Beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost
Datum in procedure:
21-09-2005
Datum aanwijzing:
04-12-2013
Errata:
Toelichting bij het besluit tot aanwijzing van het beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost gemeente Utrecht (Utrecht) ex artikel 35 Monumentenwet 1988
Utrecht, Utrecht-Oost De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Infrastructuur en Milieu zijn bevoegd om gezamenlijk beschermde stads- en dorpsgezichten aan te wijzen. Het rechtsgevolg van de aanwijzing is dat de gemeenteraad ter bescherming van een stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan, als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, vast moet stellen. In die zin kan de aanwijzing tevens een stimulans betekenen voor een te voeren ruimtelijk kwaliteitsbeleid. In totaal zijn er in Nederland meer dan 400 beschermde stads- en dorpsgezichten met een geschiedenis die teruggaat tot vóór het jaar 1850. In het kader van het Monumenten Inventarisatie Project is ook de stedenbouw uit de periode 1850-1940 landelijk geïnventariseerd. Het besluit tot aanwijzing van Utrecht-Oost in de gemeente Utrecht als beschermd stadsgezicht vloeit voort uit deze inventarisatie.
1
Inleiding
Ontstaan en ontwikkeling (kaart 3 tot en met 7)
Het gezicht Utrecht-Oost omvat een aantal aaneengesloten woongebieden ten oosten van de binnenstad, die in het derde kwart van de 19e en aan het begin van de 20e eeuw in ontwikkeling zijn gebracht op voormalige buitenplaatsen en andere oudere - stedenbouwkundige - structuren. Het gezicht omvat de Maliebaan, de voormalige buitenplaatsen De Oorsprong en Het Hogeland, de rooms-katholieke begraafplaats St. Barbara, het Veeartsenijterrein inclusief de Biltse ;riə en :.C. Dondersstraat, het woongebied tussen Nachtegaalstraat en Maliesingel inclusief het Maliebaanstation, het woongebied rondom het Van Limburg Stirumplein en de Stadhouderslaan, de Minstroom/Rembrandtkade, het Wilhelminapark en de aanleg rond de Emmalaan.
Vecht en klooster Oudwijk Het gebied behoort tot het stroomgebied van de Oude Rijn. Rond het begin van de jaartelling splitste de toenmalige stroom ter hoogte van Tolsteeg waarschijnlijk in twee takken, één volgde een route door de (huidige) stad naar het noorden en westen, de andere stroomde onder de naam Oude Vecht aan de oostzijde. De oude Vechtloop splitste zich ter hoogte van het huidige Wilhelminapark in twee armen, die ter hoogte van de Biltstraat weer bij elkaar kwamen. Hierdoor ontstond een eiland. De namen van de buitenplaatsen Het Hogeland en De Oorsprong (‘de oorsprong van het water’) hebben hiermee te maken. Tot de restanten van de oude Vechtloop in het gebied behoren de Minstroom en waarschijnlijk diverse andere waterpartijen, zoals het watertje dat de oostrand vormt van het Wilhelminapark. De Oude Vecht liep vanaf de Biltstraat in een grote bocht verder naar het noordwesten. Deze loop is nu nog herkenbaar in de loop van de - in de 17e eeuw gegraven - Biltsche ;riə en het water door het ;riəpark en de Vogelenbuurt. De ontginning van het gebied moet zijn geschied vanaf de (oude) Vecht en dateert van vóór de aanleg van de Biltstraat in de 12e eeuw. De schuine orientatie van het stratenpatroon en daarmee samenhangend van huizen als De Oorsprong en het Hogeland op de (rechte) Biltstraat hangt samen met de oude verkavelingsrichting. De belangrijkste vroege ontwikkeling in de omgeving was de stichting van het klooster Oudwijk in 1211. Het klooster had uitgestrekte bezittingen waaronder het zogeheten Oudwijkerveld. De directe omgeving van het klooster is in blokvorm vanuit het klooster verkaveld. Eigendomsverhoudingen van het klooster hebben de latere invullingen in sterke mate bepaald. Ook waren er diverse verbin3
dingswegen, onder andere met de Biltstraat en met het (latere) Lucas Bolwerk (onderdeel van de middeleeuwse stadsversterking). Deze laatste verbinding is de voorloper van de Nachtegaalstraat/Burgemeester Reigerstraat. Ook de Oudwijkerveldlaan en Oudwijkerdwarsstraat zijn waarschijnlijk met het klooster verbonden geweest. Met de reformatie in 1584 is het klooster opgeheven. Het kloostercomplex is naderhand deels gesloopt en omgevormd tot buitenplaats. De landerijen werden allemaal verpacht. Het grootste deel van het gebied is daarna voornamelijk in gebruik geweest als hoveniers- en weideland. Maliebaan In 1637 werd direct ten oosten van de stad de Maliebaan aangelegd op een deel van het Oudwijkerveld. Deze baan - bestemd voor het kaatsspel van de studenten (de Hogeschool was zojuist opgericht), liep vanaf het bolwerk Lepelenburg tot aan het gerecht Bleijenburg bij de Biltstraat (Museumbrug). De speelbaan was 740 meter lang en bedekt met schelpen. Aan het begin en het einde van de baan was een houten hek geplaatst. De baan zelf was afgescheiden met lage houten schuɛingen. Aan weerszijden werden 1200 linden en 600 iepen geplant, in totaal twee maal vier rijen bomen. Onder de bomen waren aan beide zijden ruiter- en wandelpaden. Ter hoogte van het bolwerk Lepelenburg was er een kleine poort: de Maliepoort die toegang gaf vanuit de ommuurde stad tot de baan via een houten bruggetje. In 1637 werd door de gemeente een pand op de kop van de Maliebaan aangekocht, de herberg Het Gulden Vlies. Het pand werd verbouwd tot woning voor de maliemeester en opbergplaats voor de benodigdheden van het maliespel. Op de kaart van 1695 is te zien dat aan weerszijden van de Maliebaan kavels 4
haaks op de baan stonden. Op deze percelen zijn opstallen getekend, sommigen in de rooilijn, anderen naar achteren gelegen. Op enkele percelen is een siertuin aangelegd. Dat er bebouwing was verschenen, mag ook blijken uit de beslissing van de stad om ventwegen aan te leggen ter ontsluiting van de ‘lusthoven’. De op de kaart aangegeven bebouwing zal voornamelijk hebben bestaan uit houten theekoepels en priëlen van welgestelde stedelingen en een enkel stenen huis. De rest van de grond werd voornamelijk verhuurd aan warmoezeniers (hoveniers). Zijstraten waren er niet, wel kwamen er twee wegen uit op de Maliebaan: de Nagtegalensteeg vanaf het Lucas Bolwerk en de Baansteeg vanaf Oudwijk. In 1629 was er net onder het bolwerk Lepelenburg een hoornwerk aangelegd. Dit hoornwerk zou een korte tijd bestaan en lag op de plaats waar in de 19e eeuw het Maliebaanstation zou verrijzen. Dit verdedigingswerk verstoorde niet de aanleg van de Maliebaan aan deze zijde. Vanwege het toenemende aantal aanvragen om aan de Maliebaan te mogen bouwen, stelde het stadsbestuur in 1730 een dubbele rooilijn vast. De percelen dienden een rooilijn aan te houden van 28 voet vanaf de bomen en de tuinhuisjes een afstand van 24 voet vanaf de bomen. In 1767 werd besloten de Maliebaan door te trekken tot aan de Biltstraat. Hiertoe werd terrein van het gerecht Bleijenburg aangekocht door het stadsbestuur. De doortrekking werd ‘Nieuwe Baan’ genoemd. De rijen bomen werden verlengd en aan de westzijde van de Biltstraat werd een plantsoen aangelegd. Over de Biltse ;riə kwam een brug: de Baanbrug. In 1811 werden de houten schuɛingen aan weerszijden van de Maliebaan weggehaald. Het maliespel werd niet meer gespeeld. Al aan het einde van de 18e eeuw werd toegestaan dat er met paarden over de
baan werd gereden. De baan werd nu dan ook als ‘verkeersweg’ in gebruik genomen. In 1823 werd direct ten westen van de Nieuwe Baan de buitenplaats De Oorsprong aangelegd, in 1825 zou direct ten oosten de buitenplaats Het Hogeland verrijzen. Met de aanleg van deze buitenplaats werd de Nieuwe Baan weer ongedaan gemaakt. De reden was dat het stadsbestuur een eigentijds parkaanleg aantrekkelijker achɛe en zo hoopte nieuwe vermogende burgers aan te trekken. Tuinarchitect Hendrik van Lunteren zou de voormalige Nieuwe Baan veranderen in een park in landschapsstijl. Dit nieuwe park verbond de aanleg van de Maliebaan met die van huize De Oorsprong en die van Hogeland. De stijl van Van Lunteren met uitsluitend gebogen lijnen en waterpartijen is nu gedeeltelijk nog te herkennen in de Museumlaan. Aan de stadszijde werd de stadsmuur gesloopt en vervangen door de plantsoenaanleg ontworpen door J.D. Zocher. De eerste bebouwing aan de overzijde, aan de Maliesingel bestond voornamelijk uit hovenierswoningen, maar werd vanaf 1860 meer en meer vervangen door en aangevuld met grote herenhuizen, veelal losstaand, soms in groepen van twee of drie gecombineerd. Vanaf 1860 begon ook de bebouwing aan de Maliebaan serieuze vormen aan te nemen en werden er steeds meer riante villaachtige huizen gebouwd met diepe tuinen. Een aantal huizen nam bij de bouw de bestaande tuinkoepels in het ontwerp op in de vorm van een uitgebouwde erker. Dit was mogelijk dankzij de dubbele rooilijn van 1730: één voor de huizen en één voor de tuinhuizen, nu erkers. Enkele buitenhuizen die ver achter de rooilijn waren gebouwd, bleven bestaan te midden van een tuinaanleg, zoals de voormalige sociëteit Oranjelust (nr. 85-87/91-93).
