Bericht aan de opdrachtgevers en aannemers– Bouwsector Inleiding De bepalingen van de artikelen 402 en 403 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (hierna: WIB 92) werden gewijzigd door de programmawet van 27 april 2007 en door de programmawet (I) van 29 maart 2012. Deze bepalingen, die hierna worden verduidelijkt, zijn van kracht geworden op 1.1.2009 voor wat betreft de ondernemingen uit de bouwsector. Terminologie Hoe deze woorden te interpreteren: 1° Werken: de bij artikel 20, § 2, van het Koninklijk Besluit nr. 1 van 29 december 1992 bedoelde werkzaamheden m.b.t. de te nemen maatregelen om de betaling van de BTW te verzekeren; 2° Opdrachtgever: éénieder die de opdracht geeft om werken uit te voeren of te laten uitvoeren tegen een prijs; er valt op te merken dat de opdrachtgever natuurlijke persoon die werken laat uitvoeren voor louter privédoeleinden niet bedoeld wordt door de bepalingen van de artikelen 402 en 403, WIB 92; 3° Aannemer: -éénieder die zich tegen betaling er toe verbindt om werken uit te voeren of laten uit te voeren voor rekening van een opdrachtgever ; - elke onderaannemer in verhouding tot alle volgende tussenkomende onderaannemers. 4° Onderaannemer: éénieder die zich rechtstreeks of onrechtstreeks tegen betaling, in welk stadium dan ook, er toe verbindt de werkzaamheden of een gedeelte ervan die aan de aannemer werden toevertrouwd, uit te voeren of te laten uitvoeren of met het oog hierop arbeiders ter beschikking te stellen. Bedoelde werken Artikel 20, § 2 van het Koninklijk Besluit n° 1 van 29 december 1992 m.b.t. de te nemen maatregelen om de betaling van de BTW te verzekeren, vermeldt dat: « Wordt bedoeld alle werk in onroerende staat in de zin van artikel 19, § 2, van het Wetboek [zie hierna]. Worden eveneens bedoeld, in de mate dat zij geen werk in onroerende staat zijn: 1° iedere handeling die tot voorwerp heeft zowel de levering als de aanhechting aan een gebouw: -van de bestanddelen of een gedeelte van de bestanddelen van een installatie voor centrale verwarming of airconditioning, daaronder begrepen de branders, de reservoirs en de regel- en controletoestellen verbonden aan de ketels of aan de radiatoren; -van de bestanddelen of een gedeelte van de bestanddelen van een sanitaire installatie van een gebouw en, meer algemeen, van alle vaste toestellen voor sanitair of hygiënisch gebruik aangesloten op een waterleiding of een riool; -van de bestanddelen of een gedeelte van de bestanddelen van een elektrische installatie van een gebouw, met uitzondering van toestellen voor de verlichting en van lampen; -van de bestanddelen of een gedeelte van de bestanddelen van een elektrische belinstallatie, van brandalarmtoestellen, van alarmtoestellen tegen diefstal en van een huistelefoon; -van opbergkasten, gootstenen, gootsteenkasten en meubels met ingebouwde gootsteen, wastafels en meubels met ingebouwde wasbak, zuigkappen, ventilators en luchtverversers waarmee een keuken of badkamer is uitgerust; -van luiken, rolluiken en rolgordijnen die aan de buitenkant van het gebouw worden geplaatst; 2° iedere handeling die tot voorwerp heeft zowel de levering van wandbekleding of vloerbedekking als de plaatsing ervan in een gebouw, ongeacht of die bekleding of bedekking aan het gebouw wordt vastgehecht of eenvoudig ter plaatse op maat wordt gesneden volgens de afmetingen van de te bedekken oppervlakte; 3° ieder werk dat bestaat in het aanhechten, het plaatsen, het herstellen, het onderhouden en het reinigen van goederen bedoeld in 1° of 2° hierboven. Wordt ook bedoeld de terbeschikkingstelling van personeel met het oog op het verrichten van een werk in onroerende staat of van een onder 1°, 2° of 3°, hierboven bedoelde handelingen. »
