Beleidsregels uitvoering langdurigheidstoeslag gemeente Deventer Artikel 1: Grondslag •
Artikel 36 Wet werk en bijstand;
•
Door de raad vastgestelde Verordening langdurigheidstoeslag d.d. 24 februari 2010 notanummer 307597.
Artikel 2: Begripsbepalingen In deze beleidsregels wordt verstaan onder: a. rechthebbende: de persoon die voldoet aan de bepalingen en voorwaarden zoals omschreven in artikel 36 Wet werk en bijstand en de Verordening Langdurigheidstoeslag; b. langdurigheidstoeslag: een vorm van bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 36 van de Wet werk en bijstand; c.
het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer;
d. WWB: de Wet werk en bijstand; e. WIJ: de Wet investeren in jongeren; f.
referteperiode: de periode als omschreven in artikel 1 onder b van de Verordening Langdurigheidstoeslag;
g. peildatum: datum waarop de belanghebbende een aanvraag voor langdurigheidstoeslag indient bij de gemeente Deventer; h. de aanvrager: natuurlijke persoon die een aanvraag voor langdurigheidstoeslag doet; i.
toepasselijke bijstandsnorm: de netto-bijstandsnorm die geldt voor alleenstaanden, alleenstaande ouders of gehuwden inclusief alle kortingen en toeslagen, zoals bedoeld in artikel 5 onderdeel c WWB. De WAJONG-norm en ANW-norm worden gelijkgesteld met de bijstandsnorm, afhankelijk van de gezinssituatie.
j.
toepasselijke WIJ-norm: de netto norm op grond van de WIJ die geldt voor alleenstaanden, alleenstaande ouders of gehuwden inclusief alle kortingen en toeslagen, zoals bedoeld in hoofdstuk 4 van de WIJ (recht op inkomensvoorziening);
k.
WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;
l.
WSF 2000: Wet studiefinanciering 2000;
m. student: de persoon die op de peildatum of tijdens de referteperiode een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000. Artikel 3: Doelgroep Rechthebbenden vanaf 21 jaar tot 65 jaar, woonachtig in Deventer en met een inkomen van maximaal 100% van de voor hen toepasselijke bijstandsnorm of toepasselijke WIJ-norm en in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 7 WIJ juncto artikel 34 WWB. Beleidsregels uitvoering langdurigheidstoeslag
1
Artikel 4: Aanvraagprocedure a. De langdurigheidstoeslag wordt op aanvraag verleend. b. Indien door het college is vastgesteld dat het recht op langdurigheidstoeslag bestaat, wordt deze toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voorzover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende de aanvraag heeft ingediend.
Artikel 5: Toetsingscriteria a. Bij de aanvraag langdurigheidstoeslag gelden de volgende toetsingscriteria: o
De aanvrager moet op de peildatum rechtmatig in Nederland verblijven;
o
De aanvrager moet op de peildatum ingeschreven zijn in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) van de gemeente Deventer;
o
De aanvrager moet 21 jaar of ouder zijn maar jonger dan 65 jaar;
o
De aanvrager moet tijdens een ononderbroken periode van ten minste 60 maanden direct voorafgaand aan de aanvraag een inkomen hebben ontvangen dat niet hoger is dan de toepasselijke bijstandsnorm of toepasselijke WIJ-norm;
o
De aanvrager mag geen vermogen hebben dat hoger is dan het vrijgelaten bedrag van artikel 7 WIJ juncto artikel 34 lid 3 van de WWB;
o
De aanvrager mag geen zicht op inkomensverbetering hebben;
o
De aanvrager mag in de afgelopen 12 maanden – voorafgaande aan het moment van indienen van de aanvraag - niet eerder een langdurigheidstoeslag hebben ontvangen.
o
De aanvrager mag op de peildatum niet in detentie verblijven.
b. De gegevens die door de aanvrager bij de aanvraag zijn verstrekt, worden via het uitkeringssysteem van de gemeente Deventer en waar mogelijk met behulp van SUWI-net gecontroleerd. Alleen in situaties waarin deze instrumenten niet toereikend zijn, dient de aanvrager zelf relevante bewijsstukken te overleggen. c.
Om de gezinssituatie van de aanvragende partij vast te stellen, geldt de peildatum als bedoeld in artikel 2 sub f van deze beleidsregels.