Overigens waren er in de 18e en 19e eeuw veel sociëteiten gevestigd aan de Maliebaan. In verband met dit toenemende stedelijke karakter werden voor de huizen ventwegen aangelegd. Ook Jan David Zocher bemoeide zich in 1860 met de Maliebaan en stelde voor om troɛoirs voor de bebouwing aan te leggen. Hoewel dat niet direct geschiedde, zou enige tijd later de buitenste rij bomen aan weerszijden worden gekapt ten behoeve van de aanleg van een troɛoir. De bebouwing met vrijstaande kapitale woningen was rond 1910 zo ver gevorderd dat aan weerszijden de Maliebaan een bijna ‘gesloten’ wand was ontstaan. Het grootste deel van de bebouwing dateert uit de periode vanaf 1860 tot 1910, daarnaast zijn er enkele invullingen uit de jaren dertig van de 20e eeuw, een enkele uit de jaren vijəig. Er zijn geen invullingen meer uit de tweede helə van de 20e eeuw, tenzij het gaat om achterterreinen. Aan de noordoostzijde van de Maliebaan werd de buitenplaats Het Park in 1870 verkocht en de grond verkaveld voor de aanleg van de Parkstraat en de Schoolstraat. De bebouwing van de Maliebaan aansluitend op de binnenstad ging min of meer naadloos over in de bebouwing langs de singel, waar rond 1860 het singelontwerp van Jan David Zocher ten uitvoer werd gebracht. Zocher ontwierp in zijn wandelingen hier een plantsoenontwerp, dat het bolwerk Lepelenburg integreerde met het singelplantsoen en de kop van de Maliebaan. De singelgracht kreeg hier ter plaatse een slingerend beloop. De wal van het bolwerk en de daarbuiten gelegen berm werden vergraven tot een heuvelachtig landschap (het Lepelenburg). De stadsbuitengracht werd hier zo een parksingel. Het Singelplantsoen en de 5
kop van de Maliebaan werden middels een groene aanleg en de aanplant van bomen met elkaar verbonden. In 1870 werd aan de oostzijde van de Maliebaan het tracé van de Oosterspoorlijn aangelegd. Het tracé doorsneed diverse achtertuinen aan de Maliebaan. Tegenover het Lepelenburg werd aan de singel het hoofdstation gebouwd met oprijlaan. Op dat moment was het zuidelijk deel van de Maliesingel nog grotendeels onbebouwd. Rond 1900 kwam de achterliggende bebouwing van de Hugo de Grootstraat, Johan de Wiɛstraat en Johan van Oldenbarneveltlaan tot stand met de karakteristieke laat 19e-eeuwse herenhuizen. De aanvankelijke drie Baanstegen loodrecht op de Maliebaan werden met de aanleg van de Oosterspoorlijn afgesloten, alleen de 3e Baansteeg kreeg een spoorwegovergang en de aansluiting op de Nachtegalensteeg. De steeg werd Burgemeester Reigerstraat en rond 1911 ɘink verbreed. In 1885 werd aan de westzijde van de Maliebaan op de plaats van een wandelpad het eerste Nederlandse ɕetspad aangelegd, op initiatief van de twee jaar eerder aan de Maliebaan opgerichte Algemene Nederlandse Wielrijders Bond. Buitenplaats Oudwijk Zoals eerder vermeld was buitenplaats Oudwijk in de tweede helə van de 16e eeuw gevormd uit de restanten van het kloostercomplex Oudwijk. Er woonden verschillende vooraanstaande Utrechters in het huis, waaronder Hieronymus van Alphen. Uit een pachtbrief uit 1756 blijkt dat de buitenplaats naast het huis ook uit een koetshuis, stallen, woningen, een werf en een omringende muur bestaat. In de tuin lag een vijver, die samen met de omringende muur, nog uit de tijd van het klooster stamden. In de 6
19e eeuw werd de muur afgebroken en de tuin omgevormd tot landschapstuin. Het huis werd in 1870 verbouwd tot het huidige gebouw. In een deel van de voormalige tuin zijn arbeiderswoningen gebouwd in een eenvoudige verkaveling, die namen als ‘Hofstraat’ en ‘Haagstraat’ kregen. De vijver van de buitenplaats is in 1924 gedempt voor de bouw van de Heilig Hartkerk (architect Jos Duynstee). Buitenplaats Compostel en begraafplaats St. Barbara Het landgoed Compostel werd in de 15e eeuw gesticht op de plaats van een oudere buitenplaats, die al in de 14e eeuw wordt vermeld. Huis en buitenplaats waren gesitueerd vlakbij de buitenpoort aan de Biltstraat, de Gildpoort. In 1871 worden het terrein en landhuis gekocht door de zes parochies van Utrecht om er de rooms-katholieke begraafplaats St. Barbara aan te leggen. De rooms-katholieke begraafplaats St. Barbara was de opvolger van de rooms-katholieke begraafplaats aan de Biltstraat, die eind 19e eeuw werd bebouwd met de O.L. Ten hemelopneming en enkele kloosters en schoolgebouwen. Architect Alfred Tepe ontwierp in 1875 een begraafplaats met een rechtlijnig padenstelsel, omzoomd door beukenhagen, eiken en beuken. Tepe ontwierp ook het lijk- en baarhuis en de directeurswoning. In 1880 kwam de centraal gelegen kapel, naar ontwerp van Tepe, gereed. De éénbeukige neogotische rouwkapel heeə een kruisvormige plaɛegrond met een vijfzijdig gesloten verhoogd koor. De ruimte onder het verhoogde koor werd bestemd tot graɗelder voor aartsbisschoppen. Buitenplaats De Oorsprong De Oorsprong is als buitenplaats ontstaan in 1824. Op de plaats van het buiten lag in de 18e eeuw de herberg Het Boompje. Dit
pand werd aangekocht door de cementfabrikant Unico :eutorius Cazius. Ten behoeve van de tuinaanleg werden de bomen (waarnaar het Boompje was genoemd) gekapt en werd de weg van de Biltstraat naar de Maliebaan bij het terrein in erfpacht genomen evenals het water (een oude Vechtloop). De villa De Oorsprong is een verbouwing van een ouder pand, waarschijnlijk de herberg Het Boompje. In 1886 werd het huis verbouwd in Eclectische stijl en langs de rand van het park kwam een reeks royale herenhuizen in Hollandse neorenaissance stijl naar ontwerp van architect D. Semmelink. De reeks huizen werd aangelegd in crescentvorm (is halvemaanvormig), waarbij het hoekpand ook op de Maliebaan is georiënteerd. Buitenplaats Het Hogeland Het Hogeland werd rond 1825 ontworpen als buitenplaats in neoclassicistische stijl door architect Tilleman :rancois Suys in opdracht van Willem Eliza Ram. Het park werd aangelegd door tuinarchitect Hendrik van Lunteren, met planten uit de kwekerij van de ɕrma Copijn uit Groenekan. Rond 1832 werd het huis vergroot met twee zijvleugels naar ontwerp van Jan David Zocher. In 1870 werd een deel van het landgoed doorsneden door de aanleg van de Oosterspoorlijn. In 1888 kocht de gemeente Utrecht het huis van de familie Ram en gebruikte het pand vanaf 1891 als Stedelijk Museum (vandaar de naam Museumlaan). Een deel van de bijbehorende grond (circa 8 ha) werd in 1888 eveneens verkocht ten behoeve van een aan te leggen villapark, beter bekend als Wilhelminapark en Emmalaan. Wat overbleef van de buitenplaats werd opgenomen in deze groenaanleg als Hogelandsepark. In 1932 werd het huis met één verdieping verhoogd onder leiding van gemeentearchitect J.I. Planjer. Bij deze verbouwing
