Bemalingsadvies aanleg K&L Krugerlaan te Gouda definitief
Uitgebracht aan: Van Voskuilen Woudenberg B.V. Postbus 21 3930 EA Woudenberg
definitief
KL89, RAP20121012
13-11-12
definitief
Projecttitel
:
Bemalingsadvies aanleg K&L L Krugerlaan te Gouda
Projectcode
:
KL89
Soort document
:
definitief
Kenmerk
:
KL89, RAP20121012
Opdrachtgever
:
Van Voskuilen Woudenberg B.V.
Opgesteld door
:
ing. R.P. Oosterhoff
Senior projectleider
:
ir. M.A. Rus
Paraaf opsteller
:
Paraaf senior projectleider : Datum
KL89, RAP20121012
:
13 november 2012
13-11-12
1
definitief
Inhoudsopgave
Tekst
pagina
1. Inleiding ................................................................................................ ................................ ............................................. 1 1.1. Algemeen ................................................................................................ ................................ ..................................... 1 1.2. Uitgevoerd archief- en veldonderzoek ............................................................... ............................... 2 2. Beschrijving van het onderzoeksgebied ................................................................ .................................. 3 2.1. Algemeen ................................................................................................ ................................ ..................................... 3 2.2. Aanwezige kabels en leidingen................................................................ leidingen ......................................... 3 2.3. Omliggende bebouwing ................................................................ .................................................. 4 2.4. Riolering en drainage ..................................................................................... ..................... 5 2.5. Aanwezige bodem- en grondwaterverontreinigingen ........................................... ................................ 5 3. Geohydrologie en bodemopbouw ................................................................ ........................................... 6 3.1. Geohydrologie en bodemopbouw ................................................................ ..................................... 6 3.2. Oppervlaktewatersysteem ................................................................ ............................................... 7 3.3. Grondwatersysteem ....................................................................................... ................................ ....................... 8 4. Bemalingsadvies ................................................................................................ ................................ ................................10 4.1. Locatie inrichting .......................................................................................... ................................ ..........................10 4.2. Uitvoeringswijze ........................................................................................... ................................ ...........................10 4.3. Berekeningsmethode eningsmethode ..................................................................................... .....................12 4.4. Uitgangspunten en randvoorwaarden berekeningen .......................................... ................................ 12 4.5. Bemalingsinspanning ..................................................................................... .....................13 4.5.1. Onttrekkingsdebieten ................................................................ ...............................................13 4.5.2. 2. Bandbreedteanalyse ................................................................ ................................................13 4.6. Beschrijving en beoordeling effecten en risico’s ................................................ ................................ 14 4.6.1. Invloedsfeer ........................................................................................... ................................ ...........................14 4.6.2. Effecten op de omgeving ................................................................ ..........................................14 4.6.3. Effecten op overige (grondwater)onttrekkingen ........................................... ................................ 15 5. Waterkwaliteit en lozing ...................................................................................... ................................ ......................15 6. Monitoringsadvies ............................................................................................... ................................ ...............................16 6.1. Bouwkundige vooropnamen ................................................................ ...........................................16 6.2. Grondwaterstandmetingen ................................................................ .............................................17 6.3. Deformatiemetingen...................................................................................... ................................ ......................17 6.4. Debietmetingen ............................................................................................ ................................ ............................17 6.5. Maatregelen tijdens uitvoering................................................................ ........................................17 7. Watervergunning ................................................................................................ ................................ ................................17 8. Aanbevelingen ................................................................................................ ................................ ...................................18
KL89, RAP20121012
13-11-12
2
definitief
Bijlagen 1. Topografische ligging onderzoekslocatie onderzoe 2. Overzichtstekening ligging kabels en leidingen 3. Overzichtstekening funderingsgegevens 4. Overzichtstekening gevoelige bebouwing 5. Invloedsfeer bemalingswerkzaamheden 6. Criteria grondwateronttrekkingen dwateronttrekkingen Hoogheemraadschap van Rijnland
KL89, RAP20121012
13-11-12
1
definitief
1. Inleiding 1.1. Algemeen Op 13 juli 2012 is door Van Voskuilen Woudenberg B.V. schriftelijk opdracht verstrekt (bestelbon 80047)) voor het opstellen van een bemalingsadvies voor de de vervanging van kabels en leidingen ter plaatse van de Krugerlaan te Gouda.. Het bemalingsadvies is opgesteld op basis van het nieuwe protocol “Voorbereiden melding of vergunning”, vergunning protocol 12010, SIBK. Naast de opdracht voor het opstellen van een bemalingsadvies bemalingsadvies is tevens opdracht gegeven voor het uitvoeren van bouwkundige vooropnamen bij de woningen langs de Krugerlaan en het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek. De resultaten van deze onderzoeken worden separaat gerapporteerd.
Figuur 1:: Onderzoekslocatie (rood omrand)
Ter plaatse van de Krugerlaan worden,, aan beide zijden van de weg, de bestaande kabels en leidingen vervangen. De kabels en leidingen worden aangelegd in het trottoir op korte afstand van de bebouwing. wing. Uit eerder onderzoek is bekend dat delen van de bebouwing langs de Krugerlaan gevoelig zijn voor veranderingen in het geotechnisch evenwicht, bijvoorbeeld door grondwaterstandsverlagingen.
KL89, RAP20121012
13-11-12
2
definitief
Doel van het bemalingsadvies is het verkrijgen van inzicht in: i - de mate van gevoeligheid van de omliggende woningen voor veranderingen in het geotechnisch evenwicht; - de invloedsfeer van de bemalingswerkzaamheden; - de eventueel benodigde maatregelen om ongewenste effecten op de omgeving te beperken; - de ontrekkingsdebieten en het totale waterbezwaar van de bemaling. Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van een gekalibreerd grondwatermodel. Het modelonderzoek is op een gestructureerde wijze aangepakt, gebaseerd op de NEN 6260, “Modellering in waterbeheer”. er”. 1.2. Uitgevoerd archief- en veldonderzoek In het archief van Wareco zijn gegevens verzameld en bestudeerd met betrekking tot de bodemopbouw, de grondwaterstanden en het maaiveldniveau ter plaatse van het onderzoeksgebied. Tevens zijn archiefgegevens verzameld verzameld met betrekking tot de funderingen van de omliggende bebouwing. bebouwing Bij de opdrachtgever zijn gegevens opgevraagd met betrekking tot de nieuw aan te leggen kabels en leidingen en de werkwijze. werkwijze Daarnaast is gebruik gemaakt van reeds uitgevoerde onderzoeken en gegevens in de omgeving van het onderzoeksgebied: [1] Grondwaterstandsmetingen wijk Kort Haarlem te Gouda, kenmerk ke31.006roo.kh.brf, d.d. 9 september 2008, opgesteld door Wareco. [2] Programma van eisen bemalingsplan Kort Haarlem fase 2 te Gouda, kenmerk ke31.008roo.kh.rap, d.d. 19 november 2008, opgesteld door Wareco. [3] Discussiestuk bemaling rioolvervanging Kort Haarlem fase 2, kenmerk W08A0142, d.d. 3 juli 2009, opgesteld door MWH. [4] Bemalingsadvies rioolvervanging Kort Haarlem te Gouda, kenmerk KE31B, RAP20090706, d.d. 13 juli 2009, opgesteld door Wareco. [5] Verkennend onderzoek naar risico op gebouwschade Kort Haarlem te Gouda, kenmerk KG55, RAP20090827, d.d. 2 september 2009, opgesteld door Wareco. [6] Bemalingsadvies rioolvervanging Kort Haarlem te Goudam, kenmerk KE31BA, RAP20100301, d.d. 8 maart 2010, opgesteld door Wareco. [7] Risicoinventarisatie Kort Haarlem Zuid, fase 2, kenmerk KG55B, RAP20100901, d.d. 6 september 2010, opgesteld door Wareco. [8] Vervolg monitoring Kort Haarlem Noord, Gouda, kenmerk KJ10, BRF20110615, d.d. 20 juni 2011, opgesteld door Wareco. Wareco [9] Overzicht ligging kabels en leidingen in proefsleuven Krugerlaan, d.d. 22 november 2011, beschikbaar gesteld door Voskuilen Woudenberg B.V. [10] Monitoring grondwaterstanden Kort Haarlem Zuid fase 2 te Gouda, Gouda, kenmerk KG55A, BRF20111124, d.d. 8 december 2011, opgesteld door Wareco. [11] Overzicht riolering gemeente Gouda d.d. maart 2012, beschikbaar gesteld door Gemeente Gouda. [12] Verkennend bodemonderzoek Krugerlaan te Gouda, kenmerk KL89, RAP20120727, d.d. 5 september septem 2012, opgesteld door Wareco. [13] Gegevens vervolg grondwaterstandsmonitoring Kort Haarlem zuid, lopend onderzoek, kenmerk KG55C, d.d. september 2012, uitgevoerd door Wareco. De in de tekst vermelde cijfers tussen [ ] verwijzen naar bovenstaande literatuur. literatuur
KL89, RAP20121012
13-11-12
3
definitief
2. Beschrijving van het onderzoeksgebied 2.1. Algemeen De onderzoekslocatie betreft de Krugerlaan in de wijk Kort Haarlem te Gouda, zie figuur 1. De straat bestaat uit een smalle weg met klinkerbestrating en aan weerszijden een trottoir. De woningen langs de Krugerlaan staan over het algemeen direct aan de straat. Bij een deel van de woonblokken zijn (korte) voortuinen aanwezig. De maaiveldhoogte in de Krugerlaan bedraagt over over het algemeen circa NAP -1,3 m tot circa NAP -1,6 1,6 m. Ter plaatse van de Karnemelksloot is het maaiveldniveau hoger, namelijk circa NAP +0,0 m. Vanaf de kruising Karnemelksloot - Krugerlaan loopt het maaiveld af tot circa NAP -1,3 1,3 m ter plaatse van de kruising kr Krugerlaan - Dutoitstraat [11].
