Beleidsvoorstel Warmtewet Aan Betreft Opdrachtgever Opsteller
Datum Bijlage
: Stichting Huurdersalliantie De Brug : Beleidsvoorstel Warmtewet : Peter van Lieshout : Werkgroep Warmtewet: Havensteder: Vera Beuzenberg, Pepijn van Lobenstein, Martijn van Daal, Jan Nouwen. Huurdersafvaardiging: Elly Offermans, Margriet Schouten, Jan den Houter. : 26-03-2015 : Memo kostenstructuur warmte
Inhoudsopgave Dit document is opgebouwd uit 3 delen. Deel I, is de aanleiding van dit document. Deel II, betreft een beschrijving van het gevolgde proces en de genomen stappen in het proces om tot dit voorstel te komen. Deel III, is het inhoudelijke deel, waarin de gemaakte keuzes worden weergegeven.
I. Aanleiding Per 1 januari 2014 is de Warmtewet van kracht. De wet beschouwt Havensteder als warmteleverancier en stelt eisen aan de manier waarop Havensteder de stookkosten afrekent in complexen met blokverwarming en complexen waar Havensteder stadsverwarming doorlevert. De voornaamste eis is dat Havensteder de geleverde warmte afrekent op basis van de door de wet aangegeven criteria. Havensteder mag niet meer direct de benodigde m3 gas doorbelasten. Binnen de eisen van de Warmtewet is nog een zekere keuzevrijheid. Dit document bevat het voorstel van Havensteder hoe zij concreet invulling wil geven aan de eisen van de Warmtewet.
II. Proces Opstellen voorstel Dit voorstel is opgesteld door de Werkgroep Warmtewet. Vanuit Havensteder heeft de Directeur Wonen gevraagd aan de Werkgroep Service- en stookkosten om het beleidsvoorstel Warmtewet voor te bereiden. De werkgroep Warmtewet is een subgroep uit de Werkgroep Stookkosten- en Servicekosten die deze opdracht uitvoert. In de werkgroep Warmtewet zijn zowel een huurdersvertegenwoordiging vanuit de werkgroep Stook- en Servicekosten als werknemers vanuit Havensteder vertegenwoordigt. Getracht is samen de Warmtewet te interpreteren en invulling te geven aan de vraagstukken. Het voorstel is uiteindelijk op papier gezet vanuit Havensteder. Instemmingsrecht en informatierecht Conform het participatiebeleid van Havensteder heeft de Stichting Huurdersalliantie De Brug instemmingsrecht bij een wijziging van het service- en stookkostenbeleid. De Warmtewet zorgt ervoor dat de stookkosten niet meer mogen worden beschouwd als servicekosten, maar dat de levering van warmte een aparte exploitatie wordt. Er zijn daardoor corporaties die vinden dat er geen instemmingsrecht geldt. Havensteder kiest ervoor om de overlegwet ruim te interpreteren, zodat de huurdersvertegenwoordiging de mogelijkheid krijgt om hun stem te laten horen. Wij zien hiervan meerwaarde voor het uiteindelijke voorstel. Het beleidsvoorstel wordt door de Directeur Wonen voorgelegd ter instemming aan de Stichting Huurdersalliantie De Brug. De bewonersvertegenwoordiging van huurders die in de complexen wonen waarop dit voorstel van toepassing is, hebben informatierecht. Zodra de Stichting Huurdersalliantie De Brug heeft ingestemd, informeert Havensteder de betreffende huurders. Dit proces is meer uitgebreid beschreven en onderbouwd in het document: Participatierechten Warmtewet opgesteld door Havensteder.
