Berk en kwaliteitshout: een uitgesloten huwelijk? M. Winnock, Inverde Wat is wit met soms hier en daar een zwarte vlek, kent een snelle jeugdgroei en brandt goed in de stoof? Inderdaad, u raadt het goed: ‘berk’ – akkoord, met wat verbeelding zou ‘zebra’ ook gekund hebben. Maar laten we het op het eerste houden. Een kleine waarschuwing. Onderstaand artikel bevat veel informatie over een frisse en goed doordachte aanpak voor het beheer van berk. Het risico bestaat dat u dolenthousiast wordt. Kwaliteitshout Berkenhout1 bezit een witachtige kleur. Het is vrij sterk, meestal recht van draad en fijnnervig. Berk kan tot heel veel zaken worden verwerkt. De hoogst haalbare kaart voor kwaliteitshout is fineer. Hierbij worden mooie onderstammen afgerold (dan spreken we van ‘schilfineer’) of gesneden (levert ‘snijfineer’ op) tot fijne lagen van enkele millimeters dik. Deze fineerlagen worden dan gebruikt om minderwaardig en goedkoper hout te bekleden. IKEA is bijvoorbeeld op de hoogte van deze toepassing. Zijn de hoge eisen voor fineer niet haalbaar, dan zijn er de volgende opties: meubelhout, zaaghout, vloeren, lijsten, handgereedschappen en zelfs pallethout als een grotere sterkte vereist is. Voor alle duidelijkheid, onder ‘kwaliteitshout’ wordt wel degelijk meer dan enkel brandhout verstaan. Kwaliteitshout biedt meerdere opties voor verdere verwerking tot eindproduct. Zo zal een kwaliteitsstam met als toepassing eerste keus parkethout zeker even goed branden in de stoof. Andersom zal brandhout niet automatisch het gewenste resultaat geven als plankenvloer in de woonkamer…
Deze kwaliteitsvolle berken gaan straks omgetoverd worden tot binnenbekleding van enkele Duitse sauna’s … - Foto: Inverde 1
Tussen ruwe (Betula pendula) en zachte berk (Betula pubescens) is geen verschil te detecteren in houteigenschappen. In het artikel zal voornamelijk ruwe berk in het achterhoofd gehouden worden als ‘berk’ vermeld wordt.
Een pionier op alle vlakken De berk kent van alle boomsoorten in Europa het grootste natuurlijke verspreidingsgebied. Zowel op droge als natte groeiplaatsen kan hij zich ontwikkelen. In de Scandinavische landen, inclusief Finland, is het de belangrijkste loofboom in termen van houtproductie. Tussen 11% en 28% van de staande voorraad neemt de berk voor z’n rekening. In Vlaanderen zien we hem vooral opduiken waar grootschalige verstoringen zijn opgetreden (windval, aanplantingen, …). Berk heeft als voordeel dat hij zich zeer gemakkelijk en ver kan verspreiden en zich quasi elke lichtrijke plaats kan toe-eigenen. Natuurlijke verjonging met berk kan dus in vele gevallen vrij vanzelf gaan. Zonder concurrentie van andere soorten stelt hij z’n grote groeikracht tentoon. In menging met andere soorten is hij vooral nuttig omwille van z’n verzorgende rol. Hij verhoogt niet alleen de biodiversiteit van het bos maar zal ook de bodem verbeteren via zijn relatief goed afbreekbaar strooisel. De berk is bij ons op de meeste bosgronden de eerste stap in de successie van bos. Een meter per jaar de hoogte in De berk is een spurter als het op hoogtegroei aankomt. De groei in hoogte, dus welke stamlengte er jaarlijks bijgroeit, culmineert op ongeveer 11-jarige leeftijd. in de literatuur kom je waarden tegen gaande van 0,5 tot 0,8 m per jaar. Wie al eens een jong berkje neerlegt – dit is geen aanmoediging tot buitensporige houtkap – en de lengte nauwkeurig opmeet, merkt toch dat zelfs een groei van 1 m per jaar op het piekmoment helemaal niet zo ondenkbaar is in onze streken. Vanaf een leeftijd van 20 à 30 jaar bedraagt de maximale hoogtegroei ongeveer 40 cm per jaar. Vanaf 50 jaar is dit al gereduceerd tot een povere 2 cm per jaar. We moeten eerlijk zijn, een dergelijke vroege afvlakking van de hoogtegroeicurve is logisch voor een echte pionierboomsoort. Heel oud worden die bomen nu eenmaal niet. Berken van meer dan 100 jaar oud met een gezonde onderstam zal je eerder nooit aantreffen. Uiteindelijk kan een berk op de betere groeiplaatsen een hoogte van 30 m op 60 jaar tijd bereiken, terwijl dit op de slechtere groeiplaatsen al wel eens maar de helft kan zijn.
