuwe ontwikkelingen aan de Slaghekkenweg 18 is bij de gemeente Hof van Twente een startnotitie ingediend. Deze startnotitie beschrijft het voornemen van een uitbreiding van de veehouderij. Als aanvulling op het MER is de nieuwe ontwikkeling aan de Slaghekkenweg 18 opgenomen in de cumulatieve geurberekening. Bij het bevoegd gezag zijn geen andere concrete plannen in de directe omgeving van de onderzoekslocatie bekend, welke van invloed kunnen zijn op de cumulatieve geurhinder. De uitwerking van de cumulatieve geurberekening is opgenomen in de bijlage (3). De wijzigingen zijn in onderstaande tabellen doorgevoerd. Tabel 5 en 6 vervangen tabel 14 en 15 in het MER. In onderstaande tabel is de cumulatieve geurbelasting en milieukwaliteit op geurgevoelige objecten in de voorgenomen activiteit en alternatieven vergeleken met de referentiesituatie. Tabel 5 Vergelijking van de cumulatieve geurbelasting op geurgevoelige objecten
Geurgevoelig object
Geurnorm
Slaghekkenweg 12 Slaghekkenweg 11a Slaghekkenweg 13* Suetersweg 13 BK Bentelo Slaghekkenweg 10a* Slaghekkenweg 16a* Hofstedenweg 2 Hofstedenweg 4
14 14 14 3 14 14
Cumulatieve geurbelasting (achtergrond) REF
VA
ALT-neu
MMA
ALT-max
18.0 25.9 38.5 20.0 5.3 18.4 108.8 18.8 15.4
21.3 30.9 42.9 20.9 6.6 25.6 111.8 21.6 19.0
21.3 30.8 42.9 20.7 6.5 25.5 111.8 21.6 18.9
21.3 30.7 42.9 20.6 6.5 24.9 111.8 21.5 18.7
20.1 29.7 42.9 20.4 6.0 18.0 111.8 21.1 18
*) Bedrijfswoning behorende bij een veehouderij; geen geurgevoelig object.
Tabel 6 Milieukwaliteit cumulatieve geurhinder op geurgevoelige objecten
Geurgevoelig object Slaghekkenweg 12 Slaghekkenweg 11a Slaghekkenweg 13 Suetersweg 13
Milieukwaliteit REF
VA
ALT-neu
MMA
ALT-max
Matig Tamelijk slecht Slecht Matig
Tamelijk slecht Slecht Zeer slecht Tamelijk slecht
Tamelijk slecht Slecht Zeer slecht Tamelijk slecht
Tamelijk slecht Slecht Zeer slecht Tamelijk slecht
Matig Tamelijk slecht Slecht Matig
Aanvulling op het milieueffectrapport
19
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
BK Bentelo Slaghekkenweg 10a Slaghekkenweg 16a Hofstedenweg 2 Hofstedenweg 4
Goed Matig Extreem slecht Matig Matig
Aanvulling op het milieueffectrapport
Goed Tamelijk slecht Extreem slecht Matig Matig
Goed Tamelijk slecht Extreem slecht Matig Matig
Goed Tamelijk slecht Extreem slecht Matig Matig
Goed Matig Extreem slecht Matig Matig
20
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
3
VERGELIJKING VAN ALTERNATIEVEN
In onderstaand overzicht wordt inzichtelijk gemaakt wat de kwantitatieve en/of kwalitatieve verschillen zijn tussen de referentiesituatie, de voorgenomen activiteit en de alternatieven op de diverse van belang zijnde milieuaspecten. De, in hoofdstuk 2 uitgewerkte, wijzigingen zijn in onderstaand overzicht verwerkt. Waar mogelijk wordt met getallen gewerkt. Als dat niet mogelijk is wordt een kwalificatie gegeven met gebruik van de volgende tekens: ++ + o --
zeer goed beter geen effect/n.v.t. slechter zeer slecht
Aanvulling op het milieueffectrapport
21
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Milieuaspect
REF
VA
Alt-neu
MMA
Alt-max
5.208,2 13.747,7 Zie Passende boordeling
10.503,9
4.508,3
21.531
18.739,2 5.2 4.2 5.1 1.9 0.4 12.5 3.2 1.7 1.2
60.013 11.1 10.5 12.5 7.0 1.3 18.8 10.3 4.9 3.6
56.013 10.5 10.1 12.2 6.2 1.2 18.4 9.9 4.6 3.4
54.716,5 10.1 9.8 11.7 6.0 1.2 17.4 9.4 4.5 3.3
25.700 4,6 4,5 5,3 5,2 0,6 5,3 3,2 2,1 1,5
23.3 / 15.9 15.9 0 23.7 15
23.3 / 15.9 15.9 0 23.6 15
23.3 / 15.9 15.9 0 23.6 15
23.3 / 15.9 15.9 0 23.5 15
23.3 / 15.9 15.9 0 24.9 20
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
± 78.000 0
0
0
-0
-0
0 0 0 0
45 48 69 44
0 0 0 0
-
-
0 0
0
0
0
0
▪
Ammoniak Emissie (kg/jaar) Depositie Natura 2000-gebieden (mol N/ha/jr) ▪ Geur Geuremissie (OuE/s) Geurbelasting Slaghekkenweg 12 (norm 14) Geurbelasting Slaghekkenweg 11a (norm 14) Geurbelasting Slaghekkenweg 13 (geen norm) Geurbelasting Suetersweg 13 (norm 14) Geurbelasting bebouwde kom Bentelo (norm 3) Geurbelasting Slaghekkenweg 10a (geen norm) Geurbelasting Slaghekkenweg 16a (geen norm) Geurbelasting Hofstedenweg 2 (norm 14) Geurbelasting Hofstedenweg 4 (norm 14) ▪ Luchtkwaliteit (PM10/NO2)* 3 Achtergrondconcentratie omgeving (PM10 / NO2 µg/m ) 3 NO2-concentratie (jaargemiddelde) (µg/m ) NO2-overschrijdingsdagen uurgemiddelde (dgn) 3 PM10-concentratie (jaargemiddelde) (µg/m ) PM10-overschrijdingsdagen daggemiddelde (dgn) ▪ Bodem en Water Uitspoeling/verontreiniging Lozingen 3 Grondwateronttrekking (m /jr) Grondwaterstand ▪ Energie Verbruik (kWh/jr) Duurzame energie ▪ Geluidsbelasting Representatieve bedrijfssituatie (dB(A)){norm 45 dB(A) etmaal} Incidentele bedrijfssituatie (dB(A)) Maximaal geluidsniveau (dB(A)){norm 70 dB(A) etmaal} Indirecte hinder (dB(A)) {norm 50 dB(A) etmaal} ▪ Infrastructuur Transportbewegingen Veiligheid
Aanvulling op het milieueffectrapport
22
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
▪
Landschap/natuur Bebouwing Duur van de bouwactiviteiten Benodigd bouwoppervlak Natuurdoeltypen Flora- en fauna Rendabiliteit investering
0 0 0 0 0 0
0 +
+ 0 -
-+ 0 --
-----
* Resultaten luchtkwaliteit in de REF/Alt-neu/MMA/Alt-max wijken af t.o.v. resultaten in het MER i.v.m. rekenen met nieuwe (recente) achtergrondconcentraties voor 2012.
Aanvulling op het milieueffectrapport
23
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Bijlage 1
Opzet Meest Milieuvriendelijk Alternatief en Maximaal alternatief
Stal nr. Huisvestingssysteem
Diercategorie
Aantal dierplaatsen
Aantal dieren
Ammoniak
Geur (ou E /sec)
kg NH3 totaal per dier kg NH3
ouE sec/ dier
totaal ou E
Houderij/ Hoktype
Code
1
traditioneel
A4.100
vleeskalveren tot 8mnd
120
120
2,5
300,0
35,6
4272,0
3
BWL 2001.35.V1/ BWL 2005.10.V2
E3.1/ E3.3
ouderdieren vleeskuikens
25.000
25000
0,0183
457,5
0,13
3250,0
4
BWL 2001.35.V1/ BWL 2005.10.V2
E3.1/ E3.3
ouderdieren vleeskuikens
25.000
25000
0,0183
457,5
0,13
3250,0
5
traditioneel
A4.100
vleeskalveren tot 8 mnd
440
440
2,5
1100,0
6
traditioneel
K1
paarden
3
3
5,0
15,0
7
traditioneel
A4.100
vleeskalveren tot 8 mnd
320
320
2,5
800,0
9
BWL2009.12/ BWL 2010.10.V1
D3.2.15.4. 2/D3.2.7.2. 2
vleesvarkens
2880
2880
0,225
648,0
2,7
7776,0
10
traditioneel
A4.100
vleeskalveren tot 8 mnd
220
220
2,5
550,0
35,6
7832,0
11
BWL 2001.35.V1/ BWL 2005.10.V2
E3.1/ E3.3
ouderdieren vleeskuikens
9.850
9850
0,0183
180,3
0,13
1280,5
Totaal NH3 bedrijf:
Aanvulling op het milieueffectrapport
4508,3
35,6 15664,0
35,6 11392,0
Totaal ou E 54716,5 bedrijf:
24
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Naam van de berekening: geurbelasting MMA Berekende ruwheid: 0,18 m Meteo station: Eindhoven Brongegevens: Volgnr BronI X-coord. . D 1 1 244 677 2 3 244 697 3 4 244 730 4 7 244 723 5 10 244 706 6 11 244 686 7 9 244 622 8 5 244 744
Y-coord. 472 167 471 996 471 992 472 179 472 111 472 111 472 110 472 106
Geur gevoelige locaties: Volgnummer GGLID 9 Slaghekkenweg 12 10 Slaghekkenweg 11a 11 Slaghekkenweg 13* 12 Suetersweg 13 13 BK Bentelo 14 Slaghekkenweg 10a* 15 Slaghekkenweg 16a* 16 Hofstedenweg 2 17 Hofstedenweg 4
EP Hoogte 3,4 4,0 4,0 5,9 5,9 5,4 5,6 5,9
Gem.geb. hoogte 3,4 4,1 4,1 5,3 4,1 3,2 6,1 5,5
X coördinaat 244 686 244 763 244 812 244 521 243 761 244 603 244 960 244 707 245 111
EP Diam. 0,50 6,03 6,03 1,79 1,39 3,90 4,54 1,96
EP Uittr. snelh. 4,00 4,00 4,00 0,40 0,40 4,00 1,53 0,40
Y coördinaat Geurnorm 472 392 14,0 472 402 14,0 472 361 471 834 14,0 471 622 3,0 472 262 472 232 472 612 14,0 472 607 14,0
EAanvraag 4 272 3 250 3 250 11 392 7 832 1 281 7 776 15 664
Geurbelasting 10,1 9,8 11,7 6,0 1,2 17,4 9,4 4,5 3,3
*) Bedrijfswoning behorende bij een veehouderij; geen geurgevoelig object.
Aanvulling op het milieueffectrapport
25
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Alternatief maximaal
1
2
Stal nr. Huisvestingssysteem
3
4
5
6
7
8
9
Diercategorie
Aantal dieren
Aantal dierplaatsen
Ammoniak
Stank (ou E /sec)
kg NH3 totaal per dier kg NH3
ouE sec/ totaal ou E dier
Houderij/ Hoktype
Code
1
BWL 2005.10.V2
E3.3
ouderdieren vleeskuikens
16.000
0,183
2928,0
0,18
2880,0
2
BWL 2005.10.V2
E3.3
ouderdieren vleeskuikens
12.000
0,183
2196,0
0,18
2160,0
3
BWL 2009.13
E3.2
ouderdieren vleeskuikens
43.700
0,075
3277,5
0,1
4370,0
4
BWL 2009.13
E3.2
ouderdieren vleeskuikens
43.700
0,075
3277,5
0,1
4370,0
5
BWL 2009.13
E3.2
ouderdieren vleeskuikens
35.000
0,075
2625,0
0,1
3500,0
6
BWL 2005.10.V2
E3.3
ouderdieren vleeskuikens
19.000
0,183
3477,0
0,18
3420,0
7
BWL 2009.13
E3.2
ouderdieren vleeskuikens
25.000
0,075
1875,0
0,1
2500,0
8
BWL 2009.13
E3.2
ouderdieren vleeskuikens
25.000
0,075
1875,0
0,1
2500,0
Totaal NH3 bedrijf:
Aanvulling op het milieueffectrapport
Totaal geur 21531,0 bedrijf:
25700,0
26
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Aanvulling op het milieueffectrapport
27
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Naam van de berekening: stikstofdepositie ALT max Gemaakt op: 20-09-2012 15:38:27 Zwaartepunt X: 244,700 Y: 472,100 Cluster naam: Jannink (ALT max) Berekende ruwheid: 0,27 m Emissie Punten: Volgnr. BronID 1 1 2 2 3 3 4 4 5 5 6 6 7 7 8 8
X-coord. 244 716 244 703 244 610 244 640 244 667 244 713 244 693 244 725
Gevoelige locaties: Volgnummer Naam 1 B 2 L 3 V 4 De B 5 B 6 WV 7 T
Y-coord. 472 232 472 208 472 029 472 025 472 021 472 153 471 997 471 992
X coördinaat 244 420 254 149 246 859 232 819 250 307 255 698 241 292
Hoogte 5,0 5,0 1,5 1,5 1,5 5,0 1,5 1,5
Y coördinaat 469 615 477 235 472 421 476 921 464 842 463 843 464 346
Gem.geb. hoogte 3,2 3,2 3,2 3,2 3,2 3,2 3,2 3,2
Uittr. snelheid 4,00 4,00 0,40 0,40 0,40 4,00 0,40 0,40
Emissie 2 928 2 196 3 278 3 278 2 625 3 477 1 875 0
Depositie 16,98 3,50 31,10 1,51 2,51 1,37 3,03
Details van Emissie Punt: 1 (259) Volgnr. Code Type 1 E3.3 vleeskuikenouderdieren
Aantal 16000
Emissie 0.183
Totaal 2928
Details van Emissie Punt: 2 (260) Volgnr. Code Type 1 E3.3 vleeskuikenouderdieren
Aantal 12000
Emissie 0.183
Totaal 2196
Details van Emissie Punt: 3 (261) Volgnr. Code Type 1 E3.2 vleeskuikenouderdieren
Aantal 43700
Emissie 0.075
Totaal 3277.5
Details van Emissie Punt: 4 (262) Volgnr. Code Type 1 E3.2 vleeskuikenouderdieren
Aantal 43700
Emissie 0.075
Totaal 3277.5
Details van Emissie Punt: 5 (263) Volgnr. Code Type 1 E3.2 vleeskuikenouderdieren
Aantal 35000
Emissie 0.075
Totaal 2625
Details van Emissie Punt: 6 (264) Volgnr. Code Type 1 E3.3 vleeskuikenouderdieren
Aantal 19000
Emissie 0.183
Totaal 3477
Details van Emissie Punt: 7 (265) Volgnr. Code Type 1 E3.2 vleeskuikenouderdieren
Aantal 25000
Emissie 0.075
Totaal 1875
Details van Emissie Punt: 8 (266) Volgnr. Code Type 1 E3.2 vleeskuikenouderdieren
Aantal 0
Emissie 0.075
Totaal 0
Aanvulling op het milieueffectrapport
Diam. 0,6 0,6 3,0 3,9 3,9 0,6 3,9 3,9
28
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Aanvulling op het milieueffectrapport
29
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Naam van de berekening: geurbelasting ALT max Gemaakt op: 20-09-2012 12:45:47 Rekentijd: 0:00:13 Naam van het bedrijf: Jannink, R. (Slaghekkenweg 14-14a-14b, Bentelo) ALT maximaal Berekende ruwheid: 0,18 m Meteo station: Eindhoven Brongegevens: Volgnr BronI X-coord. . D 1 1 244 716 2 2 244 703 3 3 244 610 4 4 244 640 5 5 244 667 6 6 244 713 7 7 244 693 8 8 244 725
Y-coord. 472 232 472 208 472 029 472 025 472 021 472 153 471 997 471 992
Geur gevoelige locaties: Volgnummer GGLID 9 Slaghekkenweg 12 10 Slaghekkenweg 11a 11 Slaghekkenweg 13* 12 Suetersweg 13 13 BK Bentelo 14 Slaghekkenweg 10a* 15 Slaghekkenweg 16a* 16 Hofstedenweg 2 17 Hofstedenweg 4
Aanvulling op het milieueffectrapport
EP Hoogte 5,0 5,0 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5
Gem.geb. hoogte 3,2 3,2 3,2 3,2 3,2 3,2 3,2 3,2
Xcoordinaat 244 686 244 763 244 812 244 511 243 761 244 603 244 960 244 707 245 111
EP Diam. 0,60 0,60 3,90 3,90 3,90 0,60 3,90 3,90
Ycoordinaat 472 392 472 402 472 361 471 831 471 622 472 262 472 232 472 612 472 607
EP Uittr. snelh. 4,00 4,00 0,40 0,40 0,40 4,00 0,40 0,40
Geurnorm 14,0 14,0 14,0 3,0
14,0 14,0
EAanvraag 2 880 2 160 4 370 4 370 3 500 3 420 2 500 2 500
Geurbelasting 4,6 4,5 5,3 5,2 0,6 5,3 3,2 2,1 1,5
30
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Naam van de berekening: cumulatieve geurberekening ALT max Gemaakt op: 9-20-2012 Naam van het gebied: Jannink, Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo Berekende ruwheid: 0,24 m Meteo station: Eindhoven Rasterpunt linksonder x: 243177 m Rasterpunt linksonder y: 470667 m Gebied lengte (x): 3000 m , Aantal gridpunten: 25 Gebied breedte (y): 3000 m , Aantal gridpunten: 25
Cumulatieve geurbelasting op receptorpunten, zoals berekend RecepID X-coor Y-coor Geurnorm Geurbelasting [OU/m3] 10000 244686.0 472392.0 14.000 20.048 10001 244763.0 472402.0 14.000 29.730 10002 244812.0 472361.0 100.000 42.885 10003 244511.0 471831.0 14.000 20.418 10004 243761.0 471622.0 3.000 5.994 10005 244603.0 472262.0 100.000 18.002 10008 244960.0 472232.0 100.000 111.799 10009 244707.0 472612.0 14.000 21.121 10010 245111.0 472607.0 14.000 17.962
Aanvulling op het milieueffectrapport
31
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Aanvulling op het milieueffectrapport
32
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Bijlage 2
Opzet Voorgenomen Activiteit
Stal nr. Huisvestingssysteem
Diercategorie
Houderij/ Hoktype
Code
1
traditioneel
A4.100
vleeskalveren tot 8mnd
3
BWL 2010.13.V2
E3.8
4
BWL 2010.13.V2
5
Aantal dieren
Aantal dierplaatsen
Ammoniak
Geur (ou E /sec)
kg NH3 totaal per dier kg NH3
ouE sec/ totaal ou E dier
120
120
2,5
300,0
35,6
4272,0
ouderdieren vleeskuikens (opfok)
25.000
25000
0,158
3950,0
0,18
4500,0
E3.8
ouderdieren vleeskuikens (opfok)
25.000
25000
0,158
3950,0
0,18
4500,0
traditioneel
A4.100
vleeskalveren tot 8mnd
440
440
2,5
1100,0
35,6
15664,0
6
traditioneel
K1
paarden
3
3
5,0
15,0
7
traditioneel
A4.100
vleeskalveren tot 8mnd
320
320
2,5
800,0
35,6
11392,0
9
BWL2009.12
D3.2.15. 4.2 vleesvarkens
2880
2880
0,53
1526,4
3,5
10080,0
10
traditioneel
A4.100
vleeskalveren tot 8mnd
220
220
2,5
550,0
35,6
7832,0
11
BWL 2010.13.V2
E3.8
ouderdieren vleeskuikens (opfok)
9.850
9850
0,158
1556,3
0,18
1773,0
Totaal NH3 bedrijf:
Aanvulling op het milieueffectrapport
Totaal geur 13747,7 bedrijf:
60013,0
33
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Voorgenomen activiteit – coördinaten emissiepunten
Aanvulling op het milieueffectrapport
34
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Naam van de berekening: geurbelasting voorgenomen activiteit Naam van het bedrijf: Jannink, R. (Slaghekkenweg 14-14a-14b, Bentelo) VA 2011 Berekende ruwheid: 0,18 m Meteo station: Eindhoven Brongegevens: Volgnr BronI X-coord. . D 1 1 244 677 2 3 244 707 3 4 244 725 4 7 244 723 5 10 244 706 6 11 244 693 7 9 244 622 8 5 244 744
Y-coord. 472 167 472 016 472 013 472 179 472 111 472 157 472 110 472 106
Geur gevoelige locaties: Volgnummer GGLID 9 Slaghekkenweg 12 10 Slaghekkenweg 11a 11 Slaghekkenweg 13* 12 Suetersweg 13* 13 BK Bentelo 14 Slaghekkenweg 10a* 15 Slaghekkenweg 16a* 16 Hofstedenweg 2 17 Hofstedenweg 4
Aanvulling op het milieueffectrapport
EP Hoogte 3,4 4,3 4,3 5,9 5,9 5,4 5,6 5,9
Gem.geb. hoogte 3,4 4,1 4,1 5,3 4,1 3,2 6,1 5,5
X coördinaat 244 686 244 763 244 812 244 521 243 761 244 603 244 960 244 707 245 111
EP Diam. 0,50 4,30 4,30 1,79 1,39 0,82 4,54 1,96
Y coördinaat 472 392 472 402 472 361 471 834 471 622 472 262 472 232 472 612 472 607
EP Uittr. snelh. 4,00 4,00 4,00 0,40 0,40 4,00 1,53 0,40
Geurnorm 14,0 14,0 3,0 14,0 14,0
EAanvraag 4 272 4 500 4 500 11 392 7 832 1 773 10 080 15 664
Geurbelasting 11,1 10,5 12,5 7,0 1,3 18,8 10,3 4,9 3,6
35
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Uitgangspunt bepaling diameter stal 3 en 4 (met stofopvangkap en warmtewisselaar): 4*140 cm 1*80 cm De stofopvangkap heeft een oppervlakte van 28,56 m²; De warmtewisselaar (1*92 cm) heeft een oppervlakte van 0,66 m²; De gemiddelde diameter betreft: (28,56+0,66)/2= 14,61 m² 14,61 / π = √4,65 = 2,16*2 = 4,3 m Uitgangspunt bepaling diameter stal 5: 6*80 cm (r=0,40 m) π*0,40² = 0,50*6 = 3 m² 3 / π = √0,96 = 0,98*2 = 1,96 m Uitgangspunt bepaling diameter stal 10: 3*80 cm (r=0,40 m) π*0,40² = 0,50*3 = 1,5 m² 1,5 / π = √0,48 = 0,69*2 = 1,39 m Uitgangspunt bepaling diameter stal 9: De EP-diameter van het luchtwassysteem is bepaald aan de hand van het dimensioneringsplan. De EP-diameters van de overige stallen zijn bepaald conform V-Stacks vergunning.
Aanvulling op het milieueffectrapport
36
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Voorgenomen activiteit – resultaten onderzoek luchtkwaliteit
Aanvulling op het milieueffectrapport
37
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Aanvulling op het milieueffectrapport
38
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Bijlage 3
Cumulatieve geurbelasting - Voorgenomen activiteit / alternatieven A
B
Uitgangssituatie relevante veehouderijen in de omgeving van de Slaghekkenweg 14-14 -14 Naam BRUNNEKREEF J.W. Exterkate G.J.A. Maatschap Nieland G.J.F. Slaghekke H.J.M. Assen J.C. Fluttert Pluimveebedrijf P.D.J. Exterkate H.A.F. Raanhuis NIJLAND J.G. Maatschap Jannink Maatschap Kamphuis H.J.M. Nieland Maatschap Versteeg VOORDE G.A.M. Asteleiner Kroesbergen Slagmolen B.V. A.J.J. Buschers B.C.M. ten Dam Maatschap Ensink-Jannink H.J.M. EXTERKATE Maatschap F.I.M. Exterkate & T.J. Maatschap H.F.M. Exterkate Maatschap & P.H.M.
SBI-oms Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van rundvee Fokken en houden van varkens Fokken en houden van pluimvee Fokken en houden van pluimvee Fokken en houden van varkens Fokken en houden van pluimvee Fokken en houden van rundvee Fokken en houden van varkens Fokken en houden van rundvee Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van pluimvee Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens
Adres BENTELOSESTRAAT 63 BENTELOSESTRAAT 73 BENTELOSESTRAAT 75 BENTELOSESTRAAT 44 DAMS WICHERTSWEG 1 DAMS WICHERTSWEG 4 HAARWEG 8 HAARWEG 18 NIJLANDSWEG 8 PLATENKAMPSWEG 6 PLATENKAMPSWEG 1 PLATENKAMPSWEG 3B PLATENKAMPSWEG 13 PLATENKAMPSWEG 7 SLAGHEKKENWEG 22 SLAGHEKKENWEG 16 SLAGHEKKENWEG 21 SLAGHEKKENWEG 2 SLAGHEKKENWEG 13 SLAGHEKKENWEG 10A SLAGHEKKENWEG 18 SLAGHEKKENWEG 24
Woonplaats BENTELO DELDEN DELDEN BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO DELDEN BENTELO DELDEN BENTELO BENTELO DELDEN BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO
x-coord. y-coord. geuremissie 243915 472251 3604,8 244051 473409 2070 244045 473417 19892 244221 172289 16997 243728 472680 176,4 243902 472906 1817 243574 473141 6660 243774 472384 5580 245477 473063 3910 244461 472959 48298,5 243824 473438 8955 244408 473268 14720 244943 472748 19502,6 245109 473031 1424 245185 472150 8077,2 244964 472195 45356 245569 472180 25806 243810 473153 17020 244860 472407 33580 244531 472244 9653,4 245048 472121 72269* 245178 471863 81097,3
Hemel
Fokken en houden van varkens
SLAGHEKKENWEG 3
BENTELO
244183
472972
20570,6
Maatschap H.F.M. & P.B.J. Hemel Agrarisch bedrijf Hemel Maatschap Jannink-Tip G.J. Jannink Maatschap Jannink - Tip R. Jannink H.J.M. Nieland J.G.M. Pierik SIEGERINK H.W. H.M. Hoeste R.A. Jannink Maatschap Jannink Maatschap Kleinsman SLAGHEKKE G.H.J. A. Veelers Maatschap Veelers Maatschap Ter Avest
Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van pluimvee Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens Fokken en houden van varkens
SLAGHEKKENWEG 4 SLAGHEKKENWEG 3A SLAGHEKKENWEG 13A SLAGHEKKENWEG 9 SLAGHEKKENWEG 15 SLAGHEKKENWEG 30 SLAGHEKKENWEG 26 SLAGHEKKENWEG 8 SLAGHEKKENWEG 11 SUETERSWEG 10 SUETERSWEG 15 SUETERSWEG 13A SUETERSWEG 19 SUETERSWEG 1 SUETERSWEG 8 SUETERSWEG 17 TER AVESTWEG 4
BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO BENTELO
244275 244520 245641 244430 245059 245527 245436 244348 244518 244948 244636 244601 244766 244117 244711 244711 244680
472681 472890 473271 472815 472352 472001 472058 472375 472644 471198 471549 471669 471451 471968 471302 471492 470867
28896,3 14901,2 4110 33099,4 25312 0 17337,6 41814,4 2300 16047 9200 41259,5 21780,2 4347 8068,5 10318,5 50607,8
*) Uitgangsituatie Slaghekkenweg 18 afkomstig uit “Startnotitie MER Fokzeugenbedrijf, Vermeerderingsbedrijf Exterkate VOF, Slaghekkenweg 18, 7497 NB Bentelo” d.d. 31 mei 2011. Het voornemen betreft een uitbreiding naar 700 kraamzeugen (á 7 OU), 2.100 guste-/dragende zeugen (á 4,7 OU), 10.000 gespeende biggen (á 5,4 OU), 600 opfokzeugen (á 5,8 OU) en 4 dekberen (á 4,7 OU). De uitgangssituatie betreft een worstcase benadering.
Aanvulling op het milieueffectrapport
39
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Naam van de berekening: cumulatieve geurbelasting voorgenomen activiteit Gemaakt op: 8-03-2012 Naam van het gebied: Jannink, Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo Berekende ruwheid: 0,24 m Meteo station: Eindhoven Rasterpunt linksonder x: 243177 m Rasterpunt linksonder y: 470667 m Gebied lengte (x): 3000 m , Aantal gridpunten: 25 Gebied breedte (y): 3000 m , Aantal gridpunten: 25 Cumulatieve geurbelasting op receptorpunten, zoals berekend RecepID X-coor Y-coor Geurnorm Geurbelasting [OU/m3] 10000 244686.0 472392.0 14.000 21.317 10001 244763.0 472402.0 14.000 30.893 10002 244812.0 472361.0 42.885 10003 244511.0 471831.0 14.000 20.865 10004 243761.0 471622.0 3.000 6.615 10005 244603.0 472262.0 25.606 10008 244960.0 472232.0 111.758 10009 244707.0 472612.0 14.000 21.589 10010 245111.0 472607.0 14.000 18.958
Aanvulling op het milieueffectrapport
Slaghekkenweg 12 Slaghekkenweg 11a Slaghekkenweg 13 Suetersweg 13 BK Bentelo Slaghekkenweg 10a Slaghekkenweg 16a Hofstedenweg 2 Hofstedenweg 4
40
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Naam van de berekening: cumulatieve geurbelasting alternatief - depositie neutraal Naam van het gebied: Jannink, Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo Berekende ruwheid: 0,24 m Meteo station: Eindhoven Rekenuren: 10 % Rasterpunt linksonder x: 243177 m Rasterpunt linksonder y: 470667 m Gebied lengte (x): 3000 m , Aantal gridpunten: 25 Gebied breedte (y): 3000 m , Aantal gridpunten: 25 Cumulatieve geurbelasting op receptorpunten, zoals berekend RecepID X-coor Y-coor Geurnorm Geurbelasting [OU/m3] 10000 244686.0 472392.0 14.000 21.301 10001 244763.0 472402.0 14.000 30.752 10002 244812.0 472361.0 42.885 10003 244511.0 471831.0 14.000 20.650 10004 243761.0 471622.0 3.000 6.506 10005 244603.0 472262.0 25.465 10008 244960.0 472232.0 111.758 10009 244707.0 472612.0 14.000 21.589 10010 245111.0 472607.0 14.000 18.880
Aanvulling op het milieueffectrapport
Slaghekkenweg 12 Slaghekkenweg 11a Slaghekkenweg 13 Suetersweg 13 BK Bentelo Slaghekkenweg 10a Slaghekkenweg 16a Hofstedenweg 2 Hofstedenweg 4
41
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Naam van de berekening: cumulatieve geurbelasting MMA Naam van het gebied: Jannink, Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo Berekende ruwheid: 0,24 m Meteo station: Eindhoven Rekenuren: 10 % Rasterpunt linksonder x: 243177 m Rasterpunt linksonder y: 470667 m Gebied lengte (x): 3000 m , Aantal gridpunten: 25 Gebied breedte (y): 3000 m , Aantal gridpunten: 25 Cumulatieve geurbelasting op receptorpunten, zoals berekend RecepID X-coor Y-coor Geurnorm Geurbelasting [OU/m3] 10000 244686.0 472392.0 14.000 21.276 10001 244763.0 472402.0 14.000 30.727 10002 244812.0 472361.0 42.885 10003 244511.0 471831.0 14.000 20.636 10004 243761.0 471622.0 3.000 6.502 10005 244603.0 472262.0 24.866 10008 244960.0 472232.0 111.791 10009 244707.0 472612.0 14.000 21.525 10010 245111.0 472607.0 14.000 18.736
Aanvulling op het milieueffectrapport
Slaghekkenweg 12 Slaghekkenweg 11a Slaghekkenweg 13 Suetersweg 13 BK Bentelo Slaghekkenweg 10a Slaghekkenweg 16a Hofstedenweg 2 Hofstedenweg 4
42
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Naam van de berekening: cumulatieve geurbelasting maximaal alternatief Naam van het gebied: Jannink, Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo Berekende ruwheid: 0,24 m Meteo station: Eindhoven Rekenuren: 10 % Rasterpunt linksonder x: 243177 m Rasterpunt linksonder y: 470667 m Gebied lengte (x): 3000 m , Aantal gridpunten: 25 Gebied breedte (y): 3000 m , Aantal gridpunten: 25 Cumulatieve geurbelasting op receptorpunten, zoals berekend RecepID X-coor Y-coor Geurnorm Geurbelasting [OU/m3] 10000 244686.0 472392.0 14.000 20.048 10001 244763.0 472402.0 14.000 29.730 10002 244812.0 472361.0 42.885 10003 244511.0 471831.0 14.000 20.297 10004 243761.0 471622.0 3.000 5.867 10005 244603.0 472262.0 18.070 10008 244960.0 472232.0 111.962 10009 244707.0 472612.0 14.000 21.121 10010 245111.0 472607.0 14.000 17.918
Aanvulling op het milieueffectrapport
Slaghekkenweg 12 Slaghekkenweg 11a Slaghekkenweg 13 Suetersweg 13 BK Bentelo Slaghekkenweg 10a Slaghekkenweg 16a Hofstedenweg 2 Hofstedenweg 4
43
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Aanvulling op het milieueffectrapport
44
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Bijlage 4
Akoestisch onderzoek
Aanvulling op het milieueffectrapport
45
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Aanvulling op het milieueffectrapport
46
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
AKOESTISCH ONDERZOEK
Slaghekkenweg 14-14A-14B, Bentelo Agrarisch bedrijf R. Jannink
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
1
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
Opdrachtgever:
R. Jannink Slaghekkenweg 14b 7497 NB Bentelo T: (0547) 292 655
Locatie:
Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Handtekening:
……………………
Opgesteld door:
Exlan Poort van Veghel 4949 5466 SB Veghel Postbus 200 5460 BC Veghel
Contactpersoon:
Ing. E. van Horssen - Maas T: 0413-382140 F: 0413-382102 E:
[email protected]
Projectnummer:
09.100
Versie:
4
Datum en plaats:
Veghel, 19 juli 2012
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
2
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
INHOUDSOPGAVE
1.
