Beschouw de wijk (weer) als potentiële community Jerphaas Donner April 2014
Het concept van communities kan antwoord geven op de behoefte van burgers en gemeentes om het eigenaarschap over de wijk meer bij de bewoners te laten. De bewoners vragen erom vanuit de behoefte aan meer zeggenschap over de eigen omgeving en inzet van eigen sociaal kapitaal en de gemeenten willen om verschillende redenen graag taken afstoten. Niet alleen vanuit bezuiniging, ook het denken over de rol van de overheid is aan het veranderen, zeker bij die overheid zelf. Uit deze twee bewegingen zou toch iets moois moeten kunnen ontstaan. Het opvatten van de wijk als community door zowel bewoners als overheid, biedt daarbij interessante mogelijkheden. Kernwaarden Vraag een willekeurige burger wat hij of zij belangrijk vindt en je komt op vijf kernwaarden uit: bestaanszekerheid, gezondheid, veiligheid, sociale verbondenheid en een prettige leefomgeving. Voor drie van deze vijf kernwaarden is de wijk het niveau waarin ze al dan niet vervuld worden. Lange tijd hebben we het initiatief voor en de handhaving van die waarden aan de overheid gelaten, waarbij de burger recht had op inspraak. Toch lijkt de burger daar langzamerhand geen genoegen meer mee te nemen. Bij de onlangs georganiseerde burgertop waaraan 600 inwoners van Amersfoort deelnamen was de boodschap: “Geef ons een bezem, we vegen zelf wel”. Inwoners willen zich weer eigenaar voelen van hun omgeving en hebben daar ook tijd en mogelijk geld voor over. Het is makkelijker gezegd dan gedaan. Hoe verbeter je de veiligheid in de Amersfoortse wijken waar meer wordt ingebroken dan waar ook in Nederland? Realiseren die burgers zich hoeveel tijd, geld en moeite het kost om een verouderde wijk te herstructureren? En wie is verantwoordelijk als het mis gaat? Juist, diezelfde overheid. Tijd, capaciteit en trek in verantwoordelijkheid Het zijn allemaal terechte twijfels over de capaciteit die de bewoners van een wijk kunnen opbrengen. In de meer welgestelde wijken zal het nog wel gaan, maar hoe zit het in de achterstandswijken, of in de villawijk waar bewoners hun schaapjes op het droge hebben? Uit mijn betrokkenheid bij een bewonersinitiatief in de Amersfoortse wijk Kruiskamp weet ik dat zoiets alleen kans van slagen heeft als enkele bewoners zich er bijna dag en nacht voor inzetten en dan nóg worden geconfronteerd met ingegooide ramen. Je moet wel over veel tijd en een dikke huid beschikken om zo’n initiatief tot een succes te maken. Naast tijd heb je doorzettingsvermogen en sociale vaardigheden nodig die in geen verhouding staan tot het vaak ontbrekende salaris. Niet zelden moet je op één dag een vrijwilliger begeleiden, de boekhouding regelen, gebruikers van je initiatief te woord staan, de wc’s schoonmaken
1
BureauDonner April 2014
en een gesprek voeren met de wethouder. Naast een forse werklust vereist dat de vaardigheid om goed te kunnen schakelen. Velen die wel over de tijd en capaciteit beschikken zullen terugschrikken voor de verantwoordelijkheden die het met zich meebrengt. Anderzijds is de beloning groot. Je wordt gewaardeerd in de wijk, brengt dingen in gang en werkt mee aan een positieve ontwikkeling die je onder je handen ziet groeien. Dat is niet heel veel mensen gegeven die zich dagelijks naar hun betaalde baan begeven. Eigenaarschap We willen zelf vegen, maar daar staan investeringen in tijd, capaciteit en trek in verantwoordelijkheid tegenover. Of die er is in een wijk en ook kan worden ingezet, hangt in grote mate af van de bewoners zelf. Je kunt niet ineens van bewoners verwachten dat ze de taken van de overheid overnemen en van de overheid niet dat ze ineens alles uit de handen laat vallen. Een wijk is geen organisatie en iedere wijk is anders waardoor er ook geen vastomlijnd beleid kan worden geformuleerd. De VNG zegt daarover in haar jaarbericht 2013: “ Maatschappelijke initiatieven zouden vaker aanleiding voor experimenten moeten zijn waarbij de gemeentes hun vermogen tot improviseren en kunnen versterken.” Die initiatieven zelf zijn, in de geest van de tijd, vaak wars van betutteling en willen de gemeente hooguit zien als samenwerkingspartner. Tussen burgers en gemeente