Figuur 2:: Voorbeeld aanzicht Krugerlaan (bron: Google Maps, 2012)
2.2. Aanwezige kabels en leidingen Door de opdrachtgever zijn op zeven locaties proefsleuven gegraven [9] om de ligging van de huidige gas- en waterleidingen te inventariseren. De leidingen liggen in het trottoir langs de woningen, waarbij de gietijzeren gasleiding op circa 1 à 3 m afstand van de gevel ligt. Bij woningen die wat meer naar achter staan is de afstand tot de gevel circa 5,5 m tot 6 m. De waterleiding ligt circa 0,4 m tot circa 0,8 m verder van de gevel.. De diepte van de leidingen varieert van circa 0,75 m tot circa 1,1 m beneden maaiveld. In de nieuwe situatie worden de kabels en leidingen in hetzelfde tracé trac vervangen, vervangen zie bijlage 2.. Door de opdrachtgever is aangegeven dat de kabels en leidingen worden aangelegd op circa 1 m beneden maaiveld. Dit is circa NAP -2,3 2,3 m tot circa NAP -2,6 m.
KL89, RAP20121012
13-11-12
4
definitief
2.3. Omliggende mliggende bebouwing bebouw Funderingsgegevens Uit voorgaande onderzoeken [2, 4, 5, 7] is bekend dat nagenoeg alle woningen aan de Krugerlaan zijn gefundeerd op houten palen. Bij een aantal woningen is funderingsherstel uitgevoerd. Van enkele woningen is het funderingstype onbekend. Van een groot aantal woningen is het niveau van het bovenste funderingshout bekend op basis van archiefgegevens en vroeger uitgevoerde funderingsinspecties. funderingsinspecties In het overgangsgebied van de Krugerlaan tussen de Karnemelksloot en de Dutoitstraat is het niveau van het bovenste funderingshout circa NAP -1,17 1,17 (Krugerlaan 2/4) en NAP -1,43 m (Krugerlaan 6 t/m 18). Over het algemeen varieert het het niveau van het bovenste funderingshout van circa NAP -1,9 m tot NAP -2,5 2,5 m. Lokaal (Krugerlaan 98 t/m 104) zijn waarschijnlijk opzetters toegepast en bedraagt het niveau van het bovenste funderingshout circa NAP -3,85 3,85 m. Een overzichtstekening van de bekende funderingsgegevens is weergegeven in bijlage 3. Gevoeligheid bebouwing Algemeen Op basis van een visuele inspectie door een funderingsdeskundige en op basis van archiefgegevens is in voorgaande onderzoeken [2, 6, 7] een risicoprofiel opgesteld voor de bebouwing. Uit de onderzoeken blijkt dat werkzaamheden nabij een groot deel van de panden anden niet zonder meer kunnen worden uitgevoerd. Er is voor grote delen van het onderzoeksgebied sprake van een verhoogd risico op het ontstaan van schade aan het casco van de panden indien het geotechnisch evenwicht bij de woningen wordt verstoord. Zettingen Als gevolg van het verlagen van de grondwaterstand kunnen zettingen optreden, waardoor bij op (houten) palen gefundeerde bebouwing een extra negatieve kleefbelasting kan optreden. De reactie van het casco van de woningen op deze extra belasting is onbekend. onb Derhalve mag de grondwaterstand tijdens werkzaamheden niet worden verlaagd tot beneden de laagst gemeten grondwaterstand [2, 6, 7]. Droogstand Bij de werkzaamheden dient droogstand van houten paalfunderingen zoveel mogelijk voorkomen en beperkt te worden. In de huidige natuurlijk situatie daalt de grondwaterstand bij diverse woonblokken periodiek tot beneden het niveau van het bovenste funderingshout. Bij permanente droogstand wordt de fundering over een periode van 10 tot 15 jaar zodanig aangetast dat funderingsherstel noodzakelijk is. De aantastingsnelheid van funderingshout als gevolg van droogstand is dermate laag dat het acceptabel wordt geacht dat de grondwaterstand tijdens tijdens de werkzaamheden maximaal vijf dagen wordt verlaagd tot beneden het niveau niveau van het bovenste funderingshout. Trillingen Bij de woningen waar in het verleden zettingen zijn ontstaan als gevolg van het verminderd functioneren van de fundering wordt verwacht dat ook het casco van deze woningen is aangetast. Deze woningen worden gevoelig geacht voor trillingen als gevolg van de werkzaamheden (klasse 3 conform SBR-richtlijn SBR richtlijn Deel A). Dit geldt tevens voor woningen waar reeds funderingsherstel is uitgevoerd. Door de bewoonster van Krugerlaan
KL89, RAP20121012
13-11-12
5
definitief
97/99 is telefonisch aangegeven dat de voorgevel voorgevel van het pand in slechte staat verkeert en momenteel wordt gestut. Trillingen als gevolg van de werkzaamheden dienen beperkt te worden. Bijvoorbeeld door de toepassing van klein materieel en het niet toepassen van materieel op rupsbanden. 2.4. Riolering en drainage Het huidige ge rioolsysteem is een gemengd riool dat deels in de as van de weg is aangelegd en deels ligt ter plaatse van de achterpaden. Ten noorden van de Zoutmanstraat is het gemengde rioolstelsel aangelegd ter plaatse van de achterpaden. achterpaden. Hier is geen riolering aanwezig in het wegcunet van de Krugerlaan. Ter plaatse van de e Krugerlaan tussen de kruisingen kruisingen met de Zoutmanstraat en de De La Reylaan is een gemengde rioolleiding aanwezig in het wegcunet. Het aanlegniveau (b.o.b.) van de rioolleiding lleiding varieert van circa NAP -2,8 m tot circa NAP -3,0 m [11]. Tevens is een gemengd rioolstelsel aanwezig ter plaatse van het achterpad ten oosten van de Krugerlaan 81 tot en met 215. Ter plaatse van de hoogbouw in het zuidelijke deel van de Krugerlaan Krugerlaan is een gemengd rioolsysteem aanwezig in de groenstroken langs de hoogbouw. In het wegcunet is geen riolering aanwezig. Drainage Aan de oostzijde van de Krugerlaan is een drainage-/infiltratieleiding drainage /infiltratieleiding aanwezig ter plaatse van de parkeervakken [11], ], zie bijlage 2. De leiding loopt vanaf de kruising Krugerlaan Piet Retiefstraat tot de kruising Krugerlaan - Sportlaan. Ter plaatse van de kruising Krugerlaan - De La Reylaan is een koppeling gemaakt met het RWA-riool. RWA riool. Op twee locaties is de drainage aangesloten ten op het oppervlaktewater langs de Burgemeester gemeester Martenssingel. Hierdoor draineert/infiltreert de leiding op het oppervlaktewaterpeil van circa NAP -1,90 m. Op basis van de dagelijkse praktijk in Gouda wordt verwacht dat de drainageleiding is aangelegd op circa NAP -2,1 2,1 m. Ter plaatse van de woonblokken Krugerlaan 22 tot en met 72 is in het achterpad een drainage-/infiltratieleiding /infiltratieleiding aangelegd, welke is aangesloten op het oppervlaktewater langs de Burgemeester gemeester Martenssingel [11]. Hierdoor draineert/infiltreert eert de leiding op het oppervlaktewaterpeil van circa NAP -1,90 m. 2.5. Aanwezige bodem- en grondwaterverontreinigingen grondwater Ten behoeve van de aanleg van de kabels en leidingen is door Wareco een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd [12]. In deze paragraaf wordt dt een samenvatting gegeven van de aangetroffen verontreinigingen. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de rapportage [12]. Bij het uitgevoerde bodemonderzoek [12] zijn in grond matig tot sterk verhoogde gehalten aan lood, zink en PAK aangetroffen. De overige onderzochte componenten in grond zijn maximaal aangetroffen in licht verhoogde gehalten. De matige en sterke verontreinigingen worden met name aangetroffen in de noordelijke helft van de Krugerlaan. Het asbestgehalte is bepaald in de meest verdachte bodemlaag (indicatieve bepaling). Er is analytisch lytisch geen asbest aangetoond.