INLEIDING __________________________________________________________ 4
2.
TOETSINGSKADER EN NORMSTELLING ________________________________ 5 2.1. 2.2.
3.
GELUIDSVOORSCHRIFTEN ______________________________________________ 5 BEOORDELING ______________________________________________________ 5 BEDRIJFSSITUATIE __________________________________________________ 6
3.1. 3.2. 3.3. 4.
REPRESENTATIEVE BEDRIJFSSITUATIE _____________________________________ 6 DE INCIDENTELE BEDRIJFSSITUATIE _______________________________________ 6 INDIRECTE HINDER ___________________________________________________ 6 AKOESTISCHE MODELLERING ________________________________________ 6
4.1. 4.2. 4.3. 5.
MODELLERING ______________________________________________________ 6 BRONVERMOGENS ___________________________________________________ 6 BODEMGEBIEDEN EN OBJECTEN _________________________________________ 6 REKENRESULTATEN_________________________________________________ 6
5.1. 5.2. 5.3. 5.4.
REPRESENTATIEVE BEDRIJFSSITUATIE _____________________________________ MAXIMALE GELUIDSNIVEAUS ____________________________________________ INCIDENTELE BEDRIJFSSITUATIE _________________________________________ INDIRECTE HINDER ___________________________________________________
6 6 6 6
6.
BEST BESCHIKBARE TECHNIEKEN ____________________________________ 6
7.
BEOORDELING EN CONCLUSIES ______________________________________ 6
LITERATUUR ____________________________________________________________ 6 BIJLAGE I: FIGUREN ______________________________________________________ 6 BIJLAGE II: REKENMODEL _________________________________________________ 6 BIJLAGE III: REKENRESULTATEN___________________________________________ 6
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
3
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
1.
INLEIDING
In het kader van de m.e.r.-procedure is door Exlan een akoestisch onderzoek verricht naar de activiteiten van de rundvee-, pluimvee- en varkenshouderij aan de Slaghekkenweg 1414a-14b te Bentelo. Dit onderzoek maakt deel uit van de m.e.r.-procedure in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Doel van het onderzoek is het middels een model bepalen van de geluidsbelasting ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen. De resultaten van deze berekeningen zijn vervolgens getoetst aan de eisen van de gestelde geluidsvoorschriften door het bevoegd gezag. De berekeningen zijn uitgevoerd voor de locatie aan de Slaghekkenweg 14-14a-14b, 7497 NB te Bentelo. Kadastraal bekend bij gemeente Ambt Delden, sectie C, nr. 1782, 2008 en 2140. Gegevens m.b.t. de aangevraagde bedrijfssituatie zijn bekend uit informatie van de opdrachtgever. Op basis van deze gegevens zijn berekeningen uitgevoerd met het computermodel en rekenprogramma Geomilieu, versie 2.00.
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
4
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
2.
TOETSINGSKADER EN NORMSTELLING
De inrichting valt onder de vergunningplicht van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. In de omgevingsvergunning zijn geluidsvoorschriften opgenomen. De resultaten van het akoestisch onderzoek zullen getoetst worden aan ondermeer de ‘Handreiking industrielawaai en vergunningverlening’ uitgegeven door het Ministerie van VROM (1998). 2.1.
GELUIDSVOORSCHRIFTEN
Bij de omgevingsvergunning, dient in eerste plaats te worden getoetst aan de richtwaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ter plaatse van woningen in een bepaald gebiedstype en aan de grenswaarden voor het maximale geluidsniveau. Mogelijk is, na onderzoek/bestuurlijke afweging, de vergunde rechten te raadplegen, welke een rol kunnen spelen voor het eventueel toestaan van een hogere waarde. De gemeenteraad van de gemeente Hof van Twente heeft d.d. 22 maart 2011 een eigen geluidbeleid vastgesteld. In dit onderzoek wordt uitgegaan van de geluidambitie voor het verwevingsgebied, waarbinnen de inrichting zich bevindt. Hierin zijn de volgende waarden opgenomen: Het geluidsniveau, veroorzaakt door de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en plaatsvindende activiteiten, mag ter plaatse van woningen van derden en andere geluidsgevoelige bestemmingen niet meer bedragen dan: 45 dB(A) gedurende de dagperiode tussen 06.00 uur en 19.00 uur; 40 dB(A) gedurende de avondperiode tussen 19.00 uur en 22.00 uur; 35 dB(A) gedurende de nachtperiode tussen 22.00 uur en 06.00 uur. De plafondwaarden bedragen voor de dag-, avond- en nachtperiode respectievelijk 55, 50 en 45 dB(A). Het maximaal geluidsniveau LAmax veroorzaakt door de inrichting, gemeten in meterstand “fast”, mag nabij gevels van woningen, niet meer bedragen dan: 70 dB(A) gedurende de dagperiode tussen 07.00 uur en 19.00 uur; 65 dB(A) gedurende de avondperiode tussen 19.00 uur en 23.00 uur; 60 dB(A) gedurende de nachtperiode tussen 23.00 uur en 07.00 uur. 2.2.
BEOORDELING
De hoogte van de ontvangerpunten is gehanteerd conform de genoemde Handreiking, te weten 1,5 meter boven het maaiveld in de dagperiode en 5 meter boven het maaiveld in de avond- en nachtperiode. De geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de openbare weg (indirecte hinder) zal getoetst worden aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) (maximale grenswaarde van 65 dB(A)) uit de circulaire van het Ministerie van VROM.
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
5
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
3.
BEDRIJFSSITUATIE
De bedrijfssituatie is bepalend voor de geluidsproductie. De omstandigheden waarop de berekeningen betrekking hebben worden beschreven als bedrijfssituatie. Hier wordt onderscheid gemaakt tussen de representatieve bedrijfssituatie, de incidentele bedrijfssituatie en de indirecte hinder. 3.1.
REPRESENTATIEVE BEDRIJFSSITUATIE
De immissie van geluid wordt bepaald op basis van een representatieve bedrijfssituatie (RBS). Om een duidelijk beeld te krijgen van de totale geluidsoverdracht, worden de wekelijkse en (meer-)dagelijkse activiteiten tezamen in één etmaal gemodelleerd. De RBS is opgebouwd uit onderstaand omschreven activiteiten: Afvoer spuiwater Circa 1 maal per maand wordt in de dagperiode het spuiwater afgevoerd. Een vrachtwagen (mobiele bron VW1) pompt het spuiwater (puntbron OD1) uit de daarvoor bestemde tank t.h.v. gebouw 9. Het laden van het spuiwater (puntbron LS1) neemt circa 20 minuten in beslag. Aanvoer diesel Ten hoogste 4 maal per jaar wordt er in de dagperiode diesel aangevoerd. Een vrachtwagen lost de diesel (puntbron OD1) in de daarvoor bestemde tank aanwezig binnen de inrichting. Het model gaat uit van één vrachtwagen (mobiele bron VW2) met 20 minuten lostijd per locatie. Aanvoer droogvoer Het model gaat er van uit dat maximaal 2 maal per week in de dagperiode de voersilo’s worden gevuld. Het veevoer voor varkens, rundvee en pluimvee worden in aparte vrachten aangevoerd. Een bulkvrachtwagen (mobiele bron VW3) vult de silo’s (puntbron VS1) in twee vrachten binnen de inrichting. Binnen de inrichting zijn verschillende locaties met voersilo’s gelegen. Binnen één etmaal worden niet alle voersilo’s gevuld. Om een representatief beeld te schetsen gaat het model er van uit dat in de dagperiode de twee dichtst bij woningen van derden gelegen locaties door de vrachtwagen worden bezocht. Het vullen van de voedersilo’s heeft een duur van 30 minuten per locatie. Aan- en afvoer varkens In de dagperiode worden de varkens circa 1 maal per week aan- en/of afgevoerd. Incidenteel worden er varkens in de nachtperiode afgevoerd (zie §3.2). De aan- en afvoer van varkens gebeurt in één vracht. Binnen een etmaal worden niet zowel varkens aangevoerd als afgevoerd. Het verladen van varkens heeft een duur van circa 1 uur per vracht. Het verladen van de varkens gebeurt middels een vrachtwagen (mobiele bronnen VW4) van derden (met hydraulische laadklep), deze bezoekt de inrichting en verlaadt de varkens (puntbron LV1) t.h.v. gebouw 9. Aan- en afvoer ouderdieren Ten hoogste 2 maal per jaar worden de ouderdieren van de inrichting aan- en afgevoerd. Binnen een etmaal worden niet zowel ouderdieren aangevoerd als afgevoerd. De aan/afvoer van ouderdieren gebeurt in 3 vrachten in de dag- en/of avondperiode. De ouderdieren worden in kratten geladen. De kratten worden m.b.v. karren in de vrachtwagen (mobiele bron VW5) geladen. Het laden/lossen van de ouderdieren (puntbronnen LK1 en LK2) neemt circa 1,5 uur per stal in beslag. Het model gaat er vanuit dat zowel in de dag-, als in de avondperiode ouderdieren worden verladen.
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
6
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
Afvoer pluimveemest De pluimveemest wordt circa 2 maal per jaar afgevoerd, waarna de stallen worden gereinigd. De pluimveemest wordt d.m.v. een shovel de stal uitgereden en in containers geladen. Bij het laden van mest is de shovel (puntbron SH1) in de dagperiode circa 3 uur op het buitenterrein in bedrijf. Per etmaal worden er circa 4 vrachten kippenmest afgevoerd met een vrachtwagen van derden (mobiele bron VW6). Afvoer drijfmest Verspreid over het jaar wordt in de dagperiode, met uitloop naar de avondperiode, varkens/of rundveemest afgevoerd. In de piekperiode kunnen dan circa 18 vrachten met mest worden afgevoerd. Het overpompen van één vracht neemt ten hoogste 10 minuten in beslag (puntbronnen M1 t/m M4). De mest wordt op diverse plaatsen geladen d.m.v. een tractor (mobiele bronnen TR1 en TR2) en/of vrachtwagen (mobiele bron VW7). Verladen vee Hoogstens 1 maal per maand wordt in de dagperiode rundvee verladen. Een veewagen verlaadt het rundvee op één locatie binnen de inrichting. Het verladen van rundvee gebeurt door middel van één vracht (mobiele bron VE1). Het verladen van rundvee (puntbron LR1) neemt circa 30 minuten per vracht in beslag. Stationaire bronnen Gebouw 6, 7 en 10 wordt natuurlijk geventileerd. Voor deze gebouwen zijn geen geluidsbronnen opgenomen. De ventilatielucht in gebouw 3 en 4 wordt centraal afgezogen naar een centraal emissiepunt. Elk emissiepunt is voorzien van 4 gevelventilatoren van 1,1 kW en 1 gevelventilator van 0,75 kW (puntbronnen V1 t/m V10). De ventilatielucht in gebouw 1, 5, 10 en 11 wordt mechanisch afgezogen a.d.h.v. verspreid liggende nokventilatoren. Gebouw 11 beschikt over 6 nokventilatoren van 1 kW (puntbronnen V11 t/m V16). Gebouw 1 beschikt over 5 nokventilatoren van 0,5 kW (puntbronnen V19 t/m V23). Gebouw 10 beschikt over 3 ventilatoren in de kopgevel van 0,37 kW (puntbronnen V24 t/m V26). Gebouw 5 beschikt over 6 ventilatoren in de kopgevel van 0,37 kW (puntbronnen V27 t/m V32). De ventilatielucht in gebouw 9 wordt centraal afgezogen naar een centraal emissiepunt, welke is aangesloten op een gecombineerd luchtwassysteem. Dit luchtwassysteem is voorzien van 8 ventilatoren (gebundelde puntbron V18). Op het bronvermogen van de ventilatoren in het luchtwassysteem is een reductie van 10 dB toegepast i.v.m. de toepassing van een wasserpakket achter de ventilator, zie voorbeeld in onderstaande tabel. Met het toepassen van 8 stuks ventilatoren wordt (zie onderstaand schema) een demping van 1 dB(A) bereikt. Freq. [Hz] Lw ventilator 82 cm (1x) 10 [log 8] (8x) demping waspakket Lw
63 59 9 10 58
125 67 9 10 66
250 74 9 10 73
500 82 9 10 81
1k 81 9 10 80
2k 78 9 10 77
4k 72 9 10 71
8k 66 9 10 65
Totaal 86
dB(A)
85
dB(A)
Het toerental is afhankelijk van het temperatuurverschil van de lucht in de gebouwen met de buitenlucht. De ventilatoren in het luchtwassysteem draaien in de dagperiode met een capaciteit van 100%, in de avondperiode met een capaciteit van 90% en in de nachtperiode met een capaciteit van 80%. Het aantal ventilatoren wat in de pluimveestallen gebruikt wordt is eveneens afhankelijk van het temperatuurverschil van de lucht in de stallen met de buitenlucht. De ventilatoren worden, afhankelijk van het temperatuurverschil, in- of uitgeschakeld a.d.h.v. een stappenregeling, waardoor de gewenste luchtsnelheid wordt
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
7
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
behouden. In het onderzoek draaien in gebouwen 3, 4 en 11 gemiddeld 100% van de ventilatoren in de dagperiode, 65% in de avondperiode en 50% in de nachtperiode. In de avond- en nachtperiode worden enkele ventilatoren automatisch uitgeschakeld. Doordat de ventilatoren niet op vollast draaien (lager toerental), vindt een reductie van het geproduceerde geluid plaats, volgens de volgende formule: ∆L = LW1 – LW2 = 50 log [N1/N2] Hierin: ∆L LW1 LW2 N1 N2
= demping van het geluidsvermogen = geluidsvermogen op vol toerental = geluidsvermogen op gevraagd toerental = toerental vol vermogen = toerental verlaagd vermogen
Een reductie naar 90%, 80%, 65% en 50% betekent een reductie op het bronvermogen van 2,29 dB(A), -4,85 dB(A), -9,35 dB(A) en -15,05 dB(A) voor de avond- en nachtperiode. Afvoer kadavers De kadavers worden op afroep afgevoerd. Gemiddeld is dit maximaal 3 maal per week in de dagperiode. De kadavers worden bij de openbare weg, aan de inrichtingsgrens aangeboden. Het laden van de kadavers duurt per keer ca 5 minuten (puntbron LK1). Omdat de vrachtwagen de inrichting niet betreedt, wordt de transportbeweging bij de afvoer van kadavers gerekend onder indirecte hinder. Intern transport - tractor Binnen de inrichting is de tractor op het buitenterrein in bedrijf bij het laden/uitkuilen van voer (opgeslagen in de sleufsilo’s), het voeren van de dieren, uitrijden van vaste mest over het land en overige akkerbouwactiviteiten, etc. Het model gaat er vanuit dat de tractor (puntbronnen TR5 t/m TR11) in de dagperiode gemiddeld 50 minuten, in de avondperiode 15 minuten en in de nachtperiode 10 minuten in bedrijf is bij plaatselijke activiteiten, verdeeld over de inrichting. Intern transport - personen- en bestelauto’s Personen- en bestelautobewegingen vinden plaats ten behoeve van bezoekersverkeer en/of aanvoer van diversen. Het model gaat uit van 6 bewegingen met de auto in de dagperiode, 4 in de avondperiode en 2 in de nachtperiode (mobiele bron PA1). Daarnaast vinden er 4 bewegingen in de dagperiode met de bestelauto plaats (mobiele bron BA1). Niet-relevante geluidsbronnen Voor activiteiten welke binnen de opslag en werktuigenberging plaatsvinden zijn geen geluidsbronnen opgenomen. De werkzaamheden vinden inpandig en met de deuren gesloten plaats. Geluid, afkomstig van o.a. pompen en handgereedschap, is buiten het gebouw niet tot nauwelijks waarneembaar en daardoor niet relevant in het onderzoek. Binnen de gebouwen 3, 4 en 11 zijn mixluchtventilatoren gesitueerd. De warmtewisselaars t.h.v. gebouw 3/4 bevinden zich in een geluidsdichte omkasting. Deze mixluchtventilatoren en de luchtafzuiging in de warmtewisselaars bevinden zich inpandig en zijn niet waarneembaar. Deze (mixlucht)ventilatoren zijn akoestisch niet relevant en zijn derhalve niet opgenomen in het onderzoek. 3.2.
DE INCIDENTELE BEDRIJFSSITUATIE
Naast de activiteiten behorende tot de representatieve bedrijfssituatie zijn er een aantal activiteiten welke slechts enkele keren per jaar voorkomen. Gezien de frequentie waarmee
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
8
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
deze activiteiten plaats vinden (< 12 maal per jaar), kunnen deze bij handhaving apart beoordeeld worden. Deze incidentele situatie is onderstaand beschreven en apart berekend. Vullen ruwvoeropslag Hoogstens 2 maal per jaar wordt ruwvoer ingekuild. Dit gebeurt in de nazomer. Het model gaat uit van circa 40 vrachten van ruwvoer met de tractor (mobiele bron TR3). Het vullen van de ruwvoeropslag vindt in de dagperiode, met uitloop naar de avondperiode plaats. De tractor in totaal 5 uur in bedrijf voor het verdelen van het ruwvoer en het verhogen van de kuil (puntbron TR4). Afvoer varkens (nachtperiode) Incidenteel (ten hoogste 10 maal per jaar) worden in de nachtperiode varkens afgevoerd. De afvoer van varkens gebeurt in één vracht. Het laden van varkens heeft een duur van circa 1 uur per vracht. De varkens worden in de nachtperiode in een vrachtwagen (mobiele bronnen VW8) van derden geladen (puntbron LV2). Deze bezoekt de inrichting t.h.v. gebouw 9. 3.3.
INDIRECTE HINDER
Naast de representatieve bedrijfssituatie, wordt de indirecte hinder wordt bepaald. De geluidsbelasting bij de indirecte hinder wordt bepaald door activiteiten die buiten de inrichting plaatsvinden en door het inrichtingsgebonden verkeer op de openbare weg. De volgende activiteiten vinden buiten de inrichting plaats: Wegverkeer In het model wordt er van uitgegaan dat al het verkeer de dichtbij omliggende woning Slaghekkenweg 12 passeert. Met de berekening is uitgegaan dat al het verkeer met een gemiddelde snelheid van 30 km/uur de woning passeert. De woning is aan de oprit gelegen, waarbij een hogere snelheid niet haalbaar is. In de berekening is uitgegaan van de volgende verkeersbewegingen, o.b.v. de representatieve bedrijfssituatie: Tabel 1: aantal vervoersbewegingen van- en naar de inrichting
Motorvoertuig RBS Personenauto Bestelauto Vrachtwagen Tractor Veewagen Totale intensiteit
Snelheid (km/uur)
Bewegingen dag
Bewegingen avond
Bewegingen nacht
Bewegingen totaal
30 30 30 30 30
6 4 40 12 2
4 8 -
2 -
12 4 48 12 2 78
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
9
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
4.
AKOESTISCHE MODELLERING
De equivalente en maximale immissieniveaus ter plaatse van de berekeningspunten zijn middels een opgesteld model berekend. Hierbij is gebruik gemaakt van het rekenprogramma ‘Geomilieu’, versie 1.90. Dit computersimulatiemodel is gebaseerd op de rekenmethodiek volgens de ‘Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai’ (HMRI, 1999). Voor de berekening van de geluidsoverdracht is methode II.8 toegepast. De bronvermogens en andere akoestisch relevante informatie met betrekking tot de geluidsbronnen zijn in het model ingevoerd. Daarnaast zijn de gebouwen en bodemgebieden die van invloed zijn op de overdracht ingevoerd. Vervolgens zijn middels het rekenprogramma voor de dag-, avond- en nachtperiode de geluidsimmissies berekend voor een aantal woningen in de directe omgeving van het bedrijf. Voor de modellering van het maximale geluidsniveau is een aparte groep binnen de hoofdgroep opgenomen. Hierin zijn de geluidsbronnen opgenomen waarbij de piekverhogingen (∆L, zie tabel 2), kenmerkend voor de bron, als negatieve reductie zijn ingevoerd (wordt dus bij het bronvermogen opgeteld). De uitkomst hiervan is verminderd met de opgetreden meteocorrectieterm (Cm). In het geval van de overige geluidsbronnen zonder bronkenmerken, is gelijk het geluidsniveau bepaald minus de opgetreden meteocorrectieterm. Maximaal geluidsniveau LA,max = Li,max – Cm Hierin: Li,max Cm
= gemeten maximaal geluidsniveau = de meteocorrectieterm
Het gehanteerde geluidsniveau voor ‘maximaal geluid zwaar transport laden/lossen’ omvat o.a. het vertrek, ontluchten van remmen en het dichtslaan van portieren van voertuigen. 4.1.
MODELLERING
De geluidsbronnen (zoals ventilatoren, laden/lossen van dieren en lossen veevoer) behorende tot de inrichting worden in het rekenprogramma ingevoerd als puntbron. De vervoersbewegingen zijn binnen het model als mobiele bron ingevoerd en zijn gemodelleerd met een reeks puntbronnen die gelijkmatig verdeeld zijn over de rijroute. Met het modelleren is uitgegaan dat alle rijbewegingen worden uitgevoerd met een gemiddelde snelheid van 5 km/uur. Uit het aantal verkeersbewegingen, de duur van de beoordelingsperiode, de gemiddelde snelheid van de voertuigen, de routelengte en het aantal vervangende puntbronnen wordt de bedrijfscorrectieduur (Cb) berekend volgens de formule: Cb = -10 log Hierin:
l n v T N
lxn vxTxN = routelengte in m = aantal verkeersbewegingen = snelheid voertuig in m/sec = tijd beoordelingsperiode in sec = aantal puntbronnen
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
10
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
4.2.
BRONVERMOGENS
In onderstaande tabel zijn de toegepaste bronvermogens, afkomstig uit gelijksoortige metingen en/of kentallen, vermeld: Tabel 2: toegepaste bronvermogens (database Exlan 2012)
Omschrijving bronnen Personenauto Bestelauto Vrachtwagen Tractor Tractor (plaatselijke activiteiten) Shovel Afvoer kadavers Laden/lossen rundvee Laden/lossen karren Laden/lossen varkens Overpompen mest Overpompen spuiwater/diesel Vullen silo’s Ventilator 0,37 kW** Ventilator 0,5 kW** Ventilator 0,75 kW Ventilator 1,0 kW** Ventilator 1,1 kW Ventilator (8x) luchtwassysteem***
Lw dB(A) 91 92 102 104 98 101 104 89 90 99 102 103 104 70 74 86 88 88 86
Lmax dB(A) 96 96 107 109 103 106 101 101 120 -
∆L* piekverhoging +5 +5 +5 +5 +5 +5 +12 +11 +21 -
*) In verband met het optrekken en afremmen van het (vracht)verkeer is op het berekende geluidsniveau een piekverhoging van tenminste 5 dB(A) toegepast. In verband met het “schreeuwen” van de varkens en het bewegen van de (hydraulische)laadklep is op het berekende geluidsniveau een piekverhoging van 21 dB(A) toegepast. Gegevens zijn afkomstig van gelijksoortige meting. Er is bij het op en neer bewegen van de laadklep geen sprake van een tonaal geluid; **) Op het bronvermogen van de ventilatoren is een demping van 3 dB(A) toegepast, i.v.m. positionering onderin de koker; ***) Op het bronvermogen is een reductie van 10 dB toegepast i.v.m. de toepassing van wasserpakket achter de ventilatoren. Met het toepassen van luchtwassers wordt een demping van 10 dB(A) bereikt, zoals bij metingen in vergelijkbare situaties is vastgesteld.
4.3.
BODEMGEBIEDEN EN OBJECTEN
In het model zijn harde en zachte bodemgebieden ingevoerd conform de aangeleverde tekeningen. Aangezien het merendeel van het betreffende oppervlak zachte delen betreft (grasland/bouwland) gaat het model uit van een standaard bodemfactor van 1 dB. De erfverharding en wegen zijn als akoestisch hard gemodelleerd met een bodemfactor 0 dB. De voor het model relevante objecten op het erf en in de directe omgeving zijn ingevoerd met de reële hoogte.
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
11
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
5.
REKENRESULTATEN
5.1.
REPRESENTATIEVE BEDRIJFSSITUATIE
In onderstaande tabel zijn de berekende geluidsniveaus (langetijdgemiddelde) op de beoordelingspunten als gevolg van de representatieve bedrijfssituatie weergegeven. De gedetailleerde berekeningsresultaten zijn opgenomen in bijlage III. Tabel 3: resultaten berekening langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) in dB(A)
Id. 01 02 03 04 06
Omschrijving Slaghekkenweg 10A Slaghekkenweg 12 Slaghekkenweg 16A Suetersweg 13 Slaghekkenweg 13
Dag
Avond
Nacht
grenswaarde 45
grenswaarde 40
grenswaarde 35
45 38 32 34 38
36 33 31 29 34
30 28 24 23 27
Uit bovenstaande resultaten blijkt dat het langtijdgemiddelde geluidniveau op de beoordelingspunten voldoet aan de grenswaarden voor de dag-, avond- en nachtperiode. 5.2.
MAXIMALE GELUIDSNIVEAUS
In onderstaande tabel zijn de berekende maximale geluidsniveaus (= negatieve reductie toegepast) als gevolg van de maatgevende piekbronnen weergegeven. De maatgevende bronnen welke in het model zijn opgenomen zijn: personenauto, tractor, vrachtwagen, shovel, veewagen, bestelauto, laden/lossen karren en verladen varkens/rundvee. De gedetailleerde rekenresultaten zijn opgenomen in bijlage III. Tabel 4: resultaten berekening maximaal geluidsniveau La, max in dB(A)
Id. 01 02 03 04 06
Omschrijving Slaghekkenweg 10A Slaghekkenweg 12 Slaghekkenweg 16A Suetersweg 13 Slaghekkenweg 13
Dag
Avond
Nacht
grenswaarde 70
grenswaarde 65
grenswaarde 60
66 49 45 53 56
58 51 46 40 59
39 41 39 36 45
Uit bovenstaande resultaten blijkt dat het maximale geluidsniveau op de beoordelingspunten voldoet aan de grenswaarden voor de dag-, avond- en nachtperiode. 5.3.
INCIDENTELE BEDRIJFSSITUATIE
In onderstaande tabel zijn de berekende geluidsniveaus (langetijdgemiddelde) op de beoordelingspunten als gevolg van de incidentele bedrijfssituatie weergegeven. De incidentele bedrijfssituaties zijn cumulatief met de representatieve bedrijfssituatie gesommeerd. De gedetailleerde rekenresultaten zijn opgenomen in bijlage III.
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
12
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo Tabel 5: resultaten berekening LAr,LT en La, max in dB(A)
Id.
01 02 03 04 06
Omschrijving
Slaghekkenweg 10A Slaghekkenweg 12 Slaghekkenweg 16A Suetersweg 13 Slaghekkenweg 13
Vullen ruwvoeropslag dagperiode
Vullen ruwvoeropslag avondperiode
LAr,LT grenswaarde 45
La, max grenswaarde 70
LAr,LT grenswaarde 40
La, max grenswaarde 65
48 41 34 34 40
55 42 28 26 40
47 39 33 30 39
58 44 30 28 42
Tabel 6: resultaten berekening LAr,LT en La, max in dB(A)
Id.
01 02 03 04 06
Omschrijving
Slaghekkenweg 10A Slaghekkenweg 12 Slaghekkenweg 16A Suetersweg 13 Slaghekkenweg 13
Afvoer varkens nachtperiode LAr,LT grenswaarde 35
La, max grenswaarde 60
40 29 25 26 29
69 50 44 53 55
Uit bovenstaande resultaten blijkt dat er bij het vullen van de ruwvoeropslag en bij de nachtelijke afvoer van varkens op beoordelingspunt Slaghekkenweg 10A een overschrijding van de grenswaarde voor het omgevingsgeluid plaats vindt. Bij de nachtelijke afvoer van varkens vindt tevens op beoordelingspunt Slaghekkenweg 10A een overschrijding van de grenswaarde van het maximale geluidsniveau plaats. 5.4.
INDIRECTE HINDER
De beoordeling van de geluidsbelasting veroorzaakt door het inrichtingsgebonden verkeer op de openbare weg, in het geval dit direct verband heeft met de aan- en afvoerbewegingen voor de inrichting gelegen aan de Slaghekkenweg 14-14A-14B te Bentelo, vindt plaats op de wijze bij verkeerslawaai gebruikelijk is, met een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde. De inrichting ontsluit zich richting westen van de Slaghekkenweg. Met het model is er uitgegaan dat al het verkeer de woning Slaghekkenweg 12 passeert richting de Bentelosestraat. In onderstaande tabel zijn de equivalente geluidsniveaus, als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van de inrichting weergegeven. De gedetailleerde rekenresultaten zijn opgenomen in bijlage III. Tabel 7: resultaten berekening indirecte hinder (RBS) LAr,LT in dB(A)
Id.
Omschrijving
05
Slaghekkenweg 12
Dag grenswaarde 50 43
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
Avond grenswaarde 45 40
Nacht grenswaarde 40 20
13
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
6.