Artikel 19, § 2, van het BTW-wetboek formuleert dat: « Voor de toepassing van dit Wetboek wordt verstaan onder werk in onroerende staat het bouwen, het verbouwen, het afwerken, het inrichten, het herstellen, het onderhouden, het reinigen en het afbreken, geheel of ten dele, van een uit zijn aard onroerend goed, en de handeling die erin bestaat een roerend goed te leveren en het meteen op zodanige wijze aan te brengen aan een onroerend goed dat het onroerend uit zijn aard wordt. ». Subsidiaire hoofdelijke aansprakelijkheid De opdrachtgever of de aannemer die voor de bedoelde werken beroep doet op een aannemer of een onderaannemer die belastingschulden heeft op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst, is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belastingschulden van zijn medecontractant De hoofdelijke aansprakelijkheid wordt beperkt tot 35 % van de totale prijs van de werken of activiteiten, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, die aan de aannemer of aan de onderaannemer werden toevertrouwd. Zij kan worden aangewend voor de betaling in hoofdsom, verhogingen, kosten en interesten, ongeacht hun datum van vestiging, van de volgende schulden die bestaan op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst: 1° alle schulden inzake directe en met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen; 2° alle schulden inzake voorheffingen; 3° de buitenlandse belastingschuldvorderingen waarvoor in het kader van een internationale overeenkomst de invorderingsbijstand is gevraagd; 4° de niet betaalde bedragen in het kader van de hoofdelijke aansprakelijkheid zoals bedoeld in artikel 402, WIB 92. Sommen voor dewelke een behoorlijk gerespecteerd afbetalingsplan bestaat en schulden in de opschorting gedurende de periode van opschorting zoals voorzien in de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, worden niet als schulden beschouwd. De hoofdelijke aansprakelijkheid geldt ook voor de belastingschulden van de vennoten van een tijdelijke handelsvennootschap, een stille handelsvennootschap of een maatschap die optreedt als aannemer of onderaannemer. Ze geldt ook voor de belastingschulden van de aannemer of van de onderaannemer die ontstaan in de loop van de uitvoering van de overeenkomst De hoofdelijke aansprakelijkheid in hoofde van de opdrachtgever of de aannemer geldt niet als de bij artikel 30bis, § 3 van de wet van 27 juni 1969 (ter herziening van de besluitwet van 28 december 1944 m.b.t. de maatschappelijke zekerheid der arbeiders) bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid reeds wordt toegepast in hoofde van dezelfde opdrachtgever of aannemer. De hoofdelijke aansprakelijkheid wordt niet toegepast wanneer de hierna bedoelde inhouding en storting correct geschiedden bij elke betaling van de gehele of gedeeltelijke prijs van de werken aan een aannemer of een onderaannemer die op het ogenblik van de betaling belastingschulden heeft. Indien de hierna bedoelde inhouding en storting niet correct geschiedden bij elke betaling van de gehele of gedeeltelijke prijs van de werken aan een aannemer of een onderaannemer die op het ogenblik van de betaling belastingschulden heeft, worden de eventueel gestorte bedragen in mindering gebracht van het bedrag waarvoor de opdrachtgever of de aannemer verantwoordelijk is gesteld bij het toepassen van de hoofdelijke aansprakelijkheid. De programmawet van 29 maart 2012 heeft de subsidiaire ketenaansprakelijkheid (her)ingevoerd die van toepassing is wanneer de volgende drie voorwaarden vervuld zijn: 1° op het ogenblik van de afsluiting van het contract heeft de onderaannemer fiscale schulden (m.a.w. is onderworpen aan inhoudingsplicht); 2° ook op het ogenblik van de betaling van de factuur door de medecontractant heeft de onderaannemer fiscale schulden (m.a.w. is onderworpen aan inhoudingsplicht); 3° de medecontractant laat na om de inhouding toe te passen op de factuur en deze te storten op de rekening van het Ontvangkantoor der directe belastingen en bijzondere ontvangsten van Brussel 3. Praktisch gezien wordt eerst de rechtstreekse hoofdelijke aansprakelijkheid tussen de twee medecontractanten toegepast.