De hoogtegroei van berk culmineert op ongeveer 11-jarige leeftijd. Op die leeftijd groeit er gemakkelijk een halve tot zelfs bijna 1 m stamlengte bij. Beuk daarentegen, kent pas veel later zijn hoogtepunt (ongeveer na 45 à 50 jaar). – Foto: Landesforsten Rheinland-Pfalz Dankzij Duits cijfermateriaal is verder bekend dat qua volumebijgroei, dus welk volume hout er jaarlijks bijgroeit per eenheid van oppervlakte, het maximum net onder de 10 m³ per hectare per jaar ligt. De maximum gemiddelde bijgroei, dus beschouwd over de hele levensduur, bedraagt ongeveer 6,3 m³ per hectare per jaar. Op een periode van 60 jaar zou een berkenbestand op een vrij goede standplaats (dominante hoogte 26 m) in staat moeten zijn om ongeveer 340 m³ per hectare te produceren. Goede taksterfte, trage stamreiniging Empirisch is vastgesteld dat hoe groter de diameter is, des te lager komt de onderste levende tak voor op de stam. Met andere woorden bezitten de dikste berken de diepste kroon. In de natuur zijn er telkens zowel winnaars als verliezers. We vertrekken vanuit de situatie van een geslaagde natuurlijke verjonging met voldoende zaailingen. De winnaars zijn diegene die al vroeg de strijd winnen om licht (en nutriënten), doordat ze er in slagen de meeste ruimte in het kronendak te veroveren en dus een grotere kroon kunnen opbouwen dan de hun omringende boompjes. Gemiddeld gezien komen dode zijtakken voor op het bovenste derde van de stam onder de levende kroon. De takken sterven gemakkelijk en vlug af door lichtconcurrentie, ze vallen desondanks echter maar traag af. Als we alles z’n natuurlijke gang laten gaan en wachten tot de takken effectief zijn afgevallen, is de levende kroon al dermate de hoogte ingedreven dat een diepe kroon bijgevolg ook onmogelijk is. Om de uitbouw en behoud van een diepe, groene kroon te verzekeren, is een vroege begeleidende snoei dus de boodschap. Snoeien is aan de orde vanaf een diameter op borsthoogte van ongeveer 8 à 10 cm. Het doel van een snoeibeurt is immers dat zo veel mogelijk noestvrij, gaaf hout groeit bovenop de zopas gesnoeide jeugdige stam. De takvrije stamlengte bedraagt liefst 5 à 8 m. immers, voor 1 blok fineer is 2,5 m nodig. Takken groter dan 2 cm diameter zijn in feite niet meer de moeite om te snoeien. Niet enkel omwille van meer zaagwerk, maar ook vanwege het verhoogde risico op stamrot en kernverkleuring. Hoe groter de takwonde, hoe trager de wondheling en hoe groter het risico. Een waardevermindering treedt op als de onderstam van berk een donkere, valse kern ontwikkelt. Immers, niet alle toepassingen voor kwaliteitshout zijn dan nog mogelijk. Het spreekt voor zich dat hoe groter de kernverkleuring, des te groter is de vermindering in waarde van het hout. Vroeg en blijvend ingrijpen Er is een recht evenredig verband te vinden tussen de omvang van de kroon en de diameter van de stam op borsthoogte. Dit vertaalt zich anders ook in het feit dat hoe sneller een berk dik is geworden, hoe groter zijn kroon is op dezelfde leeftijd als andere, minder dikke individuen. Gemiddeld gezien is bij berk een jaarringbreedte van 4 à 5 mm per jaar mogelijk. Hiervoor moet de kroon wel op elk ogenblik in zijn ontwikkeling voldoende vroeg en blijvend geïsoleerd worden. Als we dit opsplitsen dan zien we de eerste 20 jaren een diametergroei van gemakkelijk 6 mm per jaar. De volgende 30 jaren is dit gemiddeld 4,5 mm per jaar. Ten slotte bedraagt de diametergroei tijdens de daarop volgende 10 levensjaren slechts 3 mm per jaar. Vlug rekenen geeft aan dat met deze groeisnelheden