KL89, RAP20121012
13-11-12
6
definitief
In het grondwater zijn lichte verontreinigingen met minerale olie en aromaten aangetroffen. De lichte verontreinigingen met olie en aromaten in het grondwater (peilbuizen 10 en 18) zijn te relateren aan de verdachte activiteiten die hebben plaatsgevonden in de directe nabijheid van het ontgravingstracé. ontgravingstracé. Ten aanzien van de geplande bemalingswerkzaamheden kzaamheden zijn geen aanvullende maatregelen benodigd. Wel dient bij ij de uitvoering van de werkzaamheden rekening te worden gehouden met de aangetroffen verontreinigingssituatie. Voor het werken in of met verontreinigde grond is de CROW 132 van toepassing.
3. Geohydrologie en bodemopbouw 3.1. Geohydrologie en bodemopbouw De bodem is beschreven op basis van de beschikbare gegevens [ 1 t/m 9, 12]. 12 In het onderzoeksgebied zijn watervoerende pakketten en waterscheidende lagen te onderscheiden. Watervoerende pakketten zijn relatief goed waterdoorlatende zandzand of grindpakketten waarin de horizontale component van de grondwaterstroming overheerst. De hoeveelheid horizontaal stromend grondwater is bepaald door het product van het stijghoogteverschil over een afstand and x en het doorlaatvermogen van het watervoerend pakket (kD-waarde). (kD De kD-waarde waarde is het product van de horizontale doorlaatfactor kh (m/dag) en de dikte D (m) van het watervoerend pakket. Waterscheidende lagen zijn slecht waterdoorlatende klei-, klei zavel- of veenlagen en sterk kleihoudende zandlagen waarin de verticale component van de grondwaterstroming overheerst. De hoeveelheid verticaal stromend grondwater is bepaald door het quotiënt van het stijghoogteverschil tussen de boven en onder de scheidende laag laag gelegen watervoerende pakketten en de verticale hydraulische weerstand (c) van de scheidende laag. De hydraulische weerstand van een scheidende laag is gedefinieerd als het quotiënt van de dikte van de scheidende laag D (m) en de verticale doorlaatfactor doorlaatfactor kv (m/dag). Van boven naar beneden zijn in het onderzoeksgebied de volgende lagen te onderscheiden: Het bovenste watervoerende pakket Het bovenste watervoerende pakket wordt gevormd door de stedelijke ophooglaag. De dikte van de ophooglaag varieert van van circa 0,5 m tot circa 1,5 m. Lokaal is de ophooglaag dikker dan 2 m. Deze toplaag bestaat uit, lokaal puinhoudend, zand en klei. Ter plaatse van het wegcunet en de trottoirs bedraagt de dikte van de zandige ophooglaag circa 1 à 1,5 m. Ter plaatsen van de achterpaden bedraagt de dikte van de zandige ophooglaag circa 0,5 à 1,0 m. De horizontale doorlatendheid (kD) ter plaatse van de onderzoekslocatie wordt op basis van voorgaande onderzoeken en literatuurgegevens geschat op variërend van circa 2 m2/dag tot circa 8 m2/dag. Voor de berekeningen wordt ervan uitgegaan dat ter plaatse van de straten een wegcunet aanwezig is met een doorlatendheid van circa 5 m2/dag. Aangenomen wordt dat de doorlatendheid van de toplaag ter plaatse van particulier terrein 0,5 à1,0 m2/dag bedraagt.
KL89, RAP20121012
13-11-12
7
definitief
De bovenste waterscheidende laag De bovenste waterscheidende laag wordt gevormd door de Holocene veenveen- en kleilagen. De bovenste waterscheidende laag bestaat voornamelijk uit veen en sterk humeuze klei welke afwisselend worden aangetroffen. aangetroffen. De top van deze laag betreft het oorspronkelijke maaiveld, voor de bebouwingsfase. De dikte van de bovenste waterscheidende laag bedraagt circa 11 m. De basis van het kleiklei en veenpakket bevindt zich op een diepte variërend van NAP -11 11 m tot circa NAP NA -14 14 m. De hydraulische weerstand (c) van de bovenste waterscheidende laag wordt op basis van de bodemopbouw en gegevens van TNO geschat op circa 2.500 00 dagen. Het eerste watervoerende pakket Het eerste watervoerende pakket wordt gevormd door de Pleistocene Pleistocene zanden. Deze bestaan uit een pakket fijn tot grof zand. De dikte van het Pleistoceen zand bedraagt circa 38 m. Op een diepte van circa NAP -30 30 m bevindt zich een storende laag met een dikte van circa 1 m en een weerstand van circa 250 dagen. De onderzijde onderzijde van het eerste watervoerende pakket bevindt zich op circa NAP -50 m. Het doorlaatvermogen van het eerste watervoerende pakket bedraagt op basis van archiefgegevens (TNO) naar schatting circa 650 m2/dag. Tabel 1:: Bodemopbouw en geohydrologische parameters Schematisatie
Modellaag
Bodemopbouw
Maaiveld Freatisch watervoerend pakket Bovenste waterscheidende laag
Onderzijde in m t.o.v. NAP algemeen -1,3 à -1,6
kD (m²/d)
c (d)
t.p.v. Karnemelksloot NAP +0,0 zandige ophooglaag
-1 à >-3
0,5 à 8
-
klei- en veenlagen
-11 à -14
-
2500
Pleistoceen zand
-50
650
-
1 en 2
Eerste watervoerend
3
pakket Kd:
horizontale doorlatendheid watervoerende pakket in m2/d
c:
verticale hydraulische weerstand in dagen
3.2. Oppervlaktewatersysteem watersysteem In de watergangen ten oosten en westen van de Krugerlaan wordt een streefpeil van circa NAP -1,90 1,90 m gehanteerd. Zowel in het noorden als het zuiden van de Krugerlaan is oppervlaktewater aanwezig met een hoger waterpeil. Direct ten noorden van de Krugerlaan is de Karnemelksloot aanwezig met een boezempeil van circa NAP -0,7 m. Ten zuiden de Krugerlaan stroomt de Hollandsche IJssel. Het waterpeil van deze rivier varieert sterk van circa NAP -0,6 0,6 m tot circa NAP +1,8 m, afhankelijk van het getij en het waterpeil bovenstrooms. In figuur 3 is een overzicht van het oppervlaktewater gegeven.