diende het classicistische uiterlijk van het gebouw zo min mogelijk aangetast te worden. Oosterspoorlijn In 1872 legt de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij de spoorlijn Utrecht-Hilversum aan, als zijtak van de Oosterspoorweg van Amsterdam-Amersfoort-Zutphen. De HIJSM had de spoorlijn aan de westzijde van de stad willen aanleggen, maar dat betekende het kruisen van andere spoorlijnen. De maatschappij koos voor de makkelijke optie: een spoorlijn aan de oostzijde van de stad. In eerste instantie werd het tracé gepland over het zojuist gereedgekomen Zocherplantsoen. Dit stuiɛe op zoveel verzet bij de gemeente Utrecht, dat het tracé werd verlegd in oostelijke richting achter en gedeeltelijk óver de percelen van de Maliebaan. Vanwege de reeds verleende ministeriële toestemming voor het oorspronkelijke tracé diende de gemeente ter compensatie grond voor een stationsplein en een stationsstraat (Van Oldenbarneveltstraat) af te staan. Het station werd gebouwd naar ontwerp van (vermoedelijk) A.L. van Gendt in neoclassicistische stijl. De spoorlijn en het station werden in 1874 geopend. Het Maliebaanstation is in 1952 als station gesloten en vervolgens verbouwd tot Spoorwegmuseum. In 2004-2005 is het opnieuw verbouwd, waarbij de oorspronkelijke staat als uitgangspunt is genomen. Maliestraat In 1888 is in samenhang met de aanleg van de woningen aan het Oorsprongpark ook een reeks woningen in eclectische stijl met voortuinen aangelegd aan de ‘achterzijde’ van dit perceel.
7
Gildensteijn en Veeartsenijterrein Aan de noordzijde van de Biltstraat ontstond rond 1680 het landgoed Gilde-stein met een groot buitenhuis (Biltstraat 168). Het landgoed was gelegen bij de Gildbrug over de Biltse Griə, de in de 17e eeuw vergraven Vechtloop. In de 18e eeuw werd er een katoenfabriek (katoendrukkerij) gevestigd, waarvoor in 1813 een apart fabrieksgebouw werd opgericht (Biltstraat 172). In 1819 werd het terrein aangekocht ten behoeve van de zojuist opgerichte Rijks Veeartsenijschool. Deze gebruikte het reeds bestaande buitenhuis en de fabriek en bouwde er vervolgens een reeks 19e- en 20e-eeuwse gebouwen voor speciale doeleinden bij op een terrein, dat zich door aankoop uitstrekte tot bijna aan de Blauwkapelseweg. Door de functie heeə het complex zich altijd afzijdig gehouden van de woonwijk, die er sedert het derde kwart van de 19e eeuw omheen ontstond. Ten oosten werd direct aan de overzijde van de Biltse Griə in de jaren negentig van de 19e eeuw de Bleyenburgstraat, later omgedoopt in :.C. Dondersstraat aangelegd met rijke herenhuizen in neorenaissancestijl en met op de kop het ziekenhuis het Ooglijdersgasthuis, eveneens in rijke neorenaissancestijl. Het Ooglijdersgasthuis is in 1894 geopend als eerste Oogheelkundig ziekenhuis in Nederland, tot 2015 is het gebouw nog in gebruik bij de Hogeschool Utrecht, daarna zal het worden herbestemd. Het Veeartsenijterrein is in het derde kwart van 20e eeuw verlaten door de faculteit Diergeneeskunde, de gebouwen zijn echter gehandhaafd en tot woningen verbouwd met behoud van hun karakteristieke architectuur.
8
Wilhelminapark In de rest van het gebied ten oosten van de oude stad werden na 1870 door particulieren grote aantallen arbeiderswoningen gebouwd op het voormalige hoveniersgebied. Dit geldt met name voor het gebied tussen de Biltstraat en de oude Vechtloop, ten zuiden van de Biltstraat en delen rondom de Oudwijkerdwarsstraat. Vanwege de slechte kwaliteit van deze woningbouw en vlucht van gegoede inkomens naar buiten de stad, besloten B & W van Utrecht in 1887 een parkaanleg met luxe herenhuizen te bouwen. Dit werden het Wilhelminapark en de Emmalaan. De eigendomsverhoudingen en oudere infrastructuur in het gebied hebben de grenzen van de parkaanleg en bebouwing in grote mate bepaald. In het noorden vormde een oude rivierloop van de Vecht - grotendeels vergraven - de grens en in het zuiden vormde de rand van de reeds bestaande 19e-eeuwse bebouwing achter de Maliebaan de grens. De gemeente kocht in 1887 twee grote landgoederen aan: het Hogeland en het zogenaamde Oudwijkerveld en liet een prijsvraag uitschrijven voor de invulling. Twee ontwerpen kwamen als winnaar uit de bus: een park in Engelse landschapsstijl met centrale vijver en slingerende paden, ontwerper H. Copijn, en een symmetrisch ontwerp met reeksen villa’s aan een groene as, naar ontwerp van T. Loran. De twee ontwerpen werden ter hoogte van de oude buitenplaats Oudwijk aan elkaar geknoopt door middel van een ovaalvormig gazon. Aan de noordzijde werd de aansluiting gemaakt tussen het symmetrische deel van het park en de oudere, maar in 1889 gereorganiseerde, parkaanleg rond de villa het Hogeland.
Aan de westzijde tussen de parkaanleg van de Emmalaan en de monumentale Maliebaan werden in dezelfde tijd enkele straten met luxe herenhuizen bebouwd, zoals de Ramstraat. De Oudwijkerlaan behoort tot een van de oudere structuren in dit gebied, die aansluitend op het Wilhelminapark rond 1900 werd bebouwd, maar met meer individuele panden. Emmalaan Aan de westzijde (Wilhelminapark) en oostzijde (Koningslaan) van het park kwam een aaneengesloten reeks bebouwing met herenhuizen. Aan beide zijden kwamen op enkele kavels hiertussen ook meer individuele panden. De Emmalaan is in eerste instantie alleen aan de zuidzijde bebouwd met vier symmetrisch gegroepeerde reeksen woonhuizen. Halverwege de aanleg is dwars op de hoofdrichting een groene as, die uitzicht biedt op de identieke bebouwing aan de Ramstraat. De bebouwing aan de oostzijde werd niet uitgevoerd zoals in het plan van Loran was bedoeld (symmetrisch gegroepeerde woonhuizen), maar kreeg vanaf 1910 een invulling met losstaande villa’s, twee-onder-één-kap en een kleine reeks aaneengesloten woningen. Stadhouderslaan en omgeving Na 1900 werd in een aantal evenwijdig lopende straten aan de centrale as de Stadhouderslaan een bebouwing met luxueuze herenhuizen in een diversiteit van stijlen rond 1900 gebouwd, waaronder Overgangsstijl en Jugendstil. De woonwijk wordt begrenst door het water van de Zilveren Schaats, een voormalig inundatiekanaal dat deel uitmaak van de 19e-eeuwse aanleg van de Nieuw Hollandse Waterlinie ten oosten van Utrecht.