Artikel 6: Vermogen en inkomsten a. Bij het in aanmerking te nemen vermogen wordt aangesloten bij hetgeen in artikel 7 WIJ juncto artikel 34 WWB is opgenomen. b. Bij de vermogenstoets ter vaststelling van het recht op langdurigheidstoeslag wordt geen rekening gehouden met het vermogen uit eigen woning. c.
Bij de in aanmerking te nemen inkomsten wordt aangesloten bij hetgeen in artikel 7 WIJ juncto artikel 31 WWB is opgenomen.
Beleidsregels uitvoering langdurigheidstoeslag
2
Artikel 7: Geen uitzicht op inkomensverbetering Om te bepalen of de belanghebbende geen uitzicht heeft op inkomensverbetering zal de aanvrager op het aanvraagformulier dienen aan te geven of te verwachten is dat zijn/haar inkomen zal verbeteren binnen 12 maanden vanaf de peildatum. Artikel 8: Uitsluiting doelgroep In beginsel behoren personen die op de peildatum of tijdens de referteperiode een opleiding volgen als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgen als genoemd in de WSF 2000 niet tot de doelgroep van belanghebbenden vanwege het hebben van uitzicht op inkomensverbetering, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregels te dienen doelen.
Artikel 9: Hardheidsclausule Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van een belanghebbende afwijken van de bepalingen van in deze beleidsregels indien toepassing naar hun oordeel leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 10: Citeertitel en inwerkingtreding Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als de ’Beleidsregels uitvoering langdurigheidstoeslag gemeente Deventer’ en treden in werking op de dag na publicatie en werken terug tot 1 januari 2010. De beleidsregels worden voor onbepaalde duur aangegaan.
Artikel 11: Slotbepaling Onverminderd het bovengestelde, wordt aangesloten bij de begripsbepalingen van de WWB en de WIJ.
Het college van burgemeester en wethouders, Aldus vastgesteld op […] 2010 te Deventer.
De burgemeester
De gemeentesecretaris
ir. A.P. Heidema
drs. A.L.C.S. Lantain
Beleidsregels uitvoering langdurigheidstoeslag
3
Toelichting beleidsregels uitvoering langdurigheidstoeslag gemeente Deventer Algemeen De
beleidsregels
uitvoering
langdurigheidstoeslag
zien
toe
op
aanvragen
voor
de
langdurigheidstoeslag die vanaf 2010 worden gedaan. De grondslag van de beleidsregels is de vinden in artikel 36 WWB en de Verordening Langdurigheidstoeslag. In de WIJ is geen specifiek artikel opgenomen dat toeziet op de langdurigheidstoeslag. De langdurigheidstoeslag behoort tot de middelen waarover een gezin of alleenstaande redelijkerwijs kan beschikken. Als bijvoorbeeld bijzondere bijstand voor een koelkast wordt aangevraagd, terwijl er recent langdurigheidstoeslag is toegekend, dan kan dit een reden zijn voor afwijzing van de aanvraag bijzondere bijstand vanwege tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.
Artikelsgewijs
Artikel 1 De grondslag van de beleidsregels uitvoering langdurigheidstoeslag is ten eerste verankerd in de wet, namelijk in het vernieuwde artikel 36 WWB. De Verordening Langdurigheidstoeslag is op 24 februari 2010 door de raad vastgesteld.
Artikel 2 In artikel 2 worden de definities van begrippen weergegeven die voor de uitvoering van de langdurigheidstoeslag van belang zijn. De langdurigheidstoeslag wordt voortaan gezien als een vorm van bijzondere bijstand en op grond van artikel 46 lid 2 WWB is de gehele langdurigheidstoeslag vrij van
beslag.
Er
is
onder
meer
een
onderscheid
gemaakt
tussen
een
aanvrager
van
langdurigheidstoeslag (recht op langdurigheidstoeslag is nog niet vastgesteld) en een rechthebbende (recht op langdurigheidstoeslag is wel vastgesteld). Een voorkomende gezinssituatie kan een samengesteld echtpaar zijn. Daarmee wordt bedoeld dat één van de partners ouder dan 65 jaar is en de andere partner jonger dan 65 jaar is. Wanneer dit het geval is, dan dient de aanvraag langdurigheidstoeslag afgewezen te worden vanwege het bereiken van de maximum leeftijd van één van de partners. Bij de afwijzing dient het echtpaar echter wel gewezen te worden op de Bijdrageregeling/Duurzame Gebruiksgoederenregeling. Uitgangspunt is dat de WAJONG-norm en de ANW-norm met de bijstandsnorm gelijkgesteld zijn. Een en ander is wel afhankelijk van de specifieke gezinssituatie.