KL89, RAP20121012
13-11-12
8
definitief
Boezem: NAP -0,7 m
Polder: NAP -1,9 m
Hollandsche IJssel: IJssel NAP -0,6 m tot NAP +1,8 m Figuur 3: Overzicht oppervlaktewater
3.3. Grondwatersysteem Het grondwatersysteem is beschreven op basis van de metingen uit [8, 9,, 12]. In het onderzoeksgebied is het natuurlijke stromingspatroon van het grondwater vanaf de boezem en de Hollandsche IJssel richting de watergangen in het gebied. De grondwaterstand tussen de Karnemelksloot (boezem) en de Dutoitstraat verloopt van circa NAP -0,9 m tot circa NAP -1,9 1,9 m. De gemiddelde grondwaterstand in de Krugerlaan varieert van circa NAP -1,80 1,80 m in natte perioden tot circa NAP -2,2 2,2 m in droge perioden. In tabel 2 is een samenvatting gegeven van de meetresultaten uit [8] en [9]. In bijlage 2 zijn de peilbuislocaties gegeven.
KL89, RAP20121012
13-11-12
9
definitief
Tabel 2:: Samenvatting meetresultaten voorgaande onderzoeken Peilbuis
RHG1
RLG1
Gem2
LGG4
HGG4
Meetperiode van 1 september 2010 t/m 18 mei 2011 [8] PB31-10
-1,93
-2,21 2,21
-2,05
-2,34
-1,83
PB31-11
-1,92
-2,2
-2,05
-2,3
-1,75
PB31-12
-0,9
-1,07 1,07
-0,99
-1,29
-0,79
PB31-13
5
-1,86
-1,96 1,96
-1,93
-2,47
-1,72
5
-1,82
-2,07 2,07
-1,88
-2,17
-1,71
5
PB31-15
-1,86
-2,04 2,04
-1,93
-2,09
-1,69
PB31-16
-1,96
-2,10
-1,74
PB31-14
-1,89
-1,98 1,98
5
PB31-17
-1,82
-1,97 1,97
-1,9
-2,08
-1,68
PB31-185
-1,83
-2,11 2,11
-1,87
-2,2
-1,72
PB31-19
-1,81
-2,02 2,02
-1,9
-2,18
-1,63
-1,83
-1,92 1,92
-1,89
-2,01
-1,7
5
PB6-107
Meetperiode van 15 januari 2010 t/m 23 november 2011 [9] PB6-1.10
-1,82
-2,00 2,00
-1,91
-2,10
-1,62
PB1.007
-2,01
-2,19 2,19
-2,08
-2,28
-1,91
PB6-1.14
-1,92
-2,09 2,09
-2,01
-2,44
-1,79
PB1.009**
-1,83
-1,99 1,99
-1,90
-2,09
-1,73
1
RHG/RLG=Representatief Hoogst/Laagst Gemeten grondwaterstand in meters t.o.v. NAP. Berekend
als het 90- of 10 percentiel, wat inhoudt dat de grondwaterstand 10% van de meetperiode hoger/lager is dan de weergegeven waarde. 2
Gem= Gemiddelde grondwaterstand grondwaterstand in meters t.o.v. NAP gedurende de meetperiode.
4
Laagst gemeten grondwaterstand (LGG) en hoogst gemeten grondwaterstand (HGG) in meters t.o.v.
NAP gedurende de meetperiode. 5
De meetresultaten voor deze peilbuizen beslaan een kortere periode zie [8].
**Meetperiode tot en met 18 mei 2011.
KL89, RAP20121012
13-11-12
10
definitief
4. Bemalingsadvies 4.1. Locatie inrichting De leidingen liggen in het trottoir langs de woningen, waarbij de gietijzeren gasleiding op circa 1 à 3 m afstand van de gevel ligt. De waterleiding ligt op circa 0,4 m tot to circa 0,8 m afstand. Voor het vervangen van de leidingen wordt een sleuf gegraven tot circa 1,1 m beneden maaiveld. Dit is circa NAP -2,3 m. De bodembreedte van de sleuf varieert van circa 0,6 tot circa 1,2 m, afhankelijk van de huidige locatie van de leidingen eidingen (zie bijlage 2). ). Bij de berekeningen voor het bemalingsadvies is rekening gehouden met een sleufbreedte van circa 1 m. De lengte van de Krugerlaan bedraagt circa 740 m, waarbij aan beide zijden van de weg de kabels en leidingen worden vervangen. De totale sleuflengte bedraagt hierdoor circa 1.500 m. 4.2. Uitvoeringswijze Algemeen Geadviseerd wordt de werkzaamheden uit te voeren in een natte periode (circa oktober tot en met maart), zodat de grondwaterstanden bij de woningen hoog zijn en de natuurlijke natuu grondwateraanvulling door neerslag maximaal. Hierdoor worden grondwaterstandsverlagingen, en hierdoor de omgevingsrisico’s, beperkt. Tevens dient tijdens de werkzaamheden de grondwaterstand ter plaatse van de bebouwing te worden gemonitoord (zie hoofdstuk fdstuk 6). De werkzaamheden worden gefaseerd als “rijdende trein” uitgevoerd. De grondwateronttrekking en ontgraving worden gefaseerd uitgevoerd in secties met een lengte van circa 30 à 40 m. De aanleg van de kabels en leidingen, en hiermee de duur van de bemalingswerkzaamheden, malingswerkzaamheden, bedraagt drie dagen per sectie. Door de gefaseerde aanpak wordt zowel de omgevingsbeïnvloeding als het onttrekkingsdebiet beperkt. Om onnodige grondwaterstandsverlagingen te voorkomen worden de bemalingsbemalings werkzaamheden stopgezet gedurende weekeinden. Indien mogelijk worden de bemalingswerkzaamheden tevens gedurende de nacht stopgezet. Dit is afhankelijk van de staat van de ontgraving en de aanleg van de kabels en leidingen. Bemaling Algemeen Voor het droog ontgraven van de sleuven sleuv wordt geadviseerd tijdelijk een enkelzijdige vacuümbemaling in te zetten, direct naast de sleuf aan de zijde van de straat. straat De onttrekkingsfilters dienen te worden geplaatst tot in de klei-/veenlagen. Om de toestroming te verbeteren wordt geadviseerd de filters te omhullen met grind. Geadviseerd wordt om in de onttrekkingsfilters zogenaamde haalbuizen toe te passen, zodat de diepte van de grondwateronttrekking nauwkeurig kan worden ingeregeld. In figuur 4 is schetsmatig een doorsnede van de bemaling weergegeven.
KL89, RAP20121012
13-11-12
11
definitief
Figuur 4: Schematische weergave enkelzijdige bemaling
Pompcapaciteit De in paragraaf 4.5 berekende onttrekkingsdebieten zijn bepaald door de toestroming van grondwater naar de bemaling. Een hevige neerslagbui zorgt voor een aanvullende waterstroom naar de sleuf. Dit kan met behulp van de open bemaling afgevoerd worden. Bij een extra pompcapaciteit van 1 m3/uur is de extreme neerslag in circa één uur afgevoerd. Opmerking De drainage aan de oostzijde van de Krugerlaan staat in open verbinding met het oppervlaktewater. Om te voorkomen dat deze leiding tijdens de werkzaamheden water aanvoert en zorgt voor een onnodig waterbezwaar dient deze ter hoogte van de werkzaamheden te worden geblokkeerd. Nadat de sleuf zich verplaatst kan de drainageleiding worden gebruikt om grondwatersuppletie toe te passen. Compenserende maatregelen Verwacht wordt dat tijdens de aanleg van de kabels en leidingen het grondwater in het wegcunet sneller wordt onttrokken dan er natuurlijke grondwateraanvulling plaatsvindt. Hierdoor vindt een traag herstel plaats van de grondwaterstand en treedt naar verwachting een “staarteffect” op achter de bemaling aan.. De grondwaterstanden achter de bemaling worden hierdoor over een grote afstand langdurig verlaagd, ondanks dat de bemaling verplaatst wordt naar volgende secties. sectie Om te voorkomen dat hierdoor nadelige effecten optreden, wordt geadviseerd geadvi om achter de bemaling suppletie van bemalingswater toe te passen. passen Aan de oostzijde van de Krugerlaan kan water worden geïnfiltreerd door gebruik te maken van de bestaande drainageleiding. Hiervoor dient het waterpeil in de drainageputten te worden verhoogd door bemalingswater in de drainageputten te lozen. Aan de westzijde van de Krugerlaan wordt geadviseerd grondwater te infiltreren door middel van een open sleuf of een (ondiep) ingegraven drainageleiding.