1
III. Inhoudelijk voorstel In dit onderdeel wordt voorgelegd hoe we de Warmtewet willen interpreteren. Hierbij is de filosofie ‘eerlijk, simpel en overzichtelijk’ leidend. Dit gebeurt aan de hand van vijf onderwerpen, namelijk: 1. Jaarlijkse tarieven 2. Jaarlijkse afrekening 3. Gemengde complexen / VvE’s 4. Storing 5. Individuele stadsverwarmingsaansluitingen
1. Jaarlijkse tarieven De Warmtewet verandert de manier waarop we de afrekening warmtekosten moeten vormgeven. Vanaf 1 januari 2014 dienen we af te rekenen op basis van een tarief per geleverde warmte (GJ), een tarief voor het gebruik van het transportnetwerk (vastrecht), een meettarief en administratiekosten. De ACM bepaalt jaarlijks de maximale tarieven die in rekening mogen worden gebracht. De Warmtewet is niet duidelijk over de manier waarop de tarieven bepaald dienen te worden. Hier mag zelf invulling aan gegeven worden. Deze paragraaf gaat in op de manier waarop Havensteder jaarlijks haar tarieven bepaalt. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1. Geen winst of verlies voor Havensteder 2. Transparantie in kosten en tarieven 3. Niet meer dan anders (NMDA) 1.1 Geen winst of verlies voor Havensteder De Warmtewet is in werking getreden om huurders die hun warmte krijgen via stadsverwarming of een collectieve ketel te beschermen tegen hoge tarieven. Hiervoor stelt de ACM (Autoriteit Consument en Markt) jaarlijks maximale tarieven vast. Havensteder kiest ervoor om niet bij voorbaat de maximale tarieven van de ACM te gebruiken als tarieven. Wel kiest Havensteder ervoor om de tarieven te baseren op de verwachte kostprijs. Havensteder beoogt geen winst of verlies op de exploitatie van warmte, maar een eerlijke manier van afrekenen. 1.2 Transparantie in kosten en tarieven Voorheen werden de kosten die Havensteder zelf maakte om warmte te leveren, doorberekend aan de huurders. De kosten voor onderhoud en aanschaf van de installatie werden niet in de stookkosten doorberekend maar in de huur. Aan de doorberekende kosten werd geen plafond gesteld. De Warmtewet brengt in voorgaande punten verandering. De Warmtewet wil daarnaast dat alle kosten die gemaakt worden ten behoeve van warmtelevering inzichtelijk worden. Bij de jaarafrekening dient een factuur gestuurd te worden met daarop een specificatie van de diverse in rekening gebrachte kosten. Samen met de huurdersvertegenwoordiging vanuit de werkgroep Stook- en servicekosten hebben we in kaart gebracht welke kostenposten we als Havensteder gaan gebruiken om jaarlijks de tarieven te bepalen. Deze staat vermeld in de bijlage “memo kostenstructuur warmte”. Daling in maximaal redelijke huurprijs De wetgever beoogt dat we de kosten voor de installatie niet meer via de huur in rekening brengen. Hiervoor heeft hij de woningwaarding van deze woningen verlaagd. Deze kosten mogen we na intreding van de Warmtewet via het vastrecht innen. De woningwaardering, en dus de maximale huurprijs, per woning is gedaald met 0,5 punt per verwarmd vertrek. Dit betekent voor Havensteder gemiddeld € 150,- minder huurinkomsten per woning per jaar na mutatie en/of na het behalen maximale huurprijs. Huurders die reeds woonachtig waren in het complex voor de inwerkingtreding van de Warmtewet op 1 januari 2014 – zittende huurders – merken geen verandering in hun huurprijs. Nieuwe huurders – huurders met een huurcontract na 1 januari 2014 – merken de verlaging van de woningwaarderingspunten wel door een
2
verlaging van de maximale huurprijs. Om zittende huurders niet te benadelen krijgen zij een aangepast vastrechttarief, waarin de kosten voor onderhoud en afschrijving niet zijn meegenomen. Schaalniveau tarieven De Warmtewet heeft ons naast verhuurder ook warmteleverancier gemaakt. Dit vraagt een andere benadering van de stookkosten. Waar voorheen de gemaakte kosten per complex werden doorberekend, vraagt de Warmtewet om tarieven op te stellen. Namelijk, een tarief voor warmte (GJ-tarief), een tarief om gebruik te mogen maken van het warmtenet (vastrecht-tarief) en een meettarief. Wij beschouwen dit als een fundamentele omslag in het afrekenen van de ‘stookkosten’. Gebruikers betalen voor het product (warmte en mogelijk warmtapwater in GJ) en voor de dienst (transport via