BEST BESCHIKBARE TECHNIEKEN
In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 1.1.) worden de best beschikbare technieken (BBT) als volgt beschouwd: voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die – kosten en baten in aanmerking genomen – economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik wordt gesteld. Binnen de inrichting zijn/worden maatregelen getroffen om de geluidbelasting van de inrichting op de geluidgevoelige objecten zo veel mogelijk te beperken. De volgende bron- en overdrachtsmaatregelen maatregelen worden getroffen: ▫ Er wordt waar mogelijk in de avond- en nachtperiode geen voeder of andere materialen gelost aan de voorzijde van de inrichting, behoudens onvoorziene situaties; ▫ Aangezien het vrachtverkeer geschiedt d.m.v. vrachtwagens van derden, worden de chauffeurs geïnstrueerd zo rustig mogelijk de inrichting te betreden. Mede hierdoor wordt het maximaal geluidsniveau op geluidgevoelige objecten in de omgeving zo veel mogelijk beperkt. Maatgevend maximaal geluidsniveau ontstaat voornamelijk aan de westzijde van de inrichting, bij het tot stilstand komen van de vrachtwagen, het dichtslaan van portieren en het eventuele gebruik van de laadklep; ▫ Bij het gebruik van machines en installaties blijven de deuren van de betreffende ruimte te allen tijde gesloten; ▫ De nieuwe ventilatoren (in het luchtwassysteem) zijn volgens de laatste stand der techniek uitgevoerd. Ook de luchtkanalen en gebouwen zijn optimaal geïsoleerd, waardoor het naar buiten treden van geluid zoveel mogelijk wordt tegengegaan.
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
14
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
7.
BEOORDELING EN CONCLUSIES
Op basis van de uitgevoerde berekeningen en bijbehorende resultaten kunnen onderstaande conclusies worden getrokken:
Het langtijdgemiddelde geluidniveau voldoet op de beoordelingspunten aan de grenswaarden. Ter plaatse van de beoordelingspunten bedraagt het langtijdgemiddelde geluidsniveau in de dagperiode ten hoogste 45 dB(A). Hiermee wordt aan de grenswaarde van 45 dB(A) voldaan. Aan de grenswaarden in de avond- en nachtperiode van 40 dB(A) en 35 dB(A) wordt eveneens voldaan, met respectievelijk 36 dB(A) en 30 dB(A);
Indien er in de nachtperiode varkens worden afgevoerd en ruwvoer wordt ingekuild, vinden er overschrijdingen van de richtwaarde voor het omgevingsgeluid plaats. De nachtelijke afvoer van varkens komt maximaal 10 maal per jaar voor, het vullen van de ruwvoeropslag maximaal 2 maal per jaar. Het is mogelijk ontheffing te verlenen om maximaal 12 maal per jaar activiteiten uit te voeren, welke meer geluid veroorzaken dan de normering uit de RBS. Hierbij gaat het om incidentele bedrijfssituaties (IBS), welke niet vallen onder de representatieve bedrijfssituatie. Geadviseerd wordt deze activiteiten, afvoer varkens in de nachtperiode en vullen ruwvoeropslag, welke samen 12 maal per jaar voorkomen, als incidenteel te vergunnen, hetgeen past binnen het 12-dagen criterium.
Het maximale geluidsniveau ter plaatse van de beoordelingspunten voldoet in de representatieve bedrijfssituatie aan de grenswaarde van 70 dB(A) etmaalwaarde. Ter plaatse van de beoordelingspunten bedraagt het maximale geluidsniveau (LA,max) ten hoogste 66 dB(A). Bij de incidentele nachtelijke afvoer van varkens vindt er ter plaatse van beoordelingspunt Slaghekkenweg 10a een overschrijding van het maximale geluidsniveau plaats. Ter plaatse van het beoordelingspunt bedraagt het maximale geluidsniveau ten hoogste 69 dB(A), waar 60 dB(A) is toegestaan. De overschrijding wordt veroorzaakt door het laden van de varkens t.h.v. varkensstal 9. De overschrijding wordt veroorzaakt door een feitelijk bestaande, reeds vergunde en noodzakelijke activiteiten. Maatregelen ter voorkoming van de geluidsoverlast zijn moeilijk te treffen. Geadviseerd wordt om in de nachtperiode voor de beschreven activiteit een hogere waarde te vergunnen dan de grenswaarde van het maximale geluidsniveau.
Het hoogst equivalente geluidsniveau bij de omliggende woningen ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking van de inrichting treedt op bij de woning Slaghekkenweg 12 en bedraagt ten hoogste 43 dB(A) en voldoet hiermee aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A);
Kijkend naar de resultaten komend uit dit onderzoek, kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen activiteit op basis van de akoestische aspecten als vergunbaar kan worden geacht.
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
15
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
LITERATUUR
HMRI (1999) Handleiding Meten en Rekenen, Industrielawaai. VROM: Den Haag. VROM (1998) Handreiking, Industrielawaai en vergunningverlening. VROM: Den Haag VROM (1996) Circulaire inzake geluidshinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting. DGM/GV/GEO: Den Haag Siemens, M., (2012) Tabellarium. DGMR: Velp
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
16
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
BIJLAGE I: FIGUREN I.1:
TOPOGRAFISCHE LIGGING ONDERZOEKSLOCATIE
I.2:
OVERZICHT-/LUCHTFOTO ONDERZOEKSLOCATIE
I.3:
SITUATIETEKENING
I.4:
SITUERING GEBOUWEN
I.5:
SITUERING GELUIDSBRONNEN
I.6:
SITUERING INDIRECTE HINDER
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
17
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
I.1:
TOPOGRAFISCHE LIGGING ONDERZOEKSLOCATIE
Figuur I.1. Topografische ligging onderzoekslocatie (referentiesituatie)
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
18
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
I.2:
OVERZICHT-/LUCHTFOTO ONDERZOEKSLOCATIE
Figuur I.2. Luchtfoto onderzoekslocatie (referentiesituatie)
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
19
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
I.3:
SITUATIETEKENING
Figuur I.3. Situatietekening onderzoekslocatie (nieuwe situatie)
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
20
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
I.4:
SITUERING GEBOUWEN
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
21
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
I.5:
SITUERING GELUIDSBRONNEN
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
22
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
23
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
24
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
25
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
26
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
27
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
I.6:
SITUERING INDIRECTE HINDER
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
28
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
BIJLAGE II: REKENMODEL
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
29
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
30
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
31
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
32
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
33
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
34
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
35
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
36
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
37
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
38
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
39
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
40
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
41
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
42
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
43
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
BIJLAGE III: REKENRESULTATEN
III.1
RESULTATEN LANGETIJDGEMIDDELD GELUIDSNIVEAU RBS
III.2
RESULTATEN LANGETIJDGEMIDDELD GELUIDSNIVEAU IBS
III.3
RESULTATEN MAXIMAAL GELUIDSNIVEAU RBS
III.4
RESULTATEN MAXIMAAL GELUIDSNIVEAU IBS
III.5
RESULTATEN LANGETIJDGEMIDDELD GELUIDSNIVEAU INDIRECTE HINDER
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
44
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
III.1
RESULTATEN LANGETIJDGEMIDDELD GELUIDSNIVEAU RBS
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
45
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
Deelbijdrage
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
46
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
47
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
48
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
49
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
50
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
51
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
52
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
53
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
54
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
55
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
56
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
57
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
58
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
59
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
60
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
61
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
62
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
63
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
64
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
65
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
III.2
RESULTATEN LANGETIJDGEMIDDELD GELUIDSNIVEAU IBS
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
66
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
Deelbijdrage
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
67
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
68
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
69
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
III.3
RESULTATEN MAXIMAAL GELUIDSNIVEAU RBS
Deelbijdrage
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
70
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
71
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
72
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
73
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
74
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
75
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
76
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
77
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
78
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
79
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
III.4
RESULTATEN MAXIMAAL GELUIDSNIVEAU IBS
Deelbijdrage – varkens
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
80
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
81
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
82
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
Deelbijdrage – ruwvoeropslag
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
83
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
84
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
85
Akoestisch onderzoek A B Slaghekkenweg 14-14 -14 te Bentelo
III.5
RESULTATEN LANGETIJDGEMIDDELD GELUIDSNIVEAU INDIRECTE HINDER
20120719 Akoestisch onderzoek 09.100 Jannink
86
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Bijlage 5
Passende beoordeling
Aanvulling op het milieueffectrapport
47
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Aanvulling op het milieueffectrapport
48
PASSENDE BEOORDELING NATURA 2000 & BESCHERMDE NATUURMONUMTENTEN in het kader van de natuurbeschermingswet 1998, artikel 19j
Slaghekkenweg 14-14A-14B te Bentelo
-1-
Opdrachtgever:
R. Jannink Slaghekkenweg 14b 7497 NB Bentelo T: (0547) 292 655
Locatie:
Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Opgesteld door:
Exlan Poort van Veghel 4949 5466 SB Veghel Postbus 200 5460 BC Veghel
In opdracht van:
Exitus Bedrijfsontwikkeling Westdorplaan 229a 8101 PN Raalte Postbus 22 8100 AA Raalte
Projectleider/ contactpersoon Exitus:
H.J. Hof T: (0572) 362 860 F: (0572) 362 917 M: 06-53321893 E:
[email protected]
Contactpersoon Exlan:
E. van Horssen - Maas T: (0413) 382 682 F: (0413) 382 102 E:
[email protected]
Projectnummer:
09.100
Versie:
3
Datum en plaats:
Veghel, 20 september 2012
-2-
Inhoudsopgave 1 Inleiding ________________________________________________________________________ 4 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6.
2.
Natuurbeschermingswet 1998 en provinciaal beleid___________________________________ 6 2.1. 2.2. 2.3.
3.
Instandhoudingsdoelstellingen _____________________________________________________________9 Huidige staat van instandhouding en gevoeligheid van habitats ___________________________________10 Huidige vermesting en verzuring___________________________________________________________16
Effectenbeschrijving ___________________________________________________________ 18 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6.
5.
Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten _______________________________________6 Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) _____________________________________________________7 Beleidskader Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen ________________________________________7
Kenmerken en actuele natuurwaarden van de gebieden________________________________ 9 3.1. 3.2. 3.3.
4.
Aanleiding en doel_______________________________________________________________________4 Studiegebied ___________________________________________________________________________4 Omvang van de ingreep___________________________________________________________________4 Mogelijke effecten van de ingreep __________________________________________________________5 Vraagstelling van de Passende beoordeling____________________________________________________5 Leemten in informatie ____________________________________________________________________5
Mogelijke effecten natuurgebieden _________________________________________________________18 Beoordeling effecten per storingsfactor______________________________________________________22 Effecten stikstofdepositie ________________________________________________________________23 Gevolgen depositie ten aanzien van de instandhoudingsdoelstellingen _____________________________25 Cumulatie met andere projecten ___________________________________________________________25 Mitigerende maatregelen _________________________________________________________________25
Beoordeling en conclusie _______________________________________________________ 26
Literatuurlijst en websites___________________________________________________________ 27 Bijlage 1 Instandhoudingsdoelstellingen en waarden Natura 2000-gebieden______________________ 28 Bijlage II Gebiedsbeschrijving Natura 2000-gebieden ________________________________________ 32 Bijlage III Resultaten berekening stikstofdepositie___________________________________________ 49 Bijlage IV Toelichting storingsfactoren habitattypen_________________________________________ 69
-3-
1 Inleiding 1.1.
Aanleiding en doel
Initiatiefnemer is voornemens om het varkens-, pluimvee- en rundveehouderijbedrijf aan de Slaghekkenweg 1414a-14b te Bentelo uit te breiden. Aanleiding hiervoor is onder andere het feit dat er in deze omvang er sprake is van een economisch volwaardig bedrijf waarvoorde continuïteit op langere termijn gewaarborgd is. Het doel van de initiatiefnemer is om van de locatie aan de Slaghekkenweg 14-14a-14b een duurzaam bedrijf te maken met een duurzame bedrijfsvoering en met een maatschappelijk verantwoorde bedrijfsinrichting.
1.2.
Studiegebied
In onderstaande afbeelding is het studiegebied van de planlocatie (P) gelegen.
Twickel
Weldam
Figuur 1 Studiegebied met Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten
1.3.
Omvang van de ingreep
In het voornemen wordt er uitgebreid met twee nieuwe pluimveestallen, een nieuwe varkensstal en een nieuwe rundveestal. In de voorgenomen activiteit wordt er uitgebreid naar een totale bedrijfsomvang van 2.880 vleesvarkens, 59.850 ouderdieren voor vleeskuikens in opfok, 1.100 stuks vleeskalveren en 3 paarden. In het plan-/besluit-MER zijn verschillende alternatieven van het voornemen onderzocht op hun milieueffecten. Aan de hand van de vergelijking tussen de varianten heeft de initiatiefnemer het voorkeursalternatief bepaald. Aangezien de initiatiefnemer voornemens is een omgevingsvergunning aan te vragen zonder daarbij de vleesvarkentak te betrekken, wordt in de voorliggende Passende beoordeling het voorkeursalternatief - zonder uitbreiding van vleesvarkens - als uitgangspunt genomen. In de Passende beoordeling wordt kort ingegaan op de gevolgen van de stikstofdepositie bij een uitbreiding mét vleesvarkens.
-4-
1.4.
Mogelijke effecten van de ingreep
De uitbreiding aan de Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo kan mogelijk effect hebben op de natuurwaarden van dichtbij liggende Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten. Het gaat hierbij om de ecologische en landschappelijke waarden van een dergelijk gebied of element. In de voorliggende Passende beoordeling worden de natuurgebieden Boddenbroek, Borkeld, Aamsveen, Lonnekermeer, Buurserzand & Haaksbergerveen, Sallandse Heuvelrug, Engbertsdijksvenen, Vörgersveld en Teeselinkven onderzocht. Het Teeselinkven ligt in de provincie Gelderland. Omdat de provincie Gelderland een ander aanpak heeft met betrekking tot de Natuurbeschermingsvergunning wordt deze het Teeselinkven als apart individueel gebied bekeken. De Passende beoordeling geeft inzicht in de aanwezige natuurwaarden van de betreffende gebieden en de mate van bescherming die daaraan gegeven dient te worden. Gebied Boddenbroek (BN als onderdeel Heideterrein Twickel) Lonnekermeer
Eigen aanwijzingbesluit
Datum aanwijzing
Soort gebied
Ja
8-1-2007* + 5-2-1991
Natura 2000 + BN
Borkeld
Nee
8-1-2007*
Natura 2000
Nee
8-1-2007*
Natura 2000
Buurserzand & Haaksbergerveen
Nee
8-1-2007*
Natura 2000
Teeselinkven
Nee
8-1-2007*
Natura 2000
Aamsveen
Nee
Engbertsdijkvenen
Ja
8-1-2007* 10-9-2009 + 2-5-1989 + 24-4-1986 8-1-2007* + 24-3-2000
Natura 2000 Natura 2000 + VR +BN Natura 2000 + VR
5-2-1991
BN
Sallandse Heuvelrug Ja Vörgersveld (als onderdeel Ja Heideterrein Twickel) * nog in ontwerp BN=Bescherm Natuurmonument VR=Vogelrichtlijngebied)
1.5.
Vraagstelling van de Passende beoordeling
Omdat in de directe omgeving van het plangebied en op enige afstand een aantal Natura2000-gebieden (Vogelen Habitatrichtlijn gebieden) liggen, wordt de vraag gesteld of de voorgenomen ingreep, die het bestemmingsplan mogelijk maakt, de kwaliteit van de natuurlijke habitats kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de instandhoudingsdoelstellingen en op de soorten waarvoor de gebieden zijn aangewezen. Alle gebieden gelegen in alle windrichtingen rondom het bedrijf in de beoordeling worden meegenomen. Daarbij is het uitgangspunt dat daarmee het effect op alle habitattypen bekeken wordt. Eenzelfde habitattype in een nader gebied op grotere afstand zal zeker niet slechter af zijn. Aagro-Stacks heeft een model onnauwkeurigheid (10 km). Ondanks deze onnauwkeurigheid zijn de Natura 2000-gebieden buiten de 10 km in de Passende beoordeling opgenomen.
1.6.
Leemten in informatie
Verspreidingsmodel Aagro-Stacks Aagro-Stacks is het rekenmodel dat door provincies en gemeenten wordt gebruikt voor de vergunningverlening. Een negatief advies van de Raad van State (2007) heeft er toe geleid dat het rekenmodel Aagro-Stacks niet wettelijk werd voorgeschreven. Derhalve is het rekenmodel ook niet geoptimaliseerd. Ondanks het negatieve advies, werd het rekenmodel toch als een verplichting ingevoerd en door het ministerie van EL&I ter hand gesteld. Het wetenschappelijk rapport met achtergrondinformatie is niet volledig beschikbaar en de foutmarge van Aagro-Stacks voor de depositie is niet geschat. Beleidskader Vooruitlopend op de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) heeft de provincie Overijssel een eigen beleidskader uitgewerkt en op grond hiervan de ‘Beleidsregel Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen vastgesteld. Deze beleidsregel is op dit moment het kader van de vergunningverlening door de provincie. Onbekend is in hoeverre deze beleidsregel stand houdt na het invoeren van de PAS.
-5-
2. Natuurbeschermingswet 1998 en provinciaal beleid 2.1.
Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten
Natura 2000 Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden (plus vier mariene gebieden). Dit Natura 2000netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijn gebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De overkoepelende naam voor (combinaties van) deze gebieden is 'Natura 2000gebied'. Alle habitatgebieden vallen sinds 1 februari 2009 ook onder de Natuurbeschermingswet. Nederland is momenteel bezig de Natura 2000-gebieden aan te wijzen. Het toetsingskader ammoniak rondom Natura 2000 gebieden (opgesteld n.a.v. afspraken van het voormalige ministerie LNV met de gemeenten (VNG), provincies (IPO) en veehouders (LTO)) maakt plaats voor een 1 handreiking aan het bevoegd gezag. In veel gevallen zullen dit de provincies zijn. Deze handreiking kan het bevoegd gezag helpen bij de afweging of bestaand gebruik, nieuwvestiging of uitbreiding van activiteiten met stikstofemissie in of in de omgeving van Natura 2000 gebieden kan worden toegestaan of niet. Er moet rekening gehouden met een afstand van 5 km van Natura 2000 gebieden omdat volgens de handreiking zich 60% van de bedrijven zich bevindt. De handreiking is een hulpmiddel voor de periode totdat Natura 2000-beheerplannen van kracht zijn geworden. Het is niet een tot in detail ingevulde handreiking. Het bevoegd gezag krijgt de ruimte om tot een evenwichtig oordeel te komen op gebiedsniveau. Uit de uitspraak (nr. 200703386/1) en het advies van de Raad van State kan niet de conclusie worden getrokken dat uitbreiding van veehouderijbedrijven niet meer mogelijk is. Voor een vergunning is nu steeds een afzonderlijke toets nodig van de effecten op een Natura 2000 gebied. Voor veehouderijen in of bij Habitatrichtlijn gebieden moet bij oprichtingen of uitbreidingen, die significante gevolgen kunnen hebben, een passende beoordeling worden doorlopen. Natuurbeschermingswet 1998 Nederland kreeg in 1967 voor het eerst een Natuurbeschermingswet. Deze wet maakte het mogelijk om natuurgebieden en soorten te beschermen. Op den duur voldeed de wet niet meer aan de eisen die internationale verdragen en Europese verordeningen stellen aan natuurbescherming. Daarom is in 1998 een nieuwe Natuurbeschermingswet gemaakt die alleen gericht is op gebiedsbescherming. De bescherming van soorten is geregeld in de Flora- en faunawet. De Natuurbeschermingswet 1998 is op 1 oktober 2005 gewijzigd. Sindsdien zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet: o Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden) o Beschermde Natuurmonumenten, en o Wetlands. Voor activiteiten of projecten die nadelige gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen geldt een vergunningplicht. Bestaand gebruik Op 1 februari 2009 is de Natuurbeschermingswet opnieuw gewijzigd. De wijziging heeft betrekking op het zogenoemde 'bestaand gebruik'. Hieronder vallen activiteiten in en om beschermde Natura 2000 Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn gebieden die al plaatshadden voordat een gebied als beschermd gebied is aangewezen. De wijziging is met name van belang voor provincies (als bevoegd gezag) en voor burgers en bedrijven met bestaand gebruik. Beheersplan Als een gebied wordt aangemeld als Natura 2000-gebied, gaat het beschermingsregime van de Natuurbeschermingswet 1998 gelden. Na aanwijzing door de minister van het gebied als beschermd gebied moet er een beheerplan worden vastgesteld. Voor activiteiten die niet in het beheerplan zijn opgenomen en die verslechterende of significant verstorende gevolgen kunnen hebben, moet een vergunning worden aangevraagd. Bestaand gebruik wordt in principe wel opgenomen in het beheerplan. Maar zolang er nog geen beheerplan is, is -6-
er voor bestaand gebruik met mogelijke verslechterende of significant verstorende gevolgen een vergunning vereist. Een beheersplan moet binnen 3 jaar na definitieve aanwijzing van een Natura 2000 gebied worden vastgesteld Voor het Natura 2000-gebied De Borkeld is het conceptbeheersplan grotendeels gereed. Voor de overige betrokken Natura 2000-gebieden zijn nog geen beheersplannen vastgesteld.
2.2.
Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)
Stikstofdepositie is het probleem van verschillende overheidslagen en sectoren (landbouw, industrie, verkeer en vervoer). Zij werken samen aan de programmatische aanpak. Zo spreken de partijen af welke bijdragen zij aan de oplossing van het probleem leveren. Het belangrijkste van deze aanpak is dat de achteruitgang van de biodiversiteit een halt wordt toegeroepen. Daarnaast moeten de duurzame economische ontwikkelingen door kunnen gaan. De afspraken worden in de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) beschreven. De PAS is erop gericht de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden omlaag te brengen. PAS is ook belangrijk voor de vergunningverlening volgens de Natuurbeschermingswet 1998. Voor activiteiten die leiden tot een stikstoftoename in Natura 2000-gebieden, worden geen vergunningen gegeven. Ook al gaat het om een heel kleine toename. Bovendien kan het ook om activiteiten buiten de Natura 2000-gebieden gaan, maar waarvan de stikstof terechtkomt in de gebieden. Het is de bedoeling om deze situatie met behulp van de PAS vlot te trekken. De programmatische aanpak kent een aantal onderdelen: o Beheerplannen; zonder beheerplannen geen PAS; o Instrument voor goede probleemanalyse op gebiedsniveau; o Ecologische onderbouwing van tussendoelen; o Provinciale maatregelen om depositie terug te dringen; o Generieke maatregelen om achtergronddepositie te verminderen; o Borging van noodzakelijke maatregelen in wetgeving; o Een goed systeem van stikstof- monitoring. Het programma stikstof biedt ruimte en helderheid voor het bedrijfsleven en laat zien hoe en in welk tempo gewerkt wordt aan natuurherstel.
2.3.
Beleidskader Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen
Momenteel leidt Natura 2000 door de stikstofproblematiek tot grote problemen in het kader van vergunningverlening. Ook het opstellen van beheersplannen laat nog enige tijd op zich wachten. Bij de huidige stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden in Overijssel kan niet worden gegarandeerd dat op lange termijn realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen is gewaarborgd2. De provincie Overijssel heeft een ‘Beleidskader Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen’ opgesteld. Hierin wordt beschreven hoe, vooruitlopend op de beheersplannen, een vermindering van de stikstofdepositie in gang wordt gezet, die leidt tot een betere situatie voor de instandhoudingsdoelstellingen. Dit beleidskader beschrijft hoe deze vermindering gegarandeerd bereikt kan worden. Het verminderen van de stikstofdepositie wordt op de volgende hoofdlijnen aangepakt: o Toepassing emissiearme technieken; o Saldering met een registratiesysteem; o Sanering piekbelastingen; o Monitoring en ‘hand aan de kraan’; o Effectgerichte maatregelen; o Stimuleringsbeleid veehouderijen. De provincie Overijssel hanteert voor alle Natura 2000-gebieden een gelijke aanpak voor het verminderen van de stikstofdepositie. Vooruitlopend op de beheerplannen moet voor de onderzoekslocatie een vergunning worden aangevraagd ex artikel 19d van de Natuurbeschermingswet. De provincie hanteert een drempelwaarde om te bepalen onder welke voorwaarden de vergunning of vrijstelling kan worden verleend. Om te bepalen welke maatregelen van kracht zijn voor bedrijven bij een uitbreiding wordt t/m 2013 een drempelwaarde van 1% van de kritische depositiewaarde gehanteerd. Bij het toepassen van dit beleidskader wordt per bedrijf een gecorrigeerd emissieplafond ingevoerd. Dit is het daadwerkelijke aantal dieren op 1 februari 2009 vermenigvuldigd met het emissieniveau per dierplaats conform de AMvB huisvesting. Dit gecorrigeerde emissieplafond wordt gehanteerd als uitgangspunt voor de vergunningverlening en voor het stellen van de hieraan verbonden voorwaarden. -7-
Vooruitlopend op de PAS en de bijbehorende mogelijkheden voor een ecologische onderbouwing wordt met dit beleidskader beoogd om aan te tonen dat projecten die voldoen aan de eisen in dit kader bijdragen aan een substantiële en proportionele vermindering van de stikstofdepositie.
-8-
3. Kenmerken en actuele natuurwaarden van de gebieden De inrichting aan de Slaghekkenweg 14-14a-14b is door verschillende Natura 2000- gebieden omgeven (zie Figuur 1). Het Natura 2000-gebied Boddenbroek is gelegen in de gemeente Hof van Twente op een afstand van ± 2,5 km ten zuiden van de onderzoekslocatie. Het Natura 2000-gebied Borkeld (gemeente Hof van Twente/gemeente Rijssen-Holten) is op een afstand van ± 12,5 km ten noordwesten van de onderzoekslocatie gelegen. Het Natura 2000-gebied Lonnekermeer (gemeente Dinkelland/gemeente Enschede) is op een afstand van ± 10,6 km ten noordoosten van de onderzoekslocatie gelegen. Het Natura 2000-gebied Aamsveen (gemeente Enschede) is op een afstand van ± 18 km ten westen van de onderzoekslocatie gelegen. Het Natura 2000-gebied Buurserzand & Haaksbergerveen (gemeente Berkelland/gemeente Enschede/gemeente Haaksbergen) is op een afstand van ± 9,3 km ten zuidoosten van de onderzoekslocatie gelegen. Het Natura 2000-gebied Engbertsdijkvenen (gemeente Hardenberg, Tubbergen, Twenterand) is op een afstand van ± 24 km ten zuidoosten van de onderzoekslocatie gelegen. Het Natura 2000- gebied Sallandse Heuvelrug (gemeente Hellendoorn/ Rijssen-Holten) is op een afstand van ± 20 km ten noordwesten van de onderzoekslocatie gelegen.
3.1.
Instandhoudingsdoelstellingen
Het ecologisch netwerk Natura 2000 moet de betrokken natuurlijke habitats en leefgebieden van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding behouden of in voorkomend geval herstellen. Onder het begrip “instandhouding” wordt een geheel van maatregelen verstaan die nodig zijn voor het behoud of herstel van natuurlijke habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding. Voor elk Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen ontwikkeld, waarbij per habitattype en per (vogel)soort is uitgegaan van landelijke doelen en de bijdrage die een gebied redelijkerwijs kan leveren voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau. Voor de betreffende natuurgebieden gelden de volgende algemene instandhoudingsdoelstellingen: o Behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie. o Behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de ecologische samenhang van het Natura 2000 netwerk zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie. o Behoud en waar nodig herstel van de ruimtelijke samenhang met de omgeving ten behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende natuurlijke habitattypen en soorten. o Behoud en waar nodig herstel van de natuurlijke kenmerken en van de samenhang van de ecologische structuur en functies van het gehele gebied voor alle habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd. o Behoud of herstel van gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame instandhoudingdoelstellingen zijn geformuleerd. Binnen de natuurgebieden komen er specifieke natte habitats en specifieke droge habitats voor. Alle betrokken natuurgebieden ondervinden schade door vermesting. Er dient hierbij gestreefd te worden om de gronden binnen deze gebieden te verarmen. De natte habitats binnen een gebied kunnen over het algemeen meer vermesting verdragen dan de droge habitats. Derhalve is het lastig de exacte kritische depositiewaarde per gebied vast te stellen. De kritische depositiewaarde is de grens waarboven dit risico niet kan worden uitgesloten. In de voorliggende Passende beoordeling is bekeken of de kwaliteit van de habitattypen significant wordt aangetast als gevolg van de verzurende en/of vermestende invloed van de stikstofdepositie door het voorgenomen plan. In bijlage 1 en 2 is informatie opgenomen van de Natura 2000-gebieden die in de Passende beoordeling zijn betrokken. In bijlage 1 zijn de instandhoudingsdoelstellingen per gebied aangegeven. Per soort en habitattype is een oordeel gegeven over de landelijke staat van instandhouding. Tevens is het belang van het gebied aangegeven.
-9-
3.2.