Van Limburg Stirumstraat en omgeving Rond 1910 werd direct ten oosten van het Wilhelminapark een trapeziumvormig stuk grond aangekocht door de gemeente. Hierop werd een samenhangend stratenpatroon gelegd met scheve aansluitingen en een centraal plein. De woningen zijn in het volgende decennium onder toezicht van een Schoonheidscommissie gebouwd en bestaan uit individuele of reeksen woningen in een op dat moment actuele architectuurstijl. Bekende Utrechtse architecten die hier bouwden, waren onder anderen P.J. Houtzagers, M.E. Kuiler, P. Klaarhamer, C.H. Wentinck en D. Heusinkveld. In dezelfde periode is ook de bebouwing direct gelegen aan de ovale aansluiting van Wilhelminapark en Emmalaan tot stand gekomen, met grote panden in de stijl van de Amsterdamse School en de Nieuwe Zakelijkheid. Rosarium Aansluitend op het Wilhelminapark is aan de oostzijde in 1913 het eerste Nederlandse Rosarium aangelegd. In opdracht van de Vereniging van Rozenkwekers ‘Nos tungit rosae’ ontwierp J.J. Denier van der Gon een (min of meer) ovaalvormig plantsoen opgebouwd uit perken, pergola’s en gazons. Het geheel is omheind door witgeschilderde ijzeren hekwerken. Burgemeester Reigerstraat en Nachtegaalstraat De Burgemeester Reigerstraat en Nachtegaalstraat ontwikkelden zich door de groeiende bebouwing rond 1900 tot één van de belangrijkste routes aan de oostkant. Beide straten zijn als gevolg daarvan verbreed en oudere bebouwing is vervangen door met name winkelwoonhuizen uit de periode 1910-1920.
9
Huidig ruimtelijk karakter en bebouwingsbeeld (kaart 1, 2 en 8) Rembrandtkade Ten oosten van het Wilhelminapark werden in 1920 aan de Minstroom de eerste ɘatcomplexen van de middenstandswoningbouwvereniging Buiten Thuis gebouwd (architecten Jan en Theo Stuivinga). Aan de achterzijde van het Wilhelminapark staat hier aan de Minstroom de chauɌeurswoning van Gerrit Rietveld, daartegenover op de kop van de Rembrandtkade staat de rooms-katholieke Aloysiuskerk. Een driehoekig kavel hier tegenover - op de kop van het Wilhelminapark en aan de zijde van de Abstederdijk – werd in 1916 door de gemeente aangekocht ‘ter begrenzing van het Wilhelminapark’ en bestemd voor de bouw van de openbare Lagere School (Mecklenburglaan) van architect S. Loeb.
Het gezicht Utrecht-Oost omvat een aanzienlijk deel van de 19eeeuwse en vroeg 20e-eeuwse bebouwing ten oosten van de binnenstad. Dit omvat de Maliebaan, het Oorsprongpark, het Hogeland, het Veeartsenijterrein, het Wilhelminapark, de Emmalaan, het Rosarium en de bebouwing rond de Stadhouderslaan en het Van Limburg Stirumplein en de aansluitende bebouwing van onder meer straten als Ramstraat, Maliestraat, Rembrandtkade, Parkstraat en :.C. Dondersstraat. Voorts wordt het gebied gekarakteriseerd door een aaneengeschakeld lint van monumentaal groen, variërend van een unieke structuur als de Maliebaan tot buitenplaatsen, het Wilhelminapark en de begraafplaats. Door het gebied loopt het tracé van de 19e eeuwse Oosterspoorlijn. Maliebaan en omgeving Het gebied wordt gedomineerd door een groot aantal statige herenhuizen in een parkachtige aanleg en door de monumentale infrastructuur van Maliebaan en Maliesingel. De hoofdstructuur van de Maliebaan wordt bepaald door de 17eeeuwse rechte baanstructuur met de bomenlanen en paden aan weerszijden en door de wanden met de 19e- en begin 20e-eeuwse bebouwing (sommige panden met oudere bouwdelen). De Maliebaan wordt slechts op één punt doorsneden, ter hoogte van de Nachtegaalstraat/Burgemeester Reigerstraat. De huidige Maliebaan heeə nog steeds twee maal drie rijen lindebomen aan weerszijden van de brede middenbaan en vervolgens als onderdeel van de bomenlanen een ɕetspad (het ANWB-ɕetspad) en wandelpaden. Het wandel- c.q. ruiterpad aan weerszijden van de eigenlijk ‘kolɋaan’ is (inclusief de 4e bomenrij) in het midden van de 19e eeuw met de komst van de bebouwing getransformeerd tot ventweg en troɛoirs. In de bebouwing is de ontwikkeling van
10
tuinprieel tot buitenplaats en tot villa op onderdelen nog herkenbaar, hetzelfde geldt hier voor de dubbele rooilijnbepaling uit 1730. De bebouwing is grotendeels aaneengesloten, maar op diverse plaatsen zijn panden vrijstaand of aan één zijde vrijliggend en is er doorzicht naar het achterterrein (de zogenaamde ‘spaties’ in de gevelwand), veelal met een (mee ontworpen) tuinmuur of monumentaal hekwerk. De achtertuinen aan de oostzijde zijn gedeeltelijk afgesneden in 1870 door de aanleg van de Oosterspoorlijn. De achterterreinen zijn van oorsprong groen, nu is een deel gedeeltelijk of geheel verhard en/of met (losse) bebouwing opgevuld. De bebouwing aan de Maliebaan bestaat voor het merendeel uit gemeentelijke - en rijksmonumenten. De architectuur aan de Maliebaan bestaat voor een belangrijk deel uit (neo)classicistische panden uit het midden van de 19e eeuw, aangevuld met in diverse neostijlen opgetrokken grote herenhuizen. Het overgrote deel van de bebouwing is opgetrokken tussen 1850 en 1890, de laatste ‘opvullingen’ vinden plaats tussen 1890 en 1910. Een enkel (hoofd)gebouw dateert uit de jaren dertig of vijəig van de 20e eeuw. De meeste panden hebben een souterrain en drie bouwlagen met kap, waarbij de verdiepingen een grote hoogte hebben. Voor de aansluiting van de kop van de Maliebaan op het 19eeeuwse singelplantsoen is door Jan David Zocher de bestaande groene aansluiting in een romantische versie gereorganiseerd. Via een groene ovaal is de overgang gemaakt van het singelplantsoen, dat hier ter plekke naar buiten buigt, naar de kop van de Maliebaan. De bebouwing aan de Maliesingel is een typisch en karakteristiek voorbeeld van de meer luxueuze bebouwing, die vrij direct na 1850 aan de overzijde van het singelplantsoen werd neergezet.