De subsidiaire aansprakelijkheid bestaat erin dat indien het gevorderde bedrag van de hoofdelijke aansprakelijkheid niet betaald wordt, de aannemer, alsook iedere tussenkomende onderaannemer, hiervoor hoofdelijk aansprakelijk zullen zijn. De aansprakelijkheid wordt in chronologische volgorde toegepast ten opzichte van de in een voorafgaand stadium tussenkomende aannemers, wanneer de aannemer-opdrachtgever nagelaten heeft de bij hem gevorderde sommen binnen dertig dagen na de betekening van een dwangbevel te vereffenen. Verplichting tot inhouding De opdrachtgever of de aannemer die een deel of het geheel van de prijs van de bedoelde werken aan een aannemer of een onderaannemer betaalt die op het ogenblik van de betaling belastingschulden heeft, is verplicht bij die betaling 15 p.c. van het door hem verschuldigde bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, in te houden en te storten aan de ontvanger van het speciaal ontvangkantoor van de Directe Belastingen (zie hierna). In voorkomend geval worden de inhoudingen en stortingen beperkt tot het bedrag van de schulden van de aannemer of van de onderaannemer op het ogenblik van de betaling. De toepassing ‘Verplichting tot inhouding’ stelt de betrokken personen in staat vast te stellen of de hiervoor vermelde verplichting tot inhouding en storting van toepassing zijn op de door een welbepaalde vennootschap uitgevoerde bedoelde werken. Wanneer de opdrachtgever of de aannemer, met behulp van de toepassing, vaststelt dat hij de in bedoelde inhoudingen moet doen, en: - dat de factuur minder bedraagt dan 7.143,00 € (exclusief BTW), moet hij overgaan tot de hiervoor vermelde inhouding en storting van 15% van het verschuldigde bedrag (exclusief BTW); - dat de factuur méér bedraagt of gelijk is aan 7.143,00 € (exclusief BTW), verzoekt hij zijn medecontractant een attest voor te leggen waaruit het bedrag van zijn schuld blijkt. Het attest in kwestie houdt rekening met de schuld op de datum van de dag dat het werd opgemaakt. Het is geldig gedurende de 20 dagen die volgen op de afgifte door de bevoegde ontvanger. Indien de schuld kleiner is dan de in principe uit te voeren inhouding, moet de storting beperkt worden tot het bedrag van de schuld. Als de schuld op het attest groter is dan de in principe uit te voeren inhouding, of indien het attest door de medecontractant niet wordt voorgelegd binnen de maand van het verzoek, moet er een storting gebeuren van 15% van het verschuldigde bedrag (exclusief BTW). Voorbeelden : Bedrag exclusief BTW van de factuur
Bedrag van de schuld op het attest
Te verrichten storting
5.000,00 €
(zonder voorwerp)
750,00 €
10.000,00 €
1.200,00 €
1.200,00 € (10.000,00 € x 15 p.c. = 1.500,00 €, beperkt tot 1.200,00 €)
10.000,00 €
2.000,00 €
1.500,00 €
Het ingehouden bedrag dient tegelijkertijd gestort te worden met de betaling aan de aannemer of de onderaannemer op het rekeningnummer: IBAN BE33 6792 0023 2046 BIC PCHQBEBB • Ontvangkantoor der directe belastingen te Brussel 3 en bijzondere ontvangsten, Kruidtuinlaan 50, bus 3110, 1000 Brussel (tel.: 0257/715 60). . • met de volgende vermeldingen: - ondernemingsnummer van de aannemer of de onderaannemer - bedrag en datum van de factuur waarop de storting betrekking heeft - naam van de aannemer. De persoon die de storting doet, zendt aan het ontvangkantoor op het volgende correspondentieadres een kopie van de factuur waarop de betaling betrekking heeft: Ainv-Arec