Huidige staat van instandhouding en gevoeligheid van habitats
Boddenbroek o H3130: Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot het Littorelletalia uniflorae en/of Isoëto-Nanojuncetea. Na het opschonen in 1991 heeft de vegetatie in en vlak rond het ven zich hersteld. Nu komen voor: de Associatie van Waterpunge en Oeverkruid (Samolo-Littorelletum), de Associatie van Ongelijkbladig fonteinkruid en de Associatie van Veelstengelige waterbies. Er komen soorten voor als: Veelstengelige waterbies, Moerassmele, Teer vederkruid, Vlottende bies, Moerashertshooi, Duizendknoopfonteinkruid, Ongelijkbladig fonteinkruid, Ondergedoken moerasscherm, Dwergzegge, Alpenrus, Waterpunge en Stijve moerasweegbree. Door stapeling van organisch materiaal zullen de meeste van deze associaties vermoedelijk op termijn verdwijnen. Bij maaien en kleinschalig plaggen kan de vegetatie zich op lange termijn handhaven. Het maximale areaal is in dit gebied al vrijwel bereikt en is beperkt vanwege de grootte van het ven. Conclusie: Het habitattype komt goed ontwikkeld voor met een beperkt areaal. Bij juist beheer en mits geen verdere eutrofiëring/verzwaveling van het grondwater optreedt, zijn de perspectieven voor instandhouding goed. Mogelijkheden voor verdere uitbreiding zijn binnen dit kleine terrein afwezig. o H4010: Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix Rond 1993 was de natte heide nog sterk vergrast met Pijpestrootje en deels verbost. Na houtkap en plaggen zijn de volgende gemeenschappen aanwezig: de de typische en veenmosrijke subassociatie van de Dopheide-associatie (Ericetum tetralicis typicum en Ericetum tetralicis sphagnetosum). Het betreft hier subtype A: vochtige heiden (hogere zandgronden), dat voorkomt op de hoogste delen van het terrein, soms met Beenbreek in de iets lagere, nattere delen. Op vrij uitgebreide schaal komt de pioniersassociatie van Moeraswolfsklauw en Snavelbies voor, die zich op termijn tot natte heide zal ontwikkelen. Bij het tegengaan van vergrassing en verbossing is het voorkomen van het type op lange termijn gegarandeerd. Conclusie: Van dit habitattype komt subtype A goed ontwikkeld voor met een redelijk areaal. De perspectieven voor instandhouding van de huidige vegetatie zijn goed. Het maximale areaal is vrijwel bereikt. o H7230: Alkalisch laagveen Rond 1993 waren nog slechts fragmenten schraalland aanwezig met daarin nog enkele exemplaren Vleeskleurige orchis. Na de herstelmaatregelen is een spectaculair herstel opgetreden. Het gaat om fragmentair ontwikkelde vormen van de Associatie van Vetblad en Vlozegge (Pinguiculo-Caricetum pulicaris) en de zich nog ontwikkelende subassociatie van Parnassia van het Blauwgrasland (CirsioMolinietum parnassietosum). Er komen soorten voor als Wijdbloeiende rus, Vleeskleurige orchis, Armbloemige waterbies, Vetblad, Dwergzegge, Alpenrus, Zeegroene zegge, Sterregoudmos, Kleine valeriaan en Draadzegge. Ook komen Kleine en Ronde zonnedauw voor, Moeraswolfsklauw en Witte snavelbies. Er komt ook blauwgrasland voor met Blauwe knoop, Pijpenstrootje, Biezenknoppen en Blauwe zegge, Kale jonker, Lidrus, Veldrus, Grote wederik en Kattestaart, naast eerdergenoemde basenminnende soorten. Plaatselijk gaat dit laatste type over in een rompgemeenschap van Zwarte zegge. Op sommige plekken in het oude Blauwgrasland zijn mesotrafente soorten als Vetblad en Vleeskleurige orchis weer achteruit gegaan door de relatief hoge productiviteit van grassen. Dit hangt waarschijnlijk samen met externe eutrofiëring. Een aantal soorten die in het verleden voorkwamen, zijn (nog) niet teruggekeerd: Tweehuizige zegge, Groenknolorchis, Veenmosorchis, Moeraswespenorchis, Parnassia, Vlozegge, Blonde zegge en een aantal basenminnende mossen. Vermoedelijk zijn deze soorten uit de zaadbank verdwenen. Kwaliteitsverbetering en een kleine uitbreiding van het areaal zijn mogelijk bij herstel van de basenverzadiging, door verhoging van de zomergrondwaterstanden en het tegengaan van eutrofiëring en de toestroom van sulfaatrijk grondwater. Conclusie: Het habitattype komt hier op een klein oppervlak goed en matig ontwikkeld voor, als overgangsvorm of mengtype van Knopbiesverbond (Caricion davallianae) met blauwgrasland (CirsioMolinietum). De perspectieven voor instandhouding lijken redelijk, mits er gemaaid en kleinschalig geplagd wordt en zolang geen eutrofiëring van het basenrijke grondwatersysteem optreedt. Uitbreiding en kwaliteitsverbetering zijn slechts realiseerbaar bij ingrepen in de waterhuishouding en het tegengaan van de bemesting buiten het Natura 2000-gebied. Volledig herstel wordt waarschijnlijk belemmerd door het verdwijnen van soorten uit de zaadbank. Voor het behoud van de huidige kwaliteit zijn het verminderen van de belasting met sulfaat en/of nutriënten via het grondwater en het blijven voeren van goed beheer essentieel. Voor uitbreiding en - 10 -
kwaliteitsverbetering van habitattype H7230 kalkmoerassen zijn herstelmaatregelen voor de hydrologie nodig. Maatregelen, die de stijghoogte van het basenrijke grondwater verhogen bieden de beste perspectieven. Maatregelen die de opbolling en lokale kwel van basenarm grondwater vergroten dienen afgewogen plaats te vinden om te voorkomen dat het basenarme water het basenrijkere wegdrukt. Het is raadzaam dit doel te realiseren via geleidelijke aanpassing in combinatie met monitoring. Borkeld o H3160: Dystrofe natuurlijke poelen en meren Het komt voor in veenputjes in de verdroogde hoogveenkern matig tot goed ontwikkeld voor. Bij verbetering van de waterhuishouding kan de kwaliteit worden verbeterd. Conclusie: het habitattype komt met een kleine oppervlakte matig tot goed ontwikkeld voor. o H4010: Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix Centraal in het gebied zijn twee stukken met natte heide gelegen behorend tot subtype A: vochtige heiden (hogere zandgronden). De hoogveen randzone en “de Leemheide”. Het gaat vooral hier om rompgemeenschappen van het dophei verbond, maar op “de Leemheide” ook om de associatie van Gewone dophei (11Aa2). Ook komt de associatie van Moeraswolfsklauw en Snavelbies voor, die niet tot het habitattype wordt gerekend, maar wel een voorstadium is van dit type. Er komt een kleine populatie Klokjesgentiaan voor. Verder groeien er Heidekartelblad, Liggende vleugeltjesbloem, Ronde zonnedauw, Bruine en Witte snavelbies, Gevlekte orchis, Welriekende nachtorchis, Veenbies en Blauwe zegge. Langs de rand van het hoogveen is de natte heide volledig vergrast met Pijpestrootje. Dit is verreweg het grootste deel van de natte heide. Rond het goed ontwikkelde stuk ligt bos. Dit zorgt voor veel opslag van bomen. Als dit bos verwijderd wordt, is er ruimte voor ontwikkeling van wat grotere oppervlaktes goed ontwikkelde natte heide. Door plaggen in de vergraste heide is kwaliteitsverbetering mogelijk. Conclusie: Subtype A komt plaatselijk goed ontwikkeld voor, maar is voor een grote oppervlakte (ca 10 ha) matig ontwikkeld. Er zijn potenties voor herstel van de kwaliteit met de uitvoering van interne herstelmaatregelen en het kappen van bos. o H6230: Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa). De associatie van Klokjesgentiaan en Borstelgras (19Aa2) en rompgemeenschappen van het verbond van Heischrale graslanden komen voor. Soorten als Liggende vleugeltjesbloem en Addertong, Heidekartelblad en Gevlekte orchis, Stijve ogentroost en Rondbladig wintergroen en Maanvaren komen voor. De vegetatie ontwikkelt zich positief, wat blijkt uit uitbreiding van de meeste van deze soorten. Het areaal is beperkt (2,59 ha). Rond dit gebiedje ligt bos. Dit zorgt voor bladinval en veel opslag van bomen. Als dit bos verwijderd wordt, is er mogelijk ruimte voor ontwikkeling van wat grotere oppervlaktes goed ontwikkeld heischraalgrasland. Conclusie: Het habitattype komt met een kleine oppervlakte goed ontwikkeld voor. Perspectieven voor behoud zijn goed En er zijn mogelijkheden voor uitbreiding. Interne herstelmaatregelen zijn niet urgent maar kunnen over middellange termijn worden uitgevoerd. Voor habitattype H3160 zure vennen heeft het stoppen van de ontwatering in het voormalige hoogveen matige prioriteit. Voor externe maatregelen die zorgen voor verhoging van de stijghoogte in het watervoerende pakket moet worden uitgezocht of ze nodig zijn voor herstel van habitattypen H3160 zure vennen, H4010A vochtige heiden (hogere zandgronden) en H6230 heischrale graslanden. Aamsveen o H4010: Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix Subtype A: vochtige heiden (hogere zandgronden). Plaatselijk komt het type over kleine oppervlakten in goed ontwikkelde toestand voor: Associatie van Gewone dophei (Ericetum tetralicis sphagnetosum en typicum). Typische soorten zijn Klokjesgentiaan, Beenbreek en Trekrus. Conclusie: Het habitattype komt over een relatief klein oppervlak voor en is van matige tot goede kwaliteit. o H6230: *Soortenrijke heischrale graslanden, op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa) Het gebied is belangrijk voor de plaatselijk fraai ontwikkelde vorm van dit type (Gentiano pneumonanthes-Nardetum) met soorten als Gevlekte orchis, Welriekende nachtorchis, Klokjesgentiaan, Heidekartelblad, Vleugeltjesbloem, Gewone en Rode dopheide. Het schraalland vertoont overgangen naar zure vormen van Blauwgrasland (RG Carex panicea-Succisa pratensis-[Junco-Molinion]). Conclusie: Het habitattype komt lokaal voor met een goede kwaliteit.
- 11 -
o
o
o
H7120: Aangetast hoogveen waar natuurlijke regeneratie nog mogelijk is Het habitattype is overwegend van matige kwaliteit (RG Molinia caerulea-[Oxycocco- Sphagnetea], RG Eriophorum vaginatum[Oxycocco-Sphagnetea]). Door interne vernatting zijn veenmosrijke vegetaties toegenomen (RG Molinia caerulea-Sphagnum-[Scheuchzerietea], RG Eriophorum angustifolium-Sphagnum-[Scheuchzerietea]). Kritische hoogveensoorten ontbreken. Bij verdere maatregelen in de waterhuishouding zijn er mogelijkheden voor verbetering van de kwaliteit. Conclusie: Het habitattype is over een aanzienlijke oppervlakte aanwezig met een overwegend matige en plaatselijk goede kwaliteit. Er zijn potenties voor verbetering van de kwaliteit. H91D0: *Veenbossen In de overgang van beekdal naar hoogveen is het Zompzegge-Berkenbroek (Carici curtae-Betuletum peucedanetosum) aanwezig in combinatie met Gagelstruwelen. In en rond de hoogveenkern zijn plaatselijk ook minder goed ontwikkelde vormen aanwezig (Erico-Betuletum callunetosum en rompgemeenschappen van het Betulion). Bij het opheffen van de verdroging zijn er potenties voor uitbreiding. Conclusie: Het type komt goed en matig ontwikkeld voor met een beperkt areaal. Er zijn goede potenties voor uitbreiding. H91E0 *Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) Volgens opnamemateriaal komt subtype C: vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) (Carici elongatae-Alnetum) in goed ontwikkelde vorm voor. Het areaal daarvan is beperkt als gevolg van verdroging. Bij vermindering van de ontwatering zijn er goede potenties voor uitbreiding van het oppervlak en herstel van de kwaliteit. Conclusie: Subtype C komt in goede kwaliteit voor met een kleine oppervlakte. Vermindering van de ontwatering buiten en binnen het Natura 2000-gebied heeft prioriteit. In hoeverre vermindering van grondwateronttrekkingen en vermindering van de bemesting aan de westzijde van het Natura 2000-gebied prioriteit heeft, is niet nader onderzocht.
Buurserzand & Haaksbergerveen o H3130: Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot het Littorelletalia uniflorae en/of Isoëto-Nanojuncetea In het Buurserzand herbergde de Steenhaarplas een aantal jaren geleden een zwak gebufferde vegetatie. Na herstelmaatregelen die hier in 1990 zijn uitgevoerd, verscheen een zeldzame vegetatie met Waterlobelia, Oeverkruid en Moerashertshooi (Littorelletea). Daarna is hier in de loop van de tijd verzuring opgetreden. Op dit moment is met name in het diepe deel van de Steenhaarplas Knolrus gaan overheersen. In het noorden van het Buurserzand (ten westen van de Molenbelt) liggen twee herstelde vennen. Hier komt momenteel wel een vegetatie met soorten van het Oeverkruid-verbond (Littorellion uniflorae) voor, namelijk met Moerashertshooi, Waterpostelein en Veelstengelige waterbies. Daarnaast zijn ook Draadzegge, Veldrus, Moerasstruisgras, Liggend hertshooi en Grondster aanwezig. De overige vennen van het Buurserzand zijn zuur. Conclusie: Het habitattype komt met een klein oppervlak in het Buurserzand voor. De huidige kwaliteit is matig tot goed. Er zijn goede potenties voor kwaliteitsverbetering aanwezig, mits kwelstromen kunnen zorgen voor voldoende buffering van het venwater. o H4010: Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix Het gaat hier om subtype A: vochtige heiden (hogere zandgronden). In het Buurserzand komt het type met een vrij groot areaal in de laagtes voor. Een groot deel hiervan bestaat uit het de typische subassociatie van de Associatie van Gewone dophei (Ericetum typicum) (goed ontwikkelde vorm) en de Rompgemeenschap van Pijpestrootje (RG Molinea caerulea [Oxycocco-Sphagnetea]) (matig ontwikkelde vorm). Plaatselijk komt in het Ericetum typicum Veenbies, Trekrus en Blauwe zegge voor. Op oudere plagplekken komt hierin ook Bruine snavelbies voor. Dit betreft natte heides die zich vanuit de Associatie van Moeraswolfsklauw en Snavelbies (Lycopodio-Rhynchosporetum) hebben ontwikkeld. Op enkele plekken komt ook de subassociatie met veenmos van de Associatie van Gewone dophei (Ericetum sphagnetosum) voor. Door recente vernatting zijn de perspectieven voor het Ericetum typicum goed en kan in combinatie met plaggen uitbreiding plaatsvinden. Met gefaseerd plaggen kan ook de kwaliteit worden verbeterd. Uitbreiding van het Ericetum sphagnetosum wordt onder de huidige hydrologische condities (grote fluctuatie waterstand) niet aannemelijk geacht. In het Haaksbergerveen is het habitattype met een aanzienlijk oppervlak aanwezig (plm. 60 ha.). Een kwart hiervan is goed ontwikkeld, de rest matig ontwikkeld. Goed ontwikkelde vegetaties hebben betrekking op de Associatie van Gewone dophei
- 12 -
o
o
o
(Ericetum tetralicis), zowel subassociatie typicum als subassociatie sphagnetosum. Matig ontwikkelde stukken zijn rompgemeenschappen van de Klasse der Hoogveenbulten en Natte heide (OxycoccoSphagnetea) met een dominantie van grassen, zoals de Rompgemeenschap van Pijpenstrootje (RG Molinia caerulea) en de Rompgemeenschap van Eenarig wollegras (RG Eriophorum vaginatum). Conclusie: Het habitattype komt met een aanzienlijk areaal matig en goed ontwikkeld voor en er zijn goede potenties voor uitbreiding van het oppervlak en er is ook verbetering van de kwaliteit mogelijk. H7110: Actief hoogveen Verspreid in het centrale deel van het Haaksbergerveen en in het Horsterveen (het noordwestelijke deel van het deelgebied Haaksbergerveen) liggen snippers van subtype A: actieve hoogvenen (hoogveenlandschap). In totaal bedraagt het oppervlak ongeveer 6 ha. Het betreft de Associatie van Gewone dophei en Veenmos (Erico-Sphagnetum magellanici) in combinatie met de Rompgemeenschap van Eenarig wollegras (RG Eriophorum vaginatum-[Oxycocco-Sphagnetea]). Er zijn goede potenties voor verdere ontwikkeling van dit habitattype uit H7120 herstellende hoogvenen. Conclusie: Het habitattype is met een klein oppervlak, verspreid over het gebied, aanwezig. Er zijn goede mogelijkheden voor ontwikkeling van dit habitattype uit H7120 herstellende hoogvenen. H7120: Aangetast hoogveen waar natuurlijke regeneratie nog mogelijk is Ongeveer 25 ha. van het Haaksbergerveen bestaat uit habitattype H7120 herstellende hoogvenen. Het habitattype komt verspreid over het gebied voor. Het gaat hier voornamelijk om de Associatie van Veenmos en Snavelbies (SphagnoRhynchosporetum) in mozaïek met rompgemeenschappen van de Klasse der Hoogveenslenken (Scheuchzerietea). Daarnaast zijn er heidevegetaties en bossen op het verdroogde hoogveen, die tot dit type worden gerekend. Er zijn goede potenties om dit habitattype te herstellen tot H7110 actieve hoogvenen. Conclusie: Het habitattype is over een groot areaal, verspreid over het gebied, aanwezig. Er zijn goede potenties voor herstel in de richting van habitattype H7110 actieve hoogvenen. H91D0: Veenbossen Vooral in de westelijke en zuidelijke randzone van het Haaksbergerveen liggen vrij grote stukken veenbos. Van het totale oppervlak van circa 20 ha. is het overgrote deel verruigd (matig ontwikkeld). Het betreft rompgemeenschappen van het Verbond der Berkenbroekbossen (Betulion pubescentis). De goed ontwikkelde delen bestaan uit het Dophei-Berkenbroek (Erico-Betuletum pubescentis) en voor een kleiner deel uit het Zompzegge-Berkenbroek (Carici curtae-Betuletum pubescentis). De mogelijkheden voor uitbreiding en kwaliteitsverbetering van dit habitattype zijn goed. Conclusie: Het habitattype komt over een groot oppervlak in de randzone van het gebied voor. Het overgrote deel is matig ontwikkeld, de rest goed ontwikkeld. Er zijn goede potenties voor uitbreiding en verbetering kwaliteit van dit type. Binnen het Natura 2000-gebied (deelgebied Haaksbergerveen) geldt een Sense of Urgency voor de habitattypen H7110A actieve hoogvenen (hoogveenlandschap) en H7120 herstellende hoogvenen met betrekking tot maatregelen in de waterhuishouding. Maatregelen in de waterhuishouding en inrichtingsmaatregelen hebben daarom een hoge prioriteit.
Engbertsdijkvenen o H4010 Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix Het gaat hierbij om subtype A: vochtige heide (hogere zandgronden). In goed ontwikkelde vorm (Ericetum tetralicis) komt het type maar over een kleine oppervlakte voor (4-5 ha). In het noordelijk deel, dat momenteel is verdroogd in verband met de muggenproblematiek, zijn bij verwijdering van bos en vernattingsmaatregelen potenties voor herstel. Conclusie: Subtype A komt matig en goed ontwikkeld voor met een kleine oppervlakte. o H7110 : Actief hoogveen Het betreft subtype A: actieve hoogvenen (hoogveenlandschap). Er komt in de onvergraven kern een klein areaal aan hoogveenbultengemeenschappen voor: Erico-Sphagnetum (0,11 ha). Een kenmerkende afwisseling van bulten en slenken is niet of nauwelijks aanwezig en een goed ontwikkelde acrotelm is nog niet aanwezig. Met maatregelen in de externe waterhuishouding en optimalisering van de interne waterhuishouding zijn goede potenties voor uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit aanwezig. Conclusie: Het habitattype is met een kleine oppervlakte matig ontwikkeld aanwezig en er zijn goede mogelijkheden voor herstel. o H7120: Aangetast hoogveen waar natuurlijke regeneratie nog mogelijk is Voor de vernatting bestond Engbertsdijkvenen overwegend uit een matige kwaliteit van dit habitattype (soortenarme rompgemeenschappen van Pijpestrootje). Dit type heeft zich positief ontwikkeld door de ontwikkeling van de RG Pijpenstrootje/ Waterveenmos (20 ha). Snavelbies-begroeiingen komen voor
- 13 -
o
met 2,25 ha. De vernatting heeft tevens geleid tot begroeiingen van Waterveenmos (16 ha) en van Veenpluis al of niet met Pijpenstrootje (23 ha). Begroeiingen die behoren tot de matig ontwikkelde vorm overheersen echter nog: de RG Pijpenstrootje (130 ha), de RG Pijpestrootje/ Eenarig wollegras (54 ha). Door verdroging zijn over een grote oppervlakte soortenarme berkenbossen ontstaan op het restveen. Met maatregelen in de externe waterhuishouding en optimalisering van de interne waterhuishouding zijn goede potenties voor uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit aanwezig. Plaatselijk zal het habitattype door hydrologisch herstel overgaan in habitattype H7110A actieve hoogvenen (hoogveenlandschap). Conclusie: Het habitattype komt voor met een grote oppervlakte en is voor een groot deel van matige kwaliteit en voor een aanzienlijk deel van goede kwaliteit. Er zijn goede potenties voor herstel. H91D0: Veenbossen Er komt ca 20 hectare goed ontwikkeld Dophei-Berkenbroek voor, met in de ondergroei een dominantie van veenmos en soorten als Veenpluis, Eenarig wollegras, Snavelzegge. Conclusie: Het habitattype komt met een aanzienlijk areaal voor in goede kwaliteit. Hoge prioriteit hebben maatregelen in de waterhuishouding ten behoeve van herstel van habitattypen H7110A actieve hoogvenen (hoogveenlandschap) en H7120 herstellende hoogvenen. Maatregelen in de externe waterhuishouding zijn onontbeerlijk voor het hoogveenherstel. Deze maatregelen moeten met onderzoek nader worden uitgewerkt. Tevens moet worden uitgezocht of vermindering van grondwateronttrekking nodig is. De afgeschoven dammen zijn inmiddels gerepareerd.
Sallandse Heuvelrug o H3160: Dystrofe natuurlijke poelen en meren Het habitattype komt goed ontwikkeld voor in het Sasbrinkven, hoewel de soortensamenstelling hier wel op enige eutrofiëring duidt. In de Eendeplas komt dit habitattype niet voor. Bij afname van de voedselrijkdom van deze plas, zijn er echter potenties voor herstel. In de Fazantenweide en Kleine plas is ook ontwikkeling van dit habitattype mogelijk. Conclusie: Het habitattype is zeer beperkt in het gebied aanwezig, de kwaliteit is goed. Bovendien kan het areaal licht worden uitgebreid. o H4010: Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix. Dit habitattype komt slechts met een gering oppervlak voor (o.a. bij Sasbrinkven). De kwaliteit is goed. Dertig jaar geleden kwamen ook veenmosrijke typen van de vochtige heide voor. Conclusie: Het habitattype is met een zeer beperkt areaal in goede kwaliteit aanwezig. Areaalvergroting is waarschijnlijk beperkt mogelijk. Bij hydrologisch herstel is terugkeer van veenmosrijke vormen mogelijk. o H7110: Actief hoogveen Het betreft subtype B: actieve hoogvenen (heideveentjes). Van dit habitattype resteert een degradatiestadium als gevolg van verdroging op de flank van de Sprengenberg. Het betreft een type met dominantie van Pijpestrootje en enkele bijzondere soorten als Hoogveenmos en Beenbreek. Er zijn goede potenties voor minerotrofe vormen van de Associatie van Gewone dophei en Veenmos (EricoSphagnetum). Conclusie: Het habitattype komt alleen matig ontwikkeld voor. Er resteert slechts een verdroogd hellinghoogveen. Herstel van de kwaliteit is mogelijk door vernattingsmaatregelen en herstelbeheer. Maatregelen tegen verdroging hebben een matige prioriteit. Lonnekermeer o H3130: Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot het Littorelletea uniflorae en/of Isoëto-Nanojuncetea Vroeger kwam het habitattype goed ontwikkeld voor in Klein Lonnekermeer met veel Gesteeld glaskroos, Naaldwaterbies en Oeverkruid. Momenteel komt het habitattype er met veel mindere kwaliteit voor en is Gesteeld glaskroos verdwenen. Op twee venoevers in het Hartjesbos komt het habitattype met een kleine oppervlakte goed ontwikkeld voor. Bij herstel van een seizoensmatige peilfluctuatie en mesotrofe condities in het Klein Lonnekermeer is verbetering van de kwaliteit goed mogelijk. Door aanwezigheid van Gesteeld glaskroos in de zaadbank is terugkeer van deze soort na abiotisch herstel goed mogelijk. Conclusie: Het habitattype komt met een klein oppervlakte matig en goed ontwikkeld voor. De potenties voor herstel kwaliteit zijn goed. o H3160: Dystrofe natuurlijke poelen en meren
- 14 -
o
o
o
Het habitattype komt voor in een ven in het zuidelijke deel van het Hartjesbos. Hier komt een vegetatie van Knolrus voor die tot de matig ontwikkelde vorm van het habitattype wordt gerekend. Onduidelijk is of er ook nog begroeiing aanwezig is die tot de goed ontwikkelde vorm kan worden gerekend. Conclusie: het habitattype komt met een kleine oppervlakte voor in ieder geval matig ontwikkelde vorm. H4010: Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix Subtype A: vochtige heiden (hogere zandgronden). Opnamen uit het gebied behoren tot het LycopodioRhynchosporetum en het Ericetum tetralicis. Laatst genoemde gemeenschap behoort tot goed ontwikkelde vorm van het habitattype. Het habitattype komt in dergelijke goed ontwikkelde vorm zeer beperkt voor in het Natura 2000-gebied. Opmerking: het Lycopodio-Rhynchosporetum behoort tot habitattype H7150 pioniervegetaties met snavelbiezen, waarvoor geen instandhoudingsdoel is opgesteld in het Natura 2000 gebied. Conclusie: Het habitattype komt met een kleine oppervlakte voor en is goed ontwikkeld. H6230: Soortenrijke heischrale graslanden graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa). Heischrale grasland van in de vorm van het Gentiano pneumonanthes-Nardetum is niet meer aanwezig in het gebied. In 1996 kwam het nog wel voor nog wel (het is in 2003 op de vegetatiekaart als vochtige heide gekarakteriseerd). In hogere zones van de hooimaatjes met blauwgrasland komt het heischraalland wel nog voor. De soortensamenstelling is niet bekend. Conclusie: Het habitattype komt met een kleine oppervlakte voor. H6410: Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige, of lemige kleibodem (Eu-Molinion) Er is een drietal hooimaten aanwezig in het gebied waarvan een kleiner deel uit Blauwgrasland bestaat. Conclusie: Het habitattype komt met een kleine oppervlakte goed ontwikkeld voor. De maatregelen voor herstel van habitattype H3130 zwakgebufferde vennen hebben matig hoge prioriteit.
Teeslinkven ○ H3130: Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot het Littorelletalia uniflorae en/of Isoëto-Nanojuncetea Verschillende gemeenschappen die tot dit habitattype worden gerekend komen voor. Het gaat om de Associatie van Ongelijkbladig fonteinkruid, Vlottende bies, Pilvaren en Veelstengelige waterbies. Ook is melding gemaakt (1996) van de gemeenschap van Draadgentiaan (28AA01b). Na het baggeren en plaggen in 2000 zijn diverse soorten die in de jaren ‘50 voorkwamen niet of slechts tijdelijk teruggekeerd, zoals de Kleinste egelskop en Stijve moerasweegbree. Beide soorten zijn tijdens een veldbezoek in 2005 niet aangetroffen. In de jaren ‘50 kwam Moerassmele over een groot oppervlak voor; thans gaat het om een veel kleiner oppervlak van enkele tientallen vierkante meters waar ca. 80 polletjes staan. Conclusie: Het habitattype komt over circa 5% (ca. 1 ha) van het oppervlak met een matige tot goede kwaliteit voor. Ten opzichte van de jaren ‘50 is het areaal en de kwaliteit van de vegetatie aanzienlijk verminderd. Er zijn goede potenties voor kwaliteitsverbetering. o H4010: Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix Het betreft subtype A: vochtige heiden (hogere zandgronden). Het gaat om de typische subassociatie die in het heideveldje zuidelijk van het ven voorkomt en zich ontwikkelt in een afgegraven stukje vroegere landbouwgrond ten westen van het ven. De kwaliteit is goed: onder andere Beenbreek en Gewone veenbies komen voor, maar in geringe aantallen. De zomerwaterstanden zijn laag, waardoor het voorkomen van deze kritische soorten onder druk staat. Conclusie: Het habitattype komt op zeer kleine schaal voor met goede kwaliteit, die vanwege de lage waterstanden echter onder druk staat. De potenties voor herstel van de kwaliteit zijn goed. o H7210 Kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en soorten van het Caricion davallianae Galigaan komt voor in en langs de randen van het ven. Andere typische soorten van kalkmoerassen ontbreken echter c.q. zijn eerder verdwenen uit het gebied. Galigaan wordt hoofdzakelijk vergezeld door eutrafente soorten en soorten van matig zure tot zure omstandigheden. Het gaat echter om één van de weinige resterende binnenlandse groeiplaatsen van Galigaan. Conclusie: Het habitattype komt voor op kleine schaal met matige kwaliteit. Maatregelen tegen verdroging, verzuring (beide 1, 2), eutrofiëring (3, 9) en verruiging (6)hebben hoge prioriteit
- 15 -
3.3.
Huidige vermesting en verzuring
Een te hoge stikstofdepositie op de natuurlijke ecosystemen kan leiden tot een verstoring en verslechtering van de biodiversiteit van deze ecosystemen. Overmatige depositie van stikstof kan leiden tot verzuring, verstoring van de voedingstoffenbalans in de bodem en verontreiniging van het gronden oppervlaktewater, wat uiteindelijk leidt tot het verdwijnen van karakteristieke soorten in bossen en natuurterreinen. De hoeveelheid depositie die een ecosysteem nog kan verdragen zonder schade te ondervinden, wordt de kritische depositiewaarde of kritische belasting genoemd. Vanwege de belangrijke effecten die door stikstof worden veroorzaakt, zijn er voor stikstof aparte waarden bepaald. Het meest kwetsbaar zijn hoogvenen en ondiepe zachtwatermeren (kritische waarden 400 tot 700 mol stikstof per hectare per jaar), gevolgd door bos-ecosystemen (500 tot 1400 mol stikstof per hectare per jaar) en soortenrijke graslanden en heiden (700 tot 1800 mol stikstof per hectare per jaar).3 De huidige depositie van stikstof (Ntotaal) in 2010 in Nederland is, toegespitst op de provincie Overijssel, in onderstaand kaartbeeld weergegeven.
Figuur 2 Depositie totaal stikstof (Ntot) binnen provincie Overijssel, waarbij de planlocatie rood omkaderd is (bron: Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland)
Onderstaande tabel geeft voor de Natura 2000-gebieden de kritische depositiewaarde (KDW) en heersende achtergrondconcentratie van stikstof weer. Tabel 1 Kritische depositiewaarde en heersende achtergrondconcentratie van de Natura 2000-gebieden
Natura 2000-gebied
4
KDW Ntotaal (mol N/ha/jr.)
Boddenbroek De Borkeld Lonnekermeer Engbertsdijkvenen Buurserzand & Haaksbergerveen Aamsveen Teeselinkven Sallandse Heuvelrug
410 410 410 400 400 400 410 400
- 16 -
Heersende 5 achtergrondconcentratie (mol N/ha/jr.) 2.000 – 2.500 2.000 – 2.500 2.000 – 2.500 1.500 – 2.000 1.500 – 2.000 1.500 – 2.000 1.500 – 2.000 < 1.000
Uit tabel 1 blijkt dat de heersende achtergrondconcentratie van stikstof hoger is dan de meest kritische depositiewaarde voor de aanwezige habitattypen binnen de gebieden. Er is in de huidige situatie reeds sprake van significant negatieve effecten. 3 Bleeker A. et al. (2006) Onderbouwing significant effect depositie 4 De kritische depositiewaarden voor Natura 2000 habitatgebieden
op natuurgebieden. zijn opgenomen in H.F. van Dobben en A. van Hinsberg, (2008). Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en Natura 2000-gebieden. Alterrarapport 1654. 5 Grootschalige Depositiekaart Nederland - Totaal stikstof 2010 - Planbureau voor de Leefomgeving
- 17 -
4. Effectenbeschrijving De effecten op de habitattypen van de betreffende natuurgebieden worden beoordeeld volgens de parameters: oppervlakteverlies, versnippering, verzuring, vermesting, verontreiniging, verdroging, verstoring door geluid, verstoring door licht en bewuste verandering soortensamenstelling. De effecten zijn bekeken aan de hand van de effectenindicator van ministerie van EL&I. Hierbij is gekeken naar de effecten van de activiteit ‘nietgrondgebonden landbouw’ op het natuurgebied.
4.1.
Mogelijke effecten natuurgebieden
In onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de mogelijke effecten op soorten en/of habitattypen binnen het gebied ‘Boddenbroek’.
- 18 -
In onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de mogelijke effecten op soorten en/of habitattypen binnen het gebied ‘Borkeld’.
In onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de mogelijke effecten op soorten en/of habitattypen binnen het gebied ‘Lonnekermeer’.
- 19 -
In onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de mogelijke effecten op soorten en/of habitattypen binnen het gebied ‘Buurserzand & Haaksbergerveen’.
In onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de mogelijke effecten op soorten en/of habitattypen binnen het gebied ‘Aamsveen’.
- 20 -
In onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de mogelijke effecten op soorten en/of habitattypen binnen het gebied ‘Engbertsdijkvenen
In onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de mogelijke effecten op soorten en/of habitattypen binnen het gebied ‘Sallandse Heuvelrug’.
- 21 -
In onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de mogelijke effecten op soorten en/of habitattypen binnen het gebied ‘Teeselinkven’.
4.2.