KL89, RAP20121012
13-11-12
12
definitief
4.3. Berekeningsmethode Voor de dimensionering van de bemaling, de bepaling van de invloed van de bemaling op de grondwaterstanden in de omgeving en het dimensioneren van de compenserende maatregelen is een modelstudie uitgevoerd. Hiertoe is gebruik gemaakt van het computerprogramma MicroFEM. oFEM. Het modelonderzoek is op een gestructureerde wijze aangepakt, gebaseerd op de NEN 6260, “Modellering in waterbeheer”. Het bijhouden van een modellogboek is daarbij een belangrijk aspect. Hierin wordt elke aanpassing aan het model bijgehouden, zodat het h modelleerproces reproduceerbaar is. Het grondwatermodel is voor het freatische freatisch watervoerend pakket stationair gekalibreerd voor een representatieve natte periode met behulp van langjarige meetgegevens (zie paragraaf 3.3). Door de werkzaamheden in een natte periode uit te voeren zijn de risico’s ten aanzien van de bebouwing kleiner dan wanneer de werkzaamheden in een droge periode worden uitgevoerd. De scenarioberekeningen zijn instationair uitgevoerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de tijdsafhankelijke aspecten van de werkzaamheden. In de praktijk kunnen de geohydrologische parameterwaarden afwijken van de in deze rapportage gehanteerde waarden. Hierdoor kan het werkelijke waterbezwaar afwijken van va het berekende waterbezwaar. 4.4.. Uitgangspunten en randvoorwaarden berekeningen Voor de dimensionering van het bemalingsplan wordt voorgesteld de onderstaande uitgangspunten en randvoorwaarden te hanteren: - schematisatie van de bodemopbouw en het oppervlaktewater oppervlaktewater op basis van het uitgevoerde veldwerk en op basis van archiefgegevens, conform hoofdstuk 3; - de aanleg van de kabels en leidingen wordt uitgevoerd als “rijdende trein”, waarbij de grondwateronttrekking en ontgraving gefaseerd in secties plaatsvinden; plaatsvinden; - de voortgangsnelheid van de aanleg van de riolering bedraagt 40 m per drie dagen. De sleufbreedte bedraagt circa 1 m. Een sectie bedraagt circa 40 bij 1 m; - de grondwateronttrekking vindt plaats aan één zijde langs de sleuf, aan de overzijde van de bebouwing; - het ontgravingniveau bedraagt circa 1,1 m beneden maaiveld; - het grondwater dient te worden verlaagd tot circa 1,1 m beneden maaiveld; maaiveld - de grondwaterstandverlaging dient per sectie voor een periode van 3 dagen in stand te worden gehouden; - de grondwateronttrekking onttrekking vindt ononderbroken plaats gedurende de werkzaamheden (continue onttrekking 24 uur per dag); - de bemalingswerkzaamheden worden stopgezet gedurende weekeinden; - ter plaatse van de bebouwing mag de grondwaterstand niet worden verlaagd tot beneden de e laagst gemeten grondwaterstand als gevolg gevol van de bemalingswerkzaamheden. Een verlaging van de grondwaterstand tot beneden de laagst voorkomende grondwaterstand kan tot zettingen van de bovenliggende veenlaag leiden, waardoor er bij op houten palen gefundeerde gefundeerde panden extra negatieve kleef kan optreden. Bij een matige tot slechte kwaliteit van de funderingen kan hierdoor schade ontstaan. Indien de bovenstaande uitgangspunten worden gewijzigd kan dit belangrijke consequenties hebben voor het bemalingsadvies, bemalingsadvies, de berekende bemalingsinspanning en de berekende invloedsfeer.
KL89, RAP20121012
13-11-12
13
definitief
4.5. Bemalingsinspanning 4.5.1. .1. Onttrekkingsdebieten Algemeen Het onttrekkingsdebiet en de invloedsfeer zijn voor twee verschillende situaties met behulp van het grondwatermodel bepaald. De eerste situatie betreft een traject in het midden van de Krugerlaan, welke representatief is voor de gemiddelde situatie. De twee situatie betreft de aanleg van kabels en leidingen in in het overgangsgebied nabij de Karnemelksloot. Bij deze situatie is het waterbezwaar en de omgevingsbeïnvloeding kleiner, vanwege het hogere aanlegniveau ten opzichte van de grondwaterstand. grondwaterstand De gesommeerde hoeveelheid te onttrekken grondwater voor de gehele gehe aanleg van de kabels en leidingen is bepaald op basis van de hieronder berekende waarden. Gemiddeld traject Krugerlaan Om de grondwaterstand te verlagen naar de gewenste grondwaterstand wordt een maximaal benodigd debiet van circa 2 m3/uur/sectie van 40 m verwacht op basis van de modelberekeningen. Om de grondwaterstand in stand te houden bedraagt het debiet circa 1 m3/uur/sectie /sectie van 40 m. m Traject nabij Karnemelksloot Om de grondwaterstand te verlagen naar de gewenste grondwaterstand wordt een maximaall benodigd debiet van circa 1,0 m3/uur/sectie van 40 m verwacht op basis van de modelberekeningen. Om de grondwaterstand in stand te houden bedraagt het debiet circa 0,5 tot 1 m3/uur/sectie /sectie van 40 m. m 4.5.2. Bandbreedteanalyse De berekende onttrekkingsdebieten onttrekkingsdebieten zijn voornamelijk afhankelijk van de uitgangssituatie betreffende de grondwaterstanden en het doorlaatvermogen van de ondergrond. Voor de berekeningen in paragraaf 4.5.1. is uitgegaan van een worst case scenario met een representatief natte situatie en hoge grondwaterstanden. Voor het doorlaatvermogen van de ondergrond is uitgegaan van realistische waarden op basis van de beschikbare boringen en grondwaterstandsmetingen. Betreffende het doorlaatvermogen van het bovenste watervoerende pakket is een bandbreedteanalyse bandbreedteanalyse uitgevoerd. Bij deze controle berekeningen eningen is het doorlaatvermogen verdubbeld. kening blijkt dat bij een verdubbeld doorlaatvermogen van de ondergrond het Uit deze berekening onttrekkingsdebiet circa 10 à 20% hoger kan zijn dan in paragraaf 4.5.1. aangegeven. De invloedsfeer is circa 15% groter. In de praktijk kunnen de geohydrologische parameterwaarden afwijken van de in deze rapportage gehanteerde waarden. Hierdoor kan het werkelijke waterbezwaar afwijken van va het berekende waterbezwaar.