Kenmerkend is daarvoor de verkaveling: losse panden en soms series van twee of drie panden in één opzet. Een andere karakteristiek is de voor die tijd gebruikelijke afwisseling van de architectuur in neostijlen, variërend van neoclassicisme, tot eclecticisme en neogotiek. De bebouwing is veelal met souterrain en twee tot drie bouwlagen met kap, waarbij de verdieping een grote hoogte kan hebben. De directe omgeving van het voormalige Maliebaanstation heeə een reeks straten met aaneengesloten bebouwing in herenhuizen van rond 1900. Dit zijn veelal seriematig ontworpen huizen met een souterrain en twee tot drie bouwlagen onder een kap. De stijl is veelal eclectisch. De Parkstraat en Schoolstraat zijn aangelegd op een voormalige buitenplaats aan de Maliebaan. De bebouwing wordt gekenmerkt als een seriematig opgezeɛe reeksen statige herenhuizen, veelal met souterrain en geheel of gedeeltelijk gepleisterde gevels. Aan het Schoolplein staan enkele individuele panden in eclectische stijl. De school is in de jaren vijəig vervangen door nieuwbouw. Veranderingen Maliebaan De Maliebaan heeə met name een functiewijziging ondergaan: de grote kapitale huizen zijn veelal niet meer in gebruik als woning, maar vele zijn al vóór 1940 in gebruik genomen als kantoor. Dit heeə met name gevolgen gehad voor de diepe tuinen, die op nogal eens bebouwd zijn met (eenlaagse) uitbreidingen en / of zijn ingericht als parkeerterrein. De Maliebaan is als structuur nog zeer herkenbaar, maar ondervindt met name negatieve gevolgen van de verkeersdruk, zowel 11
bij de aansluitingen aan de kop en de staart als bij de doorsnijding van de Nachtegaalstraat, Burgemeester Reigerstraat. Aan de centrumzijde (het Malieblad) ligt het ruimtelijk en groen ontwerp van Zocher er nog, maar wordt door de ruimte die het verkeer inneemt (de hoeveelheid asfalt) niet direct meer als een aansluiting ervaren. De aansluiting op de buitenplaatsen van het Hogeland en Oorsprongpark (en de Snellenlaan) komt evenzeer door de verkeersstructuur (een rotonde) en de bijbehorende hoeveelheid asfalt niet tot zijn recht. Ook is hier ter hoogte van de spoorwegovergang een doorsteek gerealiseerd voor het autoverkeer vanaf de ventwegen naar de kop van de Maliebaan, deze doorsteek gaat dwars door de bomenreeks van de baan heen. Een andere aantasting is de doorsnijding van de Nachtegaalstraat/Burgemeester Reigerstraat, die door de verkeersruimte in de laatste decennia op dit punt nadrukkelijk in tweeën geknipt wordt. Wel zijn eind jaren negentig de koppen hier met enkele bomen in de rij aangevuld, om de visuele relatie tussen beide delen van de Maliebaan enigszins te verbeteren. Het Oorsprongpark en het Hogeland Aan de noordzijde van de Maliebaan liggen het huis De Oorsprong en het Oorsprongpark in een 19e-eeuwse stedenbouwkundige opzet. Het huis zelf heeə de scheve oriëntatie op de Biltstraat, die kenmerkend is voor vele panden aan deze zijde van de Biltstraat en die te maken heeə met een vroeg middeleeuwse verkaveling waar de Biltstraat in de 12e eeuw dwars doorheen is gegaan. Het Oorsprongpark sluit op de Biltstraat en Maliebaan aan via (nu) de Snellenlaan met begeleiding van een vergraven oude Vechtloop. De aanleg van de Oosterspoorlijn in 1870 doorsneed de groene aansluiting van het Oorsprongpark, de Maliebaan en het Hogeland. Het Oorsprongpark is een restant van een 12
oudere buitenplaats naar ontwerp van Hendrik van Lunteren uit 1824. De tuin is aangelegd in Engelse landschapsstijl met een vijver, bomen (enkele uit 1879) en struiken en gebruikmakend van de waterloop van de Biltsche Griə. Het geheel is omgeven door een hekwerk. De villa uit 1823 is in 1879 verbouwd en verhoogd en wordt onder meer gekarakteriseerd door de gepleisterde gevels, de rijk omlijste vensters, de warande en de gietijzeren balkons, de torenachtige bekroning van een van de geveldelen en de kap met de oeil de boeufs. Het Hogelandsepark is een in 1889 gereorganiseerd ouder park, de oorspronkelijke aanleg dateert van 1824 naar een ontwerp van Hendrik van Lunteren. Van het park is nog een restant over in Engelse landschapsstijl. Een gebogen laan en drie rechte lanen verdelen het park in vakken met gazons. Enkele bomen uit de oorspronkelijke opzet zijn nog aanwezig, onder meer een ginkgo en een trompetboom. De oorspronkelijke villa uit 1823-1824 is in 1879 verbouwd en heeə als gepleisterde villa de kenmerkende neoklassieke elementen zoals een zuilenportico, trap met bordes, voorts in de gevel decoraties in de vorm van timpanen opgelegde velden, geproɕleerde lijsten enzovoort. De bebouwing van de woningen aan het Oorsprongpark en de Maliestraat (1890-1910) zijn resultaat van in één ontwerp ontstane reeksen, waarbij de huizen aan het Oorsprongpark behoren tot de royale herenhuizen in rijke neorenaissancestijl met souterrain en drie bouwlagen. De huizen aan de Maliestraat zijn eveneens in een ontwerp ontstaan, maar hebben een meer royale middenklasse uitstraling met veel diverse stijlelementen, die duidelijk op de Engelse architectuur is geïnspireerd. Deze huizen hebben twee bouwlagen met kap, de tuin is mee ontworpen inclusief de tuinhekken.
Burgemeester Reigerstraat en Nachtegaalstraat De verbinding tussen de binnenstad en het Wilhelminapark werd rond 1910 verbreed. Oudere panden werden gesloopt en de rooilijn werd verlegd. Langs de gehele route kwamen individuele winkelpanden met een woonfunctie op de verdiepingen. Op enkele onderdelen is een oudere voorruimte met tuinaanleg nog zichtbaar, soms zijn er ook nog restanten uit het hoveniersverleden. Een deel van het winkelbestand heeə nog de oorspronkelijke winkelpuien uit het eerste kwart van de 20e eeuw. De Nachtegaalstraat wordt gekenmerkt door op onderdelen een meer seriematige bebouwing van winkelpanden met bovenwoningen in een stijl, die sterk verwant is met de sobere Amsterdamse School. Op de kop en uitkijkend over de binnenstadssingels staat een door H.P. Berlage en de gebr. van Gendt ontworpen kantoorgebouw. Veeartsenijterrein Het Veeartsenijterrein wordt bepaald door de toegang aan de Biltstraat met de oudere, witgepleisterde panden en een 2 ha groot naar het noorden toe zich uitstrekkend terrein langs de Biltse Griə. Het terrein is aan de westzijde van de woonwijk afgesloten door een muur. Aan de oostzijde ligt de Biltse Griə als harde grens. Aan de overzijde van de Griə is begin 20e eeuw een tweede terrein in gebruik genomen. In 1918 is ter ontsluiting van de er omheen gebouwde wijk Wiɛevrouwen de Poortstraat verlengd over het Veeartsenijterrein en de Biltse Griə naar de Alexander Numankade. Het terrein wordt gekenmerkt door een verzameling losstaande gebouwen, die op een vrij willekeurige wijze over het terrein zijn verdeeld. De chronologie in de tijd bepaalt enigszins de volgorde van de gebouwen evenals soms functies, die elkaars nabijheid
nodig hebben. Alle gebouwen zijn in een opvallende stijl ontworpen, waarbij neostijlen een belangrijke rol spelen, getuige de paardenmanege in neogotische stijl (de Paardenkathedraal) en de hondenstal uitgevoerd als (neo) Romaanse basiliek. De overige gebouwen zijn veeleer in eclectische stijl ontworpen, waarbij diverse stijlelementen vaak tot een unieke vormgeving zijn gecombineerd. Aan de noordwestzijde (Bekkerstraat en Dekhuyzenstraat) zijn als laatste (circa 1920) twee monumentale onderwijsgebouwen gesitueerd in rijke Amsterdamse Schoolstijl. De meeste gebouwen zijn ontworpen door architecten in Rijksdienst, waaronder C. Peters en J. Crouwel. De openbare ruimte is vrij willekeurig ontstaan door de situering van gebouwen, maar op onderdelen is de aanwezigheid van een speciɕeke functie wel bepalend geweest voor de inrichting, zoals bij het oplopende gedeelte voor de paardenstallen. Het Veeartsenijterrein heeə zijn functie van universiteit in de jaren tachtig van de 20e eeuw verloren, maar is met behoud van de karakteristieke gebouwen veranderd in een woongebied. Alleen de context van het pand aan de Dekhuyzenstraat is nu geheel gewijzigd doordat het voormalige open terrein in de laatste decennia van de 20e eeuw geheel bebouwd is geraakt. F.C. Dondersstraat De rond 1900 gebouwde straat wordt gekenmerkt door de uniforme wanden met één type herenhuis rond 1900 met over het algemeen een souterrain en drie bouwlagen. De huizen worden in architectuur gekenmerkt door de risalerende middenas met verhoogde ingang en balkon. De westwand is meer uniform uitgevoerd dan de oostwand en loopt over in de trapsgewijs 13