een diameter op borsthoogte van 45 à 50 cm (of ongeveer 140 à 160 cm omtrek) mogelijk wordt op een periode van 50 à 55 jaar… In de buitenlandse literatuur vinden we al heel wat informatie over hoe we van berk iets mooi kunnen maken. Algemeen gesteld is het niet aangeraden om met berk als doelsoort te streven naar een doeldiameter groter dan 50 cm op borsthoogte. Vanaf 25 jaar neemt de hoogtegroei immers zeer sterk af, het globale groeipotentieel neemt bijgevolg ook sterk af. Op een stam dikker dan 50 cm diameter zal dus heel lang gewacht moeten worden. Bovendien loop je dan het risico dat je mooie onderstam niet zo helemaal gezond meer is als je zou vermoeden (stamrot) of voor een heel groot deel kernverkleuring vertoont. Hoe ouder de berk, hoe groter de kans en hoe groter het aandeel van de stam dat zal verkleurd zijn. Automatisch zie je de waarde van je hout mee de dieperik intuimelen. Een bijkomende belangrijke conclusie van het hoogtegroeiritme van de berk, is dat de kans om een grote, diepe kroon uit te bouwen in een vroeg stadium dient te gebeuren, dit is vóór de eerste twintig levensjaren. Wacht men tot na 30 jaar om te gaan dunnen, hopend op een voldoende grote kruin, dan mag die hoop opgeborgen worden. Dunning heeft in dit laatste geval nog maar weinig zin, aangezien de groei al zo ver is afgenomen.
Binnenin schuilt een rotte stam… - Foto: Inverde Kwalificering. Doelstelling? Berkenfineer! Het mag duidelijk zijn: als je van berk iets mooi wil maken, moet je er vroeg bij zijn. Laat ons nu twee fasen onderscheiden: de kwalificeringsfase en de dimensioneringsfase. De kwalificeringsfase begint na de fase van succesvolle vestiging van de jonge boompjes. We vertrekken van de situatie dat we een zeer jonge en dense natuurlijke verjonging van berk voor ons hebben. Om het bosbestand werkbaar te houden, kan je best werkgangen om de 20 m aanleggen – om de 10 m mag in feite ook. Deze gangen zijn zo breed dat je vlot door het bestand kan lopen om zo beter potentiële kwaliteitsbomen op te merken en te selecteren. Een werkgang maken gaat het
vlotst als de berkenopstand nog niet groter is dan een 2-tal meter. Zo kun je nog vanop je tractor mooi zien waar je naartoe rijdt en zijn de berken nog niet te dik zodat ze doeltreffend worden afgezet door de klepelmaaier achter op de tractor. Niet iedereen beschikt natuurlijk over deze machinerie, het afzetten met de bosmaaier is in dat geval ook een werkbaar alternatief. Later worden de werkgangen logischerwijs omgedoopt tot ruimingspaden voor exploitatie (dunning, eindkap), zo spaar je het meeste van de bodem van berijding en verdichting.
Knikken en hakken in een jong berkenbestand. Efficiënt, poepsimpel en geen stank of lawaai van de kettingzaag of bosmaaier! Knik en hak er op los In het ‘klassieke’ beheer zou je nu wachten tot het moment van eerste dunning. Echter, de berk is geen ‘klassieke’ soort, maar een pionier zoals we reeds hebben geleerd. Dus moeten we vroeger opstaan en gaan we nu reeds ingrijpen in de zich afspelende concurrentiestrijd. Door het selecteren van toekomstbomen in dit jonge stadium (de berken zijn ondertussen ongeveer 3 m hoog) en ten voordele van deze jonge beloftevolle individuen gaan we de concurrerende buren een kopje kleiner maken. Toekomstbomen opmerken in een jong berkenbestand gaat verrassend goed. Vaak zijn deze ‘winnaars’ niet enkel gemiddeld gezien dikker, ook heeft de schors een iets wittere kleur, zodat ze goed opvallen in de bruin-roeste achtergrond van dunnere berkjes. Indien de boompjes tot een vinger dik zijn, dan is knikken op borst- of heuphoogte een zeer vlotte en eenvoudige methode. In tegenstelling tot volledig doorhakken of -zagen, heeft het knikken als voordeel dat de sapstroom nog in kleine mate aanwezig blijft. Hierdoor zullen ze minder vlug en minder sterk nieuwe scheuten maken. Zijn de berken al eens dikker, dan heb je liefst een of ander handgereedschap bij. Denk hierbij aan het ouderwetse, doch tijdloze kapmes, in zijn verscheidenheid aan vormen. Dit gereedschap gebruik je om de berken een kap te geven en vervolgens om te buigen, of meteen voor de voet af te zetten. Als laatste mogelijkheid kunnen jonge concurrenten ook geringd worden, met behulp van een trek- of kapmes. Ringen doe je door over de volledige omtrek van de stam de bast en de actieve celdelingslaag, het cambium genaamd, te beschadigen. Het cambium herken je het best als een glibberig vliesje dat over de laatste jaarring hout ligt.