KL89, RAP20121012
13-11-12
14
definitief
4.6. Beschrijving en beoordeling effecten en risico’s 4.6.1. Invloedsfeer Uit de modelberekening volgt dat de invloedsfeer van de bemalingswerkzaamheden in het freatische pakket (0,05 m verlagingscontour) circa 6 m bedraagt bij de bemalingswerkzaamheden voor de aanleg van de kabels en leidingen. De berekende invloedsferen zijn weergegeven in bijlage 5. 4.6.2. Effecten op de omgeving Bebouwing, fundering en infrastructuur Zettingen Op basis van de berekeningen wordt wordt verwacht dat de grondwaterstand, bij uitvoering in een natte periode, wordt verlaagd tot circa NAP -2,1 2,1 m bij de woningen. Dit is gelijk of hoger dan de laagst gemeten grondwaterstanden bekend uit de diverse grondwateronderzoeken, uitgezonderd peilbuis 6-1.07. 6 Bij peilbuis 6-1.07 1.07 bedraagt de laagst gemeten grondwaterstand NAP -2,01 2,01 m. Naar aanleiding van de berekende grondwaterstandsverlagingen worden derhalve geen aanvullende zettingen verwacht als gevolg van de bemalingswerkzaamheden. Tijdens de werkzaamheden werkzaamheden dienen de grondwaterstanden bij de bebouwing te worden gemonitoord en dient grondwatersuppletie te worden toegepast oegepast bij een te lage grondwaterstand. Droogstand houten paalfunderingen De bebouwing binnen de invloedsfeer van de bemalingswerkzaamheden bemalingswerkzaamhede is gefundeerd op houten palen. Tijdens de bemalingswerkzaamheden wordt bij delen van de bebouwing de grondwaterstand verlaagd tot beneden het niveau van het bovenste funderingshout. In de huidige natuurlijk situatie daalt de grondwaterstand bij diverse woonblokken woonblokken periodiek tot beneden het niveau van het bovenste funderingshout. Bij permanente droogstand wordt de fundering over een periode van 10 tot 15 jaar zodanig aangetast dat funderingsherstel noodzakelijk is. De aantastingsnelheid van funderingshout als gevolg van droogstand is dermate laag dat het acceptabel wordt geacht dat de grondwaterstand tijdens de werkzaamheden maximaal vijf dagen wordt verlaagd tot beneden het niveau van het bovenste funderingshout. Om te voorkomen dat de grondwaterstand wordt verlaagd tot beneden de laagst gemeten grondwaterstand en de maximaal acceptabele duur betreffende droogstand wordt overschreden dient de grondwaterstand bij voorgevel van de woningen tijdens de uitvoering te worden gemonitoord (zie hoofdstuk 6). Bodem- en grondwaterverontreinigingen In het grondwater zijn lichte verontreinigingen met minerale olie en aromaten aangetroffen. De lichte verontreinigingen met olie en aromaten in het grondwater (peilbuizen 10 en 18) zijn te relateren aan de verdachte activiteiten activiteiten die hebben plaatsgevonden in de directe nabijheid van het ontgravingstracé. ontgravingstracé. Ten aanzien van de geplande bemalingswerkzaamheden zijn geen aanvullende maatregelen benodigd. Grondwaterbeschermingsgebieden Binnen de invloedsfeer van de bemalingswerkzaamheden bemalingswerkz is geen grondwaterbeschermingsgebied aanwezig.
KL89, RAP20121012
13-11-12
15
definitief
Zoet-brak-zout zout grensvlak (upconing) In de natuurlijke situatie vindt wegzijging plaats van freatische grondwater naar dieper gelegen watervoerende pakketten. Tijdens de werkzaamheden wordt deze situatie niet veranderd. Derhalve worden geen effecten verwacht op het diep gelegen zoet-brak zoet grensvlak. Strategische zoete grondwatergebieden Binnen en de invloedsfeer van de bemalingswerkzaamheden zijn geen strategische zoete grondwatergebieden aanwezig. Natuur, landbouw en groenvoorzieningen In de Krugerlaan zijn diverse bomen en groenstroken aanwezig. Aangezien Aangezien de bemalingswerkzaamheden plaatsvinden plaatsvinden buiten het groeiseizoen van de in de directe omgeving aanwezige beplanting worden er geen nadelige effecten verwacht voor het stadsgroen. Indien toch een vochttekort bij de beplanting zichtbaar wordt kan door middel van oppervlakte-infiltratie infiltratie het bodemvocht bodemv worden aangevuld. Archeologie en aardkundige waarden Binnen de invloedsfeer van de bemalingswerkzaamheden worden geen archeologische objecten verwacht. Waterkeringen Zowel aan de noordzijde als de zuidzijde van de Krugerlaan bevindt zich een waterkering. waterke Op basis van de beperkte invloedsfeer wordt verwacht dat de bemalingswerkzaamheden geen invloed hebben op de stabiliteit van de waterkering. Geadviseerd wordt om na te gaan of de geplande ontgravingen voor de vervangingen van de kabels en leidingen niet in de beschermingszone van de waterkeringen plaatsvindt. Indien wordt gegraven in de beschermingszone is mogelijk een vergunning van het waterschap benodigd. Geadviseerd wordt contact op te nemen met het waterschap. 4.6.3.. Effecten op overige (grondwater)onttrekkingen (grondwa Aangezien de diepte en invloedsfeer van de bemaling zeer beperkt is wordt geen invloed verwacht op eventuele bemalingen van derden, KWO-systemen KWO systemen of waterwingebieden. 5. Waterkwaliteit en lozing Lozing opgepompt grondwater Ter plaatse van het noordelijke deel van de Krugerlaan (Dutoitstraat t/m De La Reylaan) is geen oppervlaktewater op korte afstand aanwezig. Derhalve wordt geadviseerd voor dit traject het bemalingswater te lozen op de riolering. Voor het lozen van bemalingswater op het rioolstelsel oolstelsel is toestemming benodigd van de gemeente in het kader van het Besluit Lozen Buiten Inrichtingen (BLBI). Mogelijk kan de capaciteit van de riolering hierbij beperkend zijn. Geadviseerd wordt om vroegtijdig met de gemeente te overleggen over de lozing. Tussen de De La Reylaan en de Sportlaan is aan de westzijde van de Krugerlaan oppervlaktewater aanwezig. Geadviseerd wordt voor dit traject het bemalingswater te lozen op het oppervlaktewater. Hiervoor is toestemming benodigd van het
KL89, RAP20121012
13-11-12
16
definitief
Hoogheemraadschap van Rijnland in het kader van het BLBI of in het kader van de Waterwet. Indien maximaal 50 m3/uur en minder dan 5.000 m3/maand aan grondwater wordt geloosd en de werkzaamheden korter dan 6 maanden duren valt de lozing gewoonlijk onder het BLBI. Verwachte grondwaterkwaliteit Conform het Besluit Lozen Buiten Inrichting (BLBI) is bij diverse grondwatermonsters het gehalte onopgeloste bestandsdelen bepaald. Bij het lozen van grondwater op een oppervlaktewaterlichaam mag het gehalte onopgeloste onopgeloste stoffen maximaal 50 milligram per liter bedragen. Tevens mag er geen zichtbare verontreiniging optreden van het oppervlaktewaterlichaam. In het et verkennend bodemonderzoek [12] [12] is geconstateerd dat het freatisch grondwater lokaal licht verontreinigd is met met aromaten en minerale olie. Tevens is geconstateerd dat het niveau van onopgeloste bestandsdelen varieert van circa 150 mg/l tot circa 1.000 mg/l. Beschrijving eventuele aanvullende zuiveringstechnische maatregelen Op basis van het verkennend bodemonderzoek bodemonder wordt verwacht dat het niet noodzakelijk is om zuiveringstechnische maatregelen toe te passen ten aanzien van de lokaal in het grondwater voorkomende aromaten en minerale olie. olie Indien op het oppervlaktewater wordt geloosd dient een zandvang te worden toegepast, om het gehalte onopgeloste bestandsdelen in het effluent te beperken. 6. Monitoringsadvies Het monitoren van de omgevingsbeïnvloeding van de aanleg van de kabels en leidingen heeft als doel de kans op schade aan de omgeving te beperken. Door gedurende gedurende de aanleg van de kabels en leidingen de grondwaterstanden nabij de woningen te meten is het mogelijk deze te vergelijken met vooraf opgestelde signaleringssignalerings en actiewaarden. Indien tijdens de uitvoering de vooraf gestelde signaleringssignalerings en actiewaarden den worden benaderd en/of onderschreden kunnen aanvullende maatregelen worden genomen om de verlaging te beperken. Geadviseerd wordt de monitoring door een onafhankelijke partij uit te voeren. In de voorliggende paragrafen wordt globaal de benodigde monitoringsinspanning monitoringsinspanning beschreven. Het monitoringsadvies dient te worden uitgewerkt in een concreet monitoringsplan. Wareco kan dit voor u verzorgen. 6.1. Bouwkundige vooropnamen Voorafgaand aan de werkzaamheden dienen bouwkundige vooropnamen te worden uitgevoerd d bij de woningen langs het tracé van de werkzaamheden. Deze zijn momenteel in uitvoering. Het doel van de bouwkundige vooropname is om de bouwkundige staat van de bebouwing en bijbehorende objecten binnen het onderzoeksgebied vast te leggen voorafgaand aan a de uitvoering van de werkzaamheden. De resultaten dienen bij een notaris te worden vastgelegd. Bij eventuele schademeldingen kan hierdoor objectief worden vastgesteld of
KL89, RAP20121012
13-11-12
17
definitief
het een nieuwe schade betreft of dat de schade reeds voorafgaand aan de werkzaamheden en aanwezig was. 6.2.. Grondwaterstandmetingen Tijdens de werkzaamheden dient de freatische grondwaterstand te worden gemonitoord, zodat de grondwaterstand niet tot beneden de laagst gemeten grondwaterstand wordt verlaagd en de maximaal acceptabele duur van droogstand van houten paalfunderingen niet wordt overschreden. Per woning dient de duur van eventuele droogstand van de houten paalfundering te worden gedocumenteerd. Gezien de gevoeligheid van de woningen voor schade als gevolg van veranderingen in het geotechnisch evenwicht wordt geadviseerd de grondwaterstandsmonitoring uit te voeren met een real-time time monitoringsysteem, waarbij permanente bewaking van de grondwaterstanden plaatsvindt. 6.3. Deformatiemetingen Geadviseerd wordt om bij de gevoelige bebouwing bebouwing deformatiemetingen uit te voeren. Deformatiemetingen hebben als doel eventuele verticale zakkingen van de bebouwing inzichtelijk te maken. Hiervoor dienen hoogtemeetboutjes in de gevels van de bebouwing te worden geplaatst, waarna deze tijdens het werk regelmatig dienen te worden ingemeten ten opzichte van NAP. De metingen dienen te worden uitgevoerd als nauwkeurigheidswaterpassing, waarbij de nauwkeurigheid circa 0,5 mm bedraagt. Voorafgaand aan de werkzaamheden dient tweemaal een nulmeting te worden uitgevoerd. Tevens dient twee weken na afloop van de werkzaamheden een eindmeting te worden uitgevoerd. 6.4. Debietmetingen Ten behoeve van het inzichtelijk maken van de hoeveelheid onttrokken grondwater dient de hoeveelheid onttrokken grondwater te worden gemeten middels debietmeters. Indien gevraagd dienen deze gegevens beschikbaar te worden gesteld aan het Hoogheemraadschap en de Provincie Zuid-Holland. Zuid 6.5.. Maatregelen tijdens uitvoering Indien gedurende de aanleg van de kabels en leidingen signalerings- en actiewaarden worden onderschreden dienen uitvoeringstechnische maatregelen te worden genomen om het risico op schade aan de omgeving te beperken. Voorafgaand aan het nemen van maatregelen dient een analyse te worden uitgevoerd om de oorzaak van de onderschrijdingen vast te stellen.