gesitueerde reeks woningen aan de Alexander Numankade. In de as van de :.C. Dondersstraat is het Ooglijdersgasthuis gelegen, waarbij één van de torens exact in de zichtas van de straat is geplaatst. Het gebouw is opgetrokken in een monumentale neorenaissancestijl. Op een enkele latere invulling na is de straat vrij gaaf gebleven. Op de kop aan de Biltstraat lag lange tijd een stationspleintje bij het daar gelegen station van de Oosterspoorlijn (station Biltstraat). Dit pleintje is in de jaren vijəig deels bebouwd met een kantoorgebouw, dat met zijn achtergevel tegen de :.C. Dondersstraat is gesitueerd, de rest is ingevuld als parkeerplaats. Oudwijk Het in het gebied tussen Maliebaan en Wilhelminapark gelegen woongebied tussen Oudwijkerveldstraat en Oudwijkerlaan is ingevuld in het derde kwart van de 19e eeuw met voornamelijk arbeiderswoningen. Een deel van de verkaveling is bepaald door de oude eigendomsverhoudingen, waarbij ook de contouren van het oude klooster Oudwijk nog een rol hebben gespeeld. Dit laatste geldt met name voor de verkaveling van het deel tussen de Hofstraat en Van Alphenstraat. De bebouwing aan deze straten, zoals de Van Alphenstraat, Hofstraat, Beekstraat, Renstraat, Braamstraat, Kersstraat, Vlietstraat, Haagstraat en het Van Alphenplein behoort tot de typische speculatie- en aannemersbouw uit het derde kwart van de 19e eeuw en heeə geen speciɕek te beschermen waarden. Midden tussen de bebouwing bevindt zich nog het buitenhuis Oudwijk, restant van de oude buitenplaats en daarvoor het kloostercomplex. Van de 19e-eeuwse tuinaanleg voor het huis met onder andere een vijver, is momenteel niets meer over. Langs de Oostersppoorlijn is een karakteristieke randbebouwing 14
aan de Wolter Heukelslaan met statige panden uit de periode 1870-1890, veelal met een souterrain en twee tot drie bouwlagen, uitgevoerd in een Eclectische of Neo-renaissancestijl. Er is een monumentaal hoɖescomplex tussen de Wolter Heukelslaan en de Oudwijkerlaan). Een bijzondere aansluiting op het Wilhelminapark wordt gevormd door de kopbebouwing van Oudwijk (straatnaam) met een karakteristiek afgeronde bebouwing in Amsterdamse Schoolstijl. De Heilig Hartkerk is eind 20e eeuw verbouwd ten behoeve van appartementen. Wilhelminapark en Emmalaan Het gebied wordt bepaald door de sterke structuur van de aaneenschakeling van Wilhelminapark-Emmalaan en Hogelandsepark, dat de meest bepalende vorm is, en - op kleinere schaal - het stratenpatroon van het wijkje rond het Van Limburg Stirumplein. Het Wilhelminapark heeə een niervormige plaɛegrond met centraal daarin gelegen een vijver, met uitlopers naar het westen en oosten, aansluitend op waterloop langs de gehele oostkant van het park. Aan de noord- en zuidzijde van de vijver zijn weiden, aan de oostzijde een rijpad (oorspronkelijk voor koetsen) en aan de westzijde een wandelpad, voorts zijn er slingerende wandelpaden door het gehele park. De beplanting bestaat uit een mengeling van inheemse bomen en exoten, waarbij de bomen onder meer fungeren als begeleiding van de randen van het park en de westelijke weide. Daarnaast zijn er clusters van bomen. Het park is omgeven door een aaneengesloten bebouwing aan de oost- en westzijde, uitlopend aan de noordzijde op de parkaanleg van de Emmalaan, aan de zuidzijde op de Julianalaan. In het park zijn de volgende objecten aanwezig: het theehuis uit 1925 (nu restaurant), de herdenkingsbank voor burgemeester :ockema
Andreae (1926), een schuilbunker uit de Tweede Wereldoorlog, het standbeeld van Wilhelmina (Beeldhouwer Mari Andriessen, 1968) en een aantal bruggen en duikers. Het theehuis is uitgevoerd als twee ten opzichte van elkaar verschoven rechthoekige bouwmassa’s, met op het snijvlak van de beide volumes een hoger gelegen bouwdeel gericht op de vijver. Het éénlaagse gebouw wordt geleed in de hoogte door de rieten kap, die per bouwdeel tot een andere hoogte is opgetrokken, met als nadrukkelijk accent de kop gericht op de vijver. De gevels zijn voornamelijk opgetrokken uit baksteen en gepotdekselde houten geveldelen. Het gebouw heeə enkele wijzigingen ondergaan, maar de hoofdvorm is niet wezenlijk aangetast. Het gehele park, inclusief het theehuis, herdenkingsbank en bunker is rijksmonument. De aanleg van de aansluitende Emmalaan is een symmetrisch opgezet park met aan weerszijden van een brede gazonstrook vier symmetrisch gegroepeerde reeksen woonhuizen. Halverwege de aanleg is tevens dwars op de hoofdrichting een groene as gelegd, die onder meer uitzicht biedt op de bebouwing aan de Ramstraat nummer 23-27a (van de hand van dezelfde architect). Een ovaalvormig gazon met een omvangrijke rode beuk markeert de zuidzijde van de Emmalaan. Aan de noordzijde gaat het park over in de parkaanleg rond de villa het Hogeland. De beplanting bestaat uit bomenrijen met onder meer kastanjes, essen, robinia’s en meidoorns. De bebouwing aan deze groene as van Wilhelminapark en Emmalaan is voornamelijk gelegen in aaneengesloten series. Zoals in het oorspronkelijke plan was bedoeld, is op een enkele plek de bebouwing uit de rij gehaald en ‘schilderachtig’ gesitueerd met oog op het park, zoals Wilhelminapark 1, 2. De architect die het
meeste werk in deze omgeving heeə gemaakt, is de Utrechtse architect P.J. Houtzagers. Van zijn hand zijn de series woonhuizen met de verspringende bouwdelen, een grillige daklijn, ritmische plaatsing van vensters en deuren en diverse erkers, uitgevoerd in baksteen, natuursteen en hout. Het zijn met name herenhuizen met souterrain, drie bouwlagen en een kap. Ook de woningen aan de Emmalaan 1-19 en Ramstraat 2-16 voor de Levensverzekeringsmaatschappij Utrecht behoren tot dit type en zijn van de hand van architect Houtzagers. De andere woningen aan het park en in de directe omgeving behoren tot de diverse stijlen, die vlak voor én rond 1900 in de mode waren: de rijk gedecoreerde neostijlen (zoals in de Ramstraat) en verder de zogenaamde Overgangsstijl waarin diverse elementen van zowel de neostijlen als chaletarchitectuur en Jugendstil met elkaar zijn verweven. Op onderdelen is een latere aanvulling in stijlen, die thuishoren in de jaren twintig en dertig. Die zijn bijvoorbeeld geplaatst in die delen van de gevelwand langs de parkstructuur, die later zijn ingevuld (Oudwijk, Koningslaan zuidzijde) en aan de westzijde van de Emmalaan, waar juist architectuur beïnvloed door Nieuwe Zakelijkheid en Amsterdamse School is gebouwd, evenals een karakteristiek voorbeeld van Traditionalisme, maar wel over het algemeen vormgegeven in monumentale, villa-achtige ontwerpen. Hetzelfde geldt voor de Oudwijkerlaan, waar de meer individuele bebouwing varieert van neostijlen tot en met de eerste ‘hoogbouw’ in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid (Oudwijkerlaan 2-6). Ten sloɛe is er de rand van de begraafplaats Sint Barbara (Stolberglaan), die gekenmerkt wordt door de typische jaren dertig ‘tuindorp’-stijl met grote kappen. 15