Voorstraat 43 3500 Hasselt Sanctie Als de voorziene storting niet werd verricht, wordt het verschuldigde bedrag verdubbeld en binnen de in artikel 354, WIB 92 bedoelde termijn als administratieve boete ten name van de overtreder ingekohierd. Inhoudingsplicht: JA uw factuur bedraagt minder dan 7.143 €, exclusief BTW Bij de betaling van de factuur, dient u 15% van het factuurbedrag exclusief BTW in te houden en het ingehouden bedrag tegelijkertijd met de betaling van de factuur aan uw aannemer of onderaannemer te storten op rekeningnummer: ♦ IBAN BE33 6792 0023 2046 BIC PCHQBEBB ♦ van het ontvangkantoor der bijzondere ontvangsten. ♦ met volgende vermeldingen (artikel 207, derde lid van het Koninklijk Besluit tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992); - het ondernemingsnummer van de aannemer of de onderaannemer - bedrag en datum van de factuur waarop de storting betrekking heeft - naam van de aannemer of de onderaannemer. De persoon die de storting doet, zendt een kopie van de factuur waarop de betaling aan het ontvangkantoor betrekking heeft aan het correspondentieadres: Ainv-Arec Voorstraat 43 3500 Hasselt Voor verdere informatie kan u zich wenden tot het lokale ontvangkantoor (bevoegd voor de aannemer of onderaannemer) OPGELET: De beslissing «JA» is slechts geldig op de dag van de raadpleging. De aannemer of de onderaannemer kan op elk ogenblik overgaan tot de betaling van zijn fiscale schuld of een afbetalingsplan hebben verkregen dat hij naleeft. Indien u de factuur niet betaalt op de dag van de raadpleging, moet u de website terug raadplegen op het ogenblik van de effectieve betaling van de factuur. Inhoudingsplicht: JA uw factuur bedraagt meer dan of is gelijk aan 7.143 €, exclusief BTW Teneinde in voorkomend geval het in te houden bedrag te beperken tot de bestaande schuld op het ogenblik van de betaling van de factuur, dient u aan uw aannemer of onderaannemer een attest te vragen waaruit het bedrag van zijn schuld blijkt. Het afgeleverde attest is geldig gedurende 20 dagen volgend op de afgifte door de bevoegde ontvanger. Indien de betaling van de factuur geschiedt tijdens deze periode: - en het bedrag van de schuld dat vermeld staat op het attest minder is dan 15% van de factuur, exclusief BTW, moet de inhouding en de storting beperkt worden tot het bedrag dat voorkomt op het attest (zie hierna); - en het bedrag van de schuld dat vermeld staat op het attest hoger is dan 15% van de factuur, exclusief BTW, moet de inhouding en storting 15% bedragen van de totale factuurwaarde, exclusief BTW. (zie hierna). Voorbeelden :
Bedrag exclusief BTW van de factuur
Bedrag van de schuld op het attest
Te verrichten storting
10.000,00 €
1.200,00 €
1.200,00 € (10.000,00 € x 15 p.c. = 1.500,00 €, beperkt tot 1.200,00 €)
10.000,00 €
2.000,00 €
1.500,00 €
OPGELET: Indien de aannemer of de onderaannemer bevestigt dat zijn fiscale schulden hoger zijn dan de in principe uit te voeren inhoudingen, of indien het attest door aannemer of de onderaannemer niet wordt voorgelegd binnen de maand na de aanvraag, moet er een storting gebeuren van 15% van het verschuldigde bedrag, exclusief BTW. Het ingehouden bedrag dient tegelijkertijd met de betaling aan de aannemer of aan de onderaannemer gestort te worden op rekeningnummer: ♦ IBAN BE33 6792 0023 2046 BIC PCHQBEBB ♦ van het ontvangkantoor der bijzondere ontvangsten. ♦ met volgende vermeldingen (artikel 207, derde lid van het Koninklijk Besluit tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992): - het ondernemingsnummer van de aannemer of de onderaannemer - bedrag en datum van de factuur waarop de storting betrekking heeft - naam van de aannemer of de onderaannemer. De persoon die de storting doet, zendt een kopie van de factuur waarop de betaling aan het ontvangkantoor betrekking heeft aan het correspondentieadres: Ainv-Arec Voorstraat 43 3500 Hasselt Voor verdere informatie kan u zich wenden tot het lokale ontvangkantoor (bevoegd voor de aannemer of onderaannemer).