ontstaat als vanzelf een spel van geven en nemen waarin nog van alles mis kan gaan. Zo kan een toezegging voor tijdelijk gebruik van een stuk grond na een aantal jaren voor bewoners een blijvende status krijgen terwijl de gemeente er samen met een projectontwikkelaar op een dag de ontwikkelingsplannen wil gaan realiseren. Hoe langer het tijdelijke, hoe groter het conflict dat daaruit kan ontstaan. Een ander voorbeeld is een groep burgers die een stuk natuur beheren, er een bankje willen plaatsen, waarvoor de gemeente vervolgens 1500 euro leges vraagt in verband met de vergunning. Het is in ieder geval duidelijk dat veel van de huidige regelgeving en beleid niet altijd is toegesneden op het gewenste eigenaarschap van de burger. De wijk als community Eigenaarschap, capaciteit en het trek hebben in verantwoordelijkheid zijn sterk verbonden met het begrip communities. Een begrip dat in de loop der tijd in verschillende gedaanten is opgedoken maar steeds rond hetzelfde idee: samen iets voor elkaar krijgen door het benutten en combineren van individuele capaciteiten en het gebruik van sociaal kapitaal. Rond 1960 ontwikkelden organisaties in de Verenigde Staten voor het eerst community development programma’s. Zij wilden met kennis en methoden uit het bedrijfsleven de samenleving versterken. Vanuit die gedachte zijn veel verschillende methodieken ontwikkeld die in het sociale werk en de internationale samenwerking worden gebruikt. Doel van community development projecten was veelal de bevordering van de gemeenschap(szin) door burgerparticipatie. Die bevordering werd in die tijd vooral geïnitieerd vanuit de professionals. De community was de betreffende buurt of wijk die door diezelfde professionals werd ontwikkeld. Community betekent zoveel als ‘samenleving, gedeeld bij allen of velen’ en komt van comunité (Frans) dat weer van het latijnse communitatem stamt. In de middeleeuwen werd het woord gebruikt voor mensen uit hetzelfde dorp of dezelfde stad. In het oud engels werd het woord gemænscipe gebruikt dat sterkt lijkt op het Nederlandse gemeenschap en het Duitse Gemeinschaft. Het gaat dus over iets dat je samen doet, bijvoorbeeld -leven, -werken, -
2
BureauDonner April 2014
ontwikkelen, -uitwisselen en leren. Maar er is meer. Bij een community gaat het ook om de manier waarop de deelnemers dat doen. Community expert Jona Bacon verwoordt het als volgt: “Een community is een verzameling mensen(of dieren) in dezelfde omgeving met een vorm van interactie. Het is niet de groep die bepalend is voor de community maar de interactie en het gevoel er onderdeel van te zijn dat daaruit voortkomt. Dit gevoel wordt gegenereerd door een specifieke vorm van economie: de sociale economie.” (Bacon, 2013) Na de community developers volgden de open source communities op internet waarna ook het bedrijfsleven het belang van communities ontdekte. Een community rond een product of lifestyle kan de loyaliteit van klanten versterken. Soms beginnen klanten een community omdat ze dol zijn op een product, bijvoorbeeld Coca cola of in Nederland de fanpage van de Action winkels op facebook. Als een buurthuiswerker, een marketing manager, iemand uit de ontwikkelings-samenwerking en een computerprogrammeur over hun werk binnen communities praten zal er allicht spraakverwarring optreden. De één heeft het over zijn werk in het buurthuis, de ander over zijn klanten, de derde over een dorpsproject in Tanzania en de vierde over zijn nerd-vrienden op het internet. Paradoxaal genoeg vertonen deze ver van elkaar liggende werelden sterke overeenkomsten. Wat je wel ziet is dat de community developpers in de jaren zestig sterk sturend waren en de communities op internet een interne sturing kenden met een afkeer van hiërarchie en traditionele structuren. Met name dat laatste maakt het, mede door de internet communities vernieuwde, concept interessant voor wijken waar burgerinitiatieven ontstaan. Zoals Maarten Hajer in zijn rapport over de energieke samenleving zegt is er sprake van:” ..een samenleving van mondige burgers en met een ongekende reactiesnelheid, leervermogen en creativiteit.” (Hajer, 2011) Die burgers heben niet zoveel zin in iemand die ze vertelt