Van Limburg Stirumplein en omgeving De woonwijk rondom het Van Limburg Stirumplein is gebouwd onder toezicht van een Bouwraad, die uit enkele bekende Utrechtse architecten bestaat. De woningen zijn gegroepeerd in bouwblokken, maar vormen geen gesloten gevelwanden, aangezien het telkens gaat om naar een speciɕek ontwerp gebouwd individueel huis of een reeks woningen (variërend van twee tot meer). De structuur wordt min of meer bepaald door de Van Hogendorpstraat als een centraal plein, gelegen in de zichtas van de Burgemeester Reigerstraat, met gegroepeerd rond de openbare ruimte diverse monumentale panden, veelal de hoekpanden van de aangrenzende straten. Het Van Limburg Stirumplein is meer een verbreding in de straat dan een plein en fungeert als voorruimte voor de hier gesitueerde (Engelse) kerk. De randbebouwing aan de Burgemeester Reigerstraat wordt gevormd door bebouwing in twee tot drie bouwlagen (met grote verdiepingshoogte), met een diversiteit aan kapvormen. De bouwstijlen in dit deel zijn een combinatie van diverse stijlen van rond 1910, die gekenmerkt worden door materiaalgebruik als baksteen, kunst- en natuursteen, hout en staal. De individuele panden vormen voorbeelden van een oorspronkelijk ontwerp, zonder directe stijlontleningen aan een heersende architectuurstijl. Uitzonderingen vormt een reeks panden in Amsterdamse Schoolstijl en de kerk en pastorie in neogotiek (Houtzagers, 1914). Stadhouderslaan en Rembrandtkade De herenhuizen aan de Stadhouderslaan en de evenwijdig daaraan lopende straten hebben over het algemeen huizen met twee tot drie bouwlagen, soms met souterrain, veelal met erkers. De kappen zijn veelal evenwijdig aan de straat met rijk uitgevoerde 16
dakkapellen of opgetrokken tot topgevels. Voorts zijn er vergelijkbare delen - in maat en schaal - met Jugendstilpanden, waarbij materiaalgebruik en vormentaal kenmerkend zijn. Aan de Rembrandtkade staat een serie ɘats in Amsterdamse Schoolstijl, met als meest opvallende element uitgebouwde houten trappenhuizen, die de horizontale bouwblokken een verticale ritmering geven. Op de kop van de Rembrandtkade ligt de in neonbyzantijnse stijl uitgevoerde St Aloysiuskerk met koepeldak, naar ontwerp van architect Van der Valk. Groen De groenstructuur van het gebied is divers maar met duidelijke stijlkenmerken. De Maliebaan heeə een formele 17e-eeuwse aanleg met driedubbele bomenrijen. Het Wilhelminapark is een kenmerkend voorbeeld van Engelse landschapsstijl, wat ook geldt voor de nog aanwezige delen van de parken het Hogeland en De Oorsprong. Dan is er de formele groenaanleg van de Emmalaan en de begraafplaats St. Barbara. Ten sloɛe zijn er de groene omzomingen van waterlopen zoals de Minstroom en de Zilveren Schaats. Hetzelfde geldt in mindere mate voor de Biltse Griə en de Oosterspoorlijn. De straten zijn veelal stenig van karakter, maar de meeste woningen in het gebied hebben achtertuinen, waarvan die aan de Maliebaan, voor zover nog aanwezig, zeer groot zijn. In het gehele gebied zijn oude tot zeer oude fragmenten van de vroegere beplanting aanwezig, dit geldt voor sommige achtertuinen van de Maliebaan, voor de restanten van oudere buitenplaatsen en voor relicten uit de hoveniersperiode.
Nadere typering van te beschermen waarden Veranderingen Wilhelminapark en omgeving In het gehele gebied is de stedenbouwkundige structuur niet gewijzigd, noch de groenstructuur. Wel is de verkeersfunctie dominant geworden, waardoor ondergeschikte paden en wegen nu hoofdverkeersroutes zijn geworden en een visuele scheiding vormen in bepaalde delen van de parkstructuur. De Oosterspoorlijn is als 19e eeuwse structuur nog steeds aanwezig (de fysieke onderdelen van het tracé als portalen en rails zijn modern), een deel van de spoorlijn buiten het beschermde gebied is in 2013 buiten gebruik gesteld. Ook in het bebouwingsbeeld hebben zich nauwelijks wijzigingen voorgedaan. Op de hoek van het Wilhelminapark en de Burgemeester Reigerstraat is in de jaren zestig een verbreding gepaard gegaan met sloop van de oorspronkelijke bebouwing en vervangen door een in schaal en architectuur niet passend kantoorgebouw. In de jaren negentig is op de plaats van de voormalige Emmakliniek aan de oostzijde van het Wilhelminapark een reeks nieuwe villa’s gebouwd. Wonen is nog steeds de dominante functie in het gebied, maar de kantoorfunctie is wel toegenomen en heeə ook de parkeerdruk verhoogd, wat naast in de straten met name in en rond het Wilhelminapark en bij de Emmalaan/ Ramstraat zijn sporen nalaat.
Het beschermd gezicht Utrecht-Oost is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische, stedenbouwkundige, architectonische en archeologische waarden. De volgende aspecten kunnen worden genoemd.
De 17e-eeuwse stedenbouwkundige aanleg van de Maliebaan met de driedubbele bomenreeksen en de paden en de ontwikkeling tot 19e-eeuwse Maliebaan met monumentale bebouwing met diepe tuinen en het oudste ɕetspad van Nederland. De 19e-eeuwse (groene) aansluitingen op de Maliesingel naar het ontwerp van J.D. Zocher met de monumentale singelbebouwing, aan de zuidwestzijde. De aansluiting op de buitenplaatsen De Oorsprong en Het Hogeland, inclusief de verbinding met de Biltstraat met de op onderdelen nog aanwezige (park)aanleg van Van Lunteren, aan de noordoostzijde. De bebouwing van de Maliebaan inclusief de achtertuinen en tuinmuren, c.q. hekwerken als cultuurhistorisch en architectonisch zeer waardevolle 19e-eeuwse en begin 20e-eeuwse bebouwing (sommigen met oudere delen), in samenhang met de omgeving ontworpen en veelal van een grote gaaɔeid. De buitenplaatsen De Oorsprong en Het Hogeland als voorbeelden van vroeg 19e-eeuwse buitenplaatsen met bijzondere architectuur en restanten van een bijzondere tuinaanleg. De Oosterspoorlijn, het Maliebaanstation en de directe omgeving vanwege de cultuurhistorische en architectonische waarde van een spoorlijn met station en bebouwde omgeving uit het derde kwart van de 19e eeuw. De Maliestraat als voorbeeld van een vroeg 20e-eeuwse bijzondere architectuur inclusief ontworpen voortuinen en hekwerken. 17
18
De Nachtegaalstraat en Burgemeester Reigerstraat als karakteristieke winkelstraat uit de eerste decennia van de 20e eeuw. Het Veeartsenijterrein vanwege de cultuurhistorische en architectonische waarde als vroeg en zeldzaam voorbeeld van een hogeschool/uni-versiteitsterrein met een bijzondere verzameling gebouwen, bijzonder vanwege de functie en architectuur van de gebouwen. De :.C. Dondersstraat met zijn typerende en uniforme bebouwing uit circa 1900 en het Ooglijdersgasthuis in de as van de straat vanwege de architectonische en stedenbouwkundige gaaɔeid van het geheel. De 19e-eeuwse parkaanleg met aangrenzende bebouwing van het Wilhelminapark en de Emmalaan als stedenbouwkundig en architectonisch zeer waardevolle stedelijke en parkstructuur. De architectuur van de bebouwing zowel aan de parken als van de aansluitende Ramstraat en Oudwijkerlaan aan de westzijde en de bebouwing rond de Stadhouderslaan aan de oostzijde als architectonisch zeer karakteristieke bebouwing van rond 1900. De bebouwing aan de Rembrandtkade als karakteristiek voorbeeld van Amsterdamse Schoolstijl en vanwege de stedenbouwkundige waarde. Het rond 1910 gebouwde woonwijkje rondom het van Limburg Stirumplein onder directie van een speciaal opgerichte Schoonheidscommissie vanwege de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarde. Het Rosarium uit 1913 vanwege de cultuurhistorische waarde. De rooms-katholieke begraafplaats uit 1875 met de bebouwing van Tepe en met de bijzondere graəekens vanwege de cultuurhistorische en architectonische waarde.