Beoordeling effecten per storingsfactor
Oppervlakteverlies / verdroging De beschermde habitattypen binnen de betreffende gebieden zijn sterk afhankelijk van de waterhuishouding binnen het gebied. Het voornemen heeft geen invloed op de verlaging van de grondwaterstand in het gebied. Van oppervlakteverlies en verdroging is geen sprake. Binnen de planlocatie wordt geen gebruik gemaakt van grondwateronttrekking en zal geen significante negatieve bijdrage leveren aan de instandhouding van de habitattypen. Verstoring door geluid De planlocatie, waar nieuwbouw plaatsvindt, ligt op grote afstand (>2.500m) van de natuurgebieden. Uit akoestisch onderzoek blijkt dat de verspreiding van het geluid beperkt blijft tot de directe omgeving. De Natura 2000-gebieden ondervinden geen verstoring door geluid. Wel kan tijdens de aanlegfase verstoring bij vogelsoorten in de directe omgeving plaatsvinden. Voornamelijk geluidbelasting speelt hierin een rol. Echter door mitigerende maatregelen (bouwwerkzaamheden buiten broedseizoen), zal de verstoring gering zijn. Verzuring / vermesting Als gevolg van het voornemen op de planlocatie is sprake van een toename van de stikstofdepositie. Door het treffen van mitigerende maatregelen (salderen met ammoniak) wordt de toename teniet gedaan. Verzuring en vermesting als gevolg van het voornemen kunnen worden uitgesloten. Verstoring door licht De planlocatie, waar nieuwbouw plaatsvindt, ligt op grote afstand (>2.500m) van de natuurgebieden. Effecten als gevolg van verlichting hebben een geringe reikwijdte en worden derhalve uitgesloten. Versnippering De planlocatie doorkruist de Natura 2000-gebieden, zowel in de huidige situatie als ten tijde van het voornemen, niet. Van versnippering is geen sprake. Verontreiniging Binnen het plangebied vindt geen afspoeling van verontreinigende stoffen plaats. De invloed van de nieuwe bebouwing op de waterkwaliteit is beperkt, door het gebruik van niet uitloogbare materialen. Er worden binnen de planlocatie geen toxische stoffen toegepast of geproduceerd. Een toename in verontreinigende stoffen is uitgesloten. - 22 -
Bewuste verandering soortensamenstelling Bij een verandering in soortensamenstelling is er sprake van bewust ingrijpen in de natuur door herintroductie van soorten, introductie van exoten, uitzetten van vis, inzaaien van genetisch gemodificeerde organismen etc. In het voornemen is hier geen sprake van.
4.3.
Effecten stikstofdepositie
In de voorliggende Passende beoordeling is een kwantitatieve schatting gemaakt van de stikstofdepositie op de betreffende Natura 2000-gebieden. De depositieberekeningen zijn uitgevoerd a.d.h.v. het, op NNM (Nieuw Nationaal Model) gebaseerde, verspreidingsmodel AAgro-Stacks. Hierbij worden de bedrijfstechnische gegevens ingevoerd rond een lokaal cluster van agrarische ammoniakbronnen (dierhouderijen), van waaruit de stikstofdepositie in de directe omgeving en de omliggende ammoniakgevoelige locaties wordt berekend. De ammoniakemissie vanuit de onderzoekslocatie leidt tot een bepaalde depositie (zie tabel) daarvan op de, in de nabijheid gelegen, kwetsbare natuurgebieden. In de voorgenomen activiteit wordt er uitgebreid met 7.839,5 kg ammoniak. De emissietoename van de onderzoekslocatie wordt gecompenseerd met de beëindiging van de emissie van drie veehouderijen, gelegen aan de Torendijk 7 te Ambt-Delden, de Suetersweg 15 te Bentelo, de Slaghekkenweg 30 te Bentelo en gedeeltelijke beëindiging van de Bentelerhaarweg 2 te Bentelo. Resultaten In onderstaande tabel is de stikstofdepositie op de verschillende Natura 2000-gebieden weergegeven. Uitgangssituatie in de Passende beoordeling is de geldende vergunning op van het moment van aanwijzing van het betreffende gebied. Een volledig schematisch overzicht van de depositieberekening staat weergegeven in bijlage 3. De positionering van de onderzoekslocatie t.o.v. de voor verzuring en vermesting gevoelige gebieden is reeds in paragraaf 1.2 weergeven.
- 23 -
Uit bovenstaande berekening blijkt dat in het voornemen (SHW14b aanvraag) de totale stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Boddenbroek meer dan 1% van de KDW bedraagt, zoals opgenomen in het beleidskader van de provincie Overijssel. Een vergunning ex artikel 19d van de Natuurbeschermingswet kan worden verleend indien: o Bij toetsing van een bedrijf aan de Natuurbeschermingswet wordt het emissieplafond per bedrijf verlaagd tot het gecorrigeerd emissieplafond. o Bij plannen en projecten waarbij uitbreiding van het aantal dieren aan de orde is – een uitbreiding van een stal of de bouw van een nieuwe stal- ‘emissiewaarde derde beheerplanperiode’ toepassen over de uitbreiding (emissiewaarde: 1,1 kg NH3/vlv). o Indien ondanks de toepassing van techniek de depositie stijgt, dient deze toename teniet gedaan te worden door interne en/of externe saldering. Toenames van depositie worden op habitattype niveau gesaldeerd. o In 2028 is ‘emissiewaarde derde beheerplanperiode’ per dierplaats toegepast over de gehele bedrijfsvoering (emissiewaarde: 1,1 kg NH3/vlv) o Er ontstaat geen piekbelasting: de depositie die wordt veroorzaakt op habitattypen is minder dan 50 % van de kritische depositiewaarde. Door deze depositietoename te compenseren (externe saldering) met de depositie afkomstig van de vier beëindigende bedrijven (SHW30, TO7, SU15, aankoop Freriksen), is hier sprake van een afname van de stikstofdepositie.
- 24 -
4.4.
Gevolgen depositie ten aanzien van de instandhoudingsdoelstellingen
Binnen de Natura 2000-gebieden komen plantgemeenschappen voor die gevoelig zijn voor een toename van de stikstofdepositie. Toename van stikstofdepositie op deze gebieden is derhalve schadelijk voor de te beschermen habitattypes. Het gevolg van een sterkte toename van de stikstofdepositie is in dit opzicht onomkeerbaar. Door de depositie van de beëindigde veehouderijen te salderen met de depositie van de planlocatie wordt de totale depositie vanuit vijf veehouderijen geconcentreerd. Dit maakt het mogelijk efficiënter de stikstofdepositie te beperken. Doordat de stikstofdepositie in het voornemen (met gebruik van externe saldering) afneemt,zijn er geen significant negatieve effecten te verwachten op de habitattypen binnen de Natura 2000-gebieden.
4.5.
Cumulatie met andere projecten
Onder andere veehouderijbedrijven in de omgeving van de Natura 2000-gebieden, waaronder de planlocatie, kunnen tezamen een relevante bijdrage leveren aan de verspreiding van stikstof. Er is geen toename van de stikstofdepositie, dus treedt er geen cumulatief negatief effect op. Als gevolg van de huidige wet- en regelgeving wordt de uitstoot van o.a. ammoniak beperkt. De achtergrondconcentratie binnen de Natura 2000 gebieden neemt ieder jaar af, de stikstofdepositie wordt verminderd.
4.6.
Mitigerende maatregelen
Om een toename van de stikstofdepositie te voorkomen, wordt gebruik gemaakt van externe (ammoniak) saldering. Door de toename in depositie te compenseren met depositie van de drie stoppende en één gedeeltelijk soppend veehouderijbedrijven, wordt voorkomen dat er verstorende effecten (verzuring/vermesting) optreden op de habitattypen en soorten die zijn aangewezen voor de betreffende Natura 2000-gebieden. Door het salderen van de stikstofdepositie wordt de kwaliteit van de natuurlijke habitats niet verslechterd en wordt een significant verstorend effect op de instandhoudingsdoelstellingen voorkomen.
- 25 -
5. Beoordeling en conclusie De beschermde habitattypen in de betreffende natuurgebieden worden door het voornemen niet negatief beïnvloed door oppervlakteverlies, verdroging, verstoring, vermesting en verzuring. Daarnaast leidt het voornemen niet tot aantasting van de beschermde habitatsoorten in deze gebieden. Negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie worden uitgesloten. Het voornemen binnen de planlocatie laat een afname van de totale stikstofdepositie zien.
- 26 -
Literatuurlijst en websites Referenties Bleeker A., Dobben H., van en Gies E. (2006) Onderbouwing significant effect depositie op natuurgebieden. Alterra: Wageningen Dobben H., van en A. van Hinsberg (2008), Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en Natura 2000-gebieden. Alterra: Wageningen Messelink, R. en Valkeman, G. (2010) Beleidskader Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen. Ministerie van LNV: (2008) “Handreiking beoordeling activiteiten die stikstofdepositie veroorzaken op Natura 2000-gebieden”. Websites www.overijssel.nl www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase www.rivm.nl/nl/themasites/gcn
- 27 -
Bijlage 1 Instandhoudingsdoelstellingen en waarden Natura 2000-gebieden Op deze bijlage ziet u een lijst met alle soorten en/of habitattypen en/of een lijst met broedvogelsoorten en niet-broedvogelsoorten waarvoor de betreffende Natura 2000-gebieden zijn aangewezen. Per soort en habitattype is een oordeel gegeven over de landelijke staat van instandhouding. Deze beoordeling is afkomstig uit de profielen/doelendocument van het Ministerie EL&I. Tevens is het belang van het gebied aangegeven.
Boddenbroek
Teeselinkven
- 28 -
Lonnekermeer
Buurserzand & Haaksbergerveen
- 29 -
Aamsveen
Borkeld
- 30 -
Engbertsdijkvenen
Sallandse Heuvelrug
- 31 -
Bijlage II Gebiedsbeschrijving Natura 2000-gebieden Boddenbroek
Kaart 1 Habitattypen Boddenbroek
Kenschets Het Boddenbroek is onderdeel van een zwakgolvend dekzandlandschap op keileem in het zuiden van Twente. Het is een relict van een eertijds uitgestrekt nat heidelandschap. Ondanks zijn kleine oppervlakte is het gebied bijzonder rijk aan gradiënten: van droge en natte heiden, via blauwgraslanden en kleinezeggenmoerassen naar Oeverkruidgemeenschappen Landschap Het reservaat maakt deel uit van het landgoed Twickel, dat zich uitstrekt ten westen van de stuwwal van Losser in een dekzandgebied dat wordt doorsneden door smalle beekjes. Het terrein ligt op de oostflank van een geleidelijk aflopende morenerug, die verder naar het oosten overgaat in het dal van de Drekkersstrang. In het noordwesten grenst het terrein aan een dekzandrug. De kern van het gebied wordt gevormd door een heideplas in een afvoerloze laagte. Afvoer van water vindt alleen plaats door verdamping en inzijging. In de laagte treedt in de natte jaargetijden basenrijk grondwater uit, afkomstig uit de nabijgelegen ruggen. In de zomer zakken de waterstanden tot 60 à 80 cm beneden het maaiveld. In de eerste helft van de 20ste eeuw is de omgeving van het Boddenbroek ontgonnen en gedraineerd, en werd de Drekkersstrang gekanaliseerd. Door het achterwege blijven van beheer verboste het open terrein meer en meer. In deze toestand werd het gebiedje eind jaren 1980 aangekocht door Stichting Twickel. Sindsdien zijn kleinschalige herstelmaatregelen uitgevoerd. Bos en struweel werden gefaseerd verwijderd, waarna werd geplagd. Ook de plas met zijn oevers is opgeschoond. De Drekkersstrang werd op een hoger niveau gestuwd en een diepe sloot aan de westzijde van het terrein verduikerd, waardoor de kwelstromen konden terugkeren. Toch zijn veel zeldzame plantensoorten niet teruggekeerd. De gedaalde zomergrondwaterstanden, een kortere periode met uittredend basenrijk grondwater en stikstofdepositie vanuit nabijgelegen intensieve veehouderijen zijn haar debet aan. Maar ook speelt de geïsoleerde ligging een rol.
- 32 -
Natuurwaarden Omstreeks 1950 waren in het Boddenbroek nog subtiele hooglaaggradiënten aanwezig, waardoor zich bijzondere plantengemeenschappen konden ontwikkelen, waaronder kalkmoeras (Campylio-Caricetum dioicae), heischraal grasland (Gentiano pneumonanthe-Nardetum), Oeverkruidgemeenschappen (Littorelletea), pioniers van de natte heide (Lycopodio- Rhynchosporetum) en natte heide (Ericetum tetralicis). Het kalkmoeras was destijds goed ontwikkeld, getuige het voorkomen van Parnassia (Parnassiapalustris), Groenknolorchis (Liparis loeselii), Tweehuizige zegge (Carex dioica), Vlozegge (Carex pulicaris) en de mossen Rood schorpioenmos (Scorpidium scorpioides), Groen schorpioenmos (Scorpidium cossonii) en Wolfsklauwmos (Pseudocalliergon lycopodioides). Een deel van deze soorten kwam tot in de jaren 1970 nog voor. De vegetatie heeft zich door verdroging en daarmee gepaard gaande oppervlakkige verzuring ontwikkeld tot Blauwgrasland (Cirsio dissecti-Molinietum, H6410), in een vorm die nog enigszins doet denken aan alkalisch laagveen (H7230). Zo bevat het grasland nog Rechte rus (Juncus alpinoarticulatus), Zeegroene zegge (Carex flacca) en Vetblad (Pinguicula vulgaris). De thans aanwezige begroeiingen zijn tevens gekenmerkt door een hoog aandeel ruigtekruiden. Zwakgebufferde vennen (H3130) hebben zich na de genomen herstelmaatregelen goed weten te herstellen. Het Eleocharitetum multicaulis is fraai ontwikkeld met Moerassmele (Deschampsia setacea), Moerashertshooi (Hyp ericum elodes) en Veelstengelige waterbies (Eleocharis multi caulis). Van het sterker gebufferde Samolo-Littorelletum worden de naamgevende soorten Waterpunge (Samolus valerandi) en Oeverkruid (Littorella uniflora) vergezeld door Vlottende bies (Eleogiton fluitans), Stijve moerasweegbree (Baldellia ranunculoides subsp. ranunculoides) en Ondergedoken moerasscherm (Apium inundatum). Op plekken met relatief diep water treffen we een begroeiing van het EchinodoroPotametum graminei aan, die hier behalve door Ongelijk- bladig fonteinkruid (Potamogeton gramineus) wordt gekenmerkt door Teer vederkruid (Myriophyllum alterniflorum) en Stijve moerasweegbree. De natte heide (H4010) en haar pionierstadium (H7150) zijn rijk aan veenmossen, waaronder Kussentjesveenmos (Sphagnum compactum) en Wrattig veenmos (Sphagnum papillosum), en bevatten ook Beenbreek (Narthecium ossifragum). Ondanks de geringe omvang biedt de heide met de bosranden voldoende ruimte aan twee karakteristieke broedvogelsoorten van heiderelicten op de zandgronden, namelijk de Boompieper en Geelgors. Bron: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase, min. EL&I
- 33 -
Lonnekermeer
Kaart 2 Habitattypen Lonnekermeer
Kenschets Het Lonnekermeer is een relatief jong landgoed dat van belang is vanwege twee waterplassen met zeldzame pionierbegroeiingen en tevens de grootste populatie van de Gevlekte witsnuitlibel (Leucorrhinia pectoralis) in ons land herbergt. Naast het landgoed omhelst het gebied het Hartjesbos, een kleinschalig beekdallandschap met natte en droge heide op het landgoed De Wildernis. Landschap Het Lonnekermeer maakt deel uit van een keten van landgoederen die door de Twentse industriëlen in het begin van de 20ste eeuw zijn aangelegd tijdens de ontginning van de 'woeste gronden'. In het gebied zijn in die tijd, ten behoeve van zandwinning, twee waterplassen gegraven, aangeduid als Groot en Klein Lonnekermeer. De ontgravingsdiepte is beperkt gebleven tot enkele meters, vermoedelijk als gevolg van een minder goed bruikbare leemlaag op geringe diepte. Deze leemlaag is van grote invloed op de hydrologie van het gebied. Zo worden de beide meren gevoed door lokaal grondwater en komt ook elders in het gebied kwelwater aan de oppervlakte. Naast de beide waterplassen biedt het kleinschalige landschap ruimte aan drie vennetjes, enkele kleine heideterreinen en een drietal vochtige schraallanden (hooimaatjes), die worden omzoomd door relatief jonge loof- en naaldbossen en heide. Natuurwaarden Het Klein Lonnekermeer is een matig voedselrijke plas met zwak gebufferd water. Grote delen van de plas dragen een eenvormige begroeiing van Smalle waterpest (Elodea nuttallii) en Witte waterlelie (Nymphaea alba); plaatselijk komt Gewoon bronmos (Fontinalis antipyretica) voor. Van grote betekenis is de pioniervegetatie met Gesteeld glaskroos (Elatine hexandra) en Naaldwaterbies (Eleocharis acicularis), die deel uitmaakt van habitattype H3130. In droge zomers zijn beide soorten massaal aanwezig op de droogvallende, ondiepe, zandige delen in het oostelijke deel van de plas, waar zich als gevolg van golfslag en droogval nauwelijks organisch materiaal ophoopt. Het Groot Lonnekermeer is voedselrijker. Het grootste deel van het water is 's zomers dicht begroeid met Gele plomp (Nuphar lutea) en Witte waterlelie; langs de randen bevindt zich een goed ontwikkelde verlandingsvegetatie. De onderwatervegetatie wordt gedomineerd door het in het binnenland zeer zeldzame Fijn - 34 -
hoornblad (Ceratophyllum submersum). In de oosthoek ligt een voor Twente bijzonder elzenbroekbos met een ondergroei van veenmossoorten. In het Groot Lonnekermeer komen populaties voor van de Noordse witsnuitlibel (Leucorrhinia rubicunda), Glassnijder (Brachytron pratense), Vroege glazenmaker (Aeshna isosceles) en Gevlekte witsnuitlibel. De waterpartijen van het Lonnekermeer staan al decennia lang bekend als een belangrijk watervogelgebied in Twente. Zo was het jarenlang de enige broedplaats van Roerdomp, Bruine kiekendief en Zwarte stern in deze regio. Al deze soorten zijn in de vorige eeuw echter verdwenen. Tot 2005 bevond zich hier de enige broedplaats van de Aalscholver in Twente. Tegenwoordig is in het gebied een kleine kolonie blauwe reigers gevestigd. Daarnaast broeden voor Twente schaarse wateren moerasvogels als Waterral, Slobeend en Wintertaling. Buiten de broedtijd worden geregeld zeldzame eenden, visarenden en ijsvogels gezien. Aan de oostzijde van het gebied ligt een vennetje waarvan de brede oeverzone onder invloed staat van zwak gebufferd grondwater (H3130). Een tweede ven, nauwelijks 75 meter verderop, wordt uitsluitend door regenwater gevoed (H3160). In De Wildernis ligt een derde ven, waarvan de begroeiing weer op zwakke buffering duidt. In de nabijheid van de vennetjes ligt een klein heideterrein. In de beekdallaagten van het Hartjesbos bevinden zich drie omwalde hooimaatjes, die in het verleden zijn gebruikt als vloeiweiden. Door herstelbeheer zijn het afgelopen decennium de oorspronkelijke, natte schraallanden met bijzondere soorten als Blonde zegge (Carex hostiana), Blauwe knoop (Succisa pratensis) en Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata) teruggekeerd. In de laagte van één van de hooimaatjes kwam zelfs Oeverkruid (Littorella uniflora) terug. Het overgrote deel van de begroeiing behoort tot de Veldrusassociatie (Crepido-Juncetum acutiflori); op hogere kopjes bevinden zich kleine stukjes Blauwgrasland (Cirsio dissecti-Molinietum). Het gehele mozaïek is te rekenen tot habitattype 6410. In één van de hooimaten komt nog een drogere kop voor met heischraal grasland (H6230). De omringende wallen zijn bezet met eikenhakhout, terwijl in de laagten plaatselijk wilgenbroekstruweel groeit en verder vooral goed ontwikkelde natte heide (H4010). Op de nabije dekzandkoppen is droge heide (H4030) aanwezig. Dit kleinschalige landschap is belangrijk voor twee bedreigde vlindersoorten: de Grote Weerschijnvlinder (Apatura iris) en de Kleine ijsvogelvlinder (Limenitis camilla). Bron: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase, min. EL&I
- 35 -
Buurserzand & Haaksbergerveen
Kenschets Het Natura 2000gebied Buurserzand en Haaksbergerveen in het oosten van de provincie Overijssel omvat twee deelgebieden met elk een eigen karakter. Het Buurserzand in het noorden bestaat uit een typisch heidelandschap met droge en natte delen. Zuidelijk van de Buurserbeek ligt het Haaksbergerveen, een restant van een voormalig groter hoogveengebied met actief en herstellend hoogveen en vochtige heide. Net over de grens sluit het 70 ha grote Ammeloër Venn hierop aan. Vergeleken met andere hoogvenen in ons land is het Haaksbergerveen door de ondiepe ligging van keileem wat voedselrijker, waardoor het veel kenmerken van een laggzone heeft. Dit uit zich onder meer in een grote populatie van de Grote modderkruiper. Landschap Het landschap van het Haaksbergerveen en het Buurserzand is voor een belangrijk deel gevormd in de voorlaatste ijstijd. Met de komst van het landijs werden in dit gebied keileem en grindhoudend grof zand afgezet. In het Weichselien zijn hier overheen dikke pakketten dekzand gestoven. Op natte, hooggelegen plaatsen waar weinig of geen aanvoer van minerale voedingsstoffen was, ontwikkelde zich aan het eind van de ijstijden en in het Holoceen hoogveen. Er vormden zich veenmoskussens van enige meters dikte, en de omvang van het hoogveen nam sterk toe. Op deze wijze ontstonden het Haaksberger, Horsteren Buurserveen, waarvan het huidige Haaksbergerveen een restant is. In de ondergrond van dit grensoverschrijdende veengebied bevinden zich drie zandruggen, die de waterhuishouding sterk bepalen. Ten noorden van dit veengebied ontstonden in later tijden zandverstuivingen, vermoedelijk als gevolg van een beekverlegging door de mens. Dekzandafzettingen en zandverstuivingen zorgden in dit Buurserzand voor een sterk reliëf. Het heidegebied van het Buurserzand werd eeuwenlang gebruikt als onderdeel van het potstalsysteem in het esdorpenlandschap. Het is aan de ontginningen van de 20ste eeuw ontkomen doordat het gebied in gebruik was voor de jacht bij de familie Van Heek. Deze schonk het terrein in 1929 aan Natuurmonumenten. Het Haaksbergerveen is in de loop der eeuwen bijna geheel kleinschalig verveend door de plaatselijke bevolking. Na de vervening bleef een patroon van veenputten en smalle stroken van deels verveend en deels onverveend hoogveen achter. De grootte van de veenputten varieert van een paar vierkante meters tot enkele hectaren. In de putten is na de vervening opnieuw veenvorming opgetreden. Deze ontwikkeling heeft zich vanaf de jaren 1970 doorgezet na de - 36 -
aanleg van een aantal zandkaden. De compartimentering heeft geresulteerd in vernatting van een groot gebied, waar nu regeneratie van hoogveenvegetatie optreedt. Door de zandruggen in de ondergrond heeft het gehele veen te maken met menging van regenwater en grondwater. Het heeft dan ook een minerotroof karakter, lijkend op de situatie in de randzone van grote veengebieden. Aan de zuidkant bevindt zich basenrijke Tertiaire klei in de ondergrond, waarover water toestroomt vanaf de hogere stuwwal in Duitsland. Het water is hier enigszins basenrijk. Het centrale deel van het Haaksbergerveen heeft een stabiel grondwater- en oppervlaktewaterpeil en staat het meest onder invloed van regenwater. In de randen van het veengebied treedt veel wegzijging op. In de afgelopen jaren is in zowel het Buurserzand als in het Haaksbergerveen veel landbouwgrond verworven voor herstel en ontwikkeling van natuur. Met deze verwerving kon een deel van de hydrologische knelpunten worden opgelost, waarbij zowel het Haaksbergerveen als het Buurserzand vernat konden worden. Hiertoe werden drainerende sloten afgedamd en een bufferzone van graslanden ingericht. Natuurwaarden Het Buurserzand bestaat voor een belangrijk deel uit goed ontwikkelde vochtige heidevegetatie (H4010), met soorten als Veenbies (Trichophorum cespitosum subsp. germanicum), Veenpluis (Eriophorum angustifolium) en Klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe). Minder algemene soorten zijn Beenbreek (Narthecium ossifragum) en Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata). Dit is tevens het leefgebied van een relatief grote populatie Gentiaanblauwtje (Maculinea alcon), een soort waar het slecht mee gaat in ons land. Op plagplekken vormen Bruine snavelbies (Rhynchospora fusca), Witte snavelbies (Rhynchospora alba) en Kleine zonnedauw (Drosera intermedia), samen met soorten van de natte heide, het habitattype 7150. Aan de oostzijde van het Buurserzand bevindt zich op het voormalige stuifzand het merendeel van de goed ontwikkelde drogeheidevegetatie (H2310). Pleksgewijs vinden we hier soorten als Tandjesgras (Danthonia decumbens), Borstelgras (Nardus stricta) en Buntgras (Corynephorus canescens) in de randen van de heide. Te midden van deze droge heide staan Jeneverbesstruwelen. Op een aantal plaatsen accentueert de Jeneverbes (Juniperus communis) de aanwezige zandruggen die van zuidwest naar noordoost door het gebied lopen. In het Buurserzand komt verder een aantal zwakgebufferde vennen voor, behorend tot habitattype 3130. De oevervegetatie van deze vennen bestaat voor een belangrijk deel uit Veelstengelige waterbies (Eleocharis multicaulis), Waternavel (Hydrocotyle vulgaris) en Knolrus (Juncus bulbosus). Het Meuboersven is een buitenbeentje en herbergt naast venbegroeiingen kenmerkende soorten van wat basenrijkere omstandigheden, zoals Rechte rus (Juncus alpinoarticulatus), Parnassia (Parnassia palustris) en Moeraswespenorchis (Epipactis palustris). De vennen aan de westzijde, de Steenhaarplassen, zijn in het verleden geschoond. Na de herstelwerkzaamheden verscheen hier weer Waterlobelia (Lobelia dortmanna). Helaas heeft deze soort zich niet kunnen handhaven. In de Rietschot, een gebied aan de oostzijde van het Buurserzand, is door middel van een natuurherstelproject een venachtige situatie met een zwakgebufferd karakter hersteld. In deze voormalige landbouwenclave kwamen halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw in de sloten plantensoorten voor die op gebufferd kwelwater duiden. De vogelwereld van het Buurserzand heeft het afgelopen decennium een ingrijpende verandering ondergaan. Belangrijke oorzaak daarvoor waren de vernattingmaatregelen van rond de eeuwwisseling. Dit leidde tot nieuwvestiging of sterke toename van watervogels als Dodaars, Grauwe gans, Waterral, Meerkoet en Rietgors. Ook Fuut, Kuifeend, Blauwborst en Sprinkhaanzanger behoren tot de aanwinsten. In vochtige bosgebieden nam de Houtsnip sterk toe. Ook voor de echte heidevogels is het in het Buurserzand nog steeds goed toeven, zoals blijkt uit de tientallen boompiepers en geelgorzen, een tiental roodborsttapuiten en meerdere paren van Wulp, Nachtzwaluw en Boomleeuwerik. De Tapuit wordt nog maar zelden waargenomen. De bosvogels zijn eveneens goed vertegenwoordigd met een rijke roofvogelbevolking met Boomvalk en Wespendief en een zeer rijke spechtenstand met verscheidene paren van de Groene, Zwarte en Kleine bonte specht. In het Haaksbergerveen bestaat het centrale deel uit vochtig Berken-Zomereikenbos (Betulo- Quercetum roboris). Dit bos is ontstaan na een grote veenbrand in 1959. Rondom dit boscomplex ligt in de voormalige veenputten het actieve en herstellend hoogveen met kenmerkende soorten als Lavendelhei (Andromeda polifolia), Kleine veenbes (Vaccinium oxycoccus), Wrattig veenmos (Sphagnum papillosum) en Hoogveenveenmos (Sphagnum magellani cum). Deze voedselarme hoogveenbegroeiingen worden uitsluitend door regenwater gevoed. Tot de bijzondere fauna van het veengebied behoren de libellen Venwitsnuitlibel (Leucorrhinia dubia) en Noordse witsnuitlibel (Leucorrhinia rubicunda). De hoogveenvegetatie wordt afgewisseld met vochtige heide met Gewone dophei (Erica tetralix). Op verdroogde delen binnen dit complex domineert pleksgewijs Pijpenstrootje (Molinia caerulea). Deze vegetatie maakt een belangrijk deel uit van het biotoop van de Adder, die met een grote populatie vertegenwoordigd is. Aan de noordrand van het Haaksbergerveen treffen we een mooie vegetatiezonering aan van de minerale zandgronden naar het veen. Op de dekzandrug staat droge heide, waarin onder andere de Levendbarende hagedis vertoeft. Lager in de zonering gaat deze vegetatie over in een natte heide en een veenmosrijke natte heide (Ericetum tetralicis sphagnetosum) met onder meer Kussentjesveenmos (Sphagnum compactum), Week
- 37 -
veenmos (Sphagnum molle), Zacht veenmos (Sphagnum tenellum) en Wrattig veenmos (Sphagnum papillosum). Deze natte heide gaat geleidelijk over in hoogveenbulten van de associatie Erico-Sphagnetum magellanici. Juist op deze overgang groeit massaal Beenbreek (Narthecium ossifragum) en staat ook Klokjesgentiaan. Zowel in het zuiden als in het noorden van het Haaksbergerveen liggen grotere veenplassen met begroeiingen die een mesotrafent karakter hebben. Hier is een sterke invloed van grondwater. In het open water groeien onder meer Duizendknoopfonteinkruid (Potamogeton polygonifolius), Kleinste egelskop (Sparganium natans) en Witte waterlelie (Nymphaea alba). Tevens vinden we hier een drijftilachtige verlandingsvegetatie met Snavelzegge (Carex rostrata), Zompzegge (Carex curta), Sterzegge (Carex echinata), Klein blaasjeskruid (Utricularia minor), Waterdrieblad (Menyanthes trifoliata), Riet (Phragmites australis), Gewoon veenmos (Sphagnum palustre), Haakveenmos (Sphagnum squarrosum), Glanzend veenmos (Sphagnum subnitens), Geoord veenmos (Sphagnum denticulatum) en de zeer zeldzame Veenmosorchis (Hammarbya paludosa). In deze delen leven diverse soorten amfibieën, te weten Middelste en Kleine groene kikker, Heikikker, Bruine kikker, Kleine watersalamander en Kamsalamander. Daarnaast komt in deze wateren een grote populatie van de Grote modderkruiper voor, vooral in het zuiden van het hoogveengebied, waar het minerotroof karakter het sterkst is. De soort ondervindt in het veengebied geen enkele concurrentie van andere vissen, want die zijn volledig afwezig. In april kunnen de modderkruipers gemakkelijk worden gezien, wanneer de dieren paaien. Ook de Speerwaterjuffer (Coenagrion hastulatum), een van de meest bedreigde libellen in ons land, is kenmerkend voor deze randzone in het Haaksbergerveen. In de uitgestrekte veenplassen en moerassen broeden tientallen paren dodaarzen, eenden en ganzen. Bijzonder is het talrijk optreden van de Wintertaling, een karakteristieke soort van het hoogveenlandschap. In 2005 bevonden zich hier maar liefst 75 paren. Verspreid door het gebied broeden Slobeend, Zomertaling en Krakeend, die alle schaars zijn op de Hogere zandgronden. Recent gekomen broedvogels zijn Grauwe gans (sinds het begin van de jaren tachtig en in 2005 met meer dan honderd paren) en Kokmeeuw. Deze laatste was jaarlijks maar in enkele paren aanwezig maar is in de eerste jaren van deze eeuw sterk toegenomen tot wel duizend paren in 2007. In haar kielzog kwam de Geoorde fuut, waarvan nu jaarlijks een enkel paar in de meeuwenkolonie broedt. De aanwezigheid van de grote hoeveelheden ganzen en meeuwen in het hoogveengebied staat op gespannen voet met het streven naar een voedselarm watersysteem. Ook moerasvogels zijn talrijk, met tientallen paren van Waterral en Blauwborst. Voor de Watersnip is het Haaksbergerveen het laatste bolwerk in Twente met in 2005 nog negen territoria. Van de heidevogels zijn Roodborsttapuit en Boompieper talrijk. Door de gevarieerde landschapsstructuur broedt hier ook vrijwel jaarlijks de Grauwe klauwier. Het betreft een van de weinige regelmatige broedplaatsen in Twente. Het landschap van zowel het Buurserzand als het Haaksbergerveen is bij uitstek geschikt voor overwinterende blauwe kiekendieven en klapeksters. Van de Blauwe kiekendief bevindt zich in het Haaksbergerveen een slaapplaats, waar in de wintermaanden geregeld 10 tot 20 vogels overnachten. De winterpopulatie van de Klapekster ligt op een vijftal vogels. Bron: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase, min. EL&I
- 38 -
Aamsveen
Kaart 4 Habitattypen Aamsveen
Kenschets Het Aamsveen ligt op de grens van Nederland en Duitsland, even ten zuiden van Enschede. Het gedeelte op Nederlands grondgebied is betrekkelijk klein, maar omvat wel een mooie gradiënt van hoogveen naar beekdal. Deze overgang uit zich onder meer in het voorkomen van berkenbroekbos en schraalgraslanden. Landschap Het Aamsveen is een restant van een van de vele veengebieden die in het verleden de natuurlijke landsgrens met Duitsland vormden. Het grootste deel van het Aamsveen lag aan de Duitse kant, waar nu nog het Hündfelder Moor (dat direct grenst aan het Aamsveen) en het Amtsvenn resteren. Het hoogveen ontstond na de laatste ijstijd in een tussen stuwwallen ingeklemde laagte, waar water stagneerde. Naar het westen toe loopt het hoogveen geleidelijk af naar het dal van de Glanerbeek. Deze beek loopt parallel aan de stuwwal van Enschede en watert in het noorden af op de Dinkel. Evenals in andere veengebieden werd in het Aamsveen al eeuwenlang op kleine schaal turf gestoken voordat de grootschalige vervening op gang kwam. Dit laatste gebeurde pas vanaf 1900 en ging door tot in de jaren 1960. Ontwateringsloten, de rechthoekige percelen en de verdiepte en rechtgetrokken Glanerbeek getuigen hiervan. In 1967 kreeg het Overijssels Landschap (thans Landschap Overijssel) delen van het gebied in beheer. Om de veenresten tegen verdroging te beschermen werden sloten en greppels afgedamd. In het verdroogde centrum van het veen werden zoveel mogelijk berken verwijderd. In 1983 is de grenssloot vervangen door een ondergrondse duiker. Ook aan de Duitse zijde werden maatregelen getroffen om regenwater in het veencomplex vast te houden en werden op grote schaal berken verwijderd. De voedselverrijking uit het aangrenzende landbouwgebied en de drainerende werking van de sloot zijn sindsdien sterk verminderd. In de jaren 1990 zijn tussen de veenruggen dammen aangelegd, waardoor een dertigtal compartimenten ontstond, waarin zoveel mogelijk regenwater wordt vastgehouden.