Zijn de berken al eens dikker, dan heb je liefst een of ander handgereedschap bij, zoals een bosbijltje of kapmes. Een populaire uitvoering van het kapmes is het Zwitsers gertelmes, met zijn gebogen punt. Bij een ietwat dikkere stam merk je echter dat je beter werken zal met een rechter kapmes.– Foto: Inverde Toekomstbomen krijgen een voorsprong Voor je het bos in spurt met kapmes en opgewarmde ledematen, moet je je nog van een aantal zaken bewust zijn. Bijvoorbeeld, hoe veel van die toekomstbomen ga ik aanduiden? Niet erg als je het antwoord niet meteen weet, als je maar de redenering begrijpt die erachter schuilt. Denk aan een volwassen berk met een volgroeide kruin. Als je de projectie maakt van deze kruin op de grond en je meet de gemiddelde doormeter van deze projectie (laat het voor het gemak een cirkel wezen), dan kom je al gauw uit bij een 14 m. Dergelijke ruimte heeft een berk nodig om een degelijke kroon uit te bouwen, die uitzicht biedt op een voldoende oogstbare stam. Automatisch is dit ook de ruimte die je vanaf de jeugdfase moet voorzien als gemiddelde onderlinge afstand tussen je toekomstbomen. Voor de nieuwsgierigen onder ons, dit komt dan neer op ongeveer 40 à 60 toekomstbomen per hectare. Duid er zeker niet meer aan, want vroeg of laat moeten ze er dan toch van tussenuit. Eens toekomstbomen aangeduid, ben je klaar om gewapend met een geslepen kapmes het berkenbos in te trekken. Gemakshalve loop je schuin en zigzaggend tussen twee werkgangen door (je loopt dan ongeveer in een hoek van 60° ten opzichte van je werkgangen). Als je na enkele jaren terugkomt om het resultaat van je kapwerk te bekijken, zal je versteld staan van de differentiatie die je hebt teweeg gebracht in dit nog o zo jonge bos. Je ziet nu veel duidelijker je eerder aangeduide toekomstbomen staan tussen de rest. Niet omwille van de verf of het lintje dat er mogelijks nog aanhangt, maar wel omdat ze een serieuze voorsprong in diameter hebben genomen.
Een kwalificering door langdurige dichtstand is bij berk niet zinvol. Wacht je te lang, dan mag je voldoende dikke berken vergeten. Op de foto zijn twee stamschijven te zien van bijna even hoge berken te zien. Ondanks hun zelfde leeftijd (ca. 20 jaar) is er een groot verschil in diameter. Conclusie: benut op tijd die jeugdige groeikracht! – Foto: Inverde Dimensioneren vanaf 12 jaar Normaal gezien eindigt de kwalificeringsfase als de berken een leeftijd van 12 à 15 jaar bereikt hebben. Dit zal vrij goed overeenkomen met een dominante hoogte van ongeveer 10 à 15 m. Weet dat de piek in hoogtegroei bij berk zich situeert rond het 11e levensjaar. Het begin van de dimensioneringsfase wordt ingeluid door de eerste, echte dunning omdat we willen profiteren van de groeikracht, die de berk op dat moment nog met hopen op voorraad heeft. In vergelijking met het “klassieke” hooghoutbeheer van de voorbije jaren is dit een duidelijk vroeger optreden. Op deze leeftijd (12 à 15 jaar) neemt de levende kruin liefst de helft van de stamlengte in. Om dit in te schatten, ga je op zoek naar de hoogte vanaf waar de eerste levende tak is ingeplant. De onderste helft is dan het fundament voor een mooie, noestvrije onderstam die ons straks fineerhout zal leveren. Noestvrij betekent dat de stam van takken moet ontdaan zijn. Grote kans dat bij de eerste dunning, er nog dode zijtakken op de onderstam staan. In plaats van (lang) te wachten tot dat deze van nature afvallen, is een begeleidende snoei bij dunning aangewezen. Daarbij neem je alle levende en dode zijtakken weg tot een hoogte van minimum 5 à 6 m. Dit gaat vlot met een stokzaag of met een handzaagje en een ladder. Het is trouwens ook de bedoeling om vanaf dit moment tot op het einde van de rit de ondergrens van de levende kroon op deze hoogte te behouden. Met andere woorden zal de levende kroon in het beste geval uiteindelijk ongeveer 60 à 70 % van de stamlengte innemen, aangezien de boom verder in hoogte groeit.