Beleidsregels uitvoering langdurigheidstoeslag
4
Artikel 3 De minimumleeftijd voor het recht op langdurigheidstoeslag is op 21 jaar gesteld. Verder is bepalend de hoogte van het inkomen en niet zozeer de bron van dit inkomen. Dit betekent dat naast uitkeringsgerechtigden ook werkenden met een laag inkomen belanghebbende kunnen zijn. Ten aanzien van het vermogen wordt teruggegrepen op hetgeen in artikel 7 WIJ juncto artikel 34 WWB is bepaald. In artikel 34 WWB wordt aangegeven wat wel en wat niet onder het vermogen wordt verstaan. In Deventer wordt gekozen voor een inkomensgrens tot 100% van de toepasselijke bijstandsnorm of toepasselijke WIJ-norm. Voor het begrip ‘bijstandsnorm’ wordt teruggegrepen op artikel 5 sub c WWB. Hierin staat dat de bijstandsnorm de op de belanghebbende van toepassing zijnde norm is, vermeerderd of verminderd met een door het college vastgestelde verhoging of verlaging. De toepasselijke WIJ-norm(en) staan opgenomen in hoofdstuk 4 van de WIJ. Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm of toepasselijke WIJ-norm. Marginale overschrijdingen van deze 100%grens dienen genegeerd te worden (zie CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a.). Het gaat dan om afrondingsverschillen, waarbij een overschrijding van enkele euro’s mogelijk is. In Deventer kiezen we voor een overschrijding ten opzichte van de bijstandsnorm van max. € 10,- per maand.
Artikel 4 In dit artikel wordt uitgelegd dat de langdurigheidstoeslag moet worden aangevraagd. De grondslag hiervoor is terug de vinden in artikel 36 WWB. Zodra is vastgesteld dat de klant recht heeft op langdurigheidstoeslag, wordt de langdurigheidstoeslag toegekend vanaf de datum waarop dit recht is ontstaan. Dit is de datum waarop de aanvraag is ingediend. Hiervoor wordt aangesloten bij hetgeen is opgenomen in artikel 44 lid 1 WWB en artikel 24 lid 2 WIJ. Een voorbeeld: Een klant dient op 15 juni 2010 een aanvraag langdurigheidstoeslag in. Als geoordeeld wordt dat de klant recht heeft op langdurigheidstoeslag, wordt deze toegekend vanaf de dag dat het recht is ontstaan. Dit is volgens artikel 44 lid 1 WWB en artikel 24 lid 2 WIJ het moment waarop de aanvraag is ingediend, zijnde 15 juni 2010. Daarbij is het niet mogelijk om de langdurigheidstoeslag tegen eerdere datum (dan 15 juni 2010) toe te kennen.
In de beleidsregels uitvoering langdurigheidstoeslag 2009 is vastgelegd dat aanvragen niet met terugwerkende kracht konden worden aangevraagd. Dit principe blijft in en na 2010 gehandhaafd, tenzij:
Uitzondering 1: wel terugwerkende kracht mogelijk bij aanvragen die onder oud recht vallen Er geldt echter een uitzondering op grond van de wet (oud artikel 36 WWB) voor aanvragen die toezien op de periode vóór 2009. Op grond van oud artikel 36 WWB was het namelijk wel mogelijk om langdurigheidstoeslag met terugwerkende kracht aan te vragen. Beleidsregels uitvoering langdurigheidstoeslag
5
Een voorbeeld: Een klant dient op 15 juni 2010 een aanvraag langdurigheidstoeslag voor het jaar 2008 in. Op grond van het in 2008 geldende recht zal worden beoordeeld of de klant recht heeft op langdurigheidstoeslag. Kortom, daar waar personen een aanvraag langdurigheidstoeslag indienen en zich beroepen op de regels die vóór 1 januari 2009 golden, dient het college deze in behandeling te nemen volgens het oude recht. Voor aanvragen die betrekking hebben op de periode vóór 1 januari 2009, dienen – naast het oude artikel 36 WWB - ook de oude beleidsregels toegepast te worden. Deze beleidsregels zijn terug te vinden in het handboek Schulinck en de op de site www.rechtopbijzonderebijstand.nl.