De Zilveren Schaats als onderdeel van de Nieuw Hollandse Waterlinie. De middeleeuwse structuren betreɌende de verkaveling en de (vergraven) oude rivierlopen en de 17e-eeuwse stedenbouwkundige structuur als cultuurhistorisch zeer waardevolle oudere cultuurlandschapselementen. De archeologische en bouwhistorische restanten van het middeleeuwse klooster Oudwijk als zeer waardevolle archeologische en bouwhistorische waarden. De in het gebied aanwezige oude rivierlopen en bewonerssporen van ver voor de 19e eeuw als zeer waardevolle cultuurhistorische, archeologische en bouwhistorische waarden.
Begrenzing
Waardering
De begrenzing omvat het Wilhelminapark en Emmalaaan, de oorspronkelijke buitenplaatsen De Oorsprong en Het Hogeland, het Veeartsenijterrein, de Maliebaan en de begraafplaats St. Barbara. Het gebied sluit aan de westzijde aan op het beschermd gezicht van de binnenstad.
Het beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost is van algemeen belang vanwege het bijzondere ruimtelijk-historisch en stedenbouwkundige geheel van 17e-eeuwse Maliebaan met de 19e- en begin 20e-eeuwse bebouwing, in aansluiting op diverse 19eeeuwse buitenplaatsen met parkaanleg en bijbehorende bebouwing, en in aansluiting op de eind 19e-eeuwse parkaanleg van Wilhelminapark en Emmalaan, inclusief Rosarium, met bebouwing en de begin 20e-eeuwse stedenbouwkundige opzet rond het Van Limburg Stirumplein, de Stadhouders-laan en Rembrandtkade met de bijzondere bebouwing, het geheel doorsneden door de 19e-eeuwse Oosterspoorlijn met bijbehorende stationsbebouwing en vanwege de bijzondere invulling van het terrein van de voormalige Veeartsenijschool. Deze gave stedenbouwkundige structuren en hun bebouwing vormen een bijzonder aaneengesloten complex van 19e- en begin 20e-eeuwse stadsuitbreiding gecombineerd met en gebaseerd op oudere stedenbouwkundige structuren.
De exacte begrenzing is aangegeven op de bijgevoegde begrenzingskaart, MSP/20/01.
19
Rechtsgevolg van de aanwijzing Ter eɌectuering van de aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht moet ingevolge artikel 36 van de Monumentenwet 1988 een bestemmingsplan worden opgesteld. De toelichting op de aanwijzing kan daarbij voor wat het beschermingsbelang betreə als uitgangspunt dienen. Doel van de aanwijzing is de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de toekomstige ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te bieden voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruikmaakt en daarop voortbouwt. In het aanwijzingsbesluit is bepaald in welke mate de vigerende bestemmingsplannen aan het beschermingsvereiste voldoen.
20
Bronnen Literatuur
Kaarten
R. Blijstra, 2000 jaar Utrecht, Utrecht 1969. M.G. de Boer, Honderd jaar machine-industrie op Oostenburg Amsterdam; gedenkboek werkspoor 1827-1927, Amsterdam 1927. Dienst Volkshuisvesting Gemeente Utrecht, Monumenten Inventarisatie Project, Utrecht 1989. H.J. Korthals Altes, Tuinsteden; tussen utopie en realiteit, Bussum 2004. N. van der Monde, Tijdschriə voor geschiedenis en oudheden van Utrecht, Utrecht 1853. K. Muller. in: BONAS-serienummer, Nederlands Architectuur Instituut. M. Steenhuis, Maliebaan – Utrecht. Cultuurhistorische verkenning en analyse, Utrecht 2009. K. Veenland-Heineman, Het Hoogeland in Utrecht, Utrecht 1995. C.C.S. Wilmer, Buitens binnen Utrecht, Vianen 1982. B. Zijlstra, Parken in Utrecht; de geschiedenis van de Utrechtse stadsparken, Utrecht 1988.
Oriëntatiekaart, Rjksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2013. Waarderingskaart, Rjksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2013. Utrecht-Oost, 17e eeuw. Bron kaart 3 t/m 8: Gemeente Utrecht. Maliebaan en omgeving, 1827. Oudwijkerveld, 1862. Kaart bij prijsvraag ’t Hoogeland en Oudwijkerveld, 1888. Parkaanleg Wilhelminapark, omstreeks 1897. Luchtfoto: Utrecht-Oost.
21
Bijlage
Colofon
1. Oriëntatiekaart, Rjksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2013.
Uitgave Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort 2013
2. Waarderingskaart, Rjksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2013. 3. Utrecht-Oost, 17e eeuw. Bron kaart 3 t/m 8: Gemeente Utrecht.
Onderzoek en tekst
Gemeente Utrecht Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, ing. :.P. Buchner
Kaartmateriaal 4. Maliebaan en omgeving, 1827.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, drs. B.A.R.T. Broex
5. Oudwijkerveld, 1862.
Foto omslag Gemeente Utrecht
6. Kaart bij prijsvraag ’t Hoogeland en Oudwijkerveld, 1888.
Redactie 7. Parkaanleg Wilhelminapark, omstreeks 1897.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, drs. E.B. Manuel
8. Luchtfoto: Utrecht-Oost.
Productie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort/Drukkerij Zalsman bv, Zwolle
22
Oriëntatiekaart Utrecht-Oost b
Legenda begW\ermX gen]W\h IhreW\h-Cogh
c
begW\ermX [en]W\h IhreW\h DUr_en en d`Unhgoenen
5
A K]`\e`m]nUdUr_
3
B Emmalaan
1
2
C BegraaZplaahg S]nh Barbara C
D Lepelenburg
E
E LuWagbolker_
B
F Rogar]um F
4 d D
a
e
a
Bu]henplaahgen, lanX\u]nen en herre]nen
Cb^eWhen
a Aal]ebaanghah]on
1 8e Corgprong
b DaarXen_ah\eXraal
2 <eh
ac
a3
Cogl]^Xerggagh\u]g
d <e]l]g <arh_er_
4 CuXk]^_
e h\ee\u]g
5 Jeearhgen]^herre]n
0
A © RCE, e-KS/BB 6 november 2013
125
´
Hodo[rUɍe © Hodo[rUɍgW\e 8]engh KUXUgher 5de`Xoorn, 2010
Kaart 1
Oriëntatiekaart, Rìjksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2013.
;]lXeghe]n
250 m
Waarderingskaart Utrecht-Oost Legenda
hermd gezicht Utrecht-Oost
hermd gezicht Utrecht
oring van stedenbouwkundig rische opzet re typering schermen waarden ngrijke bebouwingswanden ontworpen menhang met groene aanleg nder gebouw
n- en /of parkaanleg
r
Kaart 3
Utrecht-Oost, 17e eeuw. Bron kaart 3 t/m 8: Gemeente Utrecht.
Kaart 4
Maliebaan en omgeving, 1827.
Kaart 5
Oudwijkerveld, 1862.
Kaart 6
Kaart bij prijsvraag ’t Hoogeland en Oudwijkerveld, 1888.
Kaart 7
Parkaanleg Wilhelminapark, omstreeks 1897.
Kaart 8
Luchɒchc.Utrecht-Ocst