hoe het moet, die bijeenkomsten voor ze organiseert of ze helpt bij het opbouwen van de wijk. Dat kunnen burgers heel goed zelf. Daarmee is niet gezegd dat ze helemaal geen behoefte hebben aan ondersteuning. Er wordt nog steeds om een bezem gevraagd, maar wat daarmee gebeurt bepaalt men liever zelf. Communities falen zonder onderhoud De spontaniteit en het min of meer anarchistisch, organische karakter van de eerste online communities heeft inmiddels plaats gemaakt voor een bepaalde vorm van organisatie en management. Dit, vanuit de ervaring dat communities zonder onderhoud geen lang leven beschoren is. Achter iedere succesvolle community staan ‘moderators’ die zich met hart en ziel en heel veel tijd inzetten voor het succes ervan. Vergelijkbaar met de vrijwilligers die zich dag en nacht voor een buurtonderneming inzetten. Angela Connor die zelf ooit een online community voor haar buurt opzette, (Connor, 2009) beschrijft waarom de meeste communities falen: “..Communities falen als niemand zich bekommert om het onderhoud, wanneer een community wordt verwaarloosd en als vanzelfsprekend wordt beschouwd dat nieuwe deelnemer blijven komen en bestaande blijven, als het uithoudingsvermogen nodig voor succes wordt onderschat en verkeerd begrepen.” Het mooie van communities is dat je ze zodanig moet modereren dat de deelnemers zich gerespecteerd en gewaardeerd voelen en de ruimte krijgen om hun bijdrage te leveren. In het
3
BureauDonner April 2014
vrijwilligersmanagement zegt men: vrijwilligers stemmen met hun voeten. Als het niet bevalt of mensen gefrustreerd raken vertrekken ze. Dit stelt hoge eisen aan de moderators en maakt community management tot een vak apart. Net als in de paragraaf over burgerinitiatieven vereist het tijd, capaciteit en trek in verantwoordelijkheid. Maar ook, bescheidenheid, openheid en het niet de ander de wet willen voorschrijven. Er deel van willen zijn (A sense of belonging) De kern van communities ligt volgens Bacon in de ‘sense of belonging’ van deelnemers aan de community. Andere schrijvers, die zich meer met netwerken hebben bezig gehouden, beschrijven het als een ‘betekenisvolle relatie’ (Eugenius, 2005) of de ‘Spirit of Goodwill’ (Dore, 1983). Het gaat om een verbinding die verder gaat dan een gezond eigenbelang. Je voelt je ook thuis bij een community en krijgt er waardering voor je bijdrage. Je laat elkaar ook niet zomaar los. Dat is wat Dore bedoelt met de ‘Spirit of goodwill’. Hij refereert hiermee aan netwerken van bedrijven in Japan. Het duurt heel lang voor ondernemers elkaar vertrouwen geven maar als dat eenmaal is bereikt zullen ze elkaar ook niet snel meer loslaten, ook niet als een concurrent het product goedkoper aanbiedt. Men gaat dan eerder met elkaar in gesprek dan direct over te stappen naar de concurrent. Wenger (Wenger, 2011) bevestigt Bacons opvatting met de stelling dat het bij communities vooral gaat om een gezamenlijke identiteit en waarde ontwikkeling. De redenen om bij een community te willen behoren kunnen verschillen. Communities kunnen deelnemers de mogelijkheid bieden om deel te nemen aan een wereldwijd programma of juist een ruilsysteem in buurt. Er kan een direct belang zijn omdat de community kennis en contacten genereert die in je werk van pas kunnen komen. Vaak gaat het ook om het opkomen voor je rechten, het nastreven van idealen of het beleven van religie samen met gelijkgezinden. Het deel zijn van een wijkcommunity kan voor de bewoners om verschillende redenen belangrijk zijn maar zal zeker te maken hebben met de eerder genoemde kernwaarden, veiligheid, sociale verbondenheid en een prettige leefomgeving. Sociaal kapitaal Bacon noemt sociaal kapitaal als belangrijkste element van de sociale economie in communities. Sociaal kapitaal werd voor het eerst gebruikt door schooldirecteur L. J. Hanifan in Virginia in de Verenigde Staten. Hij beschreef sociaal kapitaal als "de belangrijkste elementen in het dagelijks leven van mensen: goodwill, vriendschap, sympathie en gemeenschapszin tussen de individuen en gezinnen die deel uitmaken van een sociale eenheid .... " (Putman, 2000). Het begrip heeft zich verder ontwikkeld tot datgene wat je kan, zou willen