vastrecht) en niet meer voor de daadwerkelijk gemaakte kosten voor die woning, zoals het aantal m3 gas in complexen met blokverwarming. Dit is in lijn met de Warmtewet en de manier waarop de energieleveranciers afrekenen, zoals Eneco en Nuon. Havensteder is van mening dat warmte (in GJ) en warm tapwater (in GJ) dezelfde prijs hebben voor iedere huurder, ongeacht waar deze woont. Het uitgangspunt hierbij is een gelijke behandeling van al onze huurders voor deze basisvoorziening. Havensteder wil 1 tarief voor warmte hanteren, dus eenzelfde tarief voor alle afnemers van warmte en warmtapwater. Dit tarief wordt opgebouwd uit het gewogen gemiddelde verbruikstarief van alle warmte afnemers. Qua vastrechttarief maken we onderscheid tussen stads- en blokverwarming met en zonder warmtapwater. Dit geeft 4 vastrechttarieven. Daarnaast is er per vastrechttarief een variant voor zittende huurders en nieuwe huurders, zoals besproken in alinea 1.2. Dit geeft in totaal 8 vastrechttarieven. In de bijgesloten memo “kostenstructuur warmte” is aangegeven hoe deze tarieven zijn opgebouwd. Opnieuw energie inkopen Momenteel hebben niet alle complexen dezelfde gastarieven, waardoor de verschillen in kosten per complex uiteenlopen. Het verschil in tarieven komt omdat er verschillende contracten zijn afgesloten door de fusieorganisaties in de tijd dat Havensteder nog niet bestond. Om uniformiteit en lage tarieven voor onze huurders te waarborgen gaat Havensteder nieuwe energiecontracten afsluiten voor alle complexen. De verwachting is dat de gastarieven hierdoor zullen dalen en daardoor dalen de tarieven die Havensteder gaat hanteren. De intentie is dat Havensteder één gastarief betaalt voor al haar complexen. Lage (administratie)kosten door het proces niet te ingewikkeld te maken De Warmtewet vraagt een omslag in onze administratie. De uitvoering van de Warmtewet willen we op een logische manier vormgeven, zodat Havensteder en de huurders daarvan profijt hebben. 1 tarief zorgt voor de laagste administratieve kosten. 1.3 Niet meer dan anders - principe De Warmtewet streeft ernaar om huurders die warmte ontvangen via stadsverwarming of een collectieve ketel gelijk te trekken met huurders die een individuele ketel hebben. Dit noemen ze het: niet meer dan anders principe (NMDA). In sommige Warmtewet-complexen krijgen bewoners die aan de zijkanten van het complex wonen korting op hun warmteverbruik. Deze korting wordt herverdeeld over de andere bewoners. Deze herverdeling van kosten heet ‘schilkorting’. Wij vinden dat schilkorting niet past binnen het principe ‘niet meer dan anders’. Degenen die warmte gebruiken, zijn degenen die de warmte betalen. Het afschaffen van schilkorting heeft echter tot gevolg dat sommige huurders een forse stijging krijgen in hun afrekening. Daarom is ervoor gekozen om schilkorting te laten bestaan.
2. Jaarlijkse afrekening Meten van verbruik in 2014 Om warmte te kunnen afrekenen, moeten we weten hoeveel GJ een complex heeft gebruikt en welk aandeel ieder huishouden daarin heeft. Het individuele verbruik in de woning wordt geregistreerd door de warmtekostenverdeelmeters t.b.v. warmte en/of door doorstroommeters t.b.v. warmtapwater. Dit is conform de huidige werkwijze. Om de totale hoeveelheid GJ per complex te weten, maken we in het overgangsboekjaar 2014 gebruik van de omrekenfactor, verstrekt door de ACM. Voor de 3 mogelijke situaties zijn de omrekenformules als volgt: 3
1. Ruimteverwarming*: 1 m3 gas = 90% / (1 + 5%) * 0,03517 = 0,030146 GJ warmte 2. Warm tapwater: 1 m3 gas = 65% / (1 + 10%) * 0,03517 = 0,020782 GJ warmte 3. Ruimteverwarming & warm tapwater: 1 m3=79%**0,030146 + 21%*0,020782= 0,028180 GJ warmte * De oorspronkelijke berekening van ACM – zoals aangegeven – gaat uit van een rendement van 90% om het aantal afgenomen GJ te berekenen. Niet alle collectieve ketels van Havensteder halen dat rendement. Daarom maken we onderscheid tussen HR-ketels en VR-ketels. Bij HR-ketels hanteren we de standaard 90% rendement en bij VR-ketels hanteren we 80% rendement om het aantal GJ te berekenen. **Bij ruimteverwarming én warm tapwater is het aandeel op totale verbruik nodig. In de maximumprijs wordt uitgegaan van 79% ruimteverwarming en 21% warm tapwater.