Indien blijkt dat gedurende de monitoring bij een onderdeel de signaleringssignalerings en actiewaarden worden onderschreden zal in samenhang met overige metingen worden beschouwd welke risico’s mogelijk optreden. 7. Watervergunning Voor de werkzaamheden dienen de volgende vergunningen, meldingen en toestemmingen geregeld te worden:
KL89, RAP20121012
13-11-12
18
definitief
Watervergunning Op 22 december 2009 is de Waterwet ingevoerd en sindsdien is het waterschap verantwoordelijk voor het operationeel grondwaterbeheer. grondwaterbeheer. Hieronder valt ook het verlenen en handhaven van vergunningen voor grondwateronttrekkingen. Uitgezonderd van de bevoegdheden van het waterschap zijn grondwateronttrekkingen voor drinkwater, energiesystemen en industriële grondwateronttrekkingen groter dan 150.000 m3 per jaar. Voor deze onttrekkingen blijft de provincie bevoegd gezag. De bemalingswerkzaamheden vinden niet plaats in een kwetsbaar gebied. Op basis van de modelberekeningen wordt verwacht dat het maximale onttrekkingsdebiet tijdens de aanleg van de kabels en leidingen circa 3 m3/uur bedraagt. De totale hoeveelheid te onttrekken grondwater bedraagt circa 3.750 m3. De aanleg van de kabels en leidingen duurt naar verwachting korter dan 6 maanden. Hieruit volgend geldt voor de bemalingswerkzaamheden heden geen vergunningsplicht. Wel dient de bemaling te worden gemeld bij het waterschap. Voorschriften De bemalingswerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd conform de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Door het waterschap kunnen bij het melden van de bemalingswerkzaamheden nog aanvullende voorschriften worden opgelegd. Geadviseerd wordt om vroegtijdig met het Hoogheemraadschap in overleg te treden over de voorgenomen werkzaamheden. Grondwaterbelasting en heffingen Per 1 januari 2012 is de belasting belasting van het rijk op het onttrekken van grondwater (de grondwaterbelasting) opgeheven. Wel dient aan de Provincie Zuid-Holland Zuid Holland een heffing te worden betaald voor het onttrekken van grondwater, indien meer dan 12.000 m3 aan grondwater wordt onttrokken. Dit is voor de voorgenomen werkzaamheden niet van toepassing. 8. Aanbevelingen Aanbevolen wordt om na te gaan of de nieuwe kabels en leidingen ondieper en zo ver mogelijk van de gevel kunnen worden aangelegd. Aanbevolen wordt nader onderzoek te doen naar de drainage-infiltratieleiding dra infiltratieleiding (exacte locatie, locatie van de putten, aanlegdiepte). Mogelijk kan de drainage-infiltratieleiding drainage infiltratieleiding voor bepaalde delen gebruikt worden voor de bemaling. In het bemalingsadvies is geconcludeerd dat een groot aantal woningen gevoelig zijn voor werkzaamheden in de omgeving. In het bemalingsadvies is met name de gevoeligheid voor grondwaterstandsverlagingen beschouwd. Bij de uitvoering van de werkzaamheden worden de panden ook beïnvloed door andere invloeden, bijvoorbeeld trillingen. trillingen. Geadviseerd wordt bij de uitvoering hier rekening mee te houden.
KL89, RAP20121012
13-11-12
BIJLAGEN
39
41
43
447300 109320
109340
109360
LAAN
109380
% 8 ain % -2.1dr -2.18
447320
447340
447360
447380
22
24
26
28
30
32
34
36
38
40
42
447400
46
44
48
447420
35
50
33
52
31
37 65
54
29 57 63
56
71 73
67
109400
109420
56 58 60 62 64 66 68 70
109440
72 74 76 78 80 82 84
447440
60
-28.18 -2.1 86
KRUGER 88
m %c160m drain % 90
37 55 92
35 53 94
33 51 96
31 43 49 100 98
29 41 47 61
109460
102
25 27 39 45 59
58
69
c160mm
45
0
10
20
30
40 m
ligging kabels en leidingen
KL89
Project:
A4
27-9-2012
datum:
KL89, RAP20120831.bij5
Tekeningnummer:
1:1500
schaal:
RBR
modelleur:
ROO
gezien:
Berekende grondwaterstandverlaging ter plaatse van de Krugerlaan 20-46 bij een grondwaterstandverlaging tot NAP -2,3 m, bij een bemalingsduur van 6 dagen voor 2 secties (lengte 40 m per sectie)
Advisering K&L Krugerlaan te Gouda
Bijlage 5: Invloedsfeer bemalingswerkzaamheden bij een diepteligging van NAP -2,30 m.
0.05
0.1
0.2
0.3
0.4
0.5
0.6
berekende grondwaterstandverlaging (m)
BIJLAGE 6 Criteria grondwateronttrekkingen Hoogheemraadschap van Rijnland
Beleid grondwateronttrekking Rijnland Sinds de invoering van de nieuwe waterwet van 22 december 2009, ligt de verantwoordelijkheid voor grondwaterbeheer verdeeld bij verschillende instanties. In deze wet worden algemene regels gegeven voor het gebruik van grondwater. De verdeling tussen de verschillende instanties is hier beneden weergegeven.