delen, en waar anderen iets aan kunnen hebben. Een mooi voorbeeld waar sociaal kapitaal daadwerkelijk als ruilmiddel functioneert in Nederland is Seats2meet (S2M). Op veel plaatsen is een S2M locatie waar je kan vergaderen en werken. De zalen worden verhuurd voor geld maar de werkplekken voor sociaal kapitaal. Wie in een van de ruimtes van S2M gaat werken betaalt geen geld maar maakt zijn of haar kwaliteiten bekend via een website en is bereid die te delen met anderen. Als je er binnen loopt krijg je meteen het gevoel ergens onderdeel van te zijn. De bedenker van het concept streeft naar een situatie waarin serendipity mogelijk wordt: de toevallige ontmoeting waaruit nieuwe ideeën en contacten ontstaan en waarvan
4
BureauDonner April 2014
je achteraf denkt: “Toen was ik op het juiste moment op de juiste plaats”(Olma, 2012). Een gelijksoortig fenomeen kun je je voorstellen in ontmoetingsplaatsen in een wijk. Door de toevallige ontmoeting kunnen ineens verbanden en initiatieven ontstaan. Er is in de wijken ook veel stil sociaal kapitaal. Mensen met capaciteiten die niet tot hun recht komen omdat ze geen betaald werk hebben, gepensioneerd zijn, een beperking hebben of anderszins het gevoel hebben dat de maatschappij hen niet nodig heeft. Ook dat kan in een community worden uitgewisseld en benut. Waarden Geld is in onze samenleving veel meer dan een ruilmiddel. Tegenwoordig besluiten computers van beleggingsinstellingen in een split second over megatransacties waarbij miljoenen verloren of gewonnen kunnen worden. Op een slechte dag op de beurs kunnen wereldwijd miljarden euro’s ‘verdampen’. Geld vertegenwoordigt daarmee niet meer de waarde van een dienst of product maar een soort puntensysteem in het spel tussen banken, investeerders en staten. Wanneer we weer terug willen naar de koppeling tussen datgene wat je aanschaft en de waarde die het vertegenwoordigt kan dat veel beter zonder geld: bijvoorbeeld met sociaal kapitaal, eigenlijk in de vorm die Hanifan beschreef. In een community wordt sociaal kapitaal ingezet om een gedeelde waarde ten ontwikkelen. Zo kun je samen een computerbesturingssysteem bouwen maar ook een gebouw opknappen, een buurtcentrum runnen, een sportvereniging overeind houden of een moestuinencomplex beheren. Dat creëert op veel manieren waarde voor de deelnemers in de vorm van contacten, een betere woonomgeving, samen zelfgekweekte groentes eten of een eigen gebouw beheren en gebruiken, om maar enkele voorbeelden te noemen. Zo ontstaan waardenontwikkeling en –transacties zonder dat daar heel veel geld bij komt kijken. Sommige communities ontwikkelen hun eigen geldeenheden of puntensystemen anderen laten op een beheerste manier toch het traditionele geld de rol spelen waarvoor het ooit is uitgevonden. Missie, deelnemers, communicatie en proces Een community staat of valt met een zorgvuldig opgezette samenhang tussen missie, deelnemers, communicatie(middelen) en het proces. Zo heeft het initiatief Kruiskamp Onderneemt ooit als missie, in community termen als ‘hook’, geformuleerd: “De community is bestemd voor mensen die van Kruiskamp een leuke wijk willen maken”. Simpel maar reuze effectief want ieder kan voor zichzelf bepalen wat leuk is. De missie verwoordt de reden van bestaan en waarom deelnemers zich bij de community aansluiten en er aan willen bijdragen. De deelnemers bepalen de intensiteit en kwaliteit van de interactie en ontwikkeling van waarden. De communicatiekanalen en –middelen bepalen de snelheid en efficiëntie van de communicatie. Dat is van belang omdat het frustrerend is als je eerst ingewikkeld moet inloggen op een website om bij je buurman een hamer te kunnen lenen, of een boodschap via twitter wordt verspreid terwijl maar 30% van de wijk voortdurend online is. Processen zijn belangrijk om besluiten te kunnen nemen, bijvoorbeeld over lidmaatschap of de aanschaf van tuingereedschap. Naast formele processen is het informele proces binnen een community essentieel. Wanneer de omgang autoritair, dwingend, niet transparant of horkerig is zal een community geen
5
BureauDonner April 2014