Snoeien kun je gemakkelijk doen met een handzaagje en een ladder. Als je last hebt van hoogtevrees is een stokzaag ook een optie. Snoeien gebeurt het best op het einde van de winter, vóór de sapstromen op gang komen, of in juni. – Foto: Landesforsten Rheinland-Pfalz Détourage voor een snelle en constante groei Bij elke dunning moet je groeiruimte voor de kruin voorzien tot de volgende dunningsronde. In principe mag op geen enkel ogenblik de kroon van de toekomstboom gehinderd worden door concurrerende bomen, zowel bovenaan als onderaan in de kroon (we willen de kroonondergrens behouden). Daarvoor voorzie je rondom de kroon van de toekomstboom een zone van 1 à 2 m vrije ruimte. Inderdaad, volledige isolatie of détourage zoals de Fransen het zo mooi kunnen zeggen. In totaal zal er na deze eerst dunning nog ongeveer 3 keer gedund moeten worden, omdat het kronendak zich telkens opnieuw relatief snel zal sluiten. Het einddoel is finaal bereikt als je gezonde onderstam een diameter vanaf 45 cm heeft en dit op maximum 60 jaar tijd.
Op elk moment moeten de toekomstbomen ruimte hebben voor onbelemmerde kroongroei. Dit zorgt voor de gewenste regelmatige en forse groei.- Foto: Inverde Snel gegroeid hout heeft brede jaarringen. Met het vrijstellen van de kroon mikken we dus op een snelle en constante groei. Constante groei betekent dan dat elk jaar ongeveer even brede jaarringen gevormd worden. Ons doel was fineerhout. Het liefst heb je hiervoor regelmatig gegroeid (veel schommeling in jaarringbreedte geeft aanleiding tot kromtrekken) en zacht hout. In het geval van een ringporige houtsoort, zoals bijvoorbeeld eik, betekent een snelle groei harder hout. Elk jaar wordt immers eenzelfde hoeveelheid vroeghout (dit zijn de houtvaten voor het opgaand transport van water en mineralen) aangemaakt. Het laathout (dit zijn voornamelijk houtvezels die voor sterkte zorgen) daarentegen kan nogal eens variëren in breedte. Hoe meer laathout, hoe sterker en harder het hout.2 Berk is echter een diffuusporige houtsoort, dus is hier geen sprake van vroeg- en laathout. De houtvaten en vezels liggen verspreid door elkaar over de hele jaarringbreedte. Voor berkenhout heeft de snelheid van groei dus geen invloed op de hardheid van het hout. Voor berkenfineer kan je dus concluderen: geef er maar een lap op!
2
Volgens een enquête bij de Franse houtverwerkers (inclusief de fineerindustrie) mogen voor eikenfineer jaarringen tot 5 mm/jaar dik zijn. Een snelle groei is zelfs voor eik dus niet echt een probleem.
A
Passende behandeling voor groeiende berkjes nog even samengevat…
kwalificering
-
C
-
Voer vanaf een dominante hoogte van 3 m een eerste zuivering uit. Zoek ongeveer om de 5 m een supervitale berk. Knik de jonge concurrenten om.
-
Voer een eerste dunning uit op ongeveer 12- à 15-jarige leeftijd (dominante hoogte 10 tot max 15 m). Neem maximum 60 bomen per hectare als toekomstboom, die je volledig vrijstelt.
dimensionering
B
Zorg in een jonge berkenopstand (tot 2m dominante hoogte) voor de aanleg van werkgangen om de 10 of 20 m
-
Zorg voor 5 à 8 m takvrije onderstam door eventueel begeleidende snoei
-
Blijf dunnen en zorg dus steeds voor een onbelemmerde kroongroei Het doel is bereikt als de berken een diameter op borsthoogte van minimum 40 cm hebben gehaald op maximum 60 jaar tijd
(Foto A: stilaan het moment voor een eerste dunning…; Foto B: resultaat na een tweede dunning; Foto C: een kaprijpe berk, de vruchten van een dynamisch bosbeheer mogen worden geplukt! – Foto A, B, C: Inverde)