- 39 -
Natuurwaarden De belangrijkste natuurwaarden van het Aamsveen hangen samen met de gradiënt van hoogveen, via natte heide naar berkenbroekbos en beekbegeleidend bos. In de randzone van het hoogveen, waar regenwater en grondwater mengen, groeit berkenbroekbos (Betulion pubescentis; H91D0). Soorten als Grote wederik (Lysimachia vulgaris), Melkeppe (Peucedanum palustris) en Wateraardbei (Comarum palustre) in de ondergroei duiden op de invloed van grondwater. Naast berkenbroekbos worden in deze zone Gagelstruwelen aangetroffen. Lager in de gradiënt richting Glanerbeek gaat het berkenbroekbos over in elzenbroekbos (Carici curtae-Alnetum; H91E0). Op oeverwalletjes langs de beek krijgt het bos het karakter van een (verdroogd) beekbegeleidend Vogelkers-Essenbos (Alno- Padion). Aan de rand van het veen liggen zandopduikingen met droge heide (H4030) en soortenrijke natte heiden (H4010), met overgangen naar heischraal grasland (H6230) en Dotterbloemhooiland. Heischraal grasland en natte heide bevatten soorten als Klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe), Blauwe knoop (Succisa pratensis), Gewone vleugeltjesbloem (Polygala vulgaris), Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata), Welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia) en Blauwe zegge (Carex panicea). Ook het bedreigde Gentiaanblauwtje (Maculinea alcon) weet zich hier te handhaven. Het beekdal vormt een belangrijk leefgebied voor de Boomkikker. In de poelen is tevens de Kamsalamander waargenomen. Ruige graslanden en bosranden vormen een geschikt milieu voor het Bont dikkopje (Carterocephalus palaemon), een bedreigde vlindersoort. Het betreft, net als bij het Gentiaanblauwtje, een geïsoleerde en daardoor kwetsbare populatie. Het feitelijke hoogveengebied (H7120) bestaat uit droge ruggen en afgegraven laagten. De laagten bevatten veelal een soortenarme begroeiing van Pijpenstrootje (Molinia caerulea). In veenputten zijn dankzij de vernatting veenmosdekens ontstaan met Waterveenmos (Sphagnum cuspidatum), Fraai veenmos (Sphagnum fallax), Eenarig wollegras (Eriophorum vaginatum), en sporadisch Lavendelhei (Andromeda polifolia), Kleine veenbes (Vaccinium oxycoccus) en de levermossen Veendubbeltjesmos (Odontoschisma sphagni) en Fijn draadmos (Cephaloziella elachista). Gewoon veenmos (Sphagnum palustre) vormt plaatselijk bulten. Het hoogveengebied vormt een belangrijk refugium voor de Adder. Voor hoogveen kenmerkende broedvogels zijn goed vertegenwoordigd, ook omdat het hier grensoverschrijdend om een aanzienlijk natuurgebied gaat. Kenmerkende soorten voor het hoogveen en de randzone zijn Wintertaling, Wulp, Watersnip, Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Blauwborst, Roodborsttapuit en Sprinkhaanzanger. Bron: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase, min. EL&I
- 40 -
Borkeld
Kenschets De Borkeld maakt onderdeel uit van het stuwwallencomplex dat zich, zuidoostelijk van de Sallandse Heuvelrug, uitstrekt tussen Rijssen en Lochem. De uitgebreide struwelen van Jeneverbes (Juniperus communis) zijn de belangrijkste reden geweest voor de selectie van de Borkeld als Natura 2000gebied. Landschap De gletsjers hebben in Salland na de ijstijden een reliëfrijk landschap achtergelaten, dat is opgebouwd uit een mengeling van grondsoorten. De leemrijke ondergrond is op de meeste plaatsen afgedekt met dekzand. De Friezenberg vormt met ruim 40 m boven NAP het hoogste punt. In een laagte ten westen van de Friezenberg ligt het Elsenerveen, dat is ontstaan op een plek waar water uit de stuwwal stagneert. De Borkeld heeft een rijke historie. Bewoning dateert al van ten minste 7.000 jaar geleden, en het gebied is befaamd vanwege de tientallen grafheuvels uit de Steentijd en de vele archeologische vondsten. Door de menselijke invloed heeft het gebied waarschijnlijk al heel lang een open karakter. In de 19de eeuw vormde het de overgang van het essenlandschap naar de woeste gronden. Van het essenlandschap resteren nog enkele akkers die mede omwille van de bedreigde akkerflora worden onderhouden. Aan het eind van de 19de eeuw is in grote delen van het gebied bos aangeplant. Tot ongeveer 1950 werd in de streek leem gewonnen, vanuit enkele diepe putten. Het leem werd vervoerd naar Rijssen en aldaar gebruikt voor de fabricage van baksteen. Eind jaren 1980 werd over de stuwwal van Rijssen de rijksweg A1 aangelegd. De weg was in eerste instantie dwars door de fraaie Jeneverbesstruwelen gepland, maar dankzij de bioloog Jan Barkman, die de rijksoverheid wees op enkele unieke paddenstoelsoorten, loopt de weg tegenwoordig met een boog om de Borkeld heen. Dit wegtracé is sindsdien onder biologen bekend als de Bocht van Barkman. In 2003 is een ecoduct over de A1 gebouwd waardoor dieren zich veilig kunnen verplaatsen tussen de Borkeld en de Sallandse Heuvelrug.
- 41 -
Natuurwaarden De droge heide van de Borkeld behoort tot een leemrijke variant van habitattype 4030. Struikhei (Calluna vulgaris) Status Habitatrichtlijn Gebiedsnummer 44 Gemeente Hof van Twente, Rijssen Holten Eigendom en beheer Landschap Overijssel, Staatsbosbeheer, particulieren Oppervlakte 506 ha • Habitattypen H3160 Zure vennen H4010 Vochtige heiden H4030 Droge heiden H5130 Jeneverbesstruwelen H6230* Heischrale graslanden domineert, maar opvallend aanwezig zijn Borstelgras (Nardus stricta), Gewoon struisgras (Agrostis capillaris) en Liggend walstro (Galium saxatile), waardoor de heide een grazig aanzien heeft. Meer bijzondere soorten zijn Klein warkruid (Cuscuta epithymum), Stekelbrem (Genista anglica) en Kruipbrem (Genista pilosa), terwijl hier in het verleden ook nog Valkruid (Arnica montana) en Rozenkransje (Antennaria dioica) groeiden. De droge heide is van belang voor een populatie van de Zandhagedis en vanwege insecten als Boszandloopkever (Cicindela sylvatica) en Blauwvleugelsprinkhaan (Oedipoda caerulescens), soorten van open, zandige plekjes in de heide. Opvallende broedvogels zijn Nachtzwaluw en Boomleeuwerik en - in sommige jaren - Grauwe klauwier. De heide wordt in stand gehouden door een kleinschalig beheer van plaggen, maaien en begrazen. In het oostelijke deelgebied de Hocht liggen de genoemde leemputten, die nu ruim 50 jaar buiten gebruik zijn. In de jaarlijks gemaaide heischrale vegetatie (H6230) staan bijzonderheden als Addertong (Ophioglossum vulgatum), Vierzadige wikke ( Vicia tetrasperma subsp. tetrasperma) en Stijve ogentroost (Euphrasia stricta). Elders in het gebied wordt heischraal grasland aangetroffen op en langs een leemspoor in de heide. De gradiënt van natte heide (H4010) naar heischraal grasland (H6230) herbergt hier Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata), Heidekartelblad (Pedicularis sylvatica), Welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia) en Klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe). Het meest natte deel van de Borkeld wordt gevormd door het Elsenerveen, een veenrestant dat is ontwaterd door sloten en sterk geëutrofieerd door de aanwezigheid van een meeuwenkolonie. Deze kolonie kokmeeuwen was een van de weinige in Salland en herbergde jaarlijks enkele duizenden paren. In de periode 2003-2005 broedden er ook een of twee paar zwartkopmeeuwen en in 2004 en 2005 ook één paar van de Kleine mantelmeeuw. Beide zijn zeldzame soorten op de Hogere zandgronden. Dit hoogveen is feitelijk niet herstelbaar, wat de reden was om alleen de veenputjes in de verdroogde hoogveenkern aan te melden als Zure vennen (H3160). Grote delen van de Borkeld die vroeger zijn ontgonnen, worden nu omgevormd tot heide en grasland. Op enkele plekken blijven akkerreservaten met winterrogge bestaan, die een beeld geven van de vegetatie van essen, de associatie Sclerantho annui-Arnoseridetum. Kenmerkend zijn Slofhak (Anthoxanthum aristatum), Kleine leeuwenklauw (Aphanes australis), Grote windhalm (Apera spicaventi), Korenbloem (Centaurea cyanus), Akkerviooltje (Viola arvensis) en Akkervergeetmijnietje (Myosotis arvensis). Smalle wikke (Vicia sativa subsp. nigra) en Akkerogentroost (Odontites vernus subsp. vernus) duiden op een leemrijke bodem. Bron: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase, min. EL&I
- 42 -
Engbertsdijkvenen
Kaart 6 Habitattypen Engbertsdijkvenen
Kenschets De Engbertsdijksvenen ligt in het veenontginningsgebied tussen Hardenberg en Almelo. Het overgrote deel van het veen is in gebruik geweest voor boekweitcultuur of afgegraven voor turfwinning; een klein deel is niet vergraven. Aan de westzijde van het gebied komt op de overgang naar een dekzandrug droge heide voor. Landschap Het oorspronkelijke veengebied waar de Engbertsdijksvenen een restant van vormt, strekte zich uit van de voet van de stuwwal van Ootmarsum tot aan de Vecht en de Sallandse Heuvelrug. Het was zo'n 180.000 ha groot en werd alleen onderbroken door een aantal kleine stuwwallen bij Sibculo, Daarle en Bruinehaar. Het tot vier meter dikke veenpakket is gevormd in de periode vanaf 8000 voor Chr. toen de grondwaterstanden hoog waren. Vanaf de Middeleeuwen is de stuwwal bij Sibculo bewoond geraakt en werd begonnen met de ontginning van het veen, onder meer voor het verbouwen van boekweit en voor turfwinning. De boekweitcultuur werd tot ongeveer 1940 uitgevoerd. De vervening (eerst handmatig, later machinaal) had haar hoogtepunt in de periode 1850 tot 1960. In het noordwesten van de Engbertsdijksvenen resteert een onvergraven hoogveenkern. Dit gedeelte, met een oppervlakte van 12 ha, vormde de aanleiding voor de aankoop van het gebied als natuurreservaat in 1953. De ontwateringsloten rondom de kern zijn afgedamd om het resterende veen voor verdroging te behoeden. Omringend land is aangekocht en rondom de hoogveenkern werden kaden aangelegd met als doel het waterpeil hoog te hou den en veengroei te stimuleren. Als gevolg van grote hoeveelheden neerslag zijn in 1998 op drie locaties de kaden om de hoogveenkern doorgebroken. De duizenden jaren oude hoogveenkern dreigde te verdrogen, met als gevolg dat de karakteristieke hoogveenvegetatie zou afsterven. Daarom werden in 2005 en 2006 nieuwe zandkaden rondom de kern aangelegd.
- 43 -
Natuurwaarden De vegetatie van de hoogveenkern, die deels beschouwd wordt als actief hoogveen (H7110), bestaat uit een bulten- en slenkenpatroon van diverse veenmossen en andere mossoorten, afgewisseld met stukken heide en Gagelstruweel. Kenmerkende hogere plantensoorten van de hoogveenbulten (verbond Oxycocco-Ericion) zijn hier Kleine veenbes ( Vaccinium oxycoccus), Lavendelhei (Andromeda polifolia), Eenarig wollegras (Eriophorum vaginatum) en Hoogveenveenmos (Sphagnum magellanicum). In de slenken (verbond Rhynchosporion albae) groeien soorten als Witte snavelbies (Rhynchospora alba) en Kleine zonnedauw (Drosera intermedia). De macrofauna omvat kenmerkende hoogveensoorten als de Veenmier (Formica picea) en de Turfloopkever (Agonum ericeti). In het gebied komt plaatselijk de Heikikker in grote aantallen voor. De relatieve rust in het centrale deel van het gebied komt ook de Adder ten goede. De Gladde slang is hier zeldzaam. In het hoogveengebied bevindt zich een kolonie kokmeeuwen van enkele honderden paren. Op het open water, vaak in de buurt van broedende kokmeeuwen, komt de Geoorde fuut met meer dat tien broedparen voor. Waar het veen verdroogde, grepen berken hun kans. Hier heeft zich in de loop van de tijd een soortenarm berkenbroekbos (Betulion pubescentis) ontwikkeld met op een enkele plek Slangenwortel (Calla palustris). In deze bosschages is de Blauwborst een opvallende soort. Verder heeft de Grauwe klauwier zich recent in het gebied gevestigd. Op de oude veenakkers staat een Dopheidevegetatie (verbond Ericion tetralicis) waarin twee kenmerkende vlindersoorten leven, de Heivlinder (Hipparchia semele) en het Heideblauwtje (Plebeius argus). Het hele complex van onvergraven hoogveen, voormalige boekweitcultuur en berkenbossen wordt gerekend tot habitattype 7120. Het noordwestelijke deel van het gebied, op de overgang naar de stuwwal van Sibculo, herbergt tevens droge heide (H4030), waarin tussen de Struikhei (Calluna vulgaris) grote matten met Kraaihei (Empetrum nigrum) worden aangetroffen (H2320). Vooral in deze heide, maar ook elders in het gebied, wordt de Roodborsttapuit gezien. Het veengebied is in de wintermaanden van belang voor Kleine zwaan, Taigarietgans en Toendrarietgans. Deze soorten foerageren op de omliggende akkercomplexen en gebruiken de Engbertsdijksvenen als slaapplaats. Ook blauwe kiekendieven overnachten in het veen. De Klapekster overwintert jaarlijks en de Kraanvogel gebruikt het gebied in de trektijd regelmatig als pleisterplaats. In het droge Twentse vormen de Engbertsdijkvenen het belangrijkste rustgebied voor doortrekkende watervogels met geregeld waarnemingen van zeldzame soorten. Bron: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase, min. EL&I
- 44 -
Sallandse Heuvelrug
Kaart 7 Habitattypen Sallandse Heuvelrug
Kenschets De Sallandse Heuvelrug is een stuwwal die centraal in de provincie Overijssel ligt. Het gelijknamige Natura 2000- gebied herbergt de grootste aaneengesloten Struikheibegroeiing van Oost-Nederland. Als het gaat om het Korhoen, is de Sallandse Heuvelrug bijkans legendarisch. Dit gebied is het laatste refugium in ons land van deze eertijds algemene heidevogel. De soort is tegenwoordig in heel Europa sterk bedreigd. Landschap De Sallandse Heuvelrug wordt gevormd door een glaciale zandrug die een totale lengte heeft van veertien en een variabele breedte van ongeveer één tot zes kilometer. In het sterk geaccidenteerde terrein hebben de met heide begroeide heuveltoppen een gemiddelde hoogte tussen de 45 en 70 meter boven NAP. De Grote Koningsbelt vormt met een hoogte van 75 meter het hoogste punt. Tussen deze heuvels bepalen slenken als de Wolfsslenk, de Rietslenk en de Diepe Hel het landschapsbeeld. De flanken van de stuwwal zijn begroeid met naaldbos. Aan het begin van de vorige eeuw bestond nog vrijwel het gehele gebied uit heide. De komst van de kunstmest, de invoer van goedkope wol uit Australië en de vraag naar mijnhout zorgden echter voor grote veranderingen. Het oorspronkelijke landbouwsysteem (potstalsysteem) was niet meer lonend en door industriëlen en de Staat werden grote delen van het gebied aangekocht om bos aan te planten en voor de jacht. Er werden drie landgoederen gesticht: de Noetselerberg, de Koningsbelt en de Sprengenberg. Tegenwoordig is dan ook een groot deel van de heuvelrug begroeid met dennen, lariksen en sparren, waarbij alleen in het centrale deel een uitgestrekte, open heide behouden is gebleven. Het gehele Natura 2000gebied is in beheer van natuur- beschermingsorganisaties en vormt onderdeel van het gelijknamige nationaal park. Het huidige beheer is in hoofdzaak gericht op het behoud van het Korhoen in het gebied. Ten behoeve van deze soort is in de afgelopen jaren 300 hectare naaldbos gekapt om de oppervlakte aan heide te vergroten. Op de Sprengenberg voert Natuurmonumenten al bijna twintig jaar een begrazingsbeheer met Schotse hooglanders om de openheid van het gebied te garanderen.
- 45 -
Natuurwaarden De heide op de hogere delen van de stuwwal behoort vrijwel geheel tot het habitattype Droge heiden (H4030). Een belangrijk deel van de heidevegetatie kan gerekend worden tot het Genisto anglicae- Callunetum. Het aandeel vergraste struikheivegetatie is opmerkelijk laag. Dit heeft deels te maken met het beheer (de vergraste delen zijn grotendeels geplagd), maar ook met de grote doorlaatbaarheid van de grofzandige bodem. De aanwezige meststoffen spoelen hierdoor gemakkelijk uit. In de open heide komt op zandige plekken de Zandhagedis voor. Deze soort heeft op de Sallandse Heuvelrug haar provinciale bolwerk. Op plekken met een hoge luchtvochtigheid domineren Blauwe en Rode bosbes (Vaccinium myrtillus en Vaccinium vitisidaea). Deze associatie Vaccinio-Callunetum (eveneens H4030) vinden we het meest op relatief hooggelegen (meer dan 40 m boven NAP) kapvlakten en voormalige stormvlakten. Het zijn standplaatsen met een dikke humuslaag en de beschutting van bomen. Juist deze vegetatie heeft zich sterk uitgebreid na de kap van naaldbos. Het Korhoen profiteert hiervan omdat ze foerageert op de bessen van beide Vacciniumsoorten. Deze vogel, die bekend is vanwege zijn bijzondere baltsgedrag (het 'bolderen'), heeft hier zijn laatste Nederlandse leefgebied. Aan het eind van de vorige eeuw ging het nog om een dertigtal hanen. In 2002 en 2003 werden echter nog slechts 8 en 14 hanen geteld. Gelukkig nam het aantal daarna weer enigszins toe met 23 en 15 hanen in respectievelijk 2006 en 2007. Het blijft er om spannen of het zo karakteristieke voorjaarsgeluid eerdaags ook hier zal verstommen. Ook andere aan heide gebonden broedvogels hebben baat bij het gevoerde beheer. Dit geldt in het bijzonder voor Nachtzwaluw, Boomleeuwerik en Roodborsttapuit. Voor de Nachtzwaluw behoort de Sallandse Heuvelrug tot de belangrijkste broedgebieden in Nederland. De soort heeft nog meer dan het Korhoen weten te profiteren van het actieve beleid om de heidevelden te vergroten. Het aantal territoria bedraagt in sommige jaren meer dan 50. In enkele lager gelegen delen van het gebied wordt mooi ontwikkeld Jeneverbesstruweel (H5130) aangetroffen, behorend tot de associatie Dicrano-Juniperetum. Jeneverbes (Juniperus communis) komt - ook met jonge exemplaren - verspreid voor in de droge heide en in de dennenbossen. De uitgestrekte bossen bieden voor tal van vogelsoorten een broedplaats, waaronder schaarse soorten als Wespendief, Raaf, Grauwe klauwier en Kruisbek. Elke winter is op de Sallandse Heuvelrug een gering aantal klapeksters te bewonderen. Op de flanken van de stuwwal liggen enkele zure, door regenwater gevoede vennen (H3160), waaronder de Eendenplas en het Sasbrinkven. Het voorkomen van amfibieën als Heikikker en Kamsalamander wijst op enige verrijking met voedingsstoffen. Aan de oevers van deze vennen groeien in een veenmosrijke zone Ronde en Kleine zonnedauw (Drosera rotundifolia, Drosera intermedia), Bruine en Witte snavelbies (Rhynchospora fusca, Rhynchospora alba), Veelstengelige waterbies (Eleocharis multicaulis) en Eenarig wollegras (Eriophorum vaginatum). Deze soorten zijn eveneens te vinden in de nabijheid van een hellinghoogveentje dat even zuidwestelijk van de karakteristieke Palthetoren van het landgoed de Sprengenberg ligt, op een relatief mineraalrijke plek met een zijdelingse waterbeweging. In dit hellinghoogveentje domineren Pijpenstrootje (Molinia caerulea) en Gewone dophei (Erica tetralix). Typische hoogveensoorten die hier worden aangetroffen, zijn Beenbreek (Narthecium ossifragum), Hoogveenveenmos (Sphagnum magellanicum), Rood veenmos (Sphagnum rubellum) en Veendubbeltjesmos (Odontoschisma sphagni). Deze begroeiing wordt gerekend tot het Ericetum tetralicis sphagnetosum, een vorm van habitattype 7110. Bron: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase, min. EL&I
- 46 -
Teeslinkven
Kaart 8 Habitattypen Teeslinkven
Kenschets Het Teeselinkven is een heideterrein temidden van landbouwgronden in het noordwesten van de Achterhoek. Het kleine gebied herbergt een aantal vennen met goed ontwikkelde begroeiingen en zeldzame diersoorten. Landschap Het landschap van de Gelderse Achterhoek bestond omstreeks het midden van de 19de eeuw voor een belangrijk deel uit uitgestrekte vochtige en droge heidebegroeiingen. Door de intensivering van de landbouw in de afgelopen eeuw is van dit oude landschap weinig meer over. In de omgeving van Neede resteren nog slechts het Needse Achterveld en het Teeselinkven. Het Teeselinkven, genoemd naar de boerderij Teeselink, ligt in een laagte waar water stagneert. Het ven is waarschijnlijk aan het eind van de 19de eeuw ontstaan ten gevolge van klunen, een vorm van turfwinning waarbij de aanwezige slappe modder werd uitgegraven en, gemengd met heide, in een kuil te drogen werd gelegd. Wanneer deze massa iets gedroogd was, werd ze gekneed door een paard door de kuil te laten lopen, waarna het mengsel in kleine bakjes verder te drogen gelegd werd. Dit resulteerde in zwarte turf of kluun, ook wel baggerturf genoemd, die als brandstof diende. Door het klunen ontstond in eerste instantie een langwerpige plas. Rond de Tweede Wereldoorlog werd het ven verder uitgegraven om een ijsbaantje aan te leggen. In de jaren vijftig van de vorige eeuw werd van het ven een rijke soortensamenstelling gemeld, die duidt op toevoer van matig voedselrijk, basenrijk grondwater. In die tijd lag het ven nog in een mozaïek met droge heide, natte heide en Blauwgrasland, maar van dit laatste is wei nig over. Nadat de ijsbaan in onbruik raakte, zijn de venoevers na 1960 geleidelijk dichtgegroeid met hoog opschietende moerasplanten, waarbij de soortenrijke begroeiingen teloor gingen. In de jaren 1980 zijn maatregelen genomen om de waardevolle vegetatie te herstellen. Het ven werd tot op de zandbodem afgegraven, en er ontstonden weer grote plekken met open water en geleidelijk oplopende oevers. De bosranden werden voor een deel afgezet. Hierdoor herbergt het kleine
- 47 -
gebied tegenwoordig opnieuw een rijke afwisseling van verschillende biotopen: naast het centrale, grote ven betreft dit droge en natte heide, droge en natte bosgedeelten en een aantal kleinere vennen en poelen. Doordat het gebied in de loop der tijd sterk vanuit de omgeving is ontwaterd, is de invloed van het basenrijk grondwater tegenwoordig beperkt tot het Teeselinkven zelf en komt in de directe omgeving geen Blauwgrasland of basenrijke natte heide meer voor. Natuurwaarden Na het opschonen zijn in het centrale ven de soortenrijke begroeiingen van weleer teruggekeerd. Momenteel zijn goed ontwikkelde Oeverkruidbegroeiingen aanwezig (H3130), met daarin vrijwel alle soorten die ook uit het verleden bekend zijn, zoals Moerassmele (Des champsia setacea), Moerashertshooi (Hyperi cum elodes), Vlottende bies (Eleogiton fluitans), Loos blaasjeskruid (Utricularia australis), Stijve moerasweegbree (Baldellia ranunculoides subsp. ranunculoides) en, als dominante soort, Veelstengelige waterbies (Eleocharis multi caulis). Ongelijkbladig fonteinkruid (Potamogeton gramineus) was uit het verleden niet bekend. De meest aansprekende soort van dit rijtje is ongetwijfeld Moerassmele, waarvan de Nederlandse groeiplaatsen op de vingers van twee handen zijn te tellen. In en langs de randen van het centrale ven bevinden zich enkele plekken met een begroeiing van Galigaan (Cladium mariscus), die tot een eigen habitattype (H7210) wordt gerekend. Galigaan weet op enkele plekken in het ven te kiemen, wat uitzonderlijk is. De goede toestand van het Teeselinkven blijkt ook uit de aanwezige diersoorten. Het centrale ven en omliggende poelen vormen het leefgebied voor een populatie boomkikkers, terwijl de macrofauna goed vertegenwoordigd is met soorten als Medicinale bloedzuiger (Hirudo medicinalis) en Gerande oeverspin (Dolomedes fimbriatus). Ook de Annex IIsoort Gevlekte witsnuitlibel (Leucorrhinia pectoralis) is hier waargenomen. Het ven is dus goed hersteld, maar helaas zijn in de hoger gelegen delen van het gebied een aantal zeldzame soorten niet teruggekeerd. Hieronder bevinden zich Rood schorpioenmos (Scorpidium scorpidioides), Goudsterrenmos (Campylium stellatum), Spaanse ruiter (Cirsium dissectum) en Welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia), die wijzen op toevoer van basenrijk grondwater, alsmede Beenbreek (Narthecium ossifragum) en Rijsbes ( Vaccinium uliginosum). Een deel van het Natura 2000gebied herbergt een structuurarme droge heide (H4030) met daarin enkele natte plekken met Gewone dophei (Erica tetralix) en langs de randen Gagelstruwelen.
- 48 -
Bijlage III Resultaten berekening stikstofdepositie Berekening 1 depositie aanwijzing Engbertsdijkvenen (10 juni 1994) Naam van de berekening: Engbertsdijkvenen aanwijzing 10 juni 1994 berekening 1 Gemaakt op: 21-06-2012 17:03:16 Zwaartepunt X: 244,800 Y: 472,100 Cluster naam: R. Jannink Slaghekkenweg 14b Bentelo Berekende ruwheid: 0,27 m
Emissie Punten: Volgnr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
BronID Freriksen punt 1 Freriksen punt 3 Freriksen punt 4 SHW14 punt 1 SHW14 punt 2 SHW14 punt 6 SHW14 punt 7 SHW14 punt 10 SHW 14 punt 11 SHW 14 punt 12 SHW30 stal B2 SHW30 stal E SHW30 stal C1 Torendijk stal 1 Torendijk stal 2 Torendijk stal 3 Suetersweg15 punt 1 Suetersweg 15 punt 2 SHW30 stal B1 SHW30 stal C2 SHW30 stal C3 SHW30 Stal D
X-coord. 243 722 243 754 243 759 244 677 244 677 244 711 244 721 244 706 244 693 244 702 245 538 245 497 245 525 245 488 245 498 245 501 244 652 244 653 245 553 245 517 245 514 245 503
Y-coord. 470 336 470 306 470 333 472 167 472 222 472 264 472 177 472 111 472 157 472 223 471 996 472 007 472 020 474 083 474 064 474 044 471 547 471 566 472 035 471 995 471 982 471 948
Hoogte 7,0 3,5 1,5 3,4 6,0 1,5 1,5 1,5 3,2 1,5 5,0 3,0 5,5 6,3 4,0 4,0 5,5 1,5 5,0 5,5 5,5 1,5
Gem.geb. hoogte Diam. Uittr. snelheid Emissie 5,4 0,4 4,00 39 3,4 0,4 4,00 978 1,5 0,5 1,00 391 3,4 0,5 4,00 1 375 4,7 0,5 4,00 785 1,5 0,5 1,00 109 1,5 0,5 1,00 648 1,5 0,5 1,00 241 5,4 0,8 4,00 2 500 1,5 0,5 1,00 350 3,4 0,5 4,00 2 750 3,7 0,4 4,00 398 3,7 0,4 4,00 116 4,1 0,4 1,00 2 250 3,0 0,5 1,00 1 375 3,0 0,5 1,00 1 375 3,3 0,4 4,00 1 000 1,5 0,5 1,00 15 3,4 0,5 4,00 50 3,7 0,5 4,00 183 3,7 0,5 4,00 214 1,5 0,5 0,40 40
Gevoelige locaties: Volgnummer 1 2 3
Naam Engbertsdijkvenen P1 Engbertsdijkvenen P2 Engbertsdijkvenen P3
X coordinaat 242 019 241 819 241 730
Y coordinaat 495 698 496 307 500 123
Details van Emissie Punt: Freriksen punt 1 (316) Volgnr. 1
Code A3
Type Jongvee
Aantal 10
Emissie 3.9
Totaal 39
Details van Emissie Punt: Freriksen punt 3 (317) Volgnr. 1
Code D 3.100,1
Type Vleesvarkens
Aantal 391
Emissie 2.5
Totaal 977.5
Details van Emissie Punt: Freriksen punt 4 (318) Volgnr. 1 2
Code A 1.100,1 A3
Type Melkkoeien Vr Jongvee
Aantal 35 15
Emissie 9.5 3.9
- 49 -
Totaal 332.5 58.5
Depositie 1,09 1,05 0,83
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 1 (322) Volgnr. 1
Code D 3.100.1
Type Vleesvarkens
Aantal 550
Emissie 2.5
Totaal 1375
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 2 (323) Volgnr. 1
Code E 3.100
Type Opfok Vleeskuikenouderdieren
Aantal 3140
Emissie 0.25
Totaal 785
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 6 (324) Volgnr. 1
Code A3
Type Vr. Jongvee
Aantal 28
Emissie 3.9
Totaal 109.2
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 7 (325) Volgnr. 1 2
Code A 100.1 A3
Type Melkkoeien Vr. Jongvee
Aantal 60 20
Emissie 9.5 3.9
Totaal 570 78
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 10 (326) Volgnr. 1 2
Code A6 A5
Type Vleesstieren 6-24 mnd Vleesstierkalveren tot 6 mnd
Aantal 30 10
Emissie 7.2 2.5
Totaal 216 25
Details van Emissie Punt: SHW 14 punt 11 (327) Volgnr. 1
Code E 3.100
Type Opfok vleeskuikenouderdieren
Aantal 10000
Emissie 0.25
Totaal 2500
Details van Emissie Punt: SHW 14 punt 12 (328) Volgnr. 1
Code D 3.100.2
Type Vleesvarkens > 0,8 m2
Aantal 100
Emissie 3.5
Totaal 350
Details van Emissie Punt: SHW30 stal B2 (336) Volgnr. 1
Code E 3.100
Type Opfok vleeskuikenouderdieren
Aantal 11000
Emissie 0.25
Totaal 2750
Details van Emissie Punt: SHW30 stal E (337) Volgnr. 1
Code D 1.2.100
Type Kraamzeugen
Aantal 48
Emissie 8.3
Totaal 398.4
Details van Emissie Punt: SHW30 stal C1 (338) Volgnr. 1
Code D 1.2.100
Type Kraamzeug
Aantal 14
Emissie 8.3
Totaal 116.2
Details van Emissie Punt: Torendijk stal 1 (342) Volgnr. 1
Code E 3.100.1
Type Opfok vleeskuikenouderdieren
Aantal 9000
Emissie 0.25
Details van Emissie Punt: Torendijk stal 2 (343) Volgnr. 1
Code D 3.100.1
Type Vleesvarkens
Aantal 550
Emissie 2.5
Totaal 1375
Details van Emissie Punt: Torendijk stal 3 (344) Volgnr.