lang leven zijn beschoren. Het handigst is om een groep verantwoordelijk te maken voor de vier elementen: Missie, deelnemers, communicatie en proces en ze regelmatig te monitoren. Methodes Wijken en communities zijn geen organisaties. Traditionele organisatiemodellen en methoden van organiseren zijn dan ook niet van toepassing. Een community kent geen centrum, geen leider en geen rigide structuur. Personen zijn via de community met elkaar verbonden zonder dat ze iets of iemand volgen. Het beeld van de zwerm spreeuwen wordt vaak gebruikt. De zwerm beweegt zonder leider maar doordat iedere spreeuw zijn naaste buren in de gaten houdt en meebeweegt. Toch ontstaat en ontwikkelt een community zich niet vanzelf. Een community manager modereert de processen en draagt zorg voor de goede sfeer en veiligheid, zonder bepalend te zijn voor de inhoud. Dat doet hij door te faciliteren, of zoals we dat bij Kruiskamp Onderneemt! noemen aanwezig te zijn, zich bescheiden op te stellen en zich niet met de inhoud te bemoeien. Ook bijeenkomsten van communities kennen een heel eigen dynamiek. De G1000Amersfoort is daar een goed voorbeeld van. De deelnemers zijn actief, luisteren naar elkaar en de organisatie is er niet op uit om inhoud of kennis over te dragen. Die zit meestal wel in de groep. En als het nodig is vraagt de groep er zelf wel om of organiseert die kennis via internet. Terug naar de jaren zeventig Het concept communities in verband brengen met buurten en wijken, brengt ons terug naar de jaren zeventig, waarin buurt- en straathoekwerkers vanuit buurthuizen aan wijk opbouw deden. Dat is gedeeltelijk waar, en helemaal niet erg. Je kunt lacherig doen over de straathoekwerker in zijn slobbertrui met een oorbel in een oor, maar ze hielden vaak toch mooi de probleemjeugd van de straat, kenden de wijk en creëerden een ontmoetingsplek waar ouderen konden biljarten, koffie drinken en een sigaartje roken. Die plekken zijn in veel wijken wegbezuinigd of overgenomen door actieve burgers. Dat laatste toont, al is het vanuit een bezuinigingsgedachte, het belang dat burgers hechten aan een dergelijke voorziening en het aanwezige sociale kapitaal dat zo’n voorziening overeind kan houden. Kán houden, want vanzelfsprekend is het niet. Het grote verschil tussen de benadering van 40 jaar geleden en de huidige is dat de sturing nu vanuit de bewoners zelf komt en niet vanuit de welzijnsinstellingen. Dat gaat veel verder dan alleen welzijn. Zo leiden de bewoners van Austerlitz een zorgcoöperatie, zijn er inmiddels zo’n 500 zeer lokale energie coöperaties, worden voedselcollectieven en coöperatieve verzekeringen in de vorm van broodfondsen opgezet, heeft Croqqer vanuit Amersfoort een ruilsysteem voor diensten opgezet en ga zo maar door. Vanuit de sociale missie van een community kan een wijkeconomie gaan groeien en floreren. Dat zijn geen luchtkastelen, op veel domeinen en in veel plaatsen gebeurt het al.
6
BureauDonner April 2014
Literatuur Aslander, M. (2010). Easycratie, Den Haag: Sdupublishers b.v. Bacon J. , (2012) The Art of community Second edition, Building the new age of participation, O’Reilly Media, Inc., 1005 Gravenstein Highway North, Sebastopol, CA 95472, Connor A., (2009), 18 Rules of Community Engagement: A Guide for Community managers, Silicon Valley California USA Donner J., (2014), Zelf een community bouwen, UCPublishers, Wenen, 2014 Dore R. 1983. Goodwill and the spirit of market capitalism. British Journal of Sociology 34:459-482. Hajer, M. (2011). De energieke samenleving. Den Haag: Planbureau voor de leefomgeving. Olma, S. (2013) The serendipity machine, A Disruptive Business Model for Society 3.0, Amersfoort, Lindonk & De Bres Pine, B. K. (2011). Infinite possibility, creating customer value on the digital frontier. San Fransisco: Berret Khoeler Publishers. Putnam, Robert D. (2000). Bowling Alone: The Collapse and Revival of American Community. New York: Simon & Schuster. Rogers, D. (2010). The Network is our Customer. New Haven & London: Yale Universety press. Rogers, E. M., Kincaid, D.L. (1981). Communication Networks, toward a new paradigm for research. New York: Free Press. Rotmans, J. (2010). Transitieagenda voor Nederland. Rotterdam: Kennisnetwerk systeeminnovaties en transities.
7
BureauDonner April 2014