Uitzondering 2: wel terugwerkende kracht mogelijk als zicht op inkomensverbetering is uitgebleven Er geldt een uitzondering als blijkt dat het zicht op inkomensverbetering bij de aanvrager is uitgebleven. Dit is vanaf 2010 mogelijk, omdat het criterium ‘zicht op inkomensverbetering’ pas in 2009 is ingevoerd. Een voorbeeld: In 2009 heeft iemand langdurigheidstoeslag aangevraagd en deze aanvraag is afgewezen omdat deze persoon zicht op inkomensverbetering had. Als deze persoon in 2010 opnieuw langdurigheidstoeslag komt aanvragen en hij kan (daarmee) aantonen dat hij in 2009 geen inkomensverbetering heeft genoten, dan zal ook met terugwerkende kracht de langdurigheidstoeslag over 2009 toegekend moeten worden.
Artikel 5 Teneinde de aanvraag toe te kennen dan wel af te wijzen, is het noodzakelijk dat een aantal toetsingscriteria gehanteerd wordt. In onderhavig artikel wordt aangegeven wat de toetsingscriteria zijn. Eén van de criteria is dat men gedurende een ononderbroken periode van 60 maanden op een laag inkomen moet hebben gezeten. Hiervoor is aangesloten bij het oude beleid omtrent de langdurigheidstoeslag. Indien we zouden bepalen dat de referteperiode onderbroken mag zijn met bijv. 1 tot 6 maanden, dan zou dit een lastig te toetsen zaak zijn. Als bijvoorbeeld iemand voor langere tijd in het buitenland is verbleven, dan is niet (goed) toetsbaar óf er inkomsten zijn gegenereerd en zo ja wat het inkomen in deze periode is geweest. Ten aanzien van de leeftijdsgrens van 21 jaar wordt het volgende opgemerkt: Als voor 21-jarigen en 22-jarigen de referteperiode van 60 maanden wordt gehanteerd, moet gekeken worden of deze personen in de afgelopen vijf jaar van een laag inkomen moesten rondkomen. Daarbij moet dus ook gekeken worden hoe dit inkomen was toen deze personen 16 of 17 jaar oud waren. Voor deze leeftijdsgroep moet forfaitair aangenomen worden dat zij op 16- en/of 17-jarige leeftijd een laag inkomen hadden, tenzij blijkt dat dit niet het geval was.
Beleidsregels uitvoering langdurigheidstoeslag
6
Artikel 6 Iemand die op de peildatum of tijdens de referteperiode over een vermogen beschikt dat hoger is dan het vrij te laten vermogen van artikel 7 WIJ juncto artikel 34 WWB, heeft geen recht op langdurigheidstoeslag. De omvang van het vermogen dient op dezelfde wijze te worden bepaald als bij de verlening van bijstand of van een inkomensvoorziening op grond van de WIJ. De eigen woning kan geen reden zijn om de langdurigheidstoeslag niet te gelde te maken. Bovendien is hiermee vaak al bij de bijstandsverlening/verlening van de inkomensvoorziening rekening meegehouden. Niet tot het inkomen behoren gemeentelijke premies (bijv. uitstroompremie in het kader van de reintegratieverordening) en inkomstenvrijlatingen vanuit gemeentelijke projecten (bijv. experiment alleenstaande ouders). Ten aanzien van de inkomsten wordt aangesloten bij hetgeen in artikel 7 juncto artikel 31 WWB is opgenomen. Hierin wordt onder meer aangeven wat niet tot de middelen van de belanghebbende wordt gerekend.
Artikel 7 De langdurigheidstoeslag is bedoeld voor belanghebbenden die een langdurig laag inkomen hebben en die geen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Op grond van artikel 8 lid 2, onderdeel b WWB bepaalt de gemeenteraad bij verordening wat wordt verstaan onder de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’ en wat de hoogte van de langdurigheidstoeslag is. Dit geldt niet voor het criterium ‘geen uitzicht op inkomensverbetering’. Er is gekozen om de nadere invulling van het begrip neer te leggen in onderhavige beleidsregels. Op het aanvraagformulier dient de aanvrager aan te geven of het inkomen binnen 12 maanden vanaf de peildatum zal verbeteren. Inkomensverbetering kan onder meer plaatsvinden doordat: a. Een wijziging in het inkomen plaatsvindt doordat men bijvoorbeeld een (nieuwe) baan al dan niet als zelfstandige accepteert, dan wel meer uren gaat werken; b. Een wijziging in de gezinssituatie plaatsvindt doordat men bijvoorbeeld een meervoudige huishouding gaat voeren (bestaande uit meerdere personen en meerdere inkomens) of gaat huwen; c.