Code
Type
Aantal
Emissie
- 50 -
Totaal
Totaal 2250
1
D 3.100.1
Vleesvarkens
550
2.5
1375
Details van Emissie Punt: Suetersweg15 punt 1 (348) Volgnr. 1
Code D 3.100.1
Type Vleesvarkens
Aantal 400
Emissie 2.5
Totaal 1000
Details van Emissie Punt: Suetersweg 15 punt 2 (349) Volgnr. 1
Code K1
Type Paarden
Aantal 3
Emissie 5
Totaal 15
Details van Emissie Punt: SHW30 stal B1 (380) Volgnr. 1
Code D 3.100.1
Type opfokzeugen
Aantal 20
Emissie 2.5
Totaal 50
Details van Emissie Punt: SHW30 stal C2 (481) Volgnr. 1 2
Code D 1.3.100 D 2.100
Type gust/dr zeug beren
Aantal 66 2
Emissie 2.6 5.5
Totaal 171.6 11
Details van Emissie Punt: SHW30 stal C3 (482) Volgnr. 1 2
Code D 1.3.100 D 2.100
Type gust/dr zeug beren
Aantal 76 3
Emissie 2.6 5.5
Totaal 197.6 16.5
Details van Emissie Punt: SHW30 Stal D (483) Volgnr. 1
Code D 1.3.100.1
Type opfokzeugen
Aantal 16
Emissie 2.5
- 51 -
Totaal 40
Berekening 2 depositie aanwijzing Sallandse Heuvelrug (24 maart 2000)
Naam van de berekening: Sallandse Heuvelrug aanwijzing berekening 2 Gemaakt op: 21-06-2012 17:03:16 Zwaartepunt X: 244,800 Y: 472,100 Cluster naam: R. Jannink Slaghekkenweg 14b Bentelo Berekende ruwheid: 0,27 m
Emissie Punten: Volgnr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
BronID Freriksen punt 1 Freriksen punt 3 Freriksen punt 4 SHW14 punt 1 SHW14 punt 2 SHW14 punt 6 SHW14 punt 7 SHW14 punt 10 SHW 14 punt 11 SHW 14 punt 12 SHW30 stal B2 SHW30 stal E SHW30 stal C1 Torendijk stal 1 Torendijk stal 2 Torendijk stal 3 Suetersweg15 punt 1 Suetersweg 15 punt 2 SHW30 stal B1 SHW30 stal C2 SHW30 stal C3 SHW30 Stal D
X-coord. 243 722 243 754 243 759 244 677 244 677 244 711 244 721 244 706 244 693 244 702 245 538 245 497 245 525 245 488 245 498 245 501 244 652 244 653 245 553 245 517 245 514 245 503
Y-coord. 470 336 470 306 470 333 472 167 472 222 472 264 472 177 472 111 472 157 472 223 471 996 472 007 472 020 474 083 474 064 474 044 471 547 471 566 472 035 471 995 471 982 471 948
Hoogte 7,0 3,5 1,5 3,4 6,0 1,5 1,5 1,5 3,2 1,5 5,0 3,0 5,5 6,3 4,0 4,0 5,5 1,5 5,0 5,5 5,5 1,5
Gem.geb. hoogte Diam. Uittr. snelheid Emissie 5,4 0,4 4,00 39 3,4 0,4 4,00 978 1,5 0,5 1,00 391 3,4 0,5 4,00 1 375 4,7 0,5 4,00 785 1,5 0,5 1,00 109 1,5 0,5 1,00 648 1,5 0,5 1,00 241 5,4 0,8 4,00 2 500 1,5 0,5 1,00 350 3,4 0,5 4,00 2 750 3,7 0,4 4,00 398 3,7 0,4 4,00 116 4,1 0,4 1,00 2 250 3,0 0,5 1,00 1 375 3,0 0,5 1,00 1 375 3,3 0,4 4,00 1 000 1,5 0,5 1,00 15 3,4 0,5 4,00 50 3,7 0,5 4,00 183 3,7 0,5 4,00 214 1,5 0,5 0,40 40
Gevoelige locaties: Volgnummer 1 2 3 4 5
Naam Sallandse Heuvelrug punt Sallandse Heuvelrug punt Sallandse Heuvelrug punt Sallandse Heuvelrug punt Sallandse Heuvelrug punt
1 2 3 4 5
X coordinaat 228 265 227 473 227 734 228 464 227 749
Y coordinaat Depositie 483 201 1,18 483 521 1,11 484 187 1,12 483 668 1,19 484 190 1,12
Details van Emissie Punt: Freriksen punt 1 (316) Volgnr. 1
Code A3
Type Jongvee
Aantal 10
Emissie 3.9
Totaal 39
Details van Emissie Punt: Freriksen punt 3 (317) Volgnr. 1
Code D 3.100,1
Type Vleesvarkens
Aantal 391
Emissie 2.5
Totaal 977.5
Details van Emissie Punt: Freriksen punt 4 (318) Volgnr. 1 2
Code A 1.100,1 A3
Type Melkkoeien Vr Jongvee
Aantal 35 15
Emissie 9.5 3.9
- 52 -
Totaal 332.5 58.5
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 1 (322) Volgnr. 1
Code D 3.100.1
Type Vleesvarkens
Aantal 550
Emissie 2.5
Totaal 1375
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 2 (323) Volgnr. 1
Code E 3.100
Type Opfok Vleeskuikenouderdieren
Aantal 3140
Emissie 0.25
Totaal 785
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 6 (324) Volgnr. 1
Code A3
Type Vr. Jongvee
Aantal 28
Emissie 3.9
Totaal 109.2
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 7 (325) Volgnr. 1 2
Code A 100.1 A3
Type Melkkoeien Vr. Jongvee
Aantal 60 20
Emissie 9.5 3.9
Totaal 570 78
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 10 (326) Volgnr. 1 2
Code A6 A5
Type Vleesstieren 6-24 mnd Vleesstierkalveren tot 6 mnd
Aantal 30 10
Emissie 7.2 2.5
Totaal 216 25
Details van Emissie Punt: SHW 14 punt 11 (327) Volgnr. 1
Code E 3.100
Type Opfok vleeskuikenouderdieren
Aantal 10000
Emissie 0.25
Totaal 2500
Details van Emissie Punt: SHW 14 punt 12 (328) Volgnr. 1
Code D 3.100.2
Type Vleesvarkens > 0,8 m2
Aantal 100
Emissie 3.5
Totaal 350
Details van Emissie Punt: SHW30 stal B2 (336) Volgnr. 1
Code E 3.100
Type Opfok vleeskuikenouderdieren
Aantal 11000
Emissie 0.25
Totaal 2750
Details van Emissie Punt: SHW30 stal E (337) Volgnr. 1
Code D 1.2.100
Type Kraamzeugen
Aantal 48
Emissie 8.3
Totaal 398.4
Details van Emissie Punt: SHW30 stal C1 (338) Volgnr. 1
Code D 1.2.100
Type Kraamzeug
Aantal 14
Emissie 8.3
Totaal 116.2
Details van Emissie Punt: Torendijk stal 1 (342) Volgnr. 1
Code E 3.100.1
Type Opfok vleeskuikenouderdieren
Aantal 9000
Emissie 0.25
Details van Emissie Punt: Torendijk stal 2 (343) Volgnr. 1
Code D 3.100.1
Type Vleesvarkens
Aantal 550
Emissie 2.5
Totaal 1375
Details van Emissie Punt: Torendijk stal 3 (344) Volgnr. 1
Code D 3.100.1
Type Vleesvarkens
Aantal 550
Emissie 2.5
- 53 -
Totaal 1375
Totaal 2250
Details van Emissie Punt: Suetersweg15 punt 1 (348) Volgnr. 1
Code D 3.100.1
Type Vleesvarkens
Aantal 400
Emissie 2.5
Totaal 1000
Details van Emissie Punt: Suetersweg 15 punt 2 (349) Volgnr. 1
Code K1
Type Paarden
Aantal 3
Emissie 5
Totaal 15
Details van Emissie Punt: SHW30 stal B1 (380) Volgnr. 1
Code D 3.100.1
Type opfokzeugen
Aantal 20
Emissie 2.5
Totaal 50
Details van Emissie Punt: SHW30 stal C2 (481) Volgnr. 1 2
Code D 1.3.100 D 2.100
Type gust/dr zeug beren
Aantal 66 2
Emissie 2.6 5.5
Totaal 171.6 11
Details van Emissie Punt: SHW30 stal C3 (482) Volgnr. 1 2
Code D 1.3.100 D 2.100
Type gust/dr zeug beren
Aantal 76 3
Emissie 2.6 5.5
Totaal 197.6 16.5
Details van Emissie Punt: SHW30 Stal D (483) Volgnr. 1
Code D 1.3.100.1
Type opfokzeugen
Aantal 16
Emissie 2.5
- 54 -
Totaal 40
Berekening 3 depositie op 7 december 2004 (wettelijk kader) Naam van de berekening: wettelijk kader 7 december 2004 berekening 3 Gemaakt op: 21-06-2012 17:24:36 Zwaartepunt X: 244,900 Y: 472,100 Cluster naam: R. Jannink Slaghekkenweg 14b Bentelo Berekende ruwheid: 0,27 m
Emissie Punten: Volgnr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
BronID Freriksen punt 1 Freriksen punt 3 Freriksen punt 4 SHW14 punt 1 SHW14 punt 2 SHW14 punt 6 SHW14 punt 7 SHW14 punt 10 SHW 14 punt 11 SHW 14 punt 12 SHW30 stal B2 SHW30 stal E SHW30 stal C1 Torendijk stal 1 Torendijk stal 2 Torendijk stal 3 Suetersweg15 punt 1 Suetersweg 15 punt 2 SHW30 stal B1 SHW30 stal C2 SHW30 stal C3 SHW30 Stal D
X-coord. 243 722 243 754 243 759 244 677 244 677 244 711 244 721 244 706 244 693 244 702 245 538 245 497 245 525 245 488 245 498 245 501 244 652 244 653 245 553 245 517 245 514 245 503
Y-coord. 470 336 470 306 470 333 472 167 472 222 472 264 472 177 472 111 472 157 472 223 471 996 472 007 472 020 474 083 474 064 474 044 471 547 471 566 472 035 471 995 471 982 471 948
Hoogte 7,0 3,5 1,5 3,4 6,0 1,5 1,5 1,5 3,2 1,5 5,0 3,0 5,5 6,3 4,0 4,0 5,5 1,5 5,0 5,5 5,5 1,5
Gem.geb. hoogte Diam. Uittr. snelheid Emissie 5,4 0,4 4,00 39 3,4 0,4 4,00 978 1,5 0,5 1,00 391 3,4 0,5 4,00 1 375 4,7 0,5 4,00 785 1,5 0,5 1,00 109 1,5 0,5 1,00 648 1,5 0,5 1,00 241 5,4 0,8 4,00 2 500 1,5 0,5 1,00 350 3,4 0,5 4,00 2 750 3,7 0,4 4,00 398 3,7 0,4 4,00 116 4,1 0,4 1,00 2 250 3,0 0,5 1,00 1 375 3,0 0,5 1,00 1 375 3,3 0,4 4,00 1 000 1,5 0,5 1,00 15 3,4 0,5 4,00 50 3,7 0,5 4,00 183 3,7 0,5 4,00 214 1,5 0,5 0,40 40
Gevoelige locaties: Volgnummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Naam Aamsveen punt 1 Aamsveen punt 2 Aamsveenpunt 3 Aamsveenpunt 4 Buursezand en Haaksbergerven punt 1 Buursezand en Haaksbergerven punt 2 Buursezand en Haaksbergerven punt 3 Buursezand en Haaksbergerven punt 4 Borkeld punt 1 Borkeld punt 2 borkeld punt 3 Borkeld punt 4 Lonnekmeer punt 1 Lonnekmeer punt 2 Lonnekmeer punt 3 Lonnekmeer punt 4 Boddenbroek punt 1 Boddenbroek punt 2 Boddenbroek punt 3 Boddenbroek punt 4
X coordinaat 261 067 261 077 261 170 261 415 249 415 249 621 249 794 249 736 231 141 232 951 232 944 232 939 254 142 254 455 254 914 255 421 244 533 244 525 244 543 244 508
Details van Emissie Punt: Freriksen punt 1 (316) Volgnr. 1
Code A3
Type Jongvee
Aantal 10
Emissie 3.9
Totaal 39 - 55 -
Y coordinaat Depositie 467 292 0,88 467 301 0,88 467 246 0,87 467 112 0,85 464 148 2,02 464 202 2,01 463 463 1,82 463 249 1,79 475 727 0,93 477 378 1,26 477 349 1,26 477 545 1,27 477 234 3,19 477 341 3,04 477 246 2,86 477 436 2,66 469 585 14,79 469 560 14,57 469 572 14,62 469 494 16,16
Details van Emissie Punt: Freriksen punt 3 (317) Volgnr. 1
Code D 3.100,1
Type Vleesvarkens
Aantal 391
Emissie 2.5
Totaal 977.5
Details van Emissie Punt: Freriksen punt 4 (318) Volgnr. 1 2
Code A 1.100,1 A3
Type Melkkoeien Vr Jongvee
Aantal 35 15
Emissie 9.5 3.9
Totaal 332.5 58.5
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 1 (322) Volgnr. 1
Code D 3.100.1
Type Vleesvarkens
Aantal 550
Emissie 2.5
Totaal 1375
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 2 (323) Volgnr. 1
Code E 3.100
Type Opfok Vleeskuikenouderdieren
Aantal 3140
Emissie 0.25
Totaal 785
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 6 (324) Volgnr. 1
Code A3
Type Vr. Jongvee
Aantal 28
Emissie 3.9
Totaal 109.2
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 7 (325) Volgnr. 1 2
Code A 100.1 A3
Type Melkkoeien Vr. Jongvee
Aantal 60 20
Emissie 9.5 3.9
Totaal 570 78
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 10 (326) Volgnr. 1 2
Code A6 A5
Type Vleesstieren 6-24 mnd Vleesstierkalveren tot 6 mnd
Aantal 30 10
Emissie 7.2 2.5
Totaal 216 25
Details van Emissie Punt: SHW 14 punt 11 (327) Volgnr. 1
Code E 3.100
Type Opfok vleeskuikenouderdieren
Aantal 10000
Emissie 0.25
Totaal 2500
Details van Emissie Punt: SHW 14 punt 12 (328) Volgnr. 1
Code D 3.100.2
Type Vleesvarkens > 0,8 m2
Aantal 100
Emissie 3.5
Totaal 350
Details van Emissie Punt: SHW30 stal B2 (336) Volgnr. 1
Code E 3.100
Type Opfok vleeskuikenouderdieren
Aantal 11000
Emissie 0.25
Totaal 2750
Details van Emissie Punt: SHW30 stal E (337) Volgnr. 1
Code D 1.2.100
Type Kraamzeugen
Aantal 48
Emissie 8.3
Totaal 398.4
Details van Emissie Punt: SHW30 stal C1 (338) Volgnr. 1
Code D 1.2.100
Type Kraamzeug
Aantal 14
Emissie 8.3
Totaal 116.2
Details van Emissie Punt: Torendijk stal 1 (342) Volgnr. 1
Code E 3.100.1
Type Opfok vleeskuikenouderdieren
- 56 -
Aantal 9000
Emissie 0.25
Totaal 2250
Details van Emissie Punt: Torendijk stal 2 (343) Volgnr. 1
Code D 3.100.1
Type Vleesvarkens
Aantal 550
Emissie 2.5
Totaal 1375
Details van Emissie Punt: Torendijk stal 3 (344) Volgnr. 1
Code D 3.100.1
Type Vleesvarkens
Aantal 550
Emissie 2.5
Totaal 1375
Details van Emissie Punt: Suetersweg15 punt 1 (348) Volgnr. 1
Code D 3.100.1
Type Vleesvarkens
Aantal 400
Emissie 2.5
Totaal 1000
Details van Emissie Punt: Suetersweg 15 punt 2 (349) Volgnr. 1
Code K1
Type Paarden
Aantal 3
Emissie 5
Totaal 15
Details van Emissie Punt: SHW30 stal B1 (380) Volgnr. 1
Code D 3.100.1
Type opfokzeugen
Aantal 20
Emissie 2.5
Totaal 50
Details van Emissie Punt: SHW30 stal C2 (481) Volgnr. 1 2
Code D 1.3.100 D 2.100
Type gust/dr zeug beren
Aantal 66 2
Emissie 2.6 5.5
Totaal 171.6 11
Details van Emissie Punt: SHW30 stal C3 (482) Volgnr. 1 2
Code D 1.3.100 D 2.100
Type gust/dr zeug beren
Aantal 76 3
Emissie 2.6 5.5
Totaal 197.6 16.5
Details van Emissie Punt: SHW30 Stal D (483) Volgnr. 1
Code D 1.3.100.1
Type opfokzeugen
Aantal 16
Emissie 2.5
- 57 -
Totaal 40
Berekening 4 depositie op 1 februari 2009 (Beleidskader) Naam van de berekening: beleidskader 1 februari 2009 berekening 4 Gemaakt op: 21-06-2012 18:23:29 Zwaartepunt X: 244,900 Y: 472,100 Cluster naam: R. Jannink Slaghekkenweg 14b Bentelo Berekende ruwheid: 0,27 m
Emissie Punten: Volgnr. BronID 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
Xcoord. Freriksen punt 1 243 722 Freriksen punt 3 243 754 Freriksen punt 4 243 759 SHW14 punt 1 244 677 SHW14 punt 2 244 677 SHW14 punt 6 244 711 SHW14 punt 7 244 721 SHW14 punt 10 244 706 SHW14 punt 11 244 693 SHW14 punt 12 244 702 SHW30 stal 2 245 501 SHW30 stal 3c en 3d 245 523 SHW30 Stal 3e, g, h 245 540 SHW30 gebouw 3a + 245 527 3b Torendijk stal 1 245 488 Torendijk stal 2 245 498 Torendijk stal 3 245 501 Suetersweg 15 punt 1 244 652
YHoogte Gem.geb. coord. hoogte 470 336 7,0 5,4 470 306 3,5 3,4 470 333 1,5 1,5 472 167 3,4 3,4 472 222 6,0 4,7 472 264 1,5 1,5 472 177 1,5 1,5 472 111 1,5 1,5 472 157 5,4 3,2 472 223 1,5 1,5 471 998 6,0 3,9 472 009 5,0 3,4 471 999 5,0 3,8 472 020 5,0 3,4 474 083 474 064 474 044 471 547
6,3 4,0 4,0 5,5
4,1 3,0 3,0 3,3
Diam. Uittr. snelheid 0,4 4,00 0,4 4,00 0,5 0,40 0,5 4,00 0,5 4,00 0,5 0,40 0,5 0,40 0,5 0,40 0,8 4,00 0,5 0,40 0,5 4,00 0,5 4,00 0,5 4,00 0,5 4,00 0,4 0,5 0,5 0,4
Gevoelige locaties: Volgnummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Naam Aamsveen punt 1 Aamsveen punt 2 Aamsveen punt 3 Aamsveen punt 4 Buursezand en Haaksbergerven Punt 1 Buursezand en Haaksbergerven Punt 2 Buursezand en Haaksbergerven Punt 3 Buursezand en Haaksbergerven Punt 4 Borkeld punt 1 Borkeld punt 2 Borkeld punt 3 Borkeld punt 4 Lonnekmeer punt 1 Lonnekmeer punt 2 Lonnekmeer punt 3 Lonnekmeer punt 4 Boddenbroek punt 1 Boddenbroek punt 2 Boddenbroek punt 3 Aamsveen punt 1
X coordinaat 261 067 261 077 261 170 261 415 249 415 249 621 249 794 249 736 231 141 232 951 232 944 232 939 254 142 254 455 254 914 255 421 244 533 244 525 244 543 244 508
Details van Emissie Punt: Freriksen punt 1 (319) Volgnr. 1
Code A3
Type Jongvee
Aantal 7
Emissie 3.9
Totaal 27.3
- 58 -
Y coordinaat Depositie 467 292 0,91 467 301 0,91 467 246 0,90 467 112 0,88 464 148 2,07 464 202 2,07 463 463 1,87 463 249 1,84 475 727 0,96 477 378 1,29 477 349 1,29 477 545 1,30 477 234 3,31 477 341 3,15 477 246 2,96 477 436 2,76 469 585 14,46 469 560 14,25 469 572 14,30 469 494 14,38
0,40 0,40 0,40 4,00
Emissie 27 825 325 1 073 1 125 31 625 100 3 000 195 3 000 731 345 203 3 250 1 073 1 073 780
Details van Emissie Punt: Freriksen punt 3 (320) Volgnr. 1
Code D 3.100,1
Type Vleesvarkens
Aantal 423
Emissie 1.95
Totaal 824.85
Details van Emissie Punt: Freriksen punt 4 (321) Volgnr. 1 2
Code A 1.100,1 A3
Type Melkkoeien Vr Jongvee
Aantal 28 15
Emissie 9.5 3.9
Totaal 266 58.5
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 1 (329) Volgnr. 1
Code D 3.100.1
Type Vleesvarkens
Aantal 550
Emissie 1.95
Totaal 1072.5
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 2 (330) Volgnr. 1
Code E 3.100
Type Opfok vleeskuikenouderdieren
Aantal 4500
Emissie 0.25
Totaal 1125
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 6 (331) Volgnr. 1 2
Code K1 K2
Type paarden paarden
Aantal 5 3
Emissie 5 2.1
Totaal 25 6.3
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 7 (332) Volgnr. 1
Code A 4.100
Type vleeskalveren
Aantal 250
Emissie 2.5
Totaal 625
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 10 (333) Volgnr. 1
Code A 4.100
Type vleeskalveren
Aantal 40
Emissie 2.5
Totaal 100
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 11 (334) Volgnr. 1
Code E 3.100
Type Opfok vleeskuikenouderdieren
Aantal 12000
Emissie 0.25
Totaal 3000
Details van Emissie Punt: SHW14 punt 12 (335) Volgnr. 1
Code D 3.100.1
Type Vleesvarkens
Aantal 100
Emissie 1.95
Totaal 195
Details van Emissie Punt: SHW30 stal 2 (339) Volgnr. 1
Code E 3.100
Type Opfok vleeskuikenouderdieren
Aantal 12000
Emissie 0.25
Details van Emissie Punt: SHW30 stal 3c en 3d (340) Volgnr. 1
Code D 1.3.100
Type Gust/ Dr. Zeug
Aantal 215
Emissie 3.4
Totaal 731
Details van Emissie Punt: SHW30 Stal 3e, g, h (341) Volgnr. 1 2 3
Code D 1.2.100 D 3.100.1 D 2.100
Type Kraamzeug Opfokzeugen Beren
Aantal 60 5 1
Emissie 5.5 1.95 5.5
- 59 -
Totaal 330 9.75 5.5
Totaal 3000
Details van Emissie Punt: SHW30 gebouw 3a + 3b (382) Volgnr. 1
Code D 1.1.100.1
Type opfok biggen
Aantal 490
Emissie 0.415
Totaal 203.35
Details van Emissie Punt: Torendijk stal 1 (345) Volgnr. 1
Code E 3.100.1
Type Opfok vleeskuikenouderdieren
Aantal 13000
Emissie 0.25
Details van Emissie Punt: Torendijk stal 2 (346) Volgnr. 1
Code D 3.100.1
Type Vleesvarkens
Aantal 550
Emissie 1.95
Totaal 1072.5
Details van Emissie Punt: Torendijk stal 3 (347) Volgnr. 1
Code D 3.100.1
Type Vleesvarkens
Aantal 550
Emissie 1.95
Totaal 1072.5
Details van Emissie Punt: Suetersweg 15 punt 1 (350) Volgnr. 1
Code D 3.100.1
Type Vleesvarkens
Aantal 400
Emissie 1.95
- 60 -
Totaal 780
Totaal 3250
Berekening 5 Voorgenomen Alternatief
Naam van de berekening: berekening 5 Aanvraag Gemaakt op: 21-06-2012 12:24:01 Zwaartepunt X: 244,500 Y: 471,800 Cluster naam: R. Jannink Slaghekkenweg 14b Bentelo Berekende ruwheid: 0,25 m
Emissie Punten: Volgnr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
BronID Freriksen punt 4 Freriksen punt 5 SHW 14b punt 3 SHW 14b punt 4 SHW 14b punt 5 SHW 14b punt 6 SHW 14b punt 7 SHW 14b punt 10 SHW 14b punt 11 SHW 14b Punt 1 SHW 14b punt 9
X-coord. 243 759 243 767 244 707 244 725 244 744 244 711 244 721 244 706 244 693 244 677 244 622
Y-coord. 470 333 470 302 472 016 472 013 472 106 472 264 472 177 472 111 472 157 472 167 472 110
Hoogte 1,5 1,5 4,3 4,3 5,9 1,5 5,9 5,9 5,4 3,4 6,1
Gem.geb. hoogte 1,5 1,5 4,1 4,1 5,5 1,5 5,3 4,1 3,2 3,4 5,6
Diam. 0,5 0,5 4,3 4,3 2,0 0,5 1,8 1,4 0,8 0,5 4,5
Uittr. snelheid 0,40 4,00 4,00 4,00 0,40 0,40 0,40 0,40 4,00 4,00 1,53
Gevoelige locaties: Volgnummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Naam Aamsveen punt 1 Aamsveen punt 2 Aamsveen punt 3 Aamsveen punt 4 Buursezand en Haaksbergerveen punt 1 Buursezand en Haaksbergerveen punt 2 Buursezand en Haaksbergerveen punt 3 Buursezand en Haaksbergerveen punt 4 Borkeld punt 1 Borkeld punt 2 Borkeld punt 3 Borkeld punt 4 Lonnekmeer punt 1 Lonnekmeer punt 2 Lonnekmeer punt 3 Lonnekmeer punt 4 Boddenbroek punt 1 Boddenbroek punt 2 Boddenbroek punt 3 Engbertsdijkvenen 1 Engbertsdijkvenen 2 Engbertsdijkvenen 3 Sallandse Heuvelrug Punt 1 Sallandse Heuvelrug Punt 2 Sallandse Heuvelrug Punt 3 Sallandse Heuvelrug Punt 4 Sallandse Heuvelrug Punt 5 Boddenbroek punt 4
X coordinaat 261 067 261 077 261 170 261 415 249 415 249 621 249 794 249 736 231 141 232 951 232 944 232 939 254 142 254 455 254 914 255 421 244 533 244 525 244 543 242 019 241 819 241 730 228 265 227 473 227 734 228 464 227 749 244 508
Details van Emissie Punt: Freriksen punt 4 (352) Volgnr. 1
Code A 1.100,1
Type Melkkoeien
Aantal 40
Emissie 9.5 - 61 -
Totaal 380
Y coordinaat Depositie 467 292 0,75 467 301 0,75 467 246 0,74 467 112 0,73 464 148 1,74 464 202 1,73 463 463 1,56 463 249 1,53 475 727 0,81 477 378 1,19 477 349 1,18 477 545 1,20 477 234 2,55 477 341 2,44 477 246 2,30 477 436 2,15 469 585 13,55 469 560 13,33 469 572 13,43 495 698 0,60 496 307 0,57 500 123 0,46 483 201 0,68 483 521 0,64 484 187 0,64 483 668 0,68 484 190 0,65 469 494 12,81
Emissie 380 105 3 950 3 950 1 100 15 800 550 1 556 300 1 526
Details van Emissie Punt: Freriksen punt 5 (353) Volgnr. 1
Code A3
Type Vr. Jongvee
Aantal 27
Emissie 3.9
Totaal 105.3
Details van Emissie Punt: SHW 14b punt 3 (354) Volgnr. 1
Code E 3.8
Type Opfok Vleeskuikenouderdieren
Aantal 25000
Emissie 0.158
Totaal 3950
Details van Emissie Punt: SHW 14b punt 4 (355) Volgnr. 1
Code E 3.8
Type Opfok vleeskuikenouderdieren
Aantal 25000
Emissie 0.158
Totaal 3950
Details van Emissie Punt: SHW 14b punt 5 (356) Volgnr. 1
Code A 4.100
Type Rosékalveren
Aantal 440
Emissie 2.5
Totaal 1100
Details van Emissie Punt: SHW 14b punt 6 (357) Volgnr. 1
Code K1
Type Paarden
Aantal 3
Emissie 5
Totaal 15
Details van Emissie Punt: SHW 14b punt 7 (358) Volgnr. 1
Code A 4.100
Type Rosékalveren
Aantal 320
Emissie 2.5
Totaal 800
Details van Emissie Punt: SHW 14b punt 10 (359) Volgnr. 1
Code A 4.100
Type Rosékalveren
Aantal 220
Emissie 2.5
Totaal 550
Details van Emissie Punt: SHW 14b punt 11 (360) Volgnr. 1
Code E 3.8
Type Opfok vleeskuikenouderdieren
Aantal 9850
Emissie 0.158
Totaal 1556.3
Details van Emissie Punt: SHW 14b Punt 1 (377) Volgnr. 1
Code A 4.100
Type rosékalveren
Aantal 120
Emissie 2.5
Totaal 300
Details van Emissie Punt: SHW 14b punt 9 (378) Volgnr. 1
Code D 3.2.15.4.2
Type vleesvarkens LW
Aantal 2880
- 62 -
Emissie 0.53
Totaal 1526.4
Toelichting Aagro-Stacks berekeningen De uitree snelheid is aangepast naar 0,4 m/sec. De provincie hanteert 1 m/sec omdat zij ervan uitgaan dat de fout die destijds in de V-stacks module zat ook in de Aagro-Stacks module zit. De wijziging heeft geen invloed op de berekeningen. De berekening m.b.t. de intrekking van de varkens van Freriks is niet meer van toepassing De berekening moet door de provincie anders uitgevoerd worden. Alle betrokken bedrijven moeten in 1 model gezet worden. Hier ontstaan 5 berekeningen uit. Vergund ten tijde aanwijzing Vogelrichtlijngebied Engbertsdijkvenen te hanteren datum 10 juni 1994 Vergund ten tijde aanwijzing Vogelrichtlijngebied Sallandse Heuvelrug 24 maart 2000 Vergund 7 december 2004 (referentiedatum Crisis en Herstelwet) het wettelijk kader Werkelijk aantal dieren op 1 februari 2009 (het beleidskader De aangevraagde situatie.