Meten van verbruik in 2015 In 2015 worden er GJ-meters geplaatst direct achter de ketel. Vanaf 1 januari 2015 tot het moment dat de GJmeter is geplaatst worden de m3 gas omgerekend naar GJ, door middel van de omrekenfactor van de ACM, conform de uitgangspunten van 2014. Na plaatsing van de GJ-meters worden de GJ’s gemeten. Samen vormen ze het totale verbruik aan GJ’s voor het betreffende warmtenet voor 2015. Bijvoorbeeld: de gigajoulemeter wordt op 27 januari geplaatst. Voor het plaatsen van de gigajoulemeter worden de gas meterstanden opgenomen. In de periode 1 januari tot en met 27 januari is 100 m3 gas verbruikt. Dit geeft middels de omrekenfactor van het ACM een X aantal GJ’s. Vanaf 27 januari tot en met 31 december 2015 is er 100 GJ gemeten. Het totale verbruik aan GJ’s in 2015 is dan 100 GJ + X. Dit totaal vormt de basis voor de afrekening over het jaar 2015. Moment van afrekening Het moment van afrekenen is momenteel niet voor alle afrekenclusters gelijk. Voor bijna alle afrekenclusters loopt het boekjaar volgens een kalenderjaar van 1 januari tot 31 december. Bij 11 afrekenclusters is dit niet het geval. Dit is erg onpraktisch onder de Warmtewet, omdat de ACM per heel jaar tarieven stelt. Bij een gebroken boekjaar is de eindafrekening daardoor omslachtiger. Onder de Warmtewet willen we het afrekenmoment van alle afrekenclusters gelijk trekken naar gehele boekjaren. Alle boekjaren lopen dan van 1 januari tot 31 december. Dit betekent dat we naar aanleiding van de Warmtewet naar 1 afrekenmoment gaan voor alle huurders per 1 januari 2014, gelijk aan het kalenderjaar. Om de boekjaren gelijk te trekken naar kalenderjaren zullen de huurders die tot nog toe per gebroken boekjaar werden afgerekend een afrekening krijgen tot en met 31 december 2013. Daarna krijgen zij net als voorheen afrekeningen per jaar. Servicekosten De afgenomen warmte in de algemene ruimten zal niet apart in rekening worden gebracht onder de servicekosten. De totale kosten van warmte worden verdeeld door middel van de per woning gemeten verbruiken. Havensteder gaat hiervoor de mogelijkheden onderzoeken.
3. Gemengde complexen/ VvE’s Havensteder heeft bezit in 22 gemengde complexen die onder de Warmtewet vallen. Voor deze complexen geldt dat de Vereniging van Eigenaren (VvE) eigenaar is van het warmtenet, dat zij de warmte levert en dat zij daardoor warmteleverancier is. De wetgever heeft recent onderkend in een brief aan de Tweede Kamer dat dit tot veel praktische problemen leidt en Minister Kamp komt in 2015 met een herziening van de Warmtewet op dit punt. Havensteder wacht deze herziening af en neemt tot die tijd geen stelling in t.a.v. haar rol in VvE’s. Wel eist zij van deze VvE’s dat zij het mogelijk maken om conform de Warmtewet af te rekenen.
4. Storing Storingsadministratie De Warmtewet verplicht Havensteder de storingen aan het warmtenet te registreren en te publiceren. Jaarlijks publiceren wij de mogelijke storingen die aan de warmtenetten zijn geweest via onze website. Storingsvergoeding Indien huurders met stadsverwarming of een collectieve ketel langer dan 4 uur geen warmte en/of warm tapwater hebben gehad, terwijl dit niet vooraf was aangekondigd dan hebben de betreffende huurders recht
4
op een storingsvergoeding. Deze vergoeding bedraagt € 35,- voor een storing van 4 tot 8 uur en € 20,- voor elk volgende blok van 4 uur. Alleen de huurders die levering krijgen van het betreffende warmtenet wat in storing was, hebben recht op deze vergoeding. De gebruiker moet een verzoek indienen binnen 60 dagen na de dag waarop de warmtelevering is hersteld. Per aansluiting wordt slechts één vergoeding uitgekeerd.
5. Geschillen Wettelijk kader De warmteleverancier dient ervoor te zorgen dat warmteafnemers bij een geschil tussen leverancier en afnemer gebruik kunnen maken van een onafhankelijke geschillencommissie. De huurcommissie is hiertoe niet toereikend. Er is geen bestaande geschillencommissie waarbij Havensteder zich kan aansluiten. Aanpak Havensteder: Er wordt momenteel een branche-geschillencommissie opgericht. Zodra deze branche-geschillencommissie bestaat, sluit Havensteder zich hierbij aan en kunnen warmteafnemers van Havensteder gebruik maken van die geschillencommissie. Warmteafnemers kunnen zelf kiezen of zij bij een geschil gebruik maken van de huurcommissie of de branche-geschillencommissie.
5