Een wijziging in het vermogen plaatsvindt zodat men boven de vermogensgrens van artikel 7 juncto artikel 34 WWB uitkomt, doordat men bijvoorbeeld een erfenis ontvangt of de loterij wint.
Gevraagd wordt of men verwacht dat het inkomen binnen 12 maanden vanaf de peildatum zal verbeteren. De reden om voor 12 maanden te kiezen, hangt samen met de termijn (van 12 maanden) waarop men een nieuwe aanvraag langdurigheidstoeslag kan indienen. In praktijk zal het begrip ‘geen uitzicht hebben op inkomensverbetering’ niet uitgebreid getoetst worden. Dit heeft ermee te maken dat het voor het college het lastig is om in te schatten of iemand wel/niet een verbetering van het inkomen tegemoet kan zien. Het feit dat iemand al vijf jaar lang van een laag inkomen moet rondkomen, is voor het college een indicatie dat er geen inkomensverbetering zal plaatsvinden. Beleidsregels uitvoering langdurigheidstoeslag
7
De personen die in strijd met de waarheid op het aanvraagformulier aangeven dat zij geen inkomensverbetering verwachten, lopen het risico dat de langdurigheidstoeslag door de gemeente wordt teruggevorderd. Daarbij kan het best zo zijn dat iemand op het moment van indienen van de aanvraag geen uitzicht op inkomensverbetering had, maar dit in de loop van het jaar wel kreeg door bijvoorbeeld een beter betaalde baan te accepteren. Als een persoon een jaar later een nieuwe aanvraag langdurigheidstoeslag indient en zijn inkomen ligt hoger dan de 100% toepasselijke bijstandsnorm of WIJ-norm, zal hij op die grond niet meer in aanmerking komen voor langdurigheidstoeslag. Een bijzondere omstandigheid doet zich voor als een aanvraag wordt afgewezen doordat er zicht op inkomensverbetering bestaat, maar een jaar later blijkt dat deze inkomensverbetering niet heeft plaatsgevonden. In dat geval kan de aanvrager met terugwerkende kracht de langdurigheidstoeslag over het voorgaande jaar aanvragen naast de aanvraag langdurigheidstoeslag voor het huidige jaar. Artikel 8 De wetgever heeft door het begrip 'geen uitzicht op inkomensverbetering' in artikel 36 lid 1 WWB neer te leggen willen waarborgen dat bepaalde groepen, zoals studenten, niet in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag (zie TK 2008-2009, 31 441, nr. 12). Het uitgangspunt bij het vaststellen of een belanghebbende uitzicht heeft op inkomensvooruitzicht is dan ook of hij als student kan worden aangemerkt. Is dit het geval dan bestaat er in beginsel uitzicht op inkomensverbetering. Het college dient echter bij de beoordeling of een student in een concreet geval al dan niet recht heeft op langdurigheidstoeslag te onderzoeken of er in het individuele geval ten gunste van belanghebbende dient te worden afgeweken van het gemeentelijk beleid (artikel 4:84 Awb).
Artikel 9 Onderhavige beleidsregels geven nadere invulling aan de uitoefening door het college van de bevoegdheden zoals die zijn neergelegd in de Verordening Langdurigheidstoeslag. Het gaat hier volgens de definitie van artikel 1:3 lid 4 Awb om regels omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van de bevoegdheden van en door het college. De bevoegdheid tot vaststelling van deze beleidsregels ontleent het college aan artikel 4:81 lid 1 Awb.
Artikel 10 De beleidsregels treden – net als de Verordening Langdurigheidstoeslag – in werking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010 en worden voor onbepaalde duur aangegaan.
Artikel 11 Dit artikel behoeft geen toelichting.
Beleidsregels uitvoering langdurigheidstoeslag
8