• • •
Provincie Onttrekking water t.b.v. drinkwater Koud/Warmte Opslag Industriële grondwater meer dan 150.000m³ per jaar
• •
Waterschap Bronbemaling (alle) Alle overige grondwatertrekkingen (ook niet industriële meer dan 150.000m³ per jaar)
Valt de onttrekking onder toezicht van de provincie, dan moet goed worden opgelet welke provincie dit is. De grondwateronttrekking kan vallen onder provincie: Noord-Holland of Zuid-Holland. Valt de grondwateronttrekking onder het waterschap Rijnland dan zijn de volgende regels van toepassing: Geen vergunning nodig indien:
Rijnland
Kwetsbaar gebied
Bronbemaling
•
Vergunning nodig
Proefonttrekking
•
Vergunning nodig
Bodemsanering
•
Vergunning nodig
Grondwatersanering
•
Vergunning nodig
Beregening
•
Vergunning nodig
Overige doeleinde
•
Vergunning nodig
Noodvoorziening Vrij verval
Niet-kwetsbaar gebied • < 50.000m³ per maand • < 150m³ per uur • < 200.000m³ totaal • < 6 maanden • < 150m³ per uur • < 50.000m³ • < 1 maand • < 50.000m³ per maand • < 150m³ per uur • < 200.000m³ totaal • < 6 maanden • < 4.000m³ per maand • < 15m³ per uur • < 4 jaar • < 60m³ per uur • < 12.000m³ totaal • < 5 maanden • < 10m³ per uur • <12.000m³ totaal
• •
< 10m³ per uur <12.000m³ totaal
Beëindiging of wijziging van de inrichting • Bij wijziging van de inrichting, de pompcapaciteit of de uitvoering van een grondwateronttrekking of infiltratie wordt dit direct door de onttrekker aan het bestuur gemeld. • Een voorgenomen beëindiging van een permanente grondwateronttrekking moet zo vroeg mogelijk en uiterlijk een maand voor de beëindiging door de onttrekker aan het bestuur worden gemeld. Algeheel verbod aan- afvoer, onttrekken en lozen van water Algeheel verbod bij calamiteiten • In geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, kan het bestuur, zonodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten, het verbod uitvaardigen: a. water af te voeren naar en / of aan te voeren uit oppervlaktewaterlichamen; b. water te lozen op of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen; c. grondwater te onttrekken of water te infiltreren. • Zodra het bestuur handhaving van het verbod krachtens het eerste lid niet langer noodzakelijk acht, maakt het onverwijld de intrekking van het verbod bekend. Algeheel verbod voor kwetsbare oppervlaktewaterlichamen en gebieden • Het is verboden water af te voeren naar of aan te voeren uit oppervlaktewaterlichamen, water te lozen op of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen, dan wel grondwater te infiltreren of te onttrekken door middel van een onttrekkingsinrichting in het gebied of de gebieden die op een door het bestuur vast te stellen of te wijzigen kaart zijn aangegeven. Meldplicht onttrekken grondwater Voor zover er geen vergunningplicht geldt, doet degene die grondwater onttrekt daarvan melding aan het bestuur, indien de hoeveelheid te onttrekken water meer kan bedragen dan 1 m3 per uur. Meet- en registratieplicht voor grondwateronttrekking en –infiltratie. • Het bestuur kan met oog op het te voeren beheer de meldplichtige de verplichting opleggen de waterhoeveelheden te meten, gegevens daarover te registreren en daarvan opgave te doen. • Het bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze van meten, registreren en het doen van opgave. • Degene die binnen een milieubeschermingsgebied voor grondwater of een kwetsbaar gebied, water onttrekt aan of infiltreert in een grondwaterlichaam en degene die buiten een dergelijk gebied meer dan 10 m³ water per uur of 12.000 m³ water per jaar onttrekt aan of infiltreert in een grondwaterlichaam is ten minste verplicht: a. de inrichting voor grondwateronttrekkingen of grondwaterinfiltraties op te geven aan het bestuur; b. de hoeveelheden water die worden onttrokken of geïnfiltreerd te meten en daarvan aantekening te houden; c. telkenmale in de maand januari aan het dagelijks bestuur opgave te verstrekken van de in het voorafgaande onderscheidenlijk het lopende kalenderjaar per kwartaal onttrokken dan wel geïnfiltreerde hoeveelheden water; d. bij de onder c van dit lid bedoelde opgave kennis te geven van wijzigingen die zich in het voorafgaande onderscheidenlijk het lopende kalenderjaar hebben voorgedaan
met betrekking tot de gegevens inzake de inrichting; e. bij infiltratie van water in een grondwaterlichaam de kwaliteit van het te infiltreren water te meten, te registreren en daarvan aan het dagelijks bestuur opgave te doen.
Zorgplicht • Ieder die handelingen verricht of nalaat en die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen of het nalaten daarvan inbreuk kan worden gemaakt op door het waterschap in het kader van zijn beheer uitgevoerde maatregelen in het watersysteem, is verplicht alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem verwacht mogen worden, ten einde die inbreuk te voorkomen, dan wel indien daarvan reeds sprake is, al het mogelijke te doen om de gevolgen daarvan zoveel mogelijk ongedaan te maken. Indien de inbreuk het gevolg is van een ongewoon voorval, worden de maatregelen onverwijld genomen. • Degene die handelingen verricht als bedoeld in het vorige lid en daarbij kennis neemt van een inbreuk die door die handelingen wordt veroorzaakt, meldt die inbreuk en de maatregelen die hij voornemens is te treffen of reeds heeft getroffen, zo spoedig mogelijk aan het de bestuur. • Het bestuur kan aanwijzingen geven over die maatregelen.
Bijlage 2 bij RIVM rapport 408651002
pag. 129 van 175
Bodembeschermingsgebieden Zuid−Holland
Bodembeschermingsgebied
Bron: Provincie Zuid−Holland
.DDUW %RGHPEHVFKHUPLQJVJHELHGHQ=XLG+ROODQG Datum: Thursday 20−Mar−03 07.47
Kaartnr: bodbesch_zh
Bijlage 2 bij RIVM rapport 408651002
pag. 125 van 175
Grondwaterbeschermingsgebieden Zuid−Holland Tevens gerelateerde gebiedsindelingen
Noordwijk / De Zilk
Den Haag / Katwijk Leiden / Zoetermeer / Alphen a.d. Rijn
Monster
Vijfheerenlanden
Krimpenerwaard / Alblasserwaard Vijfheerenlanden Vijfheerenlanden Krimpenerwaard / Alblasserwaard Krimpenerwaard / Alblasserwaard Krimpenerwaard / Alblasserwaard Kop van Goeree Dordrecht e.o.
Dordrecht e.o.
Dordrecht e.o. Dordrecht e.o.
Waterwingebied Grondwaterbeschermingsgebied
Bron: Provincie Zuid−Holland
Boringsvrije zone
.DDUW *URQGZDWHUEHVFKHUPLQJVJHELHGHQ=XLG+ROODQG Datum: Thursday 20−Mar−03 07.47
Kaartnr: gwb_zh
Bijlage 2 bij RIVM rapport 408651002
pag. 121 van 175
Milieubeschermingsgebieden Zuid−Holland
Waterwingebied Grondwaterbeschermingsgebied
Bron: provincie Zuid−Holland
Boringsvrije zone Milieubeschermingsgebied voor stilte
.DDUW 0LOLHXEHVFKHUPLQJVJHELHGHQ=XLG+ROODQG Datum: Thursday 20−Mar−03 07.47
Kaartnr: mil_ba_zh
Bijlage 2 bij RIVM rapport 408651002
pag. 115 van 175
Staatsnatuurmonumenten/Natuurbeschermingswetgebied Noord−Holland
Natuurbeschermingswetgebieden
Bron: Provincie Noord−Holland
.DDUW 6WDDWVQDWXXUPRQXPHQWHQ1RRUG+ROODQG Datum: Thursday 20−Mar−03 07.47
Kaartnr: natuur_nh.krt
Bijlage 2 bij RIVM rapport 408651002
pag. 113 van 175
Bodembeschermingsgebieden Noord−Holland
Bodembeschermingsgebied
Bron: Provincie Noord−Holland
.DDUW %RGHPEHVFKHUPLQJVJHELHGHQ1RRUG+ROODQG Datum: Thursday 20−Mar−03 07.46
Kaartnr: bodbesch_nh
Bijlage 2 bij RIVM rapport 408651002
pag. 111 van 175
Grondwaterbeschermingsgebieden Noord−Holland Tevens gerelateerde gebiedsindelingen
Grondwaterbeschermingsgebied
Bron: Provincie Noord−Holland
.DDUW *URQGZDWHUEHVFKHUPLQJVJHELHGHQ1RRUG+ROODQG Datum: Thursday 20−Mar−03 07.46
Kaartnr: gwb_nh.krt