Overzicht vergunningen. Vergunning Diercategorie
Emissiepunt (EP)
Rav code
Aantal NH³
Stalsysteem
NH³
dieren factor emissie
Kippen
3
E3.100
(groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 11.000 0,25 19 weken overige huisvestingssystemen
2750
Varkens
1
D1.2.100
kraamzeugen (incl. huisvestingssystemen
8,3
514,6
Varkens
2
D1.3.100
guste en dragende zeugen overige huisvestingssystemen, 142 groepshuisvesting
4,2
596,4
Varkens
1
D 2.100
beer
5,5
27,5
Varkens
1
vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, D3.100.1 opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking 5 overige 36 huisvestingssystemen hokoppervlak maximaal 0,8 m2
2,5
90
biggen
tot
spenen)
overige
62
5
Totaal
3978,5
Slaghekkenweg 30 vergunning 8 december 1998 (met luchtwasser) is niet gerealiseerd. Er wordt op onderliggende vergunning teruggevallen dd 29-4 -1980
- 63 -
Torendijk 7
vigerende vergunning dd 26 oktober 2009 Vleesvarkens D3.2.1.1
vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking 5 gedeeltelijk roostervloer gehele dierplaats onderkelderd zonder stankafsluiter hokoppervlak maximaal 0,8 m2 (BWL 2001.22)
3
Vleesvarkens
550
3
1.650
550
2,5
1.375
9.000
0,25
2.250
D3.100.1 vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking 5 overige huisvestingssystemen hokoppervlak maximaal 0,8 m2 2
Kippen
E3.100
(groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken overige huisvestingssystemen
1
Herten
25
Totaal
5.275
Door het niet in werking treden van de vergunning van 1998 dn de uitbreidingvergunning van 2004 wordt teruggevallen op de vergunde situatie van 11 november 1980 Torendijk 7
Vergunning dd 11 november 1980 (volgens Karin Arkink) Vleesvarkens D3.100.1 vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking 5 overige huisvestingssystemen hokoppervlak maximaal 0,8 m2 3
Vleesvarkens
550
2,5
1.375
550
2,5
1.375
9.000
0,25
2.250
D3.100.1 vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking 5 overige huisvestingssystemen hokoppervlak maximaal 0,8 m2 2
Kippen
E3.100
(groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken overige huisvestingssystemen
1
Totaal
5.000
- 64 -
Torendijk 7
Vergunning dd 11 november 1980 (volgens papieren gemeente) Vleesvarkens D3.100.1 vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking 5 overige huisvestingssystemen hokoppervlak maximaal 0,8 m2 2
Kippen
E 4.100
600
2,5
1.500
9.000
0,58
5.220
(groot-)ouderdieren van vleeskuikens Overige systemen
1 Totaal
6.720
Slaghekkenweg 14b vergunning 25-2-1986 Vleesvarkens
D3.100.1 vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking 5 overige huisvestingssystemen hokoppervlak maximaal 0,8 m2 870
Kippen
E3.100
2,5
2.175
(groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken overige huisvestingssystemen 11.000 0,25
2.750
Rundvee
A3
vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
28
3,9
109
Rundvee
A3
vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
57
3,9
222
Rundvee
A1.100.1 melk- en kalfkoeien ouder huisvestingssystemen beweiden
70
9,5
665
dan
2
jaar
overige
Totaal
5.921,50
Slaghekkenweg 14b vergunning 14-3-2000 Vleesvarkens
1 12(100)
D3.100.1 vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking 5 overige huisvestingssystemen hokoppervlak maximaal 0,8 m2 (550)
650
E3.100
Kippen
6 7 (20)
(28) A3
1.625
(groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken overige huisvestingssystemen
17 (10.000) 2 (3.140) Rundvee
2,5
13.140 0,25
3.285
48
187
vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
- 65 -
3,9
Rundvee
A1.100.1 melk- en kalfkoeien ouder huisvestingssystemen beweiden
dan
2
jaar
overige
7
Rundvee
A5 A6 10
9,5
570
10
2,5
25
30
7,2
216
vleesstierkalveren tot 6 maanden
10 Rundvee
60
vleesstieren en overig vleesvee van 6 tot 24 maanden (roodvleesproductie)
Totaal
5.908,20
Suetersweg 15 vergunning 15-11-1983 Vleesvarkens
D3.100.1 vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking 5 overige huisvestingssystemen hokoppervlak groter dan 0,8 m2
Vleesvarkens
180
2,5
450
220
3,5
770
D3.100.2 vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking 5 overige huisvestingssystemen hokoppervlak groter dan 0,8 m2
Totaal
1.220
Suetersweg 15 vergunning 8-12-1998 Vleesvarkens
D3.100.2 vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking 5 overige huisvestingssystemen hokoppervlak groter dan 0,8 m2 400
Fazanten
2,5
1.000
5
15
100
Paarden
K1
Volwassen paarden (3 jaar en ouder) 3
Totaal
1.015
Freriksen Bentelerhaarweg 2 vergunning 26-09-1989 Vleesvarkens
1 2 (220)
D3.100.1 vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking 5 overige huisvestingssystemen hokoppervlak maximaal 0,8 m2 (130)
350
- 66 -
2,5
875
Rundvee
A3
4
Rundvee
vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
A1.100.1 melk- en kalfkoeien ouder huisvestingssystemen beweiden
dan
2
jaar
25
3,9
98
35
9,5
333
overige
4
Totaal
1.305,00
Freriksen Bentelerhaarweg 2 vergunning 28-10-1997 Vleesvarkens
D3.100.1 vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking 5 overige huisvestingssystemen hokoppervlak maximaal 0,8 m2
3
Rundvee
1 4 (15)
(10) A3
Rundvee
391
2,5
977,5
25
3,9
98
35
9,5
333
vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
A1.100.1 melk- en kalfkoeien ouder huisvestingssystemen beweiden
dan
2
jaar
overige
4
Totaal
1.407,50
Freriksen Bentelerhaarweg 2 vergunning 28-10-1997 Vleesvarkens
D3.100.1 vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking 5 overige huisvestingssystemen hokoppervlak maximaal 0,8 m2
3
Rundvee
1 4 (15)
(10) A3
Rundvee
391
2,5
977,5
25
3,9
98
35
9,5
333
vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
A1.100.1 melk- en kalfkoeien ouder huisvestingssystemen beweiden
dan
2
jaar
overige
4
Totaal
1.407,50
Freriksen Bentelerhaarweg 2 vergunning 30 december 2011 rundvee
A7
fokstieren ov. Rundvee > 2jr
12
9,5
114,0
Rundvee
A3
vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
27
3,9
105
71
9,5
675
melk- en kalfkoeien ouder huisvestingssystemen beweiden Rundvee
A1.100.1
Totaal
dan
2
jaar
overige
893,80
- 67 -
na intrekking 31 melkkoeien en 12 stieren op 12 april 2012 vrouwelijk jongvee tot 2 jaar A3
Rundvee
melk- en kalfkoeien ouder huisvestingssystemen beweiden Rundvee
A1.100.1
Totaal
dan
2
jaar
27
3,9
105
40
9,5
380
overige
485,30
- 68 -
Bijlage IV Toelichting storingsfactoren habitattypen De effectenindicator van ministerie van EL&I geeft géén informatie over de daadwerkelijke schadelijke effecten van een activiteit noch over de significantie hiervan. De effectenindicator geeft enkel generieke informatie over mogelijke effecten van de activiteit. 1 Oppervlakteverlies Kenmerk: afname beschikbaar oppervlak leefgebied soorten en/of habitattypen. Interactie andere factoren: verlies van oppervlakte leidt tot verkleining en in sommige gevallen ook tot versnippering van het leefgebied (zie aldaar). Een kleiner gebied heeft bovendien meer te leiden van randinvloeden: vaak is de kwaliteit van het leefmilieu aan de rand minder goed dan in het centrum van het gebied. Op deze manier leidt verlies oppervlakte mogelijk ook tot een grotere gevoeligheid voor bijvoorbeeld verdroging, verzuring of vermesting. Werking: door afname van het beschikbare oppervlak neemt ook het aantal individuen van een soort af. Om duurzaam te kunnen voortbestaan moet elke soort uit een minimum aantal individuen bestaan; bij diersoorten wordt meestal van een minimum aantal paartjes (reproductieve eenheden) gesproken. Wanneer een populatie te klein wordt neemt de kans op uitsterven toe, zeker als deze populatie geen onderdeel uitmaakt van een samenhangend netwerk van leefgebieden. Bij een populatie die uit te weinig individuen bestaat, neemt ook de kans op inteelt toe en dus de genetische variatie af. Hierdoor wordt een populatie kwetsbaar voor veranderingen tengevolge van bijvoorbeeld predatie, extreme seizoensinvloeden of ziekten. Ook habitattypen kennen een ondergrens voor een duurzame oppervlakte. 2 Versnippering Kenmerk: van versnippering is sprake bij het uiteenvallen van het leefgebied van soorten. Interactie andere factoren: treedt op ten gevolge van verlies leefgebied of verandering in abiotische condities van het leefgebied. Kan leiden tot verandering in populatiedynamiek. Gevolg: als het leefgebied niet meer voldoende groot is voor een populatie, of individuen van één populatie kunnen de verschillende leefgebieden niet meer bereiken, neemt de duurzaamheid van de populatie af. Een gevolg kan zijn een verandering op in de soortensamenstelling en het ecosysteem. Soorten zijn in verschillende mate gevoelig voor de versnippering van hun leefgebied. Het meest gevoelig zijn soorten met een gering verspreidingsvermogen, soorten die zich over de grond bewegen en soorten met een grote oppervlaktebehoefte. Versnippering door barrières zoals wegen en spoorlijnen leidt mogelijk ook tot sterfte van individuen en kan zo effect hebben op de populatiesamenstelling. Bij versnippering moet men altijd goed rekening houden met het schaalniveau van het populatienetwerk. 3 Verzuring Kenmerk: Verzuring van bodem of water is een gevolg van de uitstoot (emissie) van vervuilende gassen door bijvoorbeeld fabrieken en (vracht)auto's. De uitstoot bevat onder andere zwaveldioxide (SO2), stikstofoxide (NOx), ammoniak (NH3) en vluchtige organische stoffen (VOS). Deze verzurende stoffen komen via lucht of water in de grond terecht en leiden aldus tot het zuurder worden van het biotische milieu. De belangrijkste bronnen van verzurende stoffen zijn de landbouw, het verkeer en de industrie. Interactie andere factoren: De effecten van verzurende stoffen zijn niet altijd te scheiden van die van vermestende stoffen, omdat een deel van de verzurende stoffen ook vermestend werkt (aanvoer van stikstof). Gevolg: Verzuring leidt tot een directe of indirecte afname van de buffercapaciteit (het neutralisatievermogen) van bodem of water. Op termijn resulteert dit proces in een daling van de zuurgraad. Hierdoor zullen voor verzuring gevoelige soorten verdwijnen, wat kan resulteren in een verandering van het habitattype en daarmee mogelijk het verdwijnen van typische (dier)soorten. 4 Vermesting Kenmerk: Vermesting is de 'verrijking' van ecosystemen met name stikstof en fosfaat. Het kan gaan om aanvoer door de lucht (droge en natte neerslag van ammoniak en stikstofoxiden) of nitraat- en fosfaataanvoer door het oppervlaktewater. Interactie andere factoren: stoffen die leiden tot vermesting kunnen ook leiden tot verzuring. Vermesting (en verzuring) kunnen op hun beurt leiden tot verontreiniging van het oppervlakte- en grondwater. Gevolg: De groei in veel natuurlijke landecosystemen zoals bossen, vennen en heidevelden worden gelimiteerd door de beschikbaarheid van stikstof. Het gevolg van stikstof depositie is dat deze extra stikstof extra groei geeft. Daarbij is de beschikbaarheid van stikstof bepalend voor de concurrentieverhoudingen tussen de
- 69 -
plantensoorten. Als de stikstofdepositie boven een bepaald kritisch niveau komt, neemt een beperkt aantal plantensoorten sterk toe ten koste van meerdere andere. Hierdoor neemt de biodiversiteit af. 7 Verontreiniging Kenmerk: Er is sprake van verontreiniging als er verhoogde concentraties van stoffen in een gebied voorkomen, welke stoffen onder natuurlijke omstandigheden niet of in zeer lage concentraties aanwezig zijn. Bij verontreiniging is sprake van een zeer brede groep van ecosysteem/gebiedsvreemde stoffen: organische verbindingen, zware metalen, schadelijke stoffen die ontstaan door verbranding of productieprocessen, straling (radioactief en niet radioactief), geneesmiddelen, endocrien werkende stoffen etc. Deze stoffen werken in op de bodem, grondwater, lucht. Interactie andere factoren: geen directe interactie met andere factoren. Wel kan verontreiniging als gevolg van andere factoren optreden. Gevolg: Vrijwel alle soorten en habitattypen reageren op verontreiniging. De ecologische effecten uiten zich in het verdwijnen van soorten en/of het beïnvloeden van gevoelige ecologische processen. Deze beïnvloeding kan direct plaatsvinden maar ook indirect via een opeenvolging van ecologische interacties. Bovendien kan verontreiniging zich pas vele jaren/decennia later manifesteren. De gevolgen van verontreiniging zijn divers en complex. In het algemeen kan gesteld worden dat aquatische habitattypen en soorten gevoeliger zijn dan terrestrische systemen. Ook geldt dat soorten in de top van de voedselpiramide, als gevolg van accumulatie, van verontreinigingen gevoeliger zijn. Echter, afhankelijk van de concentratie en duur van de verontreiniging zijn alle habitattypen en soorten gevoelig en kan verontreiniging leiden tot verandering van de soortensamenstelling. 8 Verdroging Kenmerk: Verdroging uit zich in lagere grondwaterstanden en/of afnemende kwel. De actuele grondwaterstand is zo lager dan de gewenste/benodigde grondwaterstand. Interactie andere factoren: verdroging kan tevens leiden tot verzilting. Door verdroging neemt ook de doorluchting van de bodem toe waardoor meer organisch materiaal wordt afgebroken. Op deze wijze leidt verdroging tevens tot vermesting. Er zijn ook gebieden waar verdroging kan optreden zonder dat de grondwaterstand in de ondiepe bodem daalt. Het gaat daarbij om gebieden waar van oudsher grondwater omhoogkomt. Dit water heet kwelwater. Kwelwater is water dat elders in de bodem is geïnfiltreerd en dat naar het laagste punt in het landschap stroomt. Kwelwater heeft dikwijls een bijzondere samenstelling: het is rijk aan ijzer en calcium, arm aan voedingsstoffen en niet zuur, maar gebufferd. Schade aan de natuur die veroorzaakt wordt door een afname of het verdwijnen van kwelwater en het vervangen van dit type water met gebiedsvreemd water, noemen we ook verdroging. Gevolg: de verandering in grondwaterstand en soms ook kwaliteit van het grondwater leidt tot een verandering in de soortensamenstelling en op lange termijn van het habitattype. 9 Verstoring door geluid Kenmerk: verstoring door onnatuurlijke geluidsbronnen; permanent zoals geluid wegverkeer danwel tijdelijk zoals geluidsbelasting bij evenementen. Geluid is een hoorbare trilling, gekenmerkt door geluidsdruk en frequentie. Interactie andere factoren: Treedt vaak samen met visuele verstoring op door bijv. vlieg- en autoverkeer, manifestaties etc. Gevolg: Logischerwijs zijn alleen diersoorten gevoelig voor direct effecten van geluid. Geluid sec is een belangrijke factor in de verstoring van fauna. De verstoring door geluid wordt beïnvloed door het achtergrondgeluid en de duur, frequentie en sterkte van de geluidsbron zelf. Geluidsbelasting kan leiden tot stress en/of vluchtgedrag van individuen. Dit kan vervolgens weer leiden tot het verlaten van het leefgebied of bijvoorbeeld een afname van het reproductieproces. In bepaalde gevallen kan ook gewenning optreden, in het bijzonder bij continu geluid. Voor zeezoogdieren en vogels is in bepaalde gevallen deze dosis-effect relatie goed gekwantificeerd. 10 Verstoring door licht Kenmerk: verstoring door kunstmatige lichtbronnen, zoals licht uit woonwijken en industrieterreinen, glastuinbouw etc. Interactie andere factoren: geen? Gevolg: Kunstmatige verlichting van de nachtelijke omgeving kan tot verstoring van het normale gedrag van soorten leiden. Naar mogelijke effecten is nog vrij weinig onderzoek gedaan. Veel kennis gaat daarom nog niet verder dan het kwalitatief signaleren van risico’s. Met name schemer- en nachtactieve dieren kunnen last hebben van verstoring door licht, doordat zij juist aangetrokken worden of verdreven door de lichtbron. Hierdoor raakt bijvoorbeeld hun ritme ontregeld of verlichte delen van het leefgebied worden vermeden.
- 70 -
11 Bewuste verandering soortensamenstelling Kenmerk: Er is sprake van bewust ingrijpen in de natuur door herintroductie van soorten, introductie van exoten, uitzetten van vis, inzaaien van genetisch gemodificeerde organismen etc. Interactie andere factoren: heeft met name direct invloed op de factor ‘verandering in populatiedynamiek’. Gevolg: Er treedt concurrentie op in voedselbeschikbaarheid, nestgelegenheid etc. Deze concurrentie kan leiden tot het verdringen (opvullen van de niche) van de oorspronkelijke soorten. Ook kunnen soorten verdwijnen door predatie van de geïntroduceerde soort. Hierdoor kunnen relaties binnen het ecosysteem worden verstoord.
- 71 -
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Bijlage 6
Milieutekening
Aanvulling op het milieueffectrapport
49
EP oppervlak 28,56m2 EP oppervlak 28,56m2
EP oppervlak 28,56m2
45 00 +
EP hoogte 4000+
EP hoogte 3411+
bovenzijde open
2200+
EP hoogte 4000+
EP hoogte 4000+
ventilator stofkap
Peil =0
300+ 0+
1500 -
ventilator
3000
doorsnede 3c-4c
doorsnede 1-1
stal 3
Zuidgevel
stal 4 45000
6400 +
6033+
6033+
4200+
3000 +
4200+ AA
T
3000 + 2200+
Q
Q
T
Q
Q
Q
inlaatventiel
peil =0
peil =0
AA
T
inlaatventiel
Q
T
Q
2200+
Q
inlaatventiel
inlaatventiel
0+
0+
1400 0
6400 +
Kuilvoerplaat
2x warmtewisselaar
Fictieve diameter centraal emissiepunt 1,96m1 EP hoogte 6400+
doorsnede 4-4
doorsnede 3-3 Fictieve diameter centraal emissiepunt 1,79m1 EP hoogte 6400+
8500 +
7445+ b.k nok DDN01C 02170G0000
800
800
800
800
800
800
800
800
in kopgevel
3050+
2400 +
lichtstraat + daglichtventiel
lichtstraat + daglichtventiel
800
3050+
inlaatventiel
inlaatventiel
13
p eil =0
0+
0+
1600 2160-/-
doorsnede 6-6
doorsnede 5-5
5224
in kopgevel
800
2000
800
11a 800
EP hoogte 5600+
800
EP hoogte 5600+
800
800
8071+ b.k nok
DDN01C 02139G0000
2160-/-
6000
doorsnede 2a-2a
doorsnede 2-2
Kuilvoerplaat
14-14a
doorsnede 7-7 25 00
retentievijver 410 m3
6000
10a
Kuilvoerplaat
14b
DDN01C 01994G0000
DDN01C 01782G0000
100
300
790 0
6850
300
23400
2
1
2a 26.84
D
J
O
DDN01C 02008G0000
17.57
2160-/-
doorsnede 11-11
doorsnede 12-12
18
15000
14400
P
P
P
P
P
P
voederruimte
strooiselopslag
B AA
82,4 m1 x 14,4 m1 = 1186,56 m2. Dierenverblijf. 9850 st / 1186,56m2 = >8,3 dieren/m2 en < 11,1 dieren/m2.
300
entree
11
mv 10ton
A
B P
P
9850 (groot) ouderdieren van vleeskuikens in opfok < 19 weken e 3.8 / BLW 2010.13.V2
stalen container hygienesluis 2.5x12m
AA
B
P
P
18
AA
B
AA
B P
C gas en electrakast
AA
B P
5 circulatieventilatoren. a 6.000m3/h. 30.000m3/1186,56 m2 staloppervlak is > 23m3/m2. Onderlinge afstand circulatieventilatoren is <20m1.
-11-100
82400
87400 87988
4200
300
99600
aantal luchtinlaatventielen ntb
19200
300
100.00
T1
12
-12 210
245 80
5716
300
-15U
13000
13600
100 42 00
100
-6 -
280 0
4200
3500
3.18
retentievijver 410 m3
U
AA
17
Z
2
Y
1
U
14
ventilator
0,37
T
4
ventilator
0,75
warmtewisselaar
1,2
circulatie0,7 ventilator afzuig- inblaas 1,5 ventilator diam 0,82m mobiele noodstroomaggregaat - Middels- 45kva - Aftakas trekker aangedreven
70 172
T
S
3c
30 0
10
-10-
ot
nt
re lve
lee
8m
A4
ska
3500
0V
32
Q P
P
wasmachine portaal droger / opslag
F A
A
mv mv silo 15ton silo 15ton
AB
douche
spoelwater opslag 20m3 mv mv silo 15ton silo 15ton
AB
4
A
douche
water opslag 20m3
kantine gang
45000
12400
8000
8200
Capaciteit per warmtewisselaar. Minimaal 8.750 m3.volgens leaflet BWL 2010.13.V2. Voorgenomen plaatsing 22.300 m3. per warmtewisselaar.
w.c.
sp
F
bedrijfswoning 14b
-16-
sp
sp
sp
sp
-7-
bergruimte
4250
200
F
garage / ber ging 10044
-14-
luchtinlaatventielen in gevel
technische ruimte
A
8 000
p.p.
A
mv 4ton
J K S
L
5
9906
douche w.c.
aantal luchtinlaatventielen ntb
sp
G H I
douche
4670
overheaddeur
200
aantal luchtinlaatventielen ntb
3
12486
3500
F
17566
sp
sp
-3- 5100
sp
sp
sp
sp
4500
6 circulatieventilatoren. a 10.000m3/h. 60.000m3/2450,16 m2 staloppervlak is > 23m3/m2. Onderlinge afstand circulatieventilatoren is <20m1.
99,6 m1 x 24,6 m1 = 2450,16 m2. Dierenverblijf. 25.000 st / 2450,16m2 = >8,3 dieren/m2 en < 11,1 dieren/m2.
overheaddeur
P
P
P
voergang
16
bedrijfswoning
beton
metselwerk
riet
15
berging
beton
damwand
golfplaten
14
garage/berging
beton
metselwerk
riet
12
werktuigenberging
beton
damwand
3300/3800+
golfplaten
5400+
11
pluimveestal
beton
metselwerk
2200+
golfplaten
4500+
groot ouderdieren van vleeskuikens in opfok 9850 <19 weken
9850
e3.8
10
kalverstal
beton
metselwerk/ betonpaneel
3050+
golfplaten
5661+
vleeskalveren <8mnd 100
100
a4.100
2950+
BWL 2010.13.V2 190m3 vaste mest
7
kalverstal
beton
betonpaneel
3050+
golfplaten
7445+
6
paardenstal / opslag machineberging
beton
metselwerk
2400+
dakpannen
8500+
5
kalverstal
beton
betonpaneel
3050+
golfplaten
8071+
4
pluimveestal
beton
betonpaneel
2200+
golfplaten
6033+
3
pluimveestal
beton
betonpaneel
2200+
golfplaten
6033+
2
kippenstal/werktuigenberging beton
metselwerk
3000+
golfplaten
6400+
1
kalverstal
beton
metselwerk
2200+
golplaten
4500+
Vloerkonstruktie
Wandkonstruktie
Muurpl. hoogte
Dakkonstruktie
Nokhoogte
Nr. Benaming
vleeskalveren <8mnd 320 volwassen paarden>3jr
3
vleeskalveren <8mnd 440 groot ouderdieren van vleeskuikens in opfok 25000 <19 weken groot ouderdieren van vleeskuikens in opfok 25000 <19 weken
vleeskalveren <8mnd
Soort dieren
120
Q AA
AA
AA
AA
AA
AA
U U
4250
en ver 00 l a sk .1 lee . A 4 V d 0 n 44 8 m tot
U
U
25.000 (groot) ouderdieren van vleeskuikens in opfok < 19 wekenE 3.8 / BLW 2010.13.V2
T Q
99,6 m1 x 24,6 m1 = 2450,16 m2. Dierenverblijf. 25.000 st / 2450,16m2 = >8,3 dieren/m2 en < 11,1 dieren/m2.
sp
voergang
T1
sp
-4-
luchtinlaatventielen in gevel
p.p.
aantal luchtinlaatventielen ntb 15006
afvoer spoelwater naar kelder stal 5
Q
8
ventilatoren
1,1
P
20
espo kappen
0,4
O
1
tractor
52,0
N
1
tractor
66,0
L
1
hogedrukreiniger
5,0
K
1
geneesmiddelenkast 20kg TL buizen
I
1
pomp
1,1
1
boiler 115liter
2,0
H
3
k1
210m3
G
440
a4.100
2715m3
F
25000
e3.8
BWL 2010.13.V2
375m3 vaste mest
D
25000
e3.8
BWL 2010.13.V2
375m3 vaste mest 40m3 spoelwater
C
1
B
11
ventilator
0,5
A
5
voervijzel
0,5
a4.100
860m3
reinigingsmiddelen boven lekbak 4
afzuig- inblaasventilator diam 1,01m
2,2
landbouwplastic kadaverkoeling 0,6kg 0,68
Aantal RAVcode BWLnr Cap.mestopslag Nr. St. Benaming te houden Huisvestingssysteem
kW
RENVOOI MOTOREN
5
54696
55096
-5-
Benaming
Aantal
Capaciteit
ventilator
37
divers, zie renvooi motoren
brandblusser
3
PG 12
gaskachel
4
0,4
dieselolietank
1
1200 liter in lekbak
CV
1
32 kW
sp
schrobputje
M1
motorolieopslag
1
100 liter boven opvangbak
T2
dieselolietank
1
2000 liter in lekbak
4000
spoelplaats
2500
200
4
Pict.
4250
sp
6 circulatieventilatoren. a 10.000m3/h. 60.000m3/2450,16 m2 staloppervlak is > 23m3/m2. Onderlinge afstand circulatieventilatoren is <20m1. sp
sp
sp
4670
P
P
P
P
P
0,15
1175m3
RENVOOI PICTOGRAMMEN
overheaddeur
24600
25000
stofkap
100
26840
T
U
overheaddeur
Q
pomp dieselolie
U 6 ventilatoren in kopgevel
4250
P
P
P
P
2
a4.100
RENVOOI STALLEN P
R
320
120
Aantal plaatsen
bestrijdingsmiddelen 15kg
J
720m3
6000
Q
.10
. nd
23400
AA 25.000 (groot) ouderdieren van vleeskuikens in opfok < 19 wekenE 3.8 / BLW 2010.13.V2
AA
AA
AA
AA
AA
3500
24600
24800
0
Q
4c Q
3
100 Vleeskalveren tot 8 mnd. A 4.100
Q
T stofkap
AB
300
4500
P
P
500 300
3 ventilatoren U in kopgevel
6
berging
P
P
P
ng
R
200 sp
3000
3000
sp
sp
sp
sp
sp
15.01
180 00
6
100
10
19800
12000
M1
210
5998
3
200
W erk tuigenber ging
300
4500
100000 200
300 2 700 30 0 4150 100
doorsnede 10-10
12
3400 30 0
warmtewisselaar
340 0
Z
100
Z
Ambt Delden C 1782, 2008, 2140 1:2000
34 00
peil = 0
: : : :
300
peil =0
0+
AB
11
opslag / machine
2200 +
AA
9940
inlaatventiel
Kadastrale gemeente Sektie Perceelnummer Schaal
100 00
inlaatventiel
Capaciteit warmtewisselaar. Minimaal 3.448 m3.volgens leaflet BWL 2010.13.V2. Voorgenomen plaatsing 9.400 m3.
-2-
210
3800+ 3300+
3050+
3 ventilatoren
58.00
SITUATIE:
9790
4500 +
800
2
1800
1100
30 0 2700 300
800
mv 6 ton
mv 8 ton
2a
4150
1100
300
800
5400+
17000 mv A 8 ton
6753
5661+ b.k. nok
-1-
2900
10 0
6 000
1
Y
8000
entr ee, electra
EP hoogte 5433+
100
DDN01C 02140G0000
grens van
T2
R
2900
Fictieve diameter centraal emissiepunt 1,39 m1 EP hoogte 4100+
Werktuigenberging hooib ouw werktuigen ploeg giertank
Werktuigenberging
Kalv 120
voergang
Werktuigenberging
17100
100 A 4. eren
15000
12000
N
55.10
werktuigenberging / opslag
290m3 mengvoer
erfverharding
100
16 900
de inrichti
30 0
1800 0
7600
100
100
7600
3400
10 0
100
7600
3400
7600
en >3jr k1
100
76 00
3 volwassen paard
100
7600
berging
300
Pompput 10000
Hendrix UTD B.V.
Projectleider:
Team Huisvesting en Vergunningen Postbus 1 NL- 5830 MA Boxmeer tel.: 0485 - 589911
email:
[email protected] Tel: 06-46393301 fax: 0485-583804
Huub Bruggink
email:
[email protected]
BEDRIJFSGEGEVENS Aard van de inrichting:
Agrarisch bedrijf
Behorende bij de aanvraag vergunning wet milieubeheer van:
R. Jannink Slaghekkenweg 14b 7497 NB Bentelo
Adres van de inrichting:
Slaghekkenweg 14a + 14b 7497 NB Bentelo Tel.: 0547-292655
Tek.nr.: Blad: Schaal: Get: Datum:
M-30100 1-1 1:200 J. van 't Erve 23-06-2011
(Rundveehouderij annex Pluimveehouderij)
Gewijzigd: A B C D
09-08-2012 10-09-2012 12-10-2012 18-10-2012
Par: H.B. J.v.E. J.v.E. J.v.E.
Handtekening aanvrager
d.d.
20 Hendrix UTD
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Bijlage 7
Situaties o.b.v. normen besluit huisvesting
Aanvulling op het milieueffectrapport
50
Aanvulling plan-/besluit m.e.r.: rundvee-, pluimvee-, en varkenshouderij R. Jannink Slaghekkenweg 14-14a-14b te Bentelo
Aanvulling op